10 december 2013
nummer 8
Nog lang en gelukkig Hoe doe je dat?
Ouderen zijn anders
en de dokter past zich aan
De senior van straks
staat zelf aan het roer
SPECIA AL VOOR OUDERE LE ZER S
foto Marc de Haan
HANDWERK
Geel Hoe ingewikkeld de hersenen ook zijn: of ze goed functioneren, is soms heel eenvoudig te bepalen. De zogenoemde Stroop-test meet het concentratievermogen. Hij wordt veel toegepast bij dementerende patiënten en voor wetenschappelijk onderzoek. Degene die de test uitvoert, krijgt achtereenvolgens drie kaarten te zien die hij moet oplezen. Op de eerste staan de namen van kleuren, gedrukt in zwarte inkt. Op de tweede kaart, hierboven op
de foto, staan rechthoekjes van verschillende kleuren. De derde kaart is het lastigst: daar staan wederom de namen van kleuren, maar nu gedrukt in inkt van een ándere kleur. De bedoeling is om de kleur van de inkt te benoemen - terwijl de neiging groot is om het woord voor te lezen. Hoe beter je je kunt concentreren, hoe beter het lukt om die neiging te onderdrukken. Niet kleurenblind zijn helpt natuurlijk ook.
10 december 2013 | nummer 8
In Leiden staat het LUMC naast het station. In een gesprek zei een hoogbejaarde treinreiziger ooit tegen me: “Ik ga altijd met de trein naar de dokter. Zo wordt het LUMC geen eindstation. Ik koop gewoon een retourtje.” Toen hij het kaartje daarna even niet kon vinden zei hij tegen de conducteur, die het vriendelijk erbij wilde laten zitten : “Wacht maar even. Ik sta erop om gecontroleerd te worden. ” Artsen doen in het LUMC hun uiterste best om de ouderenzorg vorm te geven. Ouderen staan in Leiden Centraal. Er gebeurt heel veel onderzoek naar veroudering, we hebben daarvoor zelfs een profileringsgebied opgericht. Intensief contact tussen tal van
Inhoud
specialisten en huisartsen moet duidelijk maken hoe we de zorg voor ouderen kunnen verbeteren. Hoe we met nieuwe therapieën het leven kunnen verlengen, wat er zo speciaal is aan de behandeling en het medicijngebruik van ouderen en welke behandeling het meest verstandig is voor kwetsbare ouderen. We bieden speciale onderwijsprogramma’s voor jonge artsen, en middelbare scholieren leren bij ons van de dokter hoe ze hun opa’s en oma’s kunnen bestuderen. Ik werk al meer dan vijfentwintig jaar in het verouderingsonderzoek. Het grootste deel van mijn tijd staar ik naar de genen en moleculen in uw bloed. De eerste ouderen die ik zelf mocht bezoeken waren eeneiige tweelingen van achtennegentig jaar met stoere verhalen over de eerste stofzuiger in Nederland, bij hen thuis. En over een reis naar de wereldtentoonstelling in Parijs.
Ik heb een voorliefde voor Louis Couperus, maar ik merkte dat de melancholie in ‘Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan’ bij de huidige generatie ouderen ver te zoeken is. Men haalt eruit wat erin zit. Dat proberen wij te stimuleren bij het LUMC. Voor zowel de zieke als de nog gezonde oudere. Vandaar deze Cicero Senior, speciaal voor én over ouderen. We zijn het allemaal eens: we moeten zo lang mogelijk uit het ziekenhuis blijven. Dat begint bij gezonde voeding en bewegen. Als je het verantwoord doet, kun je daarmee op elke leeftijd beginnen - indien nodig onder begeleiding, zelfs via internet. We zien in de bloedspiegels van tal van moleculen dat het werkt, ook al ben je zestig. Spring op tijd op die laatste trein voor leefstijlverbetering. Stel je gezondheid Centraal in Leiden.
VA N D E R E D A C T I E
Ouderen in Leiden Centraal
Prof. Eline Slagboom, gasthoofdredacteur
En verder onder andere: 14 De oude re van de toekomst
en 31 Nog lan.gHoe gelukkig at? doe je d
34 Ouderen zijn anders. de dokter paEn s zich aan t
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
4 Ouderen in de watten 6 Oud, ouder, oudst 8 Veroudering op celniveau 12 Arts & patiënt: samen kiezen bij prostaatkanker 17 Liefde en lust 19 Hoe zit dat: gehoorverlies en osteoporose 20 Ouderenzorg in de regio 24 Hersenen op leeftijd 27 Toen en Nu: Jon van Rood 28 Grijze haren, maar jong van geest 29 De Kennismaking: Hartinfarct 36 Als het levenseinde nadert 39 Puzzelen met pillen 40 Gepensioneerd maar niet gestopt 42 Jonge mensen over ouderen Puzzel en w 44 Soms is niets doen beter in! G a naar pagin a 47
3
Ouderen in de
watten
Zo fit mogelijk het ziekenhuis uit Goede zorg voor ouderen is een van de speerpunten van het LUMC. Kort geleden kreeg het ziekenhuis het Keurmerk Seniorvriendelijk Ziekenhuis. ‘Ouderen hebben we hier hoog in het vaandel’, zegt prof. Gerard Jan Blauw, internist ouderengeneeskunde. ‘Een kwart tot de helft van de patiënten boven de 70 jaar die in een ziekenhuis wordt opgenomen, heeft daarna blijvend functieverlies. Dat willen wij voorkomen.’ door Aliëtte Jonkers foto Marc de Haan
O
m het Keurmerk Seniorvriendelijke Zorg te verdienen, moet een ziekenhuis aan vijftien criteria voldoen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om toegankelijkheid en bereikbaarheid, speciale aandacht voor kwetsbare ouderen, aandacht voor medicatie, het voorkomen van heropname en het vergroten van kennis en kunde op het gebied van de zorg voor oudere patiënten. Ook de ‘seniorvriendelijkheid’ van het gebouw zelf wordt getest. Het LUMC werd door ‘mystery patients’ bezocht en goedgekeurd, al waren er nog wel enkele verbeterpuntjes: zo is de bewegwijzering met cijfers en letters soms verwarrend. Ook kunnen ouderen niet overdekt uitstappen bij de hoofdingang. Met deze aanbevelingen gaat het ziekenhuis aan de slag.
Rust roest De toewijzing van het keurmerk is de kroon op het werk van de afdeling Ouderengeneeskunde. Die spant zich al jaren in om de soms complexe zorg voor ouderen naar een nog hoger niveau te tillen. Alhoewel patiënten boven de 70 jaar niet de grootste groep klinische patiënten zijn in het LUMC, is het wel een kwetsbare groep. Van deze groep patiënten is bekend dat zij na een opname te maken krijgen met onherstelbaar functieverlies. Dat heeft deels te
4
maken met bedrust. Vijf dagen in bed liggen komt overeen met vijf jaar spierveroudering. Het spreekwoord ‘rust roest’ bevat dus veel waarheid: hoe langer je ligt, hoe slechter het is voor het lichaam. Tien dagen bedrust heeft bij kwetsbare ouderen zelfs hetzelfde effect als vijftien jaar spierveroudering. Reden voor de organisaties achter het Keurmerk Seniorvriendelijk ziekenhuis - de Unie KBO, het Nationaal Ouderenfonds, de Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden en het Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten - om ziekenhuizen aan te sporen om zich beter op senioren in te richten.
Speciale zorg Daar werkt het LUMC continu aan, vertelt Gerard Jan Blauw. “Dat betekent bijvoorbeeld dat een seniorvriendelijk ziekenhuis oudere patiënten stimuleert om zo snel mogelijk weer in beweging te komen. Ook brengen we bij elk opnamegesprek in kaart welke patiënten boven de 70 jaar als ‘kwetsbare oudere’ aangemerkt kunnen worden.” Bij hen komt binnen 24 uur een verpleegkundige van de Consultatieve Dienst Ouderen op bezoek. “Die kijkt niet zozeer naar de medische problematiek waarvoor de patiënt is opgenomen: dat is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts. De
consultatieve dienst ouderen bekijkt of de zorg rondom de kwetsbare oudere goed geregeld is, ook ná de opname, bijvoorbeeld met behulp van de thuiszorg. Dat geldt voor alle afdelingen. We vinden het belangrijk dat de speciale aandacht voor de oudere patiënt ziekenhuisbreed in de zorg is verankerd.”
Zelfredzaamheid behouden En dat gebeurt op verschillende manieren, vertelt Irma van Everdinck. Zij is programmadirecteur van het HerstelZorg-
Tien dagen bedrust heeft bij kwetsbare ouderen hetzelfde effect als vijftien jaar spierveroudering programma van het Nationaal Programma Ouderen. Ook dat project is erop gericht om de fysieke en geestelijke achteruitgang van ouderen tijdens een opname zoveel mogelijk te beperken, zodat de zelfredzaamheid van de oudere patiënt zo goed mogelijk behouden blijft. “Dat doen we vooral door
10 december 2013 | nummer 8
‘Problemen kunnen in heel kleine dingen zitten - niet bij het nachtkastje kunnen om de pillen te pakken bijvoorbeeld’
de zorg van begin tot eind goed op elkaar te laten aansluiten”, legt ze uit. “Naast de oprichting van de Consultatieve Dienst Ouderen hebben we dit jaar een aantal ‘aandachtsvelders’ benoemd. Dat zijn verpleegkundigen die op hun afdeling de problemen die ouderen in het ziekenhuis ervaren extra onder de aandacht brengen bij hun collega’s.” Die problemen kunnen in heel kleine dingen zitten. Niet bij het nachtkastje kunnen om de pillen te pakken bijvoorbeeld, zodat ze daar blijven liggen. “Sommige ouderen vergeten hun medicatie in te nemen”, vervolgt Van Everdinck. “Daar moeten we extra op letten. Iets anders is het herkennen van een delier, acute verwardheid. Ernstige onrust herkennen verpleegkundigen vaak wel, maar bij een zogenoemd ‘stil delier’ is er vaak sprake van apathie en verlies van initiatief. Bij een teruggetrokken oudere patiënt die wat minder alert is, denken veel zorgverleners niet direct aan een delier.” Toch maakt een kwart van de patiënten ouder dan 65 jaar een delier door tijdens een opname in het ziekenhuis. “Daarom is kennis over de oudere patiënt zo belangrijk: een delier is een van de grootste ‘triggers’ voor functieverlies”, weet Van Everdinck. “En zo zijn er nog meer zaken die bij kwetsbare ouderen extra aandacht verdienen, zoals ondervoeding en vallen.”
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
Veelbelovend De extra aandacht voor ouderen lijkt zich al uit te betalen in gezondheidswinst, zo leert het HerstelZorgProgramma. De eerste resultaten zijn inderdaad veelbelovend, meldt Gerard Jan Blauw. “Het is nog te vroeg om harde uitspraken te doen, maar het lijkt erop dat ouderen fitter uit het ziekenhuis komen dankzij onze inspanningen. Daarnaast zijn de oudere patiënten zeer tevreden over de behandeling en bejegening in het ziekenhuis, want ook dat hebben we onderzocht. Een belangrijke uitkomst, want dat is wat we willen: goede zorg leveren aan onze patiënten.”
Tips voor ouderen Goed nieuws: niet alleen het ziekenhuis kan functieverlies bij kwetsbare patiënten helpen terugdringen. Ook zelf kunnen ouderen en hun naasten voorbereidingen treffen om beter te herstellen van een ziekenhuisopname, vertelt Irma van Everdinck. Haar tips: “Draag overdag tijdens de opname in het ziekenhuis uw eigen kleding, bril en gehoorapparaat, dus geen pyjama. Neem vertrouwde spullen mee zoals foto’s, de wekker en kalender. Volg zoveel mogelijk het dagritme van thuis en meld het als u zich minder helder in het hoofd voelt of nare dromen hebt. Draag stevige schoenen met een stroef profiel, maak als uw arts het goed vindt regelmatig een kleine wandeling, eet en drink voldoende en vraag bij ontslag naar een medicatieoverzicht en leefregels. In een seniorvriendelijk ziekenhuis zal de oudere patiënt die informatie op papier meekrijgen, om alles thuis nog eens rustig door te lezen. Heel belangrijk!”
5
Aanleg voor langlevendheid bestaat
Oud, ouder, oudst
De tweelingzusters Nelly en Willy Nowee, op deze foto 100 jaar oud, met prof. Eline Slagboom en prof. Rudi Westendorp
door Diana de Veld foto Emi Barendse
E
r bestaan families waarin het merendeelde negentig weet te halen. Wat is hun geheim? LUMC’ers doen er uitgebreid onderzoek naar binnen de Leiden Lang Leven Studie. Meedoen mag alleen als minstens twee broers of zussen uit één gezin de negentig gepasseerd zijn - want dan is de kans vrij hoog dat die familie echt over een gunstige biologische uitrusting beschikt. De onderzoekers nemen deze hoogbejaarden én hun met langlevendheid ‘belaste’ kinderen nauwkeurig onder de loep. Welke genen zijn dan zo gunstig? Waarin onder-
6
scheidt hun lichaam zich van dat van gewone stervelingen?
Minder diabetes 2 Dat mensen uit een langlevend nest echt anders zijn, daar is prof. Eline Slagboom (Moleculaire Epidemiologie) inmiddels wel van overtuigd. “Ik heb heel veel van zulke mensen ontmoet en je merkt het aan alles”, zegt ze. “Al vanaf middelbare leeftijd verouderen deze families langzamer dan anderen.” De kinderen van de broers en zussen zijn zelf inmiddels rond de 65 jaar.
“Vergeleken met hun partners, de ‘controlegroep’, hebben zij minder hart- en vaatziekten en een lagere bloeddruk. De ‘langlevenden’ laten gunstiger vet- en suikerwaarden zien, ook al verschillen ze niet van hun partners qua roken, drinken, beweging en gewicht. Ze lijden minder aan artrose in de handen en ze hebben minder schildklierhormoon in hun bloed”, vervolgt Slagboom. Hormonaal functioneren ze dus ook beter. Ze worden bijvoorbeeld niet snel ongevoelig voor insuline en krijgen daarom minder snel
10 december 2013 | nummer 8
Vetbolletjes In het genetisch onderzoek naar langlevendheid is Slagboom vooral gestuit op genen die bloeddruk reguleren, genen betrokken bij de schildklierfunctie en genen die de reactie van het lichaam op voedingsstoffen bepalen. “We zoomen steeds dieper in op de verschillen tussen de kinderen van langlevenden en hun echtgenoten. Ik kijk nu vooral naar het signaalmolecuul mTOR.
Leden van langlevende families lijken minder gevoelig voor stress
De genen in het mTOR-systeem staan lager afgesteld bij de familieleden, en minder mTOR-expressie in het bloed houdt verband met een lagere kans op kanker en suikerziekte. Maar mTor heeft ook invloed op spieropbouw: in de spieren moet het mTORniveau weer niet te laag zijn. Op latere leeftijd bouw je met sporten minder spieren op. Werkt dat bij langlevenden misschien anders?” Wat Van Heemst al zag in de Leiden Lang Leven Studie, is dat de partners van de tweede generatie veel meer vetbolletjes in hun spieren hebben dan de familieleden. “Dat lijkt ook weer te maken te hebben met die gevoeligheid voor insuline”, merkt Slagboom op.
voorzichtige schatting wil maken, kan het beste naar zijn familiaire achtergrond kijken. Hoe oud werden familieleden van vaders- en moederskant? Dat geeft een aardige indicatie. “Kijk dan niet alleen naar je ouders en grootouders, maar ook naar hun broers en zussen”, tipt Slagboom. Want hoe meer data je meeneemt, hoe minder kans dat een enkele uitschieter het beeld vertekent. Uit onderzoek onder Scandinavische tweelingen is gebleken dat in de bevolking
Recordhoudsters Met haar 111 jaar is Egbertje Leutscher-de Vries de oudste Nederlander. Op het moment van schrijven althans, want zulke leeftijdrecordhouders volgen elkaar natuurlijk in rap tempo op. Aan de andere kant: als ‘onze’ Egbertje hetzelfde ijzeren gestel heeft als Jeanne-Louise Calment, dan zal ze haar titel nog tien jaar langer kunnen verdedigen. Jeanne-Louise Calment (1875-1997) staat gedocumenteerd als de langst levende mens ooit. Haar 122 levensjaren bracht ze door in Arles, Frankrijk. Waarom juist Jeanne zo oud werd? Waarschijnlijk vooral door haar ‘goede genen’. Haar vader werd bijna 93, haar moeder 86 en haar oudere broer haalde de 97 jaar - zeker voor die tijd hoge leeftijden. Zelf dacht Jeanne haar lange levensduur te danken te hebben aan een kilo chocolade per week, glaasjes rode port en veel olijfolie. Ze rookte vanaf haar twintiger jaren elke dag enkele sigaretten.
Leefstijl telt Hoe oud iemand wordt, is natuurlijk nooit te voorspellen - ziekten en ander onheil kunnen eenieder treffen, en individuele kansen zijn iets heel anders dan groepsgemiddelden. Maar wie zelf toch een
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
erfelijke factoren voor 30 procent bepalen hoe oud je wordt. Dat biedt hoop voor mensen wier voorouders niet zo oud werden: die overige 70 procent kun je met een gezonde leefstijl positief invullen. “Maar juist in families die heel lang leven, is de erfelijke component veel groter”, voegt Slagboom daaraan toe. Dus hebben je voorouders Methusalem als middle name, dan mag je daar juist lekker veel belang aan hechten.
Met deze gewoonte stopte ze pas een paar jaar voor haar dood - niet om gezondheidsredenen, maar omdat ze haar aansteker niet goed meer kon zien. Met haar gezondheid was Jeanne niet fanatiek bezig, maar ze bleef wel heel lang in goede conditie. Zo begon ze op haar 85ste nog met schermen en fietste ze tot ze 100 was. Pas toen ze bijna 110 was verruilde ze haar eigen woning voor een verzorgingshuis. Ook haar humor bleef lang intact - en een tikje ordinair. “Ik heb maar één rimpel”, grapte ze bijvoorbeeld, “en daar zit ik op.” Wat verder opviel was haar ontspannen persoonlijkheid. Ze leek onvatbaar voor stress, zei haar biograaf. Haar goede genen zijn helaas niet bewaard gebleven: met Jeannes dood in 1997 stopte haar familielijn. Haar enige dochter en enige kleinzoon waren al tientallen jaren eerder overleden, aan respectievelijk een longontsteking en een auto-ongeluk.
foto Gerrit Boer
last van diabetes type 2. Dr. Diana van Heemst verdiept zich vooral in de rol van die hormonen. “Het lijkt erop dat leden van langlevende families minder gevoelig zijn voor stress”, vertelt ze. “We doen daarom nu bij de tweede generatie onderzoek naar de aanmaak van het stresshormoon cortisol.” De proefpersonen en hun partners moeten daarvoor zogenaamd een presentatie geven aan een heel strenge jury. Alles is nep, maar mensen raken daar enorm gespannen van. “We gaan vervolgens met wattenstaafjes wat speeksel afnemen om het cortisolniveau te meten, en de proefpersonen gaan de MRI-scanner in om te zien hoe hun hersenen reageren.”
Egbertje Leutscher-de Vries
Jeanne-Louise Calment
7
Veroudering op celniveau
Wie oud wordt kan te maken krijgen met botontkalking, spierverlies, gewrichtsproblemen, slechter horen en zien, pigmentverlies, vergeetachtigheid… Allemaal het gevolg van de achteruitgang van de triljarden cellen waaruit ons lichaam is opgebouwd. Voor een groot deel ontstaat die achteruitgang door geleidelijke veranderingen van het DNA in onze cellen. Door in muizen aan bepaalde genen te sleutelen hopen onder zoekers van de afdeling Toxicogenetica beter vat te krijgen op veroudering. tekst en tekening door Jan Hein van Dierendonck
8
10 december 2013 | nummer 8
C
ellen gaan op den duur allerlei ‘ouderdomsverschijnselen’ vertonen. Onlangs hebben onderzoekers negen kenmerken van celveroudering opgesomd. Er zijn kenmerken die te maken hebben met de energiehuishouding, met communicatie binnen en tussen cellen, en een heel belangrijk kenmerk is dat DNA-moleculen steeds meer beschadigd raken. Dat DNA is een soort kookboek waarvan bij elke celdeling een kopie moet worden gemaakt. Stel nu dat tijdens dat kopiëren het woord ‘ei’ verandert in ‘ui’, dan pakt het recept door dat foutje totaal verkeerd uit. Maar er kan bijvoorbeeld ook schade zijn aan het te kopiëren papier, waardoor de tekst blijft steken in het kopieerapparaat en als het DNA niet kan verdubbelen zal de cel zich niet meer in tweeën splitsen, niet langer delen.
Niet meer delen Een ander verschijnsel dat de cel-leeftijd verraadt zien onderzoekers aan de uiteinden van de DNA-moleculen, de telomeren. Prof. Leon Mullenders (Toxicogenetica) legt het uit: “Bij het kopiëren van het DNA-boek wordt het laatste stukje tekst niet geheel meegenomen. De DNAmoleculen worden dus na elke verdubbeling een tikkeltje korter. Dat werkt als een soort klok, want na zo’n vijftig celdelingen zijn die DNA-moleculen dermate veel korter geworden dat de cel niet meer kan delen.” Maar dat DNA-uiteinde is óók een soort sensor voor DNA-schade. “Net als de gekooide kanaries die mijnwerkers vroeger meenamen om voor koolmonoxide te waarschuwen. Is de schade aan het DNA-uiteinde te groot, dan stopt zo’n cel met delen. De cel kan dan proberen de schade te herstellen, maar dat lukt nooit helemaal.”
DNA-foutjes Dat veroudering te maken moet hebben met DNA-schade, blijkt onder andere uit erfelijke ziekten waarbij foutjes zitten in dát DNA-gedeelte dat nu juist het recept bevat voor het herstellen van foutjes. Mensen die hun DNA niet goed kunnen repareren gaan van alles mankeren. Bijvoorbeeld kanker, maar ook verlies aan zenuwcellen. Er bestaan ook zeer tragische,
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
maar gelukkig uiterst zeldzame ziekten waarbij kinderen door dergelijke DNAfoutjes buitengewoon snel verouderen. Zo verouderen bij kinderen met het syndroom van Cockayne zienderogen de zenuwen, botten en spieren (dus ook het hart). “De Rotterdamse onderzoeksgroep van ouderdomsprofessor Jan Hoeijmakers, met wie we al heel lang samenwerken, is er in geslaagd enkele van die ziektes na te bootsen in laboratoriummuizen”, vertelt dr. Niels de Wind. “Die muizen hebben dezelfde DNA-foutjes als die kinderen. De foutjes zorgen ervoor dat recepten niet of verkeerd worden gelezen. Onlangs hebben we nu zelf een muis gemaakt waarbij zo’n foutje vooral het kopiëren van het DNA verstoort.”
Broze botten De Wind toont een poster met werk van zijn eigen onderzoeksgroep. “Een paar dagen geleden is in Groningen door de minister een onderzoeksinstituut geopend, ERIBA (European Research Institute for the Biology of Aging), dat zich speciaal toelegt op de biologie van veroudering. Daar hebben we deze onderzoeksresultaten voor het eerst laten zien. Onze postdoc Anastasia TsaalbiShtylik heeft er zelfs een prijs mee gewonnen!” Hij wijst op een paar foto’s van muizen. “Deze muis mist een gen dat Rev1 heet. Rev1 is nodig om DNA te kopiëren dat beschadigd is door agressieve zuurstofmoleculen. De muis ziet er na twee maanden precies hetzelfde uit als zijn gezonde tweelingbroer, maar vijf maanden later is hij sterk vermagerd, gebocheld en witgrijs, terwijl zijn broer in de kracht van z’n leven is. Kijken we met een microscoop dan zien we een dunnere huid, bloedarmoede, broze botten en opgezwollen celkernen in de lever. Bovendien krijgen de dieren kanker. In tegenstelling tot Hoeijmakers’ muizen krijgen ze weinig problemen met hun zenuwstelsel. Zenuwcellen delen namelijk niet. De veroudering in onze Rev1-muis ontstaat juist door een afname van lichaamscellen op plaatsen waar normaal veel celdeling plaatsvindt.”
Caloriearm dieet Cellen kunnen hun energie besteden aan groei en vermenigvuldiging óf aan reparatie
en onderhoud. Dat laatste is eigenlijk alleen nodig als het om welke reden dan ook niet zo goed gaat, bijvoorbeeld als iemand ziek is en alle energie nodig heeft voor de afweer. Is er weinig voedsel ter beschikking, dan steekt het lijf geen energie in groeien of kinderen krijgen, maar schakelt over op onderhoud. Nu weten onderzoekers al langer dat als men dieren langdurig op een karig, dus caloriearm dieet zet, ze véél ouder worden dan normaal. Wat blijkt: de Cockayne-muizen van Hoeijmakers verouderen veel minder snel op een caloriearm dieet. Hij onderzoekt nu of die overschakeling naar onderhoud wellicht wordt veroorzaakt door de afwezigheid van bepaalde aminozuren in zo’n hongerdieet. De Wind wil dit uiteraard ook erg graag onderzoeken in zijn Rev1-muizen en er zijn plannen voor onderzoek aan mensen op dit gebied, in samenwerking met prof. Eline Slagboom (Moleculaire Epidemiologie).
Langer fit Mondt dit soort onderzoek uiteindelijk uit in pilletjes waarmee we straks allemaal 120 worden? “De flinke levensverlengende effecten die bij muizen worden gezien hebben wetenschappers nog niet kunnen aantonen bij apen. En bij mensen hebben alle inspanningen om door een dieet en meer lichaamsbeweging de gemiddelde levensduur te verhogen nog niet veel resultaten opgeleverd”, weet Mullenders. “Daar staat tegenover dat men daarmee wél vijftien jaar langer fit en gezond kan blijven!”
Mensen die hun DNA niet goed kunnen repareren gaan van alles mankeren
9
Iets
minder eten en iets meer bewegen
Voor een lang en gezond leven hoef je je niet af te peigeren in de sportschool of je dieet volledig op te schop te gooien. Kleine veranderingen zijn beter vol te houden en hebben dus op lange termijn meer effect. door Els van den Brink foto Marc de Haan
‘E
n ze leefden nog lang en gelukkig’ is de bekende slotzin van veel sprookjes. Het zou mooi zijn als we ons eigen leven ook zo kunnen beschrijven. Hoe zorg je daarvoor? Hoe oud je wordt, is natuurlijk niet iets wat je zelf kunt bepalen. Maar een gezonde levensstijl kan wel veel helpen. Hart- en vaatziektes zijn nog altijd een belangrijke doodsoorzaak, en de kans daarop wordt kleiner als je gezond eet en beweegt. Maar wat betekent dat in de praktijk als je ouder wordt? Moet iedereen op dieet en wekelijks naar de sportschool? Of kan het eenvoudiger?
Samen gezond oud worden Onderzoekers van het LUMC hebben dit recent onderzocht in het onderzoek ‘Samen oud, samen thuis’, dat deel uitmaakt van de Leiden Lang Leven Studie. Prof. Eline Slagboom legt uit: “In de Leiden Lang Leven studie doen we onderzoek bij mensen uit langlevende families. Hun erfelijke aanleg zorgt ervoor dat ze gezonder zijn en betere waardes hebben voor hun bloeddruk, vethuishouding en insulineregulatie. Ze hebben daardoor minder hart- en vaatziekten, suikerziekte en artrose. Hun partners, die niet uit langlevende families komen, hebben minder gunstige waardes, zelfs al eten en bewegen ze op dezelfde manier. Vandaar dat we besloten hebben om te onderzoeken of juist deze groep mensen door gezonder eten en bewegen
10
hun gezondheid kan verbeteren, zodat ze samen gezond oud kunnen worden.” Tijdens het onderzoek moesten de deelnemers - mensen tussen de 60 en 75 jaar met licht overgewicht - drie maanden lang 12,5 procent minder eten dan normaal en 12,5 procent meer bewegen. De resultaten waren verrassend positief: na drie maanden voelden alle deelnemers zich beter, waren ze gemiddeld 3,5 kilogram afgevallen en waren de bloedwaardes verbeterd. “Juist de combinatie van minder eten en meer bewegen blijkt goed te werken. Meer bewegen stimuleert de stofwisseling, waardoor je het voedsel beter verwerkt”, zegt Slagboom.
Beter vol te houden Dr. Simon Mooijaart en Carolien Wijsman kwamen onlangs tot een soortgelijke conclusie. Zij onderzochten het effect van een digitaal beweegprogramma (Philips Direct-
‘Vanaf je tachtigste kan sporten en afvallen juist problemen veroorzaken, zoals artrose of verlies van spiermassa’
Life) bij een groep mensen tussen de 60 en 70 jaar met duidelijk overgewicht en een inactieve levensstijl. De deelnemers moesten drie maanden lang een klein apparaatje bij zich dragen ter grootte van een rijksdaalder, dat precies bijhield hoeveel ze bewogen. Op hun computer konden ze de monitor uitlezen en kregen ze tips hoe ze meer konden bewegen. Na drie maanden bleken de mensen zich duidelijk beter te voelen, waren ze gemiddeld 1,5 kilogram afgevallen en was hun suikerhuishouding verbeterd. Meer bewegen betekende in beide onderzoeken niet dat mensen wekelijks naar de sportschool moesten. Mooijaart vertelt: “Het gaat erom dat mensen in hun dagelijks leven meer actief worden, bijvoorbeeld door vaker de trap te nemen in plaats van de lift, of de fiets in plaats van de bus. Zulke kleine veranderingen zijn veel beter vol te houden. Op korte termijn heeft dat misschien minder effect, maar op lange termijn juist meer.”
Zelf aan de slag? Ook qua voeding was het regime mild. Slagboom vertelt: “12,5 procent minder eten betekende dat mensen ’s avonds laat geen knabbeltje meer moesten nemen, geen tweede bord moesten opscheppen bij het avondeten of een boterham minder moesten eten.” In de praktijk bleek deze levensstijl zo goed vol te houden, dat de
10 december 2013 | nummer 8
Meer bewegen stimuleert de stofwisseling
meeste deelnemers hiermee wilden doorgaan, ook nadat het onderzoek was afgerond. Mooijaart en Slagboom stimuleren senioren om zelf ook manieren te zoeken om meer te bewegen en iets minder te eten. Slagboom adviseert mensen wel om eerst een gezondheidsonderzoek te laten doen bij de huisarts. Bovendien moet je zo’n abrupte verandering in levensstijl niet meer doen als je ouder bent dan tachtig, of hooguit onder strenge begeleiding. Op die leeftijd kan sporten en afvallen juist problemen veroorzaken, zoals artrose of verlies van spiermassa.
Beweegprogramma Veel bewegen blijft natuurlijk wel belangrijk, maar dat geldt voor alle leeftijden. Een digitaal beweegprogramma is zeker niet noodzakelijk, maar wel een aanrader, vindt Mooijaart. “Als je vertrouwd bent met internet, kan zo’n programma je helpen om meer te gaan bewegen. Het is niet ingewikkeld en kost ook niet veel tijd.” Helaas worden dergelijke apparaatjes niet vergoed
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
‘Ouderen hebben soms de neiging om eenzijdig te eten, veel zoetigheid bijvoorbeeld’ door zorgverzekeringen, al is Mooijaart daarover wel in gesprek. Volgens diëtiste Anneke Droop moeten ouderen niet alleen letten op de hoeveelheid eten, maar ook op de samenstelling. Droop legt uit: “Ouderen hebben soms de neiging om eenzijdig te eten. Dat komt bijvoorbeeld doordat hun eetlust minder wordt door bepaalde medicijnen of doordat zij problemen hebben met hun gebit. Op latere leeftijd vervlakt de smaak, waardoor mensen soms geen trek meer hebben in hartige dingen en vaker kiezen voor zoetigheid. Hierdoor krijgen mensen misschien wel te veel calorieën binnen, maar tegelij-
kertijd te weinig van bepaalde vitamines of mineralen. Ook het dorstgevoel wordt minder, terwijl ouderen juist iets meer vocht nodig hebben.”
Vitaminepillen “Zeventig procent van de ouderen heeft een tekort aan vitamine D in het bloed”, zegt Droop. “Het voedingscentrum adviseert daarom alle vrouwen vanaf 50 jaar om dagelijks 10 microgram vitamine D te slikken. Voor vrouwen én mannen vanaf 70 jaar luidt het advies zelfs om dagelijks 20 microgram vitamine D te slikken. Veel mensen weten dat helemaal niet.” Dertig procent van de ouderen heeft bovendien een tekort aan vitamine B12, weet Droop. “Sommige medicijnen kunnen de opname van vitamines en mineralen negatief beïnvloeden. Artsen kunnen daar rekening mee houden, bijvoorbeeld door vitamines voor te schrijven bij langdurig gebruik van deze medicijnen.”
11
Opereren, bestralen of afw Samen kiezen bij prostaatkanker door Dick Duynhoven foto’s Arno Massee
‘Gezamenlijk beslissen is niet eenvoudig’ Prostaatkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen. Dankzij het prostaatzorgpad kan het LUMC snel hulp bieden. De patiënt speelt zelf een belangrijke rol bij het bepalen van de behandeling.
M
annen die zich melden bij het Prostaatcentrum van het LUMC krijgen in korte tijd een intakegesprek, aanvullend onderzoek en een behandeling. Voor het maken van een MRIscan bestaat doorgaans een lange wachttijd, maar voor de patiënten van het prostaatcentrum is op vaste dagen een aantal tijden gereserveerd. Ook met de afdeling Radiotherapie zijn afspraken gemaakt voor het minimaliseren van wachttijd. Uroloog dr. Rob Bevers: “Dankzij een efficiënte samenwerking van afdelingen duurt het hele doorlooptraject veel korter dan voorheen.”
Voorlichtingsboek Zolang de kanker zich nog in de prostaat bevindt, zijn er drie mogelijkheden: opereren, uitwendig bestralen en inwendig bestralen. “Eigenlijk vier”, zegt uroloog Bevers. “Want als de kanker niet agressief is en de PSA-waarde laag, kun je ook besluiten om er niets aan te doen. Dan houden we de
Radiotherapeut-oncoloog Stijn Krol (l) en uroloog Rob Bevers werken nauw samen bij de behandeling van prostaatkanker PSA goed in de gaten en herhalen we het weefselonderzoek.” Actief afwachten, heet dat in dokterstermen. Na het intakegesprek krijgt elke patiënt een gratis boek mee waarin alles staat over de kanker, de mogelijke behandelingen en bijwerkingen zoals urine-incontinentie en impotentie. Die informatie dient als voorbereiding voor het volgende gesprek, als het gaat over de keuze van een behandeling.
PSA-waarde niet altijd bepalend Prostaat Specifiek Antigeen (PSA) is een eiwit dat in de prostaat wordt gemaakt en dat het zaad vloeibaar houdt. Sinds de ontdekking ervan (in 1971) is PSA de belangrijkste substantie in het bloed om (vroegtijdig) prostaatkanker vast te stellen. Vóór die tijd was de prostaatkanker alleen zichtbaar als er al uitzaaiingen waren. Niet bij alle vormen van prostaatkanker is de PSA-waarde verhoogd. En lang niet iedere verhoging gaat gepaard gaat met kanker.
12
Kiezen Uroloog, radiotherapeut en patiënt bepalen gezamenlijk of en hoe de kanker wordt behandeld. Daarbij wordt de patiënt uitdrukkelijk om zijn voorkeur gevraagd. Dat is voor veel mannen en hun partners niet gemakkelijk, weet radiotherapeut-oncoloog dr. Stijn Krol. “Ze zeggen dan: u bent arts, u hebt ervoor doorgeleerd, waarom moet ik dan kiezen? Dan leggen wij uit dat de effectiviteit van de verschillende technieken nagenoeg gelijk is, maar dat de nadelen, de bijwerkingen, verschillen. Daarom is het beter als de patiënt zelf aangeeft welke bijwerkingen hij acceptabel vindt.” Niet altijd komt de keuze van een patiënt overeen met die van de dokter. Uroloog Bevers: “Het gaat bijna altijd om oudere mannen, maar qua conditie zijn er grote verschillen. Als iemand van 75 al drie keer een hartaanval heeft gehad, dan is het niet vanzelfsprekend dat er geopereerd wordt, ook al zou de patiënt dat zelf willen. Gezamenlijk beslissen is belangrijk, maar niet altijd eenvoudig.”
10 december 2013 | nummer 8
achten?
Arts & Patiënt
‘Die mensen kunnen me helpen’ Dat hij zelf mee zou moeten beslissen over de behandeling, maakte hem onzeker. Het gesprek met de uroloog gaf weer vertrouwen.
D
e uroloog van het andere ziekenhuis had gezegd: ‘Aan elke behandeling zitten risico’s en bijwerkingen. De kanker groeit heel langzaam, dus het beste is, ook gezien uw leeftijd, om u niet te behandelen.’ “Ik vond dat heel onbevredigend”, zegt de 74-jarige Cor Blom. “Je hebt toch het idee: er zit iets wat er niet hoort. Blijft het zo of gaat het uitbreiden? En kun je er dan nog wat aan doen?”
Onzeker Een paar maanden eerder was duidelijk geworden dat de hoge PSA-waarde inderdaad een gevolg was van prostaatkanker. “We schrokken natuurlijk, maar waren niet in paniek”, herinnert Blom zich. “Pas toen die arts zei dat ik zelf moest beslissen,
werden mijn vrouw en ik onzeker.” Ze besloten te rade te gaan bij het Prostaatkankercentrum van het LUMC. Na het eerste gesprek op de polikliniek werd meteen een MRI gemaakt. Een week later werd gesproken over de behandeling. Ter voorbereiding las Blom het ‘Prostaatkanker Logboek’ dat hij van de uroloog kreeg. “Daarin staat alles heel duidelijk beschreven. Maar ook het gesprek met de uroloog en de radiotherapeut was geweldig. Door wat ze zeiden en door de toon waarop, had ik weer vertrouwen. Ik dacht meteen: die mensen kunnen me helpen.” “Maar”, zegt mevrouw Blom, “dat kwam ook omdat we niet meer zelf hoefden te kiezen. Uit een MRI bleek dat de kanker zich al door de rand van de prostaat had verspreid. Daarom was uitwendige bestraling de enige behandeloptie.”
Laconiek Blom krijgt de standaardbestraling: gedurende zeven weken op elke werkdag één
Samen sterk Het Prostaatcentrum van het LUMC gaat intensief samenwerken met het Prostaatcentrum Zuidwest Nederland (dat zijn specialisten uit het Erasmus MC en het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam) en de prostaatcentra in het Amphia Ziekenhuis in Breda en het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch. Het uitwisselen van kwaliteitsgegevens en het afstemmen van protocollen draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit van zorg voor mannen met prostaatkanker.
keer een dosis. Om het bestralingsgebied zo klein mogelijk te houden, is er in zijn prostaat een aantal kleine goudmarkers aangebracht. Dit zijn staafjes van ongeveer een halve centimeter die helpen bij de dagelijkse nauwkeurige plaatsbepaling van het bestralingsgebied. “Ik ben onder de indruk van al die apparaten”, vertelt Blom, “maar bang ben ik niet. Per keer lig ik zo’n tien minuten onder het apparaat en de bestraling zelf duurt hooguit een minuut. Dus het gaat heel snel. En wat mooi is: als prostaatpatiënt heb je bij het LUMC een aparte parkeerplaats, vlak bij de afdeling.” Bloms echtgenote hoopt dat de bijwerkingen beperkt blijven. “Vooral de incontinentie.” Hijzelf is laconiek: “We zullen wel zien hoe het gaat. Ik lig daar nu niet wakker van.” En over die andere vervelende bijwerking, impotentie, zegt hij met een glimlach: “We hebben mooie jaren gehad.”
Cor Blom: “De bestraling zelf duurt hooguit een minuut”
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
13
De oudere van de toekomst Mijn moeder verhuisde de dag na Pinksteren naar een verpleeghuis. Een onbekende wereld ging voor me open - eentje waar ik dubbele g evoelens bij heb. Het is fijn dat ze in dit huis op de Veluwe met liefde verzorgd wordt, maar tegelijk schuurt het schuldgevoel. Het zette me aan het denken: waarom richten we onze ouderenzorg op deze manier in? Hoe zou het anders kunnen? En hoe zit ik zelf achter de geraniums, ooit, ergens na 2040? Ik vroeg het drie experts op het gebied van ouderenzorg e n bezocht een heuse robotica-professor. door Christi Waanders foto’s Arno Massee
R
udi Westendorp vindt dat ik straks vooral zelf moet kunnen kiezen hoe ik achter de geraniums zit. Westendorp is hoogleraar Ouderengeneeskunde en oprichter van de Leyden Academy of Vitality and Ageing; een kennisinstituut dat in nauwe samenwerking met het LUMC oplei-
dingen aanbiedt en onderzoek doet op het gebied van vitaliteit en veroudering. Westendorps boodschap is dat we oude mensen de regie over hun leven moeten teruggeven.
Eigen verantwoordelijkheid Hij maakt daarbij een duidelijk onderscheid
Hallo, ik ben Lea. Ik ben ontwikkeld door dr. ing. Maja Rudinac. Zij werkt bij het Robotics Institute van de TU Delft waar ze robots bedenken en maken; op de afdeling van prof. Pieter Jonker. Wat ik allemaal kan? Ik kan uw gezicht herkennen en achter u aan lopen. Ik kan een drankje halen uit de keuken, of uw familie in Amerika bellen via Skype. Maar ik kan u ook elke dag helpen dingen te herinneren en een geheugenspelletje met u spelen. Ik vervang mensen niet, maar bied ondersteuning. Eigenlijk ben ik nog wel een proefrobot. Maja Rudinac is nu een nieuw project aan het opzetten waarin ze de komende jaren robots voor ouderen gaan ontwikkelen.
14
tussen de medisch-biologische gezondheid en gezondheid in bredere zin, die meer te maken heeft met welzijn en vitaliteit. “Dat zijn verschillende verantwoordelijkheden en die moeten we verder uit elkaar trekken. Door mensen in bejaardenhuizen te stoppen hebben we hen de eigen verantwoordelijkheid voor leven en welzijn ontnomen en hen buiten de maatschappij geplaatst. We moeten nu niet alleen maar bezuinigen, maar de systeemfout herstellen. Dat recht
‘Jij hebt straks een toekomstbestendig huis, met robotica om je te ondersteunen’ op welzijn moet uit de publieke verantwoordelijkheid.” Hij snapt alle commotie rond het afschaffen van de verzorgingshuizen (het voormalige bejaardenhuis, red.) niet. “We zouden dat juist moeten omarmen. Het is niet zo dat mensen dan geen zorg meer krijgen; dat medische aspect is in Nederland goed geregeld. De overheid moet mensen het vertrouwen geven dat ze die medische zorg
10 december 2013 | nummer 8
Technische studenten aan de slag met robot Lea krijgen, maar hen tegelijkertijd stimuleren om zelf na te denken over hoe ze hun leven in willen richten.” De hoogleraar betreurt de manier waarop het ministerie van VWS met dit thema omgaat. “Zoals ze bezuinigingen nu insteken jagen ze iedereen de gordijnen in. Mensen voelen zich aangetast in hun bestaanszekerheid. Dat is helemaal niet nodig. Wat iedereen wil is dat we ons leven en ons welzijn zelf kunnen regelen. Dan blijft er meer dan genoeg geld over om iedereen goede medische zorg te garanderen.”
Toverwoord: ontzorgen Ook huisartsen Annet Wind en Tony Poot vinden dat je als oudere moet blijven participeren. “Helaas heeft de term een negatieve bijklank gekregen doordat hij is gekoppeld aan bezuinigingen”, aldus Annet Wind. “Dat is jammer, want participatie is essentieel voor de kwaliteit van leven van ouderen. Het is goed om te blijven deelnemen aan dingen die voor jou belangrijk zijn.” Beiden zijn naast hun werk als huisarts verbonden aan de afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde van het LUMC. Annet Wind is coördinator van het onderwijs aan huisartsen over ouderengeneeskunde. En Tony Poot is projectleider van MOVIT, een project in Zuid-Hollandse verzorgingshuizen om de zorg van de
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
Robots geven mensen de regie terug Pieter Jonker is hoogleraar Vision-based Robotics en ontwikkelt momenteel samen met het LUMC een detectiesysteem in operatiekamers, voor een beter aansluitende planning van de operaties. Dat gebeurt allemaal binnen Medical Delta, het samenwerkingsverband van universiteiten van Delft, Rotterdam en Leiden, het LUMC en het Erasmus MC. Als eerste stap in de robotica voor ouderen hebben dr. Rudinac en prof. Jonker valdetectiecamera’s ontwikkeld, waarmee je kunt zien of mensen zitten, staan of vallen. En die alarm slaan als iemand te lang blijft liggen. De volgende stap is robots bouwen die betaalbaar en betrouwbaar zijn, waardoor je mensen zo lang mogelijk actief houdt, zo vertelt de robotica-prof. “Onze samenleving is sterk gehospitaliseerd, we moeten mensen de regie over hun leven teruggeven. Daarom gaan we nu robots ontwikkelen die daarbij helpen. Binnen drie jaar hebben we een robot met een rollatorfunctie, die je kunt roepen als je ’m nodig hebt. Zo’n robot kan je dan bijvoorbeeld ook in en uit bed helpen en controleert of je genoeg drinkt en je medicijnen neemt.” Jonkers geloof in robotica is groot. “Ik zeg altijd tegen mijn eerstejaars dat de samenleving in ieder geval voor een deel maakbaar is. Het is aan hen om dingen te ontwikkelen die het verschil gaan maken.” verschillende aanbieders beter op elkaar af te stemmen. Ook zij verwachten dat ik straks langer thuis zal wonen. “Jij hebt straks een toekomstbestendig huis, met bijvoorbeeld een douche waar je rolstoel in kan. Er is robotica om je te ondersteunen. En je organiseert de zorg die je nodig hebt samen met vrienden of via een wijk- of buurtcentrum.” Tony Poot benadrukt dat een vangnet belangrijk blijft. “Dat wordt in de bezuinigingsdrift nog wel eens vergeten. Je moet verzor-
gingshuizen niet opdoeken, maar maak er een tussenvorm van. Geen eenrichtingsverkeer, maar iets waar je gebruik van kunt maken als het nodig is. Een tijdelijk vangnet.” Voor de heel kwetsbare ouderen zal verpleeghuiszorg blijven bestaan. Tony Poot vindt dat we daar te negatief tegen aankijken. “Dat merkte ik toen mijn dementerende moeder er ging wonen. Vooraf vond ik het vreselijk, maar de liefdevolle zorg en Lees verder op pagina 16
15
de structuur waren op dat moment voor haar een opkikker. Daarbij zag zij het grote gebouw met al die kamers als een hotel. Gelukkig maar.” En hoe ziet de huisartsenpraktijk er straks uit? “We moeten als huisartsen af van de hele dag spreekuur draaien. We moeten proactieve zorg gaan leveren, dan ben je problemen voor. Je biedt dezelfde hulp maar in een eerder stadium. Dat is effectiever en lijkt ook geld te besparen.” Ontzorgen is het toverwoord, gaat Annet Wind verder. “Dat moeten wij als hulpverleners ook leren. Bied
‘Bied mensen de mogelijkheid om het zelf te regelen. Dat moeten wij als hulpverleners ook leren’ mensen de mogelijkheid om het zelf te regelen. Zo kan een wandelclub de fysiotherapie vervangen, dat verhelpt tegelijkertijd de eenzaamheid.”
Tweede jeugd Wordt oud zijn leuk? “Het is nú al aardig leuk om oud te zijn”, vindt Annet Wind. “Maar als je meer kunt kiezen, wordt het misschien nog wel leuker. De focus komt straks ook meer te liggen op je mogelijkheden. Nu wordt oud nog heel erg geassocieerd met wat niet meer kan, maar er komt een grote groep ouderen aan die langer vitaal blijft. Daar kunnen we niet omheen.” Zelf zien de artsen vooral veel mogelijkheden voor hun oude dag. “We hebben het er met vrienden over gehad om bij elkaar te gaan wonen in een soort woongroep. Dat wordt een tweede studententijd.” Kijkt Rudi Westendorp ook uit naar het ouder worden? “Ja. Zeker in Nederland. Of je nou gelovig bent of niet, je moet toch elke avond op je knietjes voor het bed de Heere danken dat je op deze plek geboren bent.” Opgelucht verlaat ik het interview; ik heb goede hoop dat ik straks nog meetel, mijn beeld van het verpleeghuis is positief bijgesteld, en wonend in een senior studentenhuis (mét mijn robot) beleef ik straks een tweede jeugd achter de geraniums. Dat klinkt goed, ik kijk ernaar uit.
16
Literatuur en Geneeskunde - LitMed - geeft inzicht in de beleving van ziek-zijn. Dat kan de zorg verbeteren. Voor iedere Cicero verdiept prof. Ad Kaptein (Medische Psychologie) zich in een boek waarin ziekte een rol speelt.
Oud Bang om oud en ziek te worden, af te takelen? Geen respectvollere schildering van oud worden, vervallende lichamen en doodgaan dan in Liefde in tijden van cholera (1985). De lichamen van de hoofdpersonen raken krakkemikkig, ze merken als eersten de achteruitgang op. Met alle macht verbergen ze hun lichamelijke en emotionele ellende, uit respect voor hun geliefden en voor zichzelf. Met schitterende toetsen laat Gabriel García Márquez (1927) zien hoe liefde, trots en koppigheid zieke mensen op de been houdt, tot de laatste snik. Liefde geeft waardigheid, ziek of niet, aan jong en oud. foto Marc de Haan
Vervolg van pagina 15
Veel personages heeft de schrijver niet nodig voor zijn schilderij. Dokter Urbino (81), zijn vrouw Fermina (72) en Ariza (76), die zijn hele leven lang verliefd blijft op Fermina, vormen de centrale driehoek. Het eerste slachtoffer van ‘de vruchteloze strijd tegen de dood’ is de schaakvriend van de dokter. “Sukkel”, zegt dokter Urbino tegen hem als hij hem vindt, dood op zijn bed, in een kamer die naar bittere amandelen ruikt: “Het ergste had je al gehad.” De schaker gaf het op tegen de opdringende dementie. De dokter zelf strijdt ook tegen ‘de steeds onrustbarender erosie van zijn geheugen’. Zijn werk, altijd uitgevoerd met huisbezoeken, houdt hem nog op het rechte spoor: “Het ging hem makkelijker af de kwalen van anderen te verdragen dan zijn eigen.” Gevraagd naar het motief van zijn vriend om er een eind aan te maken, antwoordt dokter Urbino: ‘gerontofobie’. Het sterven van dokter Urbino is banaal - en ontroerend. De papegaai is ontsnapt en laat zich in zijn mangoboom niet vangen. Net als de dokter hem bijna te pakken heeft, valt hij van de ladder. Voor hij sterft kan hij de toegesnelde Fermina nog zeggen: “Alleen God weet hoeveel ik van je gehouden heb.” Ariza is al 51 jaar, negen maanden en vier dagen afgewezen door Fermina, ‘zonder hoger beroep’. Wanneer hij Fermina ziet langslopen, zichtbaar in een spiegel, koopt hij die, om haar te vangen. Als complicatie van zijn verlangen volgen verwoestingen die lijken op wat cholera aanricht. De zwakke pols, de zanderige ademhaling, het bleke zweet van een stervende: het zijn de symptomen van cholera én van liefde. Het schilderij komt af: dokter Urbino’s dood verenigt Ariza met Fermina. Wat moet een mens zonder liefde? Ze zijn in de zeventig als ze in de presidentiële suite van stoomschip Nieuwe Trouw hun verkapte huwelijksreis maken. Zij heeft last van artritis, is doof aan één oor en ‘ruikt naar oude vrouw’, zegt ze. Hij worstelt met zijn kaalheid, gebitsproblemen en seksueel onvermogen: “Hij is dood”, zegt hij. In tropische nachten vinden ze elkaars handen. De kapitein verzint een list om het paar altijd bij elkaar te laten zijn. Hij hijst de gele vlag: het schip is met cholera besmet en vaart in quarantaine. Eeuwig, met zijn passagiers. Ziek van liefde.
10 december 2013 | nummer 8
Liefde en lust Ouderen blijven seksueel actief
eks op leeftijd: het bestaat en het kan nog fijn zijn ook. Dat blijkt uit onderzoek en dat is ook wat Ellen de Groot en Charlotte Tuijnman in hun werk ervaren. Beiden zijn als psycholoog/seksuoloog verbonden aan de polikliniek Psychosomatische Gynaecologie en Seksuologie.
moe was. Haar man van 76 kreeg bovendien meer moeite met het vasthouden van zijn erectie. Beiden misten de intimiteit die seks geeft. De Groot: “In dit geval adviseerde ik om minder op gemeenschap gericht te zijn. Ik gaf streelopdrachten en suggereerde om niet tot ’s avonds laat te wachten, zodat de vrouw niet te moe zou zijn. Uiteindelijk bleken ze goed geholpen met een glijmiddel bij de gemeenschap.”
Spanning
Niet vanzelf
Natuurlijk verandert er veel met het ouder worden. Mannen kunnen vaak minder lang een erectie vasthouden. Vrouwen kunnen last krijgen van een drogere vagina, waardoor gemeenschap pijn kan doen. Chronische ziektes, operaties en medicatie eisen hun tol. En de wederzijdse spanning kan er na veertig jaar huwelijk wel af zijn. Niet iedereen ervaart dat overigens als een probleem. “Maar wij zien hier natuurlijk vooral mensen die ontevreden zijn over hun huidige seksuele relatie”, vertelt De Groot. “Zij zijn bereid om erover te praten en willen onderzoeken of het beter kan.” Ze vertelt over een vrouw van 74 die na chemokuren pijn had bij de penetratie en veel
“Vergelijk het met grijs haar krijgen”, zegt Tuijnman. “Als je dat niet wilt, verf je het. Zo kun je je seksleven soms zo aanpassen dat het weer fijn wordt. Zo’n compensatiestrategie kan zijn dat je hulpmiddelen gaat gebruiken, een vibrator bijvoorbeeld, een glijmiddel of een erectiebevorderende pil. Maar het kan ook betekenen dat je andere dingen gaat doen of op een ander tijdstip. Je moet wel wat meer je best doen, het gaat niet vanzelf.” De Groot vertelt over een patiënte die haar lichte incontinentie in het seksspel verwerkte. “Ze verloor wel eens een klein beetje urine tijdens de gemeenschap. Haar partner dacht dat het vocht werd veroor-
door Mieke van Baarsel foto Arno Massee
S
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
zaakt door seksuele opwinding, en dat vond hij prachtig. En zij liet het zo en was er blij mee!” Voor wie niet zo makkelijk met kleine ouderdomskwalen omgaat, hebben De Groot en Tuijnman allerlei tips. Drink niet te
Je kunt je seksleven zo aanpassen dat het weer fijn wordt
veel en ga voor het vrijen naar de wc bijvoorbeeld. En als je ’s ochtends te stram en ’s avonds te moe bent, vrij dan ’s middags, ook al heb je dat nooit eerder gedaan.
Masturberen Ouderen maken uiteraard vaker mee dat hun partner wegvalt. De Groot: “Misschien heb je dan een hele tijd geen seks. Als je dan een nieuwe partner vindt, kun je daar heel onzeker van worden.” Tuijnman adviseert om vooral te blijven masturberen. “Ouderen doen dat, en dat is goed. Want ook hier geldt: use it or lose it, wat je niet gebruikt raak je kwijt.” Ze ziet ook wel dat mensen opbloeien in een nieuwe relatie, omdat seksualiteit dan weer spannend is. “Weduwnaars en weduwen die altijd een bevredigend seksleven hebben gehad, krijgen van zo’n nieuwe partner een opkikker.” Beide hulpverleners beschouwen het als hun belangrijkste taak om de spanning te verlagen door serieus en professioneel over seks te praten. De Groot: “Dat verlaagt de drempel voor partners om hun wensen tegenover elkaar te uiten.” Ook huisartsen en specialisten zouden zich vaker moeten realiseren dat ziekte of medicatie invloed heeft op het seksleven van hun patiënten. “En er dan over beginnen in de spreekkamer. Dat gebeurt nog te weinig.”
17
Minder zout eten: een kwestie van wennen Een te hoge bloeddruk, hartfalen of nierziekten. Het zijn aandoeningen waar veel ouderen mee te maken krijgen. Minder zout eten is een belangrijk onderdeel van de behandeling. door Annemaret Bouwman foto Marc de Haan
“O
uderen moeten oppassen met zout”, waarschuwt Paul van der Boog, nefroloog oftewel ‘nierarts’ in het LUMC. “Veel zout eten leidt niet alleen tot een hogere bloeddruk en een grotere kans op hart- en vaatziekten, maar belast ook de nieren. Overigens geldt dat niet alleen voor ouderen. Alle mensen die te zout eten, lopen een gezondheidsrisico. Meer dan 85 procent van de bevolking, dus.”
Kruiden en specerijen Wetenschappers hebben uitgerekend dat zes gram zout per dag meer dan genoeg is. Krijgt het lichaam te veel zout binnen, dan kunnen de nieren dit onvoldoende uitscheiden en blijft er meer vocht achter in het lichaam. Zout houdt immers water vast. Van te veel vocht in je lichaam kun je hoge bloeddruk krijgen. Ook heb je een grotere kans op een hartinfarct of hartfalen. Oppassen met zout is dus belangrijk om nier- én hartproblemen te voorkomen. Maar hoe doe je dat dan, minder zout eten? Van der Boog: “Dat kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door gerechten alleen op smaak te brengen met kruiden en specerijen. Daardoor krijg je al twintig procent minder zout binnen. Of door kleinere porties te nemen van etenswaren waar veel zout in zit, zoals brood, kaas en vleesproducten. En natuurlijk kun je ook producten kopen waar van nature weinig zout in zit. Die lijken in het begin misschien smakeloos, maar dat is echt een kwestie van wennen.”
Eigen keuzes Een praktisch hulpmiddel om het zoutgebruik te verminderen, is de website dieetinzicht.nl. Die bevat informatie, voe-
18
Via de website www.dieetinzicht.nl kan iedereen zelf zijn zoutinname bijhouden dingstabellen, recepten en een persoonlijk voedingsdagboek. Van der Boog: “Door een aantal dagen bij te houden wat je eet, krijg
‘Door een aantal dagen bij te houden wat je eet, krijg je inzicht in je voedingspatroon’ je inzicht in je voedingspatroon. Je ziet snel of je te veel of te weinig van bepaalde voedingsstoffen binnen krijgt. Daarbij gaat het niet alleen om zout, maar bijvoorbeeld ook om vet of suiker. Ook wordt duidelijk wat je kunt doen om gezonder te eten. Er is nie-
mand die je vertelt wat je moet doen of laten. Je maakt je eigen keuzes en kijkt dan wat voor effect dat heeft, al dan niet onder begeleiding van een zorgverlener.”
Boeken en kookworkshops Nierpatiënten kunnen gebruik maken van www.mijnnierinzicht.nl, een speciale versie van www.dieetinzicht.nl. Vanuit het elektronisch patiëntendossier in het LUMC kunnen artsen en diëtisten hier direct in kijken en zo de patiënt via de computer coachen. De website wordt nog verder aangepast zodat patiënten met minimale ondersteuning van de arts of diëtist succesvol hun zoutinname kunnen beperken. Van der Boog: “Niet iedereen is even handig met de computer. Gelukkig zijn er ook goede boeken of kookworkshops over zoutarm eten. Anders leren eten is daardoor voor elke oudere mogelijk.”
10 december 2013 | nummer 8
de ladder gammel. Zo gaat het ook met osteoporose: naast minder bot verdwijnen ook de tussenverbindingen, waardoor het hele bot aan stevigheid verliest“, legt Appelman uit. Ongeveer een op de drie vrouwen boven de 50 jaar krijgt te maken met osteoporose, vaak als gevolg van de veranderende geslachtshormonen tijdens de overgang. Bij mannen komt het iets minder vaak voor: ongeveer een op de vijf vijftigplussers krijgt ermee te maken. ”Maar, bij iedereen gaat de kwaliteit van de botten achteruit als we ouder worden. Als we maar oud genoeg worden, krijgen we allemaal osteoporose.” Met behulp van een botdichtheidsmeting met lage dosis röntgenstraling kan de arts bepalen of er sprake is van botontkalking. Als dat zo is, krijgt de patiënt medicatie. Medicijnen remmen de afbraak van het bot, waardoor de botdichtheid weer toeneemt. Maar naast medicatie is ook een gezonde leefstijl erg belangrijk om botbreuken te voorkomen. Dat betekent: gezonde voeding, genoeg vitamine D en voldoende beweging. (MR)
foto Marc de Haan
Veel ouderen overkomt het: een onhandige val, niet eens zo hard - maar er blijkt wel wat gebroken. Osteoporose, ook wel botontkalking genoemd, komt vaak voor bij ouderen en maakt de botten broos. “Osteoporose doet meestal geen pijn, je merkt pas dat je het hebt als je iets breekt”, vertelt endocrinoloog Natasha Appelman-Dijkstra, gespecialiseerd in
osteoporose. Het hele skelet vernieuwt zich in ongeveer tien jaar tijd. Botcellen zijn dus continu bezig met de afbraak en opbouw van botweefsel. Normaal is dit in evenwicht, maar bij osteoporose wordt het bot sneller afgebroken, terwijl de aanmaak gelijk blijft. Hierdoor wordt het bot dunner en verliest het structuur. “Je kunt het vergelijken met een ladder: door de sporten is zij stevig genoeg om erop te staan. Maar als je sporten weghaalt, wordt
H O E Z I T DAT ?
Broze botten
leeftijd”, weet De Laat. “Veel harde geluiden in je jeugd - harde muziek bijvoorbeeld - leiden tot eerdere achteruitgang van het gehoor.” Ook oorontstekingen tijdens jonge jaren kunnen bijdragen aan latere slechthorendheid. Zelf je gehoor testen? Ga naar www.oorcheck. nl. (DdV)
foto Marc de Haan
Wie ouder wordt, gaat minder goed horen. Dat geldt voor iedereen, vertelt audioloog Jan de Laat (KNO). Weliswaar is de ene honderdjarige stokdoof, terwijl de andere nog zonder gehoorapparaat toekan. “Maar die trilhaarcellen in het binnenoor slijten bij iedereen”, zegt de expert. Van de zeventigers lijdt 55 procent aan ernstig gehoorverlies, bij nog ouderen zelfs 75 procent. Vaak gaat het gehoor zo geleidelijk achteruit, dat iemand het zelf niet merkt. Meestal zijn het partners of kinderen van ouderen die aan de bel trekken. Mensen die een gehoorapparaat krijgen, blijken daar gemiddeld al tien jaar eerder aan toe te zijn geweest. Zonde, want horen is heel belangrijk voor de sociale contacten. Sommige mensen verklaren een gehoorapparaat echter nog steeds taboe. “Gek is dat”, vindt De Laat. “Waarom is een leesbril wel geaccepteerd en een gehoorapparaat niet?” De gehoorapparaten van tegenwoordig zijn ontzettend verfijnd, legt hij uit. Je kunt in
kerken en concertzalen zelfs vaak gebruikmaken van de ‘ringleiding’. Het geluid van de microfoon komt dan draadloos versterkt in het gehoorapparaat terecht, zonder omgevingsgeluiden. En dat irritante gepiep dan, dat je soms uit een gehoorapparaat hoort komen? “Dat kan de audioloog heel eenvoudig verhelpen.” Vaak gaan mensen hard praten of zelfs schreeuwen tegen iemand die slechthorend is. En de volumeknop van de tv gaat flink omhoog. Logisch, maar het is geen goede oplossing. “Ouderen horen zachte geluiden minder goed, maar van harde geluiden hebben ze éérder last dan jonge mensen!” waarschuwt De Laat. Een gehoorapparaat speelt daar op in door zachte geluiden te versterken en harde geluiden juist te verzwakken. Wat ook helpt: een goede akoestiek - vaak niet het geval in de koffiezaal van het verzorgingstehuis - en iemand aankijken terwijl je tegen hem praat. Tot slot: voorkomen is beter dan genezen. “Hoe meer lawaai je tijdens je leven opvangt, hoe slechter je hoort op latere
H O E Z I T DAT ?
Hoort u mij?
Met een lage dosis röntgenstraling bepaalt de arts de botdichtheid
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
19
Ouderen praten mee over ouderenzorg in de regio
Beter dan tien jaar geleden Aan de zorg voor ouderen komen vaak meerdere instanties te pas. De laatste jaren werkten zorgverleners, kennisinstellingen, gemeentes én ouderen in de regio samen om die zorg te verbeteren. door Masja de Ree
Mensentaal Bij de start van de Academische Werkplaats Ouderenzorg stelde de overheid als voor-
20
foto Arno Massee
O
nderzoek doen is mooi, maar de praktijk wil ook wat. “Dankzij de Academische Werkplaats kan de kennis die wij in het LUMC vergaren direct ingezet worden in de praktijk”, legt trekker prof. Jacobijn Gussekloo (Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde) uit. De Academische Werkplaats Ouderenzorg Noordelijk Zuid-Holland is een netwerk van samenwerkingsverbanden dat betaald wordt door het Nationaal Programma Ouderenzorg. Er zijn al verschillende projecten ontwikkeld die de zorg voor ouderen direct verbeteren. Voorbeelden zijn het ISCOPE-screenings instrument waarmee huisartsen kwetsbare ouderen kunnen herkennen om hen vervolgens actief te benaderen, en MOVIT, dat de medische zorg in verzorgingshuizen verbetert. “Ook de geriatrische netwerken in de vijf regio’s rond het LUMC zijn een succes”, aldus Gussekloo. Hierin werken huisartsen, medewerkers van thuiszorg, gemeentes, ziekenhuizen, GGD, GGZ welzijnsorganisaties en ouderen samen om knelpunten in de zorg op te lossen. Werkt het ook echt? Het LUMC onderzoekt het effect van alle projecten. “Wij bekijken bijvoorbeeld of mensen door het screeningsinstrument echt langer zelfstandig blijven wonen. En zo ja, hoe zet je het instrument dan het beste in? Om die vragen te beantwoorden werken we samen met andere grote studies in Nederland.”
Irma Gehner, voorzitter ouderenberaad
‘Onderzoekers moesten leren in gewone-mensentaal te spreken, de ouderen moesten leren zich niet te laten intimideren’
waarde dat ouderen betrokken waren bij de opzet en uitvoering van alle projecten. Die inbreng is in de afgelopen vijf jaar uitgegroeid tot een professioneel orgaan: het Ouderenberaad Zorg en Welzijn Zuid-Holland Noord. Hierin werken vrijwilligers die voor hun pensioen in de zorg werkten of een bestuurlijke functie hadden. “Bij ons komt veel kennis samen”, aldus voorzitter Irma Gehner. Het Ouderenberaad monitort
alle projecten die binnen het kader van de Academische Werkplaats vallen. “We nodigen de projectleiders uit bij onze vergaderingen zodat we heel direct kunnen adviseren. We hebben aan elkaar moeten wennen: onderzoekers moesten leren in ‘gewone-mensentaal’ te spreken, de ouderen moesten leren zich niet te laten intimideren. Inmiddels gaat het heel goed. Ons advies wordt erg gewaardeerd.” De aanwezigheid van de ouderen zorgt ervoor dat discussies tussen zorginstellingen inhoudelijk blijven, denkt Gussekloo. “Als zorginstellingen samenwerken, staat de concurrentiepositie soms in de weg. Met de ouderen erbij is steeds duidelijk waar we het voor doen.”
Herstellen na opname Een goed herstel na een ziekenhuisopname is juist bij ouderen van belang. Hoe langer iemand in het ziekenhuis verblijft, hoe groter de kans op verminderde zelfredzaamheid. Het programma Herstelzorg, een van de grote projecten binnen de Academische Werkplaats, wil dit voorkomen. Zo zijn er in de hele regio afspraken gemaakt voor een goede overdracht tussen ziekenhuis en verpleeghuis, revalidatiecentrum of thuiszorg. Dat gaat nu digitaal. Programmadirecteur Irma van Everdinck (Ouderengeneeskunde): “De Leidse ziekenhuizen en instellingen in de regio communiceren nu veel beter met elkaar. De patiënt kan daardoor vaak sneller het ziekenhuis verlaten.” Ook de nieuwe afdeling De Boeg bij ver-
10 december 2013 | nummer 8
pleeghuis Marente is een goed voorbeeld van een verbetering vanuit het Herstelzorgprogramma. Hier kunnen patiënten terecht die in het ziekenhuis behandeld zijn, bijvoorbeeld voor een gebroken heup, maar die ook in de war zijn. Van Everdinck: “Deze mensen moesten vroeger vaak lang in het ziekenhuis blijven, tot de oorzaak van de verwardheid achterhaald was. Op De Boeg kunnen zij tijdelijk terecht en direct met de revalidatie beginnen.” Het lijkt een eenvoudige oplossing, maar bij de uitvoering stonden de regels voor de financiering van de zorg in de weg. Van Everdinck: “We hebben onze nek uitgestoken en dan is het heel fijn dat uit ons onderzoek blijkt dat het na drie jaar Herstelzorg echt beter gaat met kwetsbare ouderen.”
LUMC, en delen die kennis ook buiten hun muren.” Topaz en het LUMC hebben zich gezamenlijk ingezet om de zorg voor patiënten die een beroerte hebben gehad te verbeteren. Ook de speciale aandacht voor bepaalde groepen in verpleeghuizen, bijvoorbeeld Huntington-patiënten of jong dementerenden, vergroot de expertise. “Maar er blijven nog grote uitdagingen over. De mensen die nu in een verpleeghuis zitten, hebben te maken met ernstige klachten: een cluster van lijden. Dat is heel moeilijk te behandelen. Het is frustrerend als je iemand die dement is en ongelukkig, niet kunt helpen. We moeten daar meer onderzoek naar doen, maar ook beseffen dat je soms alleen kunt troosten.”
Intensieve zorg
Zorg regelen
Prof. Wilco Achterberg, hoogleraar ouderenzorg bij het LUMC en specialist ouderengeneeskunde bij Topaz, zet zich in voor een goede overgang tussen ziekenhuiszorg en verpleeghuiszorg. Verpleeghuiszorg wordt steeds meer de intensive care van de ouderengeneeskunde: waar ernstig beperkte patiënten verblijven voor wie veel menskracht nodig is om ze te verzorgen. “Er is in de afgelopen tien jaar veel ten goede veranderd”, vindt hij. “Ouderen krijgen betere zorg. Het personeel is beter opgeleid. Dementiepatiënten worden niet meer vastgebonden en lijden minder aan bijwerkingen van medicatie. Verpleeghuizen ontwikkelen steeds meer kennis, soms in samenwerking met het
De subsidies voor de Academische Werkplaats en het project Herstelzorg stoppen nu. Maar de resultaten en de samenwerking blijven bestaan, benadrukt Gussekloo. Het Geriatrisch Netwerk en het recent opgerichte Transmuraal Netwerk blijven een belangrijke rol spelen. Zeker nu de gemeentes er veel taken bij krijgen op het gebied van zorg. Ook het Ouderenberaad blijft bestaan. Achterberg: “Ouderen moeten steeds meer zelf regelen rond hun zorg. Dat is prima als je geld hebt en een goed netwerk en cognitief sterk bent. Maar dat geldt niet voor iedereen. Gemeentes moeten mensen dus ondersteunen bij het organiseren van hun zorg.” De zorg voor ouderen vindt in de toe-
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
komst ook vaker thuis plaats. Bij de organisatie daarvan moeten ouderen in de wijk vanaf het begin betrokken worden, vindt het Ouderenberaad. Gehner: “Daarbij willen wij de ouderen die in de wijk wonen, adviseren.” “Informeren en communiceren zijn van cruciaal belang, dat blijkt steeds opnieuw,
‘Het besef dat ook ouderen een aparte groep zijn die een speciale aanpak vereist, groeit wel’ maar het is zo moeilijk om dat goed te doen”, concludeert Van Everdinck. “Soms moet je als zorgverlener iets meer tijd nemen en iets meer rekening houden met vaste gewoontes in de dagindeling van een patiënt. Dan wijk je af van het protocol, maar dat kán. Bij kinderen is het wél gewoon dat we ons aanpassen.” Het besef dat ook ouderen een aparte groep zijn die een speciale aanpak vereist, groeit wel, denkt Gussekloo: “Zorgverleners kijken nu beter naar hoe een oudere functioneert, in plaats van naar de afzonderlijke ziekten en klachten. Dat is pure winst.”
21
Werken met
ouderen maakt je
Sommige functies in de zorg richten zich speciaal op de oudere patiënt, zoals de internist ouderengeneeskunde en de geriatrieverpleeg- Specialist ouderengeneeskunde kundige. Het LUMC Paul Went ‘In t verpleeghuis leidt voor bijna al deze werken we nahe uw samen’ functies op. Cicero “Vroeger heette ik verpleeghuisarts, maa r Senior sprak met die term is verouderd”, zeg t Paul Went. Zijn beroep heet nu ‘specialist ouderen gevier werkzamen en nee skunde’. Hij werkt bij verpleeghuis één student: Quintus in Den Haag, en via Respect Zorggroep Scheveningen komt hij ook bij wat houdt hun mensen thuis. “Veel oud eren hebben thuis specialistische hulp nodig en een huis arts beroep in? kan dat niet altijd bied en.” En waarom kozen De functie van ‘ouderenarts’ is duidelijk aan het verschuiven een zij voor werken specialist ouderengen. Zoeeskkunundt ue ook tegenkomen die als zelfstandige, als zzp’er, bij met ouderen? cliënten langsgaat. En door Jos Overbeeke foto’s Marc de Haan en Arno Massee
22
dan heb je nog de sociaal geriater. “Die houdt zich bezig met psychische problemen, zoals depressie en dementie.” Het waren pragmatische overwegingen die Went deden kiezen voor de verpleeg huiszorg. “Van oorsprong ben ik huisarts , maar een eigen praktijk bleek indertijd niet haalbaar. Daarom heb ik mij tot een verpleeghuis gewend.” Wat hij mooi vindt aan de verpleeghuis zorg is de intensieve samenwerking. “Ve el disciplines zijn er vertegenwoordigd: verpleging, ergotherapie, psychologie, een apotheek. De lijnen zijn kort en je stem t veel op elkaar af. Die brede oriëntatie trekt mij erg aan.” Inmiddels is Paul Wen t bij het LUMC hoofd opleiding van het specialisme ouderengeneeskunde.
Kaderhuisarts ouderengeneeskunde Eugenie Hodes ‘Ouderen hebben iets te vertellen’ In de eerste lijn kunnen ouderen te maken krijgen met verschillende zorgverleners: de fysiotherapeut, de diëtist, de verpleeghuisarts, de thuiszorg. Werken al deze beroepsgroepen goed samen? “In Maarssen zijn we anderhalf jaar geleden begonnen de ouderenzorg beter te coördineren”, zegt Eugenie Hodes. Zij is kaderhuisarts ouderengeneeskunde en leidt projecten die de verschillende zorgaanbieders bij elkaar moeten brengen. “Het gaat zowel om overleg over individuele patiënten als om afstemming van het totale zorgaanbod.” Onderdeel van het project is dat kwetsbare ouderen thuis bezoek krijgen van een wijkverpleegkundige of praktijkondersteuner, die bekijkt of er behoefte is aan extra zorg. “In een latere fase willen we de ouderen er actief bij betrekken: hoe ervaren zij het zorgaanbod en wat zijn hun wensen?” Eugenie Hodes werkte al 20 jaar als huisarts, toen zij besloot de opleiding tot kaderhuisarts te gaan volgen in Leiden. “Ik zocht verdieping in mijn werk, en koos voor ouderen omdat zij mijn belangstelling hebben. Zij hebben iets te vertellen.” Haar praktijkwerk als huisarts doet zij nu naast haar coördinerend werk als kaderhuisarts.
10 december 2013 | nummer 8
rijker Internist ouderengeneeskunde Ania Oleksik ‘Het is bijna een cultuurverschil’
Emmi Velema, in opleiding tot geriatrieverpleegkundige ‘Je kijkt naar de hele patiënt’ iEmmi Velema is bijna klaar met haar ople die ige, und ding tot geriatrieverpleegk gericht is op de ziekenhuiszorg voor kwetsbare ouderen. “Ik wilde sowieso verder studeren en ouderen vind ik een interessante groep mensen”, vertelt zij. Kwetsbare ouderen hebben niet alleen lichamelijke problemen. Meestal spelen ls ook psychische en sociale kwesties, zoa eisol iaal soc beginnende dementie of ment. “Als verpleegkundige moet je de daarom breder kijken dan alleen naar hele de r naa t kijk je fysieke toestand, patiënt. En dat is iets wat in een ziekenhuis weinig gebeurt. Vandaar dat een speciale opleiding hier voor niet verkeerd is.” Een ziekenhuisopname kan voor . kwetsbare ouderen erg belastend zijn , en war de Soms raken ze ondervoed of in er is een reële kans op ongelukken. Het gebeurt daarom regelmatig dat een naar oudere na een opname niet terug kan t. moe huis, maar naar een verpleeghuis “Dat willen we voorkomen, maar dat inlevraagt van ons wel extra aandacht en vingsvermogen.” afHet LUMC heeft geen speciale verpleeg deling voor ouderen. “Ik werk nu op de Maag-, Darm-, Lever/Long- afdeling en a blijf daar ook. Straks kan ik er mijn extr kennis over ouderen inbrengen.”
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
Praktijkverpleegkundige Annelies Reinders ‘Ze stellen ons zeer op prijs’ “Ouderen blijven mij verwonderen. Ze vertellen vaak bijzondere verhalen.” Annelies Reinders is praktijkverpleegkundige bij huisarts Eugenie Hodes in Maarssen. Zij heeft er een spreekuur voor mensen met diabetes, longproblemen en hoge bloeddruk. Daarnaast bezoekt zij, in het kader van het project Ouderenzorg, 75-plussers die zijn aangesloten bij de praktijk. “We sturen hen een brief met vragen over zaken als medicatie, vallen, geheugen en persoonlijke verzorging. Als er dan drie of meer problemen blijken te zijn, maken we een afspraak voor een bezoek. Dat kan gauw een uur duren.” Het project in Maarssen speelt in op de ontwikkeling dat ouderen steeds vaker thuis blijven wonen, maar daar soms wel zorg nodig hebben. “Ze stellen onze dienstverlening zeer op prijs; vrijwel alle vragenlijsten krijgen we ingevuld terug.” De extra zorg kan heel divers zijn, zoals hulp bij het ‘ompakken’ van medicijnen in bijvoorbeeld een pillendoos, het toedienen van medicijnen, het regelen van hulp in de huishouding, of van vervoer naar familie of activiteiten buitenshuis. “Ik hoop dat het project blijft bestaan en dat we alle 75-plussers in onze praktijk kunnen benaderen.”
“Ik heb meerdere taken in het LUMC”, zegt dr. Ania Oleksik. “Als internist met aandachtsgebied ouderengeneeskund e behandel ik ouderen met complexe zorg vragen - overigens ook jongere patiënte n. Verder heb ik de supervisie over de Con sultatieve Dienst Ouderengeneeskund e (CDO). Ouderen die voor een opname naar het LUMC komen, worden gescreend op kwetsbaarheid, en indien nodig komt de CDO-verpleegkundige of –arts in acti e.” Naast de patiëntenzorg is Oleksik acti ef in het onderwijs rond ouderengeneeskund e. “We leggen daarbij de nadruk op de dive rsiteit binnen de groep ouderen en op de beperkingen van de richtlijnen - die zijn vaak gebaseerd op jongere patiënten, dus niet altijd makkelijk toepasbaar. In de lessen kijken we verder naar de complex iteit van de klachten en het maken van verstandige keuzes - samen met de patiënt.” Werken met ouderen is altijd interess ant, vindt Oleksik. “De communicatie is and ers en er zijn verschillen in levenservaring, medische problematiek en behandelwensen. Het is bijna een cultuur verschil , en dat maakt je rijker. Wat je bij hen leer t kun je weer toepassen bij jongere patiënten. Want ook bij jongere patiënte n loopt het behandelproces niet altijd rechttoe-rechtaan.”
23
Hersenen op
leeftijd
Wie als (jong)volwassene Memory speelt met een kind, ontdekt dat sommige hersenfuncties al jong achteruitgaan. Op hogere leeftijd ligt dementie op de loer. Maar het ouder worden brengt ook positieve veranderingen in de hersenen met zich mee. door Raymon Heemskerk foto’s Arno Massee
“D
e exacte leeftijd kun je natuurlijk niet raden, maar je herkent een ouder brein wel op een scan”, zegt radioloog prof. Mark van Buchem. Hij doet onderzoek met MRI, een afbeeldingstechniek die zowel structuren als functies van het brein blootlegt. “Bij 60-plussers zie je vaak dat hersengebieden gekrompen zijn en er kleine bloedinkjes en infarctjes zijn opgetreden.” Hoe de hersenen functioneren kun je ook met MRI zien. “Als we mensen bijvoorbeeld een geheugentaak geven, zien we welke hersengebieden daarbij betrokken zijn. Maar nog interessanter is het om naar de hersenactiviteit te kijken wanneer iemand níets doet. Je ziet dat in rust allerlei hersengebieden actief zijn en met elkaar verbonden. Deze netwerken gaan bij beginnende dementie al afwijkingen vertonen. De groep van prof. Serge Rombouts kijkt of dat per soort dementie verschillend is en of die soorten zo al in een vroeg stadium te onderscheiden zijn.”
Alzheimer. Een mogelijk oorzaak is al in beeld. “Er zijn aanwijzingen dat eiwit ophopingen negatieve gevolgen hebben voor de bloedvaten in de hersenen. Andersom denken we dat vaataandoeningen de kans op eiwitophoping vergroten”, aldus Van Buchem.
Bloeddrukmedicijnen Om de kans op dementie te verminderen is het dus belangrijk om je vaten zo gezond mogelijk te houden. Niet iedereen lukt dat, al dan niet door genetische oorzaken. Sommige mensen hebben bijvoorbeeld een hoge bloeddruk en moeten bloeddrukverlagers gebruiken om schade aan de
Ouderen zijn automatisch meer gericht op positieve informatie
Vaatschade De twee meest voorkomende vormen van dementie zijn de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie. Vroeger werd gedacht dat patiënten een van beide hadden: ophoping van bepaalde eiwitten in de hersenen (Alzheimer), of problemen met de bloedvaten (vasculaire dementie). “Dat onderscheid ligt onder vuur”, zegt Van Buchem. Mensen met de diagnose Alzheimer blijken vaak ook uitgebreide vaatschade in de hersenen te hebben. En andersom: mensen van wie gedacht werd dat ze vasculaire dementie hadden, vertonen bij autopsie ook kenmerken van
24
bloedvaten te voorkomen. Of het verstandig is om hier op gevorderde leeftijd weer mee te stoppen proberen LUMConderzoekers te ontdekken in de Dante-studie. Het idee daarachter is dat de hersenen beter doorbloed raken. “Als de bloeddruk hoog is, vernauwen de bloedvaten naar de hersenen om de bloedtoevoer naar de hersenen onder controle te houden. We denken dat als de hoge bloeddruk lang aanhoudt, de bloedvaatjes permanent vernauwd blijven. Als je dan de bloeddruk gaat verlagen, krijgen de hersenen te weinig
bloed”, aldus Van Buchem. Aan de Dantestudie doen bijna 400 75-plussers mee die bloeddrukverlagers slikken en bij wie een lichte cognitieve achteruitgang is vastgesteld. “We hebben hen in twee groepen verdeeld: de ene groep stopt met het gebruik van de bloeddrukverlagers, de andere groep blijft gewoon de gebruikelijke dosis bloeddrukmedicijnen slikken”, vertelt prof. Roos van der Mast van de afdeling Psychiatrie. “Voorafgaand en na vier maanden nemen we vragenlijsten af om zaken als kwaliteit van leven, cognitieve prestaties en depressie en apathie te meten.” De resultaten zijn er nog niet, maar de onderzoekers verwachten dat ouderen die stoppen met hun bloeddrukmedicatie beter gaan functioneren. Van der Mast: “De bloeddruk is bij
10 december 2013 | nummer 8
voor negatieve informatie. Ze richten hun aandacht automatisch meer op positieve zaken.” Tenzij hun cognitieve vermogens al redelijk verminderd zijn, want dan kunnen ze eerder het overzicht kwijtraken en gestrest worden. Langdurige, negatief ervaren stress is hoe dan ook slecht voor het brein. “Ouderen die aangeven langdurige stressvolle periodes te hebben meegemaakt, hebben duidelijk meer kans op dementie”, aldus Aleman.
Iemand met apathie lijkt depressief, maar hoeft dat niet te zijn
deze ouderen hoger en de bloeddoorstroming door de hersenen daardoor beter.”
Langdurige stress Een lichte achteruitgang van het denkvermogen is een veelvoorkomend verschijnsel bij ouderen. Van Buchem start binnenkort samen met prof. Mat Daemen van het AMC een landelijk onderzoek om uit te vinden of die schade omkeerbaar is. “Er is lang gedacht dat cognitieve achteruitgang bij ouderen komt door infarctjes, en dat het dus structurele, onomkeerbare schade is. Nu denken we dat de hersencellen van ouderen misschien niet optimaal functioneren doordat de bloedtoevoer tekortschiet.” Het feit dat mensen met chronisch hartfalen ook vaak cognitief achteruitgaan, maar na een harttransplantatie weer opknappen, wijst daarop. Het zou ook kunnen verklaren waarom bewegen zo goed is voor het brein: het hart pompt dan meer bloed rond en de hersenen krijgen meer zuurstof. “Het zou een mooie bevinding zijn, want dan kun je cognitieve achteruitgang in een deel van de gevallen misschien behandelen met medicijnen”, aldus Van Buchem. Ook prof. André Aleman van het UMC in Groningen heeft een overwegend positieve
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
boodschap. Hij schreef het boek ‘Het seniorenbrein’ en sprak in november op het symposium van het Leiden Institute for Brain and Cognition (LIBC) over stress in het ouderenbrein. “Ouderen kunnen over het algemeen door kennis en ervaring beter met stress omgaan dan jongere mensen. Bovendien blijken ze minder gevoelig te zijn
Vogels spotten Aleman en Van der Mast zijn allebei geïnteresseerd in apathie, waarbij verlies van initiatief en emoties optreedt. Zo’n 25 tot 30 procent van de 75-plussers kampt hiermee. Vooral de partner lijdt er erg onder. “Iemand met apathie lijkt depressief, maar dat hoeft niet zo te zijn. Apathie komt ook zonder depressie voor, zagen we in de Nesdo-studie, de Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen”, vertelt Van der Mast. Met deze studie hoopt de onderzoeksgroep ook het verband tussen depressie en cognitieve achteruitgang te ontrafelen. “Depressie gaat vaak vooraf aan cognitieve achteruitgang, maar we weten niet of mensen somber worden omdat ze merken dat ze achteruitgaan, of dat depressie een symptoom is van de degeneratie van de hersenen.” Zoals u elders in deze Cicero kunt lezen is achteruitgang bij het ouder worden deels genetisch bepaald, maar er zijn mogelijkheden om het proces te remmen. “Veel mensen doen kruiswoordpuzzels, maar daarbij train je maar een heel klein deel van je hersenen. Je kunt veel beter een muziekinstrument leren bespelen; dan gebruik je het hele brein”, tipt Aleman. Vogels spotten vindt hij ook een goed idee. Dan moet je soortnamen, uiterlijk en zang proberen te onthouden, je beweegt, komt in de buitenlucht en praat met andere mensen: activiteiten waar je grijze cellen van opbloeien.
25
Welkom in het
Alzheimercafé
Mensen met dementie en hun mantelzorgers hoeven er niet alleen voor te staan. In Leiden kunnen zij eens per maand terecht bij het Alzheimercafé. “Praat erover en zoek steun.” door Masja de Ree
D
e zaal zit goed vol. Met vaste klanten, maar ook met mensen die voor het eerst komen. Het Alzheimercafé is één keer per maand open en stelt steeds een ander onderwerp centraal: bewegen, voeding, relatie, mantelzorg, maar ook financiën en rechtsbescherming in relatie tot dementie. Vanavond is geriater Jantien Brouwer uit het Rijnland Ziekenhuis te gast. Zij vertelt hoe dat gaat: de diagnose dementie stellen.
Bespreekbaar Patiënten komen meestal bij Brouwer terecht omdat een partner, of de patiënt zelf, het gevoel heeft dat er ‘iets niet klopt’. Het Rijnland Ziekenhuis heeft net als veel andere ziekenhuizen een geheugenpoli waar een onderzoek plaatsvindt en waar besloten wordt of de patiënt door een geriater of een neuroloog gezien moet worden. “Als een patiënt naast de cognitieve klachten bijvoorbeeld ook hartpatiënt is of diabetes heeft, dan is de geriater de aangewezen arts.” Het onderzoek op de geheugenpoli duurt een hele ochtend. “Mag de mantelzorger dan mee?”, willen de aanwezigen weten. “Het móet zelfs, zonder mantelzorger kunnen wij geen diagnose stellen.” En wat als de mantelzorger een heel ander beeld heeft dan de patiënt zelf? “Dat is lastig”,
weet Brouwer. “Maar ik probeer ook dan het gesprek samen met patiënt en mantelzorger te voeren. Juist om de ziekte bespreekbaar te maken.”
Actief blijven De sfeer in het Alzheimercafé is goed. Vijf vrijwillige gastvrouwen zijn herkenbaar aan een naambordje en mengen zich onder het publiek. Vrijwilliger Joke Dijkstra: “Veel organisaties in de regio dragen iets bij. Daarom kunnen we in Leiden live muziek bieden en een drankje in de pauze.” Naast de jazzband is er dit keer ook een Alzheimerpatiënt die trompet speelt. Onder de gasten zijn veel echtparen. Een enkele mantelzorger is alleen gekomen.
Nationaal Register Dementie Naar schatting zijn er in Nederland 250.000 mensen met dementie. Hoeveel het er precies zijn en welke vorm van dementie zij hebben, probeert het Nationaal Register Dementie in kaart te brengen. “Naast het verzamelen van diagnostische gegevens, kijken we ook welke zorg er geboden wordt en of er verschillen zijn tussen de regio’s in Nederland”, aldus dr. Annet Wind, werkzaam op de afdeling Public Health & Eerstelijnsgeneeskunde van het LUMC en betrokken bij het Nationaal Register Dementie. Het register is onderdeel van het Deltaplan Dementie, een landelijk initiatief om deze veel voorkomende hersenaandoening te bestrijden. (RH)
26
“Mijn man zit zelf helemaal niet met zijn ziekte”, zegt een van hen. “Ik heb er meer last van dan hij.” Er zijn patiënten die hun ziekte relativeren, maar ook gasten die ongelukkig kijken of in de war zijn. Mantelzorgers luisteren naar elkaar. “Dementie diskwalificeert je niet als mens”,
‘Dementie diskwalificeert je niet als mens. Je bent er nog steeds’
geeft Brouwer de aanwezigen mee. “Je bent er nog steeds. Blijf actief en zoek de kwaliteit in het leven.” Ze raadt ook aan de diagnose zo snel mogelijk met anderen te delen. “Praat erover en zoek steun.” Bijvoorbeeld in het Alzheimercafé. Het Alzheimercafé Leiden is elke tweede donderdag van de maand in het Waterland College aan de Boerhaavelaan 345. De deuren gaan om 19.00 uur open. Het Alzheimercafé is een initiatief van Alzheimer Nederland. Kijk voor meer informatie op www.alzheimer-nederland.nl.
10 december 2013 | nummer 8
ongelooflijk geboft’
TOEN & NU
‘Ik heb
De lijst van onderscheidingen en prijzen die hij ontving voor zijn werk is indrukwekkend. En er komen er nog steeds bij, want aan stoppen met werken denkt prof. Jon van Rood (87), die sinds 1950 bij het LUMC/AZL werkt, nog lang niet. ‘Ik kom uit een familie van kunstenaars. Die werkten allemaal door tot het niet meer ging.’ door Caroline van der Schaaf foto Arno Massee
Wat wilde u vroeger worden? “Gezond. Tijdens de eerste jaren van mijn leven ben ik verschillende keren opgenomen in het ziekenhuis met een middenoorontsteking. Je kon daar bloedvergiftiging van krijgen, want dat was nog vóór de tijd van de antibiotica. Voor mijn vijfde was ik al drie keer opgegeven. Uiteindelijk is op mijn vijftiende het hele rotsbeen achter mijn rechteroor weggehaald. Sindsdien hoor ik met dat oor niets meer.” Hoe kwam u terecht in de wereld van de transplantatiegeneeskunde? “Als jongste assistent-in-opleiding voor de Interne Geneeskunde werd je destijds geacht naast je zaal met twintig patiënten ook als diensthoofd van de bloedbank te fungeren. De bloedtransfusie fascineerde me vanaf het begin.” U heeft in uw leven veel gedaan en bereikt. Wat ziet u als uw grootste prestaties? “Ten eerste de ontdekking dat vrouwen tijdens de zwangerschap antistoffen kunnen vormen tegen de HLA-weefselgroepen (humane leukocytenantigenen, essentieel om te bepalen welke donor voor een patiënt geschikt is, red.) die de vader aan de baby doorgaf. Ten tweede konden we met behulp van een computer - een primeur in 1959 - de genetica van dit enorm complexe HLAsysteem ontrafelen. Ten derde ontdekten prof. Frans Claas en ik dat patiënten met veel HLA-antistoffen in hun bloed, bijvoorbeeld na zwangerschappen en bloedtransfusies, geen antistoffen vormden tegen de HLA-groepen van de moeder. Frans Claas
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
Toen: oprichter van Eurotransplant en Europdonor, hoogleraar Interne Geneeskunde, onderzoeker, betrokken bij de eerste beenmergtransplantatie in Europa, ontvanger van onder meer de prestigieuze Heineken Prijs Nu: medisch consulent bij Europdonor, betrokken bij onderzoek en de werving van nieuwe stamceldonoren toonde met anderen aan dat een nier van een broer of zus, die verschilt voor de moederlijke antigenen maar gelijk is voor die van de vader, een even grote kans op overleving heeft als een nier met een perfecte match. Met anderen toonde ik aan dat dat ook geldt voor stamceltransplantatie met familiedonoren en niet-verwante navelstrengstamceltransplantaties.” Wat betekent dat voor de medische wetenschap? “Het zet de transplantatiewereld op zijn kop. Als je rekening houdt met de HLAgroepen van de moeder en de genen van de vader gelijk zijn, kun je zogeheten ‘acceptabele mismatches’ vinden: HLA-combinaties die verschillen van die van de patiënt, maar die zijn lichaam toch accepteert omdat ze lijken op de cellen van zijn moeder. Daardoor kunnen veel meer mensen worden geholpen. Zo lang ik kan, zal ik me daarvoor inzetten.” Kijkt u met tevredenheid terug op uw leven tot nu toe? “Ik heb een fantastisch leven gehad, in alle opzichten. Vooral met de mensen om mij heen heb ik ongelooflijk geboft: mijn ouders, mijn broers en zusters, mijn vrouw,
mijn kinderen en kleinkinderen. En met de mensen met wie ik mijn hele leven heb gewerkt, inclusief het Europdonorteam: allemaal fantastische mensen. Samen hebben we veel bereikt. Zo hebben mede dankzij Bone Marrow Donors Worldwide 400.000 mensen een tweede kans gekregen op genezing van leukemie. En ook bij Eurotransplant gaat het om bijna 180.000 patiënten.”
Oproep stamceldonoren Er zijn dringend stamceldonoren nodig in Nederland. Prof. Van Rood: “Nederlandse donoren zijn het beste voor Nederlandse patiënten: zij hebben dezelfde genetische achtergrond, zijn gemakkelijker beschikbaar en het is goedkoper. Helaas krijgt maar 4 procent van de Nederlandse patiënten stamcellen van een Nederlandse donor. Daar kunnen u, of uw (klein)kinderen, iets aan doen! We hebben dringend mensen nodig van onder de dertig jaar, die bereid zijn stamceldonor te worden.” Opgeven kan via www.europdonor.nl.
27
Grijze haren, maar jong van geest De ervaren gezondheid van ouderen gaat erop vooruit. Iemand van 65 of 75 voelt zich veel gezonder dan de 65- of 75-jarige van vroeger. Sociale contacten en een zinvolle dagbesteding zijn voor het levensgeluk van ouderen veelal belangrijker dan een goede lichamelijke gezondheid, ontdekte sociaal-cultureel antropoloog dr. Jolanda Lindenberg van de Leyden Academy on Vitality and Aging. door Aliëtte Jonkers foto Arno Massee
P
im Vermaat, 73 jaar, publiceerde in zijn werkzame leven als NRC-redacteur 21 jaar lang elke dag op de voorpagina van de krant een taalgrap op het nieuws, de zogenaamde Wereldbollen. Later heetten zijn oneliners Krekels. Tegenwoordig is hij opa van drie kleinkinderen en, zo zegt hij, (op)getogen Lekkerkerker en niet alleen cultureel belangstellend, maar ook erg sportief. “Mijn eigen grootouders waren op hun vijftigste al stokoud. Oma in een echte omajurk met een zwarte ketting, opa met een horloge op de buik. Ik voel me op mijn 73ste veel jonger dan zij leken toen ze vijftigers waren.”
Dat ouderen zich jonger voelen dan hun chronologische leeftijd, krijgt in onze samenleving echter weinig aandacht. “Jammer, want uit ons onderzoek blijkt dat minstens een kwart van de ouderen het liefst weer zou willen werken. Daar laten we eigenlijk kansen liggen.”
Levensinvulling Is hun gezondheid niet zo goed, dan is het belangrijk voor senioren om een levensinvulling te vinden waar ze gelukkig van worden, zegt Lindenberg. Ook daar zou meer aandacht voor moeten zijn, bepleit ze. “We hebben in Nederland voor alle levensfases supportgroepen, maar voor ouderen is er niets op het gebied van omgaan met ver-
lies van bijvoorbeeld werk en sociale functies. De nadruk ligt puur op de medische behandeling van ziekten, die dus eigenlijk op die leeftijd in mindere mate het levensgeluk bepalen.” De 73-jarige Pim Vermaat heeft geen supportgroepen nodig: de taalgrapjes die hij gedurende zijn hele carrière maakte, leert hij nu aan zijn oudste kleinkind Mieke van net 10. “Ik vind opa niet erg oud, maar het lijkt me wel moeilijker om te fietsen”, zegt ze. Waarna ze een liedje van Godfried Bomans declameert: “Ik zit mij voor het vensterglas onnoemlijk te vervelen. Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen.” Opa glundert.
Jonger voelen Een herkenbare ervaring, zegt Jolanda Lindenberg. Zij doet onderzoek naar identiteitsvorming, groepsrelaties en sociale netwerken bij ouderen. Ze bestudeert hoe jongeren tegen ouderen aankijken en brengt ook in kaart hoe ouderen zélf over oud zijn denken. “In dat vitaliteitsonderzoek zien we dat het verschil tussen de kalenderleeftijd en de ervaren leeftijd groter wordt naarmate de leeftijd stijgt: ouderen voelen zich langer jong. Daarnaast zien we dat verwachtingspatronen belangrijk zijn: ouderen stellen zich in op het ontwikkelen van kwalen. Die horen erbij.” Op latere leeftijd is het hebben van een levensdoel en een sociaal leven belangrijker dan de lichamelijke gezondheid. “Betrokken ouderen ervaren een hogere levenskwaliteit”, vertelt Lindenberg.
28
De taalgrapjes die Pim Vermaat altijd maakte, leert hij nu aan zijn kleinkind
10 december 2013 | nummer 8
In het LUMC werken veel onderzoekers – in laboratoria, achter hun pc of bij een MRI-scanner. Velen van hen spreken zelden of nooit een patiënt. De rubriek De Kennismaking brengt daar verandering in. Deze keer ontmoet onderzoeker Stella Trompet de heer Peter Tibboel . Tibboel kreeg in mei dit jaar een hartinfarct op de tennisbaan, Trompet doet onderzoek naar de genetische risicofactoren voor onder andere hart- en vaatziekten. door Diana de Veld foto Arno Massee
echt fantastisch geholpen. Over de goede dingen lees je alleen niks in de krant.” Trompet: “Dat is leuk om te horen.” De onderzoekster vraagt zich af of er in Tibboels familie nog meer mensen hartziekten hebben. “Ik doe zelf onderzoek naar genen die de kans op een infarct vergroten”, licht ze toe. Tibboel: “Mijn vader had een slappe hartspier, die is op 54-jarige leeftijd overleden. Verder niet – maar ik kom ook uit een heel kleine familie.” Waardoor Tibboel een hartinfarct kreeg, is onbekend. “Ik rook niet, heb geen hoge bloeddruk, geen hoog cholesterol, ik sport en ik eet best gezond.”
Tibboel slikt nu onder andere statines, cholesterolverlagers waar Trompet onderzoek naar doet. “Wij kijken bij grote groepen mensen of genen kunnen voorspellen of statines effect hebben”, zegt ze. “Zo niet, dan kun je beter een ander middel gaan slikken en hoef je niet de mogelijke bijwerkingen van statines – vooral lichte spierpijn – te ondergaan.” Daar had Tibboel de eerste paar dagen ook last van, vertelt hij, maar nu niet meer. “Hoewel ik deze week wel spierpijn in mijn armen had – maar dat kwam gewoon omdat ik een paar meubels hielp versjouwen.”
P
eter Tibboel (75) uit Sassenheim tennist graag, maar tot twee keer toe beleefde hij op de tennisbaan een angstige moment. “De eerste keer was november vorig jaar”, vertelt hij aan onderzoekster dr. Stella Trompet (Hartziekten). “Opeens kreeg ik een dik been, van mijn enkel tot mijn lies. Bij de dokterspost stuurden ze me naar het LUMC – een trombosebeen.” Tibboel kreeg medicijnen en de trombose verdween. “In mei mocht ik stoppen met de pillen, want mijn bloedstolling was goed. En geloof het of niet, maar twee weken later kreeg ik op de tennisbaan een hartinfarct. Of dat er nou mee te maken had…? ” Onderzoekster Trompet: “Trombosepatiënten hebben wel een verhoogd risico op een hartinfarct, maar het kan ook toeval zijn geweest. Voor een individu is dat nooit te achterhalen.” Dat het om een infarct ging, was Tibboel niet meteen duidelijk. “Het voelde alsof er een groot stuk voedsel bleef hangen. Ik had geen pijn op de borst, alleen in mijn rug en armen.” Hij bleef bij bewustzijn. “Maar ik kon niet eens mijn telefoonnummer meer opnoemen.” Tibboel had geluk: op de tennisclub was toevallig een IC-verpleegkundige van het LUMC aanwezig. Na het bellen van 112 stond de ambulance al snel voor de deur. “Ik moest twee grote pillen slikken, ik werd er misselijk van maar ze hielpen wel.” Wat voor pillen dat waren? “Waarschijnlijk bloedverdunners”, vermoedt Trompet. Prof. Martin Schalij plaatste meteen stents bij Tibboel. “Daarna was ik weer het mannetje”, zegt hij. “Je hoort vaak dit en dat en zus en zo over ziekenhuizen, maar ik ben
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
Peter Tibboel slikt statines. Stella Trompet doet daar onderzoek naar
29
DE KENNISMAKING
Hartinfarct op de tennisbaan
Vergrijzing als ‘aanjager’ We worden steeds ouder. En alsof dat kwalijk is, hoor je regelmatig: door die vergrijzing lopen de kosten voor de gezondheidszorg uit de hand. Maar is dat wel zo? door Dick Duynhoven foto Marc de Haan
Wilco Achterberg, hoogleraar Institutionele zorg en Ouderengeneeskunde: ‘Groeikansen voor verschillende sectoren’ “Ten eerste is de stelling feitelijk niet geheel juist. Uit cijfers van het Sociaal Planbureau blijkt dat de zorgkosten veel harder stijgen dan het percentage ouderen. Ten tweede is het conceptueel geheel onjuist. Als er meer kinderen zijn, hebben we meer scholen nodig; als er meer ouderen zijn, is er meer zorg nodig. Het geeft dus een verschuiving in de maatschappij en in de economische activiteit. De rijksbegroting moet zich daaraan aanpassen. Vergrijzing en stijging van de toenemende vraag naar zorg zijn groeikansen voor verschillende sectoren: woningbouw, vervoer, innovaties vanuit technologie en voedingsindustrie, noem maar op. Gebruik dit potentieel: beschouw de vergrijzing als aanjager van onze nieuwe economie. Het is tenslotte een veel aimabeler motor dan defensie of ruimtevaart.
30
Thijs de Kleer, adjunct directeur Financiën LUMC: ‘Meer kosten, maar ook meer baten’ “De technologische mogelijkheden en de marktwerking creëren nieuw aanbod en nieuwe kansen. De Wet van Say stelt: ‘Elk aanbod creëert zijn eigen vraag’. Hoe meer wij kunnen doen, hoe meer wij zullen doen, ook voor de oudere mens. Dat levert langere levens en hogere kosten op, maar ook hogere baten. Als we meer uitgeven aan zorg is dat behalve gezondheidswinst ook een bijdrage aan de werkgelegenheid in de zorg, de omzet van leveranciers, consultants, accountants enzovoorts. Je kunt vergrijzing problematiseren, maar ook als kans zien. Door grootscheepse preventieve gezondheidszorg moet het mogelijk zijn de mens nog langer te laten leven en nog meer zorgomzet te genereren. De oudere mens is niet de veroorzaker van een probleem maar de uitkomst van een proces.”
Rudi Westendorp, hoogleraar Ouderengeneeskunde: ‘Benut die extra jaren beter’ “Ik begrijp niet waarom mensen denken dat de vergrijzing geld kost. De afgelopen 25 jaar is in Nederland de gemiddelde levensverwachting met zo’n zes jaar toegenomen. Het gemiddeld aantal jaren in leven zonder gebreken eveneens. Dat betekent dat het aantal jaren met gebreken en ongemak naar láter zijn verplaatst. Het zijn die gebrekkige jaren die zorg en investeringen kosten. Maar dat alles maak je maar één keer mee. Sterven op hoge leeftijd blijkt ook nog goedkoper te zijn dan op jonge leeftijd, wanneer er nog méér uit de kast wordt gehaald om het tij te keren. Wat echt veel kost, is dat we al die extra gezonde jaren niet omzetten in maatschappelijke participatie. Werkend of niet werkend, betaald of onbetaald. Het is dringend noodzakelijk dat we de planning van onze levensloop, de pensionering en de oude dag op de nieuwe werkelijkheid instellen. We zijn niet langer ziek, maar langer gezond.”
10 december 2013 | nummer 8
Ouderdom komt met… geluk? Zijn ouderen gelukkig, vroegen we ons op de redactie af. Je lijf takelt af, mensen om je heen zijn ziek of vallen weg. Hoe doe je dat, gelukkig oud worden? door Christi Waanders foto Arno Massee
I
n Nederland geven we als cijfer een 8 voor ons leven. Dat geldt voor alle leeftijden, vertelt Ton de Craen, onderzoeker op de afdeling Ouderengeneeskunde. “We zijn in het noorden van Europa wel gelukkiger dan in het zonnige zuiden. Maar het blijft natuurlijk lastig meten met al die verschillende culturen, want betekent een 8 in Italië hetzelfde als in Nederland?” Hij voegt daaraan toe dat mensen die zelf vinden dat ze gezond zijn, langer leven. En dat geldt ook weer voor alle leeftijden. Volgens De Craen gaat het er bij succesvol ouder worden vooral om dat je je kunt aanpassen aan de ongemakken die veroudering met zich meebrengt. Psychiater Irene van Vliet kan dit bevestigen. “Je ziet dat mensen zichzelf in de loop van hun leven gaan resetten. De ankerpunten in hun bestaan veranderen.” Van Vliet legt uit dat ouderen andere dingen belangrijk gaan vinden. “Een jong iemand wil wereldreizen maken, een 50-jarige pakt een cruise of gaat fietsen op de Veluwe, maar een 95-jarige hoeft niet meer zo nodig weg. Die vindt in het zonnetje in de tuin zitten heerlijk.” Een definitie van geluk heeft de psychiater overigens niet. “Er zijn wel dertig verschillende definities, maar tevredenheid is een belangrijk aspect. Tevreden over sociale contacten, over wat je gedaan hebt in het leven en bijvoorbeeld over je relatie tot het grotere geheel. Het zit ’m dus minder in tevredenheid over je fysieke conditie. Ook wel, maar minder dan je zou denken.” Verder helpt optimisme heel sterk, zo vervolgt ze. “Je kunt als oudere van 80 jaar denken: ‘Wat naar dat ik niet meer de marathon kan rennen’, maar je kunt ook denken ‘Wat fijn dat ik iedere dag een rondje door het bos of de buurt kan maken.’ Hoe je
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
‘Houd belangstelling voor de wereld om je heen en blijf goed voor jezelf zorgen’ tegen dingen aankijkt heeft in eerste instantie te maken met je erfelijke make-up, je genen.” En waar zit geluk in de hersenen? Kun je dat zien op een hersenscan? “Er is inderdaad onderzoek gedaan naar de neurobiologie van wijsheid. Wijsheid wordt vaak aan ouderen toegeschreven en is een aspect dat overlapt met geluk en gezond oud worden. Wat je ziet is dat bij ouderen bepaalde hersengebieden actiever zijn. Dat heeft vooral te maken met de interactie tussen gebieden in de hersenen die betrokken zijn bij emoties en het frontale gebied van de hersenen,
dat helpt relativeren en emoties afremt.” En zijn er nog tips om gelukkig oud te worden? Zowel Ton de Craen als Irene van Vliet bevestigen dat sociale contacten erg belangrijk zijn. “En je moet bezig blijven. Uitdagingen houden”, vervolgt Van Vliet. “Alhoewel geraniums heel interessante planten kunnen zijn, moet je er niet achter blijven zitten. Houd belangstelling voor de wereld om je heen en blijf fysiek en mentaal goed voor jezelf zorgen. Dan is het voor veel mensen gelukkig goed te doen om oud te worden.”
31
Thuis meedoen aan onderzoek Een zieke man van 70 krijgt pillen die alleen maar getest zijn op veel jongere patiënten. Vreemd, want uit steeds meer onderzoek blijkt dat het oudere lichaam anders reageert op medicijnen, net zoals dat ook voor kinderen geldt. Daarom is in het LUMC een instituut opgericht om onderzoek speciaal bij en voor ouderen te stimuleren. door Maarten Mulder foto Marc de Haan
“M
omenteel krijgen ouderen medicijnen voorgeschreven die getest zijn op mensen van middelbare leeftijd”, zegt Charlotte van Beuzekom. Zij en dr. Karen Broekhuizen zijn beiden werkzaam bij het Institute for Evidence-Based Medicine in Old Age (IEMO), een initiatief van de afdeling Ouderengeneeskunde. Het hoofddoel van dit instituut: wetenschappelijk onderzoek bij en voor ouderen stimuleren.
Iets tragere schildklier “Dat gebeurt namelijk nog te weinig”, vindt Broekhuizen, “maar het is wel belangrijk.” “Het aantal ouderen neemt toe”, licht Van Beuzekom toe. “Zij zijn ook de groep met de grootste zorgbehoefte. Tegelijkertijd
‘Over twintig jaar hebben ook de meeste 80-plussers een smartphone. Zij zijn de 65-plussers van nu’ weten we van ouderen relatief het minst goed hoe ze precies behandeld moeten worden.” Terwijl er wel degelijk aanwijzingen zijn voor verschillen tussen ouderen en jongere volwassenen: in de oorzaken en gevolgen van een ziekte, en in hoe een ziekte het best kan worden behandeld. Dr. Wendy den Elzen (Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde) geeft een voorbeeld:
32
Nieuwe technologie verplaatst onderzoek van lab naar huiskamer “Eerdere onderzoeken laten zien dat ouderen met een licht verminderde schildklierwerking mogelijk baat hebben bij behandeling met schildklierhormoon. Maar een iets minder goed werkende schildklier lijkt juist een gunstig effect te hebben op de levensduur van de oudste ouderen.” Daarom heeft het IEMO, in samenwerking met het Europese platform TRUST, een studie opgezet om te kijken of het behandelen van een iets slechter werkende schildklier op die hoge leeftijd wel veilig en nuttig is. “Momenteel zijn we op zoek naar deelnemers”, vertelt Broekhuizen.
Makkelijk deelnemen Onderzoek doen bij ouderen is heel speciaal, vertellen de onderzoekers. “Bij zo’n kwetsbare groep letten we nog meer dan anders op de veiligheid. Elke nieuwe dosering en toediening wordt nauwlettend in de gaten gehouden”, verzekert Broekhuizen. “Verder proberen we deelname aan een onderzoek voor ouderen zo toegankelijk mogelijk te maken”, vult Den Elzen aan. “Het is voor ouderen bijvoorbeeld prettiger als het lab naar hen toe gaat in plaats van andersom. Door toegankelijk te zijn, hopen
we een representatieve groep deelnemers te trekken, in plaats van alleen relatief fitte ouderen die nu vaak oververtegenwoordigd zijn in zo’n onderzoek.” Bij onderzoek naar ouderen worden er dan ook zaken gemeten die specifiek inzicht geven in de situatie van de oudere, zoals het dagelijks functioneren, de loopsnelheid en de kwaliteit van leven.
Smartphone Met nieuwe technologieën, zoals bijvoorbeeld smartphones en draagbare scanapparatuur, zijn de mogelijkheden steeds groter om zulk onderzoek van het lab naar de woonkamer te verplaatsen. IEMO heeft daarvoor een Trial Innovatie Project (TrIP) opgestart. “Er is bijvoorbeeld een app ontwikkeld waarmee je eigen onderzoeksgegevens gelijk door worden gestuurd naar onderzoekers”, zegt Van Beuzekom. Voorbarig? “We lopen vooruit op de ontwikkelingen. Over twintig jaar hebben ook de meeste 80-plussers een smartphone. Zij zijn de 65-plussers van nu.” www.iemo.nl www.trustthyroidtrial.nl
10 december 2013 | nummer 8
HET VR A AGSTUK
Waar moet onderzoeksgeld voor dementie heen? Het Deltaplan Dementie verdeelt geld voor onderzoek naar dementie. Waar kunnen we die euro’s het beste aan besteden? Aan fundamenteel onderzoek naar de oorzaken? Of naar verbetering van de zorg nu? door Mieke van Baarsel
Philip Scheltens, hoogleraar cognitieve neurologie VUmc, directeur van het VUmc Alzheimercentrum, oprichter en vicevoorzitter van het Deltaplan Dementie: Alzheimer of, ruimer uitgedrukt, dementie is het belangrijkste gezondheidsprobleem van de toekomst. Binnen de onderzoekspoot van het Deltaplan gaat het meeste geld naar fundamenteel onderzoek: tweederde. Logisch, want dat is het duurste: het kost veel tijd en is lastig. In heel Europa is men hiermee bezig en het is belangrijk dat we daarin meedraaien. Wij zijn goed in patiëntenonderzoek, biomarkers, beeldvorming, populatie-onderzoek en zorgonderzoek. Vandaar het Deltaplan Dementie, waarbij we nadrukkelijk ook zoveel mogelijk bedrijven betrekken. Het onderzoeksprogramma van het Deltaplan is tot stand gekomen in overleg met patiënten en mantelzorgers. Uiteraard zijn alle thema’s belangrijk: het mechanisme achter dementie, diagnostiek, behandeling en preventie en doelmatige zorg en ondersteuning. Wel hebben we gemerkt dat patiënten en hun naasten vroege diagnostiek heel belangrijk vinden. Die vroegdiagnostiek verbeteren lijkt mij persoonlijk nu het meest dringend. Daarna kun je aan de slag met mogelijke therapieën. Ik denk dat we nog niet zo ver zijn dat we zinnige uitspraken kunnen doen over preventie. Gerard-Jan Blauw, hoogleraar interne geneeskunde, ouderengeneeskunde LUMC: Wij denken dat in onze samenleving dementie op hoge leeftijd het grootste probleem is. Het loont de moeite om te kijken hoe je dat kunt voorkomen. Dit soort dementie heeft niet één oorzaak. Wij doen onderzoek naar neurologische en psychia-
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
MRI-scan van een oudere patiënt met microbloedingen, verwijde ruimte rond de hersenvaten en bloedrestjes op de oppervlakte van de hersenen. trische factoren, maar vooral naar de samenhang van dementie met hart- en vaatziekten. Dat de bloeddruk bij ouderen niet te laag moet zijn, is bijvoorbeeld een bevinding waar we verder onderzoek naar willen doen. Het LUMC heeft in tegenstelling tot een aantal andere UMC’s geen Alzheimercentrum. Die term schept verwarring. Dokter Alzheimer heeft in de jaren twintig een patiënt beschreven van 58 jaar. Tegenwoordig is Alzheimer vaak synoniem aan dementie, op welke leeftijd dan ook. Op dit moment wordt er voornamelijk onderzoek gedaan bij jongere patiënten. Maar het is niet gezegd dat de symptomen die we bij hoogbejaarden zien, dezelfde oorzaak hebben. Onderzoek bij die groep is ook moeilijker, omdat ze vaak meerdere aandoeningen hebben. Toch denken we hier in Leiden dat we daarin moeten investeren. Hoe dramatisch dementie op jongere leeftijd ook is, het komt gewoon minder voor. Ook als de industrie hier iets tegen vindt, zal dat dus waarschijnlijk geen soelaas bieden voor het maatschappelijke probleem.
Wilco Achterberg, hoogleraar institutionele zorg en ouderengeneeskunde LUMC: Het geld van het Deltaplan is voor de patiënt van nu en de patiënt van straks. De gekozen verhouding is eenderde-tweederde. Wat mij betreft zou dat omgekeerd moeten zijn. Voor dit soort chronisch-progressieve aandoeningen hebben we nog geen remedie gevonden, vaak zelfs geen oorzaken. Wat dementie betreft tasten we nog grotendeels in het duister, er zijn zoveel soorten. De classificatie is al een probleem. Ik acht de kans klein dat we binnen 50 jaar een remedie hebben. Daarom denk ik dat er meer geld naar de patiënt van nu zou moeten. Ik zou graag meer onderzoek zien naar diens kwaliteit van leven, ook in een gevorderd stadium. Dementiepatiënten hebben veel last van agitatie, wanen, agressie, depressie en pijn. Daar weten we nog erg weinig van. Mijn collega-ouderengeneeskundigen zijn het wel met me eens, maar bijvoorbeeld Alzheimer Nederland zit op een ander spoor. Ik begrijp dat wel, ik breng geen hoopvolle boodschap, maar wel één met grote urgentie.
33
Ouderen zijn
anders
In de huisartsenpraktijk en in het ziekenhuis groeit het percentage patiënten op leeftijd gestaag. Niet voor niets is ageing een hot item en zijn er steeds meer vacatures voor het specialisme Ouderengeneeskunde. Wie de ouderen heeft, heeft de toekomst. Maar let op: ouderen zijn wel anders. door Dick Duynhoven fotoMarc de Haan
H
et lijkt een open deur, maar volgens internist-ouderengeneeskunde Simon Mooijaart kan het niet vaak genoeg herhaald worden: het lichaam van oudere mensen zit anders in elkaar dan dat van iemand van middelbare leeftijd. “Daar wordt door dokters nog veel te weinig rekening mee gehouden. En eigenlijk weten we er ook nog te weinig van.”
middelbare leeftijd. De voordelen van die behandelingen - genezing, vermindering van klachten of verbetering van de kwaliteit van leven - gelden dan ook vooral voor jongere patiënten. Bij ouderen mensen is de ‘winst’ vaak kleiner. Terwijl de risico’s en bijwerkingen van de behandeling juist groter zijn.”
Minder voordeel van een behandeling
“Het gaat niet om de kalenderleeftijd”, antwoordt internist-ouderengeneeskunde Gerard Jan Blauw op de vraag wat we onder ‘oud’ kunnen verstaan. “Je hebt 80-jarigen die eruit zien alsof ze 65 zijn en je hebt 70-jarigen van wie je je afvraagt of ze de zomer nog halen.” Dat ‘gewone’ behandelmethodes voor ouderen anders en vaak minder positief uitwerken, heeft volgens
Voor jonge mensen is een lage bloeddruk beter dan een hoge. Maar een gezonde 85-jarige blijft met een hoge bloeddruk langer leven. “Toch slikken veel ouderen pillen tegen hoge bloeddruk”, weet Mooijaart. “Daardoor krijgen sommigen last van duizeligheid, ze vallen, breken een heup ... ellende.” Uit onderzoek blijkt ook dat oudere mensen met een hoog cholesterolgehalte langer leven. Toch krijgen veel ouderen medicijnen om het cholesterol laag te houden. Want dat staat in de medische richtlijnen. Die richtlijnen, daar wil Mooijaart wel wat over zeggen. “Behandelmethodes en medische richtlijnen zijn bijna helemaal gebaseerd op onderzoek bij mensen van
34
Pillen werken anders
Uit onderzoek blijkt dat oudere mensen met een hoog cholesterolgehalte langer leven
Blauw verschillende oorzaken. “Kenmerkend voor oudere mensen is dat ze vaak meerdere aandoeningen tegelijkertijd hebben. Door die multimorbiditeit gebeurt het maar zelden dat een patiënt na een behandeling helemaal klachtenvrij is.” Ook een medicijntherapie werkt bij oudere mensen anders. “De dosering van de medicijnen is meestal uitgetest op mensen van middelbare leeftijd. Maar op hoge leeftijd werken vaak niet alleen je lever en je nieren minder goed, maar is ook de lichaamssamenstelling veranderd. Zo neemt de spiermassa af en de vetmassa juist toe. Daardoor gaan die pillen anders werken, vaak met meer bijwerkingen tot gevolg.” De grotere lichamelijke en psychische kwetsbaarheid van ouderen, als gevolg van ‘slijtage’, speelt eveneens een rol. De risico’s bij een operaties zijn daardoor groter en bij een ziekenhuisopname is de kans groter dat patiënten gedesoriënteerd raken.
Reguliere behandeling verstandig? De multimorbiditeit en de grotere kwetsbaarheid maakt het voor artsen ingewikkelder om bij ouderen te beslissen over de manier van behandelen. En over de
10 december 2013 | nummer 8
Bloeddruk te hoog of niet? Dat hangt ook af van uw leeftijd vraag of behandeling wel zinvol is. Oncologisch chirurg Gerrit-Jan Liefers, gespecialiseerd in kankergeneeskunde bij ouderen, geeft een voorbeeld. “Waar het bij jonge mensen met borstkanker bijna vanzelfsprekend is om die kanker te behandelen, is dat bij oude mensen niet zo evident. Want de kanker is misschien hetzelfde, maar de mens om die kanker heen verandert in de loop der jaren. Een vrouw van 75 zou worden geopereerd vanwege borstkanker. Ze kreeg echter een hersenbloeding, moest gaan revalideren en slikt sindsdien medicijnen om borstkanker te bestrijden. Het gaat alweer driekwart jaar goed met haar. Dus nu stellen we onszelf opnieuw de vraag: is het verstandig om haar de reguliere behandeling voor borstkanker te geven? Hoe zit het met haar fysieke gesteldheid? Wat doet die behandeling als we haar bestralen?”
Heel de mens Die afweging - welke behandeling is bij deze patiënt in deze conditie de beste - maken dokters uiteraard bij elke patiënt. Maar bij jongeren is het wat evidenter dat een ‘behandeling uit het boekje’ aanslaat. “De diversiteit onder ouderen is veel groter”,
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
Het gaat niet alleen om de actuele klacht, maar om de hele mens
weet Mooijaart. “Daarom is een veel nauwkeuriger observatie nodig van de biologische leeftijd. Waar zit deze patiënt in het verouderingsproces, hoe is de lichamelijke en geestelijke conditie, kan hij nog goed lopen, hoe is het met de kracht van de handen, hoe is de zelfredzaamheid? Het gaat niet alleen om de actuele klacht, maar om het hele verhaal.” Holistisch, noemt Blauw dat: “Kijken en luisteren naar heel de mens.” En Liefers gebruikt een citaat van de Canadese arts William Osler: “Een goede arts behandelt de ziekte; de beste arts behandelt de patiënt die de ziekte heeft.”
samenhang bekijken en met de oudere zelf bespreken of een behandeling zinvol is. “Dat gebeurt al mondjesmaat, maar het zou veel beter kunnen”, vindt Simon Mooijaart. Volgens de LUMC-internist is de ouderenzorg - het kijken naar heel de mens - in de huisartsenpraktijk en in de verpleeg- en verzorgingshuizen een stuk verder ontwikkeld dan in de meeste ziekenhuizen. De specialistische ziekenhuiszorg voor ouderen staat nog in de kinderschoenen. “Ook als het gaat om het rekening houden met de wensen en voorkeuren van oudere patiënten”, vult Gerard Jan Blauw aan. “Er is nog weinig wetenschappelijke literatuur over, maar ervaring leert dat oudere mensen zelfstandigheid en kwaliteit van leven vaak belangrijker vinden dan het aantal jaren dat ze nog te gaan hebben.”
In de kinderschoenen Kijken en luisteren naar de oudere patiënt vanuit een holistisch perspectief. Lichamelijke, psychische en sociale problemen in
35
Als het
levenseinde nadert
Hulp en steun bieden in de laatste levensfase
door Willy van Strien foto’s Marc de Haan
N
aar het ziekenhuis gaat iemand met de hoop om te genezen, maar soms moeten patiënt en arts onder ogen zien dat het einde van het leven nadert. Misschien komt het einde pas over een paar jaar, misschien al veel sneller. Kan het LUMC nog iets doen voor deze patiënten? “O ja, zeker!” antwoordt dr. Yvette van der Linden. Zij is radiotherapeut-oncoloog en hoofd van het Expertisecentrum Palliatieve Zorg dat nu twee jaar bestaat. “Dat het leven ophoudt kan een hulpverlener natuurlijk niet veranderen. Maar hij kan de weg naar het einde wel zo aangenaam mogelijk maken door de patiënt te begeleiden tijdens het laatste stukje van zijn leven.”
Vertrouwensband Een patiënt kan in deze fase te maken krijgen met problemen die de deskundigheid van het reguliere behandelteam te boven gaan. Hij houdt maar pijn, bijvoorbeeld, of hij voelt zich onbestemd, of hij mag naar huis maar weet niet hoe het daar verder moet. Dan kunnen arts of verpleegkundigen het Palliatief Advies Team van het Expertisecentrum Palliatieve Zorg inschakelen. In deze fase is ook de huisarts een belangrijke speler. Het Palliatief Advies Team bestaat uit medisch specialisten, verpleegkundigen, maatschappelijk werker, geestelijke verzorger, en een huisarts en een specialist
ouderengeneeskunde die beide ook palliatief arts zijn. Legt een behandelend arts een complexe vraag over een patiënt op tafel, dan gaat een van de verpleegkundigen praten met die patiënt, zijn arts en zijn naasten. “Ik probeer dan eerst af te tasten hoe de patiënt zijn situatie ziet”, zegt verpleegkundig specialist Ellen de Nijs. “Als hij ervoor open staat om te praten, dan vraag ik door. Het is verbazend hoe open mensen vaak zijn. Binnen een uur is er een vertrouwensband.”
Niet uitgeprate ruzie Het gesprek is uitgebreid, want de confrontatie met het naderend levenseinde is voor
In het stiltecentrum van het LUMC kunnen patiënten en bezoekers stilstaan bij gedachten en gevoelens
36
10 december 2013 | nummer 8
Geestelijk verzorger Marjan de Vries iedereen ingrijpend en raakt allerlei aspecten. Van der Linden: “We brengen vier domeinen in kaart. Fysiek: hoe voelt iemand zich, zijn er klachten? Sociaal: welk netwerk is er thuis en in de omgeving? Psychologisch: hoe gaat iemand met zijn ziekte om? En existentieel/spiritueel: wat vindt iemand belangrijk, wat geeft zijn leven zin en betekenis?” De Nijs vult aan: “Die existentiële zaken lopen als een rode draad door het hele gesprek. Voor sommigen is het geloof belangrijk, voor anderen het werk, de natuur of de relaties met anderen. Zonder aandacht daarvoor is palliatieve zorg niet volledig.” Er komen vaak problemen boven tafel die anders onopgemerkt waren gebleven. Een niet uitgeprate ruzie blijkt bijvoorbeeld
‘Het is verbazend hoe open mensen vaak zijn. Binnen een uur is er een vertrouwensband’ dwars te zitten. Of de relatie met de huisarts wordt als ‘slecht’ ervaren. “Het wegduwen van zulke problemen kost energie, en dat kan lichamelijke klachten verergeren”, zegt Van der Linden.
Geloofskwesties Veel mensen hebben in deze fase angst, voor de dood of voor het traject daar naartoe. “Maar nog vaker misschien hebben ze moeite om hun dierbaren los te laten”, vertelt geestelijk verzorgster Marjan de
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
Yvette van der Linden en Ellen de Nijs van het Palliatief Team Vries, dominee van huis uit. “Ook al weten ze rationeel wel dat die het gaan redden; emotioneel valt het loslaten zwaar en mensen hebben er veel verdriet van. Daar staan wij als hulpverleners machteloos tegenover. Maar we kunnen wel ruimte bieden om over die gevoelens te vertellen en dat kan opluchten en rust geven.” Vragen over het hiernamaals komen er ook. De Vries: “Daar geef ik niet zelf antwoorden op, maar ik vraag mensen hun eigen ideeën erover te uiten. Sommigen laten in deze fase de kerk los, anderen vallen er juist op terug.” Ook beslissingen over het staken van behandelingen, palliatieve sedatie en euthanasie kunnen aan de orde komen, en allerlei zaken rond begrafenis of crematie.
Veel voldoening En hoe is het voor de medewerkers van het centrum zelf? Valt het hen niet zwaar om patiënten in hun laatste levensfase te begeleiden? De Nijs: “Als mensen accepteren dat
‘Voor sommigen is het geloof belangrijk, voor anderen het werk, de natuur of relaties met anderen’
Wegwijzer De hulpverleners van het Palliatief advies Team komen wekelijks bij elkaar, bespreken de patiënten waarmee ze contact hebben en geven de behandelend artsen in het ziekenhuis en de huisarts advies en ondersteuning. “We passen een individuele benadering toe, want iedere patiënt heeft zijn eigen verhaal en elk verhaal is anders. Doordat we over beroepsgrenzen heen kijken en alle aspecten aandacht geven, vallen veel dingen op zijn plaats en kunnen we problemen oplossen of zelfs voorkómen. Dat helpt de patiënt verder, maar ook zijn naasten en de artsen”, zegt De Nijs. Over mogelijke hulp en steun in de laatste levensfase is de wegwijzer ‘Informare’ beschikbaar, op papier en op internet. Van der Linden: “Dat kan mensen helpen om zelf de regie te houden. Patiënten en hun naasten weten nog nauwelijks wat er aan palliatieve zorg mogelijk is, artsen weten het nog onvoldoende. Dat gaat nu hopelijk veranderen.”
de dood onvermijdelijk is, breekt vaak een bijzondere periode aan. Mensen gaan heel intensief leven, versterken hun relaties of worden opener. Samen met de naasten die zullen achterblijven kunnen ze dan al beginnen met de rouw. Als we daarbij een steuntje kunnen geven, geeft dat veel voldoening. Ik zou geen ander werk meer willen doen.” De Vries heeft bewust gekozen voor werk in het ziekenhuis: “Ik wil graag gesprekken voeren met mensen over wat hen ten diepste raakt en beweegt. In het ziekenhuis gaat het daar vaak over.” Van der Linden vindt het verrijkend om mensen niet alleen als patiënten te benaderen, maar breder te kijken. “Het heeft mij als arts veel gebracht. En het is niet altijd alleen maar verdrietig. Mensen ontlenen vaak veel steun aan een open gesprek.”
37
De dokter en het levenseinde door Mieke van Baarsel
H
et is niet voor niets vaak in het nieuws: medische beslissingen rond het levenseinde. Veel artsen worstelen met hun verantwoordelijkheid, hun empathie, hun beroepscode en de conflicten daartussen. De Boerhaavecursus ‘Medische handelen aan het einde van het leven’ op 31 oktober trok dan ook veel huisartsen en verpleeghuisartsen. Onder meer palliatieve sedatie, euthanasie bij jongeren en het sterven van verstandelijk gehandicapten stonden op het programma. Cicero woonde twee deelsessies bij: over de dementerende patiënt en over culturele verschillen tussen arts en patiënt.
Oude euthanasieverklaring Dementerenden kunnen vaak niet meer duidelijk hun eigen wensen kenbaar maken. Euthanasie, afzien van behandeling, afzien van eten en drinken: tegen de tijd dat deze zaken aan de orde zijn, kan de betrokkene zelf er niet meer over beslissen. Dat geldt ook als de patiënt zelf een verklaring heeft opgesteld over euthanasie in het geval van diepe dementie. Op de bijeenkomst praten huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en artsen in de psychiatrische zorg met elkaar over dit onderwerp, onder leiding van medisch ethica dr. Dorothea Touwen. Verpleeghuisarts Minke NautaBeukema vertelt over een casus in haar eigen praktijk. Wat te doen met een patiënt die een euthanasieverklaring heeft van vijf jaar oud? De familie wil graag recht doen aan oma’s wensen, maar de arts moet zich afvragen of de verklaring nog geldt. Je hebt er niets aan, zo’n oude verklaring, vinden veel deelnemers. Je moet ondraaglijk lijden nú duidelijk maken.
38
Toen en nu
Cultuurverschillen
Op die verklaring had een gesprekstraject moeten volgen, zegt Touwen. De verpleeghuisarts moet erachter zien te komen hoe consistent de wens is. Verschillende deelnemers zeggen: het is jammer dat de verpleeghuisarts de patiënt niet zo leert kennen als de huisarts. “Samenvattend”, aldus Touwen, “je moet je afvragen wat de patiënt zelf zou vinden als ze nog een mening zou kunnen geven, en wat ze zou vinden, geredeneerd vanuit haar vroegere opvattingen. Belangrijk is ook wat de medische professie meestal doet in zulke situaties.” Problematisch blijven de tegenstellingen tussen ideeën van toen en signalen van nu, en verschillende opvattingen binnen families en tussen zorgverlener en familie. Belangen van patiënt en familie kunnen uiteenlopen. Met al deze problemen hebben de deelnemers aan de cursus wel eens te maken gehad. Ze hebben ook vaak moeite met de verwachtingen van familieleden. Er bestaat geen recht op euthanasie. De NVVE (Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde) zou op dit punt realistischer moeten voorlichten, vindt men.
Huisartsen met veel immigranten in hun praktijk kunnen meepraten over de lastige dilemma’s die cultuurverschillen met zich meebrengen. In een rollenspel onder leiding van docent Mirjam Houtlosser en Richard Starmans (huisarts en hospice-arts) over een Marokkaanse familie worden die duidelijk. De dochter van een zieke Marokkaanse man wil niet dat de dokter het woord ‘kanker’ gebruikt. Dan zou hij alle moed verliezen. Zij wil graag dat de dokter behandelt en hoop geeft. Als de patiënt op sterven ligt, draaien de rollen om. De patiënt lijdt hevige pijn, maar de morfine die de dokter ter verlichting zou willen toedienen kan hem in slaap brengen. Dan bestaat de kans dat hij niet meer ontwaakt en dus niet helder bij Allah komt, zoals de Islam vereist. Patiënt en familie weigeren dus pijnstilling en de arts zoekt een uitweg om toch het lijden te verlichten. De deelnemers hebben ervaring met beide dilemma’s. De arts wil eerlijk zijn tegenover de patiënt en zinvol medisch handelen. Maar patiënten hebben hun eigen waarden, ook op het gebied van communicatie. In de dagelijkse praktijk blijkt dat vaak lastig.
10 december 2013 | nummer 8
Puzzelen met pillen
Gebruikt u medicijnen? Gebruikt u er meerdere tegelijkertijd? Soms kunnen medicijnen vreemd op elkaar reageren, wat voor onverwachte bijwerkingen kan zorgen. Het LUMC besteedt hier in zijn onderwijs en onderzoek veel aandacht aan. door Marije Zomerdijk foto Marc de Haan
“O
udere patiënten kampen vaak met meerdere aandoeningen, en gebruiken daarvoor meerdere geneesmiddelen tegelijkertijd,” vertelt Prof. Henk-Jan Guchelaar, afdelingshoofd van Klinische Farmacie en Toxicologie. “Een groot aantal patiënten slikt meer dan vijf verschillende geneesmiddelen. Maar ook tien middelen of meer is geen uitzondering.”
kingen zorgen. De computer helpt daarbij. Guchelaar: “Op de computer houden we bij welke medicijnen iemand gebruikt. Als medicijnen worden voorgeschreven die niet goed samengaan, dan geeft de computer een seintje. Ondanks die controles en voorzorgen komen geneesmiddel-gerelateerde problemen toch nog vaak voor. Het bewustzijn kan op dit gebied zeker beter.” Meer bewustwording, dat begint bij de opleiding van nieuwe artsen, vertelt De Meijer. “Studenten Geneeskunde aan het LUMC volgen in elk jaar van hun studie vakken waarin de risico’s bij polyfarmacie uitgebreid aan bod komen. Het LUMC verzorgt ook nascholingscursussen voor huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde. Ook hier krijgt polyfarmacie uitgebreid aandacht, bijvoorbeeld in de vorm van uitleg over de nieuwe richtlijn ‘Polyfarmacie bij ouderen’.”
Goed opletten Ook op het gebied van onderzoek valt nog veel winst te boeken, vindt De Meijer. “Nieuwe geneesmiddelen worden uitgebreid getest op bijwerkingen. Maar dit gebeurt vooral bij jonge, gezonde proefpersonen. Dat geeft een vertekend beeld. Want ouderen kunnen anders reageren op medicijnen.” Wat kunt u als patiënt zelf doen om nare bijwerkingen te voorkomen? Vooral: goed opletten. Zorg dat u op een rijtje heeft welke medicijnen u gebruikt, en vertel dit uw behandelaar. Vergeet vooral kruidenpreparaten en pijnstillers als ibuprofen en andere medicijnen die vrij te koop zijn niet op te noemen. Guchelaar: “Uw arts of apotheker zal er ook naar vragen. Maar het is van groot belang dat u als patiënt ook goed oplet.”
Grapefruitsap en kruiden Het gebruik van vijf of meer geneesmiddelen tegelijkertijd noemen artsen polyfarmacie. Bijna ieder medicijn heeft zo zijn bijwerkingen. Als medicijnen samen worden geslikt, kunnen deze versterkt worden, of ontstaan er nieuwe bijwerkingen. Dat gebeurt vaker dan je zou willen. Iedere dag belanden er mensen in het ziekenhuis met - soms heel ernstige - klachten door medicijngebruik. Vooral ouderen. Internist dr. Paul de Meijer vertelt: “Ontstekingsremmende pijnstillers zoals ibuprofen kunnen samen met corticosteroïden maagklachten of zelfs maagbloedingen veroorzaken. Ook antistollingsmiddelen, die veel hart- en vaatpatiënten gebruiken, kunnen problemen geven in combinatie met antibiotica. Maar er zijn ook meer onverwachte combinaties. Grapefruitsap gaat bijvoorbeeld heel slecht samen met tal van medicijnen. En bepaalde kruiden die je bij de drogist kunt kopen, geven samen met kankermedicijnen nare effecten.”
Bewust van risico’s Artsen en apothekers doen hun best om te voorkomen dat een patiënt medicijnen krijgt die samen voor vervelende bijwer-
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
Colleges voor ouderen bij het HOVO Wilt u weten hoe geneesmiddelen ontwikkeld worden? Wat de ethische aspecten zijn van testen op proefpersonen, of belangenverstrengeling tussen farmaceuten en onderzoekers kan worden voorkomen? Dan is de cursus Geneesmiddelonderzoek en –ontwikkeling iets voor u. Het Hoger Onderwijs voor Ouderen (HOVO) van de Universiteit Leiden organiseert deze cursus op zes woensdagen in april en mei 2014. Voor meer informatie over deze en andere cursussen op universitair niveau, zie hovo.leidenuniv.nl.
39
Gepensioneerd maar Ze zijn allang met pensioen, maar nog steeds actief in of rond het LUMC. Want waarom zou je stoppen als het werk leuk is? door Masja de Ree foto’s Arno Massee en Marc de Haan
Mensen helpen Jan Huizer (76) is patiëntenbegeleider bij het patiëntenservicebureau van het LUMC. Minimaal één keer per week zit hij klaar om patiënten die hulp nodig hebben te begeleiden ‘van A naar B’. “Ik heb altijd met mensen gewerkt: ik was opleider bij een groot bedrijf. Na een reorganisatie ben ik op mijn 57ste gestopt. Toen ben ik mensen gaan helpen: bij verbouwingen, maar ook mensen die in de put zaten. Op een gegeven moment werd ik mentor van een man die in een rolstoel zat. Binnen een half jaar had ik hem daaruit! Dat is mooi. In 2002 heb ik mezelf aangeboden bij het LUMC. Ik denk altijd zo: als ik straks oud ben en hulp nodig heb, dan hoop ik ook dat er iemand is. Laatst was er een heel oud vrouwtje. Ze wilde niet in de rolstoel, want lopen is goed voor je, zei ze. Dus ik gaf haar een arm en zo liepen we samen door het gebouw. Tijdens zo’n wandeling maak ik een praatje en dan raken veel patiënten al een deel van hun nervositeit kwijt. Er zijn ook mensen met een liftfobie. Als hij valt, houd ik hem wel tegen, zeg ik dan. We stappen samen in en voor ze het weten zijn ze boven. Als ik te oud word, stop ik. Het moet niet zo zijn dat de lamme de blinde helpt. Maar zolang ik me lekker voel, ga ik door. Het is dankbaar werk.”
Joke de Roo
Twintig jaar met de krant Joke de Roo (haar leeftijd mag u raden) brengt als vrijwilliger al twintig jaar de krant aan bed. “Ik heb nog buiten gelopen, met de krant in een vuilniszak, toen het ziekenhuis nog uit meerdere paviljoens bestond.” Sinds 2000 is ze ook patiëntenbegeleider bij KNO. Hier ondersteunt ze patiënten die een dag naar het ziekenhuis komen om vijf of zes onderzoeken achter elkaar te laten doen. Daarnaast is ze vrijwilliger in de Ronald McDonald Huiskamer, het project van het Ronald McDonald Huis op de kinderafdeling. “Daar doe ik nu een stapje terug. Er komen steeds meer vrijwilligers en ik was de oudste! Ik had niet meer zo’n zin om ’s avonds door het donker te fietsen. Maar het andere werk blijf ik doen hoor! 21 jaar geleden is mijn man plotseling overleden. Van de ene op de andere dag ben je dan alleen. Ik heb geen familie in de buurt, twee van mijn drie kinderen wonen in het buitenland. Als vrijwilliger doe je iets voor mensen. Tijdens zo’n dag bij de poli KNO zorg jij ervoor dat mensen zich niet druk hoeven te maken over waar ze moeten zijn. Het is echt zinvol werk. Als er een echtpaar komt, blijf ik op de achtergrond. Als iemand alleen is, ben ik de steun en toeverlaat. Vaak ga ik maandag nog even kijken als ik weet dat mijn patiënt van donderdag geopereerd wordt. Dan zijn ze zo blij een bekend gezicht te zien. Dat geeft een goed gevoel.”
Jan Huizer
40
10 december 2013 | nummer 8
niet
gestopt ‘Toen moest ik gaan Twitteren’
Ferdinand Roelfsema
De trein dendert door Opgeleid als internist merkte dr. Ferdinand Roelfsema (77) al snel dat zijn hart uitging naar de wetenschap. Zo kwam hij in 1969 in het Academisch Ziekenhuis Leiden terecht bij de afdeling Endocrinologie, die zich bezighoudt met hormoonstoornissen. Daar is hij niet meer weggegaan, al heet het tegenwoordig het LUMC. “Endocrinologie is een ingewikkeld vak. Ik zeg altijd dat de opleiding dertig jaar duurt! Ik heb me gespecialiseerd in acromegalie, een zeldzame ziekte waarbij lichaamsdelen buitenproportioneel groeien, en in 24-uurs ritmes van hormonen. Dat laatste is nu nog steeds mijn main interest. Waarom ik na mijn pensioen niet gestopt ben met onderzoek doen? Er lag nog zoveel materiaal dat niet uitgewerkt was. Daar houd ik niet van. Het is ook een trein die doordendert: stoppen is moeilijk. Ik werk heel goed samen met de staf en de leiding van de afdeling Endocrinologie.” Op dit moment is Roelfsema betrokken bij de Leiden Lang Leven Studie, waar hij onderzoek doet naar de 24-uurs ritmes van het schildklierstimulerend hormoon. Dat doet hij thuis, waar een krachtige computer van het LUMC staat opgesteld om de berekeningen te maken. “Ik heb geen vastomlijnd plan voor de toekomst. Het gaat zoals het gaat. Maar… er zijn nog veel studies met te weinig deelnemers om conclusies te trekken. Die studies wil ik graag uitbreiden. En ik wil nog onderzoek doen naar de rol van het autonoom zenuwstelsel bij de manier waarop de bijnier de hormonen reguleert. Dat is een belangrijk proces: in de kliniek missen we een goede manier om hormonen zo toe te dienen dat ze op een natuurlijke manier pieken. Ik kan wel een hobby zoeken, maar ik vind onderzoek doen heerlijk.”
Patiëntenfederatie NPCF zocht een oudere patiënt die de wereld van e-health voor ze wilde ontdekken. Ze vroegen Brigit Kaarls (66). “Ik wist alles van websites en PowerPoint-presentaties, maar nu moest ik leren Twitteren (@dzg_brigit) en uitzoeken wat er op internet aan e-health te vinden is.” Inmiddels is Kaarls volledig thuis in de materie. Deze maand verscheen ze nog bij Radar om haar mening te geven over een aantal medische apps voor op de smartphone. “Vaak zie je direct dat bij de ontwikkeling geen patiënten betrokken zijn, dat is jammer. Ik heb me voor de NPCF ook verdiept in het persoonlijk patiëntendossier - een dossier van de patiënt zelf, als alternatief voor het landelijke elektronisch patiëntendossier, dat nu niet doorgaat. En het patiëntenportaal van het LUMC heeft mijn aandacht. Ik vind dat nog niet goed. Ik kan er afspraken mee maken en afspraken uit het verleden terugvinden, maar ik zou zo graag ook mijn medisch dossier inzien. Een patiëntenportaal is een machtig instrument, maar je moet het goed inzetten.” Naast ambassadeur e-health is Brigit Kaarls al jaren secretaris van de reumapatiëntenvereniging in Leiden en zit ze in het Cliëntenberaad van het LUMC. “Twintig jaar geleden stond ik al in Cicero, als reumapatiënt. Maar als ik met mijn werk bezig ben, dan voel ik de pijn bijna niet meer. En ik moet zeggen: ik krijg iets voor elkaar.”
Birgit Kaarls
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
41
Yasmine: ‘Beslissen over een onbekende is makkelijker dan over je eigen opa of oma’
Jong oud over
Vrijdagmiddag 13.00 uur. In een lokaal op de vierde verdieping van het LUMC-onderwijsgebouw zitten 24 middelbare scholieren. Zij volgen het scholingsprogramma ‘Onderzoeken! Hoe? Zo!’ door Dick Duynhoven foto Marc de Haan
D
e vorige keren ging het over het opzetten van wetenschappelijk onderzoek. Vandaag horen de scholieren van een specialist ouderengeneeskundige hoe die naar zijn patiënten kijkt. En hoe je als arts kunt ‘meten’ of een behandeling bij een oudere patiënt wel of niet zinvol is.
42
Kalenderleeftijd schatten Een van de scholieren beschrijft zijn opa. ‘Hij is kalend, hij fietst nog, zijn geheugen is nog goed, hij heeft wel hobby’s…’ . De andere leerlingen raden de leeftijd van opa. De een zegt 65, een ander vermoedt 75… of misschien 70... De antwoorden lopen uiteen. En dat is ook wel begrijpelijk, want
Puck: ‘Het is leuk om nu al les te krijgen van een arts’ de ene oudere is de ander niet. Iemand van zestig kan al gebreken hebben die een ander pas op z’n tachtigste krijgt. Het gaat vooral om de biologische leeftijd. Hoe fit en hoe sterk en hoe gezond is iemand? Wat is de conditie van die mevrouw of die meneer? En vooral: hoe meet je dat?
Biologische leeftijd testen Onder leiding van de internist ouderengeneeskunde en zijn twee collega-dokters doen de leerlingen wat testen om elkaars conditie te meten. Hoe snel wandel je? Hoe is de knijpkracht van je rechter- en je linkerhand? Hoe staat het met je concentratievermogen? De uitslagen worden in een grafiek gezet waaruit blijkt dat de jongens wat minder concentratie hebben…. Boehh! Leuk om te doen, maar het wordt pas ‘echt’ als ze die testen bij twee oudere mensen kunnen uitvoeren. De dokter heeft twee aardige patiënten meegenomen. Mevrouw Van Gelder - zij wordt op 73 geschat maar is al 81 - heeft een nieuwe heup nodig. Meneer is 82 en bij hem is de galblaas verwijderd. Ze praten met de docent-arts over de voor- en nadelen van een behandeling en laten zich door de leerlingen testen. Meneer Van Gelder knijpt een stuk steviger dan de leerlingen. “Veel buiten gewerkt”, verklaart hij. Bij de concentratietest blijven de ouderen ver achter. Maar dat is ‘logisch’, vinden de jonge onderzoekers.
‘O leuk, oude mensen’ Yasmine Hoogkamer, Puck Jongmans, Wieneke Carree en Eveline Kallenberg zijn 16 jaar en leerling aan het Bonaventura College
10 december 2013 | nummer 8
Wieneke: ‘Ik had nog nooit zo nagedacht over ouderen’
‘Als ik zo’n les heb gevolgd, dan kan ik bijna niet wachten tot ik hier zelf in het ziekenhuis zal rondlopen’
in Leiden. Ze komen graag naar de extra colleges, ook al is het aan het eind van een drukke schoolweek. Eveline: “Veroudering is een heel mooi en leuk onderwerp. Het is interessant om erachter te komen dat de ene mens wel in goede gezondheid heel oud kan worden en de andere juist weer niet. Je leert ook hoe je onderzoekresultaten kunt presenteren en hoe je met grafieken om kunt gaan.” Zij wil later een medisch-wetenschappelijk beroep. Wieneke: “Eigenlijk had ik nooit zo over ouderen nagedacht op de manier waarop we dat in deze lessen doen. Als ik op straat oude mensen zie, dan denk ik meestal: O leuk, oude mensen. Maar ik sta er verder niet bij stil hoe ze functioneren en welke kwalen ze misschien hebben.”
Wie beslist? De dokter-docent vertelt dat het bij oudere patiënten vaker gaat om de vraag: is een behandeling wel verstandig en zinvol? Die heup van mevrouw Van Gelder bijvoorbeeld. Of nog ernstiger: een hartoperatie. Wie
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
moet daarover beslissen? “Als je iemand niet kent, is het makkelijker om te beslissen”, vindt Yasmine. “Maar zodra het over je eigen opa of oma gaat of je eigen ouders, dan is dat wel anders.” Eveline verwoordt het dilemma. “De patiënt en de familieleden zouden dat zelf moeten beslissen. Ik zou zeggen: houd iemand zo lang mogelijk in leven, dat is voor iedereen leuker. Maar ik denk ook dat de arts het best kan bepalen of een behandeling nog zin heeft.”
‘Gewoon heel graag!’ Puck wil zelf heel oud worden. “Maar dan moet ik nog wel kunnen functioneren. Normaal met familie en vrienden kunnen praten, niet dat ik ergens anders ben, dement of zo, dat is voor mijn familie ook niet leuk.” Zij wil later geneeskunde gaan studeren. “Daarom is het zo leuk om nu al les te krijgen van een arts. Ik vind het ook mooi
Het scholingsprogramma ‘Onderzoeken! Hoe?Zo!’ biedt ondersteuning aan scholieren van 5 VWO bij het maken van een profielwerkstuk. Met verouderingsonderzoek als onderwerp leren zij hoe verschillende wetenschappers - van bioloog tot dokter - op een vergelijkbare manier komen tot een goede onderzoeksvraag, een haalbare meting en een goede interpretatie van onderzoeksgegevens. De scholen die
vanwege de interactie met patiënten. Zoals vandaag met dat oudere paar.” Yasmine denkt al verder. “Als ik dan weer zo’n les heb gevolgd, dan kan ik bijna niet wachten tot ik hier zelf in het ziekenhuis zal rondlopen. Ik heb nog geen acht gemiddeld, wat wel
Meneer Van Gelder knijpt een stuk steviger dan de leerlingen. ‘Veel buiten gewerkt’, verklaart hij nodig is om meteen toegelaten te worden. Maar ik denk ik dat ik er toch wel ga komen. Want ik wil het gewoon heel graag!” LUMC, let op: ze komen er aan!
meedoen zijn het Bonaventura College, Da Vinci College, Stedelijk Gymnasium en Rijnlands Oegstgeest. Het programma kwam tot stand in samenwerking met het Technolab Leiden (www.technolableiden.nl) en is gebaseerd op een stappenplan dat ontwikkeld werd door professor Eline Slagboom van de afdeling Moleculaire Epidemiologie van het LUMC.
43
Soms is
niets doen beter
Oudere patiënten ondergaan veel medische ingrepen, maar zijn die ook allemaal nodig? Hoogleraren Rob Nelissen en Anne Stiggelbout plaatsen kanttekeningen bij de behandelpraktijk. door Jos Overbeeke foto’s Arno Massee
“J
a, ik denk dat er soms te veel geopereerd wordt”, zegt Rob Nelissen, hoogleraar Orthopedie. “Dan pakt een medische ingreep verkeerd uit, terwijl we dat hadden kunnen zien aankomen.” Want een operatie is niet altijd de beste oplossing voor een medisch probleem. “Om voor mijn eigen vakgebied te spreken: veel ouderen krijgen last van knieën of heupen, maar een operatie is heel ingrijpend. Oefentherapie is daarentegen minder belastend en kan problemen van pijn en stijfheid soms net zo goed oplossen.”
Geen pasklaar antwoord Oudere patiënten ondergaan veel medische interventies - aan knie, heup, lies of rug, of bijvoorbeeld chemotherapie - terwijl lang
niet altijd duidelijk is of dat de beste keuze is. “We weten nog heel veel niet”, benadrukt Anne Stiggelbout, hoogleraar medische besliskunde. “De levensverwachting is de laatste decennia fors gestegen, en daardoor komt een gespecialiseerde ouderengeneeskunde nu pas goed van de grond. Medische ingrepen bij ouderen zijn daarom noodgedwongen vaak gebaseerd op kennis over jongere mensen. Bedenk bovendien dat onderzoek over het effect van operaties - hoe doet iemand het na vijf jaar? - een kwestie van lange adem is. Dan begrijp je dat we nog geregeld geen pasklaar antwoord hebben.”
Tumor niet altijd dodelijk Toch durft Nelissen zijn stelling rond overbehandeling wel aan. “Ik bespeur dat
patiënten soms te hoge verwachtingen hebben van een operatie. Alsof daarmee alle problemen in één keer zijn opgelost, maar dat is niet zo. Je kunt niet alles kopen. Allereerst kleven aan elke ingreep risico’s, zeker
‘Weg met die rollator, zou ik willen zeggen’ bij kwetsbare mensen. Ten tweede moet iemand een proces van revalidatie willen ingaan, en dan nog is het afwachten of iemand er beter uitkomt dan hij er inging. 20 tot 30 procent van de patiënten is na
In een grote simulator in het LUMC leren ouderen weer op eigen benen staan
44
10 december 2013 | nummer 8
Het lijkt een grote Wii-spelcomputer, waarbij de grond onder je voeten beweegt afloop ontevreden. Dan hebben we toch iets niet goed gedaan.” Stiggelbout ziet iets dergelijks ook binnen de oncologie: “Niet elke tumor is dodelijk en hoeft daarom verwijderd te worden. Van de andere kant is chemotherapie vaak schadelijk. Kwetsbare mensen kunnen er zelfs aan doodgaan. Dat zijn factoren die je moet meenemen in je beslissing.”
zoals bij liesbreuken en hernia, in het ene ziekenhuis veel vaker plaatsvinden dan in het andere. “Ik denk dat daar veel overbodigs bij zit”, zegt Stiggelbout. Het is een understatement om te zeggen dat hiermee veel geld gemoeid is. “De totale fractuurzorg in Europa kost jaarlijks 180 miljard euro.”
Fout beeld
Bij overbehandeling kan ook meespelen dat protollen soms niet erg specifiek zijn. “Een gewrichtsvervangende operatie voer je uit als een patiënt ‘voldoende pijn’ heeft. Zo staat dat in onze richtlijnen”, zegt Nelissen. “Maar wat is voldoende pijn? Daar kunnen twee artsen of twee patiënten heel verschillend over denken.” Overigens is het in Nederland nog altijd
Nelissen vindt dat de media hierin soms een kwalijke rol spelen. “Ze brengen mensen in beeld die enorm hebben geprofiteerd van een operatie, of die juist verontwaardigd zijn dat ze een operatie niet krijgen. Bij elkaar geeft dit geen fair beeld.” Hij vervolgt: “Begrijp me goed, ik ben orthopeed en ik opereer graag, en ik zal niemand de ingreep onthouden die hem of haar toekomt. Bovendien zijn er acute en ernstige situaties waarin beslist moet worden ingegrepen. Maar als we de keus hebben, moeten we niet overhaast en ondoordacht tot behandelen overgaan. Niet-opereren is soms de beste keuze.”
Meer is beter?
‘Patiënten hebben soms te hoge verwachtingen van een operatie’
180 miljard Stiggelbout ziet prikkels in de gezondheidszorg die leiden tot overbehandeling. “Een huisarts kan bijvoorbeeld doorverwijzen omdat hij een lastige patiënt niet goed kan helpen. Een arts kan besluiten te opereren en dat levert zijn maatschap of ziekenhuis dan meer geld op dan een lang gesprek over wel of niet behandelen.” Opvallend is ook dat sommige ingrepen,
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
beter geregeld dan in de VS, vindt hij. “Daar zie je vaak dat een patiënt een behandeling van zijn dokter eist. Als arts kun je vervolgd worden, als je een behandeling niet geeft. Het motto lijkt daar te zijn: ‘meer is beter’, maar dat is niet zo. Ik ben blij dat ik in Nederland werk, en dat ik het recht heb om
iets niet te doen, dat ik mag afzien van een ingreep.”
Grote Wii Een knie- of heupvervangende operatie is dan misschien niet altijd nodig, mobiliteit is wel essentieel. “Het belang is eigenlijk niet te onderschatten”, zegt Nelissen. “Moveo ergo sum, heb ik wel eens gezegd: ik beweeg dus ik besta. Zodra iemand een been breekt en in een rolstoel belandt of in een verpleeghuis terechtkomt, neemt de levensverwachting drastisch af. Denk alleen al aan het effect op spieren, hart en bloedvaten: hoe meer beweging, des te beter. Het is ook belangrijk dat mensen aan het maatschappelijk leven blijven deelnemen. Dat stimuleert enorm.” Helaas constateert hij op zijn spreekuur bij veel ouderen juist zoiets als beweegangst: “Mensen hebben een begin van artrose, voelen pijn in hun gewrichten en komen daardoor niet meer in beweging. Of ze voelen zich kwetsbaar, zijn bang om te vallen en grijpen naar hun rollator. Weg met die rollator, zou ik willen zeggen. Je moet juist proberen op eigen benen te staan.” Nelissen vertelt over een grote simulator, aanwezig in het LUMC, waarin ouderen opnieuw leren hoe zij zich in veel situaties, zoals in een rijdende stadsbus, staande kunnen houden. “Het ding lijkt op een grote Wii-spelcomputer. Je hebt echt het gevoel in die bus te staan, of op de tennisbaan. De grond onder je voeten beweegt, en je moet zelf zorgen dat je overeind blijft. Dat zijn dingen die echt helpen.”
45
De eerste grijze haren kun je nog uittrekken of negeren. Maar uiteindelijk gaat het toch gebeuren: je wordt grijs. Bij de een komt het eerder dan bij de ander, maar senioren zijn praktisch altijd ‘grijsaards’. De oorzaak van de vergrijzing ligt in de onderhuidse haarzakjes waaruit de haren te voorschijn komen. Die zakjes bevatten niet alleen cellen die de haren bouwen één haar per zakje - maar ook pigmentcellen die kleurstoffen maken, in pakketjes verpakken en afleveren bij de haarvormende cellen. Die bouwen de pigmenten in in de groeiende haar. Er zijn twee typen kleurstoffen die samen de haren kleuren: eumelaninen voor donkere tinten en feomelaninen voor lichte kleuren. Een haar houdt de kleur die hij bij aanleg meegekregen heeft, afgezien van enige bleking door de zon. Dat je in één nacht helemaal grijs kunt worden is dan ook een fabeltje. Maar elke haar valt na twee tot zes jaar uit om te worden opgevolgd door een nieuw exemplaar. Voordat die nieuwe haar begint te groeien, gaat het haarzakje, een complex miniorgaan, volledig op de schop. Oude haarvormende cellen en pigmentcellen sterven af en worden vervangen door nieuwe exemplaren, geproduceerd door speciale stamcellen. Maar die vernieuwing kan niet eindeloos doorgaan. De stamcellen die de pigmentcellen maken raken langzaam maar zeker
uitgeput. In gereorganiseerde haarzakjes komen dan steeds minder pigmentcellen terecht. En dat is de belangrijkste oorzaak dat het haar zijn kleur verliest. De haarproducerende cellen krijgen minder kleurstoffen toegeleverd om in te bouwen. Haren zijn voortaan niet meer zwart, bruin, rood of blond, maar worden eerst grijs en, als er helemaal geen nieuwe pigmentcellen meer
komen, wit. De leeftijd waarop iemand de pigmentcellen in zijn haarzakjes verliest, is erfelijk bepaald. Vergrijzing is tot op heden niet te stoppen of terug te draaien. Het is een uiterlijk teken van veroudering, en voor veel mensen het eerste duidelijke teken. Gelukkig heeft het geen gevolgen voor de gezondheid. En een grijs of wit kapsel kan heel stijlvol zijn. (WvS)
foto Marc de Haan
H O E Z I T DAT ?
Vergrijzing
Denk mee over Cicero!
Cursus voor professionals
Bent u als niet-LUMC’er een trouw lezer van Cicero? En hebt u ideeën over hoe dit blad voor u nog aantrekkelijker kan worden? Dan zoeken wij u voor onze Redactieraad! De Cicero-Redactieraad bestaat tot nu toe uit LUMC’ers uit alle geledingen. Eens per twee Cicero’s lunchen zij op een donderdag samen in het LUMC en geven intussen feedback op de verschenen edities. Ook dragen ze ideeën aan voor komende nummers. Omdat Cicero zich juist ook op mensen buiten het LUMC richt, willen wij de Redactieraad graag uitbreiden met een patiënt of bezoeker van het LUMC en een huisarts uit de regio. Interesse? Mail naar
[email protected].
Bent u huisarts, specialist ouderengeneeskunde of daarvoor in opleiding? En wilt u meer weten over de zorg voor ouderen met complexe problematiek? Kom dan op 30 januari naar de eendaagse cursus Ouderengeneeskunde: complex of niet?, georganiseerd door Boerhaave Nascholing. Op deze dag is er aandacht voor zowel medischinhoudelijke kwesties als de organisatie van zorg. Meer info op www.boerhaavenascholing.nl.
Colofon Cicero is een uitgave van het Leids Universitair Medisch Centrum (lumc). Cicero wordt geproduceerd door het directoraat Communicatie. Overname van artikelen, met bronvermelding, is toegestaan na toestemming van de directeur Communicatie of diens plaatsvervanger. Oplage 12.000, issn 0920-2900 Redactie Mieke van Baarsel, Raymon Heemskerk, Diana de Veld, Christi Waanders Eindredactie Diana de Veld Gasthoofdredacteuren Eline Slagboom, Gerard Jan Blauw Aan dit nummer werkten mee Annemaret Bouwman, Els van den Brink, Jan Hein van Dierendonck, Dick Duynhoven, Astrid Hageman, Aliëtte Jonkers, Ad Kaptein, Menno Kröse, Maarten Mulder, Sandrine van Noort, Jos Overbeeke, Masja de Ree, Maaike Roefs, Caroline van der Schaaf, Willy van Strien, Marije Zomerdijk Fotografie Marc de Haan, Arno Massee Redactieraad Kees Bartlema - div. 1, Jaap Fogteloo - div. 2, Tom Hammer (voorzitter) - div. 4, Roeland Dirks - div. 4, Ruud Kukenheim - directeuren, Eldrid Bringmann - DOO, Martie van Beuzekom - verpleegkundige adviesraad, Eline Ruigrok - m.f.l.s., Maaike Roefs promovendi Vormgeving en layout Tigges aanstekelijke communicatie, Voorburg Prepress en druk Groen Media, Leiden Contact Directoraat Communicatie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden, 071-5268005, fax 071-5248134,
[email protected], www.lumc.nl/cicero Abonnementsvoorwaarden Zie www.lumc.nl/cicero Abonnementen Jaarabonnement € 26,50 (studenten € 19,60), Postabonnementen voor medewerkers lumc € 9,55 Cicero nr. 1 verschijnt op 11 februari 2014.
46
10 december 2013 | nummer 8
Jan Hein van Dierendonck
L e i d s U n i v e r s i ta i r M e d i s c h C e n t r u m
47
Glamour Op deze foto zien we Brigitte Bardot (1934) in gesprek met de Franse acteur Jacques Tati (1907-1982) en de Amerikaanse presentator Ed Sullivan (1901-1974). De twee oudere heren kijken geïnteresseerd naar de jonge stralende BB die charmant poseert. Jacques Tati, met enigszins keurende blik, lijkt met haar jonge, ravissante verschijning zeer ingenomen. De foto is gemaakt in 1958 door de Nederlandse fotograaf Paul Huf (1924-2002) op de wereldtentoonstelling in Brussel. Paul Huf begon in 1946 als fotograaf bij het toneelgezelschap Comedia. Zijn vader was voordrachtskunstenaar en leerde hem het belang van gelaatsexpressies bij het verbeelden van een karakter. Met zijn foto’s streefde Paul Huf naar het verkrijgen van een zo natuurlijk mogelijk portret. Hij wilde zijn modellen puur op de foto, zonder neplach of
gekunstelde poses. Maar tegelijkertijd wilde hij zijn modellen zo mooi mogelijk presenteren. Dit laatste gaf zijn foto’s een glamourachtige uitstraling. Paul Huf wordt ook wel als een van de eerste Nederlandse glamourfotografen gezien. Hij maakte zowel geënsceneerde studiobeelden als glossy modereportages en verzorgde foto’s voor reclamecampagnes. Naar Paul Huf zijn twee prijzen vernoemd. De Foam Paul Huf Award wordt jaarlijks wordt uitgereikt aan een jong internationaal fotografietalent tot 35 jaar. En sinds 2002 wordt de Grote Paul jaarlijks uitgereikt aan de beste fotograaf van het jaar. Erwin Olaf, Rineke Dijkstra, Vincent Mentzel en Desiree Dolron zijn enkele fotografen die deze prijs ontvingen. (SvN) Paul Huf, Zonder titel, zwart-wit foto op barietpapier, 24 x 16,5 cm, 1958
De kunstwerken in deze rubriek zijn onderdeel van de kunstcollectie van het LUMC.