George Harinck
AAN HET ROER STAAT HET HART Reis om de oude wereldzee in het voetspoor van Abraham Kuyper
2015 Prometheus • Bert Bakker Amsterdam
Voor Marieke
© 2015 George Harinck Omslagontwerp Femke Tomberg Foto auteur Hans Hermans Kaart Yde Bouma Zetwerk Mat-Zet bv, Soest www.prometheusbertbakker.nl isbn 978 90 351 4342 5
WOORD VOORAF
Toen in het voorjaar van 2014 de documentairemakers Hans Hermans en Martin Maat mij iets vroegen over Abraham Kuyper en zijn reis om de Middellandse Zee uit 1905 en 1906, had ik niet kunnen vermoeden dat ik een jaar later diezelfde reis zou hebben gemaakt. Het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme van de Vrije Universiteit Amsterdam ontvangt doorlopend vragen in verband met zijn collectie, waarvan het archief van Abraham Kuyper (1837-1920) een belangrijk deel uitmaakt. Het bezoek van de documentairemakers was dus business as usual. Tot hun plannen op tafel kwamen. Zij maakten voor de ikon een documentaire over Kuypers reis, gebaseerd op het meer dan duizend pagina’s tellende boek dat Kuyper daarover in 1907 en 1908 in twee delen publiceerde, Om de oude wereldzee. Kuyper besteedde in dat boek aandacht aan het verleden en heden van de dynamische politieke en religieuze verhoudingen in het Middellandse Zeegebied, met name aan het Ottomaanse Rijk en aan het zogenaamde panislamisme. Hermans en Maat wilden in de documentaire Kuypers beschouwingen spiegelen aan de actuele situatie in deze regio, die in politiek en religieus opzicht vandaag niet minder dynamisch is dan een eeuw geleden. Zij vroegen mij in deze documentaire de rol te spelen van de historicus die in Kuypers voetsporen om
11
de oude wereldzee reisde. Daar ben ik graag op ingegaan. Het betekende wel een inbreuk op mijn werkzaamheden. De documentaire zou groot worden en acht afleveringen van vijftig minuten beslaan, uit te zenden in mei en juni 2015. Om die reden moest niet alleen een lange reis worden ondernomen – we zijn meer dan drie maanden onderweg geweest – maar deze moest ook op korte termijn gemaakt worden, vanaf september 2014. Bovendien moest ik mij snel inlezen in het onderwerp en de benodigde archivalia vinden en transcriberen. Ik dank de Vrije Universiteit, en in het bijzonder decaan Wim Janse, dat ze net zo enthousiast was als ik over het documentaireplan en mij aanmoedigde de rol van reizende historicus op mij te nemen. Ik dank ook de stichting Pro Religione et Libertate – deze naam had Kuypers motto kunnen zijn – voor de subsidie ter dekking van reis- en verblijfkosten. De samenwerking met Hermans en Maat en de ikon hield ook in dat ik onderweg een blog zou bijhouden voor de websites van het Historisch Documentatiecentrum, de ikon, de Theologische Universiteit Kampen en het dagblad Trouw (dank aan degenen die zorgden dat de tekst er netjes op kwam), krantenstukken over de reis zou schrijven voor het Nederlands Dagblad en Trouw en er van mij een reisverslag bij uitgeverij Prometheus/Bert Bakker gepubliceerd zou worden kort voor de eerste uitzending op 10 mei 2015. Ook eenmaal op reis had ik dus genoeg te doen. Maar dat paste goed bij de tv-crew met wie ik steeds op stap ging: naast Hermans en Maat waren dat geluidsman Mike Dam en cameraman Ton Vanderplas. Ik heb onderweg gezien hoe zwaar, intensief en tijdverslindend het maken van een documentaire is en heb hun creativiteit en vakmanschap bewonderd, alsmede de hoge norm die zij aan hun werk oplegden. We hebben drie maanden dag in dag uit met elkaar opgetrokken door vreemde werelden. Dat schept een band. Ik wil hen graag bedanken voor
12
de aangename samenwerking, voor de adviezen, de gezelligheid en de ernst. Eenzelfde dank gaat uit naar het redactieteam van de ikon dat ons praktisch, inhoudelijk én hartelijk bijstond: Daphne Geerligs, Saskia Hesseling, Michaël Koornneef, Margie Monfils en Bert Visser. En toen na het reizen het schrijven begon, kwam redacteur Marieke van Oostrom van de uitgeverij in het vizier. Zij bewaakte het tijdpad, reikte het omslag aan en leidde het manuscript in goede banen bij zijn metamorfose tot dit boek. Hartelijk dank daarvoor! Ik draag het boek op aan mijn vrouw, die veel liever op reis gaat dan ik. Ik sprak haar onderweg dagelijks, en ondervond wat Kuyper schreef: ‘warme liefde werkt telefonisch’. De titel van het boek dient verbonden te worden met het voorin afgedrukte motto. Hij is een losse associatie met de openingsregel van Gerrit Achterbergs intro tot zijn dichtbundel Afvaart uit 1931. Ik bedoel ermee te zeggen dat niet het verstand of de wetenschap, niet het geld, niet de opleiding de roerganger is in het leven, maar het hart, die binnenste plek waar het merg en been van de mens niet meer te scheiden zijn, waar de liefde ontspringt en van waaruit het bestaan stuur krijgt. Daar huist de religie die het leven bezielt en die Kuyper centraal stelde in zijn beschouwingen over de wereld en het leven van de volken. Wie hem wil begrijpen moet dit uitgangspunt verdisconteren. Wat de opzet van dit boek betreft: wij hebben ongeveer dezelfde reisroute genomen als Kuyper in 1905-’06, maar in een andere volgorde – en naar het Iberisch Schiereiland moeten we nog toe. Dat gedeelte van de reis ontbreekt dus in dit boek, net als Syrië, dat te onveilig was om aan te doen. Maar voor het overige volgt het verslag vrijwel de route in Kuypers volgorde: Roemenië, Oekraïne, Rusland, Turkije, Israël, Egypte, Soedan, Griekenland, Italië, Tunesië, Algerije en Marokko. Ik maak in de tekst geregeld gebruik van Kuypers formuleringen in Om de
13
oude wereldzee. Citaten zijn uit dat boek afkomstig, tenzij anders aangegeven. De brieven die ik aanhaal berusten in het archief-Kuyper van het Historisch Documentatiecentrum. Het is een verslag van een wijze van reizen die mij het liefste is: in het spoor van een historische persoon die ik in vreemde landen volg, met aandacht voor de historische omstandigheden en voor het heden. Kuyper was geen vreemde voor me. Ik had hem eerder al nagereisd in eigen land, en ook in de Verenigde staten en Zuid-Frankrijk. Maar vooral dankzij de vele brieven aan zijn dochters die van de reis om de oude wereldzee bewaard zijn gebleven en waaruit ik geregeld put in mijn verslag, is hij me nóg vertrouwder geworden. Abraham Kuyper blijft een hoogst merkwaardig mens, maar ik heb me met hem geen moment verveeld. Met het uitspreken van de hoop dat de lezer daarvan iets meekrijgt bij het lezen van dit boek, wens ik het, om bij het beeld van de titel te blijven, een goede vaart. Amersfoort Maart 2015
14
INLEIDING
Europese zee? De Middellandse Zee is 3850 kilometer lang en gemiddeld 600 kilometer breed. Ze is dus veel groter dan de Noordzee of de Zwarte Zee. En toch heeft ze niet dat eindeloze van de oceanen. Het is een binnenzee en je kunt er gewoon omheen rijden, zo’n 20.000 kilometer, inclusief de 14 kilometer varen over de Straat van Gibraltar. Het is geen zee die scheidt, zoals het Kanaal Groot-Brittannië van het continent afsnijdt, of de Bosporus Europa van Azië. Zij verbindt juist. Geen zee die zo veel continenten aan haar kust begroet: Afrika, Azië en Europa schurken er allemaal omheen. Niet voor niets is deze zee naar land genoemd, het middelland: aan haar stranden eindigt de wereld niet, maar kijk je naar het hart ervan. Deze zee hoort bij het land. De Romeinen noemden haar rond het begin van onze jaartelling daarom onze zee, mare nostrum. En Abraham Kuyper noemde haar de oude wereldzee. Aan haar kusten komt de wereld samen. Het gebied om de Middellandse Zee was lange tijd vooral de wereld zoals Europa die zag. Dat begint al met de naamgeving. Afrika, Azië en Europa zijn namen die door Europeanen bedacht zijn. De zee was voor de Europese cultuur het centrum van de aarde. Ze was voor Afrikaanse en Aziatische culturen veel minder centraal gelegen. Voor Europa was de Middellandse
15
Zee ook de toegang tot andere werelden. Niet zozeer tot Afrika; dat lokte lange tijd niet, omdat er, zoals Kuyper zei, ‘zonder invoering van onze Europese ontwikkeling geen hoger standpunt kon bereikt worden’. Maar de Middellandse Zee was de gateway tot de Oriënt – ook al zo’n typische Europese uitdrukking, zoals Edward Said eens en voor al heeft duidelijk gemaakt. Het Midden-Oosten, oostelijk van de Middellandse Zee, is ook een eurocentrisch begrip: het is oostelijk, maar het is nog niet het Verre Oosten – vanuit Europa gezien dan. De Levant – de oostelijke kuststreken van de Middellandse Zee – heet zo omdat vanuit Europa gezien de zon er opkwam (Latijn: levare). Er zijn uitzonderingen op deze Europese blik: de zuidwestelijke kuststreken heten de Maghreb, het land waar de zon ondergaat – vanuit Arabisch perspectief dus; erg gangbaar is deze term in Europa niet geweest. Er is nog een uitzondering: ook het door Kuyper bezochte Soedan (‘land van de zwarten’) dankt zijn naam niet aan Europeanen, maar aan Arabische reizigers. Maar zulke uitzonderingen bevestigen de regel dat Europa met zijn naamgeving zijn stempel op de Middellandse Zee heeft gedrukt. Ook geografisch wordt de Middellandse Zee wel tot Europa gerekend. Kuyper leunde op de visie van geomorfologen, dat Noord-Afrika eigenlijk bij Europa hoorde. Volgens deze interpretatie zat Sicilië vroeger vast aan Italië in het oosten en Tunesië in het zuiden, en bij Tanger verbond een landengte Marokko met Spanje. Het Atlasgebergte liep regelrecht over in de Sierra Nevada. De scheiding tussen Europa en Afrika lag volgens deze visie zuidelijker, bij de Sahara, die vroeger een zee was geweest. De westelijke Middellandse Zee was dus een Europees binnenmeer. Tegenwoordig zeggen morfologen dat in het Middellandse Zeegebied de Afrikaanse plaat en Euraziatische plaat op elkaar botsen. Daardoor ontstonden gebergten als de Alpen en de Atlas, die Kuyper beide gezien heeft. En door de druk van die twee platen wordt de Middellandse Zee steeds kleiner, maar dat
16
gaat zo langzaam dat daar over een periode van een eeuw weinig van te zien is. Het eurocentrische begint bij de geografische namen en indelingen, maar ook als het gaat om de mensen, de goederen en de ideeën uit het Middellandse Zeegebied ontkom je – zeker als West-Europeaan – niet aan de westerse kijk op deze wereld. Er zijn waardeoordelen en stereotypen aan verbonden die zo krachtig en uiteenlopend zijn dat ze zowel verklaren als verblinden. Neem het verschil van waardering voor de klassieke Griekse en Romeinse cultuur in het centrum van de Middellandse Zee en die voor de Arabische wereld een paar landen oostelijker. Griekenland en Italië heten de bakermat van de Europese beschaving, het Midden-Oosten is toch een vreemde wereld: exotisch, mysterieus, kleurrijk en sensueel. Of tolerant, anarchistisch en divers, maar in ieder geval volkomen anders dan Europa. Hoe ambivalent deze oordelen zijn blijkt wel wanneer het over Israël gaat: wat de ene Europeaan een voorpost van de westerse beschaving noemt, heet voor de andere Europeaan een fascistische staat (ook al een Europese term). En die ambivalentie van begrippen die tegelijk verhelderen en verduisteren wordt nog sterker op het terrein van de religie. Eeuwenlang grensden christendom en islam aan elkaar, als vreedzame buren, met elkaar vermengend als in Klein-Azië en Spanje, of naast elkaar levend als vreemden en strijdend op leven en dood. Europa staat ambivalent tegenover de islam. Enerzijds is er het besef dat de islam anders is dan het christendom en soms ook dat het geloof van het Westen verdedigd moet worden. Anderzijds is er de neiging de religies gelijk te stellen of religieuze verschillen buiten beschouwing te laten. Dat heeft gevolgen voor de kijk op de islam. Is het geweld in het Midden-Oosten religieus geweld, wortelen de oorlogen in de religieuze oproep tot jihad, of heeft de islam niets met het geweld te maken, hebben oorlogen politieke en economische oor-
17
zaken, wordt de islam gekaapt door oorlogshitsers en staat deze godsdienst voor vrede en harmonie? Of hebben religies een januskop, en zijn ze zowel vreedzaam als gewelddadig? Kuyper noemde aan het begin van de twintigste eeuw de Middellandse Zee oud. Zeven jaar voor hij in 1905 en 1906 om deze zee reisde, had hij de Verenigde Staten bezocht. Daar had hem als Europeaan het nieuwe getroffen: Wie van het vasteland van Europa overgekomen, voet aan wal zet in deze nieuwe wereld, voelt de gedachten in zich vermenigvuldigen. Vergeleken bij het bruisende water van de levensstroom die hier zo snel trekt en zuigt, vloeit het leven dat hij achterliet zo traag, zo gestremd, het schijnt soms bijna bevroren. Wie uit Europa komt voelt zich ouder, maar ook historisch meer gevormd, drager van een gradueel achterlijk, maar in zijn soort rijper ontwikkeld leven. Het is in Amerika nog de weelde van de lentetijd, in Europa meer de rijpheid van de herfst. Maar toch was het volgens hem één leven dat in Europa en in Amerika geleefd werd: ‘Het ene leven van de mensheid, dat uit Azië naar Europa toog, dwars door Europa van de Levant naar het Westen drong, en thans in Amerika nogmaals van het oosten naar het westen voortstuwde.’ Kuyper bezag de geschiedenis van de mensheid met Europese blik: in de ontwikkeling van de wereldgeschiedenis ligt de Levant achter ons, Amerika is ons vooruitzicht. De lente bloeit aan de overzijde van de oceaan. Europa bevindt zich in de herfst. In welk seizoen bevindt de Levant zich dan? Met die vraag ging Kuyper in 1905 op reis. Was de doodse winter over het Oosten gevallen, of ritselde ook daar nieuw leven? En was dat nieuwe leven Europees, of misschien juist anti-
18
Europees? Wat het antwoord ook was, één ding hoopte hij van het reizen in elk geval te hebben geleerd: ‘Het denkbeeld dat ons zo vaak vervult, alsof óns soort leven het leven ware, en alsof we niet beter konden doen dan óns leven overal importeren, legt men zodra men het Oosten bereisd heeft, vanzelf af.’
19
DUITSLAND EN ROEMENIË
Geslagen hond Met welke verwachtingen Kuyper in najaar 1905 zijn reis begon weet ik eigenlijk niet goed. Hij koesterde het plan voor een bezoek aan de Levant al vele jaren, schrijft hij in de ‘Voorrede’ van Om de oude wereldzee. De onderneming kan dus niet zonder meer gekoppeld worden aan het verlies van zijn minister-presidentschap die zomer, alsof hij na de gevoelige nederlaag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 28 juni 1905 impulsief zijn koffers had gepakt om buiten ieders zicht zijn wonden te likken en te loeren op een moment voor een comeback. Nee, een acute ingeving was het reisplan niet geweest, maar de realisering ervan deed zich wel onverwacht voor. Hij had zich niet gekandideerd voor een Tweede Kamerzetel in de verwachting zijn premierschap te continueren. En al was hem al weken voor de definitieve verkiezingsuitslag duidelijk geworden dat de rechtse partijen er niet goed voor stonden – dat kon ook haast niet anders zonder hem als ervaren regisseur van de verkiezingsstrijd –, hij voelde zich nochtans ‘als een schelm weggejaagd’ uit de Haagse politiek. Zo had hij zich de afloop van zijn premierschap nooit voorgesteld. Zijn omgeving was ook overrompeld: de grote leider stond ineens aan de zijlijn. De politiek is een hard bedrijf. Verbouwereerd bood het antirevolutionaire Tweede Kamerlid H. Okma hem zijn zetel voor het district Sneek aan en het ge-
21
rucht ging dat nog vijf andere antirevolutionaire Kamerleden hetzelfde deden. Maar Kuyper ging er niet op in. De verwerkelijking van zijn oude plan om naar het Oosten te reizen lijkt die zomer eerder te zijn voortgekomen uit zijn bekomst van politiek dan uit zijn behoefte aan herstel en terugkeer, een reculer pour mieux sauter. Hij had haast om te verdwijnen. Zijn dagblad De Standaard bracht het nieuws van zijn reis al eind juli, nog voordat er een nieuw kabinet was aangetreden. Het bericht wekte zodoende de indruk dat hij zijn bijnaam ‘minister van buitenlandse reizen’ een extra invulling ging geven. In een andere krant lichtte een oud-diplomaat omstreeks zijn vertrek anoniem een tipje op van de sluier die er hing over ‘dr. Kuypers geheimzinnige rondreizen aan Europese hoven’ in de jaren van zijn premierschap. Hij had gevleid bij de Habsburgse keizer te Wenen, aldus de anonymus, was frank en vrij geweest bij de Pruisische keizer in Berlijn, bij de koning der Belgen had hij lof geoogst, hij had met succes onderhandeld voor de Boerenrepublieken aan Quai d’Orsay en vast had hij ook nog naar de Heilige Stoel in Rome gewild. ‘Doch aan welk hof dr. A. Kuyper zijn opwachting maakte, dit moet getuigd worden, dat hem de meeste onderscheiding allerwegen te beurt viel.’ Nu eens kreeg hij een reis per exprestrein aangeboden, dan weer ontving hij een grootkruis. Maar deze krachtdadige Kuyper bestond even niet meer. Hij had in augustus 1905 weinig energie meer over. Afgepeigerd trok hij begin augustus de deur van zijn ministeriële werkkamer achter zich dicht – hij was de enige minister van Binnenlandse Zaken die het Torentje versmaadde en een heel grote kamer in de benedenruimte van het departementsgebouw had laten inrichten. Moe en murw schrijft hij op 4 augustus in een bedankbrief aan jonkheer Alexander de Savornin Lohman, het vooraanstaande rechtse Tweede Kamerlid dat zijn kabinet al die vier jaren had gesteund, dat hij van plan was ‘een bezoek aan de
22
Levant te brengen. Ik heb wat rust nodig, om weer geheel op mijn verhaal te komen, en na de wijze waarop heel ’t land nu maanden lang tegen mij opgehitst is, is het mij hier niet heimisch meer, en ben ik liefst een tijdlang niet meer op de tong.’ Kuyper moest zwaarwegende redenen hebben om niet te wachten met zijn vertrek tot het nieuwe kabinet was aangetreden. Maar die had hij. Aan de koningin en enkele anderen vertrouwde hij toe al jaren met zijn gezondheid te tobben. Hij had elke nacht last van buikkramp, zodat hij maar een uur of vijf sliep. In 1902 had een arts hem al aangeraden voor deze kwaal een kuur te nemen te Bad Kissingen in Noord-Beieren. Deze behandeling vereiste echter een nakuur in de bergen van een week of vier. Omdat het politieke seizoen begin juli eindigde en hij als minister-president niet later dan 31 augustus, de verjaardag van de koningin, weer present behoorde te zijn, ontbrak hem daarvoor
1 Kuyper op de rug gezien, wandelend in Bad Kissingen.
23
de gelegenheid. Maar nu hij op 3 juli het ontslag van zijn kabinet had ingediend, deed zich onverwacht de kans voor die zomer een lange reeks weken achtereen vrij te maken. Hij greep die kans meteen aan. Als hij langer wachtte zou het recupereren tot in het najaar moeten duren en het weer voor de nakuur in de bergen te slecht zijn geworden. Hij legde de kwestie aan de koningin voor. Wat moest ze? Ze verleende hem, hangende de ontslagaanvraag van zijn kabinet, verlof om te gaan. Hij gebruikte de julimaand om zaken af te werken, maar wachtte niet op het aantreden van een nieuw kabinet. Op maandag 31 juli bracht hij als minister-president zijn laatste reguliere bezoek aan de koningin te Soestdijk. De dag daarop stond in alle kranten dat hij naar Kissingen vertrok en daarna door Oost-Europa zou reizen. Op zaterdag 5 augustus droeg hij zijn taken over aan de minister van Oorlog J.W. Bergansius. Die zou ook de benoeming van de nieuwe ministers contrasigneren. Die middag werd Kuyper na het kabinetsberaad aan het Haagse Staatsspoorstation door zijn medeministers uitgeleide gedaan bij de trein richting Keulen van 16.20 uur; alleen J.J.I. Harte van Tecklenburg en A.W.F. Idenburg ontbraken. Feitelijk was hij toen al geen minister-president meer. Bij Zevenaar trok een geslagen hond de grens over. Wonden likken, dat leek de eerste weken in het buitenland zijn voornaamste bezigheid. Hij werd daar op de ‘Hochstrasse’ te Keulen, waar hij zich de eerste dagen ophield, pijnlijk bij beperkt, toen hij er door Nederlanders herkend en uitgejouwd werd: ‘Wat als politieke worsteling was ingezet, ontaardde in pure persoons-“Hetze”,’ schreef hij in 1909 naar aanleiding van dit incident. ‘Er was niets dat men ten leste niet aandorst.’ Onderweg zweeg hij echter over zijn politieke wonden. Hij sprak in de eerste weken niemand uit Nederland, schreef nauwelijks een brief en verwerkte de nederlaag in eenzaamheid. Alleen met zijn kinderen, vooral zijn dochters, onderhield hij geregeld
24