NIJMEGEN. AAN DE. OVERKANT. Wonen in het nieuwe. stadsdeel de Waalsprong.
Yannick Sonne .
Dit is een uitgave van het International New Town Institute (INTI) Dit onderzoek is onderdeel van het project De Vinexmensen kwam tot stand in het kader van het Jaar van de Ruimte © 2015 INTI / Yannick Sonne
2
Inhoudsopgave Introductie
4
Over dit onderzoek
6
1
9
De Waalsprong op de foto Ruimtelijke opzet en bevolkingssamenstelling
2
De sprong wagen
14
Kiezen voor de Waalsprong
3
Je bent zo in Elst
18
Dagelijkse routines en ruimtelijke oriëntatie
4
Buren en de buurt
22
Sociale netwerken en omgangsvormen
5
Verschillende jasjes
27
Verschillen tussen Lent en Oosterhout
6
Laat duizend bloemen bloeien
34
Gebruik en waardering van de stad Nijmegen
7
Thuis boven de Waal
39
Culturele binding met een nieuwe wijk
8
In de Waalsprong regelen ze het wel even
43
Lokaal burgerschap
Conclusies
48
Bijlagen
52
3
Introductie Het gebied rond de Waal in Nijmegen is volop in ontwikkeling. Beide oevers en de rivier zelf ondergaan een indrukwekkende facelift. Meer ruimte voor het water moet de stad behoeden voor natte voeten. En aan de noordoever verrijst een geheel nieuw stadsdeel: de Waalsprong. Het Nijmeegse deel van de Waal wordt grondig aangepakt om niet alleen de stad, maar de hele rivierdelta te beschermen tegen hoog water. Een kwestie dus van het Rijk, en van honderden miljoenen euro’s. Maar de stad profiteert van de ontwikkeling: de nieuw gegraven nevengeul en het pal tegenover het stadscentrum liggende ’Veur Lent’ krijgen een recreatieve bestemming. Zo moet het nieuwe riviereiland het visitekaartje van het nieuwe VINEX-stadsdeel worden. Dat gebied boven de rivier is één van de aangewezen locaties uit de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX). De bouw startte eind jaren negentig en moest de grote vraag naar woningen opvangen. Voor bewoners van de nieuw te bouwen wijk zou het centrum aantrekkelijk dichtbij zijn. Juist dat was één van de belangrijke doelen van de Vierde Nota: mensen moesten zoveel mogelijk op de fiets naar de bestaande stad kunnen, om te werken en voor al die andere dingen waarvoor een stadscentrum bedoeld is. Tot die tijd durfde niemand te investeren in nieuwe verbindingen over de Waal, en werden nieuwe wijken altijd ten zuiden van het centrum gebouwd. Zo kon het gebeuren dat het stadscentrum niet bepaald centraal in de stad ligt. Met een nieuwe wijk in het noorden kan het centrum weer centraal stadshart worden. De grootschaligheid en ambitie van het nationale VINEXmasterplan maakte dat ineens allemaal mogelijk. Oud en nieuw Nijmegen zijn door middel van drie bruggen met elkaar verbonden: de monumentale Waalbrug, vroeger één van de hoofdrolspelers tijdens de bevrijdingsslag op de Duitsers, de net zo monumentale spoorbrug, waaraan in 2004 een fietssnelweg is vastgekoppeld die fietsende bewoners van de nieuwe Vinexwijk vlug het centrum in moet brengen. En tot slot in 2014 geopende futuristische autobrug ‘de Oversteek’, die in de naamgeving ook verwijst naar de bevrijding van de stad in de Tweede Wereldoorlog. Al die bruggen brengen je van de historische stad naar Vinexland, waar nu ongeveer 14.000 mensen wonen. Die nieuwe bewoners van de Waalsprong wonen vooral in twee wijken die al afgebouwd zijn: Oosterhout in het westen en Lent in het oosten van het gebied.
4
De Waalsprong is nog niet af. Sterker nog: van alle VINEX-locaties in het land ligt de Waalsprong het verst achter op schema. Dat komt omdat in de eerste tien jaar van de ontwikkeling de Wet van Murphy geldt: eerst moet de bouw worden stilgelegd vanwege een nieuwe milieurapportage. Vervolgens moeten ontwerpers terug naar de tekentafel vanwege de door het Rijk geplande dijkteruglegging. En tot slot volgt in 2008 de crisis. Het gevolg: de vraag naar woningen keldert, de ontwikkeling stokt en de gemeente blijft achter met de rekening. Hoewel de ambities daarna flink worden teruggeschroefd, is de draad inmiddels weer opgepakt en wordt op dit moment gestaag verder ontwikkeld. De Nijmeegse geografen Van der Krabben en De Feijer (2014) deden al onderzoek naar de planvorming en de ontwikkeling van het gebied. Zij reflecteerden al uitgebreid op de vraag hoe het kon gebeuren dat de ontwikkelingsstrategie van de Waalsprong zo vaak is gewijzigd. Dit onderzoek laat die kwestie achterwege. Deze rapportage richt zich dan ook niet op het beleid en ontwikkeling. In plaats daarvan komt de ‘eindgebruiker’ van de wijk aan het woord: de bewoner zelf. En in plaats van een terugblik op de voorbije jaren, richt dit onderzoek zich op de huidige staat van de wijk en de toekomst van de Waalsprong als leefwereld van steeds meer mensen. Want hoe vergaat het de bewoners, 15 jaar nadat de ontwikkeling is gestart? Welke bevolkingsgroepen hebben ‘de sprong gewaagd’? Voelt de Waalsprong als een nieuw thuis? Ook de verhouding met de bestaande stad zal aandacht krijgen in dit onderzoek: de drie bruggen over de Waal moeten de Vinexwijk immers als echt Nijmeegs stadsdeel bij de rest van de stad betrekken. Voelen bewoners zich ook Nijmegenaren? En komen zij vaak in het centrum van Nijmegen’? Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het International New Town Institute (INTI) in het kader van het project De Vinexmensen. Dat project is onderdeel van het Jaar van de Ruimte, waarin wordt verkend hoe steden, buitenwijken en ons landschap er in de toekomst gaan uitzien. Dat dit onderzoek over de Waalsprong nu verschijnt is niet geheel willekeurig: precies 25 jaar geleden verscheen de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra, die de aanzet gaf tot de groene maar compacte Vinexwijken die inmiddels internationaal worden geroemd. De Vinexmensen kijkt 25 jaar na verschijning van de VINEX opnieuw vooruit. Hoe gaan de Vinexwijken zich in de voor ons liggende 25 jaar ontwikkelen? Graag bedank ik Inge van den Hoogen (gemeente Nijmegen) en Anneke Overmars (GEM Waalsprong). Hoewel zij geen inhoudelijke invloed hebben gehad, hebben zij wel als belangrijke informanten gediend, en hebben zij mij geïntroduceerd in de wijk. Daarnaast dank ik Ad Manders (O&S Nijmegen) en Roel Schoenmakers (Motivaction) die er mede voor hebben gezorgd dat de onderzoeksresultaten zijn voorzien van reeds beschikbaar cijfermateriaal. En tot slot dank ik alle bewoners die hebben meegewerkt aan dit onderzoek. Dank voor jullie gastvrijheid en jullie belangeloze bereidheid mij een inkijkje te geven in jullie eigen leven en dat van de wijk. Dankzij jullie mooie verhalen en anekdotes is dit onderzoek geworden wat het nu is. Vijftien jaar geleden bestond de Waalsprong enkel nog op de tekentafel. Toen was er al vele jaren door professionals op gestudeerd en geschetst. Ondanks de eerder beschreven tegenslagen bij de ontwikkeling, vormt de Waalsprong nu ook alweer jaren het toneel van het dagelijks leven van duizenden bewoners. Hoe die bewoners hun nieuwe stadsdeel en de rest van de stad gebruiken en beleven, daarover gaat dit onderzoek. Yannick Sonne International New Town Institute
Oktober 2015
5
Over dit onderzoek Vraagstelling Dit onderzoek is in de eerste plaats bedoeld om meer inzicht te verkrijgen in het leven van alledag van de bewoners van de Waalsprong. Welke overwegingen speelden een rol bij de verhuizing naar de Waalsprong? Welke plekken bezoeken bewoners regelmatig en waarom? Welke routines houden bewoners erop na en hoe is de taakverdeling binnen het gezin? Hoe is het sociale leven in de Waalsprong ingericht? Voelen bewoners zich thuis in de wijk, en zo ja, wat houdt dat gevoel van thuis voelen precies in? Ten tweede is aan de hand van de gesprekken onderzocht wat de rol van ‘de oude stad’ is in het leven van bewoners van de Waalsprong. Het op allerlei manieren verbinden van de bestaande stad met de nieuwe Vinexwijk was een expliciet streven in de Vierde Nota. Het doel hiervan was onder andere het terugdringen van gemotoriseerd verkeer. De Waalsprong ligt hemelsbreed relatief gunstig ten opzichte van het stadscentrum. Toch worden ‘nieuw’ en ‘oud’ van elkaar gescheiden door één van de grootste rivieren van Europa. Net als in andere Vinexwijken is op grote schaal infrastructuur aangelegd om voor die verbindingen te zorgen. In Nijmegen onder andere in de vorm van een nieuwe fietsbrug en een tweede brug voor gemotoriseerd verkeer. Maar lijken bewoners van de Waalsprong eigenlijk wel op hun mede-stadsbewoners ten zuiden van de rivier? Komen zij (nog) regelmatig in ‘oud-Nijmegen’? En beschouwen de bewoners van de Waalsprong zichzelf als echte Nijmegenaren? Of voelt de rivier juist aan als een grens van de eigen leefwereld, en ontwikkelt zich, daar boven de Waal, een nieuwe plek die zowel functioneel als gevoelsmatig relatief losstaat van de rest van de stad? Interviews en observaties Hoewel in dit rapport gebruik wordt gemaakt van ondersteunend cijfermateriaal, zijn de conclusies voornamelijk gebaseerd op de veertien interviews met bewoners, die tussen maart en juli 2015 zijn afgenomen. Regelmatig wordt kwantitatief onderzoek verricht naar voorkeuren en beoordelingen van bewoners. In de interviews is juist beoogd bewoners meer feitelijk te laten vertellen over hun eigen dagelijks leven en de overwegingen die bij het maken van keuzes in het dagelijks leven een rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan de verhalen over eventuele twijfels die bewoners hadden, voorafgaand aan de aankoop van het huis. Of over de ergernis die buren bij sommigen wel eens oproepen. Die verhalen zijn moeilijk in cijfers te vangen; niet in de laatste plaats omdat de manier waarop mensen die verhalen vertellen veel zegt over hoe men zelf in het leven staat. Die verhalen over gewoonten en overwegingen geven extra inzicht in het functioneren van de wijk. Het is niet altijd eenvoudig mensen ertoe te brengen simpelweg een beschrijving te geven van hun eigen routines. Gewend als burgers van een democratisch land zijn hun mening te geven, ligt het geven van een beoordeling bij de meesten van ons meer voor de hand. In de vraagstelling is geprobeerd mensen te verleiden te vertellen over hun eigen leven en het reilen en zeilen in buurt en wijk. Beoordelingen blijven niet helemaal achterwege in de gesprekken, want die beschrijvingen gaan toch vaak gepaard met beoordelingen. Over het parkeerbeleid van de gemeente bijvoorbeeld, of de geplande bevolkingssamenstelling in de eigen wijk. Hoewel dit onderzoek geen evaluatie is van concreet gemeentelijk beleid, zijn ook die meningen voor dit onderzoek niet onbelangrijk. Het veldwerk van dit onderzoek bleef niet beperkt tot de werving en het interviewen van bewoners. Net als de andere onderzoeken die voor De Vinexmensen zijn verricht, is het onderzoek geënt op het beroemde onderzoek van de Amerikaanse socioloog Herbert Gans, die in de jaren zestig van de
6
twintigste eeuw twee jaar lang de destijds nieuwe Amerikaanse lower middle class suburb Levittown onderzocht, door er gedurende twee jaar te gaan wonen. Dat bood hem de mogelijkheid de gemeenschap van binnenuit uitgebreid te observeren. Hoewel er geen mogelijkheid was dit onderzoek net zo grondig te verrichten als Gans destijds deed, is ook de Waalsprong voor dit onderzoek regelmatig bezocht voor observaties, zoals van de dagelijkse gang van zaken in de twee voorzieningen- en winkelharten van de Waalsprong en bij de Avond4daagse Nijmegen-Noord (niet te verwarren met de Nijmeegse Vierdaagse). Ook is meegevaren met de Pannenkoekenboot langs de Lentse Waaloevers, is de bewonersavond bezocht waarbij omwonenden van de studentenwoningen in Lent werden ingelicht over de voorgenomen plaatsing van honderd statushouders en is tot slot een vergadering van de Wijkraad van Lent bijgewoond. Methoden Doelgroep ● Gezien de omvang van dit onderzoek was het onmogelijk een juiste afspiegeling van de bevolking aan het woord te laten. In plaats daarvan is op basis van door bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Nijmegen aangeleverde cijfers een aantal sociaaleconomische en demografische kenmerken gekozen die in de totale bevolking het meest voorkomen. Daarom zijn – op twee respondenten na – alleen stellen met thuiswonende kinderen geïnterviewd die wonen in een eengezins- koopwoning. De conclusies van dit onderzoek hebben dus enkel betrekking op deze groep bewoners. Maar deze groep is in de Waalsprong groot: meer dan de helft van de huishoudens bestaat uit gezinnen met thuiswonende kinderen, twee derde van alle wooneenheden bestaat uit koopwoningen en slechts minder dan één op de tien woningen is níet een eengezinswoning. Werving van respondenten ● De bewoners die aan dit onderzoek hebben deelgenomen zijn op verschillende manieren uitgenodigd. In de buurt Visveld in Lent en in de omgeving van voorzieningenhart de Klif in Oosterhout zijn huis-aan-huis schriftelijke uitnodigingen bezorgd en zijn de aangeschreven bewoners een aantal dagen later bezocht en persoonlijk uitgenodigd. Daarnaast zijn respondenten geworven via een oproepje op de wijkwebsites van Oosterhout en Lent. Ook fungeerde een respondent uit Oosterhout tevens als informant. Zij deelde na haar deelname het oproepje op de wijkwebsite via sociale media. Op deze wijze zijn twee nieuwe respondenten geworven. Tot slot zijn enkele respondenten aangedragen door Inge van den Hoogen van de gemeente Nijmegen en Anneke Overmars van ontwikkelbedrijf GEM Waalsprong. Verloop van de gesprekken ● De interviews hadden een semigestructureerd karakter: tijdens alle gesprekken zijn dezelfde deelthema’s ter sprake gekomen, maar afhankelijk van het verloop van het gesprek kon de volgorde van de thema’s afwijken. Bovendien werd naar aanleiding van de verhalen van respondenten soms langer stilgestaan bij een deelthema en werd geregeld gevraagd meer uit te weiden over beschreven routines, overwegingen, beoordelingen of gevoelens. Gemiddeld duurden de gesprekken circa anderhalf uur. Gebruik secundaire data ● Na het gesprek is iedere respondent uitgenodigd een digitale enquête in te vullen. De enquête is opgenomen in de bijlagen van dit rapport. Tien van de veertien respondenten hebben de enquête ingevuld. Omdat dit aantal zeer laag is, zijn de resultaten niet in tabelvorm in dit rapport opgenomen. Wel worden de resultaten in de lopende tekst hier en daar genoemd. Gezien het kleine aantal deelnemers zijn de resultaten enkel indicatief, en ondersteunen ze het kwalitatieve onderzoek. Naast de eigen enquête is cijfermateriaal gebruikt dat is aangeleverd door bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Nijmegen en van onderzoeksbureau Motivaction. Analyse en rapportage ● Alle afgenomen interviews zijn met instemming van respondenten opgenomen en vervolgens getranscribeerd. Relevante citaten zijn thematisch geordend en gestaafd aan bestaande literatuur. Eind augustus 2015 zijn de bevindingen van dit onderzoek in acht bijdragen verschenen op het weblog van het Vinexmensen-project. De blogs waren op persoonlijke titel
7
geschreven en hadden een toegankelijke, journalistieke vorm. Dit boekje geeft een uitgebreidere rapportage van de resultaten. In tegenstelling tot de online-bijdragen zijn verwijzingen naar reeds bestaande literatuur toegevoegd en is relevant cijfermateriaal van de gemeente Nijmegen en andere onderzoeksbureaus vermeld om context te geven aan de eigen bevindingen. Ook is deze rapportage bedoeld om het onderzoek methodologisch uiteen te zetten. Privacy van respondenten ● De respondenten hebben anoniem aan dit onderzoek meegewerkt. Daarom zijn naam- en adresgegevens van respondenten in geen van de publicaties vermeld. Het onderzoek draait immers niet om specifieke personen, maar om het algemene beeld. In hoofdstuk één wordt een overzicht van de deelnemende respondenten gegeven, met een beperkt aantal voor dit onderzoek relevante achtergrondkenmerken, maar zonder vermelding van naam- en adresgegevens. In de analyse is geen respondentnummer toegevoegd aan vermelde citaten uit de interviews. Dit, om te voorkomen dat passages, in combinatie met de achtergrondkenmerken kunnen worden herleid naar specifieke personen. Er worden in de analyse enkel achtergrondkenmerken vermeld als deze relevant zijn voor het beschreven thema.
8
Ruimtelijke opzet en bevolkingssamenstelling.
1 DE WAALSPRONG OP DE FOTO.
Artist impression van de het toekomstige gebied rond de Waal in Nijmegen, met links de Waalsprong (© Ruimte voor de Waal)
● De Waalsprong heeft plekken en activiteiten die het nieuwe stadsdeel een eigen karakter geven. Toch zijn er veel gelijkenissen met andere Vinexwijken in het land. De bevolking is bijvoorbeeld tamelijk jong en de woningvoorraad bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen. Voordat bewoners aan het woord komen, worden zij in dit hoofdstuk eerst in hun demografische, sociaaleconomische en ruimtelijke context geplaatst. Hoe is de Waalsprong vormgegeven en hoe is de huidige bevolking samengesteld?
De Waalsprong is nu nog een Vinexwijk van relatief beperkte omvang, maar volgens de meest actuele plannen zal het aantal woningen in 2029 uitkomen op circa 13.000 woningen (Ontwikkelingsstrategie Waalsprong, 2013). De Waalsprong kan zich dan meten aan andere grote Vinexwijken, zoals Leidsche Rijn in Utrecht of IJburg in Amsterdam. Het grote verschil met kleinere Vinexwijken is dat ze meerdere stedelijke plekken hebben met wisselende bebouwingsdichtheden en een groot aantal voorzieningen (Van der Wouden 2015). De grote Vinexwijken hebben een relatief autonome positie binnen het stedelijk netwerk en zijn minder afhankelijk van de bestaande stad (ibidem). Echter, zover is het in de Waalsprong nog niet. Hoewel veel infrastructuur al is afgebouwd, is de productie van wooneenheden pas halverwege. In 2014 moesten er nog 8.500 woningen bijgebouwd worden om de Waalsprong te voltooien. Volgens de onderzoekers Van der Krabben en De Feijer (2014) is het echter lang niet zeker of die groeiambities ooit gehaald zullen worden. De Waalsprong blijft groeien, maar het is hoogst onzeker of de vraag naar woningen in de toekomst op peil blijft. Dat komt volgens de onderzoekers mede door de grote concurrentie die de Waalsprong gaat ondervinden
9
van de nieuwbouwlocatie aan de andere oever van de Waal. Toch is het voor de gemeente van levensbelang dat de Waalsprong blijft doorgroeien. De grote investering die de gemeente deed bij het aankopen van de grond dient immers wel te worden terugverdiend. Het aantal wooneenheden en de dichtheid van de nieuw te bouwen woonmilieus zijn daarom veel minder strak vastgelegd, maar kunnen worden aangepast aan de veranderende vraag naar woningen. Huidige ruimtelijke opzet De Waalsprong wordt in tweeën gesplitst door twee belangrijke verkeersaders: de spoorlijn van Nijmegen naar Arnhem en een provinciale weg die uitmondt in knooppunt Ressen, van waaruit een rijksweg naar Arnhem en een rijksweg naar Rotterdam leidt. Middenin de wijk ligt Knoop Lent, waar de provinciale weg naar het zuiden toe in tweeën splitst richting de Waalbrug in het zuidoosten en de tweede verkeersbrug ‘de Oversteek’ in het zuidwesten van de Waalsprong. Onderdeel van Knoop Lent is ook het treinstation Nijmegen Lent, waar Sprinter-treinen stoppen die rijden op het traject tussen Arnhem en Nijmegen. In het zuidoosten van de Waalsprong ligt het oude, door Nijmegen geannexeerde dorp Lent. De nieuwbouwbuurten Visveld en Laauwik liggen ten noorden van het oude dorp. De oude dorpsstructuur vloeit geleidelijk over in de twee nieuwgebouwde omgevingen. Van de twee buurten is Laauwik het meest recent opgeleverd. Ten oosten van het oude dorp ligt de Vossenpels. Dit gebied is bestemd voor recreatie en voor de zelfbouwprojecten van het programma Plant Je Vlag. In de nieuwgebouwde buurten in Lent wonen inmiddels ongeveer 5.500 mensen. Het grootste deel van de nog op te leveren woongebieden zal ten westen van de spoor- en autoweg worden ontwikkeld. Van de diverse geplande woonwijken is op dit moment nog enkel Woonpark Oosterhout ontwikkeld en voltooid. Oosterhout is nu nog een eiland van bebouwd gebied middenin nog te ontwikkelen bouwgrond. Op het moment van schrijven is naast Oosterhout de ontwikkeling gestart van de Grote Boel, en verkeert de geplande wijk Hof van Holland aan de noordelijke Waaloever in de ontwerp- en inspraakfase. Vanaf het noordoosten richting de zuidoostelijke Waaloever ligt de Waaijer; een gebied dat een groen karakter en een recreatieve functie krijgt.
10
Woningvoorraad Het aanbod aan woningen in de Waalsprong verschilt sterk van dat van de stad Nijmegen in zijn geheel. Verwonderlijk is dat niet, omdat de bouwopgave van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra vooral voorzag in de ontwikkeling van eengezinswoningen en een gro-ter aandeel koopwoningen voorschreef dan voorheen gebruikelijk was. Zoals in de tabel hiernaast is af te lezen, is de gemiddelde WOZ-waarde van woningen in de Waalsprong aanzienlijk hoger dan dat van het Nijmeegse gemiddelde. Woningen Nederland Nijmegen Vinex* Waalsprong
Gemiddelde WOZ-waarde € 211.000
Eengezinswoningen 71 %
Koopwoningen 55 %
€ 203.000
57 %
45 %
**
75 %
65 %
€ 260.000
93 %
66 %
*Bron Vinex-data: Van der Wouden 2015. Overig: Wijk- en stadsmonitor gemeente Nijmegen, 2014. ** geen data beschikbaar
Des te meer geldt dat voor het aandeel eengezinswoningen. In eerdere ontwikkelingsstrategieën was voorzien in een groter aandeel van appartementen, maar dat streven is losgelaten. Dergelijke wooneenheden zullen alleen nog worden ontwikkeld rond Knoop Lent (Ontwikkelingsstrategie 2013). Hoewel het accent in alle Vinexwijken op grondgebonden woningen ligt, is het gemiddelde aandeel appartementen in Vinexwijken toch beduidend hoger: vijfentwintig procent. In de Waalsprong is dat slechts zeven procent. Hoewel de dichtheid van de bebouwing per buurt verschilt, zorgt dit geringe percentage ervoor dat de Waalsprong suburbaner van opzet is dan de gemiddelde Vinexwijk. Dat verschil is er overigens niet als we kijken naar het aandeel van koopwoningen. Twee derde van de woningvoorraad in de Waalsprong bestaat uit koopwoningen, en met dat percentage is de Waalsprong in dit opzicht een hele gemiddelde Vinexwijk. In een eerder ontwikkelingsbeeld was voorzien in een aandeel van driekwart koopwoningen. Maar het aandeel (sociale) huurwoningen is vanwege de veranderende vraag in de markt verhoogd. Toch is de verhouding koop-huur in de Waalsprong heel anders dan in Nijmegen als geheel. Net als in veel andere (middel)grote steden zijn (sociale) huurwoningen daar juist in de meerderheid. Demografie Ook de bevolkingssamenstelling van de Waal-sprong vertoont veel sterkere overeenkomsten met een gemiddelde Vinexwijk dan met de bevolkingssamen-stelling van de gemeente waar de wijk in ligt. Dat geldt echter niet voor het aandeel van de bevolking dat een vader en/of een moeder heeft die in een niet-westers land is geboren. Dat percentage is in andere Vinexwijken veel hoger dan in de Waalsprong. Nijmegen zit op het Nederlands gemiddelde wat betreft het aandeel bewoners met een nietwesterse achtergrond. Maar het percentage van twaalf procent is erg laag voor een stad. In steden is dit aandeel gemiddeld 22 procent. Zowel Nijmegen als de Waalsprong zijn dus erg ‘wit’. Demografie
Stad Nijmegen Vinex Waalsprong
Etniciteit Niet westers 22 %
Huishoudens Gezin 32 %
Kinderloos stel 24 %
Een-persoons 44 %
12 %
29 %
28 %
38 %
19 %* 9%
52 % 52 %
24 % 22 %
22 % 27 %
11
Demografie: herkomst instroom in de Waalsprong
In de afbeelding hiernaast zijn de voormalige woonlocaties van het totale aantal mensen dat tussen 2000 en 2014 naar de Waalsprong is verhuisd weergegeven. Hoewel de gegevens niet verward moeten worden met de verdeling naar herkomst van de huidige bewoners, zijn de cijfers wel indicatief. De grootste groep wordt gevormd door mensen die voorheen in andere delen van Nijmegen woonde, gevolgd door mensen die uit een andere regio in Nederland rechtstreeks naar de Waalsprong verhuisden. De samenstelling van de verschillende huishou-densvormen in de Waalsprong lijkt sterk op die van andere Vinexwijken. Een kleine meerderheid van de huishoudens bestaat uit gezinnen met thuiswonende kinderen. Nijmegen als geheel heeft een ver-deling van de huishoudensvormen die hoort bij die van een studentenstad. Door het hoge aantal twintigers is het relatieve aantal gezinnen ook lager dan in andere steden. Demografie: leeftijd Jeugd
Twintiger
Volwassen
Senior
Nederland
(0-19) 23 %
(20-29) 12 %
(30-44) 19 %
(45-64) 28 %
(65+) 17 %
Nijmegen
14 %
20 %
20 %
19 %
15 %
Waalsprong
26 %
10 %
30 %
20 %
6%
Bron: Wijk- en stadsmonitor gemeente Nijmegen, 2014
Nijmegen is een studentenstad. Dat weerspiegelt zich in de cijfers: in de stad wonen uitzonderlijk veel twintigers. Dat geldt niet voor de Waalsprong. Twintigers en senioren zijn in de Waalsprong veruit het minst vertegenwoordigd. De grootste groepen worden gevormd door kinderen (0 tot en met 19 jaar) en voornamelijk hun ouders (30 tot en met 44 jaar). De beschikbare cijfers met betrekking tot de leeftijdsopbouw in Vinexwijken in het algemeen kennen andere categorieën, maar het beeld is gelijk aan dat van de Waalsprong: relatief veel kinderen, en betrekkelijk weinig jongvolwassenen en senioren (Van der Wouden 2015). Sociale positie . Er zijn geen cijfers beschikbaar over de sociaaleconomische samenstelling van de bevolking van alle Vinexwijken samen. Toch mag uit de cijfers over de woningvoorraad worden opgemaakt dat bewoners van Vinexwijken relatief bemiddeld zijn, hoewel de variatie tussen wijken vermoedelijk hoog is. Zo is Sociale positie Inkomen (gem.)
Laag inkomen
Hoog opgeleid
Citoscore
Nederland € 23.000
15 %
32 %
535 p.
Nijmegen € 30.000
24 %
50 %
535 p.
Waalsprong € 40.000
12 %
62 %
538 p.
Bron: Wijk- en stadsmonitor gemeente Nijmegen, 2014
het aandeel van sociale huurwoningen en huishoudens met een laag inkomen in IJburg (Amsterdam) veel hoger dan in de Waal-sprong. Het grootste deel van de woning-voorraad in de Waalsprong is bestemd voor gezinnen uit de middenklasse. Dat vertaalt zich in de sociaaleconomische samenstelling
12
van de bevolking: het gemiddelde jaarlijkse besteedbare inkomen per huishouden ligt in de Waalsprong 10.000 euro hoger dan in gemiddeld in Nijmegen. Ook is het aantal bewoners met een lager inkomen (tot 120 procent van het sociaal minimum) slechts half zo groot als in de hele gemeente. In het oog springt het hoge aantal hoogopgeleiden in Nijmegen. Dat is te verklaren uit het feit dat Nijmegen een grote universiteit en een hogeschool herbergt. Veel bewoners hebben in de stad gestudeerd en zijn na hun afstuderen in de stad blijven wonen. In de Waalsprong is dat aandeel nog hoger. Maar liefst 62 procent van de bevolking van de Waalsprong heeft een HBO- of universitaire opleiding afgerond. Dat aandeel is bijna tweemaal zo hoog als het nationale beeld. Dat effect is minder sterk bij de Citoscores van 2014. Daaruit blijkt dat de Nijmeegse achtstegroepers gemiddeld scoren in Nederland. De kinderen uit de hoogste klas van basisscholen in de Waalsprong scoren iets hoger. Kenmerken van de respondenten Zoals in het vorige hoofdstuk is vermeld, is in dit onderzoek gekozen voor een afbakening van de doelgroep. Daarom zijn tijdens het veldwerk gezinnen met thuiswonende kinderen die in een grondgebonden koopwoning wonen geworven. Twee van de veertien respondenten voldoen hier niet aan, en vormen waar nodig de controlegroep. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 41 jaar. Gemiddeld hebben zij 1,7 kinderen en wonen zij 7,7 jaar in de Waalsprong. Veruit de meeste respondenten woonden voordat zij naar de Waalsprong verhuisden in een ander stadsdeel van Nijmegen, maar geen van hen is geboren en getogen in Nijmegen. Slechts drie respondenten zijn opgegroeid in de omgeving van Nijmegen. In de bijlage is een lijst van de respondenten met de hier genoemde achtergrondkenmerken opgenomen. ●
13
Kiezen voor de Waalsprong.
2 DE SPRONG WAGEN.
Artist impression van een woning in de nog te ontwikkelen wijk Hof van Holland (© GEMWaalsprong).
● De meeste deelnemers aan dit onderzoek hebben een uitgebreide wooncarrière in Nijmegen achter de rug, maar komen daar oorspronkelijk niet vandaan. Toch was een verhuizing naar de Waalsprong allerminst vanzelfsprekend. Welke overwegingen speelden een rol om toch een huis te kopen in de Waalsprong? Een van de respondenten en haar partner woonden eerst in een ander deel van Nijmegen. Net als de meeste andere deelnemers hebben zij als student in en rond het stadscentrum gewoond; eerst apart van elkaar in studentenhuizen, later gingen zij samenwonen. Na hun afstuderen bleven zij de stad trouw – gewoon, omdat het een erg prettige stad is om te wonen. Na in verschillende huurwoningen rond het centrum te hebben gewoond, gingen zij in nieuwe huurwoning in het centrum wonen dat werd gesloopt. ‘Maar toen het gesloopt werd kregen we dus urgentie. En tot die tijd hadden we altijd in huurhuizen gezeten. En heel cliché kregen we het advies van onze ouders: ga nou eens rondkijken of je wat kunt kopen, dat is beter!’ Veel respondenten merkten het stadse deel van Nijmegen langzaam te ontgroeien. Daarmee bedoelen respondenten dat het wonen met kinderen in de binnenstad steeds onhandiger werd. Daarbij hadden zij best een beetje last van gemengde gevoelens, terwijl ze het nog zo hadden geprobeerd. Maar de babyfoon redde het net niet naar het restaurant, dus een oppas moest toch wel
14
geregeld worden. En waar doe je het dan nog voor, wonen in het centrum? Verhuizen dus. Maar een sprong over de Waal was zeker niet vanzelfsprekend. Voor sommigen zat het negatieve imago van nieuwbouwwijken in de weg: ‘Ik dacht: dat is saai, onpersoonlijk. Standaard-huizen en je kent er niemand.’ Maar voor de meesten viel het toen nog onbekende nieuwe stadsdeel simpelweg buiten de eigen horizon. Kiezen voor de buitenwijk In de laatste decennia is bij onderzoekers en beleidsmakers steeds meer belangstelling ontstaan over woonvoorkeuren van groepen mensen. Die groeiende belangstelling is rechtstreeks te herleiden naar de toenemende vraaggerichtheid van de woningmarkt – zeker in een tijd als deze, waarin de vraag naar woningen relatief laag is. Stadssocioloog Stefan Metaal onderzocht in zijn proefschrift Identiteit van Stad, dorp en buitenwijk (2013) de toenemende populariteit van zowel suburbane als grootstedelijke woonmilieus. Metaal stelt dat binnen de middenklasse twee grote culturele groepen ontstaan, die in hun voorkeuren en doen en laten steeds meer van elkaar zijn gaan verschillen. De eerste groep, door Metaal aangeduid als de culturele middenklasse, bestaat uit hoogopgeleiden met veel cultureel kapitaal (een term ontleend aan de Franse socioloog Pierre Bourdieu). Mensen uit de culturele middenklasse zijn vaak werkzaam in de creatieve industrie. Die strekt zich uit van kunst en cultuur tot de media- en reclamewereld en is vooral in de grote stad gevestigd. Deze groep laat zich in zijn voorkeuren voornamelijk leiden door distinctie. In alles proberen zij het gewone te vermijden; in het bijzonder de buitenwijk en het vermeende gefunctionaliseerde bestaan aldaar. Niet verwonderlijk is dat het grootstedelijke woonmilieu, met zijn grote cultuuraanbod en diverse bevolkingssamenstelling hun voorkeur geniet. Maar ook omdat de sector waarin de culturele middenklasse werkzaam is, zich voornamelijk in grote steden is gevestigd. Metaal noemt de tweede groep de economische middenklasse. Die wordt gevormd door mensen met een gemiddelde sociale positie, met technische, uitvoerende of dienstverlenende beroepen, die zich niet zozeer in de grote stad concentreren. Het accent van hun maatschappelijke positie ligt op economisch kapitaal. Het streven bij deze groep is volgens Metaal niet zozeer gericht op distinctie, maar wordt voornamelijk gestuurd door het verlangen naar comfort. Volgens Metaal kan worden gesteld dat de economische middenklasse het aantal vierkante meters van een woning belangrijker acht dan de culturele status en de locatie ervan. En omdat het werk meestal met de auto bereikt wordt, is het minder noodzakelijk dichtbij het werk te wonen. Voor deze groep is de buitenwijk daarom een aantrekkelijk woonmilieu. ‘De weg ligt vrij voor een huis met een tuin, met de auto voor de deur, in een ongecompliceerde woonomgeving, van waaruit alle dagelijkse bestemmingen snel met de auto kunnen worden bereikt’ (Metaal 2013, 484). Volgens Metaal is de consequentie daarvan dat de identiteit van de plaats minder van belang is dan de functionaliteit ervan. Functionele motieven Waarom waagden Waalsprongers de sprong? En lijken die motieven op die van Metaals economische middenklasse? De meeste respondenten reageerden positief op de stelling: ‘Ik verhuis liever niet de stad in, want voor het zelfde geld krijg je hier een huis met een tuin’. De woningen en de wijk als geheel bieden wat betreft wooncomfort waar voor je geld, is een gedeelde opvatting van respondenten. Eén van de respondenten woont met partner en twee kinderen in een twee-ondereen-kapwoning in Lent, en voldoet van alle respondenten het meest aan dat beeld. Haar partner is directeur in het bedrijfsleven en reist daarvoor dagelijks naar de Randstad. Daar komen zijzelf oorspronkelijk ook vandaan: ‘Daar studeerden we. En toen wij kinderen kregen wilden we wat meer waar voor ons geld zeg maar. We zijn toen naar dit huis verhuisd. Ik heb toentertijd op Funda heel hard zitten zoeken naar nieuwbouwprojecten. We wilden wel nieuwbouw, maar niet zo Vinex-achtig zoals in de Leidsche Rijn. Dat wilden we niet. En dit was toen nog heel kleinschalig.’ Gevraagd naar de plaatsen of regio’s waarmee zij zich verbonden voelt reageert zij: ‘Ik ben helemaal niet zo gebonden 15
aan een plek of een land nee. Meer een type woonomgeving dan een regio waar je een band mee hebt. Ik heb helemaal geen emotionele band met regio’s nee.’ Deze respondent heeft een uitgesproken voorkeur voor een suburbaan, groen woonmilieu. De twee-onder-eenkapswoning aan de rand van nieuw-Lent voldoet aan die wens. Maar als er een andere, soortgelijke plaats elders in het land zou zijn, waar je net zoveel ‘waar voor je geld’ zou krijgen, dan zou zij geen moeite hebben daar naartoe te verhuizen. Een meerderheid van de respondenten die de enquête invulden, reageerde negatief op de stelling: “Ik kan overal wonen, zolang het huis en de wijk voldoen aan mijn eisen.” Behalve het huis en het type woonomgeving zijn er dus nog andere overwegingen die een rol spelen. De belangrijkste overweging die respondenten noemen is de strategische ligging van de wijk. De meeste respondenten hebben niet het gevoel zomaar ergens te kunnen gaan wonen in het stedelijke netwerk. Men heeft bijvoorbeeld ook rekening te houden met de locaties van het werk: de bereidheid om lang in de auto te zitten kent immers een grens. Er zijn geen cijfers bekend over het relatieve aantal Vinexwijk-bewoners dat in de eigen gemeente werkt, maar het vermoeden bestaat dat dit aandeel in de Waalsprong relatief hoog is vergeleken met andere VINEX-locaties, namelijk 43 procent. Van de bewoners die voor dit onderzoek geïnterviewd zijn en hun partners, werkt slechts een minderheid buiten de regio van Nijmegen. Ongeveer de helft van de respondenten werkt in andere delen van Nijmegen en gaat daar met de fiets heen. Het is niet ongebruikelijk dat één van beide volwassenen in Nijmegen werkt, en de partner elders in het land werkt en dagelijks gebruikmaakt van de auto. Voor hen is de ligging van de Waalsprong ideaal: zowel de stad als de snelweg zijn eenvoudig te bereiken. Een respondent die met haar gezin nog niet zo lang in Oosterhout woont legt uit: ‘Het was een combi van prijs en ligging. We hadden nog geen concrete plannen voor kinderen, dus dat heeft niet echt meegespeeld. Meer qua ligging en grootte. Dicht bij het centrum en dicht bij Arnhem (waar de partner van deze respondent werkt). Je hoeft niet steeds die ellendige Waalbrug over met de auto. En ik ben snel met de fiets op de universiteit.’ Andere overwegingen Toch speelden naast functionele motieven als een strategische locatie, het wooncomfort en prijs bij de meeste respondenten ook andere motieven mee. Dat zijn motieven die minder passen bij de door Metaal beschreven economische middenklasse. Zo voelen veel respondenten zich emotioneel verbonden aan Nijmegen en de regio en zijn zij niet zomaar bereid die te verlaten. Zij voelen zich simpelweg thuis in Nijmegen en noemen daarbij geregeld specifieke karakteristieken van de stad. Hoewel maar enkele respondenten in de regio van Nijmegen zijn opgegroeid, heeft het leeuwendeel van hen de studententijd in de stad doorgebracht. Op die culturele verbondenheid met de stad Nijmegen wordt in hoofdstuk 6 verder ingegaan. In de regel bieden nieuwbouwwoningen meer wooncomfort dan oudere woningen. Maar sommige oudere woningen hebben dan weer kwaliteiten die nieuwbouwwoningen zouden ontberen: een monumentaal pand heeft een geschiedenis en beschikt over een zekere identiteit, waar vooral de culturele middenklasse naar opzoek is: distinctie door middel van cultureel kapitaal gaat bij die groep immers boven het streven naar comfort (Metaal 2012, Sonne 2013). De eerste respondent die in dit hoofdstuk werd geciteerd had een uitgesproken voorkeur voor een nieuwbouwwoning. Maar voor een meerderheid van de bewoners ging de aanvankelijke voorkeur uit naar een oudere woning in jarendertigstijl, het liefst in het populaire stadsdeel Nijmegen-Oost. In Oost wonen veel mensen uit dezelfde sociaaleconomische groep als de bewoners van de Waalsprong. Dat stadsdeel werd voor de oorlog aangelegd en heeft veel populaire jarendertigwoningen. Niet voor niets zijn de woningen in Oost het duurst en komt de Waalsprong op de tweede plaats. Respondenten
16
zijn niet ongevoelig voor de culturele status van bepaalde wijken en woningen en zijn dus ook niet enkel opzoek naar functionaliteit. Maar Oost was soms financieel (net) niet haalbaar, of er moest nog van alles gebeuren aan de oude woningen. In de nieuwbouw van de Waalsprong kon je direct verhuizen. Voor hetzelfde bedrag kreeg je ook een groter huis met een tuin: ‘Waar voor je geld!’ Een kersverse moeder uit Oosterhout: ‘We zaten te denken aan Nijmegen-Oost, Bottendaal. Voor het zelfde geld krijg je daar een bovenwoning ofzo. En hier krijg je zoveel waar eigenlijk voor je geld!’ ‘Het merendeel koopt een huis dat hopelijk ook goed verkoopbaar is,’ zegt een jonge vader uit Lent. ‘Dus echt een tussenstation. Iedereen zou in de Hazenkamp (in Nijmegen-Oost) willen wonen, maar dan betaal je heel veel, ook aan de opknap, en het is maar de vraag of je het terugverdient. Toen wij zochten, stond daar wat te koop voor 265.000, maar dan moest je ook nog verbouwen voor 50.000 euro. Hier hoef je er niet heel veel meer aan te doen, en dan ben je er later ook weer sneller vanaf, hopelijk dan. Want laten we eerlijk zijn, de tijd dat je een vaste baan vindt, die is er nu niet. En de meeste banen zijn in het westen van het land. Dus je moet er rekening mee houden dat je daar dan heen verhuist.’ Deze respondent en zijn vrouw zeggen Nijmegen heel erg te waarderen, en hier het liefste te willen blijven wonen, maar zich ook niet dusdanig aan de regio te hechten dat ze nooit meer weg willen. Als het moet, dan verhuizen zij westwaarts, maar dan wel het liefst naar een dorpse omgeving rond de stad. Bij hen speelt wellicht hun jonge leeftijd en het feit dat hun kind nog niet op school zit mee in die houding. Voor een andere respondent viel de uiteindelijke keuze op nieuwbouw ook vanwege een economisch motief, maar niet zozeer in financiële zin. Zij en haar man zagen vooral op tegen de tijd en moeite die zij zouden moeten investeren in het opknappen van een oud huis in het oude dorp Oosterhout dat zij op het oog hadden. ‘En daar sta je dan, zwanger van je tweede en met een peuter op je arm, en dan denk je: mijn god, wat een enorme klus! Dus toen hebben we voor de nieuwbouw gekozen.’ En dat was allemaal een stuk eenvoudiger: ‘We hebben de tent in één keer laten spuiten, laminaat erin gegooid en daarna stond ik bloemetjes te schilderen op de kinderkamer – klaar is Kees!’. Voor respondenten speelden veel functionele overwegingen mee bij hun keuze voor de Waalsprong. Maar respondenten voelen zich in het algemeen ook cultureel verbonden aan de stad Nijmegen en de omringende regio en willen die niet zomaar verlaten. Bovendien tonen zij zich niet ongevoelig voor de culturele status van oude hogestatuswijken in de stad. De Waalsprong biedt in de beleving van respondenten het beste van beide werelden: de stad waaraan zij zich zijn gaan hechten op fietsafstand, het wooncomfort van een moderne buitenwijk en een strategische ligging tussen de dagelijks te bereiken bestemmingen. ’Waar voor je geld’. ●
17
Routines en oriëntatie.
3 JE BENT ZO IN ELST.
Het fietspad op de Waalbrug. (foto: Bob Kellerman)
● Tweeverdieners met jonge kinderen moeten veel ballen in de lucht houden, zo wil althans het cliché. Vaak is dat ook de werkelijkheid. Voor een aantal respondenten is het inrichten van het dagelijks leven vaak een ingewikkelde puzzel. Hoe zien de routines rond het werk, de kinderen en de vrije tijd eruit en welke plekken binnen en buiten de Waalsprong zijn daarbij belangrijk? Het dagelijks leven van de moderne mens heeft voor een belangrijk deel een verplicht karakter. Werk, school en andere instituties leggen taken, regels en wetten op. Men heeft ook te maken met de dienstregeling van het OV, roosters van het werk en dergelijke. Die ‘sturende’ instituties scheppen het ritme in het dagelijks leven van een bepaald gebied. Hägerstrand (1982) schetst een nederzetting in een vallei, waarin de school, de fabriek, de kerk en het treinstation de ‘pace-setters’ zijn. Alle bewegingen vormen van bovenaf bezien een systeem waarin duidelijke structuren zitten, vergelijkbaar met een mierennest. Deze systemen noemt Hägerstrand ‘diorama’s’. Dat betekent overigens niet dat mensen volledig worden gestuurd door al die collectieve tijdschema’s. Wel moeten zij die taken als naar het werk gaan, de kinderen naar school brengen en boodschappen doen op de een of andere manier zien in te passen in het dagelijkse leven.
18
De Waalsprong zou als een diorama kunnen worden opgevat: een wijk met een bepaald ritme, de hartslag van het dagelijkse leven. Maar anders dan in de vallei van Hägerstrand zijn mensen hier en vandaag een stuk mobieler. De plaatsen waar mensen wonen, werken en recreëren kunnen veel verder uit elkaar liggen dan voorheen. Dat geldt in het bijzonder voor bewoners van buitenwijken en voor hoogopgeleiden. Die hebben relatief grote daily urban systems. Toch zit er een grens aan de reistijd die mensen op een dag tolereren en blijken de meeste activiteiten vaak beperkt tot een bepaalde regio (Lupi 2006). Kinderen en de onmisbare voorzieningenharten Een respondent uit Oosterhout, we noemen haar hier Nienke, is ZZP’er en coacht professionals, vooral in de bestaande stad. Onderweg naar haar werk zet ze de kinderen af op het schoolplein van de Klif (het voorzieningenhart van Oosterhout) en neemt ze daarna de snelle fietsbrug over de Waal naar haar opdrachtgever. Als ze meer tijd heeft, loopt ze mee de klas binnen. Want de kinderen willen altijd wel even laten zien wat ze allemaal hebben gemaakt. Haar man, we noemen hem Robert, brengt de kinderen alleen op woensdag naar school. Hij moet eerder met de auto van huis weg, want hij werkt vier dagen in de week als onderzoeker in het midden van het land. Waar sommige buren in de straat de opvang van de kinderen met elkaar delen, gaan de kinderen van Nienke en Robert twee dagen in de week naar de buitenschoolse opvang in de Klif. Informele opvang is er wel vaak ’s avonds, als Nienke en haar man bijvoorbeeld bij vrienden zijn uitgenodigd: ‘Dan gaat de babyfoon naar de buren. En als we weer thuis zijn, dan roepen we door de babyfoon: we zijn thuis! en dan gaat-ie uit, en dan gaat-ie aan hun kant uit, en dan is het goed’. Afgaande op bovenstaand voorbeeld kun je concluderen dat de Waalsprong een veel te beperkt gebied is om te beschouwen als een op zichzelf staand diorama: hoewel de kinderen voornamelijk in de wijk blijven, speelt het dagelijks leven van de ouders zich immers voor een groot deel (ver) buiten de wijk af. De Waalsprong is dus slechts onderdeel van hun daily urban systems. Binnen de Waalsprong zijn de twee voorzieningenharten voor bijna alle respondenten een belangrijk tussenstation in hun dagelijkse verplaatsingen en een haast onmisbare factor in hun dagelijkse leven. In de Ster (Lent) en de Klif (Oosterhout) zitten de basisschool, het consultatiebureau, diverse welzijnsinstanties en een aantal hobby- en sportclubs onder één dak. Het plein rond de voorzieningenharten fungeert daarnaast als belangrijke ontmoetingsplaats. Gevraagd naar de plekken waar men veel gebruik van maakt, noemen respondenten de voorzieningenharten vaak als eerste. Een vrouw uit Oosterhout is net weer gaan werken na haar zwangerschapsverlof en vertelt over haar weekindeling: ‘Maandag en donderdag gaat hij (haar zoon) naar de kinderopvang in de Klif en dinsdag is mijn schoonmoeder hier. Een keer in de twee weken is mijn moeder hier en mijn man heeft ook een keer in de twee weken een dag vrij. Dus dan past hij op. En iedere vrijdag ben ik vrij. Ik vind het wel pittig. Als je thuiskomt, is het meteen zo’n trein die doordendert: hij moet eten, hij moet zijn pyjama aan, hij moet zijn tanden poetsen, hij moet naar bed… Ik vond het zeker in het begin heftig. Maar het scheelt onwijs dat de Klif hier tegenover zit en dat ik niet nog een half uur naar de kinderopvang moet rijden. Dus dat is wel een luxe hoor, dat scheelt enorm.’ In alle twee de voorzieningenharten is ook een café aanwezig, een plek die bedoeld is als ontmoetingsplaats en waar je ook je eigen consumpties kunt nuttigen. De cafés worden niet uitgebaat door ondernemers, maar door de gemeente. Veel respondenten vinden dat jammer, omdat dat de sfeer geen goed doet. Daarom maken zij er maar zelden gebruik van. Een respondent uit Oosterhout: ‘Ik ga niet bij de Klif zitten nee, haha. Het Klif-café is toch een gemeentelijke instantie. Dat mist toch echt wel het ondernemersklimaat dat een leuk, gezellig café moet hebben. Als wij er ’s avonds laat nog heel gezellig zitten, zeggen zij: nee, dicht, ik ga naar huis!’ Hoewel de gemeente al wel pogingen
19
heeft gedaan de sfeer in de cafés gastvrijer en uitnodigender te maken, hebben respondenten nog altijd dit oordeel als de cafés ter sprake komen. Voor het werk de wijk uit Uit cijfers van de gemeente Nijmegen blijkt dat 43 procent van de werkzame beroepsbevolking van de Waalsprong binnen de gemeente Nijmegen werkt (zie tabel hieronder). Dat aandeel is lager dan gemiddeld in Nijmegen. De Waalsprong kent relatief weinig arbeidsplaatsen. Het aantal arbeidsplaatsen is maar 20 procent ten opzichte van de potentiële beroepsbevolking van de Waalsprong. In Nijmegen als geheel is dat aandeel veel hoger: 60 procent. Mensen gaan dus over het algemeen de wijk uit om hun brood te verdienen. De Waalsprong zelf heeft voornamelijk een woonfunctie. Werk en mobiliteit
Nijmegen Waalsprong
Werkt binnen Nijmegen
Arbeidsplaatsen t.o.v. bevolking
Adressen gebruikt voor wonen en bedrijvigheid
54 % 43 %
60 % 20 %
11 % 16 %
Woon-werkverkeer met… Fiets 64 % 70 %
Auto 22 % 24 %
Bron: Wijk- en stadsmonitor gemeente Nijmegen, 2014
De snelweg is in vrijwel geen enkele Vinexwijk ver weg. De wijken vormen een goede uitvalsbasis voor ‘kriskrasbewegingen’: verplaatsingen binnen het stedelijk netwerk van nieuwbouwwijken, bedrijfslocaties, en winkel- en recreatiegebieden die niet noodzakelijkerwijs in de eigen gemeente liggen (Van der Wouden 2015). De auto is voor veel huishoudens daarom een onmisbaar vervoermiddel (ibidem).Vaak moeten op één dag verschillende bestemmingen worden gecombineerd en moeten tweeverdieners voor hun werk verschillende kanten uit. Van de meeste aan dit onderzoek deelnemende huishoudens verricht zowel respondent als partner betaald werk. De verdeling van werk is wel traditioneler: vaak werkt de man meer dan de vrouw. Bij zes geïnterviewde huishoudens werkt de man bovendien buiten de stad en gebruikt hij dagelijks de auto, en werkt de vrouw binnen Nijmegen en gebruikt zij vooral de fiets. Overigens geldt voor alle respondenten en hun partners die in Nijmegen werken dat de fiets in dat geval het vervoermiddel is dat zij het meest gebruiken. Veel respondenten namen voorafgaand aan de aankoop van het huis nog even de proef op de som, om te testen hoe lang het nou fietsen is naar het centrum. Dat bleek maar een kwartiertje te zijn over de snelle nieuwe fietsbrug. Zonder uitzondering beschouwen alle respondenten het stadscentrum dan ook als dichtbij. Bij vijf koppels is geen sprake van een tweeverdienerssitutatie, maar is de man kostwinner. Bij twee van hen is dit een min of meer bewuste keuze: de vrouwen zijn thuis voor hun opgroeiende kinderen. Bij de andere respondenten heeft dit andere redenen, zoals zwangerschapsverlof en werkloosheid. Veel respondenten zijn ZZP’er en werken vanuit huis. Zij werken bijvoorbeeld als zelfstandig coach, fotograaf van familiefoto’s of tekstschrijver. Het valt een aantal respondenten op dat er veel ondernemers zijn die in de wijk wonen. Zo is er ook een ondernemersnetwerk van ondernemende bewoners en is het percentage woningen dat ook gebruikt wordt voor bedrijfsactiviteiten in de Waalsprong hoger dan gemiddeld in Nijmegen (zie tabel boven). Vaak combineren zelfstandigen hun werk met een parttime baan in loondienst. Even naar Elst Voor respondenten die niet dagelijks met de fiets naar de stad gaan om te werken, is Nijmegen geen vanzelfsprekende locatie om te winkelen of te recreëren. Als men immers toch al op de snelweg zit, dan kan net zo goed een afslag eerder genomen worden, om in Elst even naar de HEMA of de grote
20
Albert Heijn te gaan. Elst wordt gewaardeerd vanwege de dorpse sfeer, het complete winkelaanbod en de goede parkeermogelijkheden. Respondenten zetten dat af tegen het als mager ervaren winkelaanbod in hun eigen wijk. Zo vertelt een Oosterhouter en werknemer van de GEM Waalsprong (het ontwikkelbedrijf) dat haar man haar soms plaagt met een variatie op een slogan die de GEM gebruikt: “De Waalsprong helemaal Nijmegen? De Waalsprong helemaal Elst!” Veel respondenten uit Oosterhout gaan ook regelmatig naar de Lidl in het oude dorp Oosterhout, of naar landwinkel de Woerdt in Ressen, waar in de regio geteelde biologische producten verkrijgbaar zijn. Vaak zitten (kinderen van) respondenten op sport- en hobbyclubs in de voorzieningenharten van de wijk of de sportvelden in en rond de wijk, maar ook in de nabij gelegen dorpen. Zo zegt een vrouw uit Oosterhout die als zelfstandige een werkplek in de wijk heeft: ‘Ik zit hier bij de tennisvereniging in (het oude dorp) Oosterhout, mijn dochter hockeyt in Bemmel en mijn zoon judoot hier in de Klif. Die gaat gewoon zelf, maar mijn dochter moet dan een drukke weg over, dus die breng ik daar dan heen met de auto.’ Een andere respondent uit Oosterhout blijft meer binnen de gemeente: ‘Maar we rijden wel eens naar Gendt (een dorp in de omgeving) en dan halen we daar een ijsje. We kennen de uitbater, dus dan maken we even een praatje. Sporten doe ik bij Waalsport en mijn man loopt hard bij de hardloopvereniging hier in de wijk.’ De dorpen rond de Waalsprong zijn geliefde plekken om in het weekend even naartoe te fietsen, bijvoorbeeld voor een pannenkoek. Ook wandelen mensen graag op de dijk langs de rivier. Alle respondenten volgen de ontwikkelingen rond de Waal en zijn verwachtingvol over het resultaat. ‘Veur Lent (het aangelegde riviereiland), daar was ik laatst weer even. Dat wordt volgens mij heel leuk. Ik vind het heel mooi hoe dat eruit ziet. Grote verwachtingen heb ik daarvan, met terrasjes, voorstellingen en weet ik het wat.’ Een oudere respondent uit Lent zegt: ‘Op de dijk, daar kan ik wel een paar uur zitten. Bootjes kijken. Het is schitterend daar.’ In en rond veel Vinexwijken zijn groene zones aangelegd, bedoeld voor recreatie en ‘nieuwe natuur’ (Van der Wouden 2015). Vaak hebben die de plek ingenomen van agrarische bedrijven. Die groene zones liggen niet zozeer buiten het stedelijke netwerk, maar zijn er juist onderdeel van. De gebieden zijn door middel van de aanleg van fiets- en wandelpaden toegankelijk gemaakt voor bewoners uit de regio (ibidem). Zo wordt tussen Arnhem en Nijmegen op dit moment gewerkt aan de aanleg van Park Lingezegen: een groene zone die de twee steden met elkaar verbindt. Ten oosten van de Waalsprong ligt de landschapszone Vossenpels waar veel tuinbouw is gevestigd en veel fietspaden zijn aangelegd. Een jong stel uit Lent fietst graag, en dat deden zij voor hun verhuizing naar de Waalsprong altijd in de Ooijpolder, ten zuiden van de Waal. Nu fietsen zij vooral in de natuur ten noorden van de Waal: ‘We fietsen nu veel sneller even naar Bemmel toe bijvoorbeeld.‘ Het dagelijkse leven van de volwassenen uit de middenklasse-gezinnen in de Waalsprong blijft niet beperkt tot de Waalsprong zelf: die is vooral bedoeld voor het gezinsleven, een beperkt aantal functionele activiteiten zoals boodschappen doen en het naar school brengen van de kinderen en recreatieve activiteiten. Zowel zelfstandigen als werknemers moeten in elk geval voor een aanzienlijk deel van hun werkuren de Waalsprong uit. De gunstige ligging van de wijk ten opzichte van belangrijke uitvalswegen en de trein, in combinatie met de zelfstandigheid die de onderwijs- en opvanginstellingen en de ruimtelijke opzet van de wijk de kinderen geven, maken die dagelijkse routines voor respondenten een stuk eenvoudiger. Het groene buitengebied op fietsafstand draagt extra bij aan het woongenot: ook daar speelt een deel van het gezinsleven zich in de vrije tijd, of tussen de bedrijven door af. ●
21
Sociale netwerken.
4 BUREN EN DE BUURT .
Twee kinderen verkopen biologische groenten in de Fruitstraat in Oosterhout. (foto: Yannick Sonne)
● Sceptici verwijzen in de literatuur naar de buitenwijk in termen van anonimiteit en vluchtige contacten. Andere auteurs wijzen juist op saamhorigheid door fysieke en sociale nabijheid: niet voor niets worden er in nieuwbouwwijken regelmatig straatfeesten en buurtbarbecues gehouden. Afgaande op de cijfers lijkt de optimistische school in de Waalsprong gelijk te krijgen: daar wordt de buurt gemiddeld belangrijker gevonden in het eigen sociale leven dan in Nijmegen als geheel. Maar welke rol spelen buren precies in het sociale leven, en hoe ziet het onderlinge contact eruit?
Uit de cijfers van bureau Onderzoek & Statistiek van de gemeente Nijmegen blijkt dat bewoners van de Waalsprong het contact met buren beduidend vaker dan gemiddeld in Nijmegen ‘belangrijk’ vinden in hun eigen sociale leven (46 procent in de Waalsprong tegenover 37 procent gemiddeld in Nijmegen). Hoewel de respondenten familie, vrienden en kennissen door het hele land hebben wonen, en zich gemakkelijk tussen de ene en de andere plaats bewegen, zijn het uiteindelijk de mensen in de Waalsprong waarmee het contact het meest frequent is.
22
Een respondent die sinds de beginjaren in Oosterhout woont, verwoordt dat als volgt: ‘Met een aantal vrouwen gaan we wel eens de stad in of naar een film en met een aantal loop ik ook hard, en met weer andere buurvrouwen tennis ik. Dus ja, best wel intensief. Die contacten zet zij af tegen haar oude vriendinnen van de middelbare school die vaak ver weg wonen en die ze dus minder vaak ziet. ‘Je leert elkaar snel heel intensief kennen, je doet ook wel een beroep op elkaar. Als ik met mijn zoon (met een beperking) dingen moet doen of naar het ziekenhuis moet, dan kan zij (wijst naar haar dochter) bij de buren terecht. Met de mensen hier leef je echt. Ze hebben een hele andere waarde dan mijn vriendinnen van vroeger.’ Nieuw in de wijk Voor de mensen die in nieuw opgeleverde woonblokken gingen wonen, was het maken van contact vaak eenvoudig. Je moet immers samen keuzes maken en je bent allemaal aan het klussen. Een beetje heibel met de aannemer heeft dan ook zo zijn voordelen: ‘Aanvankelijk liepen we tegen dezelfde problemen aan met de aannemer,’ zegt een vader van twee jonge kinderen in Lent. ‘Dus dan ga je met elkaar de krachten bundelen en dan ga je met elkaar borrelen. Dat bindt dan. Ik wilde een radiator in de garage, maar ik was te laat, want ze hadden de leidingen al gelegd. Maar bij de buren nog niet, dus die heb ik getipt. En dat gaat dan als een lopend vuurtje.’ Een moeder van twee kinderen die sinds de oplevering in een twee-onder-een-kapwoning woont, koestert de herinneringen aan de begintijd. Voor haar deur was het nog één grote zandvlakte, waar het nu helemaal is bebouwd. ‘Je kunt denken: je zit in een bouwput, maar het had zijn charme. De ouders gingen met elkaar beachvolleyballen, en voor de kinderen was die tijd ook super. Want je kon hutten bouwen en vuurtjes stoken.’ Een vader van drie kinderen verhuist later dit jaar naar een nieuw huis in een nog op te leveren straat in Oosterhout. ‘Binnenkort hebben we een meet and greet met alle nieuwe buren. Ik heb alvast een appgroepje gemaakt en daar wordt al heel wat afgekletst. ‘Eén buurvrouw is nogal een flapuit, die zet echt alles erop,’ zegt hij. “Ah jochie! Dan kom je toch gezellig bij ons douchen!” had de nieuwe buurvrouw in de app geantwoord op zijn zorgen over de wateraansluiting in zijn nieuwe woning. Dat samen pionieren is helemaal niet bijzonder voor Nijmegen of de Waalsprong. Het saamhorigheidsgevoel dat mensen in net opgeleverde nieuwbouwwijken ervaren, is inherent aan dit type woonwijken (Hamers 2003). Dat heeft ten eerste te maken met het feit dat nieuwe bewoners wat betreft hun levensfase en hun sociale positie sterk op elkaar lijken. Daar komt nog eens bij dat er allerhande zaken collectief geregeld moeten worden en vanwege het uitblijven van goede voorzieningen moeten mensen het met elkaar zien te rooien (Lupi 2006). Maar uit de literatuur blijkt ook dat hoe sterk die pioniersgeest ook was, uiteindelijk gaat de nieuwbouwwijk al snel weer over tot de orde van de dag. Dan neemt de persoonlijke keuzevrijheid weer de overhand in de relatie tussen mensen en hun nieuwe omgeving (ibidem). Dat geldt ook voor de Waalsprongers die met enige weemoed terugblikken op die beginjaren. Toch moesten veel mensen in het begin ook wennen aan het rustige leven in vooral Oosterhout, zeker de mensen die na de begintijd naar de wijk kwamen en gewend waren aan het drukkere leven in de stad Nijmegen. ‘Stilte is leuk, maar hier is het soms wel erg stil,’ zegt een van hen. In de eerste weken had hij een hondje. ‘Een hond doet het altijd goed, net als de kinderen,’ zegt hij. ‘Bij het eerste gesprek is het makkelijk: “Waarom ben je hier komen wonen?”, dat soort vragen. En het is pas bij het tweede of derde gesprek dat je denkt: kunnen wij vrienden worden? Loopt het leuk tussen onze partners en tussen de kinderen? Dat kost wat tijd.’
23
Voor een andere respondent werd het negatieve beeld dat zij van een nieuwbouwwijk had in het begin bevestigd. ‘Het was Kerstmis en ik was net bevallen van mijn tweede, dus ik zat de hele dag alleen met de baby thuis. Overdag was er niemand en pas ’s avonds stonden er weer auto’s. Het voelde onpersoonlijk, ik kende nog niemand. ‘s Avonds zat iedereen natuurlijk binnen - dat voelde toen wel eenzaam. Dus toen heb ik heel bewust hier in de wijk zwangerschapsgym gedaan om andere vrouwen te leren kennen.’ Die vrouwen konden later nog van pas komen, dacht zij toen al. ‘In het begin is het toch zoeken. Dan denk je: wat móét ik hier!’ zegt een andere vrouw uit Oosterhout. ’Ik ging dan wandelen met de baby, en als ik zag dat een buurvrouw ook een baby had, belde ik aan.’ In de jaren daarna werd het contact met de buren voor laatstgenoemde twee bewoners steeds hechter. Hulpvaardigheid Op de stelling: ‘Ik vind het prettig dat hier in de wijk veel gezinnen wonen’ reageerde acht op de tien respondenten die de digitale enquête na het gesprek invulden instemmend. Op de stelling ‘In de wijk wonen te weinig armere mensen’ is het beeld precies omgedraaid: slechts twee respondenten zijn het hier mee eens. De relatieve sociaaleconomische homogeniteit van de Waalsprong wordt door de respondenten gewaardeerd. De waardering van die gelijkgestemdheid is er niet zomaar. De opvang en het toezicht op opgroeiende kinderen is voor jonge gezinnen een van de meest tijdrovende activiteiten. Dat zomaar aan anderen overlaten vergt nogal wat vertrouwen. Gezelligheid is daarom niet enkel een doel op zich. Omdat bewoners wat betreft levensfase en routines zo op elkaar lijken, is de herkenning groot en daarmee ook de bereidheid elkaar te helpen. Het leven met kinderen is daardoor makkelijker dan in de stad, zeggen respondenten. Zo maken de sociale netwerken van gezinnen in de straat van een respondent in Oosterhout het haar gezin met drie kinderen een stuk gemakkelijker: ‘Wij denken vaak pas op zaterdagochtend als we ’s avonds ergens heen moeten: oja, de kinderen! En dan zijn er altijd wel buren te vinden die op de kinderen willen letten. Dat is gewoon erg makkelijk hier. Terwijl andere mensen al ergens halverwege de week hebben moeten regelen dat oma in huis komt om op te passen.’ Door Oosterhout loopt geen doorgaande weg. Daarom komen er niet zoveel mensen in de wijk die er niet wonen. Dat biedt ouders de mogelijkheid hun jonge kinderen binnen afgesproken grenzen zelfstandig door de buurt te laten bewegen. ‘Mijn jongste komt om vijf uur van de opvang in de Klif, en dan kijkt een buurvrouw aan de andere kant van de busbaan even mee als hij de busbaan oversteekt. En dan staat hij al aan de achterkant van de Klif en dan is-ie zo hier. Dat doe je dus, dat spreek je met elkaar af. Dat vind ik ongelofelijk veel waard. Zij weten ook dat het veel scheelt als je niet steeds zelf op en neer hoeft te fietsen, maar dat je mekaar even helpt, en dan kun je zelf weer door.’ Ook bij plotselinge problemen staan de buren klaar. ‘Een tijdje geleden had ik het huis vol visite, stond de buurman ineens voor de deur. Zegt-ie: “oh, je hebt visite.”. Zeg ik: “Ja maar ik zie aan je gezicht dat er iets is.” Was zijn vrouw op het ijs gevallen, klassiek gevalletje pols gebroken. “Laat die kinderen maar hier, dan kunnen jullie naar het ziekenhuis.” Zegt hij: “Maar ik kan ze ook meenemen? Jij hebt visite!” Zeg ik: “Dat gaan we dus niet doen, je gaat niet met die kinderen op de eerste hulp zitten”.’ In de online enquête is ook gevraagd aan te geven bij welke alledaagse taken de hulp van anderen wordt ingeschakeld, of aan anderen wordt aangeboden. Die ‘anderen’ waren in de enquête onderverdeeld in de categorieën ‘een specifieke buurman/vrouw’, ‘verschillende buren’, ‘familie of vrienden van buiten de wijk’, ‘professionals’, en ‘niemand / n.v.t.’. In onderstaande tabel zijn de
24
voorgelegde taken gerangschikt naar de frequentie waarop respondenten hebben aangegeven dat vooral buren hierbij helpen.
Hulpvaardigheid in de buurt volgens respondenten Hulp van buren ontvangen
Hulp aan buren bieden 1
Postpakketjes aannemen. Huishoudelijke apparaten uitlenen.
1
2
De planten water geven e.d. bij afwezigheid. Oogje in het zeil houden bij afwezigheid.
3
3
Spullen voor kinderen uitlenen. Kind(eren) opvangen. Op kind(eren) letten die buitenspelen. Boeken, CD’s, DVD’s uitlenen. Via de babyfoon oppassen. Klussen / tuinieren. kind(eren) brengen en halen. Hulp bij het werk. Juridisch of medisch advies.
4
4 5 6 7 8 9 10 11
Ondersteuning bij huishoudelijke taken. Huiswerkbegeleiding.
2
5 6 7 8 9 10 11
Postpakketjes aannemen. Huishoudelijke apparaten lenen. Spullen voor kinderen lenen. Boeken, CD’s, DVD’s lenen. De planten water geven e.d. bij afwezigheid. Oogje in het zeil houden bij afwezigheid. kind(eren) brengen en halen. Op kind(eren) letten die buitenspelen. Kind(eren) opvangen. Klussen / tuinieren. Via de babyfoon oppassen. Hulp bij het werk. Juridisch of medisch advies. Ondersteuning bij huishoudelijke taken. Huiswerkbegeleiding.
Taken die relatief weinig werk vragen van buren zijn in het bovenste deel van de lijstjes terug te vinden. Dan gaat het om postpakketjes aannemen (1 bieden, 1 ontvangen), de planten water geven e.d. bij afwezigheid (2 bieden, 4 ontvangen) en huishoudelijke apparaten uitlenen (2 bieden, 2 ontvangen). De vanzelfsprekendheid hiervan wijst ook op veel onderling vertrouwen. Onder deze taken komen de taken die te maken hebben met de kinderen; die nemen een positie in het midden in. Onderaan komen de taken waarbij andere mensen vaker hulp bieden, of die helemaal niet van toepassing zijn. Veel gezinnen hebben bijvoorbeeld nog geen kinderen in de leeftijd dat zij al huiswerk hebben. Hulp bij het werk, juridisch of medisch advies en ondersteuning bij huishoudelijke taken: het zijn diensten waarbij respondenten niet zo snel de hulp van hun buren inschakelen, en daar ook niet (vaak) door buren voor worden gevraagd. Geen verplichtingen Vlakbij het voorzieningenhart van Lent ligt een rijtje huizen waarvan drie huishoudens meewerkten aan dit onderzoek. Zij zijn allen erg te spreken over het prettige contact in hun straat. Ieder jaar organiseren zij een groot straatfeest met een springkussen en muziek, maar ook alle verjaardagen worden uitgebreid met de buren gevierd. De bevriende stellen zitten samen in twee app-groepjes: een algemene en een bieb-app: ‘Als iemand een boek uit heeft, dan wordt-ie op de bieb-app gezet, zo van: wie wil ‘m lezen?’ vertelt één van hen. De drempel om even bij elkaar over de vloer te komen, ligt laag. Toch benadrukken zij alle drie dat het contact is gebaseerd op vrijblijvendheid. “Ik bak zondag een hele stapel pannenkoeken, en wie er zin heeft komt gezellig pannenkoeken eten!” citeert een bewoonster van de straat een app-berichtje van een buurman. Daaruit spreekt gezelligheid, maar ook grote vrijblijvendheid. ‘Suzanne woont een paar huizen verderop. Daar verzamelt iedereen geregeld op straat om koffie te drinken. Dat is echt een moederfiguur hier, die past ook op de kinderen enzo. Maar het is ook allemaal helemaal niet verplicht, dat is het leuke. Soms komt het zo uit en dan kom je even langs. En het is ook niet zo van: wij zijn drie keer daar geweest dus moet het de volgende keer bij ons, nee.’ Gezelligheid is leuk, maar de autonomie van het eigen gezin 25
staat voorop. Dat sommige buren zich helemaal afzijdig houden vinden de mensen die ik sprak dan ook niet erg. Soms worden bekende beelden van volkswijken in Nijmegen of volkse types impliciet of expliciet als referenties gebruikt, om aan te geven hoe het er in hun straat juist niét aan toegaat. Zo vertelt een vrouw uit Oosterhout: ‘Toen bij het WK deden we elke week een soort straatbarbecue. Het leuke was dat dat steeds spontaan ontstond. Nederland wint wat, en dan dachten we: oh leuk, we kunnen nog een keer! En wie het hardste riep van: “jongens, neem wat te drinken mee en kom bij ons kijken!”, daar gingen we dan zitten. De TV op de drempel en de stoelen buiten, terrasheater aan, prima. We hadden niet de hele straat oranje gedaan. In van die oudere wijken zie je dat dan, maar hier zijn we meer van: jongens, het is goed. Allemaal een oranje shirt aan, dan is het ook goed. Niet te overdreven nee.’ ‘We hebben hier één aso wonen,’ vertelt een vrouw uit het rijtje huizen in Lent. ‘Toen hij hier net kwam wonen waren er hier problemen met jongeren uit oud-Lent en Bemmel, die gingen hier ’s nachts hangen en drugs gebruiken. En hij was iemand die er dan voor koos om niet altijd de politie te bellen maar om het dan zelf op te lossen, de confrontatie aan te gaan. Dus dan ging-ie lekker tekeer op straat. Dat is natuurlijk niet zo handig. Wij trekken wat meer toe naar mensen die in dezelfde levensfase zitten.’ Met die terloopse verwijzingen naar andere bevolkingsgroepen en plekken maken de respondenten duidelijk wie zij zelf eigenlijk zijn. Namelijk mensen die samen voetbal kijken gezellig vinden, maar het belang van een WK-voetbalwedstrijd ook wel weer kunnen relativeren. En mensen die vinden dat je overlast of criminaliteit maar beter niet eigenhandig en met veel tam tam moet oplossen, maar er beter aan doet te kiezen voor de institutionele weg: via de politie. De manier waarop respondenten in de twee rijtjes huizen in Lent en in Oosterhout praten over hoe het toegaat in hun straat, wijst op gelijkgestemdheid en onderlinge solidariteit. Die verbondenheid tref je ook aan in volkswijken. Het verschil is dat die gelijkgestemdheid in de Waalsprong op typische waarden van de middenklasse is gebaseerd. ●
26
Lent en Oosterhout.
5 VERSCHILLENDE JASJES. Het kantoor van de GEM Waalsprong in Lent. (© GEMWaalsprong)
● In de gesprekken met bewoners blijkt al snel dat ‘de Waalsprong’ als aanduiding voor de eigen leefwereld maar weinig wordt gebruikt. Lent en Oosterhout zijn de eenheden waar mensen zich veel sterker mee identificeren. Bovendien valt op dat die twee wijken in de samenstelling van de bevolking duidelijk van elkaar verschillen. De Waalsprong vormt dus geen geïntegreerd geheel. Volgens de gemeente en het ontwikkelbedrijf wordt daar in de ontwikkeling ook niet (meer) naar gestreefd. Hoe kijken respondenten in Lent en Oosterhout naar elkaar en hoe wordt het sociale leven in beide wijken omschreven? Uit de gesprekken met de veertien respondenten blijkt dat mensen ‘de Waalsprong’ nauwelijks gebruiken als aanduiding voor hun eigen wijk of stadsdeel. ‘De Waalsprong’ is volgens velen van hen eerder de naam van het bouwproject, terwijl zijzelf spreken van ‘Nijmegen-Noord’. Nog dichter bij de beleving van de bewoners liggen de aanduidingen voor de twee wijken. Dat geldt veel sterker voor Lent dan voor Oosterhout. Bij ‘Oosterhout’ als aanduiding ontstaat immers verwarring met het oude dorp Oosterhout, dat buiten de gemeentegrenzen ligt. ‘Woonpark Oosterhout’, heette de wijk tot een aantal jaren geleden officieel, maar nu wordt de wijk aangeduid als: Oosterhout, gemeente Nijmegen. Respondenten in Oosterhout houden het echter op ‘Oosterhout’, of ‘Nijmegen-Noord’. Door respondenten uit Lent wordt ‘Nijmegen-Noord’ minder gebruikt en wordt vooral de naam ‘Lent’ gebruikt als aanduiding voor de eigen wijk. Lent is dus een ‘sterker merk’ dan Oosterhout. Respondenten uit Lent beschouwen hun eigen wijk gevoelsmatig ook minder als onderdeel van Nijmegen: ‘Ik kom nooit in Oosterhout, Ik heb daar geen binding mee. Die mensen voelen zich Nijmegenaar, dat is echt Nijmegen-Noord. Wij voelen ons Lentenaar. Dit is géén Nijmegen-Noord. Ik zou ook eerder naar de AH van Bemmel gaan dan naar Oosterhout, ook al is het even ver. Maar het is
27
gevoelsmatig. Bemmel is wat gemoedelijker.’ Een jonge moeder uit dezelfde straat, die pas net in Lent is komen wonen zegt iets soortgelijks: ‘Toen wij hier kwamen wonen had iedereen het over: “wij wonen in Lent” zeg maar. Maar mensen die in Oosterhout wonen zeggen meer van wij wonen in Nijmegen-Noord, of de Waalsprong. Maar in ieder geval niet van: ik woon in Oosterhout’. Dat onderscheid wordt door respondenten uit Oosterhout ook zo gevoeld. Zo zegt een respondent uit Oosterhout: ‘Ik zeg Lent en Nijmegen-Noord. Ik blijf het mensen uitleggen: ik woon in NijmegenNoord. Dan zeggen ze: oh in Lent? En dan zeg ik: nee, Nijmegen-Noord, vlakbij het oude dorp Oosterhout’. De gemeente Nijmegen heeft in de communicatie met bewoners de naam ‘Waalsprong’ grotendeels losgelaten. Volgens een medewerker van de gemeente, die voor dit onderzoek is geïnterviewd, was het aanvankelijke beleid die plaatsaanduiding op te leggen aan de bewoners teveel ingegeven vanuit de ‘systeemwereld’, terwijl het streven zou moeten zijn dicht bij de belevingswereld van de burger te blijven. Toch zal de naam ‘Waalsprong’ vermoedelijk niet geheel in onbruik raken, omdat de naam door het ontwikkelbedrijf nog volop wordt gebruikt bij de gebiedsmarketing. Populaties vergeleken De bevolking van Lent is zowel demografisch als sociaaleconomisch gevarieerder dan Oosterhout. Dat komt ten eerste door het feit dat het oude dorp Lent onderdeel is van die wijk. Dat weerspiegelt zich in het hogere percentage senioren dat in Lent woont. In Oosterhout is dat aandeel driemaal zo laag. Het aandeel gezinnen is in Lent ook beduidend lager, en vormt zelfs een krappe minderheid. Toch zijn gezinnen ook in Lent de meest voorkomende huishoudensvorm. In Oosterhout vormt 67 procent van de huishoudens een gezin en is maar liefst veertig procent van de bevolking onder de twintig jaar. Demografische samenstelling Gezin Leeftijd Oosterhout Lent
66 % (%) 47 %
Jeugd (0-19)
Senioren (65+)
40 %
3%
29 %
9%
Sociaaleconomische samenstelling WOZ-waarde Koop(gemiddeld) woningen Oosterhout € 248.000 76 % Lent
€ 231.000
61 %
Inkomen € 43.000 € 38.000
Bron: Wijk- en stadsmonitor gemeente Nijmegen, 2014
Uit de cijfers in de tweede tabel rechtsboven blijkt dat ook in sociaaleconomisch opzicht de bevolking van Lent en Oosterhout van elkaar verschilt. Hierbij geldt: Lent is relatief welvarend, maar Oosterhout is dat nog meer. Dat economische verschil weerspiegelt zich in de huizenprijzen en in het eigenwoningbezit. Gebiedsmarketing De verschillen tussen de bewoners van Lent en Oosterhout worden ook door de bewoners zelf opgemerkt. Zeven op de tien mensen reageert instemmend op de stelling uit de enquête: “In Lent woont een heel ander soort mensen dan in Oosterhout”. De verschillen in ervaring tussen de beide wijken zijn niet enkel ‘bottom-up’ ontstaan. Het ontwikkelbedrijf heeft zelf ook actief bijgedragen aan de vorming van die twee typen woonmilieus met ieder een eigen beleving. Daarmee voert de GEM Waalsprong een ontwikkelbeleid nieuwe stijl. Die houdt in dat nieuwe woonwijken niet alleen moeten voldoen aan functionele criteria rond het huis en de openbare ruimte, maar ook een zekere beleving meekrijgen. Een zeer uitgesproken voorbeeld hiervan is de wijk Brandevoort in Helmond, waar de woonwijk is vormgegeven naar de principes van een ‘oud-Nederlands’ dorpje (Meier 2010). Die tendens is zeer begrijpelijk in het licht van een woningmarkt die voorheen aanbodgericht was, en vooral tot doel had bij oplopende tekorten aan woonruimte zo veel mogelijk Nederlanders te huisvesten. De woningbouw werd in die tijd gedomineerd door niet-commerciële corporaties. Vandaag de dag is dat precies omgekeerd: commerciële partijen zijn veel nadrukkelijker aanwezig op 28
de woningmarkt dan voorheen, en de vraag naar woningen blijft achter bij de bouwcapaciteit. Gevolg daarvan is dat nieuwe woningen aan de man gebracht moeten worden. Daarom zijn de wensen van potentiële kopers veel belangrijker geworden (ibidem). De ‘dorpse stedelijkheid’ van Lent en het ‘groene, suburbane’ Oosterhout zijn daarom mede ingegeven door de ingeschatte voorkeuren van de gewenste doelgroepen. Volgens de gebiedsmarketeer van GEMWaalsprong, die voor dit onderzoek is gesproken, is het leven in Oosterhout individualistischer en wat afstandelijker dan in Lent. De mensen in Oosterhout zouden meer op zichzelf zijn, meer gericht zijn op luxe, en minder betrokken zijn bij het sociale leven in de wijk dan in Lent. Oosterhout is een ruim opgezette, rustige wijk waar veel gezinnen wonen, terwijl Lent wat hipper, wat jonger en wat alternatiever zou zijn. Overigens is binnen de twee breder geformuleerde woonmilieus ook veel variatie aangebracht. Daarvoor heeft het ontwikkelbedrijf, aldus de gebiedsmarketeer, ‘verschillende jasjes in de kast hangen’, die afhankelijk van de vraag vanuit de markt worden gebruikt.
1 Lent De respondenten in Lent voelen zich aangetrokken tot het dorpse karakter van Lent. Dit ondanks het feit dat Lent geen zelfstandig dorp meer is, maar administratief gezien een wijk is van Nijmegen. Planoloog Rick Arendsen onderzocht hoe verschillende vormen van ruimtelijke identiteit zich in Lent ontwikkelen, en kwam door middel van kwalitatief veldwerk tot de conclusie dat de traditionele bevolking van Lent met de jaren een heel andere gedeelde ruimtelijke identiteit hebben ontwikkeld dan de nieuwe bewoners van Nieuw-Lent. Wat zij delen is waardering van ‘het dorpse’. Afbeelding: Zicht op het oude dorp Lent.
Het verschil is dat de oudere bewoners sterke banden hebben met Lent als locatie, gedeelde geschiedenis en de specifieke dorpse identiteit, die geworteld is in de sterk geïntegreerde dorpsgemeenschap van boeren en werknemers in de glastuinbouw. Nijmegen speelde volgens Arends vóór de annexatie van het dorp een belangrijke rol in die dorpse identiteit: als voorbeeld van de anoniemere stedelijke maatschappij die de Lentenaren juist buiten de deur wilden houden. De oprukkende stad en het verdwijnen van typische belangrijke ‘identity-markers’ zoals de kassen van de glastuinbouw hebben geresulteerd in het ontstaan van een identity of resistance onder de oorspronkelijke bevolking: de strijd tegen de oprukkende stad als belangrijke bindende factor. De actiegroep die de geplande bouw van het Van der Valkhotel vlakbij de oude dorpskern probeerde te blokkeren is daar een typisch voorbeeld van (Arendsen 2010). Dorpsgevoel Nieuwe bewoners hebben die identity of resistance volgens Arendsen begrijpelijkerwijs veel minder sterk: zij zijn immers degenen die gebruik hebben gemaakt van de verstedelijking van het oude dorp. Voor hen is niet zozeer het specifieke karakter van Lent, maar ‘het dorpse’ als algemeen woonmilieu belangrijk in hun ervaring van plaats, zonder verdere verwijzingen naar verhalen uit het verleden (ibidem). ‘Dorps’ in de zin van de sociale netwerken: in Lent zijn er volgens zowel respondenten uit Oosterhout als uit Lent zelf meer mensen te vinden die ‘hart’ hebben voor de wijk en zich hiervoor inzetten, en is er nog oude middenstand die het sociale leven een dorpse gemoedelijkheid geeft. Een respondent uit Lent zegt hierover: ‘Er zitten veel dingen hier in de buurt. Maar die waren er al. De autogarage, de Jan Linders [supermarkt], de bakker, de slager, een marktje. Dus bepaalde
29
dorpsstructuren waren er al, en die zijn gebleven. Ik vind dat wel een voordeel. De sociale contacten, de huisarts die iedereen hier kent… En wat je in veel nieuwbouwwijken ziet, zoals in Oosterhout, dat er veel faciliteiten nog niet zijn, dan moet dat helemaal opnieuw ontstaan, en daar moet tijd overheen. En hier was dat al, je hebt een dorpsgevoel. Je woont hier niet in een wijk van Nijmegen zeg maar.’ Een andere Lentenaar verheugde zich aanvankelijk om te gaan wonen in de binnenstad van Nijmegen. ‘Maar uiteindelijk hadden we nauwelijks contact met de mensen daar, en dat lag echt niet aan ons. En in een dorp merk je dat mensen opener zijn. Bij de bakker even een praatje. Het sociale contact is toch wel veel fijner. En dat merk je hier ook. Als de zon schijnt, dan zit iedereen hiervoor gezellig buiten.’ Een respondent uit Oosterhout, die overigens wat negatiever is over zijn wijk dan andere respondenten uit Oosterhout, onderschrijft het uitgebreidere sociale leven van Lent: ‘In Lent heb je de Lentse lucht [het wijkkrantje]. En dat wordt gemaakt door mensen die hart hebben voor Lent. Maar hier heb je de Ben er weer, en dat staat vol tips van organisaties over hoe je je kinderen moet opvoeden en als je kwaaltjes hebt, of over de zwangerschapsgym. Heel truttig allemaal. Zet ik een oproepje in de Ben er weer voor vrijwilligers, dan krijg je nul reacties. In de Lentse Lucht krijg je wel twintig reacties.’ Naast het sociale leven, merkten voornamelijk Oosterhouters ook verschillen op tussen de ‘types mensen’ die in de beide wijken wonen. ‘Lent is minder ‘af’, minder een geheel. Het is een bij elkaar geraapt zooitje. De mensen hebben meer een sociale of creatieve achtergrond, terwijl hier meer juristen enzo zitten. Daar zitten mensen die eigenlijk liever in een jarendertigwoning zouden willen wonen. In Lent heb je al die stijlen door elkaar, ook met Plant je vlag [de zelfbouwwijk] enzo, maar hier is meer samenhang.’ Opvallend genoeg beoordeelt deze respondent Lent niet als ‘dorpser’ dan Oosterhout, maar als ‘stadser’, waarmee zij doelt op de grote variatie aan leefstijlen en het grotere aantal creatieve mensen. Een andere respondent uit Oosterhout, die ook in een huurwoning in Lent heeft gewoond zegt: ‘In Lent is het allemaal wat vrijer, wat losser. Het zijn heel verschillende types die er wonen. Ook in artistieke zin. Hier is het wat meer de hoger opgeleide tweeverdieners. Het lijkt hier meer gesetteld. Uiteindelijk voel ik me hier meer thuis.’ Verdwijnt het dorp? In Lent is het bouwprogramma aangepast en is het aandeel ‘betaalbare’ (huur)woningen groter geworden. In de nieuw opgeleverde buurt Laauwik is daarom een andere sociaaleconomische samenstelling van de bevolking dan in Visveld, waar de Lentse respondenten wonen. In Visveld overheersen koopwoningen. Aan de veranderende bevolkingssamenstelling van Lent moeten de respondenten uit Lent wennen. De sfeer in Lent is daardoor veranderd. Dat merken mensen niet zozeer in hun directe woonomgeving, maar wel als ze op andere plekken in de wijk komen. Zo maakt een respondent zich zorgen over het verdwijnen van de dorpse sfeer plaats maakt voor stedelijke anonimiteit. Zij wijt dat aan de bewoners van de nieuwgebouwde huurwoningen in Lent. ‘Als je nu bij de Jan Linders loopt, dan denk je wel: er is veel veranderd de afgelopen jaren. Het lijkt soms net of ik in Dukenburg woon. Ik moet wennen, want eerst, toen je door Lent fietste, toen zij iedereen ‘hoi’ tegen elkaar. En nu heb ik wel eens dat ik ‘hoi’ zeg, en dan kijken ze me echt zo aan van: waarom zég je dat? En dan dus niks terugzeggen.’ Vroeger waren de sociale controle en het veiligheidsgevoel volgens deze respondent groter. Incidenten loste men onder elkaar op. ‘En nu kent niemand die mensen. En je bent ook voorzichtig. Je weet niet wat voor reactie je terugkrijgt. In ons deel zitten ook veel oude Lentenaren, en dan behoud je toch een beetje dat dorpse.’
30
Een respondent uit Oosterhout heeft haar zoon in Lent op school zitten. ‘Ik vind het lastig om dat hardop te zeggen, maar omdat het voor het onderzoek is doe ik het maar gewoon eens. Wat ik net allemaal zei over die hoger opgeleiden hier in de wijk, dat vind ik daar minder. Ik vind dat je daar ook wat meer obesitas ziet. Veel snoep. Hier is het allemaal netjes, mensen ruimen spullen op. Daar is het wat slordiger. Het zijn aardige mensen hoor, daar gaat het niet om, maar het is een ander milieu.’ Over de nieuwe bevolking spreken respondenten in bedekte termen – men moet vooral niet denken dat zij de huurders niet mogen. Ze zijn gewoon, tja, anders. Sommigen houden het dan ook alleen bij veranderingen in het aanzicht van de wijk (‘betegelde voortuintjes vol met scooters en onkruid tot híér’). Maar een groot deel van de respondenten benoemt ook specifiek gedrag. Zoals de luide Nederlandstalige muziek die uit de achtertuinen schalt en de rust verstoort. Die opmerkingen worden daarna ook weer gerelativeerd (’dan moet je maar in een dorp gaan wonen, als je totale stilte wilt’). Stilletjes wordt soms verlangd naar de beginjaren, toen de wijk homogener van samenstelling was. De oudere bewoners van Nieuw-Lent hebben in wezen hun eigen versie van een ‘identity of resistance’ ontwikkeld. Niet de dorpse gemeenschap van boeren en tuinders vormt daarbij de referentie naar het verleden, maar de pioniersjaren in Visveld, Lent.
2 Oosterhout Oosterhout was al eerder voltooid en heeft daarom niet te maken gehad met een gewijzigd bouwprogramma. Het aandeel van huurwoningen is tussentijds ook niet verhoogd. In Oosterhout overheersen gezinnen in koopwoningen. ‘Het is hier twee keer per jaar ver weg op vakantie en twee auto’s voor de deur. Tja, dat is wat het hier is,’ zegt een bewoonster van een twee-onder-een-kap-woning. Een andere respondent beaamt dit: ’Er wonen hier over het algemeen nette mensen. Als mensen hier de hond uitlaten, dan nemen ze keurig een zakje mee.’ Afbeelding: een ‘wadi’ in Oosterhout.
Het beeld dat de gebiedsmarketeer van GEM Waalsprong van Oosterhout schetste, wordt door de respondenten gedeeld. Oosterhout is een rustige wijk, waar overdag niet zoveel gebeurt, omdat de bewoners dan aan het werk zijn. Over het algemeen vinden de respondenten dat geen probleem, en hechten zij sterk aan dit suburbane karakter. Voor sommigen was het feit dat niet iedereen hecht aan veel sociaal contact en zich voornamelijk richt op het eigen gezin in het begin wel wennen. Zo zegt een respondent die pas later in de wijk kwam wonen, toen de buurt al een tijdje af was en de pioniersfase al voorbij was: ‘In het begin was ik wat onzeker over het weinige contact. Toen dacht ik van joh, is er soms wat met mij? Dan betrok ik dat op mezelf. Maar nu vind ik het oké als mensen geen contact willen. Ik zoek mijn eigen mensen wel uit.’ Zij groeide op in een klein dorp, waar de sociale controle hoog was en als jong volwassene in stedelijk Nijmegen, waar een uitgebreid openbaar sociaal leven is. Nu zij al wat langer in de wijk woont, is zij gewend geraakt aan de omgangsvormen en heeft zij inmiddels een netwerk opgebouwd van sociale contacten. Initiatief Slechts één respondent is minder positief over het sociale leven in Oosterhout, en heeft een voorkeur voor het actievere, meer betrokken sociale leven van Lent. Hij organiseerde ooit een tijdje een filmcafé in de Klif. ‘Arthousefilms die we zelf wilden zien, maar ook films voor het grote publiek, zoals die ene film over Sinterklaas. Hartstikke leuk, in een mooie zaal. De mensen van de Klif gaven ons ook wel echt carte blanche.’ Ondanks dat de organisatoren flink wat publiciteit hadden gemaakt, zaten er
31
meestal maar vijftien tot twintig mensen in de zaal. En vaak dezelfde gezichten, waaronder een clubje senioren. ‘Die hadden absoluut geen idee wat voor films er gedraaid werden. Dus als het een arthousefilm met veel seksscènes was, dan gingen de ooh’s en de aah’s over en weer.’ In zijn verklaring voor de geringe belangstelling verwijst hij naar de leefstijl van de Oosterhouters: ‘Tja, de meeste mensen hebben hier denk ik zo’n home cinemaset in de woonkamer staan, dus waarom zou je je huis nog uitkomen?’ Andere initiatieven slaan dan weer wel aan, zoals het wijkfeest ’15 jaar Oosterhout’, dat dit jaar op de avond voor Koningsdag werd georganiseerd in de Klif. De vijfhonderd kaartjes waren snel uitverkocht. De publiciteit ging vooral via Facebook en affiches bij de voetbalvereniging, want op de wijkwebsite kijken te weinig mensen, volgens één van de organisatoren. ‘Iedereen roept hier om een kroegje, ’ zegt een andere respondent uit Oosterhout, ’maar iedere vrijdagavond naar de kroeg is te veel. Als je de hele week werkt en met de kinderen in de weer bent en zaterdag naar opa en oma moet, dan ben je blij dat je op vrijdagavond even met de benen omhoog kan. Nee, één of twee keer per jaar zo’n wijkfeest, dat iedereen het in zijn agenda zet, dat past veel beter hier.’ Toch geeft een meerderheid van de respondenten in de enquête aan dat zij de komst van een leuk cafétje in de wijk zouden toejuichen. Dat geldt voor zowel respondenten uit Oosterhout als uit Lent. Suburbane legendes In de gesprekken met bewoners in Oosterhout komen twee onderwerpen naar voren waar zowel de gemeente als het ontwikkelbedrijf niet blij mee zullen zijn. De eerste is het vermeende hoge aantal echtscheidingen. Of die aantallen echt hoger zijn dan elders is helaas niet na te gaan, omdat hier geen (openbare) cijfers van beschikbaar zijn. Wel is duidelijk dat het hoge aantal echtscheidingen een bekend probleem is in veel Vinexwijken. Zo noemde Vereniging Eigen Huis (VEH), de landelijke belangenvereniging voor huizenbezitters de Waalsprong als één van de drie Vinexwijken waar het probleem speelt.1 De VEH verklaart dit hoge aantal zelf door de financiële positie van veel jonge huizenbeziters in Vinexwijken. Een bewoonster van Oosterhout wijt dit hoge aantal aan iets geheel anders: ‘Een paar jaar geleden was het helemaal erg, omdat het zo gezellig was in die straten,’ zegt een respondent. ‘Dan gingen de vaders en moeders bij elkaar koffie drinken en dan werd het net iets té gezellig.’ Het resultaat ligt achterin de wijk, waar volgens haar nu een buurtje met kleine huisjes wordt bevolkt door gescheiden mannen die nog wel in de buurt van hun kinderen willen zijn. Voor dit onderzoek voert het te ver een eenduidige verklaring te vinden voor het hoge aantal echtscheidingen. Belangrijker is dat dit onderwerp speelt onder de bevolking en een bijdrage levert aan het collectieve zelfbeeld van wijkbewoners. De tweede ‘netelige kwestie’ die in Oosterhout de ronde doet, is het vermeende hoge aantal zelfdodingen. Ook dat is niet met cijfers hard te maken. Het is in elk geval een ‘suburbane legende’ die in Oosterhout de ronde doet. Een aantal respondenten heeft die ontwikkeling wel ergens opgevangen of kent persoonlijke gevallen. ‘Er zijn hier een aantal zelfmoorden geweest, en dat zijn natuurlijk wel hele trieste gevallen. Maar het komt ook niet uit de lucht vallen.’ Deze respondent wijt het vermeende hoge aantal zelfdodingen in zijn wijk aan twee dingen. Het gebrek aan verstrooiing wat kan zorgen voor eenzaamheid en de statuscompetitie tussen bewoners. Over dat laatste zegt hij: ‘Het is tamelijk welvarend hier. Maar als het misgaat en je komt niet aan de bak, dan voel je je helemaal niet zo prettig in deze wijk. Het moet wel goed gaan. Allemaal grote auto’s en aan de buitenkant ziet het er allemaal heel mooi uit. Maar zelf voel je je helemaal niet zo. Ik kan me voorstellen dat het dan een benauwende wijk kan zijn.’ Een andere respondent, die nu zeven jaar in Oosterhout woont, zegt: ’Je hoort wel eens dat er veel wordt gedaan alsof iedereen het goed heeft, maar achter gesloten deuren gaat het niet altijd even goed – vaak wordt de schijn opgehouden, zeggen ze dan.’ Zij vindt dit 1
Zie: http://www.bouwonderzoek.nl/Vinex-wijken%20leeg%20door%20scheidingen.htm
32
soort verhalen horen bij de ’kleinsteedse gemeenschap’ waarin ze woont. Voor het hoge aantal zelfdodingen is geen eenduidige verklaring, laat staan betrouwbaar bewijs. Maar ook hier geldt dat dit onderwerp vaak ter sprake komt en in elk geval als verhaal een rol speelt in de wijk. Insiders en outsiders Het sociale leven in Oosterhout is anders dan in een dorp of in een stad. De dorpse sfeer van meedoen en het parochiale ons-kent-ons, die je bijvoorbeeld in het oude dorp Lent aantreft, is in Oosterhout grotendeels afwezig. Mensen komen overal vandaan, en dat maakt de wijk ook laagdrempelig voor nieuwkomers. Er is geen dorps contrast tussen insiders en outsiders. De populariteit van een dorps woonmilieu is bij de respondenten die de enquête invulden ook veel lager (namelijk een derde) dan bij de Lentenaren, die allemaal kozen voor een dorps woonmilieu als favoriete woonmilieu. Maar het sociale leven van Oosterhout is ook onvergelijkbaar met het (groot)stedelijke sociale leven, dat zich kenmerkt door toegankelijkheid, anonimiteit en openbaarheid. Zoals in de cafés, op de terrassen en tijdens de grote evenementen in de binnenstad van Nijmegen. De bevolking van Oosterhout is immers homogeen van samenstelling, en vanwege de ligging en het beperkte aantal voorzieningen komen er maar weinig mensen van buiten de wijk naar Oosterhout. Die eigenschappen zorgen volgens een respondent uit Oosterhout ook voor een contrast tussen insiders en outsiders. Toevallige passanten vallen op: ‘Je hebt hier geen winkelstraat, alles valt op bij wijze van spreken. Er is geen afleiding. Als jij hier door de straat loopt, dan kijken mensen van goh, wie is dat? Je valt op. Ik ben daar zelf niet zo mee bezig, maar mensen kennen elkaar wel van gezicht. Dus een stelletje jongeren met capuchons, dan al er gegarandeerd gekeken worden, want het wijkt af van de norm. Het wordt niet per se veroordeeld ofzo, dat niet. Maar dingen vallen op.’ Deze respondent voelt zich sterk aangetrokken tot het stedelijkere deel van Nijmegen. Andere Oosterhouters gebruiken het sociale leven in de stad juist als negatieve referentie, en vinden dat mensen in Oosterhout meer oog hebben voor elkaar: ‘In de stad is het anoniemer, je moet het daar veel meer zelf zien te rooien dan hier,’ zegt een andere Oosterhouter. Oosterhout benadert het klassieke beeld van een buitenwijk: een voornamelijk op wonen gerichte wijk waar middenklasse-gezinnen wonen in een ruim opgezette woonomgeving. De negatieve kanten van een dergelijk woonmilieu, zoals het gebrek aan openbaar leven of de problemen in de privésfeer zien bewoners in, maar voor hen wegen de voordelen van het wonen in een wijk als Oosterhout veel zwaarder, zoals de ruimte die het eigen gezinsleven er krijgt, de vertrouwdheid met buren en de weinige verplichtingen die het sociale leven aan het eigen leven oplegt. De negatieve kanten horen er nu eenmaal bij, is de gedeelde opvatting. Een leven in een stedelijkere omgeving komt misschien wel weer in een latere levensfase. Lent is een minder typische buitenwijk, vanwege de dorpse wortels en de steeds grotere variatie aan prijsklassen in het woningaanbod. De oudere bewoners van het nieuwe Lent beschouwen hun wijk als een dorp: een plek waar mensen elkaar kennen en zich inzetten voor ‘het dorp’. De verstedelijking van Lent wordt door het ontwikkelbedrijf met de slogan: ‘stedelijk wonen in een dorpse omgeving’ in de markt gezet. De vraag is echter of die combinatie mogelijk is. Anders dan de eerder beschreven problemen die in Oosterhout spelen, raakt de verstedelijking van Lent aan de kern van het verhaal dat bewoners van Lent over hun wijk vertellen. Respondenten kozen niet voor Lent vanwege de ‘dorpse stedelijkheid’, maar vanwege de belofte van een nadrukkelijk dorps woonmilieu. Maar omdat de woningmarkt in Nijmegen vraagt om betaalbare (huur)woningen, is het voor het ontwikkelbedrijf en de gemeente geen eenvoudige opgave die twee te combineren. Daarin vormen zij geen uitzondering: ook in veel andere Vinexwijken bestaat een spanning tussen de geplande verstedelijking en de suburbane woonwensen van de bestaande bevolking. ●
33
Verbondenheid met de stad Nijmegen.
6 LAAT DUIZEND BLOEMEN BLOEIEN.
Een optreden tijdens de Vierdaagsefeesten in Nijmegen. (©2015 Stichting Vierdaagsefeesten Nijmegen)
● Eén van de uitgangspunten van de Vierde Nota was de VINEX-locatie op allerlei terreinen met de bestaande stad te verbinden. Ondanks de barrière die de Waal vormt, komt uit dit onderzoek naar voren dat dit in de Waalsprong, mede vanwege de relatief gunstige ligging ten opzichte van het ook aan de Waal gelegen stadscentrum, aardig is gelukt. Hoe maken bewoners gebruik van de bestaande stad (en in het bijzonder het stadscentrum) en voelen zij zich ook verbonden met de stad Nijmegen? Populaties vergeleken Zoals al duidelijk werd in hoofdstuk 1, wijkt de bevolking van de Waalsprong af van de rest van Nijmegen. In Nijmegen als geheel is het aandeel gezinnen slechts half zo groot, domineert dankzij de universiteit de leeftijdscategorie twintigers en woont er een tamelijk gemiddeld percentage senioren. In de Waalsprong domineren de leeftijdsgroepen van (jonge) kinderen en hun
34
ouders, en zijn de andere leeftijdsgroepen zwaar ondervertegenwoordigd. Ook verdienen Waalsprongers gemiddeld 10.000 euro per jaar meer dan het gemiddelde Nijmeegse huishouden. In de grafiek op de vorige pagina is goed te zien dat de leeftijdsopbouw van de Waalsprong haast gespiegeld is aan dat van de rest van Nijmegen. Gebruik van het stadscentrum van Nijmegen Het stadscentrum van Nijmegen wordt iets minder bezocht door mensen uit de Waalsprong dan door de gemiddelde Nijmegenaar. Uit de Stadscentrummonitor van de gemeente Nijmegen (2014) blijkt dat de momenten waarop mensen uit de Waalsprong het stadscentrum bezoeken, afwijken van de gemiddelde Nijmegenaar: doordeweekse dagen en koopavonden worden door bewoners van de Waalsprong minder dan gemiddeld bezocht, terwijl bewoners van de Waalsprong het stadscentrum op zaterdag nagenoeg even vaak bezoeken als de gemiddelde Nijmegenaar. Meer dan gemiddeld is een bezoekje aan het stadscentrum voor Waalsprong-bewoners dus een activiteit voor in het weekend. Bezoekt minstens één keer per maand het stadscentrum op een… Doordeweekse dag
Zaterdag overdag
Koopavond
Nijmegen
63 %
60 %
25 %
Waalsprong
55 %
61 %
16 % Bron: Stadscentrummonitor gemeente Nijmegen, 2014
Respondenten vinden ‘de stad’ of ‘Nijmegen’ het best bereikbaar met de fiets. De auto scoort minder hoog, ook vanwege de hoge parkeertarieven. Het openbaar vervoer nemen en te voet gaan zijn minder populaire manieren om in het centrum te komen. Alle respondenten zijn tevreden over de bereikbaarheid van het centrum. ‘Je mist hier in de wijk wel wat sociale plekken die je in de Leidsche Rijn had,‘ zegt een respondent uit Oosterhout. ‘Maar je kunt hier makkelijker naar het stadscentrum dan in Utrecht. Daar moest je echt een half uur fietsen. Hier is het te doen. Ik sta in 16, 17 minuten in het centrum. Dat is lekker, gewoon, op m’n fiets op mijn gemak.‘ Een respondent in Lent: ‘Ja, je bent er zo hè, met de fiets. Een als het heel slecht weer is, dan rijden we wel eens met de auto naar de Ovatonde en dan nemen we daar de bus. Dat is veel goedkoper dan parkeren in het centrum.’ Zowel de culturele voorzieningen als de horeca en het winkelaanbod zijn volgens de respondenten belangrijke motieven het centrum te bezoeken. Een vader van drie kinderen uit Oosterhout zegt: ‘We komen er wel vaak, rond de feestdagen, als er gewinkeld wordt. En een terrasje pakken als het wat minder druk is, maar dat is alweer even geleden. Gisteravond was mijn vrouw nog in de schouwburg voor het koor.’ Ook een andere respondent uit Lent komt regelmatig in het centrum met haar man: ‘Vanochtend waren we allebei vrij, en toen hebben we hem (hun zoon) naar school gebracht, en toen gingen we samen even koffie drinken in de stad en nog even wat boodschapjes doen. Er is zoveel te doen in Nijmegen. De vierdaagse, laatst nog de Dag van het levenslied. Mijn man moet ieder weekend voetballen, maar als het seizoen is afgelopen, dan wordt het interessant voor festivalletjes enzo.’ Omdat veel respondenten in of rond het centrum hebben gewoond, maken sommigen nog altijd gebruik van voorzieningen in hun oude buurt, zoals een jonge moeder, die nu anderhalf jaar in Lent woont: ‘Vroeger woonden we vlakbij het station van Nijmegen, en daar zit onze kapper, waar we nog steeds heen gaan.’ Maar voor winkelvoorzieningen zijn respondenten niet enkel aangewezen op het stadscentrum. Zij stappen ook makkelijk even in de auto naar een andere gemeente, als het aanbod daar beter is. Zo vertelt een respondent uit Lent dat zij tegenwoordig kleding koopt in Arnhem, omdat daar veel meer keuze is. ‘Bemmel is ook leuk, daar zit de HEMA enzo, maar als we echt een leuk cadeautje moeten
35
kopen voor iemand die jarig is ofzo, dan gaan we wel echt de stad in.’ Voor de respondenten die in andere delen van Nijmegen werken en met de fiets naar hun werk gaan, ligt het centrum toch al op de route. ‘Ik werk in het centrum, en in de zomer pak je daar toch al snel even een terrasje, ook omdat er daar meer dingen te doen zijn daar.’ Haar man komt echter zelden in de rest van de stad, en moet voor zijn werk de regio uit. In zijn vrije tijd zoekt hij naar eigen zeggen liever de weilanden op. Daarin is hij niet de enige: sommige respondenten vinden het stadscentrum juist niet aantrekkelijk. Dat zijn voornamelijk respondenten die een wat negatiever beeld hebben van de stad in het algemeen, en zich prettiger voelen op plekken met meer rust en ruimte. Zij zijn dan ook veel sneller geneigd om met de fiets of met de auto naar een kleine gemeente in de regio te gaan. Een respondent uit Oosterhout, die zich maar weinig verbonden voelt met de stad Nijmegen, komt zelden in de stad: ‘Niet vaak nee, één keer in de… wat zou het zijn, zes weken? Gewoon voor de grote winkels, de H&M, de V&D, dat soort dingen.’ Een andere respondent zegt: ‘Ik vind een heel groot stuk van de stad niet gezellig. En ik houd niet van winkelen. Wel kom ik graag bij de Kaai onder de Waalbrug, en in Lux (het café bij de centrale bibliotheek)’. Zij winkelt liever in omringende dorpskernen. Wel heeft zij veel vrienden wonen in de rest van Nijmegen, die zij veel vaker ziet dan vrienden die in andere delen van het land wonen. Dat geldt ook voor andere respondenten: die zoeken geregeld vrienden op die elders in Nijmegen wonen, of zij spreken met elkaar af in de horeca in het stadscentrum. Andere delen van Nijmegen worden ook bezocht vanwege de specifieke voorzieningen. ‘Ik kom elke vrijdag in Nijmegen Oost om mijn dochter op te halen bij de tienerclub. Soms is dat ook in Dukenburg, supertof! Daar gaat onze dochter heel graag heen. Twee respondenten, die allebei in Oosterhout wonen, hebben een kind met een beperking. Het met de auto halen en brengen van hun kind naar het speciaal onderwijs en de zorginstellingen die elders in Nijmegen liggen is een vast onderdeel van hun wekelijkse routines. Nijmegen onder de Waal wordt in het algemeen dus regelmatig bezocht door respondenten, voor zowel functionele als sociale en culturele activiteiten. Maar dat geldt sterker voor mensen die eerder in andere delen van Nijmegen hebben gewoond en mensen die in Nijmegen onder de Waal werken. Houden van Nijmegen En waarderen de bewoners van de Waalsprong de stad Nijmegen? Uit Waardering van en gehechtheid aan de stad Nijmegen Nijmegen Waalsprong de cijfers van de gemeente blijkt 7,6 7,5 dit het geval. Gemiddeld geven Rapportcijfer waardering stad Nijmegen Voelt zich gehecht aan de stad Nijmegen 84 % 70 % bewoners van de Waalsprong de Bron: Wijken stadsmonitor gemeente Nijmegen, 2014 stad Nijmegen een 7,5. Met dat cijfer wijken zij slechts minimaal af van de gemiddelde Nijmegenaar. Wel blijkt uit het onderzoek van de gemeente dat ‘waardering’ iets anders is dan ‘gehechtheid’. Zeventig procent van de bevolking van de Waalsprong is volgens de gemeente ‘gehecht aan de stad Nijmegen’, terwijl dat in Nijmegen als geheel 84 procent is (zie de tabel rechtsboven). Omdat veel bewoners van de Waalsprong niet in Nijmegen zijn opgegroeid, is de culturele verbondenheid met de stad ook minder stevig en vrijblijvender. Want ‘echte Nijmegenaars’, zo voelen respondenten die meededen aan dit onderzoek zich niet. De stad Nijmegen heeft een imago met een uitstraling die reikt tot ver buiten de gemeentegrenzen. Je hoeft zelf nooit in Nijmegen te zijn geweest om toch een beeld te hebben van de Nijmegenaar. Het Havana aan de Waal heeft het imago van links bolwerk met een roerig verleden van studentenopstanden. Omdat veel respondenten als twintiger met veel plezier in het oude deel van Nijmegen hebben gewoond, praten zij over het algemeen op een liefkozende manier over de
36
bevolking van Nijmegen. Die beschrijvingen zijn niet zonder ironie: zij weten ook wel dat het clichés zijn die zij noemen. ‘Nijmegenaren’ zijn volgens respondenten een beetje alternatief en tamelijk kritisch. En ze houden wel van een goed potje zeuren. “Nuilen” heet dat in onvervalst Nijmeegs. Een respondent, die als een van de weinigen positiever is over de stad Nijmegen dan over zijn wijk, zegt: De sfeer in Nijmegen is gewoon erg leuk. Het is een optimistische sfeer. Veel dynamiek en experiment. Het laat-duizend-bloemen-bloeien-idee is er wel aanwezig.’ Onder elkaar gaat het er informeel aan toe. ‘Nijmegen gaat al wat meer zuidelijk, is wat gemoedelijker,’ vertelt een vrouw uit Oosterhout. ‘Arnhemmers hebben het wat hoger in hun bol, ik denk dat ze dat hier wel vinden. Ik heb dat zelf minder, maar je merkt het verschil wel. In Arnhem praten de vrouwen bij het toilet in de kroeg niet met elkaar. Hier staan de vrouwen op de wc met elkaar te ouwehoeren. Gezellig!’ Opvallend is dat respondenten bij het geven van een dergelijke beschrijving nooit in wij-vorm praten. Ook de rivaliteit tussen Arnhemmers en Nijmegenaren lijkt voor de meesten eerder folklore waar zij zelf geen onderdeel van zijn. Ongeveer de helft van mijn respondenten beschouwt zichzelf bovenal als Nijmegenaar, zeggen zij tijdens de interviews. Maar de meesten van hen voelen toch wat schroom zich expliciet te verbinden aan de lokale identiteit. Want zo honkvast zijn zij immers niet: ‘Ik volleybal sinds een tijdje in oudOosterhout. Er zijn steeds meer mensen uit Oosterhout hier komen wonen. En het is wel grappig dat je steeds meer begint te merken wie waar vandaan komt. Dus echte Nijmegenaren, of Oosterhouters, soms wat Arnhemmers, maar heel veel zoals ik ben weet je wel, van die nep-Nijmegenaren, van die import. Daar zijn er heel veel van.’ Dat respondenten zich wel beschouwen als ‘Nijmegenaar’, maar niet als ‘echte Nijmegenaar’ blijkt ook uit de enquête. Slechts twee op de tien respondenten is het eens met de stelling: ‘Ik voel mij een echte Nijmegenaar’. De Waalsprong versus het stadsbestuur De hoge waardering voor de stad Nijmegen vertaalt zich niet in een even hoge waardering voor het stadsbestuur van Nijmegen. Uit de cijfers van de gemeente zelf blijkt dat mensen in de Waalsprong vertrouwen zeggen te hebben in het college van burgemeester en wethouders en in de gemeenteraad iets lager is dan gemiddeld in Nijmegen (zie de tabel onder). Een kanttekening is wel, dat ook in de Waalsprong veruit het grootste deel neutraal oordeelt over het stadsbestuur, of helemaal geen mening heeft. Dat heeft volgens de gemeente vooral te maken met de geringe belangstelling voor de lokale politiek in het algemeen, die niet typisch is voor Nijmegen. Vertrouwen in het stadsbestuur van Nijmegen Wel vertrouwen Nijmegen Waalsprong College van B&W 27 % 24 % Gemeenteraad 26 % 23 %
Geen vertrouwen Nijmegen Waalsprong 9% 17 % 8% 11 %
Neutraal/geen mening Nijmegen Waalsprong 64 % 59 % 66 % 65 %
Bron: Wijk- en stadsmonitor gemeente Nijmegen, 2014
Het lagere vertrouwen dat de bewoners van de Waalsprong in het stadsbestuur hebben, kan te maken hebben met de status van nieuwbouwwijk die de Waalsprong heeft. In dergelijke wijken moet immers nog van alles opgebouwd en geregeld worden. Het plaatsen van nieuwe bushokjes of het wijzigen van bestemmingsplannen kan nogal wat wrijving veroorzaken bij de bevolking. Dat blijkt ook uit de interviews. Respondenten doen tijdens gesprekken hun beklag over uiteenlopende zaken, maar de onderwerpen zijn in grofweg twee categorieën te vangen. De eerste categorie gaat over de betrouwbaarheid van toezeggingen die de gemeente en het ontwikkelbedrijf doen. Voor sommige respondenten was het vooruitzicht van een boven de Waal
37
doorgetrokken stadscentrum met hoogstedelijke voorzieningen, met daaromheen een afgebakende groene woonzone een motief om tot de aankoop van een huis over te gaan. Maar vanwege de haperende woningmarkt bleek zowel het doorgetrokken stadscentrum als de ruim opgezette woonzone niet haalbaar en werd ingezet op een kleiner winkelcentrum en op het bouwen van kleinere woningen in grotere dichtheden. Die koerswijziging heeft het vertrouwen tussen de bewoners en gemeente geen goed gedaan. De tweede categorie gaat over het niet afstemmen van de voorzieningen op de demografie van de Waalsprong. Zo vragen een aantal Oosterhouters zich af waarom er in hun wijk maar één school staat voor het enorme aantal kinderen. Heeft de gemeente dat grote aantal kinderen niet zien aankomen? En gebeurt straks hetzelfde met de jeugdvoorzieningen als al die kinderen gaan puberen? Oosterhout is toch niet de eerste wijk in de geschiedenis met zoveel jonge gezinnen? Maar over de politieke onderwerpen praten veel respondenten óók met relativering: verandering hoort nu eenmaal bij een wijk in aanbouw. Toch is de houding naar de lokale politiek niet zonder meer positief. De mogelijkheden tot inspraak worden door een aantal gezien als schijn-invloed. Over het bewonersprotest rond de bouw van het Van der Valkhotel zegt een bewoonster van Lent: ‘Mijn schoonzus werkt bij de gemeente en zij zei al: “dat ding gaat er gewoon komen”. Dan communiceren ze: hij wordt zestig meter hoog, terwijl ze wel weten dat-ie vijftig wordt. Tja, dan lijkt het alsof ze een geste doen naar bewoners.’ In Nijmegen zijn linkse partijen mede vanwege het grote aantal studenten al decennialang dominant. Maar verwonderlijk is het niet dat bewoners van de Waalsprong liberaler stemmen dan in het links georiënteerde Nijmegen als geheel: huizenbezitters uit de middenklasse hebben immers andere politiek-economische belangen dan minima in een huurwoning. Daarom is het ook niet vreemd dat Lentenaren gemiddeld linkser stemmen dan Oosterhouters (zie de tabel hieronder). Op nationaal niveau is het totale Nijmeegse electoraat beduidend linkser dan gemiddeld, terwijl het stemgedrag in de Waalsprong veel meer in lijn ligt met de nationale gemiddelden. Toch vormt de Waal geen problematische politiek-ideologische breuklijn. Een respondent uit Oosterhout vertelt dat zij bij gemeenteraadsverkiezingen altijd linkser stemt dan bij nationale verkiezingen, omdat de gemeente het volgens haar helemaal niet onverdienstelijk doet. Een aantal andere respondenten zegt liberaler te stemmen dan veel Nijmegenaren, maar zij praten geheel niet in negatieve termen over het linkse karakter van de stad. In een kleine enquête die ik onder mijn respondenten afnam werd de stelling: “Van mij mag Nijmegen-Noord een aparte gemeente worden, los van Nijmegen” dan ook door bijna alle respondenten stellig verworpen. Het lijkt erop dat op gemeentelijk niveau de samenbindende culturele identiteit van Nijmegen, de bourgondische stad van gewone mensen, avontuur en gezelligheid, daar sterk genoeg voor is. ● Gemiddelde uitslagen Tweede Kamerverkiezingen 2006, 2010 en 2012 Grootste partijen Opkomst VVD PVDA D66 SP PVV CDA GL
Geaggregeerd (cen.)rechts (cen.)links VVD + D66 + CDA
Nederland Nijmegen Lent Oosterhout N-Lent*
21% 13% 19% 26% 19%
22% 27% 23% 23% 29%
6% 9% 8% 10% 14%
12% 18% 14% 12% 11%
10% 8% 5% 5% 5%
17% 10% 18% 12% 5%
* alleen de stemlokalen van het nieuwbouwdeel van de wijk Lent.
38
5% 10% 9% 8% 14%
77% 77% 85% 79% -
43 % 32 % 48 % 38 %
PvdA + GL + SP
39 % 55 % 43 % 54 % Bron: gemeente Nijmegen
Culturele verbondenheid in een nieuwe wijk.
7 THUIS BOVEN DE WAAL.
Mei 2013, lentemarkt in de Historische Tuin in Lent. (© Eetbaar Nijmegen)
“De wijk, hier in de Waalsprong De plek waar het begon Hier wonen we samen In het lied de NoorderSong”
“Een huis op het eiland De school in de buurt, zicht op het park Verderop de velden Het is Nijmegen aan de overkant!”
● Dit zijn het refrein en een couplet van de NoorderSong, waarmee een groep bewoners van Oosterhout dit voorjaar in de Klif optrad ter ere van het vijftienjarig bestaan van hun wijk. Bewoners van de Waalsprong zijn gehecht aan hun buurt; vooral het kindvriendelijke klimaat en de suburbane rust en ruimte krijgen veel waardering. Ondanks de afwezigheid van gezamenlijke geschiedenis blijkt er ook een stevige basis voor een wij-gevoel. De bewoners van de Waalsprong zijn net zo gehecht aan hun eigen buurt als de gemiddelde Nijmegenaar. Waardering van en gehechtheid aan eigen buurt Nijmegen Waalsprong Afgaande op deze cijfers voelen mensen zich in de 7,5 7,7 Rapportcijfer van eigen buurt Waalsprong dus thuis – althans: net zo thuis als 66 % 67 % andere Nijmegenaren. Bovendien waarderen zij hun Voelt zich gehecht aan buurt Bron: Wijken stadsmonitor gemeente Nijmegen, 2014 buurt ook sterk. Het rapportcijfer dat zij hun buurt toekennen is gemiddeld drie tienden hoger dan het cijfer dat de gemiddelde Nijmegenaar geeft aan zijn of haar buurt (zie de tabel hiernaast).
39
Touwtje-uit-de-brievenbusprincipe De waardering die bewoners uitspreken voor hun eigen woonwijk komt in de gesprekken het sterkst naar voren als zij zeggen zich te moeten verdedigen tegen de vooroordelen die bestaan over Vinex- of nieuwbouwwijken. Een respondent uit Oosterhout had de vooroordelen die bestaan rond nieuwbouwwijken aanvankelijk zelf ook, maar wil voorlopig niet meer weg. ‘Ik merk dat ik in de verdediging schiet als mensen zeggen: “oh gut, woon jij in zo’n nieuwbouwwijk?”’ In die gevallen heeft zij haar verhaal al klaar. ´Dan zeg ik: als ik de Staatsloterij win, dan koop ik dat huis in Berg en Dal (een rijke randgemeente van Nijmegen), ik verhuur het en dan blijf ik hier wonen tot het moment dat mijn kinderen het huis uit zijn.’ Ook zij had vooroordelen over het leven in een Vinexwijk, maar vindt inmiddels dat het wonen met opgroeiende kinderen in een buitenwijk het leven makkelijker maakt. ‘We zijn allebei in een jaren zeventigwijk opgegroeid, met het bekende touwtje-uit-debrievenbusprincipe. En dat hebben wij hier nu ook. Alles loopt hier in en uit, de schuifpui open… dat had in de stad niet gekund. Dat gunnen wij onze kinderen wel heel erg.’ In bovenstaande citaat spreekt de respondent niet zozeer haar waardering uit over hun wijk als specifieke plek, maar over het karakter van dit type nieuwbouwwijken in het algemeen. Jonge stellen die hun stedelijke leven als twintiger inruilden voor het suburbane leven van de Waalsprong maakten een andere afweging dan sommige vrienden die achterbleven in de stad en voor oudere wijken kozen. Zo zegt een jonge vader die nog niet lang in Lent woont: ‘De mensen die in Nijmegen zijn blijven wonen, daar zit een stukje status. die kiezen wel de Hazenkamp. Dat zijn de mooie huizen in Oost. Want je gaat toch zeker niet zomaar in een nieuwbouwwijk wonen? Terwijl als ik hier kijk, mensen zijn wat relaxter.’ Door de vrienden die in de stad achterbleven werd hij soms geplaagd. “Oh? Jij woont in Arnhem-Zuid?” vroegen zij dan spottend, waarmee zij hun afkeuring lieten blijken voor zowel Arnhem als voor het leven in een Vinexwijk. ‘Ik vind dat wel grappig. Mensen die in Nijmegen zijn blijven wonen, hebben ook geen kinderen. Lang leve de lol. Maar die wonen over een paar jaar ook hier. Dan hebben die ook kinderen en dan zie je dat het daar niet werkt.’ Suburbaan wonen De respondenten koesteren de stad Nijmegen om het openbare leven, de voorzieningen en de gezelligheid in de stad, maar veel respondenten hebben toch een uitgesproken suburbane oriëntatie. Het stadscentrum in de buurt is prettig, maar meer om zo nu en dan te bezoeken. Zij voelen zich thuis in een suburbane, groene omgeving. ‘Wij hebben hier zo’n mooi uitzicht, en de eenden en de zwanen met hun jonkies. En in de winter kunnen we hiervoor schaatsen, dat is toch leuk! Ik houd van de rust en de natuur.’ Een respondent uit Lent zegt: ‘Ik vind van het hele Waalsprongproject ons stukje het mooiste. Het is het ruimst opgezet. En dat mooie uitzicht, met dat water en dat groen waar we op uitkijken… dat is toch wel even mazzel hebben.’ Veel respondenten die vertellen een sterke waardering te hebben voor een groene en ruim opgezette wijk, maken zich tegelijkertijd zorgen of dat karakter wel in stand blijft. Sommigen gaan nog verder, en vinden de wijk nu al (veel) te vol geworden en de kaveltjes te klein. Bij de waardering van de buitenwijk wordt het stedelijke woonmilieu vaak gebruikt als referentie (vgl. Reijndorp et al. 1998). De stad Nijmegen wordt gewaardeerd, maar vooral ook vanwege zijn antistedelijke trekken: Nijmegen is lekker compact,’ zegt een jonge vader uit Lent. ‘Het zijn behapbare afstanden, echt een groot dorp. En mensen zijn gezellig. Ik heb veel vrienden daar wonen die daar zijn blijven plakken. Dat studentikoze vind ik wel leuk, dat maakt het een beetje stads.’ Enerzijds gebeurt er in de stad van alles en is de sfeer tolerant en gericht op vernieuwing. Respondenten zien dat als een stadse kwaliteit. Maar anderzijds vinden respondenten Nijmegen ruimtelijk gezien compact en overzichtelijk. Bovendien is het sociale leven in de stad ‘gezellig’, zoals in een dorp. Die kwaliteiten zet een aantal respondenten af tegen grote steden in het westen van het land. Daar is geen overzicht en raak je al snel verloren. In plaats van gezellig is de sfeer daar anoniemer en zijn de mensen brutaler:
40
‘Nijmegen is echt geen Randstad. Ik heb een tijdje in Amsterdam gewerkt, en daar moet je zorgen dat je doorloopt, want anders lopen mensen gewoon over je heen. En in Amsterdam moet je de weg weten. Waar is de place to be? Anders voel je je al snel verloren in die stad. En hier kieper je zo het station uit en je ziet meteen: oh ja daar is het gezellig. Het is toegankelijker en overzichtelijker ofzo.’ Wij-gevoel Door processen van mondialisering en steeds betere communicatie- en vervoersmogelijkheden lijkt de betekenis van plaatsen volgens sommige auteurs af te nemen (vgl. Van Engelsdorp-Gastelaars 1980). Die ‘netwerkstedelingen’ staan in schril contrast met meer traditionele gemeenschappen, die minder verbonden waren met andere plekken, en een grotere culturele verbondenheid hadden met hun directe woonomgeving. Moderne nieuwbouwwijken zouden daarom een eigen identiteit ontberen. Nu is het de vraag of een plek veel of weinig identiteit zou kunnen hebben. Bovendien blijkt uit veel recent onderzoek dat ook in nieuwbouwwijken een bepaalde ruimtelijke identiteit ontstaat. Maar die is niet zozeer verbonden aan de specifieke eigenschappen en de geschiedenis van het gebied. Volgens Reijndorp et al. (1998) ontstaat die gedeelde ervaring van een nieuwe woonomgeving voornamelijk door een binding met het type woonomgeving en het suburbane leven in het algemeen. Omdat bewoners een lange wooncarrière achter de rug hebben, voelen zij zich meestal niet (meer) sterk emotioneel verbonden met de woonplaats waarin zij zijn opgegroeid. En juist dat lijkt inherent aan het wonen in een nieuwgebouw de omgeving als de Waalsprong. Een respondent uit Oosterhout vat dat als volgt samen: ‘Of je nu uit Utrecht of uit Oud-Oosterhout komt, als je voor deze wijk kiest, dan heb je besloten om niet in je eigen dorp te blijven wonen. En dus laat je dat een soort van los ofzo. Je hoort het soms nog wel aan de tongval, van oja, jij komt uit het westen en jij uit NoordBrabant. Maar ik vind deze wijk niet typisch Nijmegen. Het is echt een mix.’ Vanwege die grote verscheidenheid in afkomst, berust het wij-gevoel dat bewoners van de Waalsprong ervaren dan ook niet zozeer op specifieke eigenschappen of de geschiedenis van de streek. Die tref je soms wel aan in oude stadswijken of dorpen, zoals Spakenburg, Volendam of de Jordaan in Amsterdam. Daar is na vele generaties een specifiek lokaal karakter ontstaan, met een gedeelde geschiedenis en soms zelfs een eigen dialect. Nieuwe wijken als de Waalsprong ontberen dit samenbindende collectieve geheugen, al vormen delen van Lent daar wellicht een uitzondering op. Maar het ontbreken daarvan betekent niet dat er geen basis is voor een sterk wij-gevoel. De mensen uit de Waalsprong spreken geen gezamenlijk streekdialect. Maar waar de variatie wat betreft afkomst groot is, is de sociaaleconomische en demografische variatie zoals in hoofdstuk 1 te lezen was, juist opvallend klein. Het wij-gevoel berust daarom ook meer op het lidmaatschap van de hoogopgeleide, suburbaan georiënteerde middenklasse in het algemeen, en de manieren van doen die horen bij deze sociale categorie. In een anekdote die een vrouw uit Oosterhout vertelt, is dit type wij-gevoel terug te vinden. Uit haar verhaal blijkt een duidelijke gemeenschappelijke ervaring van Oosterhout als een veilige en vriendelijke woonomgeving: ‘Een paar jaar geleden was de Klif beklad met graffiti. Toen kregen we meteen allemaal een brief van de politie. Echt iedereen het er toen erover, van wie zou dat nou gedaan hebben? We hadden allemaal ook meteen zoiets van: nou, het is toch wel heel gaaf dat dit eigenlijk heel ongewoon is bij ons in de wijk, en dat de gemeente het meteen gaat schoonmaken! Daar waren we heel blij mee. En laatst heeft het jeugdhonk een graffiti-cursus gedaan, maar dan met keurige kleuren en teksten, van “Oosterhout, Nijmegen-Noord” staat er nu op. Geen schuttingtaal, haha!’ Uit dit verhaal spreekt niet alleen een individuele waardering van Oosterhout als een veilige en gezinsvriendelijke wijk. Het is een ervaring die bewoners met elkaar delen.
41
Dat wij-gevoel wordt aangevuld met bestaande identiteiten, die wél gebonden zijn aan een specifieke locatie. Zoals in hoofdstuk vijf te lezen was, ‘lenen’ sommige bewoners in nieuw-Lent de identiteit van het oude dorp Lent. Dat geldt voor Oosterhout weer meer voor de Nijmeegse identiteit. Al is het aanmeten van die identiteiten niet zonder schroom, want ‘echte Nijmegenaren’ of ‘oude Lentenaren’, dat zijn zij uiteindelijk niet helemaal, vinden de respondenten. ●
42
Burgerschap in de wijk.
8 IN DE WAALSPRONG REGELEN. ZE HET WEL EVEN. Demonstratie in Lent voor veilig zwemwater in de Lentse Plas. (© Lentse Lucht)
● De wijkraad Lent is bij heikele kwesties in de wijk aanspreekpunt voor bewoners en gesprekspartner van de gemeente. Maar de raad vormt geen afspiegeling van de Lentse bevolking: de jonge gezinnen hebben weinig belangstelling om hieraan een duurzame bijdrage te leveren. Dat betekent niet dat zij hun schouders ophalen voor ‘de algemene zaak’. Ze kiezen voor de niettraditionele weg. Met de term ‘lokaal burgerschap’ wordt de betrokkenheid bij de publieke zaak binnen de wijk bedoeld. Bewoners hebben een gezamenlijk belang bij het leefbaar houden van hun buurt. Dat gebeurt op zowel informele als formele manieren. Bij informele manieren valt te denken aan het samen schoonhouden van de openbare ruimte, terwijl de formele routes officiëler zijn georganiseerd, zoals het vormen van een buurtvereniging of wijkraad, die zich kan ontwikkelen tot formele gesprekspartner van het gemeentebestuur. Mondigheid en meepraten Een inspraakavond over een concreet onderwerp is in de Waalsprong eenvoudig gevuld. Dat vertelt Inge van den Hoogen van de gemeente Nijmegen, die voor dit onderzoek is geïnterviewd. Zo kwamen er volgens haar meer dan honderd bewoners af op een informatieavond over de nieuw te bouwen wijk Hof van Holland. Van den Hoogen werkt aan de wijkaanpak in de Waalsprong en heeft dat al eerder gedaan in andere wijken van Nijmegen. Die belangstelling is wel anders in volkswijken als Dukenburg, waar bewoners volgens haar minder gewend zijn hun stem te laten horen. 43
Dat bewoners van de Waalsprong graag meepraten en -beslissen bleek ook uit de gesprekken. Een aantal respondenten herinnert zich vooral nog de mondigheid van hun nieuwe buren bij de kopersavonden. Zo vertelt een jonge moeder uit Oosterhout: ‘Toen we bij de kopersavond van de eerste zestig kopers kwamen, was er van alles aan de hand. Iedereen was helemaal opgewonden en geagiteerd, en het ging over kleuren van de kozijnen enzo. Dus wij keken elkaar aan en dachten: mijn hemel! Maar zij waren al anderhalf jaar bezig en wij waren er pas net ingerold.’ Sommige respondenten zeggen zo nu en dan een inspraakavond te bezoeken, en uit de cijfers blijkt de opkomst bij verkiezingen in de Waalsprong hoger dan gemiddeld in Nijmegen (zie hoofdstuk 6). Ook zijn de respondenten aardig op de hoogte van de hete hangijzers in hun wijk. De opschudding over het te bouwen Van der Valk hotel is bijvoorbeeld bij de meeste respondenten een veelgebruikt voorbeeld. Bewoners volgen die ontwikkelingen met interesse, voornamelijk via de wijkkrantjes Lentse lucht en de Ben er weer, maar ook door organisaties als het Sociale wijkteam, Nijmegen-Noord en de Gelderlander te volgen op Facebook en Twitter. Over de politieke onderwerpen praten zij met relativering: verandering hoort nu eenmaal bij een wijk in aanbouw, en er is meer in de wereld dan het wel en wee in de eigen wijk. Toch is de houding naar de lokale politiek niet zonder meer positief, zoals te lezen was in hoofdstuk 6. Het probleem van vertegenwoordiging in de wijkraad Bewoners praten veel mee in de Waalsprong en weinig in Dukenburg. Maar als het gaat om meedóén, dan zijn de rollen volgens Van den Hoogen van de gemeente juist omgedraaid: het vinden van bewoners die bereid zijn mee te helpen aan het uitvoeren van een project is volgens haar juist in Dukenburg eenvoudiger dan in de Waalsprong. Wel meebeslissen, maar eigenlijk geen tijd hebben om je duurzaam in te zetten voor de wijk: zou dat typisch zijn voor de politieke betrokkenheid van bewoners van een Vinexwijk? De wijkraad is een belangrijke intermediair tussen gemeente en de bewoners van Lent, maar heeft geen officiële bevoegdheden of invloed. Iedere maand vergadert de wijkraad in de Dorpsschuur van Lent, waarbij naast vaste leden en geïnteresseerde bewoners, ook de wijkmanager en de wijkagent aanwezig zijn. Voor dit onderzoek heb ik een bijeenkomst bijgewoond. De onderwerpen varieerden van de waterkwaliteit van een op het Lentse grondgebied gelegen waterplas, de door de gemeente geplande en gewijzigde busroutes door de wijk, tot de bewonersbijeenkomst over de nieuwe wijk Hof van Holland. Tijdens de bijeenkomst waren circa twintig belangstellenden aanwezig, waarvan veruit de meeste mensen boven de 45 jaar. De vele jonge gezinnen uit het nieuwe deel van Lent waren sterk ondervertegenwoordigd. Toch zijn de meeste respondenten uit Lent wel op de hoogte van het bestaan van de wijkraad. Zij verbinden de wijkraad aan het dorpse karakter van Lent; een eigenschap die zij erg waarderen. Een Lentse respondent, die zelf overigens nog nooit bij de wijkraad is geweest, is ook blij dat het oudere Lentenaren zijn die actief zijn voor de raad: ‘De wijkraad ken ik. Ik weet wie het eerst was, de voorzitter… dat moet ik even googlen. Oja, Ton Pennings! Een actief baasje is dat! En dan komen er zeker drie mensen op die vergadering af? (lacht), Nee, ik vind het goed dat er oudere mensen zijn in de dorpsraad. Ik vind ook dat ze meer zouden moeten kunnen betekenen dan wat Nijmegen voor het dorp betekent, want de gemeente wil alles alleen maar kolossaler.’ Die waardering, in combinatie met de geringe kennis van het werk van, laat staan participatie in de wijkraad is niet uniek voor deze respondent. Een andere respondent is vast lid van de wijkraad en beklaagt zich over de geringe belangstelling van jongere bewoners voor de politiek van de wijk. Toen het bestuur vorig jaar aftrad, had de raad een oproepje geplaatst in de Lentse lucht, hadden leden rondgevraagd bij de moestuinvereniging en werden belangstellenden bij een inspraakavond opgeroepen lid te worden. Maar het resultaat was minimaal. ‘Toen er een artikeltje in de krant stond
44
dat er slib was gestort in de plas hier achter, hadden we ineens honderd man bij de bewonersavond. Dan zeggen we: mensen, kom eens uit die huiskamer vandaan en zet je in voor de wijk! Ik denk dat ze te weinig tijd hebben. Als ik naar mijn eigen kinderen kijk, dan denk ik dat ook wel eens hoor. De oudste heeft een managementfunctie, die werkt zestig uur, en dan ook nog onregelmatig. Ik kan het me voorstellen, maar ik vind het wel jammer.’ Pragmatische betrokkenheid Een jonge vader uit Lent vertelt: ‘Bij mij is het meer van: ik heb bij alle clubjes en commissies waar ik voor mijn werk in zit al veel inspraak, en dat wil ik niet in mijn leefomgeving. Daar zoek ik juist de rust op. Bij de moestuin, daar kunnen echt wel een aantal zaken beter geregeld worden en sneller vooral ook, maar dat doe ik dan bewust niet. Ik moet voor m’n werk veel regelen en doen, dus liever niet hier. Ik wil het best allemaal een keer aanhoren bij zo’n wijkraad, maar niet echt bijdragen.’ Toch betekent die houding niet dat bewoners zich niet inzetten voor het behartigen van gezamenlijke belangen. De politieke betrokkenheid lijkt niet zozeer vorm te krijgen door goede kennis van en duurzame deelname aan bestaande formele lokale politieke organisaties, zoals de wijkraad en wijkcomités. Eerder zoeken bewoners die concrete zaken anders willen in hun buurt ad hoc naar de juiste officiële kanalen of maken zij gebruik van het sociale kapitaal dat in de wijk aanwezig is: ‘Ik google dan gewoon bij wie ik moet zijn,’ zegt een respondent uit Lent. ‘En iemand hier in de straat werkt bij de gemeente. Dat met die auto’s heb ik toen ook via hem gespeeld. Heb ik even wat foto’s gemaakt van die situatie en wat kinderen tussen die auto’s gezet. Als je dan moeite doet, dan doen zij dat ook.’ Een respondent uit Oosterhout maakt zich zorgen over gevaarlijke verkeerssituaties op de toegangsweg naar Oosterhout en merkt dat de gemeente maar weinig moeite doet daar iets aan te doen. Ook zij maakt gebruik van haar sociale netwerk: ‘Ik ken een journalist bij de Gelderlander, en die staat voor mij klaar als het nodig is. Soms krijg je bij de gemeente te horen van: sorry, je bent bij de verkeerde afdeling. Dan denk ik: sorry hoor, ik meld gewoon een probleem! En als er dan op die manier gereageerd wordt, dan bel ik de Gelderlander.’ Een andere vorm van politieke actie die beter lijkt te passen bij bewoners is het opzetten van een eigen initiatief waarin je je eigen regels kunt stellen en die voor jongere bewoners wellicht toegankelijker aanvoelen. Een bewoonster van Oosterhout heeft een eigen netwerk opgezet voor kinderen in de buurt met een handicap. Op het schoolplein kwam ze in contact met ouders die in dezelfde situatie zitten. Samen gingen zij steeds meer zaken voor hun kinderen organiseren en nu zijn zij een belangrijke gesprekspartner voor de gemeente, die druk is met het decentraliseren van het zorgaanbod. ‘Overal zijn patiëntenverenigingen voor, maar je leeft hier. En je weet niet altijd wat het aanbod is: waar moet ik met mijn kind heen? Het is praktischer om daar samen in op te trekken en kinderen met een beperking te verenigen.’ De geringe belangstelling van jonge gezinnen voor duurzame deelname aan bestaande politieke structuren betekent dus niet dat bewoners de krachten niet bundelen in het beschermen of bewerkstelligen van het gezamenlijk belang. Maar zij lijken dat enkel te doen als zijzelf baat hebben bij het eventuele resultaat. Dat geldt ook voor het ontstaan van collectief verzet tegen de gemeente. Zo was er in Lent commotie over de verontreiniging van het water van een aangelegde plas in Lent (zie ook de foto aan het begin van dit hoofdstuk). De gemeente had beloofd dat hier in gezwommen kon gaan worden, maar in de lokale media werd geschreven over het dumpen van verontreinigd slib in de plas. ‘Toen was er wel wat commotie ja,’ zegt een jonge moeder uit Lent. ‘Dat hoorde je dan via via. En toen hebben we de petitie getekend. En er is ook een demonstratie hier geweest. Met handdoeken en badkleding. Zo van: we gaan zwemmen. Een soort parade door de wijk was het.’
45
Anders dan de protestgroep tegen de bouw van het Van der Valk hotel, was dit protest voornamelijk afkomstig van bewoners uit het nieuwe deel van Lent, en was het niet zozeer een langdurige juridische strijd, maar een informeel georganiseerd ludiek statement. Zo snel en spontaan als de actie ontstond, zo vlug was de collectieve actie ook weer verdwenen. Een formele structuur als de wijkraad spreekt bewoners minder aan, omdat het een langdurige betrokkenheid vraagt en tijd vergt – ook als het over onderwerpen gaat die niet direct aan de eigen levenssfeer raken. Liever kiezen bewoners daarom voor minder georganiseerde en vluchtigere vormen van politieke vereniging. Sociologen Jan-Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp (2004) noemen die nieuwe collectieven lichte gemeenschappen, die zich kenmerken door het losse karakter en de hoge mate van vrijheid en vrijblijvendheid. Die lichte gemeenschappen lijken beter te passen bij de moderne burger, die geen gecultiveerde hang heeft naar een sterk geïntegreerde gemeenschap, maar zich liever naar eigen inzicht kortstondig en op verschillende schaalniveaus verbindt aan diverse belangengroepen: van Natuurmonumenten tot buurtprotestgroepen. Die ontwikkeling is ook terug te zien in de cijfers van onderzoeksbureau Motivaction. Dat doet geregeld onderzoek in opdracht van overheden naar de manieren waarop burgers hun burgerschap vormgeven, door middel van een zelf ontwikkelde typologie. De vertegenwoordiging van de vier ‘burgerschapsstijlen’ binnen die typologie wordt bepaald door middel van vragenlijsten die meten hoe burgers de (lokale) politiek beoordelen en op welke manieren zij zich verhouden tot ‘de publieke zaak’. Ook de gemeente Nijmegen liet een dergelijk onderzoek uitvoeren. Motivaction concludeert dat in de Waalsprong uitzonderlijk veel zogenaamde pragmatici wonen: burgers die tolerant, jong en open zijn, en vaak ook goed zijn geïnformeerd, maar niet erg veel participeren op de traditionele manier.
Burgerschapsstijlen Plichtsgetrouwen Nederland 13 % Nijmegen 13 % Vinex 13 % Waalsprong 5 %
Pragmatici 25 % 35 % 29 % 53 %
Verantwoordelijken 30 % 31 % 34 % 22 %
Buitenstaanders 32 % 21 % 25 % 20 %
Bron: Motivaction 2013
‘Het zijn burgers die zich niet direct betrokken en verantwoordelijk voelen, maar zo slim mogelijk omgaan met wat op hen afkomt. Het eigenbelang verliest men niet snel uit het oog’ (Motivaction 2007). Op verzoek is voor dit onderzoek door Motivaction een steekproef genomen uit andere onderzochte Vinexwijken in hun bestanden. Daaruit blijkt dat in de Waalsprong volgens Roel Schoenmaker van Motivaction significant minder ‘verantwoordelijken’ en significant méér ‘pragmatici’ wonen. Met ‘verantwoordelijken’ bedoelt Motivaction de het deel van de burgers dat een betrokken en verantwoordelijke houding heeft ten aanzien van de samenleving en het algemeen belang. Volgens Schoenmaker is dit te verklaren door het feit dat er in de Waalsprong relatief veel mensen wonen met een ‘postmoderne waarde-oriëntatie’: die leefstijlcategorie laat zich minder sterk leiden door instituties, en is individualistischer en hedonistischer dan andere leefstijlcategorieën. De gemeente heeft naar eigen zeggen weinig werk aan de zelfstandige bewoners van de Waalsprong: die regelen hun eigen zaakjes wel. Maar als het gaat om de communicatie tussen gemeente en bevolking en het motiveren van bewoners zich duurzaam in te zetten voor het algemeen belang, dan dient de gemeente zich rekenschap te geven van de nieuwe vormen van burgerschap die zich in de Waalsprong manifesteren. ●
46
47
Conclusie In het project De Vinexmensen maken we de balans op, vijfentwintig jaar na de lancering van de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra. Wie wonen er vandaag de dag in de reeds gerealiseerde Vinexwijken? In hoeverre zijn de uitgangspunten van de nota gerealiseerd? En hoe ziet de toekomst van Vinexwijken eruit? Dit onderzoek ging over de Waalsprong in Nijmegen. Hierin werd ook geprobeerd te achterhalen hoe de relatie is tussen de Vinexwijk en de bestaande stad. Voor dit onderzoek is de doelgroep afgebakend tot gezinnen met thuiswonende kinderen die in een koopwoning wonen. Op dit moment is dat de dominante bevolkingsgroep van het nieuwe stadsdeel. De Waalsprong ligt gunstig, zowel ten opzichte de stad als van belangrijke uitvalswegen naar de rest van het land. Daar staat tegenover dat het aantal arbeidsplaatsen in de wijk beperkt is. Hoewel de Waalsprong relatief veel zelfstandige ondernemers kent die aan huis werken, wordt de wijk meestal verlaten op weg naar het werk. De strategische ligging en goede bereikbaarheid zijn daarom voor veel bewoners cruciaal en een van de belangrijkste motieven om naar de Waalsprong te verhuizen. Daarnaast staat er tegenover de prijs van de woningen volgens respondenten relatief meer wooncomfort dan in andere (gewilde) delen van Nijmegen en is de wijk gezinsvriendelijk. De goede voorzieningen voor kinderen (al schort dat er volgens sommigen hier en daar wel aan), het besloten karakter van de woonbuurten en de vele mogelijkheden tot recreatie in het nabije buitengebied geven ruim baan aan een aangenaam en haalbaar gezinsleven. In meer dan de helft van de huishoudens in de Waalsprong wonen opgroeiende kinderen. Bovendien zijn het aandeel koopwoningen en het gemiddeld inkomen relatief hoog ten opzichte van Nijmegen als geheel. Hoewel er wel degelijk diversiteit is, kan de bevolking van de Waalsprong worden omschreven als relatief homogeen. In het bijzonder in Oosterhout wonen voornamelijk gezinnen uit de (hogere) middenklasse. Die eigenschap van de Waalsprong wordt door de respondenten die aan dit onderzoek deelnamen zowel herkend als sterk gewaardeerd. Uit de gesprekken blijkt dat men wonen tussen andere gezinnen in dezelfde levensfase en een vergelijkbare sociale positie waardeert omdat het vaak praktische voordelen oplevert voor het eigen gezinsleven. Gelijkgestemdheid en herkenning zorgen voor vertrouwen en onderlinge hulpvaardigheid en geeft kinderen meer zelfstandigheid. Ook die kwaliteiten dragen bij aan een aangenaam en haalbaar gezinsleven voor de veelal drukbezette bewoners. De Waalsprong functioneert zo als kweekvijver: de dagelijkse routines, de voorzieningen en het sociale leven zijn ingericht op het veilig en verantwoord grootbrengen van kinderen uit de middenklasse. Het suburbane recept dat de Waalsprong hiervoor biedt, werkt volgens de respondenten van dit onderzoek relatief goed. In de Waalsprong krijgt het ‘touwtje-uit-de-brievenbusprincipe’ zoals een respondent uit Oosterhout het omschreef, alle ruimte. Nadelen van het wonen in een tamelijk homogeen samengestelde wijk wijn er volgens sommigen ook, maar die wegen niet op tegen de voordelen, zo is de ervaring. De compacte Nederlandse buitenwijken zijn veel beter ingericht op fietsbare afstanden en hebben vaak betere verbindingen met de bestaande stad dan bij voorbeelden van nieuwe buitenwijken in omringende landen. De Waalsprong is daarvan een voorbeeld. Dat blijkt niet alleen uit het gebruik, maar ook aan de verwantschap die respondenten uit dit onderzoek ervaren met de stad Nijmegen als geheel. De Waalsprong heeft zich niet ontwikkeld als een gescheiden enclave, en afgaande op de nieuwe ontwikkelingsstrategie en de wensen van de huidige bewoners zal dat ook niet zo gauw gebeuren. De Waal vormt op de kaart dan wel een barrière, maar de aanwezigheid van de rivier wordt mede dankzij de aangelegde infrastructuur niet als zodanig ervaren. Bovendien kan de grootschalige
48
transformatie van de rivieroevers en de geplande activiteiten op het nieuwe riviereiland de beide rivieroevers van de stad nog meer gaan verbinden. Toch betekent dat niet dat de Waal helemaal geen mentale grens vormt. In de ervaring van Waalsprong-bewoners betreedt men bij het oversteken van de rivier toch ook een andere wereld. Boven de rivier eindigt ‘oud’ en begint ‘nieuw’. ‘Nijmegen’ kreeg in de enquête2 (voetnoot) van respondenten onder meer de trefwoorden: gezellig, provinciestad, terrassen, druk, veel te doen, links, dynamisch, jong en beetje aparter. De Waalsprong gaven respondenten onder meer de trefwoorden: natuur, dorp, fietsen, kinderen, tweeverdieners, en ook hier: gezellig. Toch blijkt uit dit onderzoek dat die verschillen worden overvleugeld door de gedeelde ervaring dat de Waalsprong óók Nijmegen is. Bewoners beschouwen zichzelf in het algemeen dan ook als Nijmegenaren. Maar de meesten van hen zijn in andere plaatsen in Nederland opgegroeid en hebben een aanzienlijke wooncarrière achter de rug. Ook wonen vrienden en/of familie op andere plekken in het land en is het niet ongewoon om even in de auto te stappen om in Arnhem te gaan winkelen. Bewoners voelen zich maar tot op zekere hoogte cultureel verbonden met Nijmegen en de regio als specifieke plek. Maar de waardering voor de eigen woonplek draait meer om algemene functionele eigenschappen die je ook elders in het land aantreft. Bewoners ervaren dat ook zo: elders in het land zijn wijken met een vergelijkbaar woonrecept en een toekomstige verhuizing naar zo’n wijk in een andere gemeente is voor hen best voor te stellen. Dat betekent niet dat de bewoners beschreven kunnen worden als ‘nomaden’, die het niet uitmaakt waar zij wonen, zolang het woonmilieu maar voldoet aan de woonwensen. Bewoners zijn sociaal geworteld in Nijmegen en zijn niet van plan de regio ‘zomaar’ te verlaten. Toekomstige ontwikkelingen Naast een beschouwing over de stand van zaken kijkt de Vinexmensen ook vooruit: hoe zullen de bestaande Vinexwijken zich in de komende jaren ontwikkelen? Met andere woorden: hoe ziet de Waalsprong er over 25 jaar uit? Woonwijken zijn misschien wel nooit ‘af’, maar dat geldt des te meer voor de Waalsprong: van het geplande volume aan woningen is nog maar de helft gerealiseerd. De gezinnen uit de middenklasse zijn nu nog de dominante groep in de wijk, maar met het huidige bouwprogramma zijn de ontwikkelaars in de afgelopen jaren gaan inzetten op de bouw van meer betaalbare (huur)woningen in grotere dichtheden. Het aandeel gezinnen uit de middenklasse zal daarmee vermoedelijk afnemen. En die verandering doet soms pijn. In Lent maakt een deel van de bewoners zich daar zorgen over. Het dorpse karakter van het sociale leven in die wijk is voor veel bewoners een belangrijke kwaliteit, die onder druk staat door toenemende verstedelijking. Voor hen is het de vraag of ‘stedelijk wonen in een dorps karakter’ wel samen gaat. Meer variatie in het woningaanbod en een meer stedelijke mix van bevolkingsgroepen geeft een deel van de gezinnen met kinderen het gevoel dat het sociale klimaat anoniemer en onveiliger wordt. Met de huidige vluchtelingencrisis zien we dat zorgen over toenemende variatie in de bevolking in heel Europa speelt. Dat geldt ook voor de Waalsprong: honderd Eritrese jonge mannen met een verblijfsstatus worden dit jaar in de wijk gehuisvest. Aanvankelijk stuitte dit voornemen op weerstand bij zowel de bevolking van Lent als in de gemeenteraad. De vrees voor de veiligheid van jonge meiden uit de wijk werd via lokale media verspreid en werd ook door respondenten van dit onderzoek geuit. Het jonge blonde meisje ontwikkelde zich hier tot een ultiem suburbaan media-symbool. De vluchtelingencrisis is slechts een voorbeeld van een algemener ongemak over toenemende variatie in de wijk. Dat ongemak varieert van een ambivalente houding tot regelrechte zorgen. Van (collectief) verzet is echter geen sprake. Het voorbehoud dat mensen maken komt ook meestal niet voort uit een 2
In de kleine digitale enquête die is afgenomen, en vanwege de lage respons alleen als indicatief moet worden geïnterpreteerd, is gevraagd vijf trefwoorden te noteren waar mensen het eerst aan denken bij respectievelijk Nijmegen en de Waalsprong.
49
principiële voorkeur voor een leefwereld met uitsluitend gelijkgestemden en herkenbaarheid. Maar de eerder beschreven goede ervaringen die men heeft met een homogene wijk wil men niet zomaar inruilen. Toch zet de verstedelijking van de bevolking van de Waalsprong door: de bevolking wordt gestaag gevarieerder. Die ontwikkeling kan ook geslaagd uitpakken. Horecagelegenheden en onafhankelijke middenstanders redden het vaak niet in een wijk waar de dichtheid van de bebouwing laag is en er voornamelijk ouders met kinderen en volle agenda’s wonen. De afwezigheid van dergelijke plekken wordt door hen wel als een gemis ervaren. Ouderen en jonge alleenstaanden hebben andere routines en voorkeuren. De aanwezigheid van deze groepen kan dergelijke voorzieningen levensvatbaar maken en meer levendigheid brengen in en rond de voorzieningen-harten. Daarvan profiteren ook de huidige gezinnen. Bovendien maakt meer variatie in het woningaanbod een wooncarrière binnen de wijk mogelijk - bijvoorbeeld voor jongeren die op zichzelf willen wonen, of voor hun ouders, die om die reden minder ruimte nodig hebben. Ook geeft de nabijheid van verschillende levensfasen mogelijk ruimte voor het uitruilen van zorgtaken: tussen ouderen, studenten en gezinnen met kinderen. En tot slot kan het delen van (kinder)voorzieningen de toenemende maatschappelijke segregatie afremmen, al blijkt dikwijls dat voor het bereiken hiervan meer nodig is dan nabijheid alleen. Maar die verdichting en heterogenisering van de bevolking is alleen geslaagd als die op een goede manier worden gepland. Mensen met andere routines en omgangsvormen kunnen elkaar namelijk ook flink in de weg zitten. Gelukkig is in de laatste structuurvisie van het ontwikkelbedrijf (2013) duidelijk zichtbaar nagedacht over de balans tussen de verschillende leefstijlen. Nieuwe buurten zullen als geheel een suburbaan dan wel stedelijker karakter krijgen. Op die manier blijft er ruimte voor besloten, gezinsvriendelijke en groene buurten. Toch blijft het accent liggen op de bouw van nieuwe betaalbare eengezinswoningen en is in de huidige plannen maar weinig ruimte voor werkelijk stedelijke plekken met hoge dichtheden. Zo worden de geplande appartementencomplexen voornamelijk aan de zuidoever van de Waal gerealiseerd. De vraag is dan of bovengenoemde voordelen van verstedelijking met die keuze bereikt worden. De kanttekening die wel vaker wordt geplaatst bij de ontwikkelingsstrategieën van nieuwbouwwijken wordt dan weer actueel: die van een vlees noch vis eindresultaat: een wijk die zowel stedelijke als suburbane voordelen ontbeert. De opgave van de Waalsprong een duurzaam succes te maken, is niet gering. Het in stand houden van gezinsvriendelijke en groene woonomgevingen en tegelijkertijd de wijk levensloopbestendig maken met een compleet en onderscheidend voorzieningenaanbod is een stedenbouwkundige uitdaging van formaat. En dan zijn de grote financiële urgentie om de grote tekorten op de grondaankoop terug te verdienen en de onzekerheid over de ontwikkeling van de woningmarkt nog niet eens vermeld. De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra komt wat dat betreft uit een ander tijdperk. De publiekprivate samenwerking tussen de gemeente Nijmegen en grote private spelers op de woningmarkt en hun van bovenaf geregisseerde blauwdrukstrategie is dan ook verleden tijd. In plaats daarvan is in de Waalsprong gekozen voor een meer geleidelijke vorm van ontwikkeling waarbij de toekomstige bewoner meer wordt betrokken en per project steeds weer nieuwe, kleinere samenwerkingsverbanden worden gesmeed. Die ‘uitnodigingsplanologie’, zoals de Nijmeegse onderzoekers De Feijter en Van der Krabben deze nieuwe strategie aanduiden, wordt door zowel de onderzoekers als het ontwikkelbedrijf niet geheel ten onrechte als een verademing gezien. Zolang er maar aandacht blijft voor de Waalsprong als geheel en de huidige bevolking, en niet alleen de actievelingen, voldoende betrokken blijft worden bij de toekomstplannen. Dat laatste is voor de gemeente geen gemakkelijke taak. Volgens Motivaction wonen er in de Waalsprong meer ‘pragmatische burgers’, een groep die zich niet erg bezighoudt met politiek of het algemeen belang. In dit onderzoek blijkt dat bewoners zich wel betrokken voelen met de algemene
50
zaak, maar zich niet op traditionele manieren organiseren maar kortstondige en ludieke allianties aangaan met medebewoners, waarin vaak enkel concrete zaken worden aangekaart die aan de directe leefwereld van de betrokkenen raken. De pragmatische en mondige bewoners van de Waalsprong zijn niet eenvoudig mee te nemen in de toekomstplannen van de gemeente voor de Waalsprong. De geringe belangstelling van nieuwe bewoners om deel te nemen aan commissies en wijkraden maakt het voor de gemeente extra moeilijk met bewoners in gesprek te gaan. Die moeizame communicatie tussen burgers en gemeente komt ook terug in het volgende voorbeeld. De gemeente gunde bewoners een stuk land om tijdelijk te gebruiken om op te tuinieren en vertelde daarbij ook dat bewoners het terrein weer moesten verlaten als de grond zou worden ontwikkeld. Maar toen het moment van ontwikkeling daar was, kwamen de bewoners toch in opstand tegen ‘het afpakken van groen voor nog meer huizen.’ De financiële urgentie van de gemeente wordt niet als een probleem van de bewoners ervaren, terwijl dat in wezen natuurlijk wel zo is. Juist nu voor een strategie van geleidelijke en minder vooraf vastgelegde ontwikkeling is gekozen, is het lastig om wijkbewoners zekerheid te geven over de plannen in hun directe omgeving. In 2040 is de VINEX vijftig jaar. Het is de vraag of de huidige Vinexwijken ook dan nog door leken als zodanig duidelijk te onderscheiden zijn in het Nederlandse stedelijke landschap. Dat zal ook gelden voor de naam ‘Waalsprong’. In het ‘Nijmegen-Noord’ van 2040 hebben de huidige buurten bewoners zien komen en gaan, hebben de bomen inmiddels een behoorlijk formaat en wonen er gezinnen waarvan (een van) beide ouders óók in de Waalsprong opgegroeide(n). Het volwassen stadsdeel is volwaardig onderdeel van de oudste stad van Nederland. En de sprong over de Waal is dan al lang geen avontuur meer, maar de normaalste zaak van de wereld. ●
51
Bijlagen
52
Bibliografie Wetenschappelijke bronnen Arendsen, R. (2010) The Multifaceted identity of Lent. Masterscriptie Landschapsarchitectuur, Wageningen University. Bourdieu, P. (1984) Distinction: A social critique of the judgement of taste. Harvard University Press. Duyvendak, J. W. & & Hurenkamp, M. (2004). Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid. Hagerstrand, T. (1982) Diorama, path and project. Tijdschrift voor economische en sociale geografie, 73(6), 323-339. Jonker, M. (1984) Van stadskern tot stadsgewest: stedebouwkundige geschiedenis van Amsterdam (Vol. 1). Uitgeverij Verloren. Knottnerus, J.A. (2012) Vertrouwen in burgers. Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid. Amsterdam University Press. Krabben, E. van der & Feijer, F. de (2014) De Slag om de Waalsprong. Twintig jaar twintig jaar planvorming in de woningbouw: van blauwdrukstrategie naar uitnodigingsplanologie. Architectuurcentrum Nijmegen. Lupi, T. (2008) Buiten wonen in de stad: de 'maakbaarheid' van IJburg. Amsterdam University Press. Metaal, S. (2011) Identiteit van stad, dorp en buitenwijk: consequenties van de opkomst van het stedelijk veld en gentrification voor ruimtelijke identiteit. Dissertatie, Universiteit van Amsterdam. Meier, S., & Reijndorp, A. (2010) Themawijk: wonen op een verzonnen plek. Thoth Uitgevers. Reijndorp, A., Kompier, V., Metaal, S., Nio, I., & Truijens, B. (1998) Buitenwijk.Stedelijkheid op Afstand. Rotterdam: NAi. Sonne, N.C. (2013) Gewoon klasse. De waardering van historiserende gevelarchitectuur door middenklasse in stad en buitenwijk. Masterscriptie sociologie, Universiteit van Amsterdam. Wouden, D. van der (2015). De ruimtelijke metamorfose van Nederland 1988-2015. Het tijdperk van de vierde nota. NAi.
Andere bronnen Ministerie, V. R. O. M. (1991). Vierde nota over de ruimtelijke ordening extra. Ministerie V.R.O.M. Sdu, Den Haag.
53
Bureau O&S (2014) Stadscentummonitor 2014. Gemeente Nijmegen. Bureau O&S (2006, 2010, 2012) Uitslag Tweede kamerverkiezingen Nijmegen. Gemeente Nijmegen. Waalsprong: ontwikkelingsstrategie 2013, GEMWaalsprong 2013. Bureau O&S (2014) Wijk- en Stadsmonitor 2014. Gemeente Nijmegen. GEMWaalsprong (2013) Ontwikkelingsstrategie 2013. GEMWaalsprong, Nijmegen.
Overzicht van respondenten #
Demografisch Huishouden
Ruimtelijk Leeftijd
Wijk
Resp.
Kind(eren)
Woning
Wooncarrière
Type
Fin.
Jaren in de Waalsprong
Vorige woonlocatie
Woonplaats jeugd
1
Gezin
42
5, 8 en 12
Oosterhout
2-onder-1
Koop
1 ½ jaar
Elders in NL
Elders in NL
2
Gezin
45
10 en 12
Oosterhout
2-onder-1
Koop
15 jaar
Nijmegen
Elders in NL
3
Gezin
33
0
Oosterhout
Rijwoning
Koop
5 jaar
Nijmegen
Elders in NL
4
Ouder echtpaar
73
46 en 49
Lent
Rijwoning
Koop
5 jaar
Nijmegen
Elders in NL
5
Gezin
42
5 en 7
Lent
2-onder-1
Koop
9 jaar
Nijmegen
Regio
6
Gezin
41
6, 8, 10
Oosterhout
Rijwoning
Koop
8 jaar
Nijmegen
Elders in NL
7
Gezin
33
4 en 6
Oosterhout
2-onder-1
Koop
8 jaar
Nijmegen
Elders in NL
8
Gezin
45
6, 10, 13
Lent
2-onder-1
Koop
12 jaar
Elders in NL
Elders in NL
9
Kinderloos stel
34
n.v.t.
Lent
Rijwoning
Koop
8 jaar
Nijmegen
Elders in NL
10
Gezin
35
8
Lent
Rijwoning
Koop
8 jaar
Regio
Regio
11
Gezin
30
0
Lent
Rijwoning
Koop
1 ½ jaar
Nijmegen
Elders in NL
12
Gezin
46
11 en 14
Oosterhout
Rijwoning
Koop
9 jaar
Nijmegen
Elders in NL
13
Gezin
44
8 en 9
Oosterhout
2-onder-1
Koop
13 jaar
Nijmegen
Regio
14
Gezin
43
8 en 10
Oosterhout
Rijwoning
Koop
7 jaar
Nijmegen
Elders in NL
Topic list interviews A 1 2 3
54
Personalia en kenmerken woning Demografie: leeftijd, huishoudenssamenstelling, leeftijd kind(eren) Sociale positie: opleidingsniveau, richting en beroep Woning: type en financieringscategorie
B 1 2 3
Woongeschiedenis en verhuismotieven Hoelang wonen jullie nu in de wijk? Waar ben je opgegroeid? Waarom wilden jullie verhuizen uit jullie oude woonplek? Hoe zijn jullie in de Waalsprong terecht gekomen? Wat sprak je aan?
C
2
Dagelijkse activiteiten (Betaalde) arbeid Hoe ziet een gemiddelde werkweek eruit? Welke plekken bezoek je en hoe kom je daar? (of partner) (ondernemers) Is de Waalsprong een goede plek om te ondernemen?
1 2 3 4
Kinderen Worden de kinderen naar school gebracht of gaan zij zelf? Hoe ziet een gemiddelde week eruit m.b.t. de kinderen? Zijn de kinderen lid van clubs/verenigingen? Op welke zaken let(te) jullie bij de schoolkeuze van de kinderen?
1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 D
Overige activiteiten Waar doe je de inkopen? Waarom daar? Welk vervoermiddel? Van welke plekken in de Waalsprong maak je nog meer gebruik? En van welke plekken in de rest van Nijmegen? Vervoermiddel? Hoe vaak bezoek je het stadscentrum? Voor welke activiteiten? Vieren jullie ieder jaar de Vierdaagse Feesten? Hoe? Wanneer ga je Nijmegen uit? Waar? Vervoermiddel? Hoevaak? Waar wonen jullie eigen vrienden? Hoevaak bezoek je hen? Welke plekken in de Waalsprong vind je geslaagd en kom je graag? Welke juist niet? Waarom? Kun je jouw leefwereld tekenen, met daarin de plekken die belangrijk zijn voor je? (Mental map)
1 2 3 4 5 6
Contacten in buurt en wijk Straatniveau Hoe ziet het contact met jullie buren er uit? Zijn er activiteiten met buren? Met welke buren hebben jullie veel contact, en met welke niet? Waarom? Bieden de buren jullie wel eens een helpende hand, of andersom? Stoor je je wel eens aan het gedrag van buren? Is er wel eens sprake geweest van onenigheid of zelfs conflict in de straat? Is de sfeer veranderd in de tijd dat jullie hier wonen?
1 2 3 4 5 6
Wijkniveau Ben je lid van een club, commissie of anderszins actief in de wijk? (Voor Oosterhouters) Zijn jullie bij het wijkfeest geweest op 26 april jl.? Heb jij een profiel op de wijkwebsite? (Ben er weer / Lentse Lucht) Hoe blijf jij op de hoogte van nieuwtjes en activiteiten in de wijk? Lees je het wijkkrantje? Welke artikelen/rubrieken lees je graag? Waarom? Zie je verschillen tussen groepen bewoners in de Waalsprong?
E 1 2
Politieke betrokkenheid Actief Ben je wel eens naar een inspraakavond geweest, of een ander overlegorgaan voor bewoners? (zo ja: welke en waarom?) Ben je wel eens met bewoners in actie gekomen tegen nieuwe plannen?
55
3 4 5 6 7
F 1 2 3 4 5 6
Passief Volg je het lokale nieuws over de ontwikkelingen in wijk en stad? Hoe? Welke artikelen of rubrieken in het wijkkrantje lees je vooral? Ken je de wijkraad? Wie is de voorzitter? (Ton Pennings, Robert 't Hoen) Ken je de wijkmanager? (Carline Westen) En wijkagent? (Pim Lammerinks) Heb je gehoord over de opvang van 100 Eritrese mannen in de wijk?
Thuisvoelen Ben je tevreden over het wonen in de Waalsprong? Voel je je hier thuis? Wat maakt jullie buurt anders dan waar u eerder heeft gewoond? Hoe zou jij Waalsprongers omschrijven? Anders dan andere Nijmegenaren? Wat voel je je het meest: Lentenaar/Oosterhouter, Waalspronger, Nijmegenaar, Gelderlander, Nederlander, Europeaan, of geen van allen? Kun je 3 positieve en 3 negatieve woorden/eigenschappen noemen als je denkt aan deze wijk? Kun je 3 positieve en 3 negatieve woorden/eigenschappen noemen als je denkt aan Nijmegen in het geheel?
Definiëring gebruikte indicatoren Arbeidsplaatsen ● Het aantal arbeidsplaatsen als percentage van de bevolking van 15 tot en met 64 jaar Citoscore ● De cito-eindtoetsscore geeft het prestatieniveau van de leerling weer op basisvaardigheden (taal, rekenen/wiskunde en informatieverwerking), uitgedrukt in een schaalscore liggend tussen de 500 en 550. Gemiddeld inkomen ● Bij de huishoudensinkomens gaat het om het gemiddeld besteedbaar huishoudensinkomen per jaar van particuliere huishoudens met inkomen. Niet meegenomen zijn studentenhuishoudens en de bevolking in instellingen of tehuizen. Hoogopgeleid ● Bewoners met een afgeronde opleiding aan een HBO-instelling of universiteit. Laag inkomen ● Het percentage huishoudens op maximaal 120% van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in politieke besluitvorming is vastgesteld (Regionaal Inkomensonderzoek, Centraal Bureau voor de Statistiek). Niet-westerse etniciteit ● Inwoners waarbij ten minste één ouder is geboren in een niet-westers land. De gemeente Nijmegen hanteert de CBS-definitie van ‘niet-westers land’: Europa (inclusief OostEuropa), Noord-Amerika, Oceanië, Japan, Indonesië en alle landen van de voormalige SovjetRepubliek worden tot de westerse landen gerekend. Alle overige landen worden gerekend tot nietwesterse landen. De klasse 'etniciteit onbekend' is opgeteld bij de klasse 'niet-westerse landen'. WOZ-waarde ● De gemiddelde woningwaarde op basis van de waardebepaling Wet waardering onroerende zaken (WOZ) van zelfstandige woningen (Registratie afdeling Burgerzaken en Belastingen, Gemeente Nijmegen).
56