MKB regionaal bekeken Een regionale beschrijving van het MKB in Nederland
drs. R. de Vree Zoetermeer, juli 2006
ISBN: 90-371-0972-1 Bestelnummer: A200607 Prijs: € 35,Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave 1
Inl eidi ng
5
1.1 1.2 1.3
De regio: steeds belangrijker Het onderliggende onderzoek Leeswijzer
5 5 6
2
H et o nd ern e m i n gs kli m aat i n d e r e gi o
7
2.1 2.2 2.3 2.4
Economische conjunctuur naar provincie Aanwezige productiemiddelen per provincie Overheidsbeleid per provincie Samengevat
8 14 23 27
3
K enm er ken en pr es tat i es v an het MK B
29
3.1 3.2 3.3
Regionale MKB-kenmerken Ontwikkeling van de bedrijfsprestaties Samengevat
29 34 37
4
M KB -l o c ati es en b e dri j f sh ui s v esti ng
39
4.1 4.2 4.3 4.4
Locatiekenmerken van het MKB Kenmerken bedrijfspand Locatiegedrag van het MKB Samengevat
39 42 45 48
5
Ond er n em er s ch ap i n het MK B
49
5.1 5.2 5.3
Innovatie in het MKB: provinciale verschillen? Samenwerking Samengevat
49 54 56
Bijl agen I II
L i t e r a t u u r l i j st Overzicht ruimtelijke plannen per provincie
57 59
3
1
Inleiding
1.1
De regio: steeds belangrijker Op 17 mei 2005 nam de Tweede Kamer de Nota Ruimte aan, en op 17 januari 2006 heeft een meerderheid van de Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. In deze nota zijn de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte gaat het daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Hoofddoel van het nationale ruimtelijke beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. In zijn ruimtelijke visie en doelstellingen gaat het kabinet uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Het rijk gaat minder 'zorgen voor' anderen en meer 'zorgen dat' anderen eigen afwegingen kunnen maken. Het is de taak van het rijk om andere overheden te voorzien van een goede 'gereedschapskist' voor de uitvoering van het ruimtelijke beleid. De filosofie van de Nota luidt dan ook: 'centraal wat moet, decentraal wat kan'. Deze decentralisatie betekent minder Haagse regels en een beoogd krachtiger regierol voor de provincies. Meer regionale regie vereist tevens een cultuuromslag bij de decentrale overheden. Het is een omslag van een rijksuitvoerende naar een zelf investerende decentrale overheid. Provincies en gemeenten zullen met uitvoeringsorganisaties (regionale ontwikkelingsmaatschappijen, Kamers van Koophandel en Syntens), kennisinstellingen en met private partijen gericht moeten investeren om regionale economische ontwikkelingen te stimuleren. De positie van de regionale overheden binnen het regionale krachtenveld is in veel gevallen ondersteunend, faciliterend en stimulerend. Dat vraagt eens te meer om een goed inzicht in de relatie tussen inzet van beleid en uiteindelijke effecten die hiermee worden bereikt. Versterking van de economische kracht van Europa begint voor een belangrijk deel in de stimulering van de kracht van de regio: dicht bij de ondernemer, dicht bij de basis voor waardecreatie én economische welvaart.
1.2
Het onderliggende onderzoek EIM wil met zijn rapportage 'MKB regionaal bekeken' inspelen op deze ontwikkeling. Er is bij EIM veel informatie beschikbaar over MKB-ondernemingen. Het gaat hierbij voornamelijk om informatie op landelijk niveau. Deze landelijke gegevens zijn onvoldoende toegespitst op de regionale situatie waarin de MKB-onderneming actief is, beleidsmakers beleid voorbereiden en uitvoeren en intermediairs adviseren. Een gemeente, provincie of WGR-regio, die moet beslissen over een industrieterrein of die bedrijvigheid in de zakelijke dienstverlening wil stimuleren, heeft behoefte aan informatie over het functioneren van MKB-ondernemingen in de regio. Een MKB-ondernemer die moet beslissen waar zich nieuw te vestigen of waarheen te verhuizen heeft regionale informatie nodig. Tot nu toe worden op beperkte schaal regionale gegevens ad hoc en versnipperd gerapporteerd. EIM is echter verder met de kennisontwikkeling op het gebied van data op regionaal niveau, dan uit bestaande publicaties blijkt. Een groot deel van de reeds verzamelde informatie kan via een regionale invalshoek worden bekeken.
5
Het vorenstaande is onder meer de aanleiding om in 2005 binnen het onderzoeksprogramma 'MKB en Ondernemerschap' van het Ministerie van Economische Zaken dit onderzoek te starten, dat tot doel heeft: het geven van regionale informatie over het MKB. Doel is ook om beleidsmakers en intermediairs die een of meer regio's als hun werkterrein hebben inzicht te bieden in: − regionale bedrijfsomgeving, w.o. ruimtelijk overheidsbeleid, aanwezigheid menselijk kapitaal, kennis en innovatie, ruimte en infrastructuur; − kenmerken van het MKB, w.o. omvang, sector en grootteklasse; − prestaties van het MKB, w.o. omzet en ontwikkeling; − kwaliteit van de locatie en bedrijfshuisvesting van het MKB; − vestigingsplaatsbeleid van MKB-ondernemers; − MKB-ondernemerschap, w.o. samenwerking en innovativiteit. De informatie is bedoeld om beleidsmakers en intermediairs een basis te bieden om beleid te ontwikkelen, uit te voeren en beslissingen te nemen. Ook kan met behulp van de informatie de provincie op de kaart worden gezet en vergeleken worden met andere provincies. Dit biedt mogelijkheden voor nieuw te vestigen MKB-ondernemers om zich te oriënteren. Herkomst van de informatie Het onderzoek is beschrijvend van aard en gebaseerd op bestaande data die een regionale dimensie hebben en binnen EIM beschikbaar zijn. In de bijlage van dit rapport is een overzicht te vinden van de gebruikte literatuur. Daarnaast is gebruikgemaakt van gegevens uit diverse peilingen van het MKB-Beleidspanel. Het MKB-Beleidspanel is een panel van MKB-ondernemers afkomstig uit het particuliere bedrijfsleven. De bruto-omvang van het panel beslaat momenteel circa 2.000 adressen. Het panel is begin 1999 van start gegaan. Aan de panelleden wordt jaarlijks in 2 à 3 telefonische metingen vragen over diverse actuele onderwerpen op het gebied van ondernemerschap gesteld.
1.3
Leeswijzer Deze publicatie geeft de resultaten van dit onderzoek weer. De verzamelde informatie wordt zo veel mogelijk op provinciaal niveau gepresenteerd. Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt gestart met een beschrijving van het ondernemingsklimaat in de regio. Aan bod komen de economische conjunctuur, de aanwezige productiemiddelen en het overheidsbeleid ten aanzien van de ruimtelijke inrichting. Na een bespreking van de regionale bedrijfsomgeving gaat vanaf hoofdstuk 3 de aandacht uit naar de MKB-ondernemers zelf. In het derde hoofdstuk worden de belangrijkste kenmerken en bedrijfsprestaties van deze ondernemers gepresenteerd. Aan de orde komen onder meer de sectorstructuur, de grootteklassestructuur en de ontwikkelingen van de werkgelegenheid, omzet en export. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de huisvesting van de MKB-ondernemers; hierbij gaat het om de bedrijfslocatie, de kenmerken van het bedrijfspand en het vestigingsbeleid van de ondernemers. In het afsluitende hoofdstuk zal ten slotte ingegaan worden op twee aspecten van het ondernemerschap, namelijk innovatie en de samenwerking, met daarbij de mate waarin er sprake is van provinciale verschillen.
6
2
Het ondernemingsklimaat in de regio
In dit hoofdstuk wordt het ondernemingsklimaat in de regio besproken. Waar praten we eigenlijk over als we spreken over ondernemingsklimaat? Het begrip 'ondernemingsklimaat' kan met recht een containerbegrip genoemd worden; iedereen kan zich er iets bij voorstellen, maar niet duidelijk is wat het echt is. Het ondernemingsklimaat vindt zijn basis in bepalende elementen, zoals menselijk kapitaal, marktordening, ruimte, e.d. En net als bij het weerklimaat kan de vraag gesteld worden waarom een bepaalde factor in sommige gevallen meer of juist minder van invloed is. Daarbij kan het ondernemingsklimaat verschillende uitingen hebben. Dat betekent dat het ondernemingsklimaat op regionaal niveau uiteraard zal samenhangen met het klimaat op nationaal niveau, maar dat niet per se sprake hoeft te zijn van hetzelfde beeld. Juiste regiospecifieke factoren en begrenzingen kunnen het ondernemingsklimaat beïnvloeden en veranderen. Voor deze rapportage hanteren we de volgende definiëring van het begrip 'ondernemingsklimaat': Het samenspel van deels wel en deels niet door bedrijven beïnvloedbare factoren die medebepalend zijn voor bedrijven om te kunnen overleven, dan wel om te komen tot een zo goed mogelijke inrichting en ontwikkeling van hun bedrijfsvoering, hetgeen idealiter resulteert in een optimale en efficiënte inzet van de benodigde productiemiddelen en in een optimale benutting van de marktkansen. De bovengenoemde definitie van het ondernemingsklimaat vormt een kapstok voor de bepaling welke factoren relevant zijn voor de vaststelling van het ondernemingsklimaat. De definitie hanteert een aantal centrale elementen, te weten: − de benodigde productiemiddelen − de mogelijkheden om deze productiemiddelen optimaal en efficiënt in te zetten − de mogelijkheden om marktkansen te benutten − samenspel van deels wel en deels niet door bedrijven beïnvloedbare factoren. Ten aanzien van de benodigde productiemiddelen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan factoren als: de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel, beschikbaarheid van kennis en de toegankelijkheid van kennisbronnen, en de beschikbaarheid van bedrijfsruimten. Als we praten over de mogelijkheden om productiemiddelen als arbeid, kapitaal en kennis optimaal in te zetten, denken we aan factoren als fysieke bereikbaarheid, beleidsmatige ondersteuning, fiscaal beleid en regulering. Ook de leefomgeving en veiligheid spelen hierbij een - zij het meer indirecte - rol. De mogelijkheden om marktkansen te benutten zijn zowel zichtbaar in feitelijke als in kritische factoren. Voorbeelden van feitelijke factoren zijn bijvoorbeeld het percentage bedrijven dat nieuwe producten ontwikkelt en de samenwerkingsgraad onder bedrijven. Voorbeelden van kritische factoren zijn het bezit van voldoende marktkennis en aandacht voor de commercialisering van kennis. Bij deels wel en deels niet door bedrijven beïnvloedbare factoren kan worden gedacht aan enerzijds de factoren die wel door de ondernemer zelf kunnen worden beïnvloed zoals de persoonlijke drijfveren van de ondernemer en het bedrijfsresultaat. Onder factoren die niet door de ondernemer kunnen worden beïnvloed, of slechts in beperkte
7
mate, kunnen worden verstaan: de macro-economische gesteldheid, zoals de stand van de conjunctuur en de prijs van productiefactoren, maar ook de rol van de overheid zoals wet- en regelgeving. Er zijn veel verschillende factoren van invloed op het ondernemingsklimaat. Het gaat in het kader van dit onderzoek te ver om al deze indicatoren uitputtend aan de orde te laten komen, daarom is er een keuze gemaakt. In onderstaande figuur staat schematisch weergegeven welke factoren worden besproken. Deze figuur vormt de leidraad voor de opbouw van dit hoofdstuk. figuur 1
Schematische weergave regionaal ondernemingsklimaat
Economische conjunctuur • econ. ontwikkelingen • productiestructuur • bedrijvendynamiek
De ondernemer zelf! • bedrijfsresultaten • persoonlijke drijfveren
Regionaal ondernemingsklimaat
Aanwezige productiemiddelen • menselijk kapitaal • kennis en innovatie • ruimte en infrastructuur
Overheidsbeleid • Rijk • provincie • gemeente
Bron: EIM, 2005.
In paragraaf 2.1 wordt de economische conjunctuur besproken. Aan de orde komen de economische ontwikkelingen per provincie, de productiestructuur en de bedrijvendynamiek. Paragraaf 2.2 behandelt de diverse productiefactoren: menselijk kapitaal, kennis en innovatie en ruimte en infrastructuur. In paragraaf 2.3 komt het overheidsbeleid in grote lijnen ter sprake. Uiteraard zal ingegaan worden op de Nota Ruimte die in 2005 is uitgekomen. De ondernemer zelf zal in de hoofdstukken 3 en 4 uitgebreid worden besproken. Naast de kenmerken en prestaties van de ondernemers, komen de bedrijfshuisvesting en het ondernemerschap aan bod.
2.1
Economische conjunctuur naar provincie
2.1.1 De economis che ontwikkelinge n De gemiddelde economische groei in Nederland was in de periode 1996-2000 met 3,8% zeer hoog te noemen. In de Europese Unie bedroeg in deze periode de groei gemiddeld 3,0%. Vanaf 2001 is de groei in Nederland sterk teruggevallen. De gemiddelde groei in de periode 2001-2003 bedroeg slechts 0,5%. Dit was circa 0,75 procentpunt lager dan gemiddeld in de Europese Unie het geval was. De economische ontwikkeling
8
in Nederland in 2003 kan aangeduid worden als een flinke recessie. Inmiddels is sprake van een licht herstel. De Nederlandse economie is in 2005 met 1,1 procent gegroeid, dat is minder dan de groei van 1,7 procent in 2004, maar ruim boven de cijfers voor de jaren 2002-2003. In het eerste kwartaal van 2006 is de Nederlandse economie flink gegroeid. Het bruto binnenlands product (BBP) was 2,9 procent hoger dan een jaar eerder. Ook provincies zien omslag in economische groei Dat er vanaf 2001 sprake is van een belangrijke omslag in de ontwikkeling van de economische groei blijkt ook duidelijk op provinciaal niveau. Echter sinds 2004 is er in de meeste provincies weer sprake van herstel. tabel 1
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) per provincie; volumemutaties ten opzichte van het voorgaande jaar, 2002-2004
provincie
2002
2003
2004
Groningen
2,8
1,4
3,8
Friesland
-1,5
-0,9
0,8
Drenthe
0,5
-1,1
0,5
Overijssel
-0,5
0,1
1,4
Flevoland
1,6
2,4
3,4
Gelderland
-0,7
-0,2
1,2
Utrecht
-1,1
-1,8
1,8
2,5
0,7
1,9
-0,6
0,5
1,5
3,9
0,3
0,1
-1,0
0,2
1,3
Limburg
1,2
-0,3
1,1
Nederland
0,2
0,0
1,7
Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant
Bron: CBS, 2005.
De provincie Flevoland had in 2004 een aanzienlijk hogere economische groei dan de rest van het land. Terwijl de Nederlandse economie groeide met 1,7%, bedroeg de economische groei van Flevoland 3,4%. Ook Groningen had een hoog groeicijfer (3,8%). Dit wordt veroorzaakt door de gaswinning in deze provincie. Noord-Holland zit iets boven het gemiddelde. Binnen deze provincie springt Haarlemmermeer met onder 1 meer Schiphol eruit met een groei van 4,3%. Zeeland had met 0,1% de laagste groei . Omvang Bruto Binnenlands Product per provincie Een belangrijk macro-economisch kengetal vormt het Bruto Binnenlands Product (BBP), de toegevoegde waarde tegen marktprijzen. In Nederland bedroeg het BBP in 2004 € 488.642 miljoen; per hoofd van de bevolking komt dit gemiddeld neer op € 30.055. De provincies Utrecht, Groningen en Noord-Holland hebben het hoogste BBP per hoofd
1
CBS (2005), Persbericht PB05-117 Economie Flevoland en Haarlemmermeer meest gegroeid, Voorburg.
9
van de bevolking. De provincies Noord- en Zuid-Holland hebben het grootste aandeel in het totale BBP, daar heeft men relatief ook de meeste inwoners. tabel 2
Bruto binnenlands product per provincie, 2003 bruto binnenlands
aandeel in het totale
bruto binnenlands pro-
product per provincie
bruto binnenlands
duct per hoofd van de
provincie
(mln. euro)
product (%)
bevolking (1.000 euro)
Groningen
19.841
4
35
Friesland
15.007
3
24
Drenthe
11.074
2
23
Overijssel
27.734
6
25
Flevoland
7.418
2
21
Gelderland
48.319
10
25
Utrecht
41.144
9
36
Noord-Holland
88.647
19
35
102.841
22
30
Zeeland
10.035
2
27
Noord-Brabant
70.043
15
29
Limburg
30.076
6
26
476.349
100
29
Zuid-Holland
Nederland Bron: CBS, 2006.
2.1.2 De economis che structuur Aantal bedrijfsvestigingen per provincie Op 1 januari 2005 waren er in ons land ongeveer 696.000 ondernemingen actief in het bedrijfsleven. Het merendeel van deze ondernemingen (circa 690.000 ofwel 99%) is actief in het MKB. Het grootste aantal bedrijven is in de provincies Noord- en ZuidHolland gevestigd. Groningen, Drenthe, Flevoland en Zeeland kennen het kleinste aantal vestigingen. In tabel 3 wordt per provincie het aantal bedrijfsvestigingen weergegeven. Hierbij wordt een uitsplitsing gemaakt naar omvang, gemeten in aantal werkzame personen (incl. de directeur/eigenaar).
10
tabel 3
Aantal bedrijfsvestigingen* per provincie per 1 januari 2005 bedrijvendichtheid
provincie
totaal
% v.h. totaal aantal vesti-
(aantal vestigingen per
gingen in Nederland
1.000 inwoners)
Groningen
28.250
2,9
49
Friesland
34.055
3,5
55
Drenthe
24.716
2,5
51
Overijssel
57.078
5,8
52
Flevoland
20.721
2,1
57
113.761
11,5
58
78.999
8,0
68
Noord-Holland
189.158
19,2
73
Zuid-Holland
205.193
20,8
59
21.625
2,2
57
152.001
15,4
63
60.212
6,1
53
Gelderland Utrecht
Zeeland Noord-Brabant Limburg Nederland
985.769
100
61
* De gegevens zijn gebaseerd op het handelsregister van de Kamer van Koophandel, dit betekent dat de overheid ontbreekt, de landbouw en visserij slechts voor een deel zijn opgenomen en de vrije beroepen (artsen, advocaten, kunstenaars e.d.) merendeels niet. Ook de groep 'zakelijk beheer' (holdings e.d.) is buiten beschouwing gelaten. Bron: Kamer van Koophandel: branche-informatie, 2005.
De provincies Noord-Holland en Utrecht worden gekenmerkt door een hoge bedrijvendichtheid, dit in tegenstelling tot de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel en Limburg. Deze laatste provincies kennen juist een lage bedrijvendichtheid. Productiestructuur per provincie De verschillen in economische ontwikkelingen kunnen onder meer worden verklaard vanuit de productiestructuur. Figuur 2 geeft een beeld van de productiestructuur in de verschillende provincies. Zo zijn de provincies Noord-Brabant en Limburg sterk gericht op de industrie. De industrie is relatief conjunctuurgevoelig, mede door de sterke oriëntatie op het buitenland. In de provincie Flevoland daarentegen is de industrie veel minder belangrijk. Deze provincie wijkt qua groeicijfers ook duidelijk af van het landelijke gemiddelde. In de provincie Flevoland, maar ook in Utrecht is de zakelijke dienstverlening sterk vertegenwoordigd. Deze sector ontwikkelt zich relatief stabiel en is daarmee conjunctuurdempend.
11
figuur 2
Groningen
2
25
Friesland
5
Drenthe
5
Utrecht 1
3
Noord-Brabant
3
Limburg
3
Nederland
3 0%
2
13
2
5
14
2
26
8
20
2 3
23
21
2
2
5
12
8
landbouw
industrie + openbare nutsbedrijven
40% bouw
9 2
handel
7 2
2
16
4
5
14
12
23
12
20
14
27 60%
horeca
2
7
8
50%
13 27
11 5
11
15
9 6
30%
17
35 2
40
20%
16
39
11
7
16
25
7
37
10%
21 30
51
27
6
5
12
7
24
10
8
4
Zeeland
10
15
27
5
2
10 8
34
18
9
18
16
8 9
32
15
Noord-Holland 1
1
9
28
3
Gelderland
7
26
6
Flevoland
Zuid-Holland
5
3
Overijssel
Productiestructuur per provincie, 2003
70%
transport en communicatie
15 80%
90%
dienstverlening
100% overige
Bron: CBS, 2005.
De verschillen in de economische structuur tussen de regio's in ons land zijn de afgelopen twintig jaar steeds kleiner geworden. De productiestructuur is in vrijwel alle regio's meer gediversifieerd en daardoor evenwichtiger dan in het verleden. In de jaren zestig en zeventig waren veel regio's nog sterk afhankelijk van één of enkele sectoren: landbouw, textiel, mijnbouw of scheepsbouw. Van die extreme afhankelijkheid is nu geen sprake meer. In de meeste regio's is daarvoor in de plaats een gevarieerde structuur van grotere en kleinere - vaak zeer gespecialiseerde - bedrijven in industriële en dienstverlenende sectoren gekomen. Bedrijvendynamiek per provincie Een belangrijke indicator van het economische klimaat betreft de bedrijvendynamiek. Bedrijvendynamiek heeft betrekking op verandering in de bedrijvenpopulatie. Het gaat daarbij enerzijds over de komst en anderzijds over het vertrek van vestigingen, maar ook om uitbreiding en inkrimping van bestaande bedrijven (zie ook: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid' – EIM, 2006). Aan de bedrijvenmutatie kan de aantrekkelijkheid van een provincie afgemeten worden als vestigingsplaats voor verschillende typen bedrijvigheid. De toetreding van bedrijven leidt tot nieuwe bedrijvigheid, terwijl de uittreding leidt tot het afstoten van bedrijvigheid. Nieuwe bedrijvigheid stimuleert bestaande bedrijven ook tot innovativiteit op straffe van marktverlies. In tabel 4 staat een overzicht van de oprichting en de opheffing van bedrijven per provincie. Het groeisaldo is het verschil tussen het aantal opgerichte bedrijven en het aantal opheffingen. De groeiquote is de groei uitgedrukt als percentage van het totale aantal bedrijven in die provincie.
12
Landelijk ligt de groeiquote op 4,3%. In met name Flevoland, Utrecht en Drenthe en Friesland ligt deze quote duidelijk hoger. De provincie Limburg kent de laagste groeiquote. tabel 4
Oprichting en opheffing naar provincie, 2004*
provincie
startend
overig opgericht
opheffingen
groeisaldo
groeiquote
Groningen
2.087
863
1.828
1.122
4,0
Friesland
2.231
1.039
1.590
1.662
4,9
Drenthe
1.805
902
1.465
1.242
5,0
Overijssel
3.737
2.205
3.311
2.631
4,6
Flevoland
1.803
1.242
1.707
1.338
6,5
Gelderland
7.236
3.920
6.329
4.827
4,2
Utrecht
5.613
2.768
4.417
3.964
5,0
Noord-Holland
12.064
7.807
11.897
7.974
4,2
Zuid-Holland
13.371
8.458
13.218
8.611
4,2
Zeeland
1.570
556
1.135
991
4,6
Noord-Brabant
9.738
5.322
8.941
6.119
4,0
Limburg
4.116
1.702
3.587
2.231
3,7
65.353
36.784
59.425
42.712
4,3
Nederland
* De gegevens zijn gebaseerd op het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Dit betekent dat de overheid ontbreekt, de landbouw en visserij slechts voor een deel zijn opgenomen en de vrije beroepen (artsen, advocaten, kunstenaars e.d.) merendeels niet. Ook de groep 'zakelijk beheer' (holdings e.d.) is buiten beschouwing gelaten. Bron: ERBO, 2005.
Aandeel van de provincies in de werkgelegenheid In tabel 5 staat het aandeel van de provincies in de nationale werkgelegenheid weergegeven. Hierbij is als maat gebruikt het aantal banen van werknemers. Een baan is een werkkring van een werknemer. Als iemand meer dan één werkkring heeft, telt elke werkkring als een afzonderlijke baan. De omvang van de werkgelegenheid hangt uiteraard sterk samen met het aantal bedrijven dat in een provincie is gevestigd. De provincies Noord- en Zuid-Holland hebben het hoogste aandeel in de nationale werkgelegenheid. In deze provincies is ook het aantal bedrijven het grootst. Groningen, Drenthe, Flevoland en Zeeland kennen het kleinste aantal vestigingen. Samen met Friesland hebben deze provincies ook het laagste aandeel in de werkgelegenheid. Zoals eveneens uit tabel 5 blijkt zijn er twee provincies, te weten Utrecht en NoordHolland, waar het aantal banen groter is dan de omvang van de beroepsbevolking (1564 jaar). In Flevoland is de beroepsbevolking duidelijk veel groter dan het aantal banen, veel van inwoners uit Flevoland zullen hun werk dus buiten de eigen provincie moeten zoeken.
13
tabel 5
Aandeel van de provincies in de nationale werkgelegenheid, 2003
provincie
aantal banen (x 1.000)
aandeel in de nationale
aantal banen/beroeps-
werkgelegenheid (%)
bevolking
Groningen
227,3
3
0,92
Friesland
231,6
3
0,84
Drenthe
171,3
2
0,81
Overijssel
457,2
7
0,93
Flevoland
112,0
2
0,66
Gelderland
787,2
11
0,90
Utrecht
581,3
8
1,05
Noord-Holland
1.237,0
18
1,01
Zuid-Holland
1.503,7
22
0,95
138,7
2
0,88
1.042,5
15
0,94
453,4
7
0,90
6.994,7
100
Zeeland Noord-Brabant Limburg Nederland Bron: CBS, 2005.
2.2
Aanwezige productiemiddelen per provincie In deze paragraaf zullen de belangrijkste productiemiddelen worden besproken: − menselijk kapitaal − kennis (en innovatie) − ruimte en infrastructuur.
2.2.1 Mense lijk kapitaal Mensen vormen de motor van elke economie. Op macro-economisch niveau wordt menselijk kapitaal als de belangrijkste factor voor economische groei beschouwd, terwijl het op bedrijfsniveau als belangrijkste bron voor concurrentievoordelen geldt. Recente technologische ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechno1 logieën (ICT) hebben het belang van menselijk kapitaal alleen maar doen toenemen . Participatie op de arbeidsmarkt Een factor die medebepalend is voor de economische ontwikkelingsmogelijkheden is het aanbod van beschikbare arbeidskrachten. Een belangrijke vraag is hoe de vergrijzing van de Nederlandse bevolking haar weerslag heeft op het toekomstige aanbod van arbeidskrachten. Indien de participatiegraad niet verandert, zal Nederland binnen enkele jaren geconfronteerd worden met een afnemende beroepsbevolking.
1
Kok, J.M.P. de (2003), Human resource management within small and medium-sized enterprises, Tinbergen Institute Research Series 313, Thela Thesis, Amsterdam.
14
Het vergroten van de arbeidsparticipatie is voor de Nederlandse economie van groot 1 belang . Ouderen, vrouwen en laagopgeleiden nemen minder vaak deel aan betaalde arbeid. In Nederland wonen ruim 16 miljoen mensen. De provincies Zuid-Holland, NoordHolland, Noord-Brabant en Gelderland hebben het grootste aantal inwoners. Het deel van de bevolking, dat deelneemt aan het arbeidsproces is in grote lijnen de leeftijdsgroep van 15 tot 65 jaar. In de analyse worden degenen die jonger zijn dan 15 jaar en degenen die ouder zijn dan 65 jaar buiten beschouwing gelaten. De beroepsbevolking is het deel van de bevolking van 15 tot 65 jaar dat bestaat uit: − personen die ten minste 12 uur per week werken, en − personen die werk hebben aanvaard waardoor ze ten minste 12 uur per week gaan werken, en − personen die verklaren ten minste 12 uur per week te willen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor ten minste 12 uur per week te vinden. De bruto arbeidsparticipatie (het deel van de bevolking tussen de 15 en 65 jaar dat tot de beroepsbevolking behoort) bedroeg in Nederland in 2004 69%. Flevoland, Utrecht en Noord-Holland kennen een duidelijk hogere bruto participatiegraad. Groningen, Friesland, Overijssel en Zeeland zitten relatief laag ten opzichte van de Nederlandse bruto participatiegraad. Het werkloosheidspercentage (het deel van de beroepsbevolking dat niet of minder dan 12 uur per week werkt) is in 2004 relatief sterk gestegen. De provincies Groningen, Drenthe en Flevoland kennen een relatief hoog werkloosheidspercentage. tabel 6
Aantal inwoners, beroepsbevolking en werkzaamheid, 2004 aantal inwoners
omvang beroeps-
bruto
werkloosheids-
provincie
(per 1 januari 2005)
bevolking (x 1.000)
participatiegraad
percentage
Groningen
575.072
253
65.4
8,5
Friesland
642.977
279
66.6
6,9
Drenthe
483.369
210
68.0
7,8
Overijssel
1.109.432
480
66.4
6,4
Flevoland
365.859
174
72.0
8,1
Gelderland
1.972.010
873
67.9
6,0
Utrecht
1.171.291
582
71.0
5,4
Noord-Holland
2.599.103
1.230
70.4
6,3
Zuid-Holland
3.458.381
1.578
68.7
6,3
379.978
161
66.6
5,0
2.411.359
1.103
68.8
6,2
1.136.695
506
67.2
6,8
16.305.526
7.398
68.6
6,4
Zeeland Noord-Brabant Limburg Nederland totaal Bron: CBS, 2005.
1
Arbeidsinspectie (2003), Jaarplan 2004, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag.
15
2.2.2 Ke nnis e n innovatie Innovatie is voor ondernemingen een belangrijke concurrentiefactor. Innovatie is de invoering van iets nieuws, van nieuwe ideeën, goederen, diensten en praktijken. Het proces van innovatie draait om het aanpakken van dingen op een nieuwere manier dan voorheen. Innovatie wordt nog wel eens gezien als technische verbeteringen, maar dat is een te beperkte definitie. Ook in bijvoorbeeld management of marketing kan innovatie plaatsvinden. Het op de juiste manier toepassen van een (nieuw) product is vaak een even zo grote innovatie als het product zelf. Innovatie wordt door de overheid als noodzaak gezien om economische groei te waarborgen. Dit is vastgelegd in de Lissabon-strategie van de Europese Unie en het Nederlandse Innovatieplatform waarvan premier Jan Peter Balkenende voorzitter is. Naast het generieke beleid van de regering werken decentrale overheden aan het regionale vestigingsklimaat. In 2006 zal op kleine schaal worden begonnen met de gebiedsgerichte programma's om de innovatiekracht te versterken, waarna het in 2007 1 volledig van start zal gaan . De bestedingen aan research & development (R&D) vormen een van de indicatoren van de innovatiekracht van een regio. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat innovatie meer is dan R&D. In industriële sectoren is R&D zeer gebruikelijk, maar voor het brede MKB is het een minder geschikte indicator. Het merendeel van het MKB besteedt namelijk geen expliciete aandacht aan R&D. In hoofdstuk 5 zal aandacht worden geschonken aan innovatie van het MKB; daar komen andere indicatoren aan bod. Van de totale Nederlandse uitgaven aan R&D komt een kwart voor rekening van de provincie Noord-Brabant. Die is hiermee koploper in Nederland. Nog veel sterker geldt dat voor de bedrijfsuitgaven aan R&D: na de bijna 40% voor koploper Noord-Brabant is er een aandeel van 15% voor de nummer twee: Noord-Holland. Uiteraard legt de R&D van Philips en ASML daarbij een groot gewicht in de schaal. Wat betreft R&D van universiteiten en in het bijzonder researchinstellingen bevindt de provincie Noord-Brabant zich in de achterhoede. De Randstad en Gelderland zijn hier goed voor driekwart van de uitgaven (en de personeelssterkte).
2.2.3 Ruimte Voor de productie van goederen en diensten hebben bedrijven naast kapitaal en arbeid ook ruimte nodig. Wanneer we denken aan ruimte voor bedrijven, denken we niet alleen aan de vierkante meters die nodig zijn om bedrijven te kunnen huisvesten, maar ook aan de kwaliteit van de bedrijfslocaties, de aantrekkelijkheid van bepaalde regio's, de doelmatigheid van het wegennet en de mogelijkheden voor digitale communicatie. Deze laatste twee onderwerpen zullen in de volgende subparagraaf (2.2.4) 'infrastructuur' aan de orde komen. Bedrijfslocaties In deze paragraaf onderscheiden we drie typen bedrijfslocaties, te weten: bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkellocaties. Dit zijn de formele bedrijfslocaties (die ook in de statistieken als zodanig erkend worden); zij functioneren naast de vele solitaire bedrijfslocaties. Voor de provincies ligt de focus op de aansluiting van de vraag naar en
1
EZ (2005), Persbericht Ministerie van Economische Zaken, '9 miljoen euro voor gebiedsgerichte innovatie', 14 september 2005.
16
het aanbod van bedrijfsruimte op deze locaties. Met andere woorden: hoe aantrekkelijk is een bepaalde provincie voor het Nederlandse bedrijfsleven? Bedrijventerreinen Onder een bedrijventerrein wordt verstaan een terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door een of meer bedrijven uit de sectoren industrie, handel, nijverheid en/of commerciële en niet-commerciële dienstverlening. De omvang van het oppervlak van bedrijventerreinen in Nederland bedroeg in 2003 bij1 na 65.000 hectare (netto oppervlak) . Veruit het grootste deel van deze bedrijventerreinen staat in het IBIS (Integraal Bedrijventerreinen Informatiesysteem) te boek als gemengd terrein (64%) of zeehaventerrein (18%). In Nederland is 16% van alle bedrijventerreinen uitgeefbaar. Hiervan is de helft (8%) terstond beschikbaar, dat wil zeggen op korte termijn. De andere helft is dus niet terstond uitgeefbaar; hierbij kan worden gedacht aan terreinen waarvoor de onteigeningsprocedures of het bouwrijp maken van de percelen door de gemeente nog niet zijn afgerond. De provincies Groningen en Flevoland hebben relatief het grootste deel uitgeefbare oppervlakte. Ongeveer 30% van hun oppervlakte aan bedrijventerreinen is uitgeefbaar. In Zuid-Holland en Noord-Brabant is dit aandeel het laagst (ongeveer 10%). Wanneer gekeken wordt naar de hoeveelheid hectaren, dan heeft Noord-Holland de grootste hoeveelheid uitgeefbare hectaren. figuur 3
Beschikbare en terstond uitgeefbare oppervlakte op alle bedrijventerreinen per provincie, per 1 januari 2003
14.000
12.000
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0 Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
terstond uitgeefbaar oppervlak
Flevoland
Gelderland
Utrecht
uitgeefbaar oppervlak
NoordHolland
ZuidHolland
Zeeland
NoordBrabant
Limburg
totaal aan bedrijventerreinen
Bron: Etin, 2003.
Uiteraard gaat het niet alleen om de vraag of de hoeveelheid bedrijventerreinen toereikend is voor de gewenste economische ontwikkeling in de provincie, maar ook of de kwaliteit van de bedrijventerreinen aansluit bij de vraag vanuit het bedrijfsleven. Verou-
1
IBIS, 2004.
17
dering is een van de indicatoren voor de (slechte) kwaliteit, en herstructurering is een van de indicatoren voor de kwaliteitsverbetering. In het Actieplan Bedrijventerreinen van het Ministerie van Economische Zaken wordt aangegeven dat ruim 21.000 hectare, dat wil zeggen ruim 20% van de oppervlakte aan bedrijventerreinen, verouderd is. Veel van deze terreinen liggen in Noord-Brabant en Zuid-Holland. Kantoorlocaties In 2004 bedroeg de totale kantoorvoorraad in Nederland ongeveer 42 miljoen vierkante meter. Een kantoor is een gebouw waarin werkzaamheden worden uitgevoerd die voornamelijk zijn gericht op (administratieve) verwerking van informatie en niet op vervaardiging, bewerking en/of opslag van goederen. Tien jaar geleden bedroeg de kantorenvoorraad nog 'slechts' 31 miljoen, hetgeen betekent een toename van maar liefst 35%. Een zeer belangrijk deel van de Nederlandse kantorenvoorraad bevindt zich in de Randstad (65%). De Nederlandse kantorenmarkt bevond zich de afgelopen jaren in zwaar weer. De economische malaise heeft hier haar weerslag gehad, met als gevolg een forse vraaguitval: een terugval van de uitbreidingsvraag en van 'het huren op de groei'. Met name door de sterk tegenvallende groei in de informatie- en telecommunicatiesector staan er momenteel veel kantoren leeg. Uit het jaarlijkse rapport Cijfers in perspectief van DTZ Zadelhoff blijkt dat de kantorenmarkt in 2005 weer voorzichtig overeind krabbelt. De opname van kantoorruimte is in 2005 met 15% gestegen tot 1,6 miljoen vierkante meter, vooral dankzij huurders uit de ICT-sector en de zakelijke dienstverlening. DTZ Zadelhoff pleit voor drastische maatregelen om orde te scheppen op de kantorenmarkt. Voor kantoren die moeilijk te verhuren zijn, lijkt sloop of ombouw tot woningen de enige oplossing. Het aanbod van kantoorruimte is het afgelopen jaar wederom toegenomen tot een niveau van ongeveer 5 miljoen vierkante meter. Dit is zo'n 12% van de totale kantorenvoorraad in Nederland. In onderstaande tabel staat het aanbod van kantoorruimte per provincie weergegeven. tabel 7
Aanbod kantoorruimte per provincie
provincie
31-12-2004
31-12-2005
Groningen
68.600
112.000
Friesland
31.100
39.000
Drenthe
27.800
32.000
Overijssel
176.000
167.000
Flevoland
82.500
71.000
Gelderland
339.600
333.500
Utrecht
607.600
625.500
Noord-Holland
1.548.100
1.870.000
Zuid-Holland
1.071.355
1.219.500
Zeeland
16.800
10.000
Noord-Brabant
385.500
414.500
Limburg
108.500
137.000
4.463.455
5.031.000
Nederland Bron: Bak, 2006.
18
Samenhangend met de kwaliteit van kantoorruimte is de prijs. Bij een ruimer wordende kantorenmarkt en een toenemende leegstand zal de prijs gaan zakken. In 2003 is dit 2 inderdaad gebeurd, na een lange periode van stijgende prijzen per m . Vanaf 2005 zijn de huurprijzen gestabiliseerd. In dat jaar bedroeg de gemiddeld gewogen huurprijs voor kantoorruimte € 144 per vierkante meter per jaar. De provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Zeeland hebben gemiddeld de laagste huurprijzen. Utrecht, Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant zijn het duurst. De hoogste huurprijs in Nederland werd in 2005 betaald voor een vierkante meter in Schiphol Centrum. De huurprijzen hier lagen tussen € 195 en € 370 per vierkante meter per jaar. Winkellocaties In Nederland zijn in totaal ruim 2.500 winkelgebieden of -concentraties. Deze winkelgebieden nemen 68% van het totale winkelvloeroppervlak, dat in 2004 bijna 25 miljoen 2 m bedroeg, voor hun rekening. Het winkelareaal is in de afgelopen decennia fors toegenomen. De sterke toename van onze welvaart in combinatie met een forse groei van de bevolking zijn hiervoor een belangrijke impuls geweest. 2 Inmiddels is er in Nederland per hoofd van de bevolking gemiddeld 1,5m winkelvloeroppervlak beschikbaar (tabel 8). Daarmee behoort ons land binnen Europa tot de absolute koplopers en dit ondanks de druk op de schaarse ruimte. Regionaal zijn er wel verschillen te constateren. In de meer landelijke provincies ligt de beschikbare winkelruimte aanzienlijk hoger dan in de sterk verstedelijkte provincies. Verschillen doen zich vooral 1 voor in het segment non-food . tabel 8
Verkoopvloeroppervlak (vvo) per provincie, 2004 vvo (x 1.000 m²)
provincies
food
non-food
vvo in m² per inwoner totaal
food
non-food
totaal
Groningen
202
751
953
0,4
1,3
1,7
Friesland
239
824
1.063
0,4
1,3
1,7
Drenthe
162
658
820
0,3
1,4
1,7
Overijssel
421
1.635
2.056
0,4
1,5
1,9
Flevoland
92
350
442
0,3
1,0
1,2
Gelderland
624
2.532
3.156
0,3
1,3
1,6
Utrecht
304
1.280
1.584
0,3
1,1
1,4
Noord-Holland
800
2.890
3.690
0,3
1,1
1,4
Zuid-Holland
933
3.665
4.598
0,3
1,1
1,3
Zeeland
142
551
693
0,4
1,5
1,8
Noord-Brabant
709
3.146
3.855
0,3
1,3
1,6
Limburg
406
1.528
1.934
0,4
1,3
1,7
5.034
19.810
24.844
0,3
1,2
1,5
Nederland
Bron: CBS, RPB en Locatus.
1
MKB-Nederland (2004), Ruimte voor het Midden- en Kleinbedrijf, het lef om te kiezen! Visie van MKB-Nederland op de ruimtelijke inrichting van Nederland tot 2020, Delft.
19
De vloerproductiviteit is in de afgelopen jaren afgenomen. De groei van het winkeloppervlak was groter dan de welvaartsgroei en de toename van de bevolking. Deze tendens zal alleen nog maar worden versterkt; door de groeiende internetverkopen zal de 2 omzet per m in reële zin nog verder afnemen. De totale leegstand in Nederland bedraagt nu 7% van het aanbod, ofwel 1,6 miljoen vierkante meters. De leegstand betreft met name de zogenoemde B- en C-locaties. Een van de belangrijkste oorzaken van winkelleegstand is de kwaliteit van de locatie, waar1 onder de routing in winkelgebieden . Met andere woorden leegstand is een goede indiactor voor de kwaliteit van het winkelaanbod. figuur 4
Leegstand in winkels per provincie, gemeten in aantal verkooppunten en aantal vierkante meters, per 1 december 2005
2500 2309
2000
1596 1500
1129
1169
1106
1000 727 524 500
377
377
81
380
301 75
89
152
231 100
92
35
315
289
212
218
61
0 Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
aantal verkooppunten
Flevoland
Gelderland
Utrecht
NoordHolland
ZuidHolland
Zeeland
NoordBrabant
Limburg
aantal m2 (x.1000)
Bron: Locatus, 2005.
Figuur 4 geeft een momentopname weer, maar als een iets langere periode in acht wordt genomen (2001-2003), dan blijkt dat de provincie Limburg de grootste toename kent van structurele leegstand. De provincie Groningen daarentegen heeft de grootste afname van structurele leegstand. Mogelijke oorzaken voor de structurele leegstand in 2 Limburg zijn: te groot aanbod m ten opzichte van het aantal inwoners, concurrentie vanuit Duitsland, door euro minder Duitse aankopen en afname Limburgse bevolking. De provincies Utrecht, Friesland en Noord-Holland hebben relatief weinig structurele leegstand en deze neemt af in de tijd. De provincie Gelderland scoort nog onder het Nederlandse gemiddelde, maar daar neemt de structurele leegstand toe. De provincie 2 Flevoland kent nauwelijks structurele leegstand .
1
2
Locatus en RUG (2004), Winkels in de etalage, een analyse van langdurige leegstand in de Nederlandse hoofdwinkelgebieden, Woerden. Locatus en RUG (2004), Winkels in de etalage, een analyse van langdurige leegstand in de Nederlandse hoofdwinkelgebieden, Woerden.
20
2.2.4 Infrastructuur In deze subparagraaf staan de bereikbaarheid en de mobiliteit centraal. Een goede bereikbaarheid is immers een van de belangrijkste voorwaarden die binnenlandse en buitenlandse bedrijven aan hun (potentiële) bedrijfslocaties stellen. Daarnaast wordt de stand van zaken rondom de virtuele bereikbaarheid beschreven. De ICT-netwerken bepalen immers mede de aantrekkingskracht van de regio's. Mobiliteit 'Het wordt steeds drukker op de Nederlandse wegen' is een veel gehoorde uitspraak. Deze uitspraak wordt bevestigd door CBS-cijfers (zie tabel 9). Van 2003 naar 2004 is het indexcijfer van de verkeersintensiteit op het totale wegennet voor heel Nederland met 1 punt toegenomen. Deze toename wordt met name veroorzaakt op de autosnelwegen; op de provinciale wegen is tussen 2003 en 2004 in Noord-Nederland en West-Nederland zelfs een daling te constateren. tabel 9
Indexcijfers van de verkeersintensiteit (alle dagen; jaar 2000 = 100), 20022004 (en 2005)
jaar totaal wegennet
rijksautosnelwegen
provinciale wegen
Noord-Nederland
Oost-Nederland
West-Nederland
Zuid-Nederland
2002
106
105
104
104
2003
108
108
105
105
2004
109
109
105
106
2002
107
106
104
104
2003
111
108
105
106
2004
113
110
105
106
2005
116
112
106
111
2002
104
102
105
104
2003
105
101
106
102
2004
103
102
104
106
Bron: CBS, 2005.
Fysieke bereikbaarheid Een goede bereikbaarheid is een van de belangrijkste voorwaarden die binnenlandse en buitenlandse bedrijven aan hun (potentiële) bedrijfslocatie stellen. Het wordt in één adem genoemd met een andere voorwaarde, namelijk voldoende parkeergelegenheid. Een goede bereikbaarheid betekent zo min mogelijk tijd en dus geld kwijt zijn aan verplaatsingen. Files en omleidingen kunnen een grote kostenpost voor het bedrijfsleven vormen. De totale filezwaarte is in 2005 met 1% toegenomen ten opzichte van 2004. De filezwaarte was in 2004 sterk gegroeid (12,7%) waardoor de groei in 2005 uitgedrukt ten opzichte van het hoge niveau van 2004 beperkt bleef tot 1%. Het jaar 2004 was een piekjaar door meer wegwerkzaamheden dan normaal en ongunstig weer. De provincies Zuid-Holland, Noord-Holland, Noord-Brabant en Utrecht behoren tot de vier grootste fileprovincies van ons land. In tabel 10 staat de filetop-10 van 2005 weergegeven. De situatie bij de voormalige nummers 1 en 2 van de top van 2004, de A2 bij Everdingen en bij Culemborg, is in 2005 sterk verbeterd. Sinds december 2004 zijn er
21
drie in plaats van twee rijstroken beschikbaar op het traject Culemborg - Everdingen. Deze fileknelpunten komen niet meer in de top 10 van 2005 voor. tabel 10
Filetop-10 van 2005 filezwaarte
plaats 2005
plaats 2004
weg
omschrijving
file richting
1
2
A13
Delft Zuid - Rotterdam
Rotterdam
291
2
3
A10 Ring West
Westpoort - Coentunnel
Coentunnel
179
3
11
A2
Maarssen - Utrecht
Utrecht
136
4
7
A20
Rotterdam Centrum - Crooswijk
Gouda
124
5
55
A2
Zaltbommel - Hedel
's Hertogenbosch
122
6
5
A27
Knp. Gorinchem - Merwedebrug
Breda
121
7
13
A9
Knp. Rottepolderplein - Velsen
Alkmaar
121
8
4
A4
Roelofarendsveen - Hoogmade
Den Haag
118
(duizend km*minuut)
9
6
A1
Diemen - Muiden
Amersfoort
111
10
9
A9
Holendrecht - Diemen
Diemen
110
Bron: Filemonitor 2005, AVV.
2.2.5 Virtuele infra structuur Een belangrijke voorwaarde voor de kenniseconomie in Nederland is de beschikbaarheid van goede datanetwerken. Bedrijven die afhankelijk zijn van het internet vanwege hun bedrijfsvoering willen graag op een plek zitten waar de internetverbinding stabiel en breedbandig is. Nederland doet het op dit gebied goed. Doel van het ICT-beleid in Nederland is ervoor te zorgen dat ons land over een moderne 'state-of-the-art' ICT-infrastructuur blijft beschikken. Dat is een voorwaarde voor het functioneren van de economie. Stond voorheen een hoge penetratie van PC's en internetaansluitingen voor een moderne communicatiestructuur, nu zijn het de glasvezelbekabeling en breedbandtoepassingen. Bij Nederlandse bedrijven is niet alleen sprake van een toenemend gebruik van internet (groei aantal gebruikers en groei intensiteit van het gebruik), maar ook van een toenemende vraag naar eigen netwerkverbindingen tussen eigen locaties en goede verbindingen met partners in de keten. Een breedbandinfrastructuur betekent voor gemeenten derhalve een versterking van hun aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor bedrijven. Het is een enorme impuls voor de ontwikke1 ling van de stedelijke en regionale kenniseconomie . Er zijn in Nederland grote verschillen tussen gemeenten in breedbandaansluitingen. In veel gemeenten wordt nagedacht over ontsluiting met glasvezel van woonhuizen en bedrijventerreinen. Zeer concrete plannen zijn er slechts in een aantal gemeenten. In 2002 heeft het Ministerie van Economische Zaken € 6 miljoen beschikbaar gesteld voor een aantal regionale en lokale breedbandproeven. De kennis die in deze proeven werd opgedaan, is beschikbaar voor andere gemeenten. Het betreft proeven in de volgende gemeenten: Almere, Appingedam, Den Haag, Deventer, Groningen, Leeuwaren, Nijmegen en Utrecht. Marktpartijen vinden het nog te riskant om glasvezel aan te leggen, daarom willen gemeenten dit vaak zelf doen. Dit tot groot ongenoegen van de be1
Expertgroep Breedband (2002), Nederland Breedbandland; Gemeente Eindhoven (2003), Glasrijk Eindhoven.
22
staande spelers op de markt. Zo moest de gemeente Appingedam op last van de rechtbank stoppen met de aanleg en exploitatie van een eigen glasvezelnetwerk. Kabelexploitant Essent had een kort geding aangespannen omdat er volgens hen bij de aanleg van het netwerk sprake was van verkapte staatssteun aan commerciële bedrijven. Het grootste project loopt in de Eindhovense kenniswijk. Kenniswijk is een grootschalig experiment waar innovatieve breedbanddiensten en -infrastructuren worden getest en ontwikkeld in een gebied met 100.000 inwoners. In april 2004 waren er circa 1.2000 aansluitingen op breedband en 60 innovatieve diensten in ontwikkeling, waarvan er 20 voor consumenten beschikbaar waren. De virtuele infrastructuur verschilt nog sterk per plaats. Een aantal kleinere kernen beschikt nog nauwelijks over ADSL, terwijl de grotere steden al een begin hebben gemaakt met glasvezel. Marktpartijen vinden de aanleg van glasvezelinfrastructuur nog te kostbaar en zijn daarom terughoudend. De overheid wil sneller en veel gemeenten nemen daarom zelf initiatief om glasvezel aan te leggen. Kabelmaatschappijen zien dit als oneerlijke concurrentie. Hoewel de Nederlandse ambitie is om in 2010 tot de breedbandtop te behoren, lijkt de wetgeving dat momenteel nog tegen te werken.
2.3
Overheidsbeleid per provincie
2.3.1 Overhe ids bele id Rijk soverhe id In maart 2000 hebben de toenmalige regeringsleiders van de EU-15 tijdens de top in Lissabon een overeenkomst gesloten waarin het streven is opgenomen om Europa middels economische en sociale vernieuwing te leiden naar 's werelds meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in 2010. Eén van de sleutels voor de succesvolle uitwerking van deze strategie ligt in de regio. Deze notie zien we terug in allerlei beleidsdocumenten die recent zijn uitgebracht. De sturingsfilosofie van de beleidsnota's van het kabinet en de verschillende departementen karakteriseert zich enerzijds in het versterken van het economische fundament van Nederland en anderzijds in het wegnemen van knelpunten in het ondernemingsklimaat. Beide doelstellingen vinden hun vertaalslag op regionaal niveau. Het kabinet heeft een koerswijziging in het regionale beleid aangebracht door nationaal economisch rendement te willen halen uit specifieke regionale kansen waarbij versnippering van overheidsmiddelen en bestuurlijke inzet voorkomen moeten worden. In het voorjaar van 2005 is de Nota Ruimte aangenomen door de Tweede Kamer, waarmee het kabinet zijn ei heeft gelegd over de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie. In de nota worden vier algemene doelen gesteld in het ruimtelijke beleid: versterking van de Nederlandse economie en concurrentiepositie, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en waarborging van de veiligheid. Behalve door de grote aandacht voor de economie verschilt de Nota Ruimte ten opzichte van zijn voorgangers door het feit dat de centrale regie beperkt is tot het noodzakelijke en dat de rest wordt overgelaten aan de provincies en gemeenten. Hieronder worden enkele beleidslijnen uit de Nota opgesomd die de toekomstige ontwikkeling van de bedrijvigheid in de provincies sterk kunnen beïnvloeden: − Minder Haagse regels, meer ruimte voor decentrale afwegingen, meer 'ontwikkelingsplanologie' en minder 'toelatingsplanologie'.
23
−
−
−
−
−
−
−
Meer aandacht voor de drie lagen waaruit onze ruimte is opgebouwd: ondergrond (water, bodem en leven), netwerken (alle vormen van zichtbare en onzichtbare infrastructuur) en occupatie (ruimtelijke patronen ten gevolge van menselijk gebruik). Er worden zes nationale stedelijke netwerken en 13 (grotendeels in deze netwerken gelegen) economische kerngebieden onderscheiden. De netwerken zijn: - Randstad Holland - Brabantstad - Zuid-Limburg - Twente - Arnhem-Nijmegen - Groningen-Assen De economische kerngebieden buiten de netwerken zijn: - Wageningen-Ede-Veenendaal-Rhenen - Venlo - Vlissingen-Kanaalzone De ontwikkeling van deze bundelinggebieden krijgt de hoogste prioriteit. Bijzonder aandacht voor de economische ontwikkeling van de 'mainports' Schiphol en Rotterdamse haven, de 'brainport' Eindhoven-Zuid-Brabant (en andere kennisen innovatieclusters) en de 'greenports' Zuid-Hollandse glasdistrict, Aalsmeer, Venlo, Bollenstreek en Boskoop. Het ruimtelijke beleid richt zich op de hoofdverbindingsassen tussen de genoemde stedelijke netwerken en tussen de mainportregio's, en met name op de zogenoem1 de triple-A verbindingen (A2, A4 en A12) . Nieuwe bebouwing voor verstedelijking en economische activiteiten moet zo veel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied (verdichting) tot stand komen, of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Verruimde mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied. Vrijkomende bebouwing in het landelijke gebied kan worden omgezet in woonbestemming of vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Decentralisatie van het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen.
De versterking van de concurrentiepositie van Nederland wordt uitgewerkt in de beleidsnotitie 'Pieken in de Delta' van het Ministerie van Economische Zaken. Hierin worden de zes economische gebieden in ons land benoemd. − Noord-Nederland wordt gezien als de schakel tussen de Randstad en NoordoostEuropa. Een nieuw perspectief voor het Noorden is een grotere oriëntatie op Duitsland en de Oostzeelanden. − Oost-Nederland moet zijn kennisconcentraties benutten rond de universiteiten in Twente, Nijmegen en Wageningen. Veelbelovend lijkt het 'Valley-concept' te zijn: Food-Valley (Wageningen/Gelderse Vallei), Health Valley (Arnhem/Nijmegen) en de Technology Valley (Twente). − De noordvleugel van de Randstad en regio Utrecht zullen zich meer moeten richten op internationale zakelijke dienstverlening en hoogwaardige logistieke activiteiten. Verdere groei van Schiphol wordt als een vereiste gezien. − De zuidvleugel van de Randstad moet werken aan een nieuw economisch elan door het scheppen van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor ondernemingen en burgers. De haven van Rotterdam is in dit gebied de belangrijkste troef met een extra fysieke ruimte (aanleg Tweede Maasvlakte en Hoekse Waard).
1
Dit is uitgewerkt in de Nota Mobiliteit.
24
−
−
Zuidwest-Nederland moet meer gaan profiteren van zijn strategische ligging tussen de wereldhavens Rotterdam en Antwerpen. Hier wordt met name het MKB genoemd, dat door het versterken van relaties met grote internationale bedrijven de productiviteit van deze regio kan verhogen. Zuidoost-Nederland moet uitgroeien tot een technologische topregio. Een betere samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen zal de innovatieve kracht in deze regio moeten versterken, waarbij ook samenwerking met de grensstreken in België en Duitsland benut kan worden.
2.3.2 Overhe ids bele id la gere overhe de n Provincies Een belangrijke voorwaarde voor de succesvolle toepassing van zowel het economische gedachtegoed als de ontwikkelingsplanologie is voor het midden- en kleinbedrijf dat ruimtelijke plannen, zoals streekplannen, provinciale omgevingsplannen, reconstructieplannen, structuurvisies en bestemmingsplannen aansluiten bij de visie die is verwoord in de Nota Ruimte. In de afgelopen paar jaar zijn veel ruimtelijke plannen vastgesteld op basis van de voorgaande Vierde Nota Ruimtelijke Ordening. In Bijlage II staat een overzicht van de ruimtelijke plannen op provincieniveau. Gemeenten Gemeenten willen een sterke lokale economie. Hierbij zijn werkgelegenheidsdoelstellingen veelal leidend. Om hun vestigingsklimaat zo aantrekkelijk mogelijk te houden of te maken zetten zij diverse instrumenten in. De belangrijkste daarvan is het bestemmingsplan. Daarnaast is de rol die de gemeenten op de grondmarkt spelen een belangrijk sturingsinstrument (m.n. als aanbieder via de grondprijs). Andere wegen om bedrijvigheid te behouden en te werven zijn de zorg voor een voldoende en kwalitatief goed aanbod van bedrijfsruimten, beschikbaarheid van arbeidskrachten, goede bereikbaarheid ofwel geen congestie, een innovatief klimaat, een prettig woonklimaat, een gunstig fiscaal klimaat etc. Toch is het niet zo dat gemeenten elkaar op alle fronten beconcurreren. Er vindt specialisatie op bedrijfsactiviteiten plaats. Zo zijn er typische industriesteden (bijv. Tilburg, Zaanstad), kennissteden (bijv. Eindhoven techniek, Nijmegen medisch), media- en cultuursteden (bijv. Hilversum, Amsterdam). Vaak is de basis hiervoor al gelegd in de historie. Het MKB krijgt in het gemeentelijke beleid en de uitvoering daarvan steeds meer expliciete aandacht. Het MKB is - vooral bij de grotere gemeenten - niet langer meer verscholen achter de andere beleidsthema's of sectoren. In Utrecht bijvoorbeeld vormt het MKB de vierde speerpunt in het selectieve gemeentebeleid. In Den Haag heeft het MKB zijn eigen plaats in Nieuw Laakhaven. 1 Uit EIM-onderzoek is gebleken dat voor 98% van de gemeenten MKB-ondernemingen 'belangrijk tot zeer belangrijk' zijn. Het merendeel van de gemeenten (57%) voert dan ook een vestigingsbeleid dat naar hun zeggen specifiek gericht is op MKBondernemingen. Hierin blijken enige regionale verschillen te bestaan, zoals figuur 5 laat zien. De gemeenten in Zuid-Nederland hebben het vaakst een specifiek MKB-beleid (70%) en de gemeenten in Noord-Nederland het minst vaak (44%).
1
EIM (2002), Een warmer vestigingsklimaat voor het MKB?, Zoetermeer.
25
figuur 5
Aandeel van gemeenten met een specifiek MKB-vestigingsbeleid per regio (in % van het totaal aantal gemeenten in de betreffende regio)
Province
COUNTRY
Noord-Nederland Oost-Nederland Zuid-Nederland West-Nederland
NL NL NL NL
0
50
100
kilometers
aandeel wel mkb-beleid aandeel geen mkb-beleid
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2002.
Regionale samenwerkingsverbanden Tussen provincies en gemeenten zitten tal van overleg- en samenwerkingsorganen, waarin een aantal gemeenten uit een bepaalde regio en veelal ook de provincie waarin de regio gelegen is vertegenwoordigd zijn. Het weekblad Elsevier inventariseerde in 2005 60 samenwerkingsorganen, waaronder Stadsgewest Haaglanden, Stadsregio Rotterdam, Regionale Samenwerking Amsterdam, Holland Rijnland, Regio Zuid-Holland Zuid, Ruimtelijke Ordening en Milieu Rijnmond, Regio Randstad Utrecht, Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland, Gewest Gooi- en Vechtstreek en Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee. Plannen en ontwikkelingen met te verwachten bovenlokale ruimtelijke effecten worden in deze regionale samenwerkingsverbanden afgestemd. Hiermee wordt onder meer voorkomen dat gemeenten elkaar beconcurreren en als gevolg daarvan een overaanbod van voorzieningen ontstaat. Ook worden op dit schaalniveau structuurvisies voor de (middel)lange termijn ontwikkeld die de kaders aangeven waarbinnen de deelnemende gemeenten zich kunnen ontplooien. De samenwerking op regionaal niveau staat nog in de kinderschoenen, maar begint toch steeds meer vorm te krijgen.
26
2.4
Samengevat tabel 11
Het ondernemingsklimaat in de regio, samengevat*
provincie
economie
werkgelegenheid
bedrijvigheid
huisvesting/bereikbaarheid
nota ruimte
Groningen
hoge econ. groei
klein aandeel
laag aandeel bedrijven
groot aanbod m 2
stedelijk netwerk
hoog BBP per hoofd
hoge werkloosheid
laag R&D-aandeel
lage huurprijs kantoren
Groningen-Assen
afname winkelleegstand Friesland
lage econ. groei
klein aandeel
laag BBP per hoofd Drenthe
laag aandeel bedrijven
lage huurprijs kantoren
laag R&D-aandeel
lage winkelleegstand lage huurprijs kantoren
lage econ. groei
klein aandeel
laag aandeel bedrijven
laag BBP per hoofd
hoge werkloosheid
laag R&D-aandeel
-
stedelijk netwerk Groningen-Assen
Overijssel
stedelijk netwerk Twente
Gelderland
hoog aandeel bedrijven
stedelijk netwerk
hoog R&D-aandeel Flevoland
Arnhem-Nijmegen 2
hoge econ. groei
klein aandeel
laag aandeel bedrijven
groot aanbod m
laag BBP per hoofd
hoge werkloosheid
dienstensector sterk
hoge huurprijs kantoren
hoog BBP per hoofd
lage werkloosheid
-
laag aandeel R&D Utrecht
dienstensector sterk
hoge huurprijs kantoren
-
lage winkelleegstand veel files Noord-Holland
hoog BBP per hoofd
groot aandeel
hoog aandeel bedrijven
hoge huurprijs kantoren lage
stedelijk netwerk
hoog R&D-aandeel
winkelleegstand
Randstad Holland
veel files Zuid-Holland
hoog BBP per hoofd
groot aandeel
hoog aandeel bedrijven
klein aanbod m 2
stedelijk netwerk
hoog R&D-aandeel
hoge huurprijs kantoren
Randstad Holland
hoge winkelleegstand veel files Zeeland
lage econ. groei
klein aandeel
laag aandeel bedrijven
lage werkloosheid
horeca/recreatiesector sterk
lage huurprijs kantoren
-
laag/gemidd. aandeel bedrijven
klein aanbod m 2
stedelijk netwerk
industriesector sterk
hoge huurprijs kantoren
Brabant Holland
zeer hoog R&D-aandeel
hoge winkelleegstand
laag R&D-aandeel Noord-Brabant
hoog BBP per hoofd
groot aandeel
veel files Limburg
lage/gemidd. econ.
laag/gemidd. aandeel bedrijven
groei
industriesector en horeca/
hoge winkelleegstand
stedelijk netwerk Zuid-Limburg
recreatiesector sterk * Een lege cel in de tabel betekent dat de provincie op het betreffende aspect het gemiddelde landelijke beeld laat zien. Bron: EIM, 2005.
27
3
Kenmerken en prestaties van het MKB
Tot nu toe is het ondernemingsklimaat voor de MKB-ondernemers in de diverse provincies beschreven. Dit hoofdstuk biedt inzicht in de kenmerken en de economische prestaties van het MKB in de twaalf Nederlandse provincies. De ontwikkelingen van het MKB wat betreft werkgelegenheid, omzet en export in 2004 zijn op een rijtje gezet. Voorafgaand aan deze beschrijving wordt eerst een beeld gegeven van de grootteklassestructuur, de sectorstructuur, de bedrijvendichtheid en de leeftijd van de ondernemingen en ondernemers per provincie. In dit hoofdstuk is veel informatie gebaseerd op de ERBO-enquête 2004. Deze ERBOenquête kent enkele omissies. De belangrijkste omissie wordt gevormd door het buiten beeld blijven van bedrijven met minder dan twee werkzame personen. Daarnaast blijft het bank- en verzekeringswezen buiten beeld. Van de provincie Limburg zijn de gegevens over 2004 niet gegeven, omdat deze niet aan de ERBO-enquête heeft deelgenomen, daarvoor zullen zoveel mogelijk de gegevens uit 2003 worden gepresenteerd.
3.1
Regionale MKB-kenmerken Grootteklassestructuur Het aandeel van het kleinbedrijf in de totale werkgelegenheid (uitgedrukt in fulltime en parttime werkzame personen) in het particuliere bedrijfsleven in Nederland bedraagt 35%. Het middenbedrijf neemt met 45% een groter aandeel van de arbeidsplaatsen voor zijn rekening dan het kleinbedrijf, waarmee het aandeel van het MKB op 80% uitkomt. Het aandeel van het grootbedrijf in de totale werkgelegenheid is nog niet half zo groot als dat van het middenbedrijf. figuur 6
Grootteklassestructuur van het particuliere bedrijfsleven per provincie in 2004, aandeel in de totale werkgelegenheid, in procenten
37
Groningen
43
20
41
Friesland
46
36
Drenthe Overijssel
35
Gelderland
35
21
47
18 52
31
Utrecht
22
43
24
35
Zuid-Holland
47 42
Zeeland
0%
10%
20% klein
23
36
35
Nederland
21
45 38
Limburg
18 37
33
Noord-Brabant
9
47
33
Noord-Holland
15
44
40
Flevoland
13
48
26
45 30%
40%
50% midden
60%
20 70%
80%
90%
100%
groot
Bron: ERBO/KVK, 2004 (Limburg heeft betrekking op 2003).
29
In Noord-Holland, Utrecht en Noord-Brabant zijn naar verhouding meer grote bedrijven gevestigd dan elders. De aanwezigheid van de grote (internationaal georiënteerde) bedrijven heeft te maken met het feit dat zij hun hoofdkantoren in verband met o.a. toeleveringen en het belang van hooggekwalificeerd personeel veelal in het hart van het land en bij internationale knooppunten van verkeer en vervoer willen hebben. Zij zullen zich dan ook niet snel hervestigen. Met name voor de 'nieuwe' provincie Flevoland verklaart dit het geringe aantal grote bedrijven. In Flevoland en de noordelijke provincies Friesland en Drenthe is het werkgelegenheidsaandeel van het midden- en kleinbedrijf hoger dan in de rest van het land. Hier komt onder andere het verschil in sectorstructuur tot uitdrukking, zoals de aanwezigheid van veel kleine op het toerisme gerichte horecagelegenheden. Dit laatste geldt ook voor Zeeland waar het werkgelegenheidsaandeel van het kleinbedrijf het hoogst is en het aanbod van recreatieve voorzieningen relatief groot. Sectorstructuur In figuur 7 is de verdeling van de bedrijven naar sectoren per provincie weergegeven. De sectorstructuur verschilt niet zo heel erg sterk tussen de provincies onderling. Daarvoor is Nederland een te klein land. Toch zijn er accenten aan te geven. De provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland huisvesten relatief veel bedrijven uit de dienstensector. Dit hoge aandeel in de Randstad is onder andere toe te schrijven aan het grootstedelijke milieu van de Randstad, met agglomeraties als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Amsterdam is bekend en ontwikkelt zich steeds meer als kantorenlocatie van internationale allure. De aanwezigheid van mainport Schiphol draagt daar meer dan een steentje toe bij. Den Haag heeft als regeringscentrum logischerwijs veel bedrijven uit de dienstensector. Daarnaast is Den Haag een centrum voor internationale rechtspraak. Rotterdam kan gezien worden als een centrum voor logistieke en internationale diensten, wat samenhangt met de aanwezigheid van mainport Rotterdam. De provincies Zeeland en Limburg kennen veel bedrijven uit de horeca- en recreatiebedrijvigheid. Het hoge aandeel van de horecasector heeft te maken met de kwaliteiten die deze regio's hebben op het gebied van recreatie en toerisme, en die ze blijkbaar goed benutten. Overijssel heeft relatief veel handelsbedrijven. En in Noord-Brabant, Overijssel en Friesland is de industrie van relatief groot belang; dit in tegenstelling tot de Randstadprovincies.
30
figuur 7
Structuur MKB-bedrijfsleven per provincie in 2004, aandeel in totale aantal MKB-bedrijven, in procenten
Groningen
11
Friesland
10
12
Drenthe
12
8
Overijssel
10
9
8
10
Noord-Holland
8
9
Zuid-Holland
7
Zeeland
8
0%
12
6
36
11
industrie
bouw
30%
40% handel
9
horeca
60%
5
11 10
6
12
15 6
70% vervoer
7 10
17
8
50%
12
8
12
37 20%
8 10
18
8
37
13 14
22
15
10
11
17
5
8
36
10%
5
5
11
36
10
10
Nederland
6
10
13
5
8
35
10
11
Limburg
38 38
12
Noord-Brabant
9 9
9
11
5
40 38
14 6
11
11 12
Utrecht
7 11
39
12
Flevoland
9 37
13
11
Gelderland
39
10
13
10
16 80% diensten
10 90%
100% overig
Bron: ERBO/KVK, 2004 (Limburg heeft betrekking op 2003).
Bedrijvendichtheid Om te kijken of een provincie veel of weinig MKB-ondernemingen telt, vormt de bedrijvendichtheid een goede indicatie. De bedrijvendichtheid wordt uitgedrukt in het aantal ondernemingen per 1.000 inwoners. Dit kengetal bedroeg in 2004 voor Nederland als geheel 17,2. Het kengetal is in de afgelopen jaren afgenomen als gevolg van de aanhoudende bevolkingsgroei in combinatie met een teruglopend aantal ondernemingen als gevolg van schaalvergroting en internationalisering. tabel 12
MKB-bedrijvendichtheid (aantal bedrijven per 1.000 inwoners) per provincie in 2004
provincie
MKB-bedrijven
Groningen
15,7
Friesland
18,4
Drenthe
17,8
Overijssel
17,7
Gelderland
18,8
Flevoland
15,3
Utrecht
14,2
Noord-Holland
18,8
Zuid-Holland
18,6
Zeeland
21,3
Noord-Brabant
21,1
Limburg
15,7*
Nederland
17,2
* Gegevens Limburg hebben betrekking op 2003. Bron: ERBO/KvK, 2004, CBS.
31
In de zuidelijke provincies van ons land (Noord-Brabant en Zeeland) worden de hoogste bedrijvendichtheden aangetroffen (meer dan 20) en ook Noord-Holland, Zuid-Holland, Gelderland en Friesland scoren hier relatief hoog. Utrecht, Flevoland en Groningen zijn daarentegen de provincies met de laagste dichtheden (lager dan 16). Verklaringen voor de regionale verschillen in bedrijvendichtheid moeten gevonden worden in de historische ontwikkeling, de mate van verstedelijking en het ontstaan van agglomeratievoordelen, de ligging en ontsluiting van de regio's. Groningen blijft wat betreft de kwaliteit van zijn vestigingsmilieu voor bedrijven 'een probleemkind'. Voor veel ondernemers (maar ook burgers) heeft het kleine Nederland een échte periferie en dat is het hoge noorden. Het 'dynamische westen' trekt hen meer, terwijl het voor de bedrijfsprestaties vaak geen verschil hoeft te maken. De lage bedrijvendichtheid van Flevoland is daarentegen toe te schrijven aan de jeugdigheid van deze polderprovincie en de (nog) sterke oriëntatie van de inwoners op Noord-Holland en met name de Amsterdamse regio. De economische 'verzelfstandiging' van deze provincie heeft zijn tijd nodig. In dit proces kan overigens een versnelling optreden, nu Almere in de Nota Ruimte is aangewezen als ruimte voor verstedelijking. De hoge bedrijvendichtheid in Noord-Brabant hangt onder andere samen met de vanuit de historie ontstane sterke vertegenwoordiging van de industriële en ambachtelijke sectoren (w.o. textiel, lederwaren), alsmede de aanwezigheid van Philips, TUE en diverse spinoffs daarvan rondom Eindhoven. Dit cluster van kennisintensieve bedrijvigheid wordt in de Nota Ruimte aangeduid als brainport Eindhoven/Zuidoost-Brabant. Bij Noord-Holland speelt in dit kader het al eerder genoemde grootstedelijke milieu uiteraard een rol, en bij Zeeland de bedrijvigheid in de sector horeca, toerisme en recreatie in combinatie met het geringe inwonertal. Gelderland heeft op zijn beurt de regio Arnhem/Nijmegen en Wageningen die als een magneet functioneren en bedrijvigheid trekken. Leeftijd van de MKB-ondernemingen In figuur 8 staat de leeftijd van de MKB-ondernemingen in de diverse provincies weergegeven. Opvallend aan deze tabel is dat de provincie Groningen relatief weinig jonge bedrijven (jonger dan 5 jaar kent). De provincie Zeeland daarentegen kent relatief veel oudere bedrijven (50 jaar en ouder). Uit cijfers van de KvK blijkt dat de provincie Zuid-Holland relatief het grootste aantal startende ondernemers kent. De provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Zeeland worden gekenmerkt door het laagste aandeel startende ondernemers.
32
figuur 8
Leeftijd van de MKB-ondernemingen per provincie in 2005, aandeel in totaal aantal MKB-bedrijven, in procenten
5
Groningen
32 10
Friesland
31 16
Drenthe
25
28
9
17
24
19 0%
10% 0-5 jaar
21
12
37
30%
40%
6-10 jaar
50%
5 10
12
60%
11-25 jaar
10
12
34
24 20%
14 43
20
Limburg Nederland
6
10
30
23
9
15
41
26
Zeeland Noord-Brabant
7
12
34
23
9
18
32
24
15
6
13 21
23
22
Noord-Holland
8 9 13
34 25
24
Utrecht
10
13 35
29
Flevoland
Zuid-Holland
14
21
16
Gelderland
9
37 37
25
Overijssel
43
70%
80%
8 90%
26-50 jaar
100%
50 jaar en ouder
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2005.
Leeftijd van de MKB-ondernemer Naast de leeftijd van de onderneming, is ook de leeftijd van de MKB-ondernemer geanalyseerd. De provincies Overijssel en Gelderland hebben relatief het grootste aandeel jonge ondernemers (21-35 jaar). In de provincie Friesland is het aandeel oudere ondernemers (boven de 65 jaar) het grootst. Figuur 9 geeft de leeftijdsverdeling per provincie weer. figuur 9
Leeftijd van de MKB-ondernemer, per provincie in 2005, aandeel in totaal aantal MKB-bedrijven, in procenten
Groningen
Drenthe Overijssel
15
Gelderland
13
Flevoland
39
51
35
Noord-Brabant
Nederland
11 0%
10%
20%
21-35 jaar
30%
3
38
48
9
2 4
38
56 11
Limburg
3
33
56
9 3
1
28 33
52
12
0
21
61
10
Zuid-Holland
0 2
73
Noord-Holland
Zeeland
46
6
Utrecht
2
36
53
9
6
33
53
8
0
34
53
12
Friesland
58
30
53
34
40% 36-50 jaar
50%
60% 51-65 jaar
70%
80%
4 2 90%
100%
ouder dan 65 jaar
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2005.
33
3.2
Ontwikkeling van de bedrijfsprestaties Ontwikkeling van de werkgelegenheid De ontwikkeling van de werkgelegenheid wordt uitgedrukt in de toe- of afname van het totale aantal (d.w.z. fulltime en parttime) werkzame personen in het particuliere bedrijfsleven. In de periode 2003-2004 nam de werkgelegenheid in het merendeel van de provincies af, en bij de provincies die nog een groei wisten te realiseren, bedroeg die groei niet meer dan 0,5%. Voor Nederland als totaal kwam de werkgelegenheidsgroei uit op -0,41%. De provincie Drenthe deed het met +0,4% nog het beste. Daarentegen moesten de provincies Friesland en Zuid-Holland een daling van 1,3 à 1,4% incasseren. tabel 13
Ontwikkeling van de werkgelegenheid van het bedrijfsleven in 2004 ten opzichte van 2003 per grootteklasse per provincie kleinbedrijf
provincie
middenbedrijf
grootbedrijf
alle bedrijven
procentuele verandering 2004 t.o.v. 2003
Groningen
0,89
-1,44
-0,03
-0,30
Friesland
-1,07
-0,65
-5,12
-1,44
Drenthe
1,82
-0,48
-0,01
0,41
Overijssel
0,74
-0,72
0,05
-0,05
Gelderland
0,29
-0,27
-0,28
-0,08
Flevoland
2,92
-1,55
-3,45
0,02
Utrecht
4,48
-2,38
0,76
0,34
Noord-Holland
0,35
-0,03
0,74
0,28
Zuid-Holland
-1,48
-1,70
-0,03
-1,33
Zeeland
-0,01
-0,14
-2,06
-0,49
0,41
0,02
-2,94
-0,55
Noord-Brabant Limburg Nederland
n/a 0,25
n/a -0,79
n/a -0,70
n/a -0,41
Bron: ERBO/KvK, 2004.
De werkgelegenheid in het kleinbedrijf ontwikkelde zich in het afgelopen jaar gunstiger dan in het midden- en kleinbedrijf. Op enkele uitzonderingen na (Zuid-Holland en Friesland) nam de werkgelegenheid in het kleinbedrijf in alle provincies toe. In de provincie Utrecht was de groei zelfs 4,5% en in Flevoland 3%. In Noord-Holland en Utrecht, waar het grootbedrijf relatief sterk vertegenwoordigd is, heeft het grootbedrijf zich in werkgelegenheidsopzicht ook relatief gunstig ontwikkeld. Dit geldt echter niet voor Noord-Brabant waar ook relatief veel grote bedrijven zijn gevestigd. De ontwikkelingspercentages van het grootbedrijf verschillen sterk tussen de provincies (variërend van +0,8% tot -5,1%). Het middenbedrijf laat een gelijkmatiger beeld zien tussen de provincies (variërend van 0% tot -2,4%), maar voor geen enkele provincie een groei. Bedrijven met toename, afname of stabilisatie van werkgelegenheid Bij 70% van de ondernemingen in het bedrijfsleven is de werkgelegenheid in 2004 ten opzichte van 2003 niet veranderd. Het aantal bedrijven waar de werkgelegenheid wel is veranderd, hetzij in positieve, hetzij in negatieve zin, is nagenoeg gelijk. Bij 14% van de bedrijven is de werkgelegenheid toegenomen. In 2002 was dat overigens nog 19%. Dit
34
landelijke beeld is in vrijwel alle provincies te zien. In Utrecht en Flevoland is de grootste werkgelegenheidsdynamiek te zien. Zij kennen relatief veel bedrijven met een werkgelegenheidstoename (17 à 18%) en relatief veel bedrijven met een werkgelegenheidsafname (17 à 19%). figuur 10
Aandeel van de bedrijven waar de werkgelegenheid in 2004 ten opzichte van 2003 is afgenomen, gelijk is gebleven of is toegenomen, per provincie, in procenten
Groningen
15
Drenthe
15
Overijssel
15
Zuid-Holland
15
69
19
Noord-Holland
14
69
17
Utrecht
13
72
16
Flevoland
14
71
17
Gelderland
13
73
14
Friesland
16
65
17
64
18
70
15
69
15
Zeeland
13
75
12
Noord-Brabant
14
74
13
Limburg Nederland 0%
10%
14
70
15 20% afname
30%
40%
50% gelijk
60%
70%
80%
90%
100%
toename
Bron: ERBO/KVK, 2004.
Ontwikkeling van de omzet in het MKB in 2004 In alle provincies is, overeenkomstig de landelijke ontwikkeling, de omzetontwikkeling van het particuliere bedrijfsleven zeer gematigd. In slechts twee provincies, Friesland en Flevoland, kwam de omzetgroei in 2004 ten opzichte van 2003 boven de 1% uit (Nederland als geheel had een omzetgroei van 0,7%). Van jaar op jaar wisselen de omzetprestaties per provincie nogal. Verder valt op dat in Flevoland het kleinbedrijf zich goed ontwikkelt en in Friesland daarentegen niet. De centralere ligging van sommige (groeiende) bevolkingsconcentraties in Flevoland (Almere, Zeewolde, Lelystad), in combinatie met de directe verbinding met de Amsterdamse en Utrechtse agglomeratie, is een mogelijke verklaring voor dit verschil. Dat de ontwikkeling van de omzet en de ontwikkeling van de werkgelegenheid niet synchroon lopen, blijkt maar weer eens uit een vergelijking tussen tabel 13 en tabel 14. In Friesland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Flevoland is bijvoorbeeld de omzetontwikkeling bovengemiddeld, maar de werkgelegenheidsontwikkeling benedengemiddeld. De omgekeerde situatie geldt voor Drenthe en Utrecht.
35
tabel 14
Ontwikkeling van de omzet (waarde) van het MKB in 2004 ten opzichte van 2003, per provincie
provincie
MKB-bedrijven
Groningen
0,0
Friesland
1,3
Drenthe
0,2
Overijssel
0,6
Gelderland
0,6
Flevoland
1,2
Utrecht
0,3
Noord-Holland
0,6
Zuid-Holland
0,7
Zeeland
-0,8
Noord-Brabant
0,9
Limburg
n/a
Nederland
0,7
Bron: ERBO/KvK, 2004.
Ontwikkeling van de export in het MKB in 2004 Bijna 13% van de bedrijven binnen het bedrijfsleven exporteert: 10% van het kleinbedrijf, 23% van het middenbedrijf en 47% van het grootbedrijf. Figuur 11 geeft het percentage exporterende bedrijven van het totale aantal bedrijven per provincie weer. figuur 11
Aandeel exporterende bedrijven binnen het particuliere bedrijfsleven per provincie in 2004
9
Groningen
9,9
Friesland 7,2
Drenthe
13,4
Overijssel
13,9
Gelderland
15,7
Flevoland 12,2
Utrecht 10,6
Noord-Holland
12,5
Zuid-Holland
13,5
Zeeland
15,8
Noord-Brabant
18
Limburg 12,7
Nederland 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
Bron: ERBO/KVK, 2004 (provincie Limburg heeft betrekking op 2003).
Het aantal exporterende bedrijven in de grensprovincies Noord-Brabant, Overijssel en Gelderland, alsmede in de provincie Flevoland is relatief groter dan in de andere provin-
36
1
cies . De drie noordelijke provincie blijven daarentegen qua aantal exporterende bedrijven achter bij de rest van Nederland. Dit beeld toont zich de afgelopen jaren vrij stabiel. Alleen Groningen, Drenthe en Zeeland laten een daling van het aandeel exporterende bedrijven (-1 à 1,5 procentpunt) zien, en Friesland een stijging (+1,5 à 2 procentpunten). De fysieke afstand is een van de verklarende factoren voor de provinciale verschillen op dit terrein. De MKB-ondernemingen in de grensprovincies zijn, net zoals de inwoners in hun dagelijkse verkeer, sterker op Duitsland en België georiënteerd dan elders het geval is. Een verklaring voor de hoge score van de provincie Flevoland is gelegen in de productiestructuur. Hier zijn namelijk jonge bedrijven oververtegenwoordigd, en deze kijken doorgaans meer naar marktkansen buiten de landsgrenzen dan de oudere, traditioneel op het binnenland georiënteerde bedrijven.
3.3
Samengevat In tabel 15 zijn de provincies op een rij gezet en de hierboven beschreven ontwikkelingen vertaald in 'plussen' en 'minnen'. De MKB-bedrijven in het noorden van ons land en de provincie Zeeland blijven 'kwakkelen'. Waren vorig jaar de prestaties van Groningen nog positief, nu laat deze provincie ook hier een min zien. De MKB-ondernemers hier zelf zijn net zo somber over de ontwikkeling van hun bedrijf als vorig jaar. Friesland doet het echter qua omzet en export relatief goed; wellicht dat dit een positieve invloed heeft op de stemming van de ondernemers volgend jaar. De provincies Flevoland en Noord-Holland hebben het in 2004 het beste gedaan. MKBbedrijven in Flevoland groeien vooral qua omzet en laten een stabiele werkgelegenheids- en exportontwikkeling zien. Bovendien zijn de verwachtingen van de ondernemers hier zeer hoopgevend voor 2005. Noord-Holland scoort op alle onderdelen een plus, en zet hiermee de lijn van vorig jaar voort. De MKB-bedrijven in Overijssel presteerden in 2004 echter ook goed, maar de ondernemers zijn wat pessimistischer ten aanzien van 2005 dan hun collega's in Flevoland en Noord-Holland. De situatie in de provincie Utrecht is andersom: de MKB-ondernemers zijn optimistisch ten aanzien van 2005, terwijl hun prestaties in 2004 matig waren. Kortom, in de regio Noord-Holland, Utrecht en Flevoland, oftewel het centrum van ons land, en de noordvleugel van de Randstad, ontwikkelt het MKB zich momenteel bovengemiddeld.
1
Hoewel cijfers over de provincie Limburg ontbreken, mag op basis de historische data worden aangenomen dat ook in deze grensprovincie het aantal exporterende bedrijven in 2004 relatief groot is.
37
tabel 15
Kenmerken en prestaties van het MKB, samengevat werkgelegenheids-
provincie
groei in 2004
groei aantal exporteomzetgroei in 2004
rende bedrijven
Groningen
-
-
--
Friesland
--
++
++
Drenthe
+
-
--
Overijssel
=
+
+
Gelderland
=
+
-
Flevoland
=
++
=
Utrecht
+
-
=
Noord-Holland
+
+
+
Zuid-Holland
--
+
=
Zeeland
-
-
--
Noord-Brabant
-
+
=
-
+
-
Limburg Nederland
Bron: Bewerking EIM op basis van ERBO/KVK 2004.
38
4
MKB-locaties en bedrijfshuisvesting
We weten nu hoe het ondernemingsklimaat van de MKB-ondernemers er in de diverse provincies uitziet. Ook kennen we de belangrijkste kenmerken en de ontwikkelingen in de bedrijfsprestaties van het MKB in de 12 provincies. In dit hoofdstuk komt de locatie en de bedrijfshuisvesting van het MKB aan bod. Wat zijn de kenmerken van de locaties waar het MKB voor heeft gekozen? Hoe ziet de bedrijfshuisvesting eruit? En hoe komt het MKB tot deze keuzes? De locatie, het gebouw, de inrichting en de uitstraling hiervan, dragen in belangrijke mate bij aan het succes van de onderneming. Grote ondernemingen zien in het algemeen bedrijfshuisvesting dan ook als een belangrijk onderdeel van hun strategie. Maar hoe zit het met de kleine en middelgrote ondernemingen? De meerderheid van de Nederlandse MKB-ondernemers onderstreept het belang van de huisvesting. Illustratief hiervoor is het feit dat driekwart van de MKB-ondernemers een bewuste afweging maakt tussen huren en kopen, en het feit dat de helft van de MKB-ondernemers bij huisvestingsvraagstukken als verhuizing en verbouwing andere partijen inschakelt, waaronder architect, gemeente, bank, accountant en makelaar. Na de personeelskosten vormt bedrijfshuisvesting de grootste kostenpost voor de ondernemers. Bovendien zorgt bedrijfshuisvesting ook voor 'opbrengsten' in de zin van een optimalisering van efficiënt ruimtegebruik en bereikbaarheid, kostenbesparingen door mogelijk collectief gebruik van voorzieningen, creëren van financiële mogelijkheden (corporate real estate management) en optimalisering van de uitstraling op klanten, zakenpartners en medewerkers.
4.1
Locatiekenmerken van het MKB De bereikbaarheid per auto, de aanwezigheid van voldoende ruimte om de bedrijfsactiviteiten uit te kunnen oefenen en de uitstraling van het pand zijn drie factoren die MKB-ondernemers medio 2003 aangaven als de belangrijkste eisen aan de bedrijfshuisvesting. Het pakket van eisen met betrekking tot de bedrijfshuisvesting is ook (indirect) af te lezen uit de kenmerken van de locaties waar het MKB nu gevestigd is. Bedrijfslocaties kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld. In deze paragraaf 1 is dit vanuit de volgende twee invalshoeken gedaan: 1 de kenmerken van de directe omgeving van de bedrijfslocatie; 2 de ligging van de bedrijfslocatie (ruimtelijke situering) ten opzichte van de kern van de stad of het dorp. Op basis van de kenmerken van de directe omgeving ontstaat de volgende indeling van bedrijfslocaties: − industrieterrein of kantoorlocatie (bedrijventerrein); − winkelgebied; − locatie met bedrijvigheid;
1
EIM (2005), MKB-locaties. Onderzoek naar de aard en kwaliteit van de bedrijfslocaties van MKBondernemingen, Zoetermeer.
39
− −
solitair (locatie zonder bedrijvigheid); anders.
Op − − − − −
basis van de ruimtelijke situering ontstaat de volgende locatie-indeling: centrum (van stad of dorp); rand van centrum; overige woonwijk; rand van stad of dorp; buiten bebouwde kom.
4.1.1 Directe omge ving bedrijfs locatie In figuur 12 staat per provincie weergegeven op welk type locaties het Nederlandse MKB zich bevindt als het gaat om de directe omgeving van de bedrijfslocatie. Bijna een derde van de MKB-ondernemingen blijkt gevestigd te zijn op een bedrijventerrein. Dit kan zowel een kantoorlocatie als een industrieterrein of een combinatie hiervan zijn. Opvallend is dat met name in de provincie Flevoland veel MKB-ondernemingen op een bedrijventerrein gevestigd zijn. Dit heeft te maken met de nog korte bestaansduur van deze provincie waarmee alle voorzieningen (dus ook bedrijfslocaties) planmatig ontwikkeld zijn. Nog een derde van de MKB-ondernemingen is te vinden op een solitaire locatie, waar dus geen andere bedrijven in de directe omgeving aanwezig zijn. Bijna een vijfde van de MKB-ondernemingen is in een winkelgebied gevestigd. Hierbij gaat het vanzelfsprekend vooral om de meer consumentgerichte branches (zoals detailhandel, horeca en dienstverlening) figuur 12
Directe omgeving van het MKB, per provincie in 2003
24%
Groningen
27%
27%
Friesland
9%
18%
14%
31%
Drenthe
17% 17%
37%
6%
23%
33%
Noord-Holland
27%
16% 30%
Noord-Brabant
22%
31% 0%
10% bedrijventerrein
30% winkelgebied
9%
28%
12%
43% 3%
13% 39%
6%
40%
5% 15%
27%
9%
19% 20%
22%
29%
5% 16%
26%
Limburg Nederland
16%
8%
19%
22%
Zeeland
3% 22%
33%
Zuid-Holland
11%
5%0%
29%
Utrecht
3%
36%
67%
Flevoland
15%
5% 7%
33%
Gelderland
13%
27%
24%
29%
Overijssel
28%
36%
6% 50%
11% 10%
31% 60%
meer bedrijven overig
70%
12% 80% solitair
90%
100%
anders
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2003.
4.1.2 Ruimtelijke situering bedrijfs locatie Als het gaat om de ligging van de bedrijfslocatie (ruimtelijke situering) blijkt dat ruim een derde van de MKB-ondernemingen gevestigd is in het centrum van een stad of dorp. Dit komt relatief vaak voor in Zeeland en de provincie Groningen. Een iets kleiner aandeel van de bedrijven bevindt zich juist aan de rand van een stad of dorp (30%).
40
Deze locaties zijn juist niet erg gebruikelijk in de twee genoemde provincies, vanwege de geringe aanwezigheid van middelgrote en grote steden. Dit blijkt uit figuur 13. De overige bedrijven zijn vooral buiten de bebouwde kom (18%) of in de overige wijken (11%) gevestigd). figuur 13
Ruimtelijke situering MKB bedrijfslocaties, per provincie, in 2003
Groningen
0%
48%
Friesland
Overijssel Gelderland Flevoland
Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland
Limburg
6%
35% 0%
10%
20%
in centrum van stad of dorp
30%
40%
aan rand van centrum
14%
28%
8%
8%
42%
Nederland
19% 21%
32%
11%
4%
33%
19%
10%
5%
47%
Noord-Brabant
14%
25%
13%
7%
40%
13% 14%
32%
10%
7%
37%
31%
12%
11%
33%
15%
37%
29%
0
20%
Utrecht
25%
33%
9%
5%
28%
15% 27%
31%
2% 6%
34%
30% 36%
9%
5%
35%
24%
4%
12%
30%
Drenthe
18%
17%
16%
18%
30%
11% 50%
60%
in overige woonwijk
70%
80%
aan rand stad of dorp
90%
100%
buiten bebouwde kom
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2003.
Tevredenheid over bedrijfslocatie Bijna 80% van het MKB lijkt tevreden met de huidige bedrijfslocatie en –huisvesting, zo 1 blijkt uit EIM-onderzoek in 2003. Dit ligt ongeveer in lijn met het NIPO-onderzoek uit het voorjaar van 2003, waarin 85% van het MKB aangaf tevreden te zijn. MKB-ondernemingen beoordelen de ligging van hun bedrijfspand gemiddeld met een 7,7. De beoordeling van de ligging van het bedrijfspand per provincie laat slechts een zeer beperkte variatie zien. Knelpunten bedrijfslocaties Van de MKB-ondernemers ervaart 42% een of meer knelpunten met betrekking tot hun bedrijfslocatie en -huisvesting. Ruim een kwart van de ondernemers maakt zich zorgen om de onveiligheid en criminaliteit rond het bedrijf. Uit figuur 14 blijkt dat dit probleem vooral speelt in de provincie Utrecht. Maar ook voor de MKB-ondernemingen in Limburg, Noord-Holland, Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Brabant is dit een relatief groot probleem. Twee veel voorkomende knelpunten bij locaties zijn bereikbaarheid en parkeergelegenheid. In Limburg blijken relatief veel MKB-ondernemingen tegen parkeerproblemen aan te lopen. Bereikbaarheid is het minst grote probleem van de drie genoemde knelpunten. De provincie die hier de minste hinder van ondervindt is de (planmatig ontwikkelde) provincie Flevoland.
1
EIM (2005), MKB-locaties. Onderzoek naar de aard en kwaliteit van de bedrijfslocaties van MKBondernemingen, Zoetermeer.
41
figuur 14
Aandeel ondernemingen dat knelpunten ervaart op bedrijfslocatie per provincie, in 2003
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2003.
4.2
Kenmerken bedrijfspand
4.2.1 Type bedrijfs panden Het leeuwendeel van de bedrijven behoeft huisvesting voor het uitvoeren van hun activiteiten. Voor sommige bedrijven geldt dit niet, waaronder de ambulante handel en een deel van de transportsector. Zij opereren vanuit de openbare ruimte. 2
Een afweging van kosten, financiële middelen, benodigde m , bedrijfsimago en -strategie, gewenste flexibiliteit en persoonlijke randvoorwaarden moet uiteindelijk leiden tot de beslissing van de ondernemer om in een zelfstandig bedrijfspand, een bedrijfsverzamelgebouw of in/aan het woonhuis te gaan zitten. De grootte van het bedrijf én de levensfase waarin het bedrijf zich bevindt, zijn de meest bepalende factoren voor het type pand waarin het MKB gehuisvest is. Van alle MKB-bedrijven heeft 21% het bedrijf aan huis. Het woonhuis is als bedrijfsruimte vooral in trek bij kleine bedrijven (<10 werknemers) en bedrijven die jonger zijn dan 10 jaar. Van de 'buitenshuis' opererende MKB-bedrijven beschikt het merendeel
42
over een zelfstandig pand. De overige zijn gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw (=12% van alle MKB-bedrijven). Het bedrijfsverzamelgebouw is onder kleine bedrijven iets populairder dan onder middelgrote bedrijven (10-100 werknemers). Bedrijfsverzamelgebouwen zijn uitermate geschikt en veelvuldig gebruikt door MKB-ondernemers. In een bedrijfsverzamelgebouw beschikt een ondernemer over eigen kantoorruimte. Maar om kosten te besparen kunnen overheadkosten gedeeld worden met andere ondernemingen. Een ander voordeel van een bedrijfsverzamelgebouw is de netwerkfunctie. Er zitten vaak meerdere ondernemers bij elkaar. De ondernemers kunnen elkaar ondersteunen, omdat zij vaak tegen dezelfde problemen aanlopen. De meeste MKB-ondernemingen beschikken dus over een zelfstandig bedrijfspand (62%). Met name in de provincie Zeeland is dit gebruikelijk (73%). Het aantal MKBondernemingen dat zijn bedrijf aan huis heeft gevestigd ligt in deze provincie juist laag. Slechts 13% van de MKB-ondernemingen in Zeeland heeft voor dit type bedrijfshuisvesting gekozen. In de provincie Drenthe zijn juist veel MKB-ondernemingen met een bedrijf aan huis gevestigd (37%). In deze provincie zijn daarentegen weinig bedrijven gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw. Evenals in de provincie Limburg bedraagt dit aandeel 3%. Dit zou te maken kunnen hebben met het aanbod van dit type bedrijfshuisvesting in deze provincies, maar ook vanwege de sectorstructuur. figuur 15
Type bedrijfspand MKB-ondernemingen, per provincie, in 2003
Groningen
29%
4%
67%
Friesland Drenthe
37%
3%
60%
Overijssel
34%
18%
48%
Utrecht
Limburg
10%
20%
30%
28%
3%
69%
25%
13%
62% 0%
26%
12%
62%
Nederland
13%
14%
73%
Noord-Brabant
22%
17%
61%
Zeeland
28%
16%
56%
Zuid-Holland
23%
18%
58%
Noord-Holland
27%
15%
58%
Flevoland
23%
9%
68%
Gelderland
14%
11%
75%
40%
zelfstandig bedrijfspand
50%
60%
bedrijfsverzamelgebouw
70%
80%
90%
100%
in/aan een woonhuis
Bron: EIM, MK-Beleidspanel, 2003.
4.2.2 Gem idde lde omvang bedrijfspa nd Een factor die voor een groot deel de bedrijfshuisvestingskosten bepaalt, is het aantal vierkante meter dat nodig is voor de bedrijfsuitoefening. De gemiddelde omvang van MKB-ondernemingen bedraagt 377 vierkante meter bedrijfsvloeroppervlakte (bvo). Het aantal vierkante meters vloeroppervlak varieert sterk per sector: van 200 à 250 m2 2 in de zakelijke en financiële dienstverlening tot 750 à 1.000 m in de vervoerssector en industrie. Ook qua type locatie is de variatie op dit punt groot. In winkelgebieden be2 draagt bijvoorbeeld de gemiddelde omvang van 'MKB-panden' 231 m en op bedrijventerreinen 879 vierkante meter. Dit beïnvloedt uiteraard de keuzemogelijkheden qua type pand die de betrokken ondernemers hebben.
43
Ook per provincie zijn er verschillen te ontdekken. Uit tabel 16 blijkt dat MKB-bedrijven in de provincies Drenthe en Zeeland het grootste beslag op de ruimte leggen. De MKBbedrijven in de provincie Noord-Holland daarentegen zijn relatief klein. Hun gemiddelde 2 omvang bedraagt gemiddeld minder dan 250 m bvo. tabel 16
Gemiddeld brutovloeroppervlak bedrijfspand, per provincie, in 2005
provincie
m 2 bvo
Groningen
422
Friesland
515
Drenthe
646
Overijssel
395
Gelderland
406
Flevoland
385
Utrecht
300
Noord-Holland
227
Zuid-Holland
369
Zeeland
655
Noord-Brabant
426
Limburg
395
Nederland
377
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2005.
4.2.3 Huur of k oop Huisvesting kan in eigendom zijn of worden gehuurd. Leaseconstructies komen slechts in enkele gevallen voor. Van de MKB-bedrijven heeft 55% het bedrijfspand in eigendom, terwijl 40% het bedrijfspand heeft gehuurd. Bedrijven van 5 jaar of ouder hebben vaker een kooppand (68%) dan bedrijven die jonger zijn (49%). Andersom hebben bedrijven die jonger zijn dan 5 jaar vaker een huurpand (49%) dan bedrijven die ouder zijn (28%). Uit Figuur 6 blijkt dat regionaal gezien in de provincies Zeeland en Drenthe het aandeel eigenaren relatief hoog ligt, en in Utrecht, Noord- en Zuid-Holland relatief laag. In de laatstgenoemde provincies is kopen minder vaak een optie dan in de 'ruimere' provincies.
44
figuur 16
Aandeel MKB-ondernemingen met bedrijfspand in huur of eigendom, per provincie, in 2003
Groningen
Drenthe
4%
78%
18%
Gelderland
1%
67%
31%
5%
55%
41%
Flevoland
4%
66%
30%
Overijssel
11%
55%
34%
Utrecht Noord-Holland
4%
82%
15%
10%
20%
4%
55%
41% 0%
4%
63%
33%
Nederland
5%
58%
38%
Limburg
4%
48%
47%
Zeeland
4%
44%
52%
Zuid-Holland
3%
46%
51%
Noord-Brabant
0%
62%
38%
Friesland
30%
huur
40%
50% eigendom
60%
70%
80%
90%
100%
beide
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2003.
De keuze om te kopen of te huren wordt door het MKB in het algemeen weloverwogen gedaan, gelet op het feit dat men veelal de hulp van specialisten inroept. Het treft immers de totale financiële situatie van het bedrijf en iedere ondernemer heeft zo zijn eigen doelstellingen op dit vlak (oudedagsvoorziening, bedrijfsopvolging, groeipad in de tijd, emotionele motieven, etc.).
4.2.4 Tevre denheid over be drijfspa nd Over het algemeen zijn MKB-ondernemingen tevreden over de mate waarin de omvang en de indeling van het bedrijfspand aansluiten bij de bedrijfsactiviteiten. Driekwart beoordeelt deze aansluiting als goed en 16% als redelijk. De overige ondernemingen beoordelen deze aansluiting als matig tot slecht. Er zijn in dit opzicht weinig verschillen tussen de provincies. Wel valt op dat de MKB-ondernemingen in de provincie Utrecht de aansluiting van bedrijfsactiviteiten en bedrijfspand het vaakst als goed beoordelen (86%).
4.3
Locatiegedrag van het MKB Waar kijkt de MKB-ondernemer naar wanneer hij een nieuwe locatie of uitbreiding voor zijn bedrijf overweegt? Hoe komt de ondernemer tot zijn locatiekeuze? Wat is in deze situaties de relatie met de betrokken gemeente(n)? Kortom, wat is het huidige locatiegedrag van ondernemers in het MKB? Het kiezen van een vestigingsplaats bij start of verhuizing van het bedrijf, is een belangrijke beslissing. De zogenaamde pull- en pushfactoren bepalen waarom een bedrijf zich op een specifieke locatie wil vestigen respectievelijk een bepaalde locatie wil verlaten. Pullfactoren zijn de aantrekkende factoren vanuit de nieuwe locatie waar de organisatie zich wil vestigen. Pushfactoren zijn de afstotende factoren op de oude locatie. Voorbeelden van pullfactoren zijn een goede of betere bereikbaarheid, mogelijkheden voor toekomstige uitbreiding of voldoende parkeergelegenheid. Push- en pullfactoren zijn
45
vaak tot dezelfde aanleiding terug te brengen. Het feit dat de huidige locatie te klein is en dat de nieuwe locatie voldoende ruimte biedt vormt aan de ene kant een pullfactor en aan de andere kant een pushfactor. In het algemeen is de gemeente waar men zich gaat vestigen voor startende ondernemers geen punt van discussie of zelfs van overweging. Bijna tweederde van de startende ondernemers vestigt zich namelijk in zijn of haar huidige woon- of werkplaats. Slechts een kwart van de startende ondernemers wikt en weegt bij de locatiekeuze tussen meerdere gemeenten. 1 Uit onderzoek van EIM blijkt dat de sterkste pullfactor voor startende MKB-ondernemingen - na de persoonlijke gebondenheid van de ondernemer met de gemeente - de bereikbaarheid van de locatie is. Voor tweederde van de gestarte bedrijven heeft deze factor in enige of sterke mate een rol gespeeld in het keuzeproces. Daarnaast speelt voor de starters de omvang van het bedrijfspand een belangrijke rol (63%). Voor driekwart van de verhuizende ondernemingen is verhuizing naar een andere gemeente géén optie. De locatiekeuze speelt zich dus af op 'bekend terrein'. Voor verhuizende MKB-ondernemingen is de omvang van het nieuwe pand de belangrijkste factor. Veel ondernemers verhuizen op het moment dat zij willen groeien en daarmee uitbreiden. Wanneer dat niet op de huidige locatie kan, is men genoodzaakt te verhuizen. Bij meer dan 90% van de verhuisde MKB-ondernemingen heeft de omvang van het nieuwe pand een rol gespeeld in het keuzeproces. Maar ook bereikbaarheid van de locatie is een belangrijke factor. Dit vormde bij ruim driekwart van de verhuisde ondernemingen een overweging. Ten slotte is het imago van de locatie een niet onbelangrijke derde factor. Voor bijna driekwart van de ondernemingen speelde het imago van de nieuwe locatie een rol. In onderstaande tabel staat het totale overzicht van factoren voor gestarte en uitgebreide MKB-ondernemingen en het aandeel van de bedrijven waarbij deze factoren een rol hebben gespeeld in hun vestigingsplaatskeuze. tabel 17
Aandeel MKB-ondernemingen waarbij factoren een rol hebben gespeeld in vestigingsplaatskeuze (%)
factoren
bij de start
de bereikbaarheid van de locatie
67
78
de omvang in vierkante meters van het pand
63
92
het imago van de locatie
55
74
de aanwezigheid van afzetgebied rondom de locatie
42
28
de uitbreidingsmogelijkheden in vierkante meters bij de locatie
34
59
de aanwezigheid van andere bedrijven op de locatie
30
21
de aanwezigheid van arbeidskrachten rondom de locatie
19
15
de inbreng van de gemeente waar de locatie onder valt
5
8
20
17
beschikbare ruimte gevonden in een bedrijfsverzamelgebouw Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2002.
1
bij verhuizing
EIM (2002), Een warmer vestigingsklimaat voor het MKB?, Zoetermeer.
46
In onderstaande tabel staan weergegeven wat de belangrijkste factoren zijn per provincie. De top-3 is weergegeven. Opvallend is dat in Groningen en Limburg de bereikbaarheid niet voorkomt in de top-3, terwijl dit bij de andere provincies wel hoog scoort. tabel 18 provincie
De top-3 van factoren per provincie
factor 1
factor 2
factor 3
Groningen
imago nieuwe locatie
omvang nieuwe pand
aanwezigheid afzetgebied
Friesland
bereikbaarheid nieuwe locatie
imago nieuwe locatie
omvang nieuwe pand
Drenthe
bereikbaarheid nieuwe locatie
imago nieuwe locatie
aanwezigheid afzetgebied
Overijssel
bereikbaarheid nieuwe locatie
omvang nieuwe pand
imago van de nieuwe locatie
Gelderland
bereikbaarheid nieuwe locatie
omvang nieuwe pand
imago van de nieuwe locatie
Flevoland
omvang nieuwe pand
imago nieuwe locatie
bereikbaarheid nieuwe locatie
Utrecht
omvang nieuwe pand
bereikbaarheid nieuwe locatie
uitbreidingsmogelijkheden
Noord-Holland
omvang nieuwe pand
imago nieuwe locatie
bereikbaarheid nieuwe locatie
Zuid-Holland
omvang nieuwe pand
bereikbaarheid nieuwe locatie
imago nieuwe locatie
Zeeland
bereikbaarheid nieuwe locatie
omvang nieuwe pand
uitbreidingsmogelijkheden
Noord-Brabant
omvang nieuwe pand
bereikbaarheid nieuwe locatie
uitbreidingsmogelijkheden
Limburg
omvang nieuwe pand
imago nieuwe locatie
aanwezigheid afzetgebied
Nederland
omvang nieuwe pand
bereikbaarheid nieuwe locatie
imago nieuwe locatie
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2001.
47
4.4
Samengevat Per provincie worden nog eens kort de belangrijkste kenmerken weergegeven. tabel 19
Groningen
Friesland
MKB-locaties en bedrijfshuisvesting, samengevat*
type locatie
huisvesting
knelpunten
belangrijkste vestigingseis
veel in winkelgebieden
beperkt gebruik van bedrijfs-
geen hinder van criminaliteit
imago locatie
veel in centra stad/dorp
verzamelgebouwen
veel buiten bebouwde kom
weinig bedrijf aan huis
geen hinder van criminaliteit
bereikbaarheid
veel bedrijf aan huis
nauwelijks knelpunten
bereikbaarheid
nauwelijks knelpunten
bereikbaarheid
Drenthe
hoog aandeel kooppanden Overijssel
veel buiten bebouwde kom
Gelderland Flevoland
bereikbaarheid veel op bedrijventerrein
geen hinder van parkeermo-
weinig in centra stad/dorp
gelijkheden en bereikbaarheid
Utrecht
gemidd. bvo is klein
knelpunten zijn criminaliteit
omvang van bedrijfspand
omvang van bedrijfspand
en bereikbaarheid Noord-Holland
knelpunten zijn parkeermoge-
omvang van bedrijfspand
lijkheden, criminaliteit en bereikbaarheid Zuid-Holland
veel in centra van stad/dorp
Zeeland
veel in centra van stad/dorp
omvang van bedrijfspand veel in zelfstandig bedrijfspand
nauwelijks knelpunten
bereikbaarheid
gemidd. bvo is groot hoog aandeel kooppanden Noord-Brabant
omvang van bedrijfspand
Limburg
beperkt gebruik van bedrijfs-
knelpunten zijn parkeermoge-
verzamelgebouwen
lijkheden en criminaliteit
omvang van bedrijfspand
* Een lege cel in de tabel betekent dat de provincie op het betreffende aspect het gemiddelde landelijke beeld laat zien. Bron: EIM, 2005.
48
5
Ondernemerschap in het MKB
Het functioneren van een bedrijf is van vele factoren afhankelijk. Naast factoren die te maken hebben met de locatie van het bedrijf en de kwaliteit van het bedrijfspand is de kwaliteit van ondernemerschap van belang. De kwaliteit van het ondernemerschap uit zich onder meer in de innovativiteit van de onderneming en de mate waarin de ondernemer samenwerking zoekt met andere bedrijven of instellingen. Dit hoofdstuk laat zien in hoeverre er regionale verschillen bestaan in innovativiteit en samenwerking van MKB-ondernemingen.
5.1
Innovatie in het MKB: provinciale verschillen? Innovatie is de doelbewuste vernieuwing van producten, diensten en werkmethoden. Ondernemers innoveren om beter te kunnen inspelen op wensen van klanten, om hun concurrentiepositie veilig te stellen, betere resultaten te behalen, of omdat zij er gewoon plezier in hebben. De vraag is hoe innovativiteit gemeten kan worden. In hoofdstuk 2 werd al kort gesproken over de bestedingen aan R&D in een provincie. Maar R&D-uitgaven zijn een minder geschikte maatstaf voor het MKB. In industriële sectoren is R&D zeer gebruikelijk. Maar het merendeel van het MKB besteedt geen expliciete aandacht aan R&D. 1 In de visie van EIM ligt de innovatiekracht van een bedrijf in het harmonieuze samenspel van input-, proces- en outputaspecten. Het gaat daarbij om een combinatie van technologische (zoals het aantal innovaties en uitgaven aan R&D) en niettechnologische aspecten (zoals samenwerken met andere partijen). Innovativiteit kan worden gemeten door zo goed mogelijk aan te sluiten bij het innovatieproces zoals zich dat bij bedrijven in enge zin en in de keten in brede zin voordoet, met een onderscheid tussen input, proces en output. Input- en procesindicatoren bepalen in feite de innovatieve inspanningen van bedrijven. De outputindicatoren verschaffen inzicht in de innovatieve output/resultaten van bedrijven. Dit onderscheid tussen innovatieve inspanningen en innovatieve output wordt in deze paragraaf gehanteerd.
5.1.1 Innova tieve inspa nningen De innovatieve activiteiten van bedrijven kunnen op twee zaken betrekking hebben. Ten eerste kunnen bedrijven activiteiten ontplooien om kansen voor innovaties beter te kunnen herkennen, en om op innovatieve ideeën te komen. Ten tweede zijn er de concrete inspanningen van bedrijven gericht op de ontwikkeling van innovaties. (Strategische) aandacht voor innovatie Niet elke ondernemer zit op nieuwe producten, diensten of werkmethoden te wachten. De behoefte van ondernemers om met innovatie bezig te zijn loopt sterk uiteen. Of MKB-bedrijven innoveren hangt ten eerste af van de aandacht die het bedrijf heeft voor innovatie. Innovatie in het MKB vraagt ten eerste om strategische aandacht van de ondernemer voor vernieuwing en verandering, die resulteert in een bedrijfscultuur die ondersteunend is aan innovatie. Strategie geeft richting en betekenis aan innovatieve inspanningen, leidt tot synergie tussen activiteiten in een bedrijf, is een middel om het
1
EIM (2003), Innovatie in het MKB: provinciale verschillen?, Zoetermeer.
49
belang van innovatie aan medewerkers te benadrukken en voorkomt dat zij innovatie zien als een ad-hocproces. Strategische aandacht blijkt onder meer uit de vraag of de ondernemer doelstellingen op het gebied van vernieuwing en verandering heeft vastgelegd in een schriftelijk plan. Bij 77% van het MKB ontbreekt een dergelijk plan nog vol1 ledig . 2
Uit EIM-onderzoek blijkt dat er op provinciaal niveau sprake is van bescheiden verschillen als het gaat om strategische aandacht voor innovatie. Voor de meeste provincies ligt het percentage bedrijven met strategische aandacht voor innovatie in de bandbreedte tussen 20 en 25%. In Zeeland is dit percentage het laagst (16%). De oververtegenwoordiging in Zeeland van kleine bedrijven (met name horeca) speelt hier een rol. Bedrijfsstrategie Hoewel veel ondernemers hun doelstellingen op het gebied van vernieuwing en verandering niet hebben vastgelegd in een schriftelijk plan, maakt vernieuwen wel deel uit van de bedrijfsstrategie. Uit figuur 17 blijkt dat bij 56% van de MKB-bedrijven volgens eigen zeggen 'voortdurend vernieuwen' deel uitmaakt van de bedrijfsstrategie. Overijssel, Utrecht en Noord-Holland vormen uitschieters naar boven (60% of meer), Groningen, Drenthe en Gelderland naar beneden (lager dan 50%). figuur 17
Aandeel MKB-ondernemingen met aandacht voor innovatie, per provincie
39%
Groningen
44% 51% 52%
Friesland
49% 49%
Drenthe
48%
Overijssel
63%
47% 49%
Gelderland
48%
Flevoland
59% 56%
Utrecht
60%
52%
Noord-Holland 44%
Zuid-Holland 33%
Zeeland
51% 42%
Noord-Brabant
58%
44%
Limburg
57% 46%
Nederland 0%
10%
20%
30%
maakt 'voortdurend vernieuwen' deel uit van bedrijfsstrategie?
61% 56%
40%
50%
56% 60%
70%
gebruik van extern netwerk om kennis uit te wisselen?
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2004.
Gebruik van een extern netwerk Het inschakelen van een extern netwerk is voor MKB-bedrijven waardevol omdat het de eigen beperkingen kan compenseren. Contact onderhouden met externe partijen (klanten, toeleveranciers, concurrenten, etc.) biedt kansen om trends en ontwikkelingen uit de omgeving op te pikken. Hiervan kan het bedrijf gebruik maken om te vernieuwen en
1
2
Veel MKB-bedrijven hebben geen medewerkers in loondienst (zelfstandigen zonder personeel). Het ligt niet voor de hand dat dit soort bedrijven een schriftelijk vastgelegd vernieuwingsplan heeft. EIM (2003), Innovatie in het MKB: provinciale verschillen?, Zoetermeer.
50
te verbeteren. In de meeste gebieden zegt 40 à 50% van de ondervraagde MKBbedrijven een extern netwerk (kennisinstituten, universiteiten, specialistische leveranciers) te gebruiken om kennis uit te wisselen (zie figuur 17). Bij deze indicator scoren Zeeland en Groningen lager dan gemiddeld. Utrecht vormt een positieve uitschieter. Daarnaast loopt de provincie Noord-Holland ook in dit opzicht voorop. Samenwerking met andere bedrijven en/of kennisinstellingen Aandacht voor innovatie stelt ondernemers in staat kansen te herkennen. Vervolgens moet een MKB-bedrijf ook echt bereid zijn menskracht en middelen uit te trekken, en eventueel om samen te werken met andere partijen om een innovatief idee te ontwikkelen tot een concreet resultaat. Een goede relatie met toeleveranciers en andere partijen in de bedrijfsomgeving kan, behalve in een beter inzicht in klantenwensen en de realiseerbaarheid van innovatieve ideeën, resulteren in daadwerkelijke participatie van deze partijen in de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten. Samenwerking met andere partijen kan uitkomst bieden om een tekort aan middelen te ondervangen en de risico's van het mislukken 1 van een innovatieproject te verkleinen . In Groningen en Flevoland wordt door MKBbedrijven het minst samengewerkt met andere bedrijven of instellingen om vernieuwingen uit te werken (figuur 18). In Friesland en Utrecht ligt dit percentage het hoogst. figuur 18
Aandeel MKB-ondernemingen dat innovatieve inspanningen levert per provincie
Groningen
47%
26%
Friesland
55%
42%
Drenthe
51%
40%
Overijssel
54%
30%
Gelderland
49%
36%
Flevoland
44%
23%
Utrecht
53%
42%
Noord-Holland
62%
38%
Zuid-Holland
50%
37%
Zeeland
50%
30%
Noord-Brabant
57%
34%
Limburg
52%
39%
Nederland
54%
36% 0%
10%
20%
30%
met andere bedrijven/instellingen samenwerken om vernieuwingsprojecten uit te voeren?
40%
50%
60%
70%
medewerkers in dagelijks werk betrokken bij vernieuwingsinspanningen?
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2004.
Als het gaat om de innovatieve inspanningen komt Noord-Holland het best uit de bus. Van de MKB-ondernemers in deze provincie werkt 38% samen met andere bedrijven of instellingen om vernieuwingsprojecten uit te voeren. Daarnaast zijn bij ruim 60% van de MKB-ondernemingen in deze provincie medewerkers in het dagelijkse werk betrokken bij vernieuwingsinspanningen. Landelijk gezien bedragen deze aandelen respectie-
1
Grote bedrijven hebben schaalvoordelen en kunnen vaak meerdere innovatieprojecten tegelijk uitvoeren. Dit biedt betere mogelijkheden voor risicospreiding.
51
velijk 36% en 54%. In dit opzicht loopt het MKB in de provincie Groningen enigszins achter. Van hen werkt 26% samen met andere bedrijven of instellingen ten behoeve van vernieuwingsprojecten. En bij minder dan de helft zijn medewerkers dagelijks betrokken bij vernieuwingsinspanningen.
5.1.2 Innovatieve output Innovatieve inspanningen van MKB-bedrijven zijn er uiteindelijk op gericht om nieuwe producten of diensten op de markt te brengen, dan wel procesmatige verbeteringen 1 door te voeren. Beide leiden naar verwachting tot verbetering van de bedrijfsprestaties . 2 Om de innovatieve output van bedrijven te meten is gekeken naar: − recente introducties van nieuwe producten en/of diensten (in de afgelopen 3 jaar) − recente introducties van producten/diensten die nieuw zijn voor de eigen bedrijfstak − recente verbeteringen en/of vernieuwingen in de interne bedrijfsprocessen. In figuur 19 is weergegeven welk percentage MKB-bedrijven per provincie dergelijke product- en procesinnovaties heeft gerealiseerd. Ongeveer één op de drie MKB-bedrijven geeft aan in de afgelopen 3 jaar nieuwe producten en/of diensten op de markt te hebben gebracht (34%). Uit figuur 19 kan worden afgelezen dat de meeste provincies ongeveer op het gemiddelde niveau liggen. Alleen in Flevoland valt het percentage iets lager uit (24%).
1
2
Tidd, J., J. Bessant & K. Pavitt (2001), Managing Innovation. Integrating Technological, Market and Organizational Change, Wiley, Chichester. EIM (2003), Innovatie in het MKB: provinciale verschillen?, Zoetermeer.
52
figuur 19
Innovatieve output per provincie in 2003 (in procenten van het aantal MKBbedrijven)
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2003.
5.1.3 Aa nwezigheid van innova tieve bedrijve n in de provincies 1
Uit EIM-onderzoek blijkt dat de regio's in het midden van Nederland meer innovatieve MKB-bedrijven kennen. De vijf regio's met de grootste aanwezigheid van innovatieve MKB-bedrijven zijn: Utrecht, Gooi- en Vechtstreek, Flevoland, het zuidoosten van ZuidHolland en het zuidwesten van Overijssel. Utrecht dankt zijn hoge positie aan een relatief groot aandeel van innovatieve dienstverlenende bedrijfstakken, zoals ICT-bedrijven, speur- en ontwikkelingswerkers en adviesbureaus. In het zuidwesten van Overijssel zijn het de middelgrote bedrijven die zorgen voor een relatief hoog aandeel van innovatieve MKB-bedrijven. Middelgrote bedrijven (10-100 werknemers) zijn doorgaans innovatiever dan het kleinbedrijf. Flevoland kent een mix van innovatieve bedrijfstakken die is oververtegenwoordigd. In Gooi- en Vechtstreek zijn vooral advies-, PR- en onderzoeksbureaus sterk aanwezig, net als de grafische industrie. Het zuidoosten van Zuid-Holland heeft veel technische groothandelsbedrijven en ook een hoger aandeel van middelgrote bedrijven.
1
EIM (2006), Midden in het land. Regionale verdeling van innovatieve bedrijven in het MKB, Zoetermeer.
53
De minste innovatieve MKB-bedrijven treffen we aan in de 'uithoeken' van het land: Oost-Groningen, Kop van Noord-Holland, Zeeland en Zuid-Limburg.
5.2
Samenwerking De laatste jaren is er op het gebied van samenwerking veel veranderd. Niet alleen het aantal samenwerkende ondernemingen is gestegen, ook de aard van de samenwerking verandert. Ondernemingen raken sterker betrokken bij elkaars bedrijfsactiviteit. Toeleveranciers worden geïntegreerd in bedrijfsonderdelen. Hightech ondernemingen bundelen hun kennis en ervaring en ontwikkelen binnen een netwerk of cluster van ondernemingen nieuwe producten en technologieën. In deze paragraaf staat samenwerking centraal. Een kwart van de circa 690.00 MKB-ondernemingen in ons land werkt op de een of andere manier samen: met elkaar, met leveranciers, met opdrachtgevers of met dienstverleners. Dit varieert van 11% in de bouwnijverheid tot 48% in de fooddetailhandel, zo blijkt uit onderzoek dat EIM in 2005 in opdracht van de Rabobank heeft uitgevoerd voor de Rabobank Cijfers & Trends 2005/2006. Naast sectorale verschillen blijken er ook regionale verschillen te zijn ten aanzien van de mate van samenwerking. In figuur 20 staat weergegeven hoeveel procent van de MKBondernemingen samenwerkt. In de provincies Drenthe en Gelderland blijken de meeste ondernemers aangesloten te zijn bij een samenwerkingsverband. Daar staat tegenover dat het aandeel bedrijven dat bij een samenwerkingsverband is aangesloten in de provincie Groningen zeer beperkt is. figuur 20
Aandeel MKB-ondernemingen dat is aangesloten bij een samenwerkingsverband, 2005
Groningen
81%
16%
75%
Friesland
18%
61%
Drenthe
28%
11%
77%
Overijssel
16%
68%
Gelderland Flevoland
7%
25%
71%
3% 7%
7%
21%
8%
Utrecht
72%
21%
7%
Noord-Holland
72%
21%
7%
Zuid-Holland
75%
20%
71%
Zeeland Noord-Brabant
74%
10% nee
20%
30%
7%
21%
73% 0%
4%
19%
71%
Limburg Nederland
5%
25%
8%
21% 40%
50%
ja, bij één organisatie
60%
70%
80%
6% 90%
100%
ja, bij verschillende organisaties
Bron: EIM, 2005.
De samenwerkers in het MKB doen dit vaak in de vorm van kleine, informele bedrijfsnetwerken en geven daar uiteenlopende omschrijvingen van. Daarnaast werkt bijna een kwart samen in een inkoopvereniging en een tiende in een franchiseorganisatie.
54
Ondernemersnetwerken Er bestaan diverse vormen van ondernemersnetwerken, zoals ondernemersverenigingen (landelijk of plaatselijk), de Rotary club of brancheorganisaties. In tabel 20 staat een overzicht van enkele vormen van ondernemersnetwerken. In zijn geheel genomen is bijna driekwart van de MKB-ondernemers bij minimaal een van de in de tabel genoemde ondernemersnetwerken aangesloten. Met name in de provincie Drenthe is sprake van een hoge organisatiegraad. Slechts 4% van de ondernemers aldaar is bij geen enkele van de genoemde ondernemersnetwerken aangesloten. De overige ondernemers (96%) is in elk geval bij een van de genoemde netwerken aangesloten. Vooral de landelijke en plaatselijke ondernemersverenigingen en de rotaryclub genieten een grote populariteit in deze provincie. Landelijk gezien geniet het lidmaatschap van een branche- of beroepsorganisatie de grootste populariteit. Meer dan de helft (58%) van de MKB-ondernemers zijn bij een dergelijke organisatie aangesloten. Met name in Overijssel is er in dit opzicht sprake van een sterke organisatiegraad (72%). Landelijk gezien is het aandeel MKB-ondernemingen dat zich verenigd heeft in een lokale ondernemersvereniging relatief beperkt (32%). Dit is opvallen aangezien juist bij kleinere ondernemingen een grote lokale betrokkenheid verwacht mag worden. tabel 20
Aandeel MKB-ondernemers dat aangesloten is bij ondernemersnetwerk per provincie (%)
provincie Groningen
landelijke
plaatselijke
ondernemers-
ondernemers-
vereniging
vereniging
andersoortig Rotary club
beroeps- of branche- ondernemers-
bij geen van de-
organisatie
netwerk
ze aangesloten
8
10
0
58
20
42
Friesland
16
54
1
65
42
35
Drenthe
40
48
19
57
57
4
8
45
12
72
15
21
Gelderland
26
24
1
60
26
36
Flevoland
36
28
1
63
0
35
Utrecht
29
37
8
49
23
20
Noord-Holland
25
36
10
58
42
28
Zuid-Holland
35
25
9
59
31
28
Zeeland
14
29
0
44
16
38
Noord-Brabant
34
28
7
56
19
29
Limburg
25
42
4
58
5
34
Nederland
28
32
7
58
28
28
Overijssel
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel 2000.
55
5.3
Samengevat Per provincie worden nog eens kort de belangrijkste kenmerken weergegeven. tabel 21
Ondernemerschap in het MKB, samengevat samenwerking/netwerkvorming a
innovatie
Groningen
**
*
Friesland
****
*
Drenthe
****
*
Overijssel
***
**
Flevoland
***
**
Gelderland
**
*
Utrecht
****
**
Noord-Holland
****
****
Zuid-Holland
*
**
Zeeland
*
*
Noord-Brabant
*
**
Limburg
**
**
a Hoe meer
b
*, hoe vaker er samengewerkt wordt met bedrijven en instellingen en hoe vaker externe
netwerken ingeschakeld worden bij vernieuwingen. b Hoe meer
*,
hoe vaker radicale innovaties zijn doorgevoerd en hoe vaker 'voortdurend vernieuwen'
deel uitmaakt van de bedrijfsstrategie. Bron: EIM, 2005.
56
Bijlage I Literatuurlijst Docter, J. en F. Veenema, Ruimte voor het Midden- en Kleinbedrijf, het lef om te kiezen! Visie van MKB-Nederland op de ruimtelijke inrichting van Nederland tot 2020, Koninklijke Vereniging MKB-Nederland, Delft, 2004 EIM, Kleinschalig Ondernemen 2004, Zoetermeer, 2004 EIM, Kleinschalig Ondernemen 2005, Zoetermeer, 2005 Graaf, C.C. van de, J.P.J. de Jong en A.P. Muizer, Innovatie in het MKB: provinciale verschillen?, EIM, Zoetermeer, 2003 Kok, J.M.P. de, Human resource management within small and medium-sized enterprises, Tinbergen Institute Research Series 313, Thela Thesis, Amsterdam, 2003 Locatus en RUG, Winkels in de etalage, een analyse van langdurige leegstand in de Nederlandse hoofdwinkelgebieden, Woerden, 2004 Mensen, A.H.H.M. en W.V.M. van Rijt-Veltman, MKB-Locaties. Onderzoek naar de aard en kwaliteit van de bedrijfslocaties van MKB-ondernemingen, EIM, Zoetermeer, 2005 Ministerie van Economische Zaken, Actieplan bedrijventerreinen 2004-2008. Samenwerken aan uitvoering, Den Haag, 2003 Ministerie van VROM, Werklocaties 2003, ETIN Adviseurs, Tilburg, 2004 Ministerie van VenW, DG Rijkswaterstaat en AVV, Filemonitor 2005, Rotterdam 2006 Provincie Noord-Brabant, Sociaal-Economische Verkenning Noord-Brabant 2005, EIM, Zoetermeer, 2004 Rabobank Nederland, Rabobank Cijfers & Trends 2003/2004, Eindhoven, 2003 Rabobank Nederland, Rabobank Cijfers & Trends 2005/2006, Eindhoven, 2005 Rijt-Veltman, W.V.M. van, Huisvesting MKB in zicht, EIM, Zoetermeer, 2004 Rijt-Veltman, W.V.M. van, A.H.H.M. Mensen en C.M. Wiggers-Ruigrok, Een warmer vestigingsklimaat voor het MKB?, EIM, Zoetermeer, 2002 Telussa, J., J.P.J. de Jong en N. Sipma, Midden in het land. Regionale verdeling van innovatieve bedrijven in het MKB, EIM, Zoetermeer, 2006 VROM, LNV, VenW en EZ, Nota Ruimte. Ruimte voor ontwikkeling, Ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ, Den Haag, 2004
57
Bijlage II Overzicht ruimtelijke plannen per provincie
tabel 22
Overzicht ruimtelijke plannen op provincieniveau (vermoedelijke) datum
provincie
beleidsnota
vaststelling
Groningen
Provinciaal Omgevingsplan 'Koersen op karakter'
december 2000, met een
(2001-2010)
verlenging in najaar 2004
Streekplan
1994
Kadernota Streekplan Fryslân 2005-2015
januari 2004
Ontwerp Streekplan Fryslân 2006
eind 2006
Provinciaal Omgevingsplan II 2004-2015
juli 2004
Friesland
Drenthe Overijssel
Gelderland Flevoland
Noord-Holland
Zuid-Holland
Utrecht
Zeeland
Streekplan Overijssel 2000+
december 2000
(gedeeltelijke) Herziening streekplan
maart 2005
Streekplan: Gelderland 2005
juni 2005
Omgevingsplan Flevoland 2001-2005
november 2000
Contourennota
augustus 2004
Omgevingsplan Flevoland 2007-2012
november 2006
Streekplan Noord-Holland Zuid
februari 2003
Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord
oktober 2004
Streekplan Zuid-Holland Oost
november 2003
Streekplan Zuid-Holland West
februari 2003
Streekplan Zuid-Holland Zuid
mei 2000
Streekplan Rijnmond
eind 2005
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020
oktober 2004
Nota Ruimte voor ruimte in Zuid-Holland
september 2003
Streekplan Utrecht 2005-2015
september 2005
Meerjarenactieprogramma Streekplan 2005-2007
april 2005
Streekplan Zeeland
september 1997
Streekplan herziening Economische dragers
april 2001
Herziening streekplan Westerschelde Container Terminal
oktober 2002
Streekplan Zeeland - Herziening West Zeeuwsch Vlaan-
Noord-Brabant
Limburg
deren
februari 2004
Streekplan Zeeland Herziening Vitaliteit en Kwaliteit
juli 2004
Streekplan Noord-Brabant
2002
Streekplan Noord-Brabant 2002 herzien
december 2004
Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2001
juni 2001
Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006
juni 2006
Bron: MKB-Nederland, 2004 en websites van de provincies.
59
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
Recente Publieksrapportages A200606 A200605 A200604 A200603 A200602 A200601 A200516 A200515
19-7-2006 29-6-2006 19-6-2006 17-5-2006 12-4-2006 20-3-2006 14-2-2006 16-1-2006
A200514 A200513
9-1-2006 14-12-2005
A200512 A200511 A200510 A200509 A200508 A200507 A200506 A200505
31-1-2006 8-11-2005 3-11-2005 6-10-2005 20-9-2005 1-9-2005 19-7-2005 6-10-2005
A200504 A200503
27-6-2005 15-6-2005
A200502
17-5-2005
A200501 A200417
26-4-2005 11-4-2005
A200416 A200415 A200414 A200413 A200412 A200411 A200410 A200409 A200408 A200407
12-4-2005 29-3-2005 24-3-2005 21-3-2005 9-3-2005 17-2-2005 25-4-2005 5-1-2005 18-11-2004 14-3-2005
A200406
12-10-2004
A200405 A200404
14-9-2004 11-8-2004
MKB in regionaal perspectief 2006 De externe adviseur bij bedrijfsoverdrachten in het MKB Kleinschalig Ondernemen 2006 Internationale Benchmark 2005 Bedrijfsopleidingen geen weggegooid geld Een blik op MKB en Ondernemerschap in 2015 Small Business Governance Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid; Periode 1987-2005 Kritisch kopen in het MKB Financiering van bedrijfsinvesteringen problematisch, of niet? Entrepreneurship in the Netherlands, Business transfer Internationale Benchmark Ondernemerschap 2004 Transsectorale innovatie door diffusie van technologie Creatieve bedrijvigheid in Nederland Ondernemen in de Sectoren Meer MKB-bedrijven in openbare aanbestedingen? Het Nederlandse MKB en de uitbreiding van de EU Entrepreneurship in the Netherlands; SMEs and International co-operation Kleinschalig Ondernemen 2005 Aandacht voor ondernemerschap in het HAVO- en VWOonderwijs Nieuw ondernemerschap in herstel: Global Entrepreneurship Monitor 2004 Spin-offs van grote bedrijven in Nederland Voorbeeldig ondernemen bij bedrijfsoverdracht in het MKB MKB-locaties Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid Internationalisering in het Nederlandse MKB MKB in een periode van deflatie; risico's en strategieën Ondernemen in de zorg De bron van vernieuwing Oudere versus jongere starters De kracht van de organisatie Succesvol op weg op de elektronische snelweg!! Toetredingsbarrières in de praktijk: Veranderingen in de hoogte van toetredingsbarrières in het notariaat en de makelaardij Ga direct naar een standaard reïntegratietraject, ga niet langs start Ondernemen in de Sectoren Innovatief ondernemerschap en de rol van de brancheor-
61
A200403 A200402 A200401 A200318
11-8-2004 5-7-2004 22-6-2004 15-6-2004
A200317 A200316
28-5-2004 22-4-2004
A200315 A200314
10-3-2004 12-3-2004
A200313 A200312 A200311 A200310 A200309
18-2-2004 12-2-2004 10-2-2004 5-2-2004 22-1-2004
A200308
20-1-2004
62
ganisaties: Een exploratieve toets Starten in de recessie Kleinschalig Ondernemen 2004 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2003 Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het middenen kleinbedrijf Wordt de spoeling dun? Entrepreneurial Attitudes Versus Entrepreneurial Activities (GEM) Rechtsvormkeuze in het MKB Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - periode 19872002 Het Eureka-gevoel van ICT-gebruik Ondernemen in het Ambacht 2004 Ondernemen in de Industrie 2004 Ondernemen in de Diensten 2004 Onevenredig belast! Administratieve lasten in het kleinbedrijf 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2004