Aan huisartsendienstenstructuren en zorgverzekeraars
Utrecht, Uw brief van: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Behandeld door: Doorkiesnr: Afdelingsfax: E-mail: Onderwerp:
Korte inhoud:
december 2004
MVEK/escs/V/04/4c mw. drs. M.C.M. Verbeek 030 296 82 94
[email protected] normering huisartsendienstenstructuren per 1 januari 2005 – niet-geïnde verrichtingen 2001 tot en met 2004 – richtlijnen indienen jaarrekening 2004
In deze circulaire wordt de normering van de huisartsendienstenstructuren met ingang van 1 januari 2005 toegelicht en wordt de procedure besproken voor de afgifte van tarieven per 1 januari 2005. Daarnaast wordt ingegaan op de regels voor de niet-geïnde verrichtingen van het jaar 2001 tot en met 2004. Ten slotte komen aan de orde de richtlijnen die gelden voor het indienen van de jaarrekening 2004.
Geachte heer/mevrouw,
In de vergadering van 25 oktober 2004 heeft CTG/ZAio de beleidsregels voor de huisartsendienstenstructuren (HDS'en) gewijzigd vastgesteld. De Minister van VWS heeft deze per brief van 18 november 2004 goedgekeurd. In deze circulaire worden de beleidsregelwijzigingen toegelicht. In hoofdstuk 1 zal worden ingegaan op de inhoud van de normering. In hoofdstuk 2 komt de procedure aan de orde voor de afgifte van een tarief per 1 januari 2005. Hoofdstuk 3 gaat in op de regeling ten aanzien van de niet-geïnde verrichtingen 2001 tot en met 2004. In hoofdstuk 4 worden de regels besproken die gelden voor het indienen van de jaarrekening 2004. In hoofdstuk 5 ten slotte wordt aangegeven waar u terecht kunt voor nadere informatie.
1.
INHOUD NORMERING
1.1 Inleiding In de brief van 20 oktober 2003 heeft de Minister van VWS aan CTG/ZAio gevraagd een normering van de HDS'en vast te stellen. Dit omdat naar mening van de Minister met de HDS'en voldoende ervaring was opgedaan om tot een genormeerd financieringssysteem over te kunnen gaan. Tevens dienden maatregelen genomen te worden om de kosten binnen het macrokader te brengen. Afgelopen jaar is door CTG/ZAio in overleg met de HDSafdeling LHV, ZN, VWS en CVZ een normering ontwikkeld.
2 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
In eerste instantie werd door CTG/ZAio gedacht aan een onderbouwde normering, gebaseerd op inzichten per HDS in het minimaal benodigde aantal assistentes, auto's, vierkante meters huisvesting, huisartsenuren, enzovoorts, en op de daarbij behorende kosten. De onderzoeken naar huisartsendienstenstructuren van CVZ en IGZ en de HDSjaarrekeningen 2001, 2002 en 2003 gaven echter onvoldoende inzicht in deze gegevens. Daarom is gekozen voor een meer globale normering, waarbij wegens gebrek aan bovengenoemde onderbouwing, uitgegaan is van het beschikbare macrokader van € 180 miljoen (voorcalculatorisch niveau 2005, infrastructurele kosten én honorariumkosten). 1.2 Bedrag per inwoner 1.2.1 De normering is gebaseerd op een bedrag per inwoner. Dit maximale bedrag per inwoner is samengesteld uit de volgende onderdelen (niveau 2005): € 10,– a) basisbedrag € 2,50 b) module platteland € 2,– c) module zorgconsumptie d) plusmodule 90-110% e) herallocatie Hieronder wordt toegelicht wanneer een HDS recht heeft op de verschillende onderdelen. ad a) Het basisbedrag per inwoner wordt als uitgangspunt gebruikt voor de berekening van het budget van de HDS. Of een HDS voor het volledige bedrag in aanmerking komt, is afhankelijk van het budget 2004 en de overeenkomst met de zorgverzekeraar (zie de toelichting onder d en e). ad b) Een HDS in een plattelandsgebied kan in aanmerking komen voor de module platteland. De plattelandsfactor van de HDS, die wordt vastgesteld door CTG/ZAio, bepaalt de maximale hoogte van de module platteland per HDS. Voor elke HDS wordt een plattelandsfactor berekend, uitgedrukt in een percentage. Woonkernen met meer dan 70.000 inwoners worden aangewezen als stedelijk, de overige kernen als platteland. Voor de bepaling van de grootte van de stadskernen wordt gebruik gemaakt van gegevens van het CBS. Voorbeeld Een HDS heeft 400.000 inwoners. Het werkingsgebied van deze HDS kent twee steden van 80.000 inwoners. De overige inwoners wonen in kernen kleiner dan 70.000 inwoners; het betreft in totaal 240.000 inwoners woonachtig op het platteland. De plattelandsfactor wordt dan als volgt berekend: 240.000/400.000 = 60%. De maximale plattelandsmodule voor deze HDS is dan 60% van € 2,50 = € 1,50.
ad c) Op basis van de ingediende productieraming 2005 kan voor iedere HDS de hoogte van de zorgconsumptie (aantal consulteenheden per inwoner) worden berekend. Het aantal consulteenheden wordt daarbij vastgesteld op basis van 0,5 maal het aantal telefonische consulten/herhalingsrecepten plus 1,0 maal het aantal consulten plus 1,5 maal het aantal visites. Een HDS met een zorgconsumptie van (minder dan) 14 consulteenheden per 100 inwoners komt niet in aanmerking voor de module zorgconsumptie. Een HDS met een zorgconsumptie van (meer dan) 27 consulteenheden per 100 inwoners komt in aanmerking voor de maximale module zorgconsumptie. Voor de HDS met een zorgconsumptie tussen de 14 en 27 consulteenheden per 100 inwoners geldt een proportioneel berekende maximale toeslag. Zodra bij CTG/ZAio de productieraming en het aantal inwoners van een HDS bekend is, kan CTG/ZAio de maximale module zorgconsumptie van die HDS berekenen. Indien de werkelijke productie afwijkt van de raming, zal de module zorgconsumptie achteraf niet worden aangepast.
3 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
Voorbeeld Een HDS heeft 100.000 inwoners. De productieraming 2005 is 20.500 consulteenheden. De zorgconsumptie is dan 20,5 consulteenheid per 100 inwoners. De maximale module zorgconsumptie bedraagt dan: [(20,5-14)/(27-14)*€ 2] = € 1,–.
ad b en c) Uit overwegingen van doelmatigheid en in afwachting van de geplande aanpassing van de AMvB voor huisartsendienstenstructuren is besloten om kleinschalige HDS'en te stimuleren aansluiting te zoeken bij een grotere HDS: HDS'en met een gemiddeld aantal begrote huisartsenuren van meer dan 450 uur per jaar (exclusief uren achterwacht) per aangesloten huisarts (op basis van aantal normpraktijken van 2.350 verzekerden), komen niet in aanmerking voor de module platteland en module zorgconsumptie. Deze HDS'en kunnen eventueel nog wel in aanmerking komen voor het basisbedrag, de plusmodule en de herallocatie. ad d en e) Het basisbedrag, de module platteland en de module zorgconsumptie van een HDS maal het aantal inwoners in het werkingsgebied van de HDS vormen het maximaal beschikbare bedrag van de HDS (=100%). Van dit maximaal beschikbare bedrag is 90% uitgangspunt van de onderhandeling, tenzij het budget 2004 lager is dan 90% van het maximaal beschikbare bedrag. Hieronder zal dit verder worden toegelicht. Naast het maximaal beschikbare bedrag zijn er nog twee aanvullende onderdelen van invloed op het budget van de HDS, namelijk de plusmodule en de herallocatie. Met de plusmodule kan de 90% van het maximaal beschikbare bedrag worden opgehoogd tot maximaal 110%. De plusmodule kan alleen worden ingezet om kwalitatieve verbeteringen te bewerkstelligen zoals deze zijn aanbevolen voor de betreffende HDS in de rapportage van de IGZ, de audits van CVZ/Plexus, het kwaliteitsdocument van CVZ en voor e zorgvernieuwing. Ook kan de plusmodule ingezet worden om substitutie van zorg van de 2 lijn naar de HDS te stimuleren. HDS en zorgverzekeraar kunnen CTG/ZAio om een plusmodule verzoeken middels een plan van aanpak. Daarnaast speelt voor HDS'en die in 2004 een lager budget hadden dan 90% van het maximaal beschikbare bedrag, een herallocatietraject. Als zorgverzekeraar en HDS geen herallocatie overeenkomen, wordt het budget 2005 vastgesteld op het niveau van het budget 2004. HDS en zorgverzekeraar kunnen maximaal een herallocatie overeenkomen tot 90% van het maximaal beschikbare bedrag. Hiertoe dient de HDS met de zorgverzekeraar een plan van aanpak bij CTG/ZAio in te dienen waarmee uit oogpunt van kwaliteit of doelmatigheid de noodzaak hiervan kan worden aangetoond, conform de procedure bij de plusmodule. Een HDS met een hoger budget 2004 dan 90% van het maximaal beschikbare bedrag 2005 plus eventueel overeengekomen plusmodule, kan een herallocatietraject afspreken van tenminste drie en maximaal vijf jaar. Via deze herallocatie wordt het budget teruggebracht naar 90% van het maximaal beschikbare bedrag 2005 plus eventuele plusmodule. Indien er geen overeenstemming is over de duur van het herallocatietraject maar wel overeenstemming over herallocatie, zal CTG/ZAio een duur van drie jaar in acht nemen. Indien zowel een plusmodule als een herallocatietraject wordt overeengekomen, dient eerst de plusmodule te worden beargumenteerd door middel van een plan van aanpak, waarna vervolgens een herallocatie kan worden overeengekomen tot het afgesproken niveau.
4 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
Voorbeeld Een HDS heeft 400.000 inwoners. De plattelandsfactor is 60%. De zorgconsumptie is 20,5 consulteenheid per 100 inwoners. Voor deze HDS geldt maximaal basisbedrag module platteland module zorgconsumptie Totaal
per inwoner: € 10,– € 1,50 € 1,– € 12,50
Totaal maximaal beschikbaar voor deze HDS (100%) = € 5.000.000. Situatie 1: De HDS had in 2004 een budget van € 4.600.000. Dit is 92% van het maximaal beschikbare bedrag van € 5.000.000. Als startpunt voor de onderhandeling in deze situatie geldt 90% van het maximaal beschikbare bedrag = € 4.500.000. Als er geen overeenkomst wordt gesloten tussen HDS en zorgverzekeraar over een plusmodule, wordt het budget 2005 van deze HDS € 4.500.000. In deze situatie komen HDS en zorgverzekeraar middels een plan van aanpak een plusmodule overeen van 5%. Hiermee komt het afgesproken budget op € 4.750.000. Situatie 2: De HDS had in 2004 een budget van € 5.750.000. Dit is 115% van het maximaal beschikbare bedrag van € 5.000.000. Als startpunt voor de onderhandeling in deze situatie geldt 90% van het maximaal beschikbare bedrag = € 4.500.000. Als er geen overeenkomst wordt gesloten tussen HDS en zorgverzekeraar over een plusmodule, wordt het budget 2005 van deze HDS € 4.500.000. In deze situatie komen HDS en zorgverzekeraar middels een plan van aanpak een plusmodule overeen van 5%. Hiermee komt het afgesproken budget op € 4.750.000. HDS en zorgverzekeraar komen ook een herallocatie overeen van 3 jaar. Dit betekent dat in 3 stappen het budget 2004 van € 5.750.000 wordt teruggebracht naar € 4.750.000. Voor 2005 komt het budget voor deze HDS na plusmodule en herallocatie dan op € 5.416.667 (= € 5.750.000 - € 333.333). Situatie 3: De HDS had in 2004 een budget van € 3.750.000. Dit is 75% van het maximaal beschikbare bedrag van € 5.000.000. Als startpunt voor de onderhandeling in deze situatie geldt 75% van het maximaal beschikbare bedrag = € 3.750.000. In deze situatie komen HDS en zorgverzekeraar middels een plan van aanpak een herallocatie overeen naar 85%. Hiermee komt het afgesproken budget na herallocatie op € 4.250.000.
5 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
1.3 Aantal inwoners 1.3.1 Het aantal inwoners in het werkingsgebied van een HDS dient door HDS en zorgverzekeraar gezamenlijk te worden bepaald. Dit kan middels het bepalen van de postcodes waarin de HDS actief is en het aantal inwoners per postcodegebied. Daarbij dient een correctie op het aantal inwoners te worden toegepast in verband met: − niet deelnemende huisartsen in het werkgebied. Dit kan via een reële inschatting van het aantal inwoners dat deze huisartsen bedienen of indien niet bekend naar rato (bijvoorbeeld: 3% van de huisartsen, gerekend in normpraktijken, neemt niet deel, dus een correctie van 3% op het aantal inwoners toepassen); − partieel deelnemende huisartsen in het werkgebied (huisartsen die slechts partieel deelnemen, bijvoorbeeld alleen voor de nachtdiensten, worden dus beschouwd als zijnde niet-deelnemende huisartsen en het aantal inwoners dat deze huisartsen bedienen tellen niet mee voor de bepaling van het aantal inwoners in het werkingsgebied van de HDS); − in geval meerdere HDS'en in een postcodegebied actief zijn, wordt het aantal inwoners gelijkelijk verdeeld over de beide HDS'en, tenzij de HDS'en en zorgverzekeraars een andere verdeling overeenkomen; − inwoners van AWBZ-instellingen en penitentiaire inrichtingen. In het tariefverzoek moet dus door HDS en zorgverzekeraar zelf het aantal inwoners worden aangegeven. Ook moeten de gemeenten en de postcodes waarin de HDS actief is worden opgegeven inclusief de toegepaste correcties op het inwoneraantal. CTG/ZAio zal op basis van beschikbare gegevens het aantal inwoners toetsen. 1.3.2 Het aantal inwoners kan op verzoek van de huisartsendienstenstructuur en de zorgverzekeraar bij extreem veel passanten worden opgehoogd met de vakantiedruk. Er is sprake van extreem veel passanten indien gemiddeld op jaarbasis het inwoneraantal door vakantiedruk met 50% of meer stijgt. De vakantiedruk (uitgedrukt in inwoners per jaar) wordt berekend door het aantal vakantiegangers dat jaarlijks in het werkgebied van de huisartsendienstenstructuur verblijft te vermenigvuldigen met de gemiddelde verblijfsduur per vakantieganger (uitgedrukt in dagen) te delen door 365 dagen. De HDS zal samen met de zorgverzekeraar aan moeten tonen dat er sprake is van extreem veel passanten. CTG/ZAio kan dit aan de hand van cijfers van het CBS en/of VVV controleren. Voorbeeld Een HDS heeft een werkingsgebied van 100.000 inwoners. In dit gebied verblijven in een jaar 1 miljoen vakantiegangers gemiddeld 21 dagen. De vakantiedruk is dan (1.000.000*21/365) = 57.500 inwoners. Hierdoor stijgt het inwoneraantal door vakantiedruk met 57,5%, dus is er sprake van extreem veel passanten. Voor deze HDS geldt dan een inwoneraantal van 157.500.
1.4 Berekening tarief 1.4.1 Voor de berekening van het tarief is het budget nodig. Het budget wordt berekend op basis van aantal inwoners maal het basisbedrag en eventuele modules, zoals in paragraaf 1.2 is uitgelegd. Vervolgens dienen HDS en zorgverzekeraar de productieraming in termen van aantal verwachte telefonische consulten, herhalingsrecepten, consulten en visites op te geven. Voor telefonische consulten en herhalingsrecepten blijft een tarief gelden van € 25,–. Het totaal berekende budget van de HDS wordt verminderd met het aantal begrote telefonische consulten en herhalingsrecepten vermenigvuldigd met € 25,–. Het resterende bedrag wordt gedeeld door het aantal begrote consulteenheden aan consulten en visites. Dit afgeronde bedrag is het tarief per consult. Het tarief per visite is anderhalf maal het bedrag per consult.
6 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
Nacalculatie over de jaren 2001 tot en met 2004 komt als toeslag of aftrek bovenop het berekende consulttarief. Voorbeeld Een HDS heeft een overeengekomen budget van € 4.750.000. De productieraming 2005 is als volgt: – 40.000 consulten – 20.000 visites – 39.000 telefonische consulten – 1.000 herhalingsrecepten De telefonische consulten en herhalingsrecepten leveren dan naar verwachting een omzet op van 40.000 * € 25,– = € 1.000.000. Het aantal consulteenheden aan consulten en visites is 70.000. Het tarief per consulteenheid bedraagt dan (4.750.000-1.000.000)/70.000 = € 53,57. Het afgeronde consulttarief bedraagt dan € 53,60, het visitetarief € 80,40.
1.4.2 In de financiering van de HDS'en wordt per 1 januari 2005 het onderscheid tussen infrastructurele kosten en honorariumkosten losgelaten. De HDS-afdeling LHV en ZN hebben aangegeven dat HDS'en door middel van taakdelegatie (bijvoorbeeld inzet van praktijkverpleegkundigen in plaats van huisartsen) doelmatiger kunnen werken. Een stijging in infrastructurele kosten gaat dan samen met een (grotere) daling van de honorariumkosten. CTG/ZAio gaat monitoren of doelmatigheidswinst wordt behaald. 1.4.3 Per 1 januari 2005 gelden separate tarieven voor contractueel overeengekomen 1 huisartsenzorg aan patiënten in AWBZ-instellingen of penitentiaire inrichtingen. Hierdoor hoeft in deze instellingen geen arts aanwezig te zijn. Dit levert volgens de HDS-afdeling LHV en ZN besparingen in die sectoren op. De hoogte van het tarief per HDS is maximaal tweemaal de hoogte van het tarief van een telefonisch consult/herhalingsrecept, consult en visite van die HDS of maximaal tweemaal het maximale bedrag per inwoner (van een AWBZ-instelling of penitentiaire inrichting) per jaar, inclusief de modules platteland en zorgconsumptie (maximaal € 29,- op niveau 2005). In de tariefbeschikking zullen deze maximumtarieven worden opgenomen. 1.5 Niet-aanvaardbare infrastructurele kosten en/of honorariumkosten De volgende kostenposten zijn aangewezen als niet-aanvaardbare infrastructurele en/of honorariumkosten voor de huisartsendienstenstructuur: 2 – kosten voor actieve huisartsenhulp hoger dan het maximale uurtarief ; 2 – kosten voor waarnemers hoger dan het maximale uurtarief ; – vacatiegelden voor huisartsen of bestuurs-, commissie- of werkgroepleden hoger dan het 2 maximale uurtarief ; 2 – kosten voor achterwachtinzet hoger dan 25% van het maximale uurtarief ; – kosten buiten de openingstijden van de HDS (vóór 18.00 uur of na 08.00 uur op weekdagen); – scholingsvergoeding huisartsen waar het compensatie van gemist honorarium betreft en/of waar het niet op het functioneren van de huisartsenpost gerichte aanvullende scholing betreft; – voorziening of aftrek oninbaar hoger dan 2% van de jaaropbrengst; – afschrijvingskosten hoger dan op grond van de door CTG/ZAio vastgestelde afschrijvingspercentages in rekening had mogen worden gebracht. (Voor stenen gebouwen geldt een afschrijvingspercentage van 2%, voor semi-permanente gebouwen en verbouwingen 5%, voor houten paviljoens 10%, voor inventaris en instrumentarium 10% en voor automatisering en telecom 20%).
1
Het betreft die instellingen waarvan de inwoners niet bij een huisarts in het werkgebied zijn ingeschreven. Als de inwoners wel bij een huisarts zijn ingeschreven, vallen deze immers al onder de huisartsendienstenstructuur. De hoogte van het maximale uurtarief op niveau 2005 wordt vastgelegd in de tariefbeschikking voor hulp door huisartsen (ziekenfonds en niet-ziekenfonds) per 1 januari 2005. Op dit moment is de hoogte van het uurtarief nog niet bekend.
2
7 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
Bovenstaande houdt in dat onder meer de vergoeding van achterwacht en commissie- en werkgroepleden onder bepaalde voorwaarden wordt toegestaan. Volgens de HDS-afdeling LHV en ZN kan hiermee de doelmatigheid van de HDS'en worden vergroot. Op basis van de jaarrekening 2005 zal door CTG/ZAio worden gemonitord hoe HDS'en en zorgverzekeraars omgaan met deze vrijheden en of dit inderdaad leidt tot meer doelmatigheid. Uitgaven aan niet-aanvaardbare kosten zullen leiden tot een aftrek op het toekomstige tarief, ook indien deze uitgaven binnen het beschikbare HDS-budget passen. 1.6 Nacalculatiesystematiek De verrekening van jaar t gebeurt op basis van jaarstukken die moeten worden ingediend vóór 1 juli van het jaar t+1. Eisen aan de inhoud van de jaarstukken zijn opgenomen in beleidsregel V-295-8.0.-3. De jaarrekening 2005 moet dus uiterlijk 1 juli 2006 binnen zijn. Een over-/onderbesteding van de aanvaardbare infrastructurele en honorariumkosten ten opzichte van het HDS-budget zal niet worden verrekend. Een tekort/overschot zal ten laste/bate worden gebracht van de Reserve Aanvaardbare Kosten (RAK). Op het moment dat de RAK de 10% van de omzet van jaar t overstijgt, zal het meerdere via een tijdelijke aftrek in het jaar t+2 worden verrekend. De verrekening heeft tevens betrekking op het verschil tussen het werkelijke aantal gedeclareerde consulteenheden minus het begrote aantal consulteenheden. Verschillen tussen het werkelijke aantal gedeclareerde consulteenheden en het begrote aantal consulteenheden tot 2% van het begrote volume zullen ten bate/laste worden gebracht van de RAK. Het overeengekomen HDS-budget wijzigt niet. Dit betekent dat HDS'en met een lager volume dan begroot (tot -2%), minder inkomsten ontvangen dan begroot. Hiervoor zullen zij niet worden gecompenseerd. Andersom geldt hetzelfde: HDS'en met een hoger volume dan begroot (tot +2%), zullen de extra inkomsten kunnen besteden aan extra kosten of bijdragen aan de RAK. Volumeafwijkingen van meer dan 2% zullen voor dit meerdere worden verrekend. Bij een volumestijging/daling van bijvoorbeeld 6%, zal dit leiden tot een budgetstijging/daling van 4%. Uitgaven aan niet-aanvaardbare kosten zullen via een tijdelijke aftrek in het jaar t+2 worden verrekend. Van de opbrengst uit contractueel overeengekomen huisartsenzorg aan patiënten in AWBZinstellingen of penitentiaire inrichtingen wordt 25% gerekend als vergoeding voor het gebruik van de infrastructuur van de HDS. Dus 25% van de opbrengst dient ter dekking van de kosten van de HDS. In de jaarrekening moet expliciet een kostentoerekening (inclusief honorarium) worden gemaakt naar de bijzondere verrichtingen. Deze kosten dienen in mindering te worden gebracht op de aanvullende opbrengsten, maar drukken niet op het macrokader. De opbrengst minus de daarmee samenhangende infrastructurele en honorariumkosten wordt ten bate/laste gebracht van de RAK.
8 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
Voorbeeld Situatie 1: Een HDS heeft een overeengekomen budget van € 4.750.000. De werkelijke aanvaardbare kosten bedragen € 4.500.000. De werkelijke omzet is € 4.750.000. Er zijn geen niet-aanvaardbare kosten. De RAK is aan het begin van het jaar € 380.000. De werkelijke omzet is gelijk aan het overeengekomen budget, dat wil zeggen dat de begrote en werkelijke consulteenheden aan elkaar gelijk zijn. Er vindt dus geen nacalculatie op volume plaats. De onderbesteding van de aanvaardbare kosten is in deze situatie € 250.000. De RAK mag maximaal 10% van de werkelijke omzet bedragen, dus mag nog met maximaal € 95.000 worden gevuld. Van de onderbesteding van de kosten van € 250.000 gaat derhalve € 95.000 naar de RAK en € 155.000 zal worden nagecalculeerd middels een aftrek op het toekomstige tarief. Situatie 2: Een HDS heeft een overeengekomen budget van € 4.750.000. De werkelijke aanvaardbare kosten bedragen € 4.750.000. De werkelijke omzet is € 4.512.500. Er zijn geen niet-aanvaardbare kosten. De RAK is aan het begin van het jaar € 380.000. De werkelijke kosten zijn gelijk aan het overeengekomen budget, zodat niet op de kosten hoeft te worden nagecalculeerd. De werkelijke omzet is € 237.500 lager dan het overeengekomen budget, dat wil zeggen dat het volume 5% lager is dan begroot. Van dit verschil zal 2%, namelijk € 95.000, uit de RAK moeten worden gefinancierd. De RAK bedraagt dan € 285.000. Het resterende bedrag van € 142.500 zal worden nagecalculeerd middels een toeslag op het toekomstige tarief.
1.7 Waarborgen / Tariefaanpassingen 1.7.1 Op 1 mei van het jaar t zal het CTG/ZAio-secretariaat de afgesproken plusmodules inventariseren. Indien dan blijkt dat het contracteren van de plusmodule (90-110%) leidt tot een overschrijding van het beschikbare macrokader, zal CTG/ZAio per 1 juli van het jaar t de overschrijding teniet doen. Dit gebeurt door middel van een gedifferentieerde aftrek op het overeengekomen bedrag per verzekerde (inclusief modules). Dit houdt tevens in dat na 1 mei geen nieuwe plusmodules mogen worden afgesproken. De gedifferentieerde aftrek ziet er als volgt uit. Allereerst wordt berekend wat de verwachte overschrijding van het macrokader is als gevolg van de plusmodule. Vervolgens wordt dit bedrag versleuteld over de HDS'en die een plusmodule hebben afgesproken. Eenderde van het bedrag wordt als procentuele korting opgelegd aan alle HDS'en die een plusmodule (tussen 90 en 110%) hebben afgesproken. De overige tweederde van het bedrag wordt als procentuele korting in mindering gebracht op de HDS'en die een plusmodule van meer dan 100% hebben afgesproken. 1.7.2 Indien in het begin van het jaar t blijkt dat het volume verkeerd is ingeschat, kunnen HDS en zorgverzekeraar tot 15 juni van het jaar t een nieuw tarief aanvragen op basis van de gewijzigde productie. Uiterlijk 1 juli zal een nieuwe tariefbeschikking worden afgegeven op basis van de gewijzigde productie. Deze aanpassing zal niet met terugwerkende kracht worden doorgevoerd. 1.7.3 Een tariefverzoek van een HDS en zorgverzekeraar in verband met een uitbreiding van het werkingsgebied van de HDS, is gedurende het hele jaar toegestaan.
9 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
2.
AFGIFTE TARIEVEN PER 1 JANUARI 2005
2.1 In de beleidsregels is opgenomen dat HDS en zorgverzekeraar voor het jaar t gezamenlijk een nieuw tariefverzoek bij CTG/ZAio in moeten dienen vóór 1 november van het jaar t-1. Voor de tariefverzoeken 2005 is deze eis niet meer mogelijk en zal het tariefverzoek zo spoedig mogelijk bij CTG/ZAio moeten worden ingediend, doch uiterlijk vóór 1 januari 2005. Aanvragen voor de plusmodule kunnen nog tot 1 mei 2005 bij CTG/ZAio worden ingediend. In het tariefverzoek dienen minimaal de volgende elementen te zijn opgenomen: – het aantal aangesloten huisartsen (aantal normpraktijken van 2.350 verzekerden en absoluut aantal); – het adherente gebied van de HDS op basis van gemeenten en postcodes; – het aantal inwoners in het adherente gebied plus correcties daarop (zie paragraaf 1.3.1); – het maximale beschikbare bedrag per inwoner (basisbedrag plus indien van toepassing (deel van) module platteland en (deel van) module zorgconsumptie); – de eventueel overeengekomen plusmodule plus plan van aanpak; – het eventueel overeengekomen herallocatietraject plus plan van aanpak; – de productieraming in termen van aantal verwachte telefonische consulten, herhalingsrecepten, consulten en visites; – het begrote aantal actieve huisartsenuren en het begrote aantal achterwachturen. Het indienen van een volledige begroting is derhalve niet meer nodig. CTG/ZAio gaat er wel vanuit dat de onderhandelingen tussen HDS en zorgverzekeraar plaats zullen vinden op basis van een begroting van de HDS. Er zal nog wel een jaarrekening bij CTG/ZAio moeten worden ingediend. 2.2 Doordat de uiterste indieningsdatum van het tariefverzoek 2005 is verschoven, zal CTG/ZAio niet in alle gevallen voor 1 januari 2005 een tariefbeschikking kunnen afgeven. In dat geval zullen de huidige tarieven doorlopen, en zal als ingangsdatum van de tariefbeschikking gelden de eerste van de volgende maand. Dit houdt niet in dat de normering ook een maand opgeschoven wordt: het overeengekomen budget zal gelden vanaf 1 januari 2005. Het eventueel te hoge of te lage tarief van de eerste maand(en) zal in het nieuw berekende tarief worden verdisconteerd. CTG/ZAio zal, indien gereed en voor zover nog niet verwerkt, de afgifte van de tarieven per 1 januari 2005 op basis van de normering, combineren met het verwerken van de nacalculatie 2003 en eventuele correcties op de nacalculaties 2001 en 2002.
3.
NIET-GEÏNDE VERRICHTINGEN 2001 TOT EN MET 2004
3.1 In zijn vergadering van 30 september 2004 heeft CTG/ZAio een beleidsregel vastgesteld inzake de niet-geïnde verrichtingen van de HDS'en voor het jaar 2001, 2002, 2003 en 2004. In 2003 is ten aanzien van de niet-geïnde verrichtingen 2001 en 2002 afgesproken dat op basis van de jaarrekeningen 2003 definitieve besluitvorming plaats zou vinden inzake de oninbaarheid van verrichtingen over deze jaren. In de jaarrekening 2003 diende daarvoor expliciet te worden aangegeven (a) welke inspanningsverplichting er is geleverd om nog declaraties geïnd te krijgen, (b) welk bedrag nog aan verrichtingen voor 2001 en 2002 is binnengekomen, en (c) wat nog aan niet-geïnde verrichtingen 2001 en 2002 resteert. Uit een eerste inventarisatie van de jaarrekeningen 2003 is met enige voorzichtigheid geconcludeerd dat de HDS'en, na een moeilijk begin met diverse aanloopproblemen op organisatorisch gebied, er in de loop van de jaren steeds beter in slagen om de verrichtingen die worden gedeclareerd ook te incasseren. Daarnaast blijkt dat, ondanks de geleverde inspanningsverplichting, er over het jaar 2001 nauwelijks nog iets aan declaraties geïnd wordt. Voor het jaar 2002 is dat beeld genuanceerder.
10 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
De in 2003 afgesproken wijze van verrekenen van de niet-geïnde verrichtingen 2001 en 2002 leidt in een aantal gevallen echter tot liquiditeitsproblemen bij de HDS'en. Om dit te voorkomen en om duidelijkheid te scheppen, heeft CTG/ZAio besloten om te komen tot een definitieve regeling ten aanzien van de niet-geïnde verrichtingen. De volgende besluiten zijn genomen: − Voor het jaar 2001 wordt het verschil tussen het werkelijke aantal gedeclareerde verrichtingen en het werkelijke aantal geïnde verrichtingen voor 100% verrekend. Dit betekent, omdat het verschil reeds voor 50% is verrekend, dat de resterende 50% (minus de nog ontvangen bedragen) alsnog zal worden verrekend; − Voor het jaar 2002 worden de niet-geïnde verrichtingen tot 5% van de gedeclareerde omzet volledig nagecalculeerd, en het meerdere voor 50%; – voor het jaar 2003 en 2004 worden de niet-geïnde verrichtingen tot 2% van de gedeclareerde omzet volledig nagecalculeerd, en het meerdere voor 0%. Verrichtingen over de jaren 2001, 2002, 2003 en 2004 welke in latere jaren alsnog worden geïncasseerd, zullen in de betreffende jaarrekening van dat jaar moeten worden verantwoord en zullen worden verrekend. 3.2 Een eventuele correctie op het resultaat 2001 en 2002 in verband met niet-geïnde verrichtingen zal tegelijkertijd met de nacalculatie 2003 worden verwerkt. Er zal een totaal nog in de tarieven te verrekenen bedrag worden bepaald (saldo over 2001, 2002 en 2003) en dit bedrag zal worden verrekend middels één toeslag of aftrek op het consulttarief. Daarbij zal CTG/ZAio, indien de nacalculatie over de jaren 2001 en 2002 nog niet volledig is verrekend, voor de jaren 2001 en 2002 schatten welk bedrag nog van het tekort of overschot, dat vooralsnog is nagecalculeerd, moet worden terugbetaald of ontvangen. Het totale bedrag nog in de tarieven te verrekenen wordt vervolgens in principe over de periode tot 1 januari 2006 verrekend.
4.
JAARREKENINGEN 2004
Ten behoeve van de nacalculatie 2004 dient de HDS-jaarrekening 2004 vóór 1 juli 2005 bij CTG/ZAio te worden ingediend. De nacalculatiesystematiek 2004 is weergegeven in beleidsregel V-295-8.0.-3. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat de verruiming van de aanvaardbare kosten bij invoering van de normering per 1 januari 2005 niet van toepassing is op de systematiek in 2004. Iedere HDS die in (een gedeelte van) het jaar van verrekening geopend was, dient jaarstukken aan te leveren. De jaarstukken dienen te worden voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring en in ieder geval te bevatten: – de ingangsdatum van de HDS; – het aantal huisartsen (absoluut) en het aantal normpraktijken (van 2.350 verzekerden) dat aangesloten is bij de HDS; het aantal verzekerden in het verzorgingsgebied van de HDS; – de totale feitelijke infrastructurele kosten; – een specificatie van de feitelijke infrastructurele kosten; – de gehanteerde afschrijvingstermijnen; – een urenverantwoording van de huisartsen (de reguliere bezetting, het aantal overuren en het aantal uur daadwerkelijk opgeroepen achterwacht); – de totale omzet; – de omzet van declareerde verrichtingen, gesplitst naar aantal gedeclareerde telefonische consulten, herhalingsrecepten, consulten en visites; – de gespecificeerde overige opbrengsten; – het aantal gedeclareerde telefonische consulten; – het aantal gedeclareerde herhalingsrecepten; – het aantal gedeclareerde consulten; – het aantal gedeclareerde visites;
11 Circulairenummer: MVEK/escs/V/04/4c
– de gehanteerde tarieven (bij meerdere tariefbeschikkingen in één jaar dient te worden aangegeven hoeveel consulten, visites, enzovoorts, tegen welk tarief gedeclareerd zijn); – het aantal niet-geïnde verrichtingen en het bijbehorende bedrag. Om in aanmerking te kunnen komen voor nacalculatie, moeten de stukken gezamenlijk door de HDS en zorgverzekeraar(s) bij CTG/ZAio worden ingediend. Indien de uiterste indieningdatum van de jaarstukken niet wordt gehaald, wordt u verwacht dit vóór 15 juni 2005 bij CTG/ZAio te melden en te motiveren waarom u uitstel vraagt. Het niet tijdig indienen van de jaarstukken zonder dit te melden heeft ten minste tot consequentie dat vertraging zal ontstaan in de afhandeling van de nacalculatie.
5.
TOT SLOT
De beleidsregels voor de huisartsendienstenstructuren, circulaires en brieven aan de Minister over de huisartsendienstenstructuren zijn te vinden op www.ctg-zaio.nl. Voor vragen over de huisartsendienstenstructuren kunt u contact opnemen met de heer drs. H.S.A. Scholman (
[email protected]), mevrouw drs. M.C.M. Verbeek (
[email protected]) of mevrouw drs. V. Wijnberger-Elsinga (
[email protected]).
Hoogachtend, College tarieven gezondheidszorg/ Zorgautoriteit i.o.
drs. H. van Vliet, secretaris
kopie aan: – LHV, ZN, KPZ, VWS, IGZ en CVZ