Post-hbo opleiding Leergang vakbekwaam bewegingsonderwijs via pabo Bevoegdheid groep 3 t/m 8 BaO
Algemeen Rond de bevoegdheid voor het vak bewegingsonderwijs (lichamelijke opvoeding) in het primair onderwijs en de opleiding voor dit vak op de pabo is de situatie sinds het schooljaar 2001-2002 gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat de bevoegdheid voor het geven van onderwijs in het vak bewegingsonderwijs (lichamelijke opvoeding) van afgestudeerden van de opleiding tot leraar basisonderwijs (pabo) vanaf het schooljaar 2005/2006 is beperkt tot het geven van dit vak aan de eerste twee groepen van het basisonderwijs en aan de groepen bestemd voor leerlingen tot zeven jaar bij speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs. De afgestudeerde leraren kunnen door het voltooien van de ‘leergang vakbekwaam bewegingsonderwijs via pabo’ alsnog een volledige bevoegdheid verkrijgen. De pabo’s bieden hiervoor opleidingsmogelijkheden aan in verschillende varianten. Zowel een initieel traject in de vorm van een minor als een post-initieel scholingstraject komen voor. Deze maatregel is een gevolg van een door de Tweede Kamer aangenomen amendement dat in 1997 is ingediend bij de behandeling van een wijziging van de Wet op het primair onderwijs (WPO). Het doel hiervan is een impuls te geven aan de kwaliteit van het bewegingsonderwijs in het primair onderwijs. Doordat de pabo wordt ontlast van de taak om de opleiding voor het vak bewegingsonderwijs in volle breedte (gericht op alle groepen) aan te bieden, kan de opleiding zich concentreren op het geven van het bewegingsonderwijs aan het jonge kind (groep 1 en 2). De kwaliteit van het bewegingsonderwijs aan het oudere kind (groep 3 t/m 8) wordt eveneens versterkt, doordat een specifiek en intensief scholingstraject moet worden gevolgd (de Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs via pabo), alvorens de bevoegdheid voor het oudere kind te verkrijgen. Met ingang van het schooljaar 2001/2002 bieden alle pabo’s op het gebied van bewegingsonderwijs een smal programma aan, dat wil zeggen een opleidingsprogramma dat zich louter richt op ‘het jonge kind’. Medio 205 kwam de eerste lichting afgestudeerden met een smal programma op het gebied van bewegingsonderwijs op de arbeidsmarkt. Doel Doel van het postinitiële opleidingstraject is het behalen van de aanvullende bevoegdheid voor afgestudeerden van de lerarenopleiding primair onderwijs, die daardoor in staat zijn op actuele wijze inhoud te geven aan de lessen bewegingsonderwijs. De cursist krijgt onder meer te maken met de volgende leerdoelen: * De cursist verwerft kennis over de verwantschappen tussen de al bekende kernactiviteiten binnen een bewegingsthema en de verwantschap met andere bewegingsthema’s in andere leerlijnen. * De cursist leert de verhindering bij een kind weg te nemen door het aanbieden van andere activiteiten. Kennis van verwantschappen is daarvoor noodzakelijk.. * De cursist verwerft kennis over het vakspecifieke karakter van bewegingsonderwijs en de invloed daarvan op de les- en periodeplanning. * De cursist leert bewegingsonderwijs in relatie te brengen met andere onderwijsvakgebieden, onderwijsdomeinen of het bewegen in andere onderwijscontexten. * De cursist leert collega’s die minder gelegenheid hebben gehad zich in het vak te bekwamen te ondersteunen, advies te geven of tot samenwerking te verleiden. Een gedegen kennis van verschillende vakopvattingen is hiervoor nodig.
* * * *
*
De cursist wordt ingeleid in het gebied van motorisch remedial teacher (MRT). De cursist leert om de signalering- en verwijzingsfunctie van de leraar te ondersteunen. De cursist leert om onafhankelijk van een methode goede leerstofkeuzes te maken. De cursist leert om te gaan met grote niveauverschillen in de groep. Het accent ligt hier op de goede bewegers en dat terwijl de minder goed bewegers even veel aan hun trekken komen. De cursist leert om realistische keuzes te maken tussen onderwijskundige inzichten rond adaptief onderwijs, de verschillende visies met betrekking tot motorisch remedial teaching en de sportcultuur. De cursist leert een gidsfunctie naar de kinderen te vervullen met betrekking tot de sportcultuur.
Indeling van de leergang in de 3 blokken De Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs via PABO is sinds cursusjaar 2008-2009 opgebouwd uit drie blokken en per 2011 hernieuwd geaccrediteerd door CPION. Elk blok bestaat uit vijf modulen. Naast het volgen van de modulen is er de stage en het opbouwen van een portfolio c.q. een logboek. In de leergang als nascholing is de studiebelasting van 23 ec als volgt opgebouwd: (1 ec = 28 klokuren dus in het totaal644 studiebelastingsuren) De totale contacttijd van blok 1 bedraagt 56 uur. Elke bijeenkomst betreft 3 klokuren. • Module 1,2 en 3 bestaan uit 7 bijeenkomsten van 3 uur. • Module 4 bestaat uit 4 bijeenkomsten van 3 uur. • Module 5 bestaat uit 3 bijeenkomsten van 3 uur. • 4 herhalingsbijeenkomsten van 3 uur • Organisatorische aspecten/ eventuele startbijeenkomst: 2 uur • De stagemodule is onderverdeeld over de vijf modules en bedraagt in het totaal 30 klokuren In totaal omvat dit blok 210 uren studiebelasting. De totale contacttijd van blok 2 bedraagt 56 klokuren. • Het blok 2 bestaat uit 18 contactbijeenkomsten van 3 uur. • Organisatorische aspecten/ eventuele startbijeenkomst: 2 uur De overige uren bestaan uit (stage) opdrachten en zelfstudie. In totaal omvat dit blok 210 uren studiebelasting. De totale contacttijd van blok 3 bedraagt 56 klokuren. • Het blok 3 bestaat uit 18 contactbijeenkomsten van 3 uur. • Organisatorische aspecten/ eventuele startbijeenkomst: 2 uur De overige uren bestaan uit (stage) opdrachten en zelfstudie. In totaal omvat dit blok 210 uren studiebelasting. Voor het afronden van het traject is over de drie blokken heen een studietijd gereserveerd van 356 uur. Dit geeft de cursisten de ruimte om hun logboekactiviteiten, stage-opdrachten en deelname aan evaluatie-activiteiten te realiseren. Samenvattend: De studiebelasting van de leergang in de minor bewegingsonderwijs is als volgt: Blok: Blok 1 Blok 2 Blok 3 Afronding Totaal
contacttijd
stagetijd
zelfstudie
56 56 56
30 30 60
168
120
totaal 124 124 94 14 356
210 uur 210 uur 210 uur 14 uur 644 uur = 23 ec
Deze Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs garandeert dat student en cursist theoretisch en praktisch een bredere basis heeft dan de groepsleerkracht die deze leergang niet gevolgd heeft. De leerkracht bewegingsonderwijs is door het volgen van deze Leergang vakbekwaam bewegingsonderwijs beter in staat motorische achterstanden bij kinderen te signaleren. Een taak voor de leerkracht bewegingsonderwijs is kinderen goed en met plezier te laten bewegen. Na de opleiding is de cursist in staat om een breed scala van bewegingssituaties aan te bieden, van eenvoudig naar complex. En dat op een aantrekkelijke manier waarbij rekening wordt gehouden met verschillen tussen kinderen. Als kinderen met plezier bewegen, is de kans dat ze ook op latere leeftijd blijven bewegen. Naast het plezier in het bewegen, kan de leerkracht bewegingsonderwijs ook complexere vaardigheden aanbieden en daardoor met meer diepgang bereiken. De leerkracht bewegingsonderwijs is tevens in staat kinderen op een verantwoorde manier met elkaar te leren bewegen, elkaar hulp te verlenen, spelregels op de groep af te stemmen en leerlingen te leren om rekening te houden met elkaar. Door een goede begeleiding zullen leerlingen zelfvertrouwen krijgen en behouden. De leerkracht bewegingsonderwijs beschikt over de nodige achtergrondkennis, bijvoorbeeld over sport- en bewegingscultuur en over gezondheidsaspecten en kan dit ook op de leerlingen overbrengen. De cursist leert kortom kinderen beter bewegen en leert kinderen ook allerlei belangrijke aspecten van het bewegen. De leerkracht bewegingsonderwijs moet ook zorgen voor een gedegen plan met een duidelijke longitudinale lijn. Een dergelijk plan maken is maatwerk, omdat accommodaties, de bewegingsomgeving van de school en de groepsindeling van school tot school verschillen. Ook relaties met andere vakgebieden binnen de school kunnen hierin een plaats krijgen. De leerkracht bewegingsonderwijs is ook in staat om les-, periode-, en jaarplanningen te ontwikkelen. Omdat de leerkracht bewegingsonderwijs dagelijks lesgeeft en jaren achtereen met dezelfde leerlingen werkt, kan het leerproces goed gevolgd worden. Motorische achterstanden kunnen door een leerkracht bewegingsonderwijs dan ook tijdig worden gesignaleerd. Via leerlijnen en tussendoelen kan de leerkracht bewegingsonderwijs de vorderingen van de kinderen systematisch volgen. Doordat hij geleerd heeft gericht te observeren, kan leerhulp op maat worden geboden aan individuele leerlingen en kunnen zwakke leerlingen vroegtijdig worden gesignaleerd. Deze kinderen kunnen door verwijzing verder worden geholpen. Als specialist binnen de school kan de leerkracht bewegingsonderwijs andere groepsleerkrachten ondersteunen en coachen. Ook de leerkrachten die wel lessen bewegingsonderwijs mogen geven vanwege hun bevoegdheid, kunnen ondersteund en begeleid worden. Deze kennis over ondersteunen en coachen doet de cursist op in de module counseling. De leerkracht bewegingsonderwijs is de stimulerende en sturende kracht bij schoolsportactiviteiten, de organisatie van sport- en speldagen, bewegingsactiviteiten tijdens schoolreisjes of kampen en seizoensgebonden activiteiten als schaatsen of activiteiten rond een thema. De leerkracht bewegingsonderwijs is het aanspreekpunt namens de school in de contacten met lokale diensten voor sport en recreatie, schoolcommissies en sportverenigingen. Met name in het kader van de Brede School, waarbij de school relaties aangaat met instellingen in de omgeving, wordt een beroep gedaan op de kennis omtrent het bewegingsonderwijs. Het materiaalbeheer in de gymzaal en het speellokaal vraagt een specifieke deskundigheid. Evenals vernieuwingen op dit terrein. De leerkracht bewegingsonderwijs kan een plan opstellen voor vervanging of aanschaf van materialen en bijvoorbeeld met het team plannen ontwikkelen om het schoolplein bewegingsvriendelijker en/of veiliger in te richten.
Eigenvaardigheid: spannend, maar vooral leuk Er wordt van de deelnemers verwacht, dat zij een positieve houding hebben ten aanzien van bewegingsonderwijs. Eigen vaardigheid is niet toelatingsbepalend, maar wel één van de vormen om leerhulp toe te passen. Hoe beter de deelnemers eigen vaardigheid is hoe meer deze dit kan inzetten om niveaudoorbraken bij kinderen te realiseren. Tevens is het een middel om kinderen enthousiast te maken en te inspireren. In de lessen komen veel van lessituaties aan de orde waarin de eigenvaardigheid wordt aangesproken en heeft de deelnemer de mogelijkheid om te oefenen. Daar waar het niveau van de eigen vaardigheid van de deelnemer tekort blijkt te schieten, kun de deelnemer samen met mededeelnemers extra mogelijkheden opzetten om eraan te werken. Hieronder worden de kernactiviteiten voor groep 7/8 genoemd als niveau van eigen vaardigheid. Leerlijn balanceren – acrobatiek Stoeltje, onder persoon staat Stoel: staat stevig, kan zich lang maken en kan een hand van de ander loslaten Opstapper: Stapt vlot zonder hulp op. Staat stabiel rechtop en kan een hand van de ander loslaten Leerlijn klimmen – Klauteren Stijle wand klimmen (klauterraam rechtop) Klimt tot bovenaan en weer terug, waarbij het overpakken van de handen en het neerzetten van de voeten goed op elkaar zijn afgestemd Leerlijn klimmen – Klimmen Klimmen in zwaaiend touw Legt de klimslag aan en klimt helemaal omhoog in het zwaaiende touw zonder de rustpunten te gebruiken Leerlijn zwaaien – Schommelen Synchroon touwzwaaien Corrigeert onregelmatigheden en anderen in de eigen zwaai Leerlijn zwaaien – Hangend zwaaien Ringzwaaien met halve draaien en afsprong Maakt vlotte halve draaien aan het einde van de voorzwaai en zwaait daarna hoger door. Laat de ringen los op het dode punt en landt volledig in balans Leerlijn zwaaien – Steunend zwaaien Trapezezwaaien vanuit een aanloop en borstwaarts om (met steun) Komt met een wat snelle loop in één doorgaande beweging vanuit oostwaarts om tot een hoge zwaai in steunbalans. Duikelt vlot voorover bij de overgang van de achterzwaai naar de voorzwaai en landt in balans op een mat ver bij de bank vandaan Leerlijn over de kop gaan – Over de kop gaan Muursalto Komt gemakkelijk rond met weinig ondersteuning, maakt zich op het juiste moment klein en strekt vervolgens weer uit Leerlijn springen – Vrije sprongen Minitrampspringen met verlaagde aanloop en trucs Loopt in een hoog tempo aan, springt vlak naar de minitramp, voert tijdens een hoge zweeffase in balans moeilijke combinatietruc uit en landt in stilstand op twee benen
Leerlijn springen – Steunspringen Wendsprong vanuit minitramp over hoge kast Zweeft aan naar de kast, zet af met de handen waardoor er een afzweeffase ontstaat en landt in balans Leerlijn springen – Loopspringen Stap-stap-sprong Past de eerste twee ‘stappen’ goed aan voor een grote laatste sprong Leerlijn springen – Touwtje springen Inspringen bij een ander ‘Komt in de bocht’ en past zich aan het springritme aan en verlaat op het juiste moment het draaiende touw Leerlijn springen – Ver- en hoogspringen Hoogspringen (‘Schots’) Zet fel af, waarbij ‘gestremd’ wordt op de afzetplaats, maakt boven de lijn, op het hoogste punt, een korte schaarbeweging met gestrekte benen, landt voet voor voet en kan direct doorlopen Leerlijn hardlopen – Hardlopen Rijenestafette met wisselzone en stokje Vertrekkende loper: Wisselt altijd op hoge snelheid die gelijk ligt aan die van de aankomende loper. Aankomende loper: Geeft het stokje zo door dat tijdwinst ontstaat en houdt rekening met de snelheid van de volgende loper Leerlijn mikken – Wegspelen Slaan van aangegooide bal met knuppel Slaat ook een matig aangegooide bal goed weg Leerlijn mikken – Mikken Mikken op doel in wedstrijdverband Gooit de bal vanaf 2,5 m geregeld raak en reageert snel op een wegspringende bal van de korf Leerlijn jongleren – Werpen en vangen Kaatsballen samen via de muur met twee ballen Past het tempo van de gooi aan het niveau van de vanger aan en vangt ook moeilijk aangegooide ballen Leerlijn jongeren – Soleren Stuiteren met trucjes Kan eenvoudige en moeilijke trucs in verschillende tempi uitvoeren Leerlijn jongleren – Retourneren Tennissen sparrend via muur Slaat een moeilijke bal voor de ander zo tegen de muur dat deze de bal vaak terug kan slaan en slaat moeilijke ballen zelf vaak goed bespeelbaar terug Leerlijn doelspelen – Keeperspelen Chaosdoelspel, voetballend met eigen doeltje Balbezitter: creëert eigen scoringskansen en scoort door gebruik te maken van schijnacties Verdediger: verdedigt het doel ook effectief tegen twee of meer geschoten ballen en helpt zo nodig ook medespelers met verdedigen Leerlijn doelspelen – Lummelspelen Eindvakbal Balbezitter: speelt de bal geregeld goed en snel naar een medespeler die zich verplaatst naar een scoringspositie Medeaanvaller: opent in samenwerking met anderen de aanspeellijnen en staat op het goede moment in scoringspositie
Verdediger: onderschept de bal geregeld en lokt fouten van de balbezittende partij uit Leerlijn doelspelen – Aangepaste sportspelen Hakobal Balbezitter: kan de loopregel toepassen om te passeren, creëert (via schijnbewegingen) een scoringspositie voor een medeaanvaller en heeft weinig tijd en ruimte nodig voor een doelpoging Medeaanvaller: creëert voor zichzelf en medespelers (via schijnbewegingen) scoringskansen en neemt op het juiste moment een scoringspositie in Verdediger: doorziet schijnbewegingen en kan risicovolle afspeellijnen afschermen samen met andere verdedigers Leerlijn tikspelen – Tikspelen Overloopspelen met duolopers Loper: maakt verschillende schijnbewegingen Tikker: verhult de dreiging om te tikken voor de lopers Leerlijn tikspelen – Afgooispelen Duojagerbal met bevrijden Loper: wordt bijna niet geraakt en onderschept af en toe een overgeooide bal Jager: creëert door schijnbewegingen afgooikans en zorgt ervoor dat er door samenspel geen balverlies optreedt Leerlijn tikspelen – Honkloopspelen Uittikslagbal Loper: verovert vrijwel altijd twee zakjes door acties van de veldspelers uit te lokken waardoor hij zonder getikt te worden kan lopen Velder: neemt initiatief tot acties waarbij de loper getikt wordt, speelt over of maakt schijnbewegingen zodat de loper een richting opgedrongen krijgt Leerlijn stoeispelen – Stoeispelen Bal afpakken met controle Balbezitter: maakt schijnbewegingen door soms mee te gaan met de kantelpogingen en te controleren speler en dan door te draaien naar de buikpositie. Kan snel en geregeld uit controleposities ontstappen. Houdt twee ballen in bezit, ook tegen een stere veroveraar Veroveraar: maakt schijnbeweging en gebruikt een goede hefboomwerking bij het kantelen, houdt de tegenspeler goed onder controle door een stevig steunvlak te creëren en verovert geregeld en snel de bal Leerlijn bewegen op muziek – Bewegen n.a.v. het tempo van de muziek Looppas in hoekenloop op actuele muziek Loopt en start in de maat en past loopsnelheid aan de loper van rechts aan, zodat ze elkaar net niet raken bij het kruipunt Verder worden ook de volgende onderdelen getoetst: spreidsprong bok hurksprong kast wendsprong kast streksprong mini tramp ( gevolgd door spreiden/hoek en halve draai) ringzwaaien + draai borstwaartsom molendraai (kunnen hulpverlenen) touwklimmen (ook kunnen komen in catcrawl) handstand + doorrol, radslag tipsalto
rollen op de kast touwtjespringen (groot en klein touw) basketbal, korfbal, handbal, voetbal, volleybal (spel + technieken) Atletiek m.n. (foam)speerwerpen, (slootje)polstokspringen,hoogspringen (Fosbury flop en stadle(rolsprong) jongleren (3 ballen)
Duur en certificeringseisen De leeergang bestaat uit drie blokken van 5 modulen worden aangeboden. Het totaal is achthonderd studiebelastingsuren. Aan ieder blok van vijf modulen zijn certificeringseisen en toetsmomenten gekoppeld. Wanneer aan deze certificeringseisen is voldaan, krijgt men een deelcertificaat. Van de start van deelneming aan het opleidingstraject (en voor de duur van de deelneming) mag de deelnemer zelfstandig de lessen bewegingsonderwijs aan alle groepen geven. Deze ontheffing van de bevoegdheid groep 3 t/m 8; primair onderwijs geldt voor een periode van twee jaar, dat is de periode waarin men de opleiding kan volgen. Na het behalen van alle deelcertificaten, dient de deelnemer deze deelcertificaten plus het getuigschrift leraar Primair onderwijs te overleggen aan de administratie van Centrum Theo Thijssen. Centrum Theo Thijssen laat dan de deelnemer registreren bij de Stichting post-hbo en deze instantie maakt dan het formele getuigschrift post-hbo Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs via Pabo groep 3 t/m 8 primair onderwijs aan. Organisatie De opleiding wordt op de woensdagmiddag van 14.00 tot 17.30 uur aangeboden. De praktijklessen en de theoretische lessen zullen worden gegeven in een van de gymzalen van het Sportcentrum op de Uithof, in Utrecht. Gedurende de opleiding dient per week stage te worden uitgevoerd. Dit zijn tenminste drie lessen bewegingsonderwijs. (zie bijlage 1 voor globale tijdsplanning) De voorlopige planning voor collegejaar 2014-2015 is hieronder afgedrukt.
Kosten De kosten van de opleiding zijn standaard als volgt: In cursusjaar 2014-2015 wordt blok 1 & de eerste 8 bijeenkomsten van blok 2 aangeboden op de locatie A-gymzaal in Nieuwegein, indien er 15 of meer deelnemers zijn. Kosten open inschrijving: o Kosten blok 1 in 2014-2015 = € 985 o Kosten blok 2 in 2014-2015 = € 985 o Kosten blok 3 in 2014-2015 = € 995 o Totale opleidingskosten bij individuele inschrijving = €2.965 Meer informatie Centrum Theo Thijssen / Hogeschool Utrecht Lerarenopleiding P.O. Postadres:
Postbus 14007 3508 SB Utrecht
Bezoekadres:
Archimedeslaan 16 3584 BA Utrecht
Secretariaat: tel.: 088 4817172
Drs. Rob Gertsen Teamleider Contractactiviteiten
[email protected] Mobile: 06 28 32 17 23
Bijlage 1 Globale tijdsinvestering leergang post-hbo opleiding bevoegdheid bewegingsonderwijs via Pabo groep 3 t/m 8 in het primair onderwijs
Conform de regelgeving in de Uitleg van 24 november 2004 omvat het gehele post-hbo-traject
800 klokuren (incl. reistijd)
23 ec posthbo-opleiding betreft 644 studiebelastingsuren. Omdat we het traject in 2 jaar (54 lesweken) geven houdt dit in dat de deelnemer per week aan de studie moet besteden 12 klokuren Deze 12 uur is als volgt opgebouwd:
de bijeenkomsten: o voorbereiding 1 uur o volgen van bijeenkomsten 3 uur per week (incl. vervoer) o verwerken van bijeenkomsten 1 uur
5 klokuren
de stage-opdrachten: o voorbereiden 1 klokuren o geven van lessen 2, 5 klokuren o evalueren van lessen 0,5 klokuren
4 klokuren
overige opdrachten: zoals o.a.: o literatuur lezen o interviews afnemen en verwerken o video-opnames maken en verwerken o counselinggesprekken o logboek bijhouden
3 klokuren
Opmerking: Afhankelijk van het aantonen van reeds eerder verworven kennis en vaardigheden kan de uurbesteding, individueel of voor de groep als geheel anders zijn dan de globaal opgestelde tijdsinvestering zoals hier wordt gegeven. Om zicht te krijgen op de reeds verworven kennis en vaardigheden wordt daarom een intake-portfolio opgesteld in de eerste bijeenkomst.