Lesmap voorstelling:
Het is ingewikkeld
Het verhaal
De Kantoorganger kan de laatste niet meer rustig, verveeld in zijn zetel zitten. Want sinds kort woont er achter het behang van zijn woonkamer een kleine koning. Hij heet December en is zo klein als een wijsvinger. Koning December sleurt de Kantoorganger mee in een
wereld waar je groot wordt geboren en alles weet van computeren tot werkhervatten. Als je ouder wordt krimp je, vergeet je meer en mag je weer fantaseren over de wolken. Koning December leert de Kantoorganger ook dat je 'wakkerworden' eigenlijk 'slapengaan' moet
noemen, dat er draken naast je op straat lopen en je sterren een naam moet geven. Na het dagelijks bezoek van December vraagt de Kantoorganger zich af waarom hij dingen ziet die hij anders nooit zag, of dit de werkelijkheid is en of hij toch geen straaljagerpiloot had moeten worden. Tekst/vertaling: Axel Hacke/ Toon Tellegen Regie en bewerking: Sarah Moens Acteurs: Wannes Cappelle, Koen Janssen
Scenografie en illustraties: Maaike Devos
1) De kantoorganger: (benodigdheden stoel) ‘Meneer de kantoorganger woont alleen, in een huisje, en doet elke dag hetzelfde: Hij staat
op, drinkt een kop koffie, stapt naar het kantoor, doet op kantoor allerlei kantoordingen, gaat naar huis, eet en valt in slaap.’ Doe-stuk:
Dit is een klein bewegingsstukje. Eerst doet de leraar voor, daarna doen de leerlingen het na. Je zit op een stoel, doet of je een kop koffie drinkt, stapt een aantal stappen naar het werk, je
doet of je aan de computer zit, je stapt naar huis, zit terug op de stoel, doet alsof je eet en valt in slaap op de stoel.
De leerlingen doen samen met jou dit korte mimestukje, mag erg snel gaan. En dit herhaal je een aantal keren. Het mag ook van traag naar snel. Als je dit gedaan hebt vraag je:
En? Stel dat we dit nu de hele dag en alle andere dagen doen....wat denk je dan? Vind je dit ook niet wat saai?
‘De kantoorganger verveelt zich dus een beetje in het leven. Hoe ziet verveling eruit?’ Doe-stuk: Ga allemaal eens verveeld op je stoel hangen? Iedereen mag een houding
aannemen die verveling uitdrukt, en ze mogen goed overdrijven: hangen, liggen en zitten op een stoel met een verveeld gezicht. 2) De koning
‘Maar op een dag hoort hij een stemmetje achter de muur....achter zijn muur blijkt een hele kleine koning te wonen. De koning is zo groot als een wijsvinger. In de wereld van de koning gaat alles omgekeerd. Daar worden ze groot geboren en als ze ouder worden krimpen ze, en worden ze kleiner en kleiner tot wij ze niet meer kunnen zien.’ Doe-stuk: stel dat wij in de wereld van de kleine koning zouden terechtkomen. En even klein zijn als de koning. Maar alle spullen en meubels blijven even groot. Hoe zou het dan zijn om op een stoel te klimmen. Leraar doet voor: alsof hij op een enorm hoge stoel probeert te kruipen. Leerlingen doen mee. Het mag een groot geworstel zijn met veel kreunen en zuchten.
Dan zijn er natuurlijk ook andere moeilijkheden: -
Jas aan de grote kapstok hangen
-
Een snoepje eten
-
Een tekening maken
-
Een krant lezen
In groepjes mogen ze tonen hoe moeilijk het is om zo klein te zijn. Misschien hebben de leerlingen nog zelf ideeën om uit te beelden?
3) De voorwerpen:
‘De koning heeft veel fantasie, en samen met de kantoorganger fantaseert hij erop los. Vb een stoel is niet zomaar een stoel maar kan ook iets heel anders zijn, als je maar hard genoeg wil.’
Doe-stukje: leraar doet één keer voor. De leerlingen verzinnen en doen wat een stoel nog kan zijn. Vb: een roeiboot, een paraplu, een rugzak, een fitnesstoestel, een paard,.... De leerlingen kunnen per twee of drie hier een kleine scene van maken en dit spelen voor de klas.
4) De vragen
‘Wat doet de koning? De koning houdt de kantoorganger gezelschap. Maar hij stelt ook vragen waarop de kantoorganger niet zo meteen antwoord op weet.’ Doe-stuk: wij gaan proberen om antwoord te geven op die vragen. Maar daar is een trucje voor: je moet op een stoel gaan zitten en je ogen dicht doen. Ieder mag een antwoord verzinnen. Bij deze oefening kan je eventueel rustige muziek gebruiken op de achtergrond. Vragen: 1) wat zou er achter/in een muur zitten (= gebruik van de fantasie)? Vb een griezelig monster, heel veel stof, een veld vol met aardbeien.....
2) In plaats dat we gaan rondwandelen en kijken in de wereld, kan je verzinnen wat er in de wereld is door je ogen dicht te doen? Triestige dingen, grappige dingen, en dan dingen die niet bestaan.
3) Wat voel je als je de sterren ziet? Vb. Ik voel me blij, klein, beetje triestig, bang,....
4) Stel je voor dat je altijd en eeuwig zou leven, dat je onsterfelijk bent...hoe voelt dat? En wat voor iets fantastisch zou je dan willen doen?
5) De dromen (benodigdheden: doos, eventueel muziek)
‘De koning zegt af en toe ook rare dingen. Bijvoorbeeld: misschien is het beter dat je slapen gaan wakker worden noemt, en wakker worden slapen gaan. Hij zegt: als je ’s nachts droomt, misschien is dat wel je echte leven en ben je eigenlijk wakker. En als je ’s morgens wakker wordt dan droom je dat je naar school gaat. De koning heeft een hobby, hij verzamelt dromen in dozen.
Doe-stukje: Leerlingen denken na over: Wat heb je ooit gedroomd? Of wat zou je graag willen dromen? We gaan al deze dromen verzamelen in een doos voor de koning. Eventueel kan men de dromen laten opschrijven en in een doos steken. In groepjes: je kiest iemands
droom. En speelt samen een korte droom. Je begint het stukje met één zin en dan speel je het stukje. Vb ‘Ik droom dat ik kan vliegen tussen roze olifanten’ + spel. 6) De droomdoos Een idee voor in de klas of thuis te maken. ‘De koning bewaart al zijn dromen in dozen. Nu kan je zelf ook zo’n doos maken. Je neemt
een doos en versiert hem met prentjes of stickers die je leuk vindt: dingen waar je graag over droomt of dingen waarover je liever niet droomt, of dingen die je grappig vindt. Je schrijft op briefjes wat je graag zou dromen. Of wat je al eens gedroomd hebt en terug wil dromen. Deze briefjes steek je in je doos. ’s Avonds zet je de doos naast je bed, met het deksel eraf, en de droom die je wil dromen leg je bovenaan......slaap zacht en geniet van je droom.’
7) Einde: En, of na het bezoek van de koning, de kantoorganger zich nog steeds verveelt...kan je zien in Het is ingewikkeld....
8) Achtergrondinformatie voor de leerkrachten: Inhoud en thema’s van de voorstelling Absurdisme in het dagelijks leven Op eenzelfde ochtend, eenzelfde maandag, nam ik dezelfde weg naar mijn werk in Brussel
via de Anspachlaan. Meestal gebeurde dit al suffend. Tussen de rij geparkeerde auto's stond één auto perfect geparkeerd. Op zijn dak. Geen glasscherven, geen deuken of barsten. Alsof
een reus de auto tussen zijn vingers had genomen en mooi, zachtjes tussen de andere auto's had gelegd. Langzaam begonnen voorbijgangers stil te staan en de auto te bekijken. Er ontstonden technische gesprekken tussen de omstanders over 'hoe je dat kon doen,... een
auto omdraaien'. Twee agenten bleven ook staan en begrepen er evenmin iets van. Om toch maar een onderzoek te starten gingen ze de omwoners vragen of ze iets verdacht hadden
gezien. Later bleek het hele ding een kunstproject te zijn. Maar we waren wel wakker die ochtend! Veel wakkerder dan anders. Datzelfde gevoel zoek ik op in teksten en verhalen en probeer ik te vertalen naar het theater. Theater waarbij de kinderen na de voorstelling wel alles hebben kunnen volgen maar met een fronsje in hun voorhoofd naar buiten komen. Ze hebben net de wereld gezien....maar dan op z'n kop.
Filosofie voor kinderen of waarom de wereld op z'n kop leren zien? Ik wil met deze theatervoorstelling voor kinderen iets ontwikkelen waar ik vorig jaar mee ben begonnen, namelijk: filosofie met kinderen in het theater. Mijn afstudeervoorstelling “Iedereen wakker” in Het Paleis was een bewerking van kinderverhalen van Ionesco. Het werd absurdisme voor 5- jarigen. Eigenlijk waren het vooral denkoefeningen. Dus... filosofie voor kinderen. Maar zonder het plezier van het spel te vergeten. De denkrichting: 'maar stel
dat het nu eens anders in elkaar zit dan we hebben geleerd of altijd heb gedacht'. En dan niet het soort fantasie in de Harry Potter films. Het heeft meer met de realiteit te maken. Dus
genoeg realiteit waarin iets gebeurt op een manier alsof het best eens echt zou kunnen zijn. Ik vergelijk de teksten van “Iedereen wakker” graag met deze nieuwe voorstelling “Het is ingewikkeld”. De inhoud en thema zijn vergelijkbaar maar de manier waarop er wordt
gefilosofeerd is anders. Men kan zeggen dat ik mijn onderzoek verder zet, deze keer voor iets oudere kinderen, vanaf 7 jaar: hoe krijg je met een theatertaal kinderen in dit soort
absurdistische verbeelding, een verbeelding die je kan wakker schudden. Dit is een soort absurdisme die de filosofische stroming (het leven is absurd en heeft weinig zin, Sisyphus en zo) naar mijn mening overstijgt. Of misschien beter gezegd: aanvult. Een absurdisme dat het
leven juist wel zinvol en draaglijk maakt. Die fantasie en kracht van je verbeelding lijkt soms het enige dat je echt kan 'hebben'. Waarom is de kracht van de verbeelding (in constructieve zin!) zo belangrijk? François Ruyvidal, een Franse uitgever die o.a. kinderverhalen van Ionesco als eerste heeft
gepubliceerd, geeft daar een perfect antwoord op. Volgens hem is het rekken en strekken van de verbeelding een manier om het totalitaire denken tegen te gaan. En volgens François kan men met de training van de verbeelding niet vroeg genoeg beginnen, dus ook bij
kinderen. Dus naast het openen van oogkleppen en er een ellendige tijd mee verdrijven is de kracht van de verbeelding er ook om met die verbeelding dingen te realiseren. Dus zelfs al ben je ingenieur, dan nog moet je de verbeelding leren hebben om bijvoorbeeld een neuskrabbetje te ontwerpen.