Leren is leuk!
© www.speelplaats.org
www.speelplaats.org inhoud
© www.speelplaats.org
Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 5.1 5;1.1 5.1.2 5;1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6 5.1.7 5.1.8 5.1.9 5.1.10 5.1.11 5.2 6. 7. 8.
inhoud
Wat is leren? Kenmerken van leren Vier leerstijlen: van imiteren tot denken De drie bouwstenen Leren met Bobs Een overzicht van de materialen bij de bobmethode Inleidend prentenboek van Utske en Bolleboos Poster van de stappenbobs Poster van de werkbobs Contract Spelletjes voor hoeken- en contractwerk met zelfcorrectie Pluimpjesboom Beloningssrad Geluidsmeter Stikkers Placemat Handleiding Handleiding Extra tips om te werken aan de bouwstenen De nieuwe leerkracht als coach: Bijlagen: Stappenbobs Werkbobs Contract Geluidsmeter Pluimenboom Placemat
3 3 4 4 5 6 6 6 7 8 9 10 10 10 11 12 13 13 15 16 17
© www.speelplaats.org
1. Wat is leren? Leren is natuurlijk: Kinderen zijn leergierige wezentjes. Ze leren van nature uit in hun spel, door hun verwondering en bewondering, door hun nieuwsgierigheid. Wij kunnen hen daarbij helpen, maar het echte leren, moeten ze zelf doen. Leren is een activiteit: Leren ‘doe’ je zelf. Je moet zelf datgene wat anderen aan jou vertellen en uitleggen verwerken en er iets mee doen. Leren is een proces: De definitie van leren is ‘komen tot beheersen van’. Het belangrijkste in leren is het proces, het leren op zich. Dat leerproces begeleiden en evalueren is een deel van het leren leren. Leren gebeurt individueel: Iedereen heeft zijn eigen leerstijl en zijn eigen manier om dingen te onthouden. Hoe meer inzicht je hebt in de manier waarop je leert, hoe beter je je sterke kanten kan benutten en je zwakke kanten kan verbeteren. Leren heeft een duurzaam resultaat: Door kennis of vaardigheden permanent te verwerven, krijg je steeds meer kapstokken waar je nieuwe dingen aan kan blijven ophangen. Leren is plezant!
2. Kenmerken van leren Leren is constructief en actief (zelf opbouwen, leren met hoofd, hart en handen Kinderen zijn geen lege vaten om te vullen. Ze bouwen zelf hun kennis en vaardigheden op. Daarvoor doen ze een beroep op informatie die van buitenaf wordt aangeboden. Deze informatie wordt echter niet rechtstreeks waargenomen, maar geiterpreteerd, bewerkt en geassimileerd in samenhang met hun voorkennis, aanwezige vaardigheden, verwachtingen en behoeften.
Leren is cumulatief (inpassen in al wat gekend is) Bij het leren wordt steeds voortgebouwd op en gebruikgemaakt van eerdere kennis en al verworven vaardigheden.Kinderen komen niet blanco in leersituaties terecht, maar hun voorkennis beinvloed steeds het leerproces.
Leren is doelgericht en zinvol Kinderen leren het best als ze hun leerdoel kennen. Ze moeten ervaren dat wat geleerd wordt in uiteenlopende situaties breder toepasbaar is en waarom we bepaalde dingen leren. We gaan er te vaak vanuit dat kinderen wel begrijpen waarom je de klok moet kunnen lezen, waarom evenwijdige rechten belangrijk zijn,... Praten en nadenken over ‘Waarom leren we dit?’ is de grootste motivatie om te leren. Een kind dat je een boek geeft dat de moeite is om gelezen te worden, wil dat ook lezen en zal tot het uiterste gaan om het te kunnen lezen. inhoud
3
© www.speelplaats.org
Leren is interactief en cooperatief (van en met elkaar leren) Leren doe je niet alleen. Samenwerken vormt de basis van het leren van mensen, in groepen, in organisaties, in netwerken. Ook het samen-werken moet je steeds opnieuw leren. We leren het meest in interactie met anderen. Kinderen zijn bovendien experts van hun eigen begeleiding. Dus waarom zouden we hun expertise niet gebruiken? Door echt naar hen te luisteren kunnen we samen met hen leren en success boeken. Leren is affectief, emotioneel Je leert pas wanneer je betrokken bent bij datgene wat gebeurt en je je goed in je vel voelt. Iedereen kent de voorbeelden van kinderen die lange tijd de sommen tot 10 niet opgelost krijgen, maar... wanneer er dino’s te tellen zijn, dan lukt het ineens wel. Wanneer kinderen verwondering en bewondering hebben voor verhalen, boeken, de wereld,...dan zullen ze leren!
3. Vier leerstijlen: van imiteren tot denken Om iets te leren bestaan er veel manieren en ‘stijlen’. Leerlingen kan je opsplitsen in doeners, waarnemers, toepassers en na-denkers. * Een doener gaat aan de slag, probeert zelf dingen uit. * Een waarnemer observeert hoe iemand anders iets doet en kopieert dan. * Een na-denker raadpleegt eerst alle mogelijke instructies en handleidingen en gaat dan pas aan de slag. * Een toepasser gaat met alle hulpmiddelen en handleidingen bij de hand aan de slag en zoeken waar hij (nog) niet zo sterk in is. Zien hoe groepsgenoten iets efficiënt aanpakken werkt meer inspirerend dan een theoretische uitleg. Enkele voorbeelden van activiteiten die de verschillende leerstijlen aanspreken: * doen: demonstreren, uitproberen, toepassen, inoefenen, bewijzen, tonen, een stelling verdedi gen * waarnemen: beschrijven, onderscheiden, vergelijken, beluisteren, opnoemen, observeren * na-denken: met eigen woorden weergeven, aflei den, samenvatten, verklaren, analyseren * toepassen: speculeren, plannen, inschatten, voor spellen, conclusies trekken, synthetiseren
4. De drie bouwstenen Ik voel me goed in mijn vel Kinderen leren beter in een veilige omgeving. Wanneer ze voelen dat ze zichzelf kunnen zijn, weten dat je fouten mag maken. Kinderen die op testen van welbevinden slecht scoren, scoren vaak op andere toetsen ook onder hun mogelijkheden. Dit zijn geen resultaten uit grote onderzoeken, maar ondervindingen van vele leerkrachten. Iedere leerkracht en iedere ouder kan beamen dat een kind sneller en beter dingen oppikt als het zich goed voelt. Ik ben gemotiveerd bezig Je leert pas echt optimaal als je voor jezelf leert., niet voor een cijfer, niet voor complimenten, maar om zelf dingen te ontdekken, om zelf verder te komen. Hierbij is het heel belangrijk dat je op je eigen manier met je eigen talenten kan leren. En natuurlijk heeft iedereen succeservaringen nodig om steeds gemotiveerd te blijven. inhoud
4
© www.speelplaats.org
Ik werk probleemoplossend en stuur bij De leerling reflecteert over zijn leer- en denkprocessen: hij plant zijn activiteiten, bewaakt wat hij doet, controleert en stuurt. Dat geldt voor álle taken (schoolse en niet schoolse) én voor alle leeftijden. Wie leert moet op elk moment van het leerproces reflecteren: Vóór de leeractiviteit: * Wat wordt er gevraagd (snippers knippen, spreekbeurt)? [oriënteren] * Hoe ga ik dat doen? (wat doe ik eerst?) [plannen] Tijdens de leeractiviteit: * Ben ik goed bezig? Begrijp ik het nog? [bewaken] Na de leeractiviteit: * Is mijn taak juist uitgevoerd? Heb ik bereikt wat ik wilde? [evalueren]
5. Leren met Bobs Leren leren is veel meer dan leren studeren, veel meer dan sneller lijstjes blokken of betere schema’s maken. Zelfstandig leren houdt in: informatie kunnen verwerven, verwerken en toepassen in allerlei situaties en ook jezelf kunnen motiveren. Je leert beter leren als je in staat bent je eigen manier van leren te observeren, te verrijken en bij te sturen waar nodig. En dat is niet alleen belangrijk voor het maken van huiswerk en het voorbereiden van toetsen. Het is een basisvaardigheid voor het leven. Vandaag zijn er verschillende methodes te vinden die werk maken van leren leren. Spijtig genoeg zijn deze methodes en hulpmiddelen vaak gericht op slechts 1 van de bouwstenen van leren leren. Je vindt dikke duimenkaarten voor de motivatie, circuitkaarten voor de uitdaging, contracten voor het zelfstandig leren werken, d beertjes van Meichenbaum om het oplossingsgericht werken aan te leren, de ruimtemonsters `Poekoels` werken aan de werkhouding , ... en ga maar door. Kinderen kunnen pas goed leren als ze zich goed voelen in een veilige omgeving, er moet duidelijkheid zijn. Wanneer kinderen op een dag te maken krijgen met zoveel verschillende systemen en poppetjes is de duidelijkheid weg en ook het gevoel van veiligheid. De Bobs bieden kinderen een houvast tijdens het leren, een structuur die doorheen heel het schoolgebeuren loopt als een rode draad. Het zijn fantasiewezentjes die aansluiten bij de leefwereld van het kind. Ze hebben net als kinderen hun kwaliteiten en beperkingen. De methode van de Bobs vertrekt vanuit de bouwstenen en houdt rekening met de kenmerken van leren. Ze is gebasseerd op al de voorgenoemde methodes.
inhoud
5
© www.speelplaats.org
5.1 Een overzicht van de materialen bij de Bobmethode 5.1.1 Inleidend prentenboek van Utske en Bolleboos Utske is een meisje dat niet zo graag naar school gaat. Stilzitten is het ergste wat er is, het rekenen lukt niet zo en de andere kinderen van de klas vinden haar maar een rare. Zo graag zou ze een vriendje hebben en op een dag komt die zomaar haar leven binnengesprongen. Wanneer Utske tijdens hoekenwerk het Bobbord aan het spelen is, moet ze Bolleboos, de blauwe Bob, uit het spelbord trekken. Hij zat klem.Vanaf dat moment gaat voor hen allebei een nieuwe wereld open. Dit prentenboek schept voor de kinderen een wereld van waaruit je verder kan werken. Het verhaal loopt verder doorheen heel de Bobmethode.
inhoud
5.1.2 Poster van de Stappenbobs Deze poster is de Bobversie van de beertjes van Meichenbaum. Door het bijpassende verhaaltje onthouden en herkennen de kinderen ook hier de stappen goed. Alle Bobs in bobland hebben een huisje, maar Bolleboos heeft geen huisje bij Utske. Wat moet ik doen? Ik moet ook hier een huisje bouwen. Hoe moest hij dat nu gaan doen? In Bobland had hij alle materialen die hij nodig had, maar hier in de slaapkamer van Utske, zag hij geen modder, geen takken, ... niets. Hij besloot op zoek te gaan tussen de knutselspullen van Utske en vond een ballon , lijm en papier. Als ik met lijm snippers op de ballon kleef kan hij hard worden en heb ik een huisje! Bolleboos ging aan het werk. Na enkele uren knutselen keek hij naar zijn huisje. Heb ik het goed gedaan? vroeg hij zich af. Het huisje leek zelfs op zijn eigen huisje in Bobland. Het zag er mooi uit. Nog even voelen,... Ja het was droog en stevig genoeg, daar kon hij wel in slapen.
6