Lectorenvorming 2010-2011 Diocesane Commissie voor Liturgie
Weet wat je leest!
VOORWOORD
In november 2008 werden twee regionale bijeenkomsten georganiseerd. Bedoeling was om de lectoren van ons bisdom wat te ondersteunen door hen een dankwoordje, een vormingsprogramma, de recente ICLZ-brochure „Gids voor lectoren‟ en een receptie aan te bieden. Tijdens deze bijeenkomsten werd voorgesteld om parochiaal of federaal regelmatig (bijvoorbeeld jaarlijks) een lectorenontmoeting te organiseren. Om die reden wil de Diocesane Commissie voor Liturgie, in samenwerking met CCV in het bisdom Brugge, jaarlijks een beknopt vormingsprogramma van 1 uur aanreiken. Deze vorming kan ingebed worden in een bijeenkomst waarop ook gebed, ontmoeting en een woord van dank een plaatsje krijgen. Aansluitend bij het jaarthema van het werkjaar 2009-2010 bood de Diocesane Commissie voor Liturgie in 2009 een vormingsprogramma aan met als thema: „Lector zijn: een geloofsbelijdenis‟. Voor het werkjaar 2010-2011 werd een nieuw vormingsprogramma uitgewerkt met als titel: „Weet wat je leest‟. De aangeboden vorming bestaat uit een uitgewerkt programma dat door de plaatselijke verantwoordelijke gegeven kan worden. Het is eventueel ook mogelijk om hiervoor een beroep te doen op één van de leden van de werkgroep „Lectorenvorming‟, opgericht vanuit de Diocesane Commissie voor Liturgie. Deze werkgroep bestaat uit Riet Goemaes, Elisah Gommers en zuster Caritas Van Houdt. Indien één van hen het vormingsprogramma geeft, wordt er een bijdrage van 30 euro (+ vervoerskosten) gevraagd. Men kan de deelnemers aan de vorming vooraf vragen om een Bijbel mee te brengen. Indien het niet mogelijk is om de lectoren van de parochie of federatie samen te brengen, kan dit vormingsprogramma eventueel ook doorgestuurd worden zodat zij de tekst kunnen lezen. Voor meer informatie, voor het ontvangen van één of meerdere brochures „Gids voor lectoren‟ of voor het maken van een afspraak met één van de leden van de werkgroep „Lectorenvorming‟ kan men contact opnemen met:
Elisah Gommers
[email protected] 0484.777.737. of 050.68.82.06.
2
Weet wat je leest … Een vormingsprogramma voor lectoren
Inleiding De meeste mensen kunnen lezen. Om „voor te lezen‟ heeft men echter nog andere kennis en vaardigheden nodig. Zo is het bijvoorbeeld onmogelijk om een tekst goed voor te lezen wanneer men de inhoud van de tekst niet begrijpt. Ook voor lectoren, die voorlezen uit de Bijbel, is het van belang dat zij weten „wat zij lezen‟. Sommige gelovigen herinneren zich nog de tijd waarin zij niet mochten lezen in de Bijbel. Het lezen van de Bijbel was voorbehouden aan deskundigen die voldoende opgeleid waren om deze teksten op een goede wijze te verstaan. Tijdens het tweede Vaticaans Concilie, een grote kerkvergadering die plaatsvond tussen 1962 en 1965, werd er besloten om de schatkamers van de Bijbel open te stellen. Er werd een nieuw leesrooster opgesteld voor de zondagsliturgie. In een cyclus van drie jaar wordt sindsdien een veelheid aan Bijbelteksten voorgelezen tijdens de zondagse eucharistievieringen. Dit heeft tot gevolg dat ook moeilijke, oudtestamentische teksten aan bod komen. Lectoren ervaren vaak dat zij deze teksten niet begrijpen, waardoor zij het moeilijk vinden om deze teksten goed voor te lezen. Om die reden willen wij in dit vormingsprogramma nader ingaan op het thema ‘weet wat je leest’. Ten eerste willen wij hierbij benadrukken dat men slechts kan weten wat men leest als men goed weet uit welk Bijbelboek er gelezen wordt en als men de aard of het literaire genre van het boek kent. Ten tweede willen wij hierbij ook aangeven dat de Kerk gekozen heeft om op bepaalde tijdstippen bepaalde teksten te lezen. Het moment, waarop een tekst voorgelezen wordt, vertelt zodoende ook iets over de inhoud van de lezing. 1. Weet waaruit je leest … 1.1. Lezen uit de Bijbel 1.1.1. De Bijbel: (g)een boek? Eigenlijk is de Bijbel geen boek. Het is een bibliotheek, bestaande uit een groot aantal boeken. In deze bibliotheek heb je twee verdiepingen, met name „het eerste of oude testament‟ en „het tweede of nieuwe testament‟. De eerste verdieping bestaat uit drie afdelingen, namelijk de wetboeken, de profeten en de geschriften. Deze verdieping wordt zowel bezocht door joden als door christenen. Alle joden zijn vertrouwd met de wetboeken, de profetische boeken en de geschriften. Ook Jezus was een jood die deze boeken goed kende. De tweede verdieping bevat allemaal boeken die verwijzen naar Jezus. Er zijn vier afdelingen, met name de evangelies, de handelingen van de apostelen, de brieven en de openbaring van Johannes. Deze verdieping, die gebouwd is „op de fundamenten of grondvesten van de eerste verdieping van het jodendom‟, wordt vooral bezocht door christenen.
3
Eerste of oude testament
Tweede of nieuwe testament
Wetboeken (Thora) nl. Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium
Evangelies nl. het evangelie volgens Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes
Profetische boeken (Nevi’im) o.a. Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Amos, Hosea
De handelingen van de apostelen
Geschriften (Ketubim) o.a. psalmen, spreuken, wijsheid, Job, …
Brieven o.a. de brieven van Paulus (aan de christenen van Rome, Korinthe, Efese, …) en de brieven van Jakobus, Petrus, …
De Apocalyps of openbaring van Johannes
1.1.2. Een bibliotheek wordt niet op één dag opgebouwd Een bibliotheek ontstaat niet op één dag. Het duurt jaren alvorens een gehele bibliotheek samengesteld is. Zo ook met de Bijbel. De Bijbel is niet door één auteur, noch op één dag geschreven. De bibliotheek van de Bijbel heeft een lange ontstaansgeschiedenis. Vele van de teksten en verhalen werden eerst decennia en soms zelfs eeuwenlang mondeling overgeleverd. De evangelies werden bijvoorbeeld 40 à 70 jaar ná de dood van Jezus neergeschreven. Je zou het kunnen vergelijken met een kleindochter die het verhaal van haar oma, die ze nooit heeft gekend, probeert te vertellen op basis van wat zij gehoord heeft van personen die samen met haar oma hebben geleefd. Toen de teksten eenmaal neergeschreven waren, werden zij ook nog meermaals herschreven en hertaald. Van de meeste teksten werden verschillende versies (en vertalingen) teruggevonden. Deze ontstaansgeschiedenis maakt reeds duidelijk dat de gegevens in de Bijbel niet opgevat mogen worden als objectieve geschiedkundige feiten. Stel dat er ooit iets gebeurd is in Egypte en stel dat dat eeuwenlang doorverteld wordt. Het verhaal zal doorheen de eeuwen veranderen. Bepaalde aspecten, die onbegrijpelijk geworden zijn, worden weggelaten. Anderen worden toegevoegd of lichtjes gewijzigd. De Bijbel mag met andere woorden niet opgevat worden als een letterlijke weergave van de geschiedenis. Het is veeleer een vertelling van de gelovige interpretatie van wat er doorheen de geschiedenis met mensen is gebeurd. De schrijvers van de Bijbel hadden niet de bedoeling om een „geschiedenisboek‟ te schrijven. Zij schreven geen historisch verslag, waarin ze gedetailleerd weergaven wat er door wie en waar gebeurd is. Veeleer wilden zij getuigen van hun geloof dat God werkzaam is in de geschiedenis van mensen. De Bijbel is dus geen geschiedenisboek, maar een bibliotheek boordevol geloofsgetuigenissen en gelovige interpretaties van geschiedkundige 4
gebeurtenissen. De Bijbel bevat boeken die vertellen dat God met mensen verbonden is en met hen op weg gaat. Toen de Bijbel werd samengesteld, was men zich hiervan zeer bewust. De samenstelling van de Bijbel of de zogenaamde „canonisering‟ is vergelijkbaar met wat de verantwoordelijken voor een bibliotheek trachten te doen. Ze beoordelen kritisch en met veel kennis van zaken welke „boeken‟ zo belangrijk zijn dat ze in de bibliotheek opgenomen moeten worden. Om uit te drukken dat het gaat over „geloofsgetuigenissen‟ hebben de deskundigen, verantwoordelijk voor het proces van canonisering, bijvoorbeeld ook twee totaal verschillende scheppingsverhalen opgenomen. Wanneer men deze „letterlijk‟ interpreteert als een weergave van de geschiedenis, komt men in de problemen, want de twee scheppingsverhalen in de Bijbel spreken elkaar duidelijk tegen. Doordat ze toch allebei werden opgenomen, wordt duidelijk gemaakt dat het niet gaat om een weergave van de geschiedenis, maar wél om een uitdrukking van de „goddelijke oorsprong van de gehele schepping‟. Beide auteurs van de scheppingsverhalen probeerden, weliswaar op een totaal verschillende wijze, uit te drukken dat het niet anders kan dan dat wij de wereld aan God te danken hebben. Er werden trouwens ook vier evangelies opgenomen. De verhalen van Matteüs, van Marcus, van Lucas en van Johannes kregen een plaats, terwijl deze evangelies toch ook vaak dezelfde verhalen vertellen. Zo wordt het verhaal van het dochtertje van Jaïrus meerdere malen verteld. Bij de ene auteur ligt zij op sterven. Bij de andere is zij reeds dood. De vraag „welke versie écht gebeurd is‟, doet niet ter zake. Beide verhalen proberen louter uit te drukken dat Jezus mensen „genas‟ en terug „levenskracht‟ gaf. Door meerdere auteurs die niet alle verhalen op dezelfde wijze vertellen op te nemen in de Bijbel maakt men dus duidelijk dat het niet gaat om een geschiedenisboek, maar om persoonlijke verhalen van mensen die werkelijk in Jezus geloven. [Soms ligt de „gelovige boodschap‟ van de auteurs voor de hand. Het is duidelijk dat de scheppingsverhalen de goddelijke oorsprong van de schepping wilden weergeven. In andere teksten is het echter niet zo duidelijk wat de auteurs nu eigenlijk wilden uitdrukken. Bijbelkenners en priesters, die een homilie houden, maken vaak de fout om te doen alsof zij - met zekerheid - weten wat die auteurs bedoelden. In zo‟n geval is er sprake van een tweede historisering. De Bijbelverhalen worden niet meer als „geschiedkundige verslagen‟ (= eerste historisering) opgevat, maar tegelijkertijd doet men alsof men de gedachten en bedoelingen van de auteur helemaal kent. Men spreekt dan niet meer over „de echte gebeurtenissen‟, maar wel over de „echte bedoelingen van de auteur‟. Zoals we de feiten niet helemaal kunnen kennen, hebben we ook geen volledige kennis van de gedachten en bedoelingen van de auteur.]
In de meeste bibliotheken wordt de collectie van boeken permanent uitgebreid. In tegenstelling daarmee is er bij het proces van „canonisering‟ besloten om de bibliotheek aan Bijbelboeken niet blijvend uit te breiden met nieuwe boeken. Het verhaal van God met de mensen vindt namelijk zijn hoogtepunt in Jezus Christus. In Jezus, God-die-mensgeworden-is, toont God dat Hij heel sterk met de mens verbonden is en door de kruisdood en de verrijzenis van Jezus maakt God duidelijk dat zijn liefde voor de mens sterker is dan de dood en voor eeuwig geldt (= het nieuwe en altijddurende verbond). Bijgevolg is met het verhaal van Jezus, samengevat in het nieuwe testament, eigenlijk alles verteld over de wijze waarop God met mensen wil omgaan. Hier hoeft niets meer aan toegevoegd te worden. Wat mensen hier en nu ervaren in hun relatie tot God mogen zij beleven en begrijpen vanuit Gods openbaring in vroegere tijden en vanuit de verhalen over Jezus. 1.1.3. De Bijbel: óns boek? Als de Bijbel een bibliotheek vol geloofsgetuigenissen is, waarin het woord van God weerklinkt en waarin verteld wordt wat mensen beleven, dan is de Bijbel geen „oud‟ boek, maar een boek dat ook over ons gaat. Net zoals de schrijvers en de figuren uit de 5
verhalen kunnen ook wij Gods nabijheid herkennen in ons leven van elke dag. Ook wij kunnen hier en nu iets ervaren van wat in de Bijbelverhalen beschreven wordt. 1.2. Lezen uit één van de Bijbelboeken Zoals in elke bibliotheek is er ook in de Bijbel een grote verscheidenheid aan boeken. Er zijn poëtische teksten, liederen, verhalen, spreuken, brieven,… . De verschillende auteurs probeerden zich elk met hun eigen schrijfstijl uit te drukken en zo hun geloofsverhaal weer te geven. Deze verschillende soorten van boeken kunnen niet allemaal op dezelfde wijze voorgelezen worden. Wanneer men een gedicht voorleest als een krantenartikel zal niemand de poëtische tekst begrijpen. De aard of het literaire genre van het boek zegt reeds iets over de inhoud en over de wijze waarop de tekst gelezen moet worden. Om die reden is het van belang om als lector stil te staan bij het literaire genre van de tekst. In wat volgt kijken we naar enkele Bijbelboeken en gaan we op zoek naar de literaire genres die daarin aan bod komen. We beperken ons tot een beknopte bespreking van enkele Bijbelboeken. Het is geenszins de bedoeling om een volledig overzicht te bieden en alle Bijbelboeken tot in detail te bespreken. Wie graag meer leest over literaire genres in de Bijbel kan in de bibliotheek (bv. in het Grootseminarie te Brugge of in De Bron te Harelbeke) één van de volgende boeken uitlenen: -
LOHFINK, G., Lezen achter de woorden. Literaire vormen in de Bijbel. Boxtel, 1975. VAN SEGBROECK, F., Het nieuwe testament leren lezen. Leuven, 1993.
1.2.1. Op zoek naar literaire genres in enkele boeken uit het oude testament A. Het boek Genesis Het woord „genesis‟ betekent „ontstaan / oorsprong‟. Dit boek vertelt over de wording van de wereld en de ontstaansgeschiedenis van de mensheid en van het volk Israël. Het boek bevat vooral mythen en sagen. Dit zijn verhalen die niet de bedoeling hebben om exact te vertellen wat er in het verleden is gebeurd. De eerste 12 hoofdstukken bevatten vooral mythische verhalen, waarin weinig historische feiten geïntegreerd werden. Aan de hand van verhalen probeert men uit te drukken op welke fundamentele beginselen het bestaan van de mens en de wereld berust. In de andere hoofdstukken van het boek Genesis vindt men verschillende sagen. In deze verhalen werden historische gebeurtenissen wellicht verrijkt met wat nieuwe elementen om zo de sterke band tussen God en mensen nog meer te benadrukken. B. Het boek Exodus Exodus betekent „uittocht‟. Het boek vertelt over de uittocht uit Egypte en de lange tocht door de woestijn. Het boek bevat sagen waarin men bepaalde historische gebeurtenissen op een creatieve wijze vertelt zodat de verbondenheid tussen God en mens uitdrukkelijk aan bod komt. Tevens vindt men in het boek Exodus ook geboden (bv. de 10 geboden) en cultische voorschriften. Deze geboden en voorschriften kunnen beschouwd worden als „pogingen‟ om te duiden hoe men de verbondenheid met God kan beleven en behouden.
6
C. Het boek Leviticus Dit boek bevat hoofdzakelijk wetteksten. Deze hebben de bedoeling om de mensen aan te manen om te leven in eerbied en respect voor God. D. Het boek Numeri Numeri betekent „getallen‟, wat verwijst naar de twee volkstellingen die in het boek beschreven worden. Het boek vertelt hoofdzakelijk over het tweede deel van de tocht van het volk Israël door de woestijn. Het boek bevat zowel mythische verhalen alsook wetteksten. E. Het boek Deuteronomium Deuteronomium betekent „tweede wet‟. De oude voorschriften, beschreven in de andere boeken, worden aangepast aan de nieuwe levensomstandigheden. Het boek bevat redevoeringen over de verbondenheid van God met de mensen. De mensen worden opgeroepen om dit verbond van God met de mens niet te vergeten en trouw Gods levenswetten te onderhouden. F. Psalmen Psalm betekent „loflied‟. De 150 psalmen uit de Bijbel zijn poëtische teksten. In deze gedichten komen alle menselijke emoties aan bod. Door deze uit te spreken voor God worden deze gevoelens genuanceerd en in een juist perspectief geplaatst. Vandaar dat we in vele psalmen de beweging zien van klagen naar loven. Tijdens de liturgie wordt er na de eerste lezing een antwoordpsalm gebeden of gezongen. Deze psalm sluit inhoudelijk aan bij de inhoud van de eerste lezing. De volgende dag kwamen mijn zusje en haar vriend. Ze namen zelfs deel aan het middaggebed. In de namiddag, toen we een wandeling maakten in Damme, vertelde ze me dat ze die psalmen toch maar gek vond. „Geloof jij nu echt wat je zingt?‟ vroeg ze. Ik keek haar vragend aan. „We zongen: je kunt geen mens vertrouwen‟, verduidelijkte ze. Ik lachte. „Psalmen zijn emotionele gebeden‟, zei ik, „een soort poëzie. Als je net bedrogen bent, dan roep je in je emotie uit: ik kan geen mens vertrouwen! Wil dat dan zeggen dat je voor de rest van je leven argwanend zult zijn, nooit nog iets zult vragen en nooit meer iets aan een ander zult overlaten? Natuurlijk niet. In je emotie roep je dingen die echt zijn terwijl ze dat morgen, als de woede bekoeld is, niet meer zijn. Ze zijn het wellicht zelfs niet meer zodra je ze uitgesproken hebt. Voor God. Als je de pijn in Gods naam neergelegd hebt, kun je weer verder. Verder vertrouwen op mensen. En vooral op God.‟ (Uit: „Roeping‟ – E. Gommers)
G. Profetische teksten (Jesaja, Jeremia, …) Profeten spreken in naam van God. Zij roepen de mensen op om in verbondenheid met God te leven en geen kwaad te doen. Zij bemoedigen, vermanen en zien aankomen waartoe slecht gedrag kan leiden. 1.2.2. Op zoek naar literaire genres in enkele boeken uit het nieuwe testament A. Evangelies Evangelie betekent „blijde boodschap‟. Deze boeken vertellen het blijde nieuws dat God in Jezus heel nauw met mensen verbonden wil zijn. Ze verhalen het passiegebeuren en de blijde boodschap van Jezus‟ verrijzenis: Jezus leeft en zo is God ons voor altijd heel nabij. Ook blikken de evangelies terug op het openbare
7
leven van Jezus en de evangelisten Matteüs en Lucas vertellen ook over zijn kinderjaren. B. De handelingen van de apostelen In dit boek worden de „handelingen‟ van de eerste christenen beschreven. Het verhaalt hoe christenen na de dood en de verrijzenis van Jezus in de kracht van zijn Geest verder leven en hoe de eerste kerkgemeenschap ontstaat en georganiseerd wordt. C. Brieven Er zijn 21 brieven opgenomen in de Bijbel. Vele zijn gericht aan een gehele kerkgemeenschap. Andere zijn bedoeld voor een privépersoon (bv. de brief aan Timoteüs, aan Titus, …). Vele van deze brieven worden toegeschreven aan Paulus. De brieven, gericht aan een kerkgemeenschap, zijn vergelijkbaar met „een brief van de bisschoppen‟. Bedoeling van zulke brieven is om de bestemmelingen te bemoedigen, te ondersteunen, aan te manen en te onderrichten. In de pastorale brieven aan Timoteüs en Titus worden vooral concrete instructies gegeven aan de leiders van de vroege kerk, die rond het jaar 90 en na het sterven van de eerste geloofsgetuigen, probeerden om de kerkgemeenschap goed te organiseren. 1.2.3. Enkele oefeningen In wat volgt worden bij wijze van „oefening‟ enkele teksten weergegeven die tijdens het liturgisch jaar 2010-2011 (= A-jaar) aan bod komen in de zondagsvieringen. Er wordt niet weergegeven uit welk boeken deze teksten afkomstig zijn. Bedoeling is om de literaire genres van de lezingen te achterhalen en een poging te doen om de teksten te situeren in één van de hierboven genoemde boeken. A. Oefening 1 1ste zondag van de veertigdagentijd: 7 Toen boetseerde de H E E R God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, en Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen. 8 Daarna legde de H E E R God een tuin aan in Eden, ergens in het oosten, en daarin plaatste Hij de mens die Hij geboetseerd had. 9 De H E E R God liet uit de grond allerlei bomen opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten. Midden in de tuin stonden de boom van het leven en de boom van de kennis van goed en kwaad. 1 Van alle dieren, die de H E E R God gemaakt had, was er geen zo sluw als de slang. Ze zei tegen de vrouw: „Heeft God werkelijk gezegd dat je van geen enkele boom in de tuin mag eten?‟ 2 De vrouw zei tegen de slang: „Wij mogen wel eten van de vruchten van de bomen in de tuin. 3 God heeft alleen gezegd: “Van de vruchten van de boom die midden in de tuin staat mag je niet eten; je mag haar zelfs niet aanraken; anders zul je sterven.” ‟ 4 Maar de slang zei tegen de vrouw: „Je zult helemaal niet sterven! 5 God weet dat je ogen open zullen gaan als je van die boom eet, en dat je dan gelijk zult worden aan God, door de kennis van goed en kwaad.‟ 6 Toen zag de vrouw dat het goed eten was van die boom, en dat hij een lust was voor het oog, en hoe aantrekkelijk het was er inzicht door te krijgen. Zij plukte dus een vrucht en zij at ervan; zij gaf er ook van aan haar man, die bij haar stond, en ook hij at ervan. 7 Nu gingen hun beiden de ogen open en zij ontdekten dat ze naakt waren. Daarom hechtten ze vijgenbladeren aaneen en maakten daar lendenschorten van. 8 Toen zij bij het opkomen van de middagwind de H E E R God in de tuin hoorden naderen, verborgen de mens en zijn vrouw zich voor de H E E R God tussen de bomen van de tuin. Wat is het literaire genre van deze tekst? Uit welk Bijbelboek zou deze tekst komen?
8
B. Oefening 2 22ste zondag door het jaar: 7 H E E R , U hebt mij verleid; ik ben bezweken, U was te sterk voor mij. Ik kan niet tegen U op. De hele dag lacht men mij uit, iedereen drijft de spot met mij. 8 Telkens als ik het woord neem, moet ik schreeuwen, en „geweld en onderdrukking‟ roepen. Het woord van de H E E R brengt mij iedere dag schande en vernedering. 9 Soms denk ik: Ik wil er niets meer van weten, ik spreek niet meer in zijn naam. Maar dan laait er een vuur op in mijn hart, het brandt in mijn gebeente. Ik doe alle moeite om het in bedwang te houden maar het lukt me niet. Wat is het literaire genre van deze tekst? Uit welk Bijbelboek zou deze tekst komen?
C. Oefening 3 29ste zondag door het jaar: 1 Zing van de H E E R een nieuw lied, heel de aarde, zing van de H E E R . 3 Vertel de volken het verhaal van zijn glorie, het verhaal van zijn wonderen aan alle naties. 4 Want de H E E R is groot, prijzenswaard bovenmate, geduchter dan al die andere goden. 5 De goden van andere volken zijn voos, maar de H E E R heeft de hemel gemaakt. 7 Huldig de H E E R , alle stammen en volken, huldig de glorie en macht van de H E E R . 8 Huldig de glorie van zijn naam , betreed zijn voorhof met uw geschenken. 9 Buig voor de H E E R naar de aarde, als Hij verschijnt in zijn heiligheid; heel de aarde, sidder voor Hem. 10 Zeg het de volken: „De H E E R is koning; de aarde staat vast, onwankelbaar vast; Hij bestuurt de volken naar recht en gerechtigheid.‟ Wat is het literaire genre van deze tekst? Uit welk Bijbelboek zou deze tekst komen?
D. Oefening 4 30ste zondag door het jaar: 5 Want wij hebben u het evangelie verkondigd, niet alleen met woorden, maar ook met kracht en heilige Geest en volle overtuiging. U weet trouwens zelf wel hoe wij ons voor u hebben ingezet toen we bij u waren. 6 En u bent navolgers geworden van ons en van de Heer, toen u het woord hebt aangenomen onder allerlei beproevingen en toch met vreugde van de heilige Geest. 7 Zo bent u een voorbeeld geworden voor alle gelovigen in Macedonië en in Achaje. 8 Want van u uit heeft het woord van de Heer zich verbreid, en niet enkel in Macedonië en Achaje, maar overal is uw geloof in God bekend geworden. Wij hoeven daar niets over te zeggen. 9 Want zij vertellen zelf hoe ons optreden bij u is geweest en hoe u zich van de afgoden tot God hebt bekeerd, om de levende en waarachtige God te dienen, 10 en om uit de hemel zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de dood heeft opgewekt: Jezus, die ons redt van de komende toorn.
9
Wat is het literaire genre van deze tekst? Uit welk Bijbelboek zou deze tekst komen?
1.2.4. Weet welk „literair genre‟ je leest … Een (psalm)gedicht leest men best anders dan een profetische aanklacht. Een brief leest men anders dan een wettekst. Indien men kennis heeft genomen van het literair genre van de tekst, zal men deze lezing wellicht ook anders en met meer „kennis van zaken‟ voorlezen. 2.
Weet wanneer een tekst gelezen wordt …
De Kerk heeft gekozen om op bepaalde tijdstippen bepaalde teksten te lezen. Het moment, waarop een tekst voorgelezen wordt, vertelt ook iets over het verband tussen de inhoud van de tekst en de periode van het liturgisch jaar. Daarom bespreken we in wat volgt de vraag wanneer welke teksten gelezen worden in de zondagsvieringen. 2.1. Op welke tijdstippen komen de verschillende teksten aan bod? 2.1.1. Het liturgisch jaar: een ellips met twee brandpunten Tijd door het jaar van dinsdag na Pinksteren tot de advent
Paaskring Pinkstermaandag Pinksteren (50 dagen) Hemelvaart (40 dagen) (Paasoctaaf / beloken Pasen) - Pasen - Veertigdagentijd Goede week -
Stille Zaterdag Goede Vrijdag Witte Donderdag Palmzondag Aswoensdag (begin)
Begin kerkelijk jaar Kerstkring
Pasen
Kerstmis
Paaskring
Kerstkring
Tijd door het jaar
-
Advent: 4 zondagen Kerstmis H. Familie Moeder Gods Openbaring Doop van de Heer (Opdracht van de Heer in de tempel - Lichtmis)
van na de Doop van de Heer tot aswoensdag
2.1.2. Het liturgisch jaar: het leven van Jezus delen … Tijdens het liturgisch jaar mogen wij jaarlijks gedenken wat God in Jezus Christus voor de mens gedaan heeft. Het begint met de adventsperiode, waarin we uitkijken naar de komst van Christus. Na Kerstmis volgen we Christus doorheen zijn openbare leven, we maken in de liturgie mee wat Hij voor mensen gedaan heeft. Tijdens de veertigdagentijd beluisteren we teksten waarin reeds aan het licht komt dat Jezus redding en verlossing brengt. Zijn bevrijdend optreden vindt zijn hoogtepunt in zijn kruisdood en verrijzenis. In de paastijd horen we vervolgens hoe de eerste christenen na de dood van Jezus verder leven, de kracht van de Geest ontvangen en Kerk stichten.
10
Deze cyclus maken wij jaarlijks opnieuw mee. Toch is dit geen „vicieuze cirkel‟. We mogen „intreden‟ in een spiraalvormige beweging van verdieping, waarbij we steeds meer „gelijkvormig‟ worden met Christus. Het moment in het liturgische jaar bepaalt mee welke teksten gelezen worden. Om die reden is het van belang om zich bewust te zijn van de liturgische tijd waarin men zich bevindt. Zo zullen we de inhoud van de tekst wellicht beter begrijpen. 2.2.
Wanneer lezen we uit de verschillende evangelies?
2.2.1. De evangelielezingen in de zondagsvieringen Na het tweede Vaticaans Concilie werd er een driejarencyclus van evangelielezingen opgesteld. In het A-jaar leest men uit het evangelie volgens Matteüs. In het B-jaar uit het evangelie volgens Marcus. In het C-jaar komen de teksten uit het evangelie volgens Lucas aan bod. Vanaf de eerste zondag van de advent 2010 begint opnieuw het A-jaar. Zowel in het A-, B- als C-jaar wordt tijdens de paastijd en op bepaalde feestdagen gelezen uit het evangelie volgens Johannes. In het B-jaar, waarin we lezen uit het korte Marcusevangelie, worden er op de 17 de tot 21ste zondag ook teksten gelezen uit het Johannesevangelie. De evangelielezingen volgen een bijna continue lezing. Dit betekent dat de lezingen van de opeenvolgende zondagen op elkaar aansluiten (zie ook: schema bij 2.2.2). Om de inhoud van een tekst goed te begrijpen, is het altijd zinvol om de ‘context’ te leren kennen. Wanneer men een stukje leest uit een boek, dan zal men deze passage wellicht enkel begrijpen wanneer men ook het voorgaande en het volgende deel leest. Dit geldt ook voor de evangelielezingen. Om een tekst goed te verstaan, is het aan te raden om ook de lezing van de vorige en van de komende zondag door te nemen. 2.2.2. Het verband tussen de verschillende lezingen Voor de tijd door het jaar is er bij elke evangelielezing een eerste lezing uit het oude testament geplaatst die verband houdt met de evangelietekst. Soms bevat de eerste lezing dezelfde kerngedachte als de evangelielezing of is er sprake van „citaat-harmonie‟, wat betekent dat in de evangelielezing een letterlijk citaat uit de oudtestamentische tekst voorkomt. Ook werden er enkele eerste lezingen uitgekozen met een boodschap die dan in de evangelielezing weerlegd, genuanceerd of aangevuld wordt. Soms werd er ook een eerste lezing gekozen waarin gesproken wordt over wat mensen hopen en verwachten, terwijl de evangelielezing vervolgens spreekt over de vervulling ervan. Om één van beide lezingen beter te begrijpen, is het dan ook aan te raden om ook de andere lezing door te nemen. Er is ook voor elke zondag een tweede lezing voorzien, hoofdzakelijk afkomstig uit de brieven en uit de handelingen van de apostelen. Deze teksten over het leven in de eerste christelijke gemeenschappen kunnen ook ons inspireren. Er is niet gezocht naar een harmonisering of thematische afstemming tussen de tweede lezing en de andere lezingen.
11
OP DE ZONDAGEN DOOR HET JAAR – A-jaar Evangelielezing
Eerste lezing
Tweede lezing
Tweede
Joh. 1,29-34
Jes. 49,3.5-6
1 Kor. 1,1-3
Derde
Mt. 4,12-23
Jes. 8,23b-9,3
1 Kor. 1,10-13.17
Vierde
Mt. 5,1-12a
Sef. 2,3; 3,12-13
1 Kor. 1,26-31
Vijfde
Mt. 5,13-16
Jes. 58,7-10
1 Kor. 2,1-5
Zesde
Mt. 5,17-37
Sir. 15,15-20
1 Kor. 2,6-10
Zevende
Mt. 5,38-48
Lev. 19,1-2.17-18
1 Kor. 3,16-23
Achtste
Mt. 6,24-34
Jes. 49,14-15
1 Kor. 4,1-5
Negende
Mt. 7,21-27
Deut. 11,18.26-28
Rom. 3,21-25a.28
Tiende
Mt. 9,9-13
Hos. 6,3-6
Rom. 4,18-25
Elfde
Mt. 9,36-10,8
Ex. 19,2-6a
Rom. 5,6-11
Twaalfde
Mt. 10,26-33
Jer. 20,10-13
Rom. 5,12-15
Dertiende
Mt. 10,37-42
2 Kon. 4,8-11.14-16
Rom 6,3-4.8-11
Veertiende
Mt. 11,25-30
Zach. 9,9-10
Rom. 8,9.11-13
Vijftiende
Mt. 13,1-23
Jes. 55,10-11
Rom. 8,18-23
Zestiende
Mt. 13,24-43
Wijsh. 12,13.16-19
Rom. 8,26-27
Zeventiende
Mt. 13,44-52
1 Kon. 3,5.7-12
Rom. 8,28-30
Achttiende
Mt. 14,13-21
Jes. 55,1-3
Rom. 8,35.37-39
Negentiende
Mt. 14,22-33
1 Kon. 19,9a.11-13a
Rom. 9,1-5
Twintigste
Mt. 15,21-28
Jes. 56,1.6-7
Rom. 11,13-15.29-32
Eenentwintigste
Mt. 16,13-20
Jes. 22,19-23
Rom. 11,33-36
Tweeëntwintigste
Mt. 16,21-27
Jer. 20,7-9
Rom. 12,1-2
Drieëntwintigste
Mt. 18,15-20
Ez. 33,7-9
Rom. 13,8-10
Vierentwintigste
Mt. 18,21-35
Sir. 27,30-28,9
Rom. 14,7-9
Vijfentwintigste
Mt. 20,1-16a
Jes. 55,6-9
Fil. 1,20c-24.27a
Zesentwintigste
Mt. 21,28-32
Ez. 18,25-28
Fil. 2,1-11
Zevenentwintigste
Mt. 21,33-43
Jes. 5,1-7
Fil. 4,6-9
Achtentwintigste
Mt. 22,1-14
Jes. 25,6-10a
Fil. 4,12-14.19-20
Negenentwintigste
Mt. 22,15-21
Jes. 45,1.4-6
1 Tess. 1,1-5b
Dertigste
Mt. 22,34-40
Ex. 22,20-26
1 Tess. 1,5c-10
Eenendertigste
Mt. 23,1-12
Mal. 1,14b-2,2b.8-10
1 Tess. 2,7b-9.13
Tweeëndertigste
Mt. 25,1-13
Wijsh. 6,12-16
1 Tess. 4,13-18
Drieëndertigste
Mt. 25,14-30
Spr. 31,10-13.19-20.30-31
1 Tess. 5,1-6
Vierendertigste
Mt. 25,31-46
Ez. 34,11-12.15-17
1 Kor. 15,20-26.28
12
2.2.3. Enkele oefeningen In de volgende oefeningen worden telkens twee Schriftlezingen (A-jaar) weergegeven. Het is de bedoeling om het verband tussen beide lezingen aan te geven. A. Oefening 1 (10de zondag door het jaar) Hosea 6: 3 Wij willen de H E E R liefhebben. Wij willen moeite doen om Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad verschijnt zo verschijnt Hij en komt Hij over ons als de regen, als de lenteregen die de aarde drenkt.‟ 4 Wat moet Ik met u beginnen, Efraïm? Wat moet Ik met u beginnen, Juda? Uw liefde is als de ochtendnevel, als de dauw die vroeg in de ochtend verdwijnt. 5 Daarom heb Ik op hen ingeslagen door de profeten, heb Ik hen afgeslacht met mijn woorden: mijn oordeel brak door als het licht. 6 Want barmhartigheid wil Ik, en geen offer, en meer dan brandoffers, wil Ik kennis van God. Mt 9: 9 Toen Jezus vandaar verder ging, zag Hij iemand bij het tolkantoor zitten, die Matteüs heette, en Hij zei tegen hem: „Volg Mij.‟ Hij stond op en volgde Hem. 10 Nu kwamen er bij een maaltijd in zijn huis vele tollenaars en zondaars aan tafel, samen met Jezus en zijn leerlingen. 11 Toen de farizeeën dat zagen, zeiden ze tegen zijn leerlingen: „Waarom eet uw meester met tollenaars en zondaars?‟ 12 Hij hoorde dat en zei: „Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel. 13 Ga heen, u moet maar eens leren wat dit zeggen wil: „Barmhartigheid wil Ik en geen offer‟. Want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.‟
B. Oefening 2 (18de zondag door het jaar) Js 55: 1 Kom, wie dorst heeft, hier is water; en allen die geen geld hebt, kom, koop koren en eet zonder geld, en drink wijn en melk zonder betaling. 2 Waarom besteedt u geld aan wat geen brood is, en loon aan iets dat niet verzadigt? Luister aandachtig naar Mij, en u zult eten wat goed is, en uw honger stillen met uitgelezen spijs. 3 Buig uw oor en kom naar Mij, luister en u zult leven; een eeuwig verbond zal Ik met u sluiten, de gunstbewijzen die Ik aan David heb gezworen. Mt 14: 13 Toen Jezus dat hoorde, week Hij met een boot uit naar een eenzame plaats om alleen te zijn. Toen de mensen dat hoorden, volgden ze Hem te voet vanuit de steden. 14 Toen Hij van boord ging, zag Hij een grote menigte. Hij had zeer met hen te doen en genas hun zieken. 15 Toen het avond werd, kwamen zijn leerlingen Hem zeggen: „Dit is een eenzame plaats en het is al laat geworden. Stuur de mensen weg, dan kunnen ze zelf in de dorpen eten gaan kopen.‟ 16 Maar Jezus zei: „Ze hoeven niet weg te gaan. Jullie moeten hun te eten geven.‟ 17 Zij zeiden Hem: „Wij hebben hier niets anders dan vijf broden en twee vissen.‟ 18 Hij zei: „Breng die hier.‟ 19 Hij verzocht de mensen op het gras te gaan zitten, nam die vijf broden en twee vissen, keek op naar de hemel, sprak de zegenbede uit, Hij brak de broden en gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze aan de mensen. 20 Allemaal hadden ze volop te eten. Ze haalden de brokken op die over waren, twaalf korven vol. 21 Afgezien van vrouwen en kinderen waren het zo‟n vijfduizend man die gegeten hadden.
13
3.
Tot slot Om goed voor te lezen is het van belang dat de lector weet wat hij leest. Om de betekenis van een tekst te ontdekken, volgt de lector best een tweevoudig spoor. Enerzijds dient hij zijn weg te vinden doorheen de bibliotheek van de Bijbel en thuis te komen in de grote verscheidenheid aan Bijbelboeken. Anderzijds moet een lector ook „bij de tijd zijn‟ en beseffen dat de liturgische tijd, waarin men zich bevindt, verband houdt met de lezingen die werden gekozen. Als een lector kennis heeft van het „waar‟ en het „wanneer‟ zal hij ook in staat zijn om te weten „wat‟ hij leest.
4.
Oplossingen van de oefeningen
Oplossingen bij de oefening uit 1.2.3.: A: B: C: D:
Gen 2 en 3 / mythische verhalen Jeremia 20 / profetische tekst Psalm 96 / loflied Uit de eerste brief aan de Tessalonicenzen / brief aan een kerkgemeenschap
Oplossingen bij de oefening uit 2.2.3.: A: B:
Citaat-harmonie: “Ik wil barmhartigheid en geen offer”. Wie God kent en liefheeft, probeert barmhartig te zijn voor anderen. Dit is wat God van ons verlangt. God (Jezus) schenkt ons „voedsel om van te leven‟. Zijn Woord sterkt en voedt ons.
14