“Mijn Tuintje Eerst” langs criteria van “De kanteling” en “RAAK” ! Drs. Hilleke A.M. Linthorst/ Kwartiermaker Flevoland/Kwintes
maart 2014
“Mijn Tuintje Eerst” kon ontstaan dankzij de wmo-pilot in Almere en doordat Kwintes deze aandurfde. Het is een van de succesvolle arrangementen die vanaf 2007 konden ontstaan door de omslag die de wmo-pilot veroorzaakte in de focus van werken in activeringscentra. De “besloten focus” werd daardoor steeds meer een “open focus” (van ‘op de eigen locatie gericht met alleen contacten binnen de doelgroep’ naar ‘activiteiten buiten de eigen locatie en openheid ook voor niet AWBZ-ondersteund netwerk’). “Aanbodgericht werken op basis van literatuur” en ‘zin van de activiteitenbegeleider’ kantelde langzaam naar “vraaggericht werken met aandacht voor ‘eigen regie van de cliënt’. Naast aanbod van ‘door de AWBZ betaalde activiteiten’ ontstonden ‘gemengd gefinancierde activerende arrangementen door en met verschillende partijen’ (zoals MTE) Wat maakte het succesvol? Al snel na dat dit arrangement was gestart, werden er verschillende prijzen mee gewonnen. Van cruciaal belang voor dit succes bleken de criteria, die de eerste twee jaren werden benut tijdens de Almeerse wmo-pilot. Ook de niche, die de pilot op zich creëerde, bevorderde het succes in hoge mate evenals de leiding door Trees van der Maat. Genoemde zaken konden daaraan in hoge mate bijgedragen doordat ze coachend en sturend werden ingezet. Om die reden staan in het eerste schema de doelen, die criteria en hoe MTE daarop scoorde. Bij lezing daarvan blijkt meteen waarop gelet moet worden in de opstart- en implementatieperiode. Maar er is meer. De pilot ligt al ver achter ons en er zijn weer allerlei nieuwe kantelingen in gang gezet. De rollen van de andere actoren in het netwerk van de hulpvrager blijken inmiddels van ongeveer gelijke importantie te zijn en evenveel aandacht en ondersteuning te verdienen. Maar wat en hoe en hoeveel en wanneer?. Stichting Innovatie Alliantie (RAAKpubliek) heeft daarom onderzoek laten doen door de Gereformeerde Hogeschool en Windesheim. Zij zijn op zoek gegaan naar kritieke succes- en faalfactoren van succesvolle netwerkarrangementen. De factoren die daar uit zijn gekomen, staan in het tweede schema gekoppeld aan de MTE-praktijk. De tijd tikt door. Nieuwe situaties en omstandigheden dienen zich aan. Alleen door samen steeds te evalueren en open te staan voor nieuwe kansen en samen de verantwoordelijkheid te dragen (naar vermogen) komen we mogelijk uit bij nog doeltreffender en meer aansluitend wmo-arrangementen, die effectief bijdragen aan inclusie. Maar wat is “Mijn tuintje eerst” ? MTE is een Almeers web waar allerlei partijen in samenspraak met onbemiddelde mensen, die ondersteuning behoeven waar het om tuin- en balkon onderhoud gaat, samen oplossingen creëren. Voorbeelden van oplossingen: De door leerlingen van een zmlk-school bijgehouden tuinen van hoogbejaarden met een minimale uitkering en fysieke beperkingen. Het onderhoud van openbaar groen in de wijk door bewoners, een hovenier en cliënten van Kwintes. Het onderhoud van onderkomen tuinen van mensen met een minimaal budget en psychiatrische problematiek in opdracht van woningbouwcoöperaties door een groen leer/werkbedrijf van Kwintes voor en door cliënten, re-integrerende tbs-mensen en een hovenier. De organisator en verbindender is Hilleke Linthorst, kwartiermaker Flevoland in dienst van Kwintes. Zij roept maandelijks een vergadering bijeen waar alle vraag en aanbod in kaart worden gebracht en waar mogelijk gekoppeld. Ook wordt onderzocht of er nieuwe interessante partners zijn om tot betere/ nieuwe oplossingen te kunnen komen. Ondertussen heeft iemand uit de talentpool van de gemeente een eerste analyse van alle notulen gemaakt
1
om te zorgen dat er geen goede ideeën verloren gaat en dat afspraken nagekomen kunnen worden. Een student van de HU doet momenteel een onderzoek naar wat nodig is om bewoners met een ondersteuningsvraag aan te durven laten haken en blijvend baat te laten hebben van dit type arrangementen. De gemeente zoekt naar blijvende ondersteuning omdat dit arrangement omvangrijk is geworden. Criteria uit de wmo-pilot fase (2007-2008) gekoppeld aan MTE Doelstelling expliciet
Het samen met de doelgroep ontwikkelen van (nieuwe) arrangementen waarbij gekeken wordt hoe de combinatie van zorg en maatschappelijke ondersteuning aangeboden kan worden in een individueel of collectief arrangement
Het huidige hulpverleners concept is gewijzigd van aanbod gericht denken naar vraaggericht denken waarbij de vraag van de cliënt centraal staat en het aanbod gericht is op versterking van de eigen regie van cliënt en/of mantelzorg.
vragenlijsten WMO
Er is getoetst of de vragenlijsten WMO een toegevoegde waarde heeft voor deze doelgroep
Op basis van individuele hulpvragen door mensen, met een psychische kwetsbaarheid, naar ondersteuning bij tuinonderhoud om het contact met de buren te verbeteren is samen met hen een collectief arrangement ontwikkeld. In eerste instantie voor en door deze mensen zelf met professionele ondersteuning. Naarmate de zelfstigmatisering slonk en de eigenwaarde groeide, werden ook steeds weer nieuwe partijen betrokken om mee samen te werken. Een professionele begeleider is een voorwaarde. Waar eerst een hovenier of ontruiming zou zijn ingezet, wordt nu uitgegaan van de achterliggende hulpvraag van mensen en wordt er geluisterd naar hoe en wat zij zelf als mogelijkheden zien om tot een oplossing te komen met inzet van eigen kracht. Op maat wordt in overleg ondersteuning geregeld. Ja, wanneer alleen die delen benut werden waardoor ook iets veranderd kon worden. Ook bevorderde deze niet automatisch de eigen regie. Hiervoor was een brug nodig in de vorm van individuele trajectbegeleiding waarop collectief werd ingezet. Mensen willen in een traject in beeld blijven.
2
Beoogde resultaten projectplan:
Resultaten t.a.v. kwaliteit van leven
Inzicht in argumenten waarom cliënt/mantelzorg wel/niet kiest voor deze optie
Resultaten t.a.v. Nieuwe arrangementen ontwikkelen voor cliënt, mantelzorg en ondersteuningsprogramma’s buurt, waarbij de vraagprofielen mogelijk een hulpmiddel zijn.
Inzicht hoe de sociale component (maatschappelijke ondersteuning) vergroot kan worden en wat voor aanbod hierin is. Onder de sociale component wordt verstaan een aanbod van activiteiten, collectief, dan wel individueel waarbij inzet van de sociale omgeving vergroot wordt. Inzicht in initiatieven van maatschappelijke ondersteuning die de sociale component verhogen.
Argumenten: Goed contact met buren. De tuin daarvoor op orde houden met de nodige ondersteuning. Met medebezoekers van het AC, of met buren of met anderen mijn tuin onderhouden. Ook buiten het AC het lef hebben de ondersteuningsvraag te formuleren. Niet met de nek aangekeken willen worden. Een arrangement waar samen wordt gewerkt door mensen in re-integratietrajecten, stagiaires, studenten, vrijwilligers, mensen met psychische kwetsbaarheid, mvohoveniers die samen kunnen werken met re-integranten, woningbouw coöperaties, zorg- en welzijnsorganisaties op basis van vraag, mogelijkheden en draagkracht van hulpvrager. De begeleider kent de ondersteuningsbehoefte. Vraagprofielen zijn nadien helaas steeds meer buiten beeld geraakt. Tuinen waren verwaarloosd. Dit kon tot uitzetting leiden en isolement. Door buren te betrekken en uit te leggen dat het om een ondersteuningsvraag kan gaan en dat samenwerking in veel gevallen de oplossing kan zijn, is in een aantal gevallen het contact in de buurt verbeterd. Veel mensen met een hulpvraag werken graag mee wanneer er voldoende ondersteuning is. Waar sprake is van psychische kwetsbaarheid is een professional nodig die dit samen met de cliënt voorbereid, start en die het proces blijft monitoren.
3
Resultaten t.a.v. verbreed hulpverleners concept
Substitutie van dure vormen van zorg naar meer eenvoudige vormen van hulp- en dienstverlening
Resultaat t.a.v. WMO vragenlijst
Ontwikkeling innovatieve individuele/ collectieve arrangementen Wat is nieuw/ innovatief?
Inzicht in het zelfmanagement van cliënt en cliëntsysteem en aanbod wat bijdraagt aan versterken van draagkracht cliënt/ mantelzorg
Door procesmatig activeringstrajecten in te zetten met mensen met langdurige psychiatrische problematiek, werd voor alle partijen duidelijk dat daardoor zelfmanagement en draagkracht flink kon groeien vermits er een Inzet van deskundige blijvend vangnet is. medewerkers vanuit Het samenwerken met diverse instellingen collega’s van nietzorginstellingen werd daardoor mogelijk. Probleem was dat veel professionals die altijd aanbod gericht hadden gewerkt niet zomaar in staat bleken om procesmatig regie te ondersteunen. Ook huivert een aantal organisaties voor hun netwerk en doelgroep wanneer het gaat om ondersteuning van mensen met psychische kwetsbaarheid. Aanbeveling over inzet en Nu zo ingezet dat de ondervraagde mogelijkheden gebruik WMO vragenlijst ziet voor zichzelf i.p.v. zich en vraagprofielen gediagnosticeerd te voelen. Er wordt alleen iets gevraagd wanneer dat een direct verband heeft met het gestelde specifieke doel in die specifieke situatie. Zo blijft het kort en transparant en blijft het om het directe belang gaan van de cliënt. Nieuw is dat scholen, Wat is nieuw/ innovatief? woningbouwcoöperaties, zorginstellingen en welzijn in onderling overleg gericht zijn op de ondersteuningsvraag van een individuele mens en goed luisterend tot waar mogelijk collectieve voorzieningen komen in blijvend overleg met betrokkenen. Nieuw is dat ze er aan meebetalen. Daarnaast is het nieuw dat
4
Bijdrage aan maatschappelijke participatie cliënten?
Het integrale team
Algemeen doel: Het integraal team Haven is een gestructureerde samenwerking tussen woon-, hulpen dienstverlenende organisaties in Almere Haven, gericht op tijdige en geïntegreerde ondersteuning op maat, opdat kwetsbare bewoners volwaardig kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Het integraal team in Haven probeert dit doel te realiseren door een geïntegreerde en vraag gerichte aanpak van meervoudige en/of complexe ondersteuningsvragen van bewoners. Een aanpak waarbij de WMO uitgangspunten centraal staan (versterking participatie en informele zorg)
de kwartiermaker gedurende de eerste jaren met betrokkenen vrijwel wekelijks in de lokale krant antistigmatiserende artikelen plaatste waarin aangetoond werd wie bijdraagt aan de kwaliteit van de samenleving. Dit, om inclusie van kwetsbare mensen en het omdenken te bevorderen. Doordat contacten in de straat beter worden of weer ontstaan, doen mensen meer mee, krijgt hun leven meer zin en bouwen ze eigenwaarde op. Er zijn er die zich hierdoor bij VLA of het VMCA hebben aangemeld. Positieve ervaring in niches maakt dat mensen met niet te zware indicaties ook gevraagd worden voor andere werkplekken bij organisaties. Alle vragen worden ook hier weggelegd. In de borrel na afloop worden weer zaken gedaan en wordt informatie en netwerk gedeeld. Doordat ieder elkaar al tijdens de vergadering heeft meegemaakt en items al gedropt zijn, is meteen helder met wie tijdens de borrel verder gepraat moet worden. Het scheelt veel zoektijd naar partijen die aan kunnen sluiten bij een arrangement om het meer draagvlak te geven.
Doordat ook hier ingezet werd op versterking van eigen regie van burgers, er workshops werden gegeven, kwamen de neuzen snel dezelfde kant op te staan. Dit
5
bevorderde de kanteling in hoge mate. Een aanpak waarbij er Doordat steeds meer initiavoortdurend verbindingen tieven zichtbaar werden, worden gelegd naar en met haakten steeds meer partners initiatieven in de wijk. aan. De PR door de gemeenm.b.t. de praktijk: te droeg bij aan ondersteuHet versterken van de ning van de leden van de verbinding tussen pilotgroep, die vaak een maatschappelijke kwetsbare positie innamen in organisaties en bewoners hun eigen organisatie. Up en down grading: bemid- In het integrale team is veel delen tussen indiceren/ kennis bij alle organisaties. toewijzen en andere vormen Door samen naar mogelijkvan ondersteuning/zorg heden te zoeken die eerder ondenkbaar waren, kan de eigen regie veel beter ondersteund worden waar deze eerder werd overgenomen. Men weet elkaar ook beter te vinden. Dat leidt tot down grading waar mogelijk. Dit heeft het effect dat de burger direct doorverwezen kan worden naar de beste optie. Voorwaarde is wel dat in het team ook mensen uit de zorg zitten. Ontwikkelen monitorfunctie Doordat er een overzicht (systematisch signaleren van kwam konden teveel trends en hiaten in de dubbelingen worden ondersteuning en voorkomen en kon meteen mogelijkheden voor onderkend worden of voor collectieve initiatieven) individueel binnen gekomen vragen genoeg draagvlak was voor een collectief arrangement.
Zoals al gezegd is het ook van belang te onderzoeken wat nu de kritieke succes- en faalfactoren zijn van succesvolle arrangementen achteraf; een vraag van veel professionals. Het boek “Netwerkondersteuning van A(lmere) tot Z(wolle)”, dat in 2013 uitkwam, was daar het antwoord op. De reden dat dit boek speciaal focust op netwerkondersteuning is omdat met de invoering van de WMO in 2007 is bepaald dat als zelfstandig leven zonder hulp niet meer lukt, burgers eerst hun eigen netwerk dienen in te schakelen. Pas als dit te kort schiet komt professionele hulp of ondersteuning in beeld. Het is daarmee de basis van het nieuwe werken. Op het tijdstip dat het onderzoek startte, was duidelijk hoeveel die kanteling ook vroeg van professionals. Die kregen daarom veel aandacht in dit boek evenals de andere mensen uit het netwerk van de hulpvrager. In plaats van ‘zorgen voor’ is het voor hen ‘ondersteunen in samenwerking met’ geworden.
6
Door met deze focus aan de slag te gaan, zijn veel professionals zich ook bewust geworden van hun nieuwe plaats en de plaats van hun cliënt in een veel breder maatschappelijk verband, het maatschappelijk steunsysteem genoemd. Waar de professional in feite eerder in een naar binnen gerichte organisatie alleen op de cliënt hoefde te focussen, werd ineens van hem verwacht dat hij dit ging doen als lid van dat maatschappelijk steunsysteem, dat ook nog eens uit verschillende gecoördineerde netwerken op drie niveaus bestaat. 1. Een persoonlijk netwerk meteen rond individuele mensen 2. Een hulpverleners netwerk van professionele hulp- en dienstverleners, vrijwilligers etc 3. Een bestuurlijk netwerk van wethouders, bestuurders, zorgaanbieders e.a. voorzieningen in de regio. Het eerste niveau neemt daarbinnen een centrale plaats in. Dit sociale netwerk bestaat uit leden waarmee de steunbehoevende burger in ieder geval een persoonlijke band heeft. Vanwege de focus op het individu en het netwerk gericht werken, wordt deze werkwijze als ‘social empowerend’ gezien. De aanname is dat het leidt tot vergroting van de kwaliteit van het netwerk en het oppakken van een sterkere rol daarbinnen wat de zelfbeschikking en zelfredzaamheid vergroot. Dit nieuwe werken bracht ook een aantal nieuwe interventies met zich mee: Zo bestaat het werk nu ook uit het 1. uitbreiden of opbouwen van het netwerk van de individu 2. ondersteunen van bestaand netwerk 3. versterken van het netwerk om een bestaand netwerk te herstellen 4. reorganiseren van het beschikbare netwerk wanneer dit niet meer nodig is. De auteurs hebben in antwoord op de vraag of het nieuwe werken nu doeltreffend is, en op welke punten, een 5-tal categorieën en 4 perspectieven, waaraan de succesfactoren zijn ontleend, gedestilleerd uit een aantal succesvolle arrangementen die deels klantgericht en deels netwerk versterkend worden ingezet. Ook zijn ze gekomen tot het formuleren van een aantal facilitaire randvoorwaarden.
De categorieën die integraal bekeken moeten worden: 1 cliëntniveau (om wie gaat het) 2. niveau van netwerk van de cliënt (doel, omvang ed) Hoe actiever dit netwerk erbij betrokken is, hoe beter het in staat is ondersteuning te bieden en zichzelf uit te breiden inden nodig. 3. niveau van de beroepskracht (kunde en kennis op gebied van netwerkontwikkeling, aan kunnen sluiten bij de wensen van de cliënten, in contact kunnen treden met netwerk van de 4. organisatorische factoren (beleid en facilitering gericht op netwerkversterking, scholing, facilitering door leidinggevenden) 5. maatschappelijke factoren (Binnen de samenleving is nog veel onbekendheid en onbegrip . Hierdoor zijn mensen met een beperking nog vaak meer afhankelijk van beroepskrachten dan met netwerkondersteuning wordt nagestreefd. De vier perspectieven , waaraan de succesfactoren zijn ontleend zijn: 1. de betekenis die de klant geeft aan de eigen situatie 2. de mogelijkheden (tot bieden van steun) van de mensen in de sociale netwerken van de cliënt 3. het handelingsrepertoire en de beroepshouding van de beroepskrachten
7
4. de organisatorische voorwaarden van de instellingen die werken binnen de sectoren zorg en welzijn. Van belang in dit verband was de wens van de cliënt: 1. De hoge mate waarin de klant was betrokkenheid in alle fases. Hoe beter betrokken vanaf het begin, hoe meer succes verzekerd is. 2. Kunnen werken aan zelfvertrouwen en vertrouwen in andere mensen 3. Goede vorm van dagbesteding 4. kunnen komen met een specifieke praktische ondersteuningsvraag. Door de klant werd aangegeven dat relevante factoren in dit verband het houden van evaluaties, continuïteit en duidelijke rol- en taakverdeling zijn. Op andere was geen zicht. Toegevoegd: Wanneer een arrangement een half jaar heeft stil gelegen en cliënten met psychiatrische problematiek worden bevraagd over hoe het was dan kunnen ze zich amper iets herinneren als er hechtingsproblematiek of daaraan verwante problematiek meespeelt. Pas met foto’s kwam er dan weer iets van herinnering boven. Deze observatie is van belang omdat in het onderzoek de resultaten zijn weergegeven vanuit de perspectieven van alle betrokkenen bij een bepaald arrangement in het maatschappelijk steunsysteem. Het MTE in het licht van deze criteria (nieuwe)Criteria De klant wordt aangesproken vanuit zijn plaats in zijn sociale netwerken
De klant wordt betrokken in alle fases
De werking van het maatschappelijk steunsysteem
MTE In de bespreking hoe een en ander samen op te lossen, kwamen in feite naast de lotgenoten en de professionals alleen de buren in beeld. Pas als er in de tuin gewerkt werd, werden deze laatsten betrokken als ze thuis waren. Dit gebeurde in alle gevallen wel succesvol als het om een relatieve eenling in een rij ging. Een gemiste kans is dat de steunpilaren in zijn/haar systeem nooit zijn geraadpleegd. Familie m.n. heeft aangegeven daardoor voortdurend overvraagd te worden en niet te weten wat er nu weer op hen afkomt. Zeker daar waar het de tuin betreft en waar het zijn/ haar (mogelijke) inzet betreft en welke partners mee konden gaan doen. Naarmate het meer een collectief arrangement werd voor meer dan 12 personen (ongeveer 100 seizoenscontracten naast andere projecten) door meer dan 3 partijen (nu meer dan 10) werd de organisatie zich meer bewust van het belang van onderlinge afstemming en betrouwbaarheid op de niveaus en onderlinge ondersteuning. Dat die er is, blijkt uit de actieve facilitering door de CAH en de gemeente (student en talentpool), de grote opdrachten door de woningbouwcoöperaties ed, de trots waarmee grote hoveniers mee naar congressen gaan om te
8
Het hulpverleners netwerk en de facilitering vanuit de organisaties.
De mate waarin de beroepskracht de interventies automatisch toepast
Maatschappelijke factoren
vertellen wat samenwerking t.b.v. de klanten en het organiseren van re-integratietrajecten oplevert, de medewerking van een aantal collega’s van de welzijnsorganisaties. 70% van de mensen in dit netwerk denkt en werkt proactief mee. Op dit niveau wordt gebrek aan kennis van specifieke doelgroepen ook pijnlijk waar het de ondersteunende organisaties betreft (niet zorg en welzijn). Dat is ook de reden dat het VMCA mensen met psychische problematiek niet ondersteunt. Ze matchen partijen. Zij ondersteunen c.q. begeleiden nadrukkelijk niet. Vaak ook ontbreekt voldoende facilitering vanuit de organisatie. Uit het onderzoek blijkt ook dat arrangementen slaagden ondanks de hoofden. Intern moet er dus nog gekanteld worden op middenkaderniveau. Met de bezuinigingen vallen er ook goede beroepskrachten weg. Daarin zijn in 2014 nog enorme verschillen per personeelslid en soms per locatie. Binnen MTE is dat goed. Dat komt mogelijk ook omdat veel leden bij de pilot betrokken waren. Zij hebben de scholing meegekregen. Er is veel aan PR gedaan rondom MTE om te anti-stigmatiseren en gastvrijheid op gang te brengen. Er zijn veel samenwerkingspartners. Er zijn op een aantal congressen demosessies gehouden om angsten te ontzenuwen. De maatschappij leert langzaam. Het VMCA is daarom bang vrijwilligers te verliezen als ze die als maatjes inzet of vrijwilligers bij de doelgroep inzet. Op een aantal scholen is al veel huiver weg doordat daar projecten zijn geweest met de doelgroep. Daar geldt echter weer dat die projecten vaak wegbezuinigd zijn vanwege reorganisaties. MTE heeft een paar jaar stil gelegen door het ineen zakken van de huizenmarkt waardoor woningbouwcoöperaties moesten afhaken en hun bijdrage wegviel.
Bij het lezen zal opgevallen zijn dat de voorhoede samen met een enthousiaste groep gefaciliteerde mensen er omheen goed in staat bleken met financiële steun en rugdekking van de gemeente tot uitmuntende resultaten te komen gedurende een relatief korte periode. Zij konden bovendien aan de slag zonder gehinderd te worden door processen die later op gang kwamen en zonder ook meteen intern van alles in de eigen organisatie te hoeven laten kantelen. Ook was de eerste groep in staat goed “nieuw te werken” en deed dat vaak al op bescheiden schaal.
9
In de periode na de pilot, toen de wmo-werkwijze gemeengoed moest worden, ontbrak het vaak aan kennis en motivatie in grote delen van organisaties die nu plots in hun geheel mee moesten. Daar heerste bovendien vaak de overtuiging “dat het zo’n vaart niet zou lopen en zo ver niet zou komen”. De ‘nieuwe werkers’ vormden daarbinnen vaak een kwetsbare minderheid, die niet zomaar serieus genomen werden of aangehoord. Ze werden gezien als onrustbrengers en mensen die niet aansloten bij ‘de heersende cultuur’. Per organisatie is daar ook heel verschillend mee omgesprongen. Sommige organisaties zijn zich toen toe gaan leggen op het exploreren van nieuwe gebieden in dit nieuwe spanningsveld, anderen zijn zich juist gaan richten op interne doorontwikkeling en weer anderen hebben het nog anders gedaan. Uit de uitkomsten van het RAAK-onderzoek valt kort samen gevat op te maken, dat het succes in hoge mate afhangt van netwerktalent, van oog krijgen voor complex netwerk van de hulpvrager, van kunnen acteren op allerlei niveaus, van om kunnen gaan met maatschappelijke weerstand binnen en buiten de organisatie, van kunnen schakelen van aanbodgericht naar vraaggericht, van oriëntatie op wat zich buiten de organisatie voordoet aan ontwikkelingen, van zich scholen buiten de organisatie in experimentele verbanden en dat zonder dat mensen op de meeste van die talenten zijn aangenomen. Ook bleek de luminale ruimte, die de pilot bood, van groot belang. Nu MTE weer nog wat langer bestaat, na fris te zijn doorgestart na een paar jaar pauze, blijkt dat haar voortbestaan ook nog afhangt van het vermogen en de tijd om het te blijven managen. Inmiddels kan het niet meer in een paar uurtjes per maand gerund worden. Er komt dus weer een nieuwe vaardigheid bij en het vraagt om nieuwe keuzes van organisaties die eerder haar personeel alleen voor cliënten waarvoor betaald werd, wilden inzetten. Facilitering is daarmee ook een nog belangrijker en ingewikkelder aspect geworden dan eerder werd aangenomen. Het vinden van het antwoord op de vraag naar wat een wmo-arrangement blijvend succesvol maakt is hopelijk met het bovenstaande een flink stuk op opgeschoten.
10