NIEUWSBRIEF JONGE ATLANTICI FEBRUARI/MAART 2014 INHOUD: 1. INTRO 2. AANKOMENDE ACTIVITEITEN/UPCOMING ACTIVITIES 3. INTERVIEWS MET LEDEN VAN JONGE ATLANTICI 4. OPINION: ‘Intelligence Debate: Not That Intelligent?’, by Arnold Hooiveld 5. OPINION: ‘The U.S.-Afghan Security Pact and the Dangers of Abandonment’, by Biejan Poor Toulabi 6. INTERVIEW MET JEROEN FRANKEN, DEFENSIEATTACHÉ IN BEIJING
INTRO Beste Jonge Atlantici, De eerste maanden van het nieuwe jaar hebben meteen een mooie start laten zien. Ik ben blij dat zoveel nieuwe gezichten ons eerste grootschalige seminar, over de TTIP Agreement bijwoonden, en kijk met veel enthousiasme uit naar volgende week, met een bezoek aan de kernreactor in Delft (exclusief voor student-begunstigers) en een paneldiscussie over de banden tussen de Europese Unie en Rusland, gehost op het terrein van Leiden University College in Den Haag. De betrokkenheid met security-gerelateerde zaken stijgt. Niet alleen in onze Facebookdiscussies of het groeiende aantal leden, maar ook op nationaal en internationaal terrein. Als voorzitter van de internationale koepelorganisatie YATA is het inspirerend om te zien hoe de 36 staten elk op hun eigen manier trans-Atlantische betrekkingen aan de kaak stellen. Er komen mooie simulatie-events aan in Spanje en Italië in april, en begin april en mei vinden Globesec en Norsec plaats, waaraan young professionals kunnen deelnemen. Het is interessant, voor de mensen die willen reizen, om de Facebook-pagina van YATA hiervoor in de gaten te houden. Hopelijk tot ziens op een van de evenementen volgende week! Hartelijke groet, Rowinda Appelman, voorzitter van Jonge Atlantici
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
AANKOMENDE ACTIVITEITEN/UPCOMING ACTIVITIES
Meeting: Panel Discussion: Russia and the EU On Wednesday February 19, Netherlands Atlantic Youth (Jonge Atlantici), European Student Think Tank and Leiden University College organize a panel discussion on the relations between the EU and Russia. In light of the customs union currently being promoted by Russia, the EU's policy towards East European and Caucasus countries like Ukraine, Georgia, Moldova and Armenia has featured more prominently in foreign policy discussions. Does this mark the start of a rivalry between two power blocs? If so, how will this rivalry manifest itself? If not, how can tensions over countries caught between the EU and Russia be reduced? These and many more questions will be tackled by prof. dr. Andre Gerrits (Leiden University), Jan Marinus Wiersma (Clingendael Institute) and prof. dr. Giles ScottSmith (Leiden University) in an open panel discussion. The speakers will first briefly summarize their perspective on the issue. This will be followed by a moderated discussion in which the audience will have the opportunity to ask questions. The event will be followed by drinks at the Leiden University College bar.
Activity:
Panel Discussion on the Relations between the EU and Russia
Date:
Wednesday, 19 February
Time:
20.00-21.30 hours
Speakers:
Language:
English
Location:
Auditorium Leiden University College, Anna van Buerenplein 301, The Hague (next to The Hague Central Station)
André Gerrits (Leiden University) Jan Marinus Wiersma (Clingendael Institute) Giles Scott-Smith (Leiden University)
Participants: Members of Netherlands Atlantic Youth, European Student Think Tank and others interested parties
You can sign up by sending an e-mail to jongeatlantici@atlcom.nl before 19 February, 12.00 hours.
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
Excursie: Bezoek aan luchtmachtbasis Gilze-Rijen
Op donderdag 13 maart organiseert Jonge Atlantici een bezoek aan het Defensie Helikopter Commando (DHC) op vliegbasis Gilze-Rijen. We krijgen o.a. een kijkje achter de schermen bij een operationeel squadron en de gelegenheid om te spreken met de Chef Staf DHC. Het programma zal beginnen om 13.00 uur (we verzamelen iets daarvoor op station Gilze-Rijen). De exacte eindtijd is nog onbekend. Meer informatie volgt zo snel mogelijk, dus houd onze website en Facebook-pagina goed in de gaten. Maar houd deze middag alvast vrij in je agenda als je deze bijeenkomst niet wilt missen! Een officiële uitnodiging volgt nog, maar het is al wel mogelijk om je op te geven voor deze excursie. Dit kan door te mailen naar jongeatlantici@atlcom.nl
Bijeenkomst: De Nederlandse missie in Mali
Op donderdag 20 maart organiseert Jonge Atlantici een bijeenkomst over de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali (MINUSMA). De eerste Nederlandse militairen zijn inmiddels vertrokken naar Mali om hun bijdrage te leveren aan de VN-missie aldaar. Onze spreker Pieter Bindt, directeur van de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD), heeft de Tweede Kamer ingelicht over de veiligheidsrisico’s van deze missie en hierbij gezegd dat Nederland zich met deze bijdrage op de radar van jihadisten plaatst. Op deze veiligheidsrisico’s en andere aspecten van de Nederlandse bijdrage aan de missie in Mali, zal Bindt op 20 maart in gaan. Daarnaast krijgen deelnemers de kans zijn om de heer Bindt hierover vragen te stellen. Datum Tijd: Locatie:
Donderdag 20 maart 2014 20:00 - 21:30 uur Theaterzaal CREA Amsterdam (Nieuwe Achtergracht 170)
Spreker:
Pieter Bindt (Directeur MIVD)
I.s.m.:
SIB Amsterdam
Moderator:
T.B.A.
Toegang:
Deelname is gratis voor leden van Jonge Atlantici, SIB Amsterdam en overige geïnteresseerden
Aanmelden is verplicht en kan tot donderdag 20 maart, 12.00 uur door te mailen naar jongeatlantici@atlcom.nl Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
INTERVIEWS MET LEDEN VAN JONGE ATLANTICI Als bestuur van Jonge Atlantici zien we veel van onze leden regelmatig bij onze bijeenkomsten. We vinden het leuk om meer over onze leden te weten te komen en denken dat jullie het wellicht ook leuk vinden om meer over elkaar te weten te komen. Daarom deze rubriek in onze nieuwsbrief, waarin we leden van Jonge Atlantici en andere geïnteresseerden kort interviewen. Tijdens de bijeenkomst ‘Youth Conference on the TTIP’ zijn Laura Hompus en Wouter Bartens geïnterviewd.
Wie ben je? Ik heet Wouter Bartens. Wat doe je? Ik studeer International Relations aan de Webster University in Leiden. Hoe ben je bij Jonge Atlantici/deze bijeenkomst terecht gekomen? Door Facebook eigenlijk. Ik zag dat er steeds evenementen werden georganiseerd en toen ben ik lid geworden en ben ik zodanig ook hier terecht gekomen. Is dit je eerste bijeenkomst van Jonge Atlantici of ben je al vaker geweest? Dit is wel mijn eerste bijeenkomst van de Jonge Atlantici, maar ik ben afgelopen donderdag ook naar Frank Majoor geweest. Dat was mijn eerste bijeenkomst van de Atlantische Commissie. Wat vond je van de bijeenkomst? Leerzaam, erg veel nieuwe interessante meningen. Ik moet wel zeggen dat het leuker was dan de bijeenkomst met Frank Majoor, dat was meer een verhaal. Wat vind je van Jonge Atlantici? Ik ben pas sinds december 2013 lid, maar het is wel erg leuk en ze zijn goed bezig met de ‘awareness’ van vele internationale zaken. Ik zou best voor Jonge Atlantici willen werken. Wat kan er verbeterd worden? Niets eigenlijk, er waren goede sprekers, de locatie was erg goed en de lunch was ook goed geregeld. Over welk onderwerp zou jij graag een keer een bijeenkomst zien? Over de ontwikkelingen in ‘the Arctic region’. Daar gaat het nu echt om landjepik, kijk maar naar Rusland die er allemaal marineschepen naartoe stuurt. Dat kan binnen twintig jaar echt een hot topic worden.
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
Wie ben je? Mijn naam is Laura Hompus, 25 jaar oud en ik woon in Utrecht. Wat doe je? Op dit moment ben ik bezig met een pre-Master Internationale Betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam. In augustus 2011 heb ik mijn Bachelor Liberal Arts en Sciences aan de Universiteit Utrecht afgerond, waarna ik een half jaar als au pair in Rio de Janeiro heb gewerkt. Daar ben ik erachter gekomen dat ik meer wilde doen op het gebied van Internationale Betrekkingen, en besloot ik het schakeljaar en daaropvolgend de Master aan de UvA te gaan doen. Ben je lid van Jonge Atlantici? Nee, ik ben (nog) geen lid. Hoe ben je bij Jonge Atlantici/deze bijeenkomst terecht gekomen? Mijn nicht Marianne heeft min of meer dezelfde Bachelor en Master gedaan als ik. Op een gegeven moment vertelde ze dat ze in het bestuur zat van Jonge Atlantici, en of het niet ook wat voor mij zou zijn om met Jonge Atlantici kennis te maken. Ik had hier en daar al op de website rondgekeken om een beeld te krijgen van waar Jonge Atlantici zich mee bezig houdt, maar het was er nog niet van gekomen om een bijeenkomst bij te wonen. Toen Marianne vertelde dat ze bezig was om een conferentie te organiseren over de TTIP, leek me dat de uitgelezen gelegenheid om haar eens aan het werk te zien, en nader kennis te maken met Jonge Atlantici. Is dit je eerste bijeenkomst of ben je al vaker geweest? De bijeenkomst over de TTIP was mijn eerste, maar waarschijnlijk niet mijn laatste. Wat vond je van de bijeenkomst? Erg interessant en leerzaam. Ik was eerlijk gezegd niet op de hoogte van de onderhandelingen die omtrent de TTIP aan de gang zijn, dus het onderwerp was vrij nieuw voor me. In het afgelopen semester had ik echter een vak over politieke economie, en de theorieën die ten grondslag liggen aan de internationale politiek, dus het leek me een perfecte gelegenheid om de theorie aan het werk te zien. De bijeenkomst zelf was goed opgezet, met verschillende, logische rondes en sprekers die veel van het onderwerp afwisten. De lengte van de sessies was goed gekozen, waardoor er genoeg tijd was om interessante discussies te krijgen, maar niet zo lang dat je de aandacht er niet meer bij kan houden.
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
Wat vind je leuk/goed aan Jonge Atlantici? Wat ik leuk vind is dat jongeren die geïnteresseerd zijn in internationale politiek een plek hebben waar ze inhoudelijk bezig kunnen zijn met de dingen die ze bezighouden, en zo van elkaar kunnen leren. Het is volgens mij ook de ideale manier om inhoudelijke bestuurservaring op te doen. Wat kan er nog verbeterd worden? Persoonlijk had ik – tot mijn nicht me er attent op maakte – nog niet eerder van Jonge Atlantici en de Atlantische Commissie gehoord. Misschien dat er meer reclame voor gemaakt zou kunnen worden, bijvoorbeeld door flyers op te hangen bij de relevante faculteiten van verschillende universiteiten. Over welk onderwerp zou je graag een keer een bijeenkomst zien? Wat mij persoonlijk erg interesseert, is de opkomst van de BRIC-landen, en hoe zij omgaan met de politieke en economische druk die vanuit de dominantere, ‘ontwikkeldere’ landen (en dat zet ik bewust tussen aanhalingstekens, want het is maar net hoe je ‘ontwikkeld’ definieert...). Wat me ook erg fascineert, is in hoeverre grote evenementen als het WK voetbal en de Olympische Spelen effect hebben op een land; dat gaat verder dan alleen politiek en economisch. Ik vraag me af of mensen zelf zitten te wachten op die schijnwerpers die vanuit de rest van de wereld op zo’n gastland gericht zijn. Mocht dat niet al een keer tijdens een bijeenkomst aan de orde zijn gekomen, dan zou ik dat graag terug zien.
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
OPINION Intelligence Debate: Not that Intelligent? At the moment in the Netherlands, for the first time in at least a generation, the topic of intelligence dominates the news. Since June 2013, the ‘Snowden Affair’ continues to provide new bits and pieces of information about the scope and operations of the NSA. This has led the Dutch Minister of Internal Affairs Ronald Plasterk to comment on the relation and shared operations between the NSA and the Dutch intelligence organizations AIVD and MIVD. The information Plasterk provided, however, was repeatedly wrong. While the Parliament and political commentators debate Plasterk’s position (and will probably continue to do so after the Parliamentary debate on February 11), two deeper topics lie at the heart of this debate. Interestingly, the debate crosses a contradiction in intelligence studies that is inherent to the design of intelligence: secrecy and freedom of operations vs. openness and accountability. Informed Debate? The Snowden files have spurred a debate which is highly interesting to students of intelligence affairs. To some, the ‘revelations’ about the NSA’s modus operandi constitute proof that Orwell’s 1984 has unwittingly come true. While in the eyes of others, including some intelligence officers, the revealed information is unpractical at most. It seems that in the Netherlands the public is highly interested in this topic. At least, when one judges from the attention of the media and activity of (opposition) parliament members regarding this issue. It seems, however, that much of the news is brought as part of the overarching scandal. Maybe one can expect this from the media, as newspapers have the need to report information as news. In other words, the information needs to be newsworthy and whether it is or isn’t, the newspaper will bring it in such a manner. The reaction and level of comment of most Dutch Parliament members, however, is quite lamentable. This can be for two reasons. One, these politicians try to benefit publicly by overacting (or faking) their discomfort. This would classify their position as hypocritical. Second, their basic knowledge about the activities of both American and Dutch Intelligence agencies is so far from the truth that they are truthfully shocked by the new information. Although the first explanation is satisfying, it is not verifiable. The second explanation is actually far more likely. Secrecy Intelligence needs to be secret. It needs to be secret because otherwise it would lose part of its value. There are many definitions of intelligence, but I like to follow the broad definition of CIA veteran Michael Turner, who states that intelligence is “…policy relevant information, collected through open and clandestine means and subjected to analysis, for the purposes of educating, enlightening, or helping decision makers in formulating and implementing national
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
security and foreign policy.”1 Holders of intelligence (governments) thus have an information advantage over ones that do not. In order to protect the agencies’ way of operation and sources, it is imperative that these stay secret. The heads of the AIVD and MIVD regularly meet with the Ministers of Internal Affairs and Defense, who carry ministerial responsibility for these agencies’ modus operandi. Accountability In the Netherlands, Parliament members check the government. The ministerial body has the obligation, as stated in the constitution, to rightfully inform the Parliament so that the people’s representatives can check them. But since intelligence affairs happen in secrecy, Parliament cannot verify the little amount of information that is given by the respective ministers. The ‘Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten’, which is made up of the various party leaders in Parliament, can only passively receive secret information, but cannot share this with either party members or the public at large. Thus, when reports of intelligence operations make the news that does or does not comply with the information given by the minister, the minister’s credibility is heavily damaged. And rightfully so. It is a grave violation to misinform Parliament, especially in the area of intelligence because the mechanism to verify information do not exist. The fact that parliament members do not know exactly what the intelligence agencies in the Netherlands do is therefore explainable. Explainable, but not justifiable. One doesn’t have to be an expert to grasp the basics of intelligence. The fact that the current debate follows the lines of a contradiction inherent to intelligence means that the topics is far from new. Furthermore, the ‘Wet Inlichtingen en Veiligheid (WIV)’ presents the AIVD and MIVD with parameters in which they operate.2 One only needs to read this particular law to imagine and understand what these agencies (can) do, within the law. Whether Minister Plasterk keeps the ministerial position is up to the representatives in Parliament. Most important is that there is someone in that seat that understands his/her responsibility and can inform and convince its friends and enemies on the basis of trust rather than information. The contradiction between the need for secrecy and the need for accountability is inherent to intelligence in a democratic society and will continue to fund a debate. The debate changes with the rapid development of technologies that offer new ways for intelligence gathering, but the underlying theme secrecy vs. accountability does not. To follow this debate on the basis of informed knowledge, is surely an advantage. Arnold Hooiveld, board member of Jonge Atlantici
1
Turner, Michael. Why Secret Intelligence Fails. Revised Ed. Potomac Books, Inc. Washington D.C. 2006. Page 4. Wet op de Inlichtingendiensten- en Veiligheidsdiensten. 2002. Relevant to the debate: check Article 24-28 to see the particular laws that constitute the legal framework for SIGINT operations. 2
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
OPINION The U.S.-Afghan Security Pact and the Dangers of Abandonment Most of the foreign forces will leave Afghanistan by the end of December 2014. Since last year, the United States and Afghanistan have been negotiating a security agreement that would allow the U.S. to maintain around 10,000 troops in Afghanistan to train Afghan forces and conduct counterterrorism operations and provide billions of dollars in civilian and military assistance. While the draft Bilateral Security Agreement was approved by an assembly of Afghan tribal leaders last November, President Karzai has refused to ratify the agreement, instead adding new demands and insisting a final decision be taken after the country’s Presidential elections due in April. In addition to these critical events, 2014 also marks the 35th anniversary of the Soviet invasion of Afghanistan and the 25th anniversary of the withdrawal of the last Soviet forces. Throughout the 1980s, Afghanistan’s communist government, aided by roughly half a million troops from the Soviet 40th Army, fought a grueling war with the Mujahedeen. The Mujahedeen were a decentralized coalition of Afghan resistance groups, assisted by large numbers of Muslim fighters from other countries. Aided by billions of dollars in American and Saudi financial aid and weapons, and combat training by the Pakistani intelligence service, these rag-tag bands of insurgents transformed into a formidable foe. Weary from a war that had become a heavy burden on the Soviet economy and public morale, the Soviets withdrew the last of their forces in 1989, ending a nearly ten-year occupation that had cost the lives of at least 1 million Afghan civilians, caused 2 million to be internally displaced, and at least 5 million to take refuge outside of Afghanistan. Despite the withdrawal of Soviet troops, the war continued between the Mujahedeen and President Najibullah’s communist government. By 1992, all of Afghanistan’s major cities except for Kabul had fallen into the rebel’s hands and various factions were quickly approaching the capital. After Najibullah ceded power and took refuge in Kabul’s UN compound in the spring of 1992,all the major Mujahedeen parties agreed to form an interim government, except for the ambitious and notorious warlord Gulbuddin Hekmatyar. In a bid to gain control of Kabul, Gulbuddin (who received hundreds of millions in American funding during the anti-Soviet jihad and was the darling of Pakistan’s security establishment) started indiscriminately shelling the capital with thousands of rockets supplied by Pakistan, resulting in the destruction of large parts of the city and the deaths of many civilians. At beginning of this conflict international intervention might have helped to broker a ceasefire, but the United States and the rest of the world had lost interest in Afghanistan and chose to focus their attention on Iraq and the unfolding tragedy in the Balkans.
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
When it became clear that Gulbuddin would not be able to seize power in Afghanistan, his Pakistani patrons put their considerable clout behind a rising movement of religious students, known as the Taliban. By 1996, the Taliban had consolidated control of roughly 90% of Afghanistan and ousted its interim government from Kabul. In the following five years the Taliban applied a harsh form of Islamic law, requiring women to wear full veils and banning them from taking part in public life, requiring men to grow long beards, banning any form of cultural expression, and imposing harsh and cruel judicial punishments. Under their rule Afghanistan became a safe haven for Osama bin Laden and Al-Qa’ida from where they could plan terrorist attacks, and it were the attacks on 9/11 that ultimately prompted a US-led coalition to oust the Taliban from power. Now, thirteen years after the American invasion of Afghanistan it is unlikely that the Taliban will return to power. Nonetheless, the group has been and will remain a potent destabilizing force in Afghanistan until such time that a comprehensive settlement has been reached with the Afghan government. In the meanwhile, it is imperative that the international community, and in particular the United States, stay actively involved after the drawdown of combat forces later this year. Understandably, Karzai’s repeated refusal to ratify a security pact with the U.S., which would bring Afghanistan billions in civil and military assistance, is frustrating the U.S. government. However, the civil war of the 1990s and the subsequent reign of the Taliban have illustrated what might happen if the Afghan people are again left to fend for themselves. Whatever happens in the weeks leading up to Afghanistan’s Presidential elections coming April, it is to be hoped that the United States remains committed to ensuring the implementation of a long-term security partnership with the Afghan government. Biejan Poor Toulabi, board member of Jonge Atlantici
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
Interview met Jeroen Franken, Defensieattaché in Beijing
Als stagiaire van de Nederlandse ambassade in Beijing kreeg ik de mogelijkheid om Defensieattaché, kapitein ter zee Jeroen Franken, te interviewen over zijn werkzaamheden en ideeën over de positie van de Nederlandse krijgsmacht in internationaal perspectief en in het bijzonder in China en de betrekkingen met China. Op basis van een korte Q&A geeft Franken een beeld van de invloed van bezuinigingen op de Nederlandse krijgsmacht, het Chinese defensiebeleid en de Sino-Nederlandse defensierelatie. Q) De eerste vraag die waarschijnlijk voor ieder die u interviewt rijst is wat uw taken als Defensieattaché inhouden? A) ‘Als vertegenwoordiger van de Commandant der Strijdkrachten in China is mijn taakopdracht heel uitgebreid. In het algemeen is de taak van een Defensieattaché (DEFAT) op te splitsen in drie subtaken: 1. Onderhouden van de diplomatieke militaire relatie; 2. Promotie van de Nederlandse defensie-industrie; 3. Informatie verzamelen en analyseren. Wat betreft de ‘mil-mil’ (= militair-militair)-relatie, blijft de relatie tussen China en Nederland beperkt. Die subtaak is dan ook geen dagtaak, al heeft Nederland wel algemene militaire relaties met China. Het is vooral belangrijk om China te begrijpen. Natuurlijk zijn de belangrijkste redenen voor Nederland om hier te zijn van economische en politieke aard; hiervoor heeft Nederland met name een relatie met de regeringsorganen van China. De Chinese staat bestaat uit drie machtszuilen: de Communistische Partij van China (CPC), de Government of the People’s Republic of China en de derde zuil is de People’s Liberation Army (PLA). Op de CPC heeft het buitenland geen directe invloed. Via de nationale overheden worden de economische betrekkingen onderhouden en versterkt. De derde machtszuil, de PLA, vergeet men echter snel in Nederland. Toch is dit een belangrijk onderdeel van het Chinese staatsapparaat. Als Defensieattaché ben ik een van de weinige Nederlanders die enig contact met het Chinese militaire apparaat heeft. Mijn Chinese collega in Den Haag heeft zo ook contact met ons Ministerie van Defensie; we vormen in dit opzicht dus een bijzondere link in de betrekkingen tussen China en Nederland. Een andere sub-taak is het bevorderen van de Nederlandse defensie-industrie. Vanwege het EU wapenembargo levert Nederland geen wapens aan China. Er is echter binnen de richtlijnen van het wapenembargo een grijs gebied van non-lethaal militair of dual use-materieel; defensiebedrijven van landen als Frankrijk, Italië en Duitsland hebben zo wel degelijk handel met China; er zijn echter weinig Nederlandse defensiebedrijven actief in China. Deze sub-taak omhelst daarom voor mij niet veel in China.
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
Tenslotte is het verzamelen en analyseren van informatie een belangrijke taak, zo niet hier de belangrijkste taak van de Defensieattaché. Dit moet niet gezien worden als spioneren, het is een taak waar de Chinese overheid van af weet, welke ze zelf ook uitvoert in Nederland en waarin ze mij ondersteunt, door excursies voor het attachékorps te organiseren, wat kennis en begrip over het land oplevert en daarmee bijdraagt aan de diplomatie. Met deze taak ben ik constant bezig.’ Q) In hoeverre heeft u de bezuinigingen van de Nederlandse staat op Defensie opgemerkt? A) ‘Om te beginnen wil ik aangeven dat er (gelukkig) politiek besef is dat er niet meer zo veel meer valt te halen bij Defensie. En als je de bedreigingen ziet, bijvoorbeeld in het cyberdomein, zou je niet verder moeten willen bezuinigen. Er is al heel veel bezuinigd bij Defensie, ook op de staf van de Commandant der Strijdkrachten. Zo is de staf van het cluster Internationale Militaire Samenwerking recent gehalveerd. Op de militaire ondersteuning van DEFAT’s in het buitenland is flink bezuinigd. Natuurlijk hebben we dit enorm gemerkt. Maar we willen de bezuinigingen bij Defensie wel deels ondervangen door meer internationale samenwerking. Hier zit volgens mij een spagaat, te meer omdat bij internationale samenwerking de kosten de baten vooruit gaan. Eerst investeren en leveren en dan kan je meer invloed uitoefenen en oogsten. De bezuinigingen benadrukten wel het belang van meer internationale samenwerking. Als marineman ben ik in België gestationeerd geweest bij de Belgische Zeemacht. Nederland heeft sinds jaar en dag een goede verstandhouding met België. De Nederlandse marine en de Belgische marine zijn zeer verweven met elkaar. Als Nederland bijvoorbeeld een tekort aan maritieme helikopters heeft, dan kan België bijspringen. Nederland en België trokken binnen de NAVO samen op voor de kust van Libië, door samen met grote efficiëntie zeemijnen te ruimen. Verder hebben we in dezelfde trant ook een inniger samenwerking met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk; en zijn we bezig deze ook met Frankrijk op te bouwen.’ Q Kunt u de Sino-Nederlandse defensiebetrekkingen omschrijven? A) ‘Samenwerking tussen Nederland en China bij vredesoperaties is een belangrijk aspect van de defensiebetrekkingen tussen China en Nederland. Nederland is een handelsnatie die globaal opereert. Wij komen Chinezen overal in de wereld tegen en overeenkomstige belangen bieden kansen voor meer samenwerking. Een voorbeeld is de bestrijding van piraterij bij de Hoorn van Afrika. Nederland, als maritieme natie, is daar militair actief en ook China draagt ook bij aan de internationale antipiraterij-missie. Dit is een missie die bij de politiek en het publiek goed scoort, omdat er heel duidelijk een link is met de handelsbelangen van Nederland. Goede voorbeelden zijn eveneens het beschermen van voedseltransporten voor de Wereld Voedsel Organisatie van de VN en gezamenlijk optreden bij de VN-operatie in Mali.
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
De Commandant der Strijdkrachten is kortgeleden op bezoek geweest. Nederland en China gaan namelijk beide naar dezelfde plek in Mali. China heeft al een eerste eenheid van zijn VNtroepen ontplooid in Gao en Nederland gaat daar ook naartoe; onze kwartiermakers zijn er al. Een ander voorbeeld van militaire onderlinge interesse: in april 2013 kwam de Commandant van de Koninklijke Marechaussee langs in China. Nederland was in 2013 voorzitter van het Euro Gendarmerie Korps (EUROGENDFOR) en daardoor interessante gesprekspartner voor haar Chinese tegenhanger, de People’s Armed Police Force (PAPF). Deze PAPF levert bijvoorbeeld ook de bewaking van onze ambassade in Beijing, die groen geüniformeerde militairen aan onze poort, die jou dagelijks bij onze ambassade binnenlaten.’ Q Wat zijn uw ideeën over de Chinese defensie in internationaal perspectief? A) ‘Chinezen zijn trots op hun internationale bijdragen aan VN-vredesmissies. Ze leveren de grootste bijdrage van de P5 aan de VN. In Gao is het de eerste keer dat China gevechtssoldaten inzet voor de beveiliging van de VN-troepen, ook de Nederlandse. China is heel pragmatisch in haar internationale militaire bijdragen; ze gaat zich stap voor stap meer internationaal inzetten. Het Chinese buitenland- en defensiebeleid claimt niet offensief te zijn. China zal geen andere landen willen koloniseren. De internationale inzet van Chinese troepen dient echter wel altijd een nationaal doel.’ Q Hoe zit het dan met één van de meest besproken defensieoptredens, die van China ten opzichte van de Diaoyu-eilanden? In de media wordt China vaak omschreven als agressief. ‘De situatie in de Oost-Chinese Zee is complex door historische claims en nationale belangen voor natuurlijke hulpbronnen en rijke visgronden. Het Nederlands standpunt ten aanzien van de territoriale kwesties in de Oost-Chinese Zee is bezorgd, maar neutraal; territoriale disputen, bijvoorbeeld tussen China en Japan over de Diaoyu-eilanden, dienen door dialoog en eventueel met hulp van internationale arbitrage beslecht te worden. Het uitroepen van een Air Defence Identification Zone (ADIZ) door China boven een deel van de Oost-Chinese Zee komt die dialoog niet ten goede, ook al staat China in zijn recht een dergelijke ADIZ uit te roepen. Je kunt twisten of zij ook in haar recht staat deze ADIZ boven de Diaoyu-eilanden uit te roepen. Japan heeft al sinds 1969 een ADIZ boven een deel van de Oost-Chinese Zee. De overlap van beide zones werkt een incident in de hand. Nederland kiest geen zijde en blijft beide landen aanmoedigen de meningsverschillen diplomatiek op te lossen.’ Q Wat is uw persoonlijke mening over de toekomst van de Nederlandse-Chinese defensiebetrekkingen? ‘Het leven in China en het bestuderen van de context en cultuur hier verbreden je denkbeelden. Ik denk dat we in Nederland onvoldoende bekend zijn met en begrip hebben voor de Chinese cultuur en politiek. Omgekeerd geldt dat ook voor de Chinezen over onze cultuur en politiek. Wat Defensie betreft, denk ik dat we dit begrip moeten kweken, over en
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014
weer, door het bewerkstelligen van samenwerkingsverbanden en uitwisselingen van (militair) personeel tussen Nederland en China. We moeten elkaar beter leren kennen en begrijpen. In een maritieme beeldspraak varen Nederland en China “parallelle koersen”, met eigen belangen en tegelijkertijd ook gelijke belangen. Maar met een toekomstperspectief over 50 jaar van negen miljard mensen op aarde, met een tekort aan water, energie, voedsel en natuurlijke hulpbronnen, zullen deze koersen elkaar onvermijdelijk eens gaan kruisen. Als we elkaar dan tegenkomen, moeten we de potentiële conflicten diplomatiek zien op te lossen in vrede, in samenwerking en met begrip voor en kennis van elkaars cultuur en politiek; ook als Defensie dragen we hier graag aan bij.’ Laura Hof, bestuurslid van Jonge Atlantici
Nieuwsbrief Jonge Atlantici Februari/Maart 2014