Kunstproject Wereldverhalen Voor het VMBO Beste docent,
BIJLAGE VII DE WERELDVERHALEN
Hieronder zijn zestien verhalen bijeengebracht. De verhalen zijn bedoeld voor gebruik in Leerjaar 1 en 2 van het Kunstproject Wereldverhalen voor het VMBO. Ze zijn zodanig vormgegeven, dat ze gemakkelijk kunnen worden gekopieerd. Opzet is dat de verhalen zowel een rol spelen binnen de lessen Nederlands waarbij het vergroten van de taalvaardigheid centraal staat, als binnen de theaterlessen van dit project. Voor de theaterlessen in Leerjaar 1 zullen drie verhalen het voertuig van de lessen zijn. Het is dus belangrijk dat deze gelezen zijn. Het gaat hierbij om Hoe Anansi zijn schulden betaalde (verhaal 5), De dappere moeder (verhaal 6) en Sassi en Punnu (verhaal 10). In Leerjaar 2 komt daar nog het verhaal van Orpheus en Eurydice (verhaal 16) bij. De verhalen zijn ingedeeld in vier categorieën: ‘Onnozele slimmerds’, ‘Magische verandering’, ‘Verboden liefde’ en ‘Gebroken belofte’. In elke categorie staat een overkoepelend thema centraal. Voor deze thema’s is gekozen omdat de VMBO-‐leerling tussen 12 en 16 jaar hier affiniteit mee kan hebben. Elk verhaal wordt voorafgegaan door een korte schets van de context. Hier wordt ingegaan op de cultuur waaruit het verhaal afkomstig is, op de rol die verhalen en de verhaalkunst binnen die cultuur speelden en is soms informatie over de schrijver en de stijl te vinden. Speciaal voor de docent zijn vragen opgenomen die helpen bij de klassikale bespreking van het verhaal. Door de vragen zullen de verhalen beter beklijven bij de leerling, gaat hij iets van de culturele context begrijpen en kan de moraal op zijn eigen leefwereld betrekken. Op de laatste pagina’s vind je een lijst met mogelijke werkvormen. Deze kunnen je op ideeën brengen om het verhaal op een andere manier te lezen. Ook vind je werkvormen waarmee de leerling meer uit de verhalen haalt en ermee aan de slag kan. De keus is aan jouw en afhankelijk van de beschikbare tijd. Wij wensen je veel plezier! Kernteam Kunstproject Wereldverhalen !
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
INHOUD A
DE WERELDVERHALEN
I
ONNOZELE SLIMMERDS
3
1
Dhja en de juwelier – een verhaal uit Marokko
4
2
De streken van Djonaha – een verhaal uit Indonesië
6
3
Tijl Uilenspiegel en de hoed – een verhaal uit België
9
4
Drie vragen aan de Hodja – een verhaal uit Turkije
13
5
Hoe Anansi zijn schulden betaalde – een verhaal uit Ghana
15
II
MAGISCHE VERANDERING
20
6
De dappere moeder – een verhaal uit Marokko
21
7
De visser en de geest – een verhaal uit Saoedi-‐Arabië
25
8
De prinses die met een hond trouwde – een verhaal uit India
30
9
Het levenswater – een verhaal uit Duitsland
33
III
ONMOGELIJKE LIEFDE
38
10
Sassi en Punnu – een verhaal uit India
39
11
Romeo en Julia – een verhaalfragment uit Italië
43
12
Laila en Madjnoen – een verhaal uit Iran
47
IV
GEBROKEN BELOFTE
51
13
De koningin van de Zuideroceaan – een verhaal uit Indonesië 52
14
Reinaart de vos – een verhaal uit Nederland
15
Ali Baba en de veertig rovers – een verhaal uit Saoedi-‐Arabië
67
16
Orpheus en Eurydice – een verhaal uit Griekenland
74
B
WERKVORMEN
77
59
!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
A De Wereldverhalen
I
ONNOZELE SLIMMERDS
INTRO
Verhalen over mensen die slimmer zijn dan je aanvankelijk had gedacht, zijn van alle tijden. In alle culturen vind je er voorbeelden van. Vaak gaat het daarbij om volkse personages of om mensen die met beperkte middelen moeten zien te overleven. Meestal komen ze geld tekort, hebben honger of dorst. Vervolgens zoeken ze een oplossing voor het probleem bij diegenen die meer middelen, macht of status hebben. Wij verkneukelen ons dan als de rijkeren of machtigen in het verhaal het onderspit moeten delven voor de arme, maar slimme sloeber. Rondom het thema van de ‘onnozele slimmerd’ bestaat ook een groot aantal dierverhalen. In veel van die verhalen hebben de dieren menselijke eigenschappen, die worden bekritiseerd of belachelijk gemaakt. Verschillende van de dieren worden het slachtoffer van ‘de slimmerd’. Het bekendste en oudste voorbeeld hiervan in het Nederlands is het middeleeuwse verhaal van Reinaert de Vos (omstreeks 1260). Reinaert is bot, gewiekst en soms wreed en alle andere dieren steeds te slim af. Vaak zijn de dieren simpelweg het slachtoffer van hun eigen zwakheid. Andere beroemde dierfabels vind je bij de Griekse auteur Aesopus en bij de daardoor geïnspireerde schrijver Jean de la Fontaine. Een eigentijds voorbeeld van een auteur die mooie dierverhalen schrijft, is Toon Tellegen. Hieronder is één voorbeeld opgenomen van een dierverhaal met in de hoofdrol een ‘onnozele slimmerd’ uit Afrika: de spin Anansi.
!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
1 D
JHA EN DE JUWELIER -‐ EEN VERHAAL UIT MAROKKO
CONTEXT > Djha of Djiha is een personage dat zowel in volksverhalen uit Noord-‐Afrika als het Midden-‐Oosten voorkomt. In Afrika en het Midden-‐Oosten werden verhalen lange tijd mondeling overgeleverd. Ze dienden om de toehoorders iets te leren en hadden aan het eind vaak een wijze les of moraal. De verhalen werden meestal verteld aan gewone dorpelingen op straat, op markpleinen en in koffiehuizen. In veel van die verhalen speelt de volksheld Djha de hoofdrol. In Egypte heet hij Goha, in Turkije Nasreddin Hodja. In alle gevallen is het een slimme jongen die zich onnozel voordoet. Zijn uiteindelijke doel is altijd om de machthebbers en rijkeren voor gek te zetten. Zijn avonturen zijn dan ook vooral bedoeld om de omstanders te laten lachen.
VRAGEN
>>
1. Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het om de 5 W’s te beantwoorden: • • • • •
Wie spelen er in het verhaal? Djha, zijn vrouw, de juwelier en de vriend van Djha. Waar speelt het verhaal zich af? In het huis van Djha en de juwelierswinkel. Wanneer speelt het verhaal? Een paar dagen voor de verjaardag van zijn vrouw. Wat gebeurt er in het verhaal? Djha is de juwelier te slim af. Waarom gebeurt dit? Djha wil zijn vrouw een cadeau voor haar verjaardag geven.
2. Wie kan de truc van Djha nog eens uitleggen? 3. Kan je je voorstellen dat deze truc ook in Amsterdam werkt? 4. De juwelier in Marokko verdiend meestal goed. Veel wat in de winkel ligt is onbereikbaar voor de arme mensen, zoals Djha. Djha doet zich echter onnozel voor! Wat bereikt hij daarmee? 5. De moraal van het verhaal is: de bedrieger bedrogen. Wie bedriegt nu wie in dit verhaal?
!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
1 DJHA EN DE JUWELIER -‐ EEN VERHAAL UIT MAROKKO
Djha wilde zijn vrouw voor haar verjaardag een bijzonder sieraad geven. Een paar dagen tevoren toen hij met haar een kopje thee zat te drinken, probeerde hij haar wensen te weten te komen. Zij vertelde hem dat zij haar hele leven al één grote droom had gehad: een gouden enkelband te bezitten. Djha begon al spijt te krijgen dat hij zo onvoorzichtig naar haar wensen had gevist. Een gouden kholkhol is namelijk een heel kostbaar sieraad. Hij dacht dat zo’n ding minstens 100 euro zou gaan kosten en Djha’s portemonnee was nooit erg gevuld geweest! Hij leende wat geld van een vriend en stapte bij een juwelier binnen. De juwelier dacht direct dat Djha met zijn onschuldige gezicht een makkelijke prooi voor hem zou zijn. Hij vroeg hem dan ook zonder met zijn ogen te knipperen 400 euro voor een enkelband die niet meer dan 100 euro waard was. Het was een mooi bewerkt stukje smeedkunst, dat wel. Djha was er verrukt van en kocht het. Hij overdreef zijn complimenten flink en zei dat zo'n juweel van onschatbare waarde was. De koopman straalde! Twee dagen later kwam Djha alweer terug bij de juwelier en sprak: “Ik heb de kholkhol aan mijn vrouw gegeven. Ze was er erg blij mee. Maar zij heeft mij laten weten dat een kholkhol nooit alléén gedragen wordt. Men draagt er aan elke enkel één of een stel aan dezelfde voet. Daardoor hoor je onder het lopen een leuk gerinkel. Ze heeft me dus gesmeekt om precies zo’n zelfde enkelband voor haar te kopen, zodat zij een stelletje heeft.“ De juwelier was in een moeilijk parket gebracht. Zijn kholkhol was enig in zijn soort. Hij wist niet hoe hij aan nog net zo één moest komen. Maar Djha drong erg aan: "U heeft mij voor de eerste 400 euro laten betalen. Ik ben bereid tot 600 euro te gaan voor een tweede. Mijn vrouw vraagt erom en ik wil graag de vrede in huis bewaren!" De koopman beloofde op zoek te gaan naar een identiek exemplaar. De volgende morgen stuurde Djha zijn vriend naar de juwelier om hem de kholkhol die hij eerder bij de juwelier had gekocht, aan te bieden voor 500 euro. De juwelier, die zeker wist dat hij een koper voor 600 euro had, kocht de band. En zo kon Djha meteen de geleende 400 euro teruggeven. Bij een andere edelsmid kocht hij van de 100 euro winst een andere kholkhol, de droom van zijn vrouw.
!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
2 D
E STREKEN VAN DJONAHA -‐ EEN VERHAAL UIT INDONESIË
CONTEXT > Verhalen in Indonesië worden vaak verteld en uitgebeeld door middel van dans of poppenspel. De schelmenverhalen rondom Djonaha zijn afkomstig van de Bataks, een volk dat op Noord-‐Sumatra woont. Deze verhalen, die meestal gewoon werden verteld, zijn kort en grappig. Centraal staat Djonaha die zijn omgeving steeds te slim af is. Contrastwerking speelt een grote rol: arm tegenover rijk, slim tegenover dom, machtig tegenover eenvoudig. In het Westen is het personage Djonaha wel ‘de Tijl Uilenspiegel van de Bataks’ genoemd.
VRAGEN 1.
>>
Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het om de 5 W’s te beantwoorden: • • • • •
Wie spelen er in het verhaal? Djonaha, zijn moeder, het dorpshoofd, een bediende, moeder van het dorpshoofd. Waar speelt het verhaal zich af? In Padang, een stadje in Indonesië, in het bos en thuis. Wanneer speelt het verhaal? Op een goede dag. Wat gebeurt er in het verhaal? Djonaha laat door een truc het dorpshoofd geloven dat zijn blaaspijp vogels de braadpan in kan schieten. Waarom gebeurt dit? Djonaha kan zijn schulden niet betalen.
2. Heb jezelf weleens het afbetalen van een schuld weten te ontlopen? Zo ja, hoe? 3. Het dorpshoofd heeft meer macht dan Djonaha. Maar Djonaha weet met een truc hem te foppen en is hem dus slimmer af. Vind je dat dit mag? De moraal is: wie niet sterk/rijk is moet slim zijn. 4. Presentatie-‐opdracht: vraag een leerling een willekeurig voorwerp te pakken. Dit voorwerp moet hij/zij voor de klas aanprijzen. Hij/zij maakt van dit voorwerp het meest gewilde en bijzondere object ter aarde. Gelooft de klas de leerling? Is hij/zij overtuigend genoeg?
!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
2 DE STREKEN VAN DJONAHA -‐ EEN VERHAAL UIT INDONESIË Op een goede dag begaf het dorpshoofd van Padang zich naar de woning van Djonaha. Hij wilde hem aanmanen zijn schulden te betalen. Hij trof Djonaha niet thuis. Daarna begaf het dorpshoofd zich naar de sopo in de hoop hem daar wel aan te treffen. En inderdaad, daar zat Djonaha tussen zijn vrienden. Hij voerde het hoogste woord. Hij vroeg het dorpshoofd waarom hij gekomen was. Deze zei hem dat hij hem nog tweehonderd bitsang schuldig was. Die moest hij vóór de volgende morgen betalen. “Maar ik heb helemaal geen geld,” moest Djonaha bekennen. “Geef ons dan maar vast wat te eten,” zei het dorpshoofd. “Uitstekend,” zei Djonaha, terwijl hij opsprong. “Laten wij eerst wat gaan eten.” Ze begaven zich naar het huis van Djonaha. De moeder maakte in allerijl een maaltijd gereed. Na de maaltijd beklaagde het dorpshoofd zich. Ze hadden geen vlees bij het eten gekregen. “Het spijt me oprecht,” zei Djonaha, “maar ik ben zó arm dat ik er geen kippen of varkens op na kan houden. Daarom eten wij hier ook geen vlees.” De gasten verlieten de woning en begaven zich naar de sopo om daar de nacht door te brengen. De volgende morgen wekte Djonaha zijn moeder in alle vroegte en zei: “Hebt u gisteren niet gehoord hoe boos het dorpshoofd was? Hij en zijn dienaren hebben geen vlees te eten gekregen. Maar vandaag zullen zij het krijgen! Slacht zeven kippen en braad ze in potscherven. Houd ze goed warm op het fornuis en dien ze op in de potscherven op gevlochten onderleggers.” “Ik zal doen wat je vraagt, jongen,” zei zijn moeder. Zij ging meteen aan het werk. Djonaha ging intussen naar de sopo om het dorpshoofd en zijn gevolg voor die dag voor het eten uit te nodigen. “Ik ga nu vogels in het woud schieten, heer,” zei hij. “Zou één van uw bedienden mij kunnen vergezellen?” Daar had het dorpshoofd niet het minste bezwaar tegen. En zo trok Djonaha met zijn blaaspijp, vergezeld door een bediende, naar het bos. Al heel gauw ontdekten zij een groep neushoornvogels. Die deden zich tegoed aan bessen. Djonaha mikte met zijn blaaspijp op één en riep toen: “Vogeltje lief, vlieg naar mijn huis dan kan mijn moeder je voor mijn gasten braden.” “Heb je die vogel werkelijk geraakt?” vroeg zijn metgezel. “Het leek net of hij wegvloog.” “Welnee vriend,” antwoordde Djonaha, “die ligt nu al op een potscherf te pruttelen.” “Dan heb je zeker een wonderblaaspijp,” zei de bediende die niet tot de slimsten behoorde. Djonaha wees op een woudduif, mikte erop en riep: “Vogeltje lief, vlieg snel naar mijn moeder en laat je braden.” De bediende sperde van verbazing zijn mond wijd open, toen hij de duif in de richting van Djonaha’s huis zag vliegen. Nog vijfmaal achtereen schoot Djonaha op die manier een vogel af. Daarna keerden zij naar de sopo terug. De bediende raakte niet uitgepraat over de wonderlijke trefzekerheid van Djonaha. Maar deze was alweer naar huis gegaan om zijn moeder te helpen met het bereiden van het gastmaal. Toen alles klaar was, ging hij zijn gasten ophalen. “Vrienden,” zei hij, “ik hoop dat wat ik vandaag geschoten heb u goed zal smaken.“ Het moet gezegd worden dat de gasten zijn tafel alle eer aandeden. Het gebraden gevogelte in de potscherven smaakte overheerlijk. Ook de rijstkegels en de verschillende soorten sajoer werden duchtig aangesproken. Na de maaltijd sprak het dorpshoofd zijn dank en tevredenheid uit. “Maar,” liet hij er meteen op volgen, “vergeet niet, beste Djonaha, dat je mij nog tweehonderd bitsang schuldig bent. Ik wil je echter die schuld kwijtschelden, wanneer je mij jouw blaaspijp geeft.” “Nee heer,” sprak Djonaha, !
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
“dat is onmogelijk. Met deze blaaspijp voorzie ik in ons onderhoud. Voor geen geld zou ik hem af willen staan.” “Maar ik beveel je mij de blaaspijp te geven. Eerder ga ik niet weg.” Met een onderdanig gezicht zei Djonaha: “Ik weet dat wij een dorpshoofd gehoorzaamheid verschuldigd zijn. Daarom overhandig ik hem u, al is het met een bloedend hart. Bedenk echter dat de wind nooit in het wapen mag blazen. Ook mag er nooit een vlieg overheen lopen. Dan is het namelijk met de wonderkracht gedaan.” Het dorpshoofd antwoordde: “Ik zal er goed op letten. En ik zal je ook nooit meer lastigvallen.” Toen vertrok hij met zijn gevolg. Een paar dagen later trok het dorpshoofd met zijn nieuwe blaaspijp het bos in. Al heel gauw zag hij een boom, waarin het krioelde van de vogels. Het was zeker geen kunst om er één te raken. Daarom mikte hij naar een vogel hoog in de boom. Ondertussen riep hij: “Vogeltje lief, vlieg naar mijn huis, dan kan mijn moeder je braden.” Zo deed hij enkele keren achtereen. Daarna ging hij naar huis. “Moeder,” vroeg hij, “hoeveel vogels hebt u gebraden?” “Hoe kom je daarbij?” zei zijn moeder. “Ik heb geen enkele vogel in huis.” “Dan heeft die Djonaha mij bedrogen!” riep het dorpshoofd woedend uit en hij zocht hem meteen op. “Djonaha,” zei hij, “die blaaspijp van jou is een waardeloos prul!” “Heeft u hem wel goed opgeborgen?” vroeg Djonaha hem. Het dorpshoofd moest bekennen dat hij dat niet had gedaan. “Dan is er natuurlijk een vlieg overheen gelopen en is de toverkracht verbroken,” stelde Djonaha vast. “Het spijt me, maar ik kan hem nu niet meer terugnemen.” Onverrichterzake moest het gefopte dorpshoofd terugkeren.
!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
3 T
IJL UILENSPIEGEL EN DE HOED -‐ EEN VERHAAL UIT BELGIË
CONTEXT > De avonturen van de held Tijl Uilenspiegel vind je terug in volksverhalen ofwel sagen. Het woord sage komt van het oude Nederlandse woord ‘zage’, wat weer is afgeleid van ‘zeggen’, ‘wat men zegt’ en van het Duitse ‘sagen’ (zeggen). De meeste sagen hebben een duidelijke kern van waarheid als uitgangspunt. Ze spelen zich af op bekende plaatsen en op een duidelijk moment in de geschiedenis. In de loop der eeuwen echter zijn ze bij het aan elkaar doorvertellen steeds meer aangedikt. Zo kon een gewone ondeugende jongen als Tijl uitgroeien tot een brutale en slimme volksheld die door zijn streken zowel geliefd als gevreesd was. In de verhalen lapt hij de meeste regels en wetten aan zijn laars, houdt iedereen voor de gek en is een echte vrijbuiter. Hij verzet zich tegen autoriteit, is meestal platzak en gebruikt zijn slimme streken om aan geld te komen. Tijl houdt de mensen ook een spiegel voor. Hij laat ze zien hoe ze werkelijk zijn, met al hun goede en slechte eigenschappen, maar vooral met hun domheid. In dat verband is de betekenis van de uil ook van belang. In de zestiende eeuw gold die als het symbool van domheid (zoals in uilskuiken). Op de schilderijen van Jeroen Bosch kom je de uil vaak tegen in de buurt van domme mensen, heel wat anders dan de situatie nu (met de ‘wijze meneer uil’ van de Fabeltjeskrant of als logo van boekwinkels). Volgens sommigen echter heeft Uilenspiegel niets te maken met uilen, maar betekent het eenvoudig: ‘u lieden spiegel’ ofwel ‘uw spiegel’. Met andere woorden: door zijn gedrag en daden houdt Tijl de mensen een spiegel voor. Zijn avonturen werden in de 16e eeuw vooral mondeling doorverteld (een duidelijke auteur was er niet) en waren populair in Duitsland en De Nederlanden. Rond 1500 verschenen de eerste verhalen op papier, eerst in Duitsland, later in De Nederlanden. De bekendste verzameling Tijlverhalen werd pas in 1867 op papier gezet door de Belgische auteur Charles de Coster. Hij maakte van Tijl een 16e eeuwse Vlaamse vrijheidsheld die tijdens de Tachtigjarige Oorlog in opstand komt tegen de Spaanse overheersing. In Tijl Uilenspiegel en de hoed zit Tijl weer eens in geldnood. Met een van zijn vele slimme trucs slaagt hij er opnieuw in om dat probleem op te lossen.
!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
VRAGEN
>>
1. Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden: • • • • •
Wie spelen er in het verhaal? Tijl Uilenspiegel, twee officieren, de waardin van de herberg, alle vrienden van de officieren, de waard van de herberg. Waar speelt het verhaal zich af? In de stad Luik, op straat en in de herberg. Wanneer speelt het verhaal? Tijdens de omzwervingen van Tijl. Wat gebeurt er in het verhaal? Tijl laat de officieren geloven dat zijn hoedje een betaalmiddel is en verkoopt zijn hoedje aan hen. Waarom gebeurt dit? Tijl is het zat dat ze hem altijd pesten vanwege zijn hoedje en zit in geldnood.
2. De moraal: boontje komt om zijn loontje. Wie is in dit verhaal het boontje? 3. Een waardeloos ding zoals een hoedje kan tóch een bijzondere persoonlijke waarde hebben voor iemand. Het is dan helemaal niet leuk als iemand anders daar de spot mee drijft. Heb jij een voorbeeld van een voorwerp waar jij een band mee hebt? 4. Tijl Uilenspiegel was een vrijheidsstrijder. Hij is maar een gewone jongen die het in dit verhaal opneemt tegen twee officieren. Ken jij voorbeelden van mensen die het opnemen tegen hooggeplaatsten? En wat vind je daarvan?
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
3 TIJL UILENSPIEGEL EN DE HOED -‐ EEN VERHAAL UIT BELGIË Tijdens zijn omzwervingen was Tijl Uilenspiegel in de stad Luik aangekomen. Zoals gewoonlijk zat hij krap bij kas. Toen hij na een paar dagen zijn geld telde, kwam hij niet verder dan vier gulden. Nu droeg Tijl een wat vreemd driehoekig hoedje, waar de mensen altijd grappen over maakten. Opeens kreeg Tijl een plannetje waardoor het hoedje hem misschien geld op zou kunnen leveren. Hij ging op zoek naar twee mannen die altijd de grootste spot met zijn hoedje dreven. Het waren twee officieren, van wie Tijl wist dat ze altijd veel geld bij zich hadden. “Jullie lachen altijd om mijn punthoedje,” zei Tijl toen hij de twee gevonden had. “Maar dat is omdat jullie niet weten waarvoor ik het gebruik.” “Nou, waar gebruik je het dan voor?” lachten de twee militairen. “Als u mij belooft mij verder niet meer belachelijk te maken, dan wil ik het u wel verklappen,” zei Tijl een beetje geheimzinnig. “Kom, dan trakteer ik jullie op een maaltijd en zal ik het grote geheim onthullen!” De twee officieren wilden zich best laten trakteren en gingen met Tijl mee. Even later liepen ze langs de voornaamste herberg van de stad. Op datzelfde moment vroeg Tijl op onverschillige toon: “Zeg eens heren, waar zullen wij gaan eten?” “Wel,” riepen de officieren met de vinger op de grote herberg wijzend, “waarom gaan we hier niet eten?” “Prima plan,” zei Tijl, “laten we hier naar binnen gaan.” Tijl had natuurlijk wel vermoed dat de officieren voor de dure herberg zouden kiezen. Maar juist in deze herberg had hij zijn plannetje klaar. Hij had zijn vier gulden aan de waardin gegeven en een paar dingen met haar afgesproken. De drie gasten kregen een goed maal opgediend en aten vrolijk. De twee officieren waren aanvankelijk verbaasd over de gulheid van Uilenspiegel, maar hun verbazing sloeg om in bewondering toen ze merkten hoe Tijl goede sier maakte in deze toch niet goedkope herberg. Toen ze uitgegeten waren, riep Tijl de waardin: “Hoeveel krijgt u van ons, beste waardin?” “Vier gulden,‘ antwoordde de vrouw. “Vier gulden!” herhaalde Tijl, en terwijl hij dit zei, zette hij zijn hoedje op zijn duim en liet het vier keer ronddraaien. “Vier gulden,” zei Tijl. “tevreden zo?” De vrouw rammelde in haar schort en telde vier gulden. “Zo is het goed mijnheer. Ik dank u wel. Wilt u verder nog iets?” “Nee, niets meer, dank u, maar het was heel lekker, zoals gewoonlijk.” De officieren hadden het tafereel met toenemende verbazing aangezien. “Dat is vreemd,” zeiden ze, toen de waardin weer weg was. “Nu zien jullie, mijn vrienden, dat dit kleine hoedje helemaal niet zo bespottelijk is. Ik zou wel een kop van goud kunnen laten maken van al het geld, dat ze mij voor dit hoedje al hebben geboden.” “Maar,” haakte de ene officier onmiddellijk in, “wij zijn uw vrienden, misschien zou u het hoedje wel aan ons kwijt willen, als we u een flink bedrag bieden?” “Zo'n toverding zou voor ons arme officieren goed uitkomen,” zei de ander, “daarmee zouden wij zeker nooit van honger hoeven sterven.” Uiteraard ging Tijl daar niet onmiddellijk op in. Hij vond het veel te leuk om die twee pestkoppen te horen smeken om een hoedje, waar ze eerst zoveel grappen over hadden gemaakt. Maar uiteindelijk liet hij zich toch door de beide heren verleiden. In ruil voor vierhonderd gulden overhandigde Tijl hen het kleine hoedje. “Maar,” zei Tijl er wel bij, “onthoud goed: je kunt het maar één keer per dag gebruiken, anders werkt het niet.” De kopers namen het hoedje gretig in ontvangst. De volgende dag nodigden ze al hun vrienden uit in dezelfde herberg en namen ze het er goed van. Toen het moment van betalen was aangekomen, riep één van de officieren de waard en maande hij alle aanwezigen goed op te letten. Toen alle ogen op hem gericht waren, draaide hij het hoedje rond op zijn duim. Maar natuurlijk !!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
gebeurde er niets. De waard begreep helemaal niets van het kunstje en kreeg er al snel genoeg van. De officieren moesten met klinkende munt betalen, voor het hele gezelschap. Toen ze begrepen dat ze waren bedrogen, zochten ze de hele stad af om Tijl Uilenspiegel te vinden, maar die was natuurlijk al lang vertrokken.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
4 D
RIE VRAGEN AAN DE HODJA – EEN VERHAAL UIT TURKIJE
CONTEXT > In Turkije bestaat nog steeds een levende verteltraditie. Vooral de verhalen rondom Nasreddin Hodja zijn populair. Iedere Turk heeft wel eens van deze legendarische figuur gehoord. Nasreddin Hodja ofwel Hodja leefde tussen 1200 en 1285 in Anatolië, Centraal-‐Turkije. Na zijn dood verspreidden de verhalen over zijn avonturen zich ook over Iran, Saoedi-‐Arabië, Afrika, China en India. Alleen kreeg hij in die landen meestal een andere naam. Nasreddin heeft vermoedelijk verschillende beroepen uitgeoefend: dat van leraar of wijze man (hodja), dorpspriester (moella) en rechter (kadi). In de loop van de eeuwen hebben de mensen aan de verhalen hun eigen ideeën en humor toegevoegd en werden de avonturen steeds verder uitgebreid. Letterlijk betekent Nasreddin ‘glorie van het geloof’. Bijna alle verhalen rondom Nasreddin zijn grappig. Gewoonlijk is Nasreddin de held van het verhaal doordat hij anderen te slim af is. Het verhaal dat volgt, geeft een goed voorbeeld waartoe de Hodja in staat is.
VRAGEN 1.
Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden: •
• • • •
2. 3. 4.
>>
Wie spelen er in het verhaal? Hodja, drie wijze mannen, de burgemeester, de bode, de ezel van Hodja, de mensen uit het dorp. Waar speelt het verhaal zich af? In de stad Aksjehir in Turkije, bij Hodja thuis en op het dorpsplein. Wanneer speelt het verhaal? Lang geleden. Wat gebeurt er in het verhaal? Hodja Nasreddin is met zijn antwoorden de wijze mannen te slim af. Waarom gebeurt dit? De wijze mannen willen andere wijzen ontmoeten om kennis uit te wisselen.
Wie kan uitleggen hoe Hodja de wijzen te slim af is? Doet hij dit door wijs te zijn of door slim te zijn? Wat is het verschil? Heb jij jezelf weleens met slimme praatje weten te redden? Vertel eens?
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
4 DRIE VRAGEN AAN DE HODJA -‐ EEN VERHAAL UIT TURKIJE Lang geleden reisden wijze mannen door Turkije. Zij wilden graag andere wijze mannen ontmoeten om kennis uit te wisselen. Op zekere dag arriveerden er drie van deze wijzen in de stad Aksjehir. Nadat ze door de burgemeester met veel eerbied waren ontvangen, vroegen ze wie de meest wijze man van Aksjehir was. Natuurlijk noemde de burgemeester Nasreddin Hodja, een religieus man en een van de weinigen die kon lezen en schrijven. De drie wijzen vroegen of ze de Hodja konden spreken. Ze wilden graag zijn wijsheid op de proef stellen. De burgemeester stuurde meteen een bode om de Hodja op te halen. Die was net bezig met een klusje in zijn tuin. De bode riep: “Hodja, Nasreddin Hodja. De drie grootste geleerden uit Turkije zijn bij de burgemeester. Ze willen u spreken. Of u zo snel mogelijk naar het marktplein wilt komen!” De Hodja was niet eens verbaasd en stapte meteen op zijn ezel. Hij had best zin in een interessante conversatie met drie geleerde vreemdelingen. Tenslotte was hij zelf ook een zeer geleerd iemand. Maar toen de drie wijzen de Hodja voor zich zagen in zijn stoffige kleren, leken ze niet onder de indruk. “Dus dit is de wijze Hodja?” Ze monsterden hem van top tot teen. Misschien had ik eerst wat schone kleren aan moeten trekken, dacht de Hodja. Maar daarvoor was het nu te laat. Inmiddels stond het marktplein vol mensen, want de komst van de geleerden had zich als een lopend vuurtje verspreid. Ze stonden op enige afstand van de Hodja en de vreemdelingen, die zich in een kring hadden opgesteld. Een van de drie wijze mannen stapte naar voren: “Ik wil graag de eerste vraag stellen,“ zei hij en hij keek de Hodja scherp aan: “Nasreddin Hodja, weet jij waar het centrum van de wereld is?” Er klonk geroezemoes onder de toeschouwers. Dat was meteen al een moeilijk vraag! Maar de Hodja wees met de punt van zijn schoen naar de linkerpoot van de ezel: “Het middelpunt van de aarde bevindt zich precies onder de Iinkerhoef van m ijn ezel,” sprak hij met grote stelligheid. “Hoe ben je daar zo zeker van?” vroeg de wijze. “lk weet het gewoon,” zei de Hodja. “Als je het wilt controleren, hoef je alleen maar onder zijn hoef te kijken.” Maar de wijze had weinig zin om een trap van een hoef in zijn gezicht te krijgen, dus moest hij de Hodja wel geloven. Toen stapte de tweede wijze naar voren. Hij keek de Hodja diep in de ogen: “Nasreddin Hodja. Ik stel je de tweede vraag: hoeveel sterren zijn er in het heelal?” De omstanders vielen stil. Nog zo'n moeilijke vraag! “Er zijn net zo veel sterren in het heelal,” sprak de Hodja, “als er haren zijn in de vacht van mijn ezel!” “Hoe kan je dat precies weten?” vroeg de wijze. “Ik weet het gewoon,” sprak de Hodja weer. “Maar als je me niet gelooft, tel dan eerst de sterren en daarna de haren van mijn ezel. Als er ook maar één haar verschil is, zal ik mijn ongelijk erkennen.” De wijze vreemdeling staarde een paar tellen naar de smoezelige vacht van de ezel en haalde toen zijn schouders op. Hij kon het antwoord van de Hodja niet weerleggen. Toen stapte de derde wijze naar voren. Dit was ongetwijfeld de belangrijkste man. Hij droeg de grootste tulband en de duurste mantel en hij had de langste baard. “Nasreddin Hodja, ik heb een makkelijke vraag voor je,” sprak hij met een lachje rond zijn lippen. “Weet jij... hoeveel haren mijn baard heeft?” Uit de rijen toeschouwers steeg een zucht van ontzetting. Deze vraag was niet te beantwoorden! Hoe redde de Hodja zich hieruit? “In uw baard, waarde vreemdeling, zitten precies zoveel haren als in de staart van mijn ezel! En als u wilt, kan ik het bewijzen. Als u telkens een haar uit de staart van mijn ezel trekt, dan trek ik steeds een haar uit uw baard. Als er ook maar één haar verschil blijkt te zijn, erken ik mijn ongelijk!” Vol afgrijzen keek de wijze man naar de vettige staart van de ezel en greep automatisch naar zijn baard, alsof hij die wilde beschermen. Onnodig te zeggen dat hij weinig trek had in dit experiment. De drie vreemdelingen trokken zich terug. Alle inwoners van Aksjehir juichten hun Hodja geestdriftig toe, omdat hij de wijze mannen te slim af was geweest.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
5 H
OE ANANSI ZIJN SCHULDEN BETAALDE – EEN VERHAAL UIT AFRIKA
CONTEXT > Net zoals de van oorsprong mondeling overgeleverde mythen, legenden en volkssprookjes uit Europa zijn de oude Afrikaanse verhalen anoniem. Wie ze ooit voor het eerst verteld heeft, is onbekend. De verhalen zijn het product van eeuwenlange mondelinge overlevering binnen de stam of gemeenschap. Ze hebben in de loop der tijd veranderingen ondergaan en bestaan tegenwoordig meestal in verschillende versies. Er bestaan diverse soorten vertellingen, afhankelijk van thema of functie. Zo ligt in de mythische verhalen het accent op oorsprong of schepping van de mens, in het epos of heldenverhaal gaat het om het verleden van land of gemeenschap en in dierverhalen worden meestal menselijke zwakheden belachelijk gemaakt. Over de spin Anansi doen duizenden verhalen de ronde. Ze zijn waarschijnlijk ontstaan in het Afrikaanse land Ghana. In sommige Afrikaanse culturen wordt de spin in verband gebracht met de godenwereld. Vanwege de lange draden die hij kan spinnen, wordt hij gezien als intermediair tussen hemel en aarde, tussen de luchtgod Nyame en de mens. Hij wordt zelfs als verwant gezien aan de oppergod en in verband gebracht met de schepping van zon (rond lichaam met acht poten), maan en sterren. Anderzijds staat Anansi bekend als een doortrapte oplichter. Nu komen bedriegers in verschillende West-‐Afrikaanse mythen voor, of dat nu goden, dieren of mensen zijn. Maar Anansi spant de kroon. Hij bedriegt niet alleen graag andere beesten maar ook de mens. Daarbij kan hij een menselijke gedaante aannemen. Meestal weet hij precies hoe zijn slachtoffers zullen reageren. Hij kent hun zwakheden en maakt daar handig gebruik van. Anansi is het goede en het kwade in één. Hij is ondeugend, liegt en bedriegt, hij steelt en hij is lui. Maar omdat hij daar ook openlijk voor uitkomt is hij tegelijkertijd eerlijk, slim en moedig. Hij is de held en de antiheld. In elk Anansiverhaal zit een moraal. De verhalen laten vaak twee kanten van de medaille zien en gaan bijvoorbeeld over goed en fout, over leugen en eerlijkheid, over uitsluitend aan jezelf denken of ook met anderen rekening houden. Een Anansiverhaal is daarmee een les over normen en waarden in de samenleving en eindigt altijd met een boodschap. Anansi-‐verhalen werden veel verteld in de slaventijd, toen Afrikanen voor de Nederlanders onder meer op plantages in Suriname moesten werken. Uit die tijd komen ook de verhalen over de kleine spin die slimmer is dan de grote olifant. De spin staat dan voor de arme Afrikaan/Surinamer die onderdrukt wordt door de rijke Nederlanders (de olifant). Overigens kom je dat idee van de slimme kleine held die het wint van de machtige reus, ook in veel andere verhalen (en films) tegen. Bijvoorbeeld in het sprookje van Klein Duimpje of in het verhaal van David en Goliath.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
VRAGEN
>>
1. Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden: • • • • •
Wie spelen in het verhaal een rol? Anansi en zijn vrouw, de kakkerlak, de haan, de tijger, de jager. Waar speelt het verhaal zich af? In het huisje van Anansi, in de tuin en in het bos. Wanneer speelt het verhaal? Niet nader bepaald. Wat gebeurt er in het verhaal? Anansi is vier andere beesten te slim af en verdient daarmee een hoop geld. Waarom gebeurt dit? Anansi, zijn vrouw en kinderen hebben honger.
2. Wie niet rijk is moet slim zijn! Anansi maakt slim gebruik van de voedselketen. Kan je uitleggen hoe hij dat doet? En voor wie is de jager bang? 3. Anansi de spin weet hoe anderen zullen reageren en maakt gebruik van hun zwakheden. Gebeurd dat in jouw leven ook weleens? Vertel eens.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
5 HOE ANANSI ZIJN SCHULDEN BETAALDE -‐ EEN VERHAAL UIT GHANA Anansi de spin was een paar dagen met zijn vrienden op stap geweest en had al zijn geld verbrast. Toen Ma Akoeba, zijn vrouw, erachter kwam dat ze geen geld meer hadden, werd ze heel kwaad op Anansi. “En hoe moet ik nu aan eten komen?” vroeg ze haar man. “De kasten zijn leeg, de rijst en de cassave zijn op en de kinderen vragen om eten! Ze rammelen alle twaalf van de honger, hoor je dat niet?” Anansi hoorde zijn vrouw vermoeid aan. Het was altijd hetzelfde liedje. Telkens wanneer hij met zijn vrienden was uit geweest, begon Akoeba te zeuren. Waarom mocht hij nou nooit eens plezier hebben? “Vrouw, maak je maar niet druk. Ik zal wel zorgen dat er geld komt. Over een paar uur heb je zoveel geld dat je alles kunt kopen wat je lekker vindt.” “Maar hoe kan jij nu zo snel aan geld komen?” Ma Akoeba vertrouwde het zaakje niet. “Als je maar geen domme dingen doet!” “Laat dat nu maar aan mij over,” stelde Anansi haar gerust. Hij pakte zijn hoed en wandelstok en vertrok in de richting van het bos. Nadat hij een eindje gelopen had, kwam hij bij het huisje van meneer Kakkerlak. “Goedemorgen, heer Kakkerlak, hoe maakt u het?” “Dag Anansi,” zei Kakkerlak, “heel goed, dank je. En jij?” “Met mijn gezondheid gaat het best,” antwoordde Anansi. “Alleen zit ik een beetje krap bij kas. Om maar direct tot de kern van de zaak te komen, Kakkerlak, ik wou graag honderd gulden van je lenen.” Kakkerlak keek nu een beetje zuur. “Wanneer krijg ik ze terug?” “Als je komende zaterdag precies om negen uur bij mijn huis bent, betaal ik je met rente terug, dat zweer ik je. Maar wel precies op tijd komen, hè?” “Nou goed dan, zei de Kakkerlak en hij telde honderd gulden uit voor Anansi. Daarna ging Anansi op zoek naar meneer de Haan. Die zat op zijn boomtak te dutten. Waarschijnlijk droomde hij van vette kakkerlakken, want het water liep hem uit de bek. Anansi kietelde de haan onder zijn vleugels om hem wakker te maken. “Goedemorgen, heer Haan, lekker geslapen?” “O dag, Anansi. Eh ja, dank je. En hoe is het met jou?” “Met mijn gezondheid gaat het best,” antwoordde Anansi. “Alleen zit ik een beetje krap bij kas. Om maar direct tot de kern van de zaak te komen, Haan, ik wou graag honderd gulden van je lenen.” “Honderd gulden?” Haan aarzelde, want dat was een heel bedrag. “En wanneer krijg ik die terug?” “Als je komende zaterdag precies om kwart over negen bij mijn huis bent, betaal ik je met rente terug, dat zweer ik je. Maar wel precies op tijd komen, hè?” Mijnheer Haan was maar half overtuigd. Toch gaf hij Anansi de gevraagde honderd gulden. “Maar zaterdag kwart over negen kom ik het terughalen, hoor!” “Ja ja, natuurlijk!” beloofde Anansi en hij nam afscheid van Haan. Hierna ging Anansi op zoek naar meneer Tijger. Hij vond hem aan de rand van het bos. Ook Tijger wist hij te overtuigen van de noodzaak om hem honderd gulden te lenen. “Als je komende zaterdag om half tien bij mij thuis komt, dan geef ik je de honderd gulden met rente terug,” beloofde Anansi. “Maar wel precies op tijd komen, hè?” Tenslotte liep Anansi naar het dorp en klopte aan bij het huis van de jager. “Beste jager,” begon hij, toen ze elkaar hadden begroet, “mijn twaalf kinderen hebben niets te eten. Daarom vraag ik je of ik honderd gulden van je kan lenen. Ik beloof je dat ik ze komende zaterdag zal terug betalen.” De jager vond het een erg zielig verhaal. “Als ik die honderd gulden werkelijk komende zaterdag terugkrijg, dan wil ik ze je wel lenen,” zei de jager en hij gaf Anansi het geld. “Zorg dan dat je zaterdag om precies kwart voor tien bij mijn huis bent,” zei Anansi, “dan heb ik het geld mèt rente voor je klaar liggen.” !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Toen hij thuiskwam met het geld, was Ma Akoeba maar wat blij. Ze kocht meteen voor de hele week eten: meel, en rijst, en eieren, en gedroogd vlees en vis. Ze aten en aten en gingen elke avond met volle buik naar bed. Toch maakte Ma Akoeba zich een beetje zorgen. “Anansi,” vroeg ze iedere avond na het eten, “hoe ga je al dat geld terugbetalen?” Maar Anansi wimpelde haar vragen achteloos weg. “Maak je maar geen zorgen vrouw. Laat dat maar aan mij over. Het komt allemaal in orde.” Al snel was het zaterdag, de dag waarop Anansi zijn schulden moest gaan terugbetalen. Anansi vertelde zijn vrouw dat ze vandaag bezoek zouden krijgen en dat ze het bezoek met een gerust hart binnen kon laten. De eerste die kwam was Kakkerlak. Hij klopte precies om negen uur op de deur. Ma Akoeba liet hem binnen, waar hij door Anansi werd begroet. Kakkerlak friemelde zenuwachtig aan zijn sprieten. Hij vond het moeilijk om zelf over het geld te beginnen. Maar Anansi stelde hem op zijn gemak. “Heer Kakkerlak, kan ik u misschien dienen met een hapje honing?” Nou, daar had Kakkerlak wel trek in. Maar even later kwam Ma Akoeba binnen. Ze zei dat meneer Haan er was. Kakkerlak verschoot van kleur en begon over zijn hele lichaam te beven. “Haan? Maar dat is mijn aartsvijand!” “Wees niet bang,” stelde Anansi hem gerust. “Kruip maar zolang onder de bank, vriend.” Kakkerlak deed onmiddellijk wat hem werd gezegd. Even later werd Haan binnengelaten. “Ik kom om mijn geld,” kraaide hij. “De week is om, Spin.” “Ik zal u helpen,” sprak Anansi. “Maar gaat u toch eerst even zitten, dan zal Akoeba wat lekkers voor u halen.” Even later kwam Akoeba weer de kamer binnen, niet met wat lekkers, maar met de mededeling: “Heer Tijger is hier!” Mijnheer Haan schrok zich rot. “Heer Tijger? Ik moet mij verbergen, snel!” “Rustig maar,” zei Anansi. “Kruip maar zolang onder de bank!” En Haan kroop snel onder de bank. Daar zag hij tot zijn verrassing een vette kakkerlak zitten, die hij met één hap verslond. Daarop kwam Tijger binnen: “Heb je mijn geld, Anansi?” “Natuurlijk, heer Tijger. Maar gaat u toch eerst even zitten.” Maar Tijger sperde zijn neusgaten wijd open, want hij rook wat lekkers. “Wat ruik ik? Dat lijkt wel haan! Kan dat kloppen, Spin?” Anansi knikte zonder wat te zeggen en wees naar de bank. Tijger schoof op zijn buik onder de bank en warempel: daar zag hij een vette haan zitten. Dit buitenkansje liet Tijger zich niet ontgaan en met één slag van zijn sterke poot doodde hij de haan. In een paar happen slokte hij hem naar binnen. Toen Tijger klaar was, kwam Akoeba weer de kamer binnen. Ze zei dat meneer de jager in aantocht was. “Versta ik dat goed?” gromde Tijger. “Komt de jager hier naartoe?” “Ik geloof van wel,” zei Anansi op een toon alsof hij ook verrast was. “Waar moet ik heen, Spin?” vroeg Tijger nerveus. “Je weet dat de jager mijn doodsvijand is. Hier onder die bank zit ik als een rat in de val.” “Weet je wat,” zei Anansi, “zie je die boom daar, waar die waterton onder staat? Klim daar maar in tot de jager weg is.” Tijger sprong het raam uit en schoot de boom in en verborg zich tussen de takken. Toen klopte de jager aan. Hij had zijn geweer bij zich. “Kom binnen, vriend,” begroette Anansi hem. “U komt zeker om uw geld?” “Goed geraden, Anansi. Het zal mij benieuwen of je je woord houdt.” “Wat ik beloof, doe ik,” antwoordde de spin met besliste stem. “Maar hier, neem ondertussen een lekker kommetje van deze gevulde rijst, speciaal klaargemaakt door Ma Akoeba.” Dat liet de hongerige jager zich geen twee keer zeggen en hij stopte een grote hand rijst in zijn mond. Maar Anansi had zijn vrouw gevraagd om een hete peper door de rijst te mengen. Dus na de eerste hap begon de tong van de jager al te branden en werd zijn hoofd helemaal rood. “O jee,” zei Anansi. “Ik geloof dat je per ongeluk op een stuk peper hebt gebeten. Stop je hoofd maar even in die ton met water, daar bij die boom.” !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
De jager liep snel naar de ton, maar toen hij zich voorover boog, zag hij in het water het beeld van de tijger in de boom weerspiegelen. Hij vergat de hete peper en greep onmiddellijk zijn geweer. Een schot knalde en Tijger viel in de tobbe. “O waai! O waai! Wat heb je nu gedaan,” riep Anansi uit. “Ongelukkige die je bent! Weet je niet dat je het lievelingsdier van de koning hebt neergeschoten? Wat zal daar wel niet van komen, “ jammerde Anansi handenwringend. “Je ongeluk is niet te overzien. Straks laat de koning je onthoofden!”
De jager schrok en knikte door zijn knieën. “Wat kan ik doen om het weer goed te maken, heer Spin?” smeekte de jager nu. “Geen offer is me te groot. De honderd gulden die je me schuldig bent, schenk ik je.” “Ach, wat zijn honderd gulden, jager?” “Ik zal er nog honderd bijdoen, Anansi.” “Kan ik voor tweehonderd gulden een nieuwe tijger kopen? Eén die even groot en sterk is als deze? Even vlug en lenig? Kijk toch es, wat een scheurtanden! Heb je ooit zo’n gebit gezien? En zijn klauwen: met niets te vergelijken!” De jager boog het hoofd en beloofde nog honderd gulden, als Anansi het maar wilde goedmaken bij de koning. Anansi beloofde het uiteindelijk, met tranen in zijn stem maar met een dansend lichtje in zijn ogen. De jager haalde opgelucht adem en nam haastig afscheid. Anansi deed de huid van Tijger aan Ma Akoeba cadeau, het vlees droogde hij in de zon. Van de driehonderd gulden van de jager kocht hij cadeautjes voor zijn vrouw en kinderen. Derest maakte hij op met zijn vrienden. En iedereen zong de lof van die gulle Anansi. Van Kakkerlak en Haan heeft nooit meer iemand iets vernomen.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
II
MAGISCHE VERANDERING
INTRO Tovenarij en magie is een thema dat je dwars door alle culturen heen kunt terugvinden. Het resultaat van tovenarij en magie en altijd een magische verandering. Niet alleen in de bekende sprookjes uit Europa (Grimm en Andersen), ook in verhalen elders op de wereld kom je gebeurtenissen tegen die ‘in het echt’ niet kunnen. Fantasie en werkelijkheid gaan een verbond met elkaar aan en lopen in elkaar over. Eigenlijk is tovenarij en magie zo oud als de mensheid. Aan de alleroudste mythische verhalen werden vaak plechtige handelingen gekoppeld. Die werden opgevoerd ter ere van de onzichtbare machten die het dagelijks leven van de mens bepaalden. Met die plechtige handelingen (rituelen) en verhalen hoopte de mens controle over die onzichtbare machten te krijgen. Of ze op zijn minst gunstig te stemmen. In veel mythen speelt dan ook de strijd tussen goed en kwaad een centrale rol. Uiteindelijk overwint meestal (maar niet altijd!) het goede. Het monster wordt verslagen, de kwade geest wordt bezworen. De luisteraar voelde zich na afloop van het verhaal ‘veiliger’. Ook vandaag is de rol van het onzichtbare in ons leven nog groot. Denk aan serieuze zaken als religie, aan het geloof in wonderen, aan het bestaan van geesten (spiritisme), voodoo, sjamanisme, paragnosten, telepathie enzovoorts. En wat dacht je van de goochelkunst van Hans Klok? Ook die laat de meest onwaarschijnlijke dingen recht voor je neus gebeuren! In de verhalen hierna kom je de meest wonderbaarlijke zaken tegen: mensenvlees etende heksen, geesten die zichzelf in monsters of lammetjes kunnen veranderen, een toverkasteel, toverzwaarden waarmee je hele legers kunt verslaan en toverbroden die nooit opraken! Harry Potter is hierbij vergeleken een beginneling…
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
6 D
E DAPPERE MOEDER – EEN VERHAAL UIT MAROKKO
CONTEXT In veel verhalen uit de Islamitische wereld, dus ook uit Marokko, spelen djinns een rol. Volgens de koran is de djinn een onzichtbaar mannelijk of vrouwelijk wezen dat door God geschapen is uit een vlam. Djinns kunnen allerlei gedaanten aannemen, uiteenlopend van muis tot reus. Ze zijn goedaardig of kwaadaardig en kunnen bezitnemen van de mens. Ze stellen de mens ook vaak op de proef. In het verhaal De dappere moeder is de djinn een vriendelijke oude man. Later in het verhaal ontpopt hij zich echter tot een afzichtelijke menseneter, een monster met een gulzige blik in de ogen. Weer later verschijnt hij als een lammetje ten tonele, maar de dappere moeder krijgt al snel door dat de ‘bloeddoorlopen ogen schitterden van venijn’. In het verhaal zit een duidelijke moraal, waar ook de titel al naar verwijst. Laat de man zich verleiden door de rijkdom die de djinn hem in het vooruitzicht stelt, de moeder heeft allereerst oog voor haar gezin. De eerste wordt dan ook rigoureus door de menseneter verslonden, de tweede overleeft het drama en kan haar kinderen verder grootbrengen.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
VRAGEN 1.
Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden:
• • • • •
Wie spelen er in het verhaal? De boer, zijn vrouw en kinderen, een djinn (ofwel een menseneter). Waar speelt het verhaal zich af? Buiten en binnen de nieuwe boerderij; in een huis in het dorp. Wanneer speelt het verhaal? Eens (Er was eens…) Wat gebeurt er in het verhaal? De menseneter probeert een heel gezin op te eten maar uiteindelijk lukt het hem alleen de boer op te eten. Waarom gebeurt dit? De boer had naar zijn vrouw moeten luisteren, zij vertrouwde de oude man niet, en terecht zoals bleek.
2. Heb jezelf weleens een situatie meegemaakt waarin je liever niet terecht had willen komen? Wat heb je toen gedaan? 3. Welke wijze les leer je uit dit verhaal? Luister naar je intuïtie; die vertelt je vaker dan je denkt wat je moet doen.
4. Goede en kwade geesten, oftewel Djinns, komen volgens het geloof in Marokko (en andere islamitische landen) veel voor. Ken jij verhalen van thuis over Djinns of andere geesten en wil je die met ons delen? (De verhalen van Harry Potter zitten bijvoorbeeld ook vol met monsters en geesten.)
!!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
6 DE DAPPERE MOEDER -‐ EEN VERHAAL UIT MAROKKO Er was eens een arme boer. Hij bewerkte zijn lapje grond van 's morgens vroeg tot ’s avonds laat om zijn vrouw en kinderen te kunnen voeden. Toen hij op een avond doodmoe naar huis terugkeerde, de schoffel over zijn schouder, zag hij op een helling een oude man zitten. Hij had prachtige kleren aan en een zijden tulband op. De oude man riep de boer toe: “Je ziet er moe uit.” De boer antwoordde: “Ach, oude man, vermoeidheid en zorgen drukken op mij. In de hele omgeving is geen werk te vinden. Mijn lapje grond is klein en van slechte kwaliteit. Hoe hard ik ook werk, ik kan de honger van mijn vrouw en kinderen niet stillen.” De oude man vroeg hierop: “Waarom kom je niet bij mij werken? Ik ben rijk en heb uitgestrekte landerijen. Ik zal jou en je gezin een mooi, ruim huis geven. Als je vrouw je helpt het land te bewerken, zal ik op jullie kinderen passen. Ik heb tenslotte niets te doen. Doe je ogen dicht en je zult mijn landerijen voor je zien.” De boer sloot zijn ogen en zag een betoverend landschap. Voor hem op de heuvel stond een mooi huis met daaromheen wijngaarden en velden met graan, fruit bomen met goudkleurige vruchten. Op de weiden graasde prachtig vee. De oude man voerde hem het huis binnen en zei: “Dit is allemaal voor jou, vruchten, koren, dieren en melk. Dit is jouw huis. Ik heb genoeg aan het bijgebouwtje dat tegen de zijkant van het huis is gebouwd. In de tussenmuur moet je alleen een gaatje maken waar een koord doorheen kan. In het huis staat een mooie wieg voor je jongste kind. Aan de zijkant van die wieg maken wij een koord vast en trekken dat door het gat in de muur. Dan kan ik zittend op mijn matje aan het koord trekken en zo de baby wiegen terwijl jij en je vrouw op het land werken.” De boer was verrukt over zoveel vriendelijkheid en gulheid. Hij deed zijn ogen weer open en stond voor zijn eigen armoedige huisje. Opgetogen vertelde hij zijn vrouw over het aanbod dat de oude man hem had gedaan: een prachtig huis, genoeg werk voor hen beiden, akkers, dieren, koren, vruchten in overvloed, melk en zelfs iemand om de baby te wiegen. Het gezin verliet het armzalige huisje om zich te vestigen in dit nieuwe paradijs. De vrouw maakte het huis eerst schoon en informeerde toen waar zij dekens kon vinden voor haar gezin. De oude man liet haar een voorraad scheerwol zien en wees haar de put buiten waar ze de wol kon wassen. Daarna kon zij hem spinnen en er dekens van maken. De vrouw was zo verstandig geweest haar eigen wol op een spoel mee te nemen. De wol van de oude man was daar een goede aanvulling op. De kinderen sprongen in het rond van vreugde in het nieuwe huis. Het jongste kind legde de vrouw in de mooie wieg. Ze maakte een koord vast aan de zijkant en trok het koord door het gat in de tussenmuur. Toen ging zij naar de put om de wol te wassen. Plotseling steeg er een harde, hese stem op uit het bijgebouw. De vrouw spitste haar oren en hoorde: Ama babak guernezír, lk ben je vader, de reus die mensen eet, nguernezh,oum koulha. ik zal jullie allemaal met smaak verorberen. Nakoul babak ou imak' Ik zal eerst je vader eten en dan je moeder, oil. dnte nmessah bik guerzia. en jij, jij doet me watertanden!
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Radeloos keek de arme moeder door het sleutelgat van het bijgebouw. Ze zag dat de oude man was veranderd in een gewelddadig, afschuwelijk monster met een gulzige blik in de ogen. Hij smakte terwijl hij zong. De vrouw snelde naar haar man. “Laten wij met de kinderen vluchten, terwijl de oude man nog zingt! Het is een menseneter! Hij wil ons allemaal opeten,” riep ze uit. Maar de echtgenoot had de smaak te pakken gekregen van de rijkdom die hem in de schoot was geworpen. Hij zei: "Kalm aan vrouw, je maakt je onnodig zorgen. De oude man kan geen menseneter zijn. Hij is een eerbiedwaardig mens die het goed met ons meent. Ik ben dolgelukkig en wil hier blijven.” En zo besloot de vrouw alleen met haar kinderen te vertrekken. Ze haalde haar baby uit de wieg en legde daarvoor in de plaats een spoel met wol. Zo had het monster niets in de gaten en hij wiegde dan ook rustig door met behulp van het koord. De vrouw vluchtte met haar kinderen. Toen de echtgenoot na het werk thuiskwam, ging de oude man naar hem toe en vroeg: ''Waar is je gezin?” ”Mijn vrouw wilde vertrekken met de kinderen.” “Maar de baby is er toch nog?” Bij deze woorden ging de oude man naar de wieg en zag dat hij een spoel wol gewiegd had. Hij barstte in woede uit. “Als de zaken er zo voorstaan, zal ik jou maar opeten. Dat komt ervan als je niet naar je vrouw luistert!” En in één hap at de reus de man op. Hierna maakte de reus zich heel klein en kroop in de huid van een lammetje. Zo ging hij naar het dorp van de familie en bleef voor de deur van de vrouw en haar kinderen staan. Eén van de kinderen zag hem en tilde hem op. De moeder zei het kind binnen te komen, zodat het verdwaalde lam zich kon warmen bij de haard. Ondertussen spon zij haar wol. Het lam begon zienderogen uit te dijen. De moeder, geschrokken, zag hoe hij steeds groter werd en hoe zijn bloeddoorlopen ogen schitterden van venijn. Ze begreep dat dit de menseneter was in de gedaante van een lam. Terwijl zij rustig aan haar spinnewiel draaide, zong zij een liedje om haar familieleden uit de buurt te waarschuwen: Ya'Ali ben bouia, O Ali, zoon van mijn vader, ana afnit. ik sterf van verdriet. Ya oulidadi oumouia, O moeder die mij ter wereld bracht, K'aou fil bit. De K'aou is in huis.
Omdat het woord 'K'aou' geen duidelijke betekenis heeft, was de reus niet op zijn hoede. Maar de broers van de moeder hadden het klaaglied gehoord. Ze begrepen dat hun zuster en haar kinderen in gevaar waren. Met anderen uit de buurt kwamen zij aangestormd, gewapend met hooivorken en fakkels. Het kostte hun weinig moeite de menseneter in het vuur te gooien, waarin hij verbrandde. Zo werd deze dappere moeder gered en kon zij met behulp van de rijke bezittingen van de menseneter haar kinderen grootbrengen. Maar ze moest het zonder de hulp van haar man stellen. Die was zo onverstandig geweest de raad van zijn vrouw niet op te volgen …
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
7 D
E VISSER EN DE GEEST -‐ EEN VERHAAL UIT SAOEDI-‐ARABIË
CONTEXT > Het verhaal De visser en de geest komt uit de wereldberoemde verzameling Vertellingen van 1001 Nacht. De verhaalstof, afkomstig uit verschillende Arabische landen en uit India, gaat soms terug tot in de vijfde eeuw. Sommige verhalen zijn erotisch getint, andere werden door geestelijken gebruikt om de toehoorders een wijze les te leren. In de 18e eeuw raakten de Vertellingen van 1001 Nacht ook in Europa bekend. De verhalen uit de Vertellingen van 1001 Nacht vormen tesamen een raamvertelling: een serie verhalen binnen het hoofdverhaal. Dat hoofdverhaal is gecentreerd rondom prinses Sheherazade. Zij heeft zichzelf als bruid aangeboden aan sultan Sjahriaar met de bedoeling om hem door het vertellen van verhalen van zijn waanzin te genezen. De sultan is namelijk gek van verdriet nadat zijn vrouw hem met een andere man had bedrogen. Uit wraak slaapt hij sindsdien iedere nacht met een andere bruid, die meteen de volgende ochtend wordt onthoofd. Sheherazade slaagt erin de sultan lange tijd iedere nacht een nieuw spannend verhaal te vertellen. Aan het eind van ieder verhaal luidt ze tegelijk al een nieuw verhaal in. Maar dan stopt ze. De sultan is dan zo nieuwsgierig naar het vervolg, dat hij haar onthoofding steeds met één dag uitstelt. Zo weet Sheherazade 1001 nachten lang de sultan in de ban van haar vertellingen te houden. Daarna is hij van zijn waanzin genezen en leven zij beiden nog lang en gelukkig met elkaar. Ook in de verhalen uit de Vertellingen van 1001 Nacht komen djinns voor. Die bieden vaak drie wensen aan hun slachtoffer aan, die zij in vervulling kunnen laten gaan. Maar als de wensen eenmaal zijn vervuld, neemt de djinn bezit van de mens, met alle negatieve gevolgen vandien. Djinns kunnen ook opgesloten zitten, bijvoorbeeld in een fles, lamp of kruik. De wonderbaarlijkste avonturen ontstaan dan vaak nadat de mens ze heeft bevrijd. Het bekendste voorbeeld hiervan vind je in het verhaal Alladin en de wonderlamp. Maar ook het onderstaande verhaal is op dit gegeven gebaseerd.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
VRAGEN 1.
>>
Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden: • Wie spelen er in het verhaal? De visser en de geest. • Waar speelt het verhaal zich af? Bij zee • Wanneer speelt het verhaal? ’s Nachts en als het morgenrood opkomt. • Wat gebeurt er in het verhaal? Een visser probeert vis te vangen maar als hij een kruik vangt blijkt daar een geest in te zitten die hem wil doden. • Waarom gebeurt dit? De arme visser gaat vissen omdat zijn vrouw en dochters geen eten hebben.
2.
Heb jij ooit zelf meegemaakt dat je iemand hebt geholpen maar dat je daarvoor werd gestraft? Goed wordt met kwaad vergolden! zegt de visser. 3. Moraal: de mens is slimmer dan de geest. Met andere woorden: laat je niet bang maken door een geest, jij bepaalt als mens wat er gebeurd. Ben jij ooit bang geweest voor een geest? Wil je dit met ons delen? 4. Dit verhaal komt uit de serie Vertellingen van 1001 Nacht. Dit is een raamvertelling, een verhaal dat steeds maar doorgaat. Waarin zie je dit terug in het verhaal van de visser en de geest. ( De laatste zin: zoals de koning het berouwde die zijn valk had gedood. “Hoe ging dat dan met die koning?” vroeg de geest. “Dat ging zo”, zei de visser en vertelde. )
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
7 DE VISSER EN DE GEEST -‐ EEN VERHAAL UIT SAOEDI-‐ARABIË Er was eens een visser die oud en arm was. Hij had een vrouw en drie dochters, maar kon zelf het dagelijks brood niet verdienen. Hij was gewend viermaal per dag zijn net uit te gooien. Toen hij weer eens op een maanlichte nacht zijn net in zee uitgooide, voelde hij tegenstand. Hoe harder hij trok, hoe groter de tegenstand werd. Hij bond daarop het einde van het netkoord vast aan een boom, kleedde zich uit, dook onder in de nabijheid van het net en kreeg dat na veel moeite weer op de oever. Tot zijn verbazing en verdriet zat er een ezel in. Die had het net helemaal uit elkaar gereten. “Alle steun en kracht komt van Allah!” zei hij, haalde de ezel uit het net en herstelde dat. Voor de tweede keer wierp hij zijn net in het water, riep Allah's hulp in en wachtte. Na een poos trok hij het weer aan. Hij voelde een tegenstand, nog sterker dan de vorige keer. Hij dacht verheugd dat het een vis was, trok opnieuw zijn kleren uit en dook weer onder. Voorzichtig haalde hij het net boven en zag dat het een grote kruik vol zand en modder bevatte. Bedroefd en gelaten bad hij: “Dit is een vreemde nacht, maar ik ben in de hand van Allah en op hem vertrouw ik.” Hij gooide de kruik weg en wierp het net voor de derde keer in zee. Toen hij het weer ophaalde zat het vol stenen, scherven, beenderen en ander vuil. Ditmaal huilde de visser van vermoeidheid. Hij dacht aan zijn ongelukkige vrouw en kinderen en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Zijn ogen opheffend naar de hemel zag hij dat het morgenrood was aangebroken en hij sprak: “O Heer, U weet dat ik mijn net maar viermaal per tocht uitwerp. Driemaal deed ik het nu al, nog één keer blijft mij slechts over. Doe een wonder voor mij, zoals u dat ook voor Mozes deed toen hij voor de zee stond!” Hierop wierp hij het net weer uit in het water. Toen hij het weer wilde optrekken, was het helemaal in de war en vastgeraakt aan de grond. Opnieuw ging hij het water in en wist het net na veel moeite los te krijgen. Tot zijn verbazing haalde hij een gevulde koperen kruik naar boven die van boven afgesloten was met de twee dooreengevlochten driehoeken van het Salomo's zegel. Toen de visser deze kruik zag dacht hij verheugd: die verkoop ik aan de kopersmid, hij is stellig drie mud tarwe waard. Hij schudde de kruik en bemerkte dat deze met iets zwaars gevuld was. Hij dacht: ik wil eerst eens weten wat er in zit en daarna zal ik hem verkopen. Hij peuterde met zijn mes aan het loden zegel, tot hij dit er af had en daarop zette hij de kruik aan zijn mond. Tot zijn verwondering kwam er niets uit. Na een poosje echter ontwikkelde zich rook uit de fles die zich over de hele omgeving verbreidde, zodat zelfs de horizon er door verduisterd werd. Toen al de rook uit de fles ontsnapt was, verdichtte deze zich tot een geest die met zijn voeten op de aarde stond en met zijn hoofd in de wolken reikte. Zijn mond gaapte als een put en hij had snijtanden als ijzeren haken, oren als rondassen, een keelgat als een steeg, ogen als lantaarns, kortom hij was afschuwelijk lelijk om te zien. God beware ons! riep de visser, rillend van schrik uit. De geest sprak: o Salomo, profeet van Allah, vergeef mij, ik zal u nooit meer ongehoorzaam zijn! De visser antwoordde: “Zeg op geest, waarom praat je over Allah's profeet, die al achthonderd jaar geleden gestorven is? Hoe ben je in deze kruik terecht gekomen?” De geest leek nu pas de visser te zien en zei: Ha, zo dadelijk zal ik je om zeep helpen! De visser die al op een geluk gehoopt had, protesteerde: U verdient voor deze woorden dat Allah's bescherming en genade u ontnomen worden. Waarom wilt u mij doden. Heb ik u niet uit de diepte van de zee bevrijd en op aarde gezet? De geest antwoordde: Okee, vraag me maar om een gunst. De visser voelde zich weer opgelucht. “Wat mag ik u dan vragen?” De geest zei: “Kies de wijze waarop je !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
wilt sterven, zodat ik je kan doden naar je eigen keuze.” De visser jammerde: “Wat heb ik dan misdaan? Is dat uw dank omdat ik u bevrijd heb? Daarop sprak de geest: “Luister goed naar mijn geschiedenis. Ik ben één van de afvallige geesten die onder leiding van de grote geest Sacher ongehoorzaam waren aan Salomo, de profeet van Allah. Salomo stuurde mij zijn overste Asaf, de zoon van Berachia en sprak het vonnis over mij uit. Vanwege mijn ongehoorzaamheid aan Salomo de profeet liet Asaf deze koperen kruik maken. Hij stopte mij daarin en sloot hem af met het loden zegel, waarop je de dooreengevlochten driehoeken ziet staan: het symbool van Allah's verheven naam. Daarop liet hij mij op de bodem van de zee zakken. Nadat ik daar tweehonderd jaar gelegen had, besloot ik degene die mij bevrijden zou, rijk te maken. Maar er kwam niemand. Weer gingen er tweehonderd jaar voorbij. Ik nam mij voor alle schatten van de aarde te onthullen aan degene die mij redden zou. Maar er kwam niemand opdagen. Nog tweehonderd jaar later besloot ik mijn bevrijder tot sultan te kronen, zijn dienaar te worden en hem dagelijks drie wensen toe te staan. Ook nu echter kwam er niemand. Tenslotte werd ik zo boos dat ik het besluit nam om diegene die mij na weer tweehonderd jaar zou bevrijden, de vreselijkste dood te doen sterven, of hem in het gunstigste geval zelf zijn dood te laten kiezen. Op dat ogenblik kwam jij mij bevrijden. Besluit dus hoe je sterven wil.” Toen de visser dit gehoord had zei hij: “Ik kom uit Allah en keer tot hem terug. Maar vervloekt zij mijn lot dat ik u juist nú bevrijden moest. Ik smeek u: dood mij niet en zorg ervoor dat de straf van Allah u niet opnieuw zal treffen!” “Ik ken geen erbarmen,” zei de geest, “kies nu je dood.” De visser riep huilend uit: “O mijn kinderen, wat moet er van jullie worden?” En tot de geest sprak hij: “Laat mij alsjeblieft in leven als beloning omdat ik u bevrijd heb!” Maar de geest antwoordde: “Nee, juist daarom moet ik je doden!” “Ik begrijp het niet,” zei de visser, “ik heb u een weldaad bewezen en nu wilt u mij kwaad doen. Waarlijk, het spreekwoord liegt niet dat zegt: Goed wordt met kwaad vergolden!” “Zeur niet,” antwoordde de geest. “Er zal gebeuren wat ik je gezegd heb.” Toen dacht de visser bij zichzelf: Hij is en blijft een geest. En ik ben een mens. Allah heeft mij door mijn verstand boven hem verheven. Door mijn verstand zal ik hem dus te slim af zijn. Hij overlegde bij zichzelf en sprak toen: “Dus, u wilt mij absoluut doden?” De geest bevestigde dit en de visser vervolgde: “Bij de waarheid van de hoogste naam die op Salomo's zegel geschreven staat, wilt u mij eerlijk antwoorden op een vraag?” De geest, sidderend bij het horen van Allah's verheven naam, zei: “Goed, stel je vraag, maar hou het kort.” De visser zei: “Bij de verheven naam van Allah, werd u werkelijk in deze kruik opgesloten? De geest antwoordde: “Daar werd ik in opgesloten, bij de verheven naam van AIIah.” “Dat liegt u,” riep de visser, “deze kruik kan niet eens uw hand bevatten en zou barsten als uw voeten er in opgesloten werden. Hoe zou u er dan helemaal in kunnen passen?” De geest snauwde: “Bij Allah, ik zat er helemaal in! Geloof je het niet?” “Nee,” antwoordde de visser. Toen loste de geest zichzelf weer beetje bij beetje op in rook, verdichtte zich en trok zich helemaal terug in de kruik. Van daaruit riep hij: “Zie je nu wel, visser, dat ik weer in de kruik zit?” De visser nam direct het lood en sloot de fles er mee af. Toen riep hij: “O geest, nu mag jíj kiezen hoe je sterven wilt. Daarna zal ik je weer in zee gooien. Ook zal ik hier een waarschuwing neerzetten voor alle vissers die hier komen vissen. Ze zullen weten wie je bent en wat je plannen zijn met hen die je komen bevrijden.” De geest ontdekte dat hij niet meer uit de kruik kon komen, omdat het zegel van Salomo de uitgang afsloot. Hij smeekte: “Lieve visser, doe dat niet, ik maakte enkel een grapje met je.” ”Dat lieg je,” riep de visser, “jij ben de gemeenste van alle geesten!” Hij rolde de kruik naar de oever terwijl de geest jammerde: “Niet doen! Niet doen!” “Wèl doen! Wèl doen!” spotte de visser. Daarop werd de !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
geest deemoedig en vroeg klagend: “Wat ga je met mij doen, goede visser?” “Je weer in zee gooien,” was het antwoord, “en nu blijf je er in tot aan het einde van de wereld. Jij was harteloos tegenover mij en wilde me doden, maar ik heb de rollen omgedraaid.” Toen sprak de geest: “Open de kruik, lieve visser, en ik zal je rijk maken en je geven wat je verlangt!” “Ik geloof je niet meer,” zei de visser, “als ik je raad opvolgde, zou het me berouwen, zoals het ooit de koning berouwde die zijn valk had gedood.”
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
8 D
E PRINSES DIE MET EEN HOND TROUWDE -‐ EEN VERHAAL UIT INDIA
CONTEXT > In vrijwel alle culturen vindt je heksen en hekserij terug. Meestal gaat het om vrouwen die erop uit zijn om andere mensen schade te berokkenen door middel van bovennatuurlijke krachten ofwel tovenarij. De heks staat dan ook voor het slechte en wordt vaak in verband gebracht met de duivel. Soms echter zijn heksen bereid om mens of dier van een aandoening te helpen genezen. In de 16e en 17e eeuw was in Europa de angst voor heksen het grootst en werden er honderden verbrand. Onderstaand verhaal is afkomstig uit het oosten van India, uit de streek Santal Parganas. Ook in India is het fenomeen heks bekend. Een verschil met de Europese heksen is dat ze daar meestal uit zijn op mensenvlees. In onderstaand verhaal lijken ze er bovendien net zo uit te zien als gewone mensen. Geen lelijke puntneuzen met een pukkel erop. Tenslotte zijn zeven broers elk met een heks getrouwd, zonder dat ze dat door hebben.
VRAGEN
>>
1. Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden: • • • • •
Wie spelen er in het verhaal? Zeven broers, zes heksen, drie prinsessen en een koning. Waar speelt het verhaal zich af? Een land Wanneer speelt het verhaal? Eens (Er was eens…) Wat gebeurt er in het verhaal? Een jongeman wordt door heksen in een hond veranderd en wordt weer een man na zijn huwelijk met een prinses. Waarom gebeurt dit? De jongeman heeft het geheim ontdekt van de vrouwen van zijn zes broers.
2. Heb jij, net als de jongste broer, weleens geweigerd iets geheim te houden? Waarom deed je dat? 3. In veel verhalen uit India lopen de gebeurtenissen goed af. Ze willen dat de luisteraar met een goed gevoel het verhaal beëindigt. Moraal: het goede overwint het kwade. De heksen, of demonen, verliezen het in dit verhaal uit India dus ook. Ken jij verhalen waarin het omgekeerde gebeurd: het kwade overwint het goede. Waar hou jij meer van? 4. De heks staat meestal voor het slechte in de mens. Ken jij verhalen over heksen? Kan je daar iets over vertellen? Uit welk land komt jouw verhaal?
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
8 DE PRINSES DIE MET EEN HOND TROUWDE -‐ EEN VERHAAL UIT INDIA Er waren eens zeven broers. De zes oudsten waren getrouwd, de jongste niet. Hij was nog maar een knaapje en moest overdag de koeien hoeden. De zes oudere broers waren jagers in hart en nieren. Vaak waren ze een hele maand van huis om te jagen. Soms wel twee maanden. Zonder daar weet van te hebben, was elk van de zes broers getrouwd met een heks. Telkens als hun echtgenoten vertrokken waren, klommen de zes vrouwen in een boom die achter op het erf stond. In die boom vlogen ze door de lucht. Zij gingen op jacht naar mensen. Die vingen ze en aten ze op. Op een gegeven ogenblik kreeg de jongste broer in de gaten dat zijn schoonzusters steeds voor een bepaalde tijd van huis verdwenen. Nieuwsgierig als hij was, verstopte hij zich op een ochtend in een holte onder aan de boom achter op het erf. Vanuit deze schuilplaats zag hij de zes vrouwen van zijn broers op hem afkomen. Nauwelijks waren ze in de boom geklommen of deze steeg omhoog. Nadat ze een poosje doo de lucht waren gevlogen, daalden ze neer en landden op de oever van een brede rivier. Daar klommen de zes vrouwen uit de boom en verdwenen. Een tijdje later kwamen ze terug, klommen weer in de boom en vlogen terug naar huis. Maar toen de laatste vrouw naar beneden klauterde, ontdekte ze de jongste broer, die zich al die tijd in de holte onder aan de stam verstopt had. Ze namen hem mee naar huis. Daar lieten ze hem tevergeefs beloven om hun geheim aan niemand verder te vertellen. Hij zwoer echter dat zijn broers alles te weten zouden komen. Een paar stelden voor om hem te doden. De oudste schoonzus vond dat te ver gaan. Zij pakte twee spijkers en sloeg die door de zolen van de jongste broer zijn voeten. Op hetzelfde moment veranderde hij in een jonge hond. Vanaf dat ogenblik kon hij alles begrijpen wat er gezegd werd, maar praten kon hij niet meer. Dagelijks kreeg hij een behoorlijke portie eten voorgeschoteld, als was hij nog mens en niet een viervoeter die men enkel restjes toewerpt. Na een maand kwamen de zes broers terug van de jachtpartij. Toen ze vroegen of er nog iets belangrijks was gebeurd, kregen ze te horen dat hun jongste broer zonder iets te zeggen verdwenen was. Terwijl ze aan het praten waren, was de hond al kwispelstaartend op de mannen toegelopen. "Waar komt die vandaan?” vroegen ze. “De dag nadat jullie broertje verdwenen was, zijn we hem gaan zoeken. Op weg naar huis kwam die hond achter ons aanlopen en sindsdien is hij niet meer weggegaan,” antwoordde een van de vrouwen. De hond kwam verder niet meer ter sprake. Het zestal ging op zoek naar hun broertje, maar vinden deden ze hem niet. Na verloop van tijd gaven ze het zoeken op. Nu had de koning van het land drie dochters. De pogingen die hij ondernomen had om ze uit te huwelijken waren tot nu toe zonder resultaat geweest. Steeds als hij met een andere huwelijkskandidaat kwam aanzetten, verklaarden ze één voor één dat de man niet in de smaak viel. Na de zoveelste afwijzing had de koning er genoeg van. “Steeds keuren jullie mijn keuze af,” sprak hij hen toe. “Nu moeten jullie het zelf maar weten. Op een vastgestelde datum zal ik alle huwbare mannen uit het land bijeen roepen. Dan zullen jullie ter plekke een keuze moeten maken.” Het nieuws werd rondgebazuind dat alle huwbare mannen zich naar het paleis moesten begeven. Drie mannen konden elk met een van de prinsessen trouwen, zonder dat ze daarvoor een bruidsprijs hoefden te betalen. De grote dag was aangebroken en een menigte had zich voor de trappen van het paleis verzameld. De zes broers en de hond die hen gevolgd was, waren er ook bij. Eindelijk verschenen de !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
drie prinsessen op het bordes. In hun bijzijn werden drie vliegen gevangen. Aan de eerste vlieg, bedoeld voor de oudste prinses, werd een wit draadje vastgebonden. De tweede vlieg was voor de middelste prinses. Daar bond men een rood draadje aan vast. De derde vlieg was voor de jongste prinses en hier werd een blauw draadje aan vastgebonden. Daarna moesten de drie meisjes plechtig beloven dat ze zouden trouwen met de man op wiens lichaam de vlieg met hun kleur draad zou neerstrijken. Toen liet men de vliegen vrij. De rode en de blauwe vlieg daalden al snel neer op twee mannen uit de menigte. De witte vlieg vloog echter eerst hoog de lucht in, cirkelde daarna een paar keer in het rond en streek vervolgens neer op de hond van de zes broers. Ondanks het luide hoongelach dat losbrak, stelde de oudste prinses dat ze haar lot diende te aanvaarden; haar echtgenoot zou een hond zijn! De verloving werd meteen bezegeld. Niet lang daarna volgde het huwelijk. De twee jongste prinsessen vertrokken met hun bruidegom naar het huis van hun schoonouders. De oudste prinses bleef met haar hond in het paleis van haar vader wonen. Op een dag gebeurde het dat de hond, die net gegeten had, wat op zijn zij lag te luieren. Uit de zolen van zijn achterpoten zag de prinses twee spijkerkoppen steken. Aha, dacht ze, daarom loopt dat beest zo moeilijk. Ze pakte een pincet en trok de spijkers eruit. Nauwelijks had ze dat gedaan, of de hond was verdwenen en naast haar stond een knappe jongeman. Een paar maanden na het huwelijk besloten de zes broers een bezoek te brengen te brengen aan het paleis van de koning. Ze wilden niet dat de prinses het idee zou krijgen dat de hond met wie zij getrouwd was, geen verdere vrienden in de wereld had. Groot was hun verbazing toen ze aan de zijde van de prinses hun jongste broer zagen. Hun blijdschap om het weerzien sloeg om in woede, toen ze van hem vernamen hoe en door wie hij in een hond veranderd was. Ze keerden terug naar huis en onmiddellijk na hun aankomst gaven ze opdracht om een put re graven. Toen het werk af was, werd de put ingewijd, opdat deze hen bij voortduring van helder water zou mogen voorzien. De zes vrouwen werden erbij geroepen. Terwijl ze rond de put stonden en niets vermoedend hun bewonderende blikken naar beneden wierpen, duwden de broers hen alle zes over de rand. Direct daarop werd de put volgestort met stenen en zand. En dat was het einde van de zes heksen.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
9 H
ET LEVENSWATER -‐ EEN VERHAAL UIT DUITSLAND
CONTEXT > Begin 19e eeuw verzamelden de Duitse broers Jacob en Wilhelm Grimm ruim 200 volkssprookjes. Het ging hierbij om oude volksverhalen die vaak al eeuwenlang mondeling werden overgeleverd. De sprookjes raakten niet alleen populair onder kinderen, maar zeker ook onder volwassenen. De symbolen en archetypische personages uit deze oude verhalen werden ook een belangrijke inspiratiebron voor psychologen als Freud en Jung. Onderstaand Grimmsprookje Het levenswater is gebaseerd op het oeroude geloof in de genezende werking van water. In verschillende religies heeft water nog steeds de betekenis van een reinigend en zuiverend middel. Water wast schoon, zowel lichamelijk als geestelijk. Denk bijvoorbeeld aan de reinigende duik van de hindoes in de rivier de Ganges of aan de betekenis van wijwater voor het christendom. Ook in onderstaand verhaal wordt het levenswater gezien als een middel om de zieke koning te redden. In andere sprookjes wordt ook gesproken van ‘toverwater’. Ander toverachtige symbolen in Het levenswater: de staaf/staf/stok/zwaard als teken van macht. Het brood dat nooit opraakt, kan worden gezien als het brood des levens.
VRAGEN
>>
1. Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden: • Wie spelen er in het verhaal? De koning, zijn drie zoons, een dwerg en een prinses. • Waar speelt het verhaal zich af? In twee koninkrijken. • Wanneer speelt het verhaal? Eens (Er was eens…) • Wat gebeurt er in het verhaal? Drie prinsen gaan opzoek naar levenswater voor hun zieke vader. • Waarom gebeurt dit? De zoons willen hun vader beter maken en de twee oudste zoons willen daarmee het koninkrijk erven. 2. In veel verhalen en sprookjes gaat het om de strijd tussen goed en kwaad. Wie behoren in dit sprookje van Grimm tot de goede en wie tot de slechte partij. 3. Het rijden over een gouden weg betekent in veel sprookjes dat je het rechte pad volgt. De weg van de eerlijkheid, de deugd en de wijsheid. Leg eens uit hoe dat in dit sprookje zit. 4. Moraal: hoogmoed komt voor de val. Oftewel eigen belang en egoïsme wordt in dit verhaal niet beloond. Wie gaat er in dit verhaal voor zijn eigen belang en wie niet? Wat vind jij daarvan?
!!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
9 HET LEVENSWATER -‐ EEN VERHAAL UIT DUITSLAND Er was eens een koning die ziek was. Niemand geloofde dat hij het er levend af zou brengen. Hij had drie zonen die daar erg bedroefd om waren. In de paleistuin kwamen ze een oude man tegen, die hun vroeg waarom ze zo verdrietig waren. Ze vertelden hem dat hun vader zo ziek was, dat hij waarschijnlijk zou sterven. Er was niets dat hem kon helpen. Toen sprak de oude man: “lk weet nog één middel. Dat is het levenswater. Als hij dat drinkt, wordt hij weer beter. Maar het is moeilijk te vinden.” De oudste zoon zei: “lk vind het vast wel.” Hij ging naar de zieke koning en vroeg hem toestemming om te vertrekken en het levenswater te zoeken. Want alleen dat kon hem genezen. “Nee,” zei de koning, “dat is te gevaarlijk, dan sterf ik liever.” Maar hij smeekte net zo lang tot de koning het goed vond. De prins dacht in zijn hart: “Als ik hem het water breng, ben ik de lieveling van mijn vader. Dan erf ik het rijk!” Hij ging dus op weg. Toen hij een tijd gereden had, zag hij een dwerg op de weg staan. Die riep hem toe: “Waar wil jij zo haastig naartoe?" “Domme kriel,” riep de prins uit de hoogte, “daar heb jij niets mee te maken.” En hij reed verder. Maar het kleine mannetje was boos geworden en had een verwensing uitgesproken. Kort daarna kwam de prins in een bergkloof terecht. Hoe verder hij reed, hoe dichter de bergen naar elkaar toe kwamen. Ten slotte was de doorgang zo nauw, dat hij geen stap verder kon doen. Het was onmogelijk om het paard te keren of uit het zadel te komen. Hij zat opgesloten als een rat in de val. De zieke koning wachtte heel lang op zijn zoon. Maar hij kwam niet terug. Toen zei de tweede zoon: “Vader, laat mij erop uit trekken om het water te zoeken.” Hij dacht bij zichzelf: “Als mijn broer dood is, valt het rijk aan mij toe.” De koning wilde ook hem eerst niet laten vertrekken, maar uiteindelijk gaf hij toe. De prins nam dezelfde weg die zijn broer was ingeslagen en ook hij kwam de dwerg tegen. Die hield hem aan en vroeg waar hij zo haastig naartoe wilde. “Kleine kriel,” zei de prins, “daar heb je niets mee te maken!” En hij reed weg zonder verder om te kijken. Maar de dwerg verwenste hem. En net als de ander kwam hij in een bergkloof terecht, waar hij niet voor-‐ of achteruit kon. Ja, zo vergaat het de hoogmoedigen. Toen ook de tweede zoon niet thuiskwam, bood de jongste aan om het water te gaan halen. Uiteindelijk moest de koning ook hem laten gaan. Toen hij de dwerg tegenkwam, die hem vroeg waar hij zo haastig naartoe wilde, stond hij stil. Hij gaf hem netjes antwoord en zei: “Ik zoek het levenswater, want mijn vader is doodziek.” “Weet je waar dat te vinden is?" “Nee,” zei de prins. “Omdat jij je hebt gedragen zoals het hoort en niet zo verwaand bent als je valse broers, zal ik je vertellen hoe je bij het levenswater komt. Het welt op uit een fontein op de binnenplaats van een betoverd kasteel. Maar je kunt daar niet binnendringen als ik je niet een ijzeren staaf en twee broden geef. Met de staaf moet je driemaal op de ijzeren poort van het kasteel slaan, dan springt die open. Binnen liggen twee leeuwen met opengesperde muil. Als je die allebei een brood toegooit, houden ze zich koest. Daarna moet je gauw het levenswater halen, voordat de klok twaalf slaat. Anders klapt de poort weer dicht en zit je opgesloten.” De prins bedankte hem, nam de staaf en het brood in ontvangst en ging op weg.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Toen hij daar aankwam, bleek alles zo te zijn als de dwerg had gezegd. Bij de derde klap met de staaf sprong de poort open. Toen hij de leeuwen met het brood had gekalmeerd, liep hij het kasteel binnen. Daar kwam hij in een mooie grote zaal. Daar zaten een aantal betoverde prinsen en hij haalde de ringen van hun vingers. Ook lagen er een zwaard en een brood. Die nam hij mee. Daarna kwam hij in een kamer waar een mooie jonkvrouw stond. Die was blij toen ze hem zag. Ze kuste hem en zei dat hij haar had verlost en nu haar hele rijk zou krijgen. Als hij over een jaar terugkwam, zou hun bruiloft worden gevierd. Toen vertelde ze hem ook waar de fontein met het levenswater was en dat hij zich moest haasten. Hij moest er iets uitscheppen voordat de klok twaalf sloeg. Hij liep verder en kwam ten slotte in een kamer waar een mooi opgemaakt bed stond. Omdat hij moe was, wilde hij eerst wat uitrusten. Hij ging dus liggen en viel in slaap. Toen hij wakker werd, sloeg de klok kwart voor twaalf. Hevig geschrokken sprong hij op, rende naar de fontein, schepte daar water uit met een beker die ernaast stond en maakte dat hij wegkwam. Net toen hij door de ijzeren poort liep, sloeg de klok twaalf. De poort klapte zo hard dicht, dat hij een stuk van zijn hiel meenam. Maar hij was blij dat hij het levenswater te pakken had gekregen. Op weg naar huis kwam hij weer langs de dwerg. Toen die het zwaard en het brood zag, sprak hij: “Daarmee heb je iets heel belangrijks in handen. Met het zwaard kun je hele legers verslaan en het brood zal nooit opraken.” De prins wilde niet zonder zijn broers bij zijn vader thuiskomen en vroeg: “Beste dwerg, kun je mij niet vertellen waar mijn twee broers zijn? Zij zijn eerder dan ik naar het levenswater op zoek gegaan. Maar ze zijn nooit teruggekomen!” ”Ze zitten opgesloten tussen twee bergen,” sprak de dwerg. “Dat was mijn verwensing, omdat ze zo verwaand waren.” Toen smeekte de prins net zo lang tot de dwerg hen weer bevrijdde. Maar de dwerg waarschuwde de jongste broer en sprak: “Wees op je hoede voor hen. Ze hebben een slecht hart.” Toen zijn broers kwamen opdagen, was hij blij. Hij vertelde hun hoe het hem vergaan was, dat hij het levenswater had gevonden en een beker vol had meegenomen, dat hij een mooie prinses had verlost die een jaar op hem wilde wachten en dan zou er bruiloft worden gevierd en kreeg hij een groot rijk. Daarna reden ze samen verder. Ze kwamen in een land waar honger en oorlog heersten. De koning dacht al dat hij van honger zou omkomen, zo groot was de nood. De prins ging naar hem toe en gaf hem het brood. Daarmee voedde hij zijn hele rijk zodat iedereen verzadigd was. Daarna gaf de prins hem ook het zwaard. Daarmee versloeg de koning de legers van zijn vijanden, zodat hij nu in rust en vrede kon leven. De prins nam zijn brood en zwaard weer terug en de drie broers reden verder. Ze kwamen in nog twee andere landen waar honger en oorlog heersten en telkens gaf de prins de koning zijn brood en zijn zwaard. Nu had hij drie rijken gered. Daarna gingen ze aan boord van een schip en staken de zee over. Tijdens de tocht zeiden de oudste twee tegen elkaar: “De jongste heeft het levenswater gevonden en wij niet. Daardoor zal onze vader hem het rijk geven dat ons toekomt. Hij zal ons ons geluk ontnemen.” Ze werden wraakzuchtig en spraken samen af dat ze hem te gronde zouden richten. Ze wachtten tot hij op een keer diep lag te slapen. Toen goten ze het levenswater uit zijn beker en pikten het zelf. In zijn beker schonken ze bitter zeewater. Toen ze thuiskwamen, bracht de jongste zoon de zieke koning direct zijn beker. Dan kon hij daaruit drinken en weer genezen. Maar zodra de koning iets van het bittere zeewater had gedronken, werd hij nog zieker dan eerst. En terwijl hij daarover lag te klagen, kwamen de oudste !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
twee zonen. Ze beschuldigden de jongste ervan dat hij zijn vader had willen vergiftigen. Ze vertelden dat zij hem het echte levenswater brachten en gaven het hem. Zodra hij daarvan had gedronken, voelde hij zijn ziekte verdwijnen. Hij werd weer even sterk en gezond als in zijn jonge jaren. Hierna gingen de twee broers naar de jongste toe, lachten hem uit en zeiden: “Jij hebt dan wel het levenswater gevonden, maar jij hebt de lasten en wij hebben de lusten. Je had slimmer moeten zijn en je ogen open moeten houden. Wij hebben het water van je afgepakt toen je op zee lag te slapen. Over een jaar gaat een van ons de mooie koningsdochter halen. En denk erom dat je er niets van verklapt. Vader gelooft je toch niet. Als je ook maar één woord zegt, verspeel je je leven nog.” De oude koning was kwaad op zijn jongste zoon. Hij dacht dat hij hem naar het leven had gestaan. Daarom liet hij het hof bijeenkomen om een vonnis over hem te vellen. Dat luidde dat hij in het geheim zou worden doodgeschoten. Toen de prins op een keer nietsvermoedend op jacht ging, ging de jager van de koning mee. Toen ze helemaal alleen in het bos waren en de jager nogal somber keek, vroeg de prins: “Beste jager, wat is er aan de hand?” De jager antwoordde: “Ik mag het u eigenlijk niet vertellen.” Toen zei de prins: “Vertel maar op, ik zal het je vergeven." En de jager antwoordde: “Ik moet u doodschieten. Dat heeft de koning mij bevolen.” De prins schrok en sprak: “Beste jager, laat me alsjeblieft in leven. Dan geef ik jou mijn koninklijke kleren en geef mij dan jouw eenvoudige plunje.” De jager ging akkoord: “Ik had toch niet op u kunnen schieten.” Ze ruilden van kleren en de jager ging naar huis. De prins reed verder het bos in. Na enige tijd kwamen er bij de oude koning drie wagens aan met goud en edelstenen voor zijn jongste zoon. Ze waren gestuurd door de drie koningen die met het zwaard van de prins hun vijanden hadden verslagen en met zijn brood hun land hadden gevoed. Ze wilden zo hun dankbaarheid tonen. Toen dacht de oude koning: Zou mijn zoon misschien onschuldig zijn geweest? En hij sprak tot zijn dienaren: “Was hij nog maar in leven. Ik heb er zo'n spijt van dat ik hem heb laten doden!" “Maar hij leeft nog,” zei de jager. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen uw bevel uit te voeren.” En hij vertelde de koning hoe het was gegaan. Dat was de koning een pak van het hart. Hij liet in alle rijken bekendmaken dat zijn zoon weer mocht terugkomen en in genade zou worden aangenomen. Intussen liet de koningsdochter een weg voor haar paleis aanleggen die helemaal van glanzend goud was. Ze zei tegen haar dienaren dat alleen diegene die midden over die weg naar haar toe zou komen, de juiste was. Die moesten ze binnenlaten. Maar degene die naast de weg zou komen aanrijden, die mochten ze niet binnenlaten. Toen het jaar bijna om was, bedacht de oudste broer dat hij naar de koningsdochter moest gaan en zich voor haar bevrijder moest uitgeven. Dan kreeg hij haar tot vrouw en het rijk op de koop toe. Hij ging op weg. Toen hij bij het paleis kwam en de mooie gouden weg zag, dacht hij: “Het zou zonde zijn om daaroverheen te rijden.“ Hij leidde zijn paard van de weg af en ging er aan de rechterkant naast rijden. Toen hij bij de poort klam, zeiden de dienaren tegen hem dat hij de juiste niet was en dat hij weer moest vertrekken. Kort daarna ging de tweede prins op weg. Toen hij bij de gouden weg kwam en het paard er een voet op had gezet, dacht hij: “Dat zou zonde zijn, het paard zou het goud beschadigen.” Hij wendde zijn paard en ging aan de linkerkant naast de weg rijden. En toen hij bij de poort kwam, zeiden de dienaren dat hij de juiste niet was. Ook hij moest weer vertrekken. !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Toen het jaar helemaal om was, wilde de derde zoon vanuit het bos naar zijn liefste rijden om bij haar zijn leed te vergeten. Hij ging dus op weg. Voortdurend dacht hij aan haar en wenste dat hij maar vast bij haar was. De gouden weg zag hij helemaal niet. Zijn paard reed er midden overheen. Toen hij bij de poort kwam, werd die geopend. De koningsdochter ontving hem vol blijdschap en zei dat hij haar verlosser was en de heerser over het koninkrijk. Dolgelukkig vierden ze de bruiloft. Toen de bruiloft voorbij was, vertelde ze hem dat zijn vader hem had ontboden en vergeven. Hij reed erheen en vertelde hem alles, hoe zijn broers hem hadden bedrogen en hij daarover had gezwegen. De oude koning wilde hen straffen, maar zij hadden het zeegat gekozen en waren weggezeild. Ze zijn hun hele leven niet meer teruggekomen.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
III
ONMOGELIJKE LIEFDE
INTRO Liefde is een centraal thema in veel verhalen uit de wereldliteratuur. Het thema is rijk en kent vele verschijningsvormen en varianten: romantische liefde, liefde tussen man en vrouw, tussen moeder en kind, vader en zoon/dochter, liefde tussen mannen, liefde tussen vrouwen, liefde voor het vaderland, liefde voor dieren, voor spullen, voor reizen, liefde in tijden van cholera enzovoorts. Maar er is ook het thema van de onmogelijke liefde. De liefde tussen twee mensen die erg veel van elkaar houden, maar die door de omstandigheden (zoals oorlog), omgeving, ouders, familie of door de religie onmogelijk wordt gemaakt. De liefde die mooi begint, maar waar een keiharde streep doorheen wordt gehaald. Die tragische kant aan deze ‘onmogelijke liefdes’ maakt het thema bij uitstek geschikt voor literatuur, theater en film. In het onderstaande volgen drie voorbeelden van tragische liefdesverhoudingen tussen jonge mensen uit respectievelijk India, Italië en Iran.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
10 S
ASSI EN PUNNU -‐ EEN VERHAAL UIT INDIA
CONTEXT > Het verhaal van Sassi en Punnu speelt zich af in het westen van India. Daar ligt een grote woestijn, de Thar-‐woestijn. Er trekken geregeld lange karavanen door de Thar-‐woestijn. Wekenlang lopen de kamelen deinend met hun zware zadeltassen door het hete zand. De tocht door de woestijn is eentonig. Daarom zingen de mensen vaak liedjes. Ze zingen over plaatsen die ze bezocht hebben en verhalen die ze hebben gehoord. Eén lied is erg populair. Het is een droevig lied en gaat over twee geliefden, Sassi en Punnu. De ouders in dit verhaal zijn aanvankelijk heel blij met de geboorte van hun dochter. Dat is in veel landen in de wereld, ook in India, meestal andersom. Voor een dochter moeten de ouders namelijk een bruidsschat betalen als zij gaat trouwen, voor een zoon niet. Bovendien gaat het meisje als zij getrouwd is, bij de familie van haar man wonen. Waar de ouders in het verhaal Sassi en Punnu niet zo blij mee zijn, is de voorspelling van een priester. Volgens die voorspelling zal de pasgeboren dochter later trouwen met een man van een ander geloof. In India wonen voornamelijk hindoes, maar ook moslims en christenen. Vooral op het platteland is het een regel dat je trouwt met iemand van je eigen geloof. Zo niet, dan ontstaan er vaak grote problemen.
VRAGEN
>>
1 Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden: •
• • •
•
Wie spelen er in het verhaal? Sassi als baby en als jong meisje, de ouders van Sassi, de priester, de wasman, Rakhi de vriendin van Sassi, Punnu en zijn broers, de vader van Punnu de koning, de koopman en de man in de woestijn, Waar speelt het verhaal zich af? Aan de machtige rivier de Indus, in Bhambor en in een land ‘aan de andere kant van de Thar woestijn’ en in de woestijn. Wanneer speelt het verhaal? Niet bepaald. Wat gebeurt er in het verhaal? Een vondelingmeisje wordt verliefd op een prins, die doet zich voor als wasman om met haar te kunnen trouwen. Ze zijn gelukkig, alleen accepteert zijn familie het niet. Waarom gebeurt dit? Sassi en Punnu kunnen in feite niet trouwen vanwege statusverschil.
2 Door de voorspelling dat Sassi met iemand van een ander geloof zal trouwen wordt zij te vondeling gelegd. Waarom gebeurd dat in India, denk je? 3 Vind jij dat je met iemand van een ander geloof kan trouwen? 4 En iemand van een andere status? Willem-‐Alexander is bijvoorbeeld niet met een prinses getrouwd.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
10 SASSI EN PUNNU -‐ EEN VERHAAL UIT INDIA
Aan de machtige rivier de Indus woonden een man en vrouw. Zij hadden alles wat zij maar konden wensen, maar geen kinderen. Dag en nacht baden zij tot de goden om een kind. Ze waren dolgelukkig toen hun gebed eindelijk verhoord werd en de vrouw een meisje baarde. Ze nodigden de halve stad uit voor een groot feest. De priester lieten ze een horoscoop maken. “Uw dochter zal een intelligent en mooi meisje worden”, zei de priester, “ouders zouden zich geen betere dochter kunnen wensen. Maar zij zal trouwen met een man van een ander geloof.” De dwaze ouders vervloekten de dag waarop het kind geboren was. Ze besloten zich van de baby te ontdoen. Ze deden het kind in een klein, houten kistje en lieten het op de rivier wegdrijven. Het kistje werd door de stroom meegevoerd. Een eind stroomafwaarts waren een paar mannen bezig met de was. Een van hen stond tot zijn knieën in het water kleren uit te spoelen, toen hij het kistje zag. Hij waadde erheen en pakte het. Nieuwsgierig keken de mannen wat erin zat en zagen de baby. Vlug gingen ze naar huis en riepen hun vrouwen. Iedereen was verrukt van de prachtige baby. De wasman die het kistje gevonden had, vroeg de anderen of hij en zijn vrouw de baby mochten houden omdat zij geen kinderen hadden. Dat vond iedereen een goede oplossing. Haar pleegouders noemden haar Sassi, wat ‘maan’ betekent. Haar ronde, lachende gezichtje deed hen namelijk aan de maan denken. Sassi was gelukkig, vrolijk en vriendelijk tegen iedereen. Ze hielp waar ze kon, deed boodschappen en bezorgde de schone was. Iedereen in Bhambhor hield van haar. Er kwamen veel karavanen in Bhambor. Mensen uit allerlei landen ruilden daar hun waren. Weer thuis vertelden zij over Sassi. Zo verspreidde zich het verhaal dat in Bhambhor een heel bijzonder meisje woonde. Een van die landen lag aan de andere kant van de Thar-‐woestijn. Daar regeerde een koning die vier zonen had. De jongste heette Punnu. Hij was vaak op het marktplein en luisterde naar verhalen. De kooplui vertelden over de fabelachtige landen die zij bezocht hadden. Op een avond zat Punnu in het theehuis toen een paar kooplieden binnenkwamen die net in Bhambhor geweest waren. “Heeft u nog iets wonderlijks gezien?” vroeg Punnu. “Ja, ik zag de levende maan”, antwoordde een koopman. “Wat bedoelt u?” vroeg Punnu. “Ik heb Sassi gezien”, was het antwoord. “Waarom is zij de levende maan?” vroeg Punnu. “Als de maan zou besluiten naar beneden te komen, zou zij eruitzien als Sassi”, antwoordde de koopman. “Sassi van Bhambhor is de dochter van een wasman. Die heeft haar gevonden in de rivier. Niemand weet waar ze vandaan gekomen is. Misschien is ze wel echt de maan in een menselijke gedaante.” De prins was nieuwsgierig geworden. Dat wilde hij wel eens met eigen ogen zien! Omdat hij niet herkend wilde worden, bedacht hij een plan. Hij kocht parfums, kralen en geborduurde kleding en verkleed als koopman ging hij met zijn karavaan op weg. De koning was blij met zo’n avontuurlijke zoon en wenste hem veel geluk. Natuurlijk hopte hij dat Punnu snel veilig zou terugkomen. In Bhambor nam de prins zijn intrek in een herberg. Al gauw kwam de hele stad kijken naar de bijzondere waren die hij te koop aanbood. Ook Sassi en haar vriendin Rakhi kwamen kijken. Nog nooit hadden ze zoveel mooie kralen bij elkaar gezien. Sassi zocht de mooiste uit. “Hoeveel kosten deze?” vroeg ze aan de koopman. Maar die staarde haar alleen maar sprakeloos aan. Ook Sassi werd stil en staarde terug. De kralen bleven liggen op haar uitgestoken hand. De koopman herstelde zich het eerst, telde snel de kralen en vroeg een veel te lage prijs. Toen de twee vriendinnen weggingen, vroeg Punnu terloops: “Wie zijn die twee aardige meisjes?” “Goeie hemel, man,” antwoordde de herbergier, “heb je nooit van Sassi gehoord? De jongste van de twee is Sassi.” “Die ene die de kralen kocht?” vroeg Punnu, die zijn opwinding haast niet kon bedwingen. “Zo’n mooie vrouw heb je vast en zeker nog nooit gezien,” zei de herbergier. Punnu moest toegeven dat hij Sassi heel bijzonder vond. Net als Punnu had Sassi onmiddellijk haar hart verloren. Ze vroeg haar vriendin Rakhi om hulp. Wilde die haar helpen uitzoeken of de koopman ook verliefd op haar was? Punnu zwierf de hele dag op straat, op zoek naar Sassi. Gelukkig kwam hij Rakhi tegen. Hij vertrouwde haar toe dat hij alleen nog maar aan Sassi kon denken en geen rust zou hebben voor hij met haar getrouwd was. Rakhi beloofde uit te zoeken of Sassi’s vader toestemming zou geven voor !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
een huwelijk. Natuurlijk ging Rakhi meteen naar Sassi om haar het goede nieuws te vertellen. Sassi was dolgelukkig en hoopte nu maar dat haar vader geen bezwaren zou hebben. Die avond bezocht Rakhi de ouders van Sassi en vroeg: “Sassi is nu oud genoeg om te trouwen. Heeft u al een echtgenoot voor haar op het oog?” Sassi’s vader zuchtte: “Ik weet niet wat ik moet doen. Ik wil dat ze met een wasman trouwt, maar niet één van hen is goed genoeg voor haar.” De volgende dag haastte Rakhi zich naar de herberg en zei tegen Punnu: “Je kan alleen met Sassi trouwen als je doet alsof je een wasman bent.” “Helaas, ik heb zelfs nog nooit een zakdoek gewassen,” jammerde Punnu. “Dat geeft niet, laat dat maar aan mij over,” zei Rakhi bemoedigend. Punnu pakte al zijn bezittingen bij elkaar en zei tegen de herbergier dat hij met zijn karavaan vertrok. Eenmaal buiten Bhambhor stuurde Punnu zijn bedienden met de karavaan naar zijn vader. Hij trok de kleren van een eenvoudig wasman aan en ging terug naar Bhambhor. De volgende dag nam Rakhi hem mee naar het huis van Sassi. Ze zei Punnu dat hij op de binnenplaats moest wachten. Tegen de vader van Sassi zei ze: “Ik heb een jonge wasman bij me die met Sassi wil trouwen. Wilt u naar buiten gaan en met hem praten?” Sassi’s vader zag Punnu op de binnenplaats staan en zei: “Als die man is zoals hij eruitziet, is hij een goede partij voor mijn Sassi. Maar je kan niet alleen op het uiterlijk afgaan.” Hij pakte een bundel wasgoed, gaf die aan Punnu en zei: “Jongeman, laat zien wat je kan. Neem deze vuile kleren mee en was en stijf ze. Als je je werk goed doet, mag je met Sassi trouwen.” Punnu nam de bundel aan en liep naar de rivier. Hij maakte de bundel open en zag allerlei kledingstukken. Hij had zich nog nooit zo onhandig gevoeld. Hoe kreeg hij alles schoon en netjes gesteven? Sassi had het gesprek gehoord. Zodra Punnu weg was, wenkte ze Rakhi. “Rakhi, we moeten hem helpen,” zei ze, “anders wordt het niets. Als je me tenminste nog wilt helpen, je hebt al zoveel voor me gedaan.” Rakhi sloeg haar arm om Sassi heen en zei glimlachend: “Natuurlijk help ik je. Ik ga meteen naar de rivier om de kleren voor Punnu te wassen. Maar ze moeten ook nog gesteven worden.” “O, laat dat maar aan mij over,” zei Sassi. “Als jij de kleren op een of andere manier naar binnen kan smokkelen, zal ik ze stijven, vanavond als mijn ouders slapen.” En zo gebeurde het. Rakhi hielp Punnu de kleren wassen en ’s avonds steef Sassi ze. Vroeg in de ochtend gaf Rakhi de bundel terug aan Punnu. Tegen een uur of twaalf kwam Punnu met de bundel kleren op zijn hoofd bij het huis van Sassi. Hij werd door haar vader ontvangen op de binnenplaats. “Ik kom de kleren brengen, mijnheer,” zei Punnu. “Wat, heb je ze nu al gewassen? Dat kan je nooit goed gedaan hebben,” zei Sassi’s vader wantrouwend. Dus maakte Punnu de bundel open en Sassi’s vader bekeek de kleren. “Maar dat heb je schitterend gedaan, jongeman. Je werkt niet alleen snel, maar ook erg goed. Met een echtgenoot als jij zal Sassi gelukkig worden.” En hij gaf zijn toestemming voor het huwelijk. Binnen een paar weken waren Sassi en Punnu getrouwd. Zij bleven in Bhambhor wonen en waren erg gelukkig samen. Vele maanden gingen voorbij. Punnu’s vader wachtte na de terugkeer van de karavaan ongeduldig op de thuiskomst van zijn jongste zoon. Hij werd ongerust en stuurde zijn mensen erop uit om Punnu te gaan zoeken. Na lange tijd kwamen ze terug en vertelden dat ze hem in Bhambhor gevonden hadden. Hij was daar getrouwd met de dochter van een wasman en was niet van plan naar zijn eigen land terug te keren. De koning was hierover erg van streek. Hij was bang dat hij Punnu nooit meer terug zou zien en klaagde dat hij hem niet had moeten laten vertrekken. Toen de drie broers hun vader zo zagen treuren, besloten ze zelf Punnu te gaan halen. Ze reisden dwars door de woestijn naar Bhambhor. Punnu was dolblij zijn broers weer te zien. Ze omhelsden elkaar innig. Punnu stelde Sassi voor en de broers zagen hoe mooi ze was. Sassi kookte een overvloedige maaltijd, met lekkernijen die zelfs een kok uit de koninklijke keuken niet kon bereiden. Toen Sassi naar bed was gegaan, deed een van de broers een poeder door de wijn. Punnu werd opeens heel slaperig. Hij kon zijn ogen niet meer open houden en viel bewusteloos op de kussens. Haastig wikkelden zijn broers hem in een mantel, droegen hem naar de binnenplaats en bonden hem vast op een kameel. Stiekem vertrokken de drie broers met de bewusteloze Punnu. !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Toen Sassi ’s ochtends wakker werd, was ze helemaal alleen. Ze riep Punnu, maar er kwam geen antwoord. Ze liep van kamer naar kamer en keek op de binnenplaats, maar geen spoor van Punnu en zijn broers. Ook de kamelen waren weg. Ze rende naar de rivier, maar de wasmannen hadden niets gezien. Nu drong tot Sassi door wat er was gebeurd. Punnu’s broers hadden hem gekidnapt en mee teruggenomen naar huis. Sassi huilde bittere tranen en besloot Punnu te gaan bevrijden. Ze liep Bhambhor uit en door de woestijn in de richting van Punnu’s land. De zon klom hoog aan de hemel en de woestijn was brandend heet. Nergens was een boom waaronder ze zou kunnen uitrusten. De hele dag liep ze verder en verder als in een nachtmerrie. Tegen de avond werd het wat koeler, maar toen kon Sassi haast niet meer lopen. Ze sleepte zich voort, haar pijn verbijtend. Eindelijk zag ze in de verte een hut en toen ze vlakbij was, verscheen er een man. “Alstublieft mijnheer,” vroeg ze, “heeft u mijn Punnu gezien? Hij was met zijn drie broers en ze reden op kamelen. Zijn ze hier langsgekomen?” “Nee,” zei de man, “ik heb niemand gezien. Maar wat zie jij er ziek en moe uit. Wil je wat rusten in mijn hut?” “Nee, dank u,” antwoordde Sassi, “ik moet verder om mijn Punnu te zoeken.” Moeizaam liep ze verder. De man was nieuwsgierig geworden. Waarom zwierf dit meisje alleen door de woestijn? Hij besloot haar te volgen. Toen Sassi dit merkte, werd ze bang. Ze begon te rennen, maar dat was teveel voor haar uitgeputte lichaam. Ze zakte op het zand in elkaar. Sassi was dood. Toen Punnu na uren wakker werd, was hij erg in de war. Hij deed zijn ogen open, maar de zon was zo fel, dat hij ze bijna weer sloot. “Waar ben ik?” dacht hij verward. Toen zag hij zijn broers en de woestijn en voelde dat hij vastgebonden was op een kameel. “Wat betekent dit allemaal?” vroeg hij, “droom ik?” Zijn oudste broer antwoordde: “Nee Punnu, je bent op weg naar huis.” Punnu werd razend. Hij vervloekte zijn broers en eiste dat ze hem terug lieten gaan naar Sassi. Maar de broers glimlachten alleen. Toen besloot Punnu dat hij zijn broers om de tuin zou leiden. Na een poosje begon hij weer te praten en bracht het gesprek op Sassi. “Misschien is het maar het beste zo. Ik had eigenlijk wel genoeg van Sassi. Voor een tijdje was het wel leuk, maar het leven van een prins is toch veel aangenamer dan dat van een wasman.” De broers waren blij dit te horen. Ze maakten de touwen los waarmee ze Punnu hadden vastgebonden. Maar zodra ze dit gedaan hadden, wendde Punnu de teugels. Zo snel hij kon, reed hij terug in de richting waaruit zij gekomen waren. De broers schreeuwden naar hem en probeerden hem weer te pakken te krijgen. Maar Punnu was te snel. Punnu liet de kameel rennen tot het beest uitgeput onder hem in elkaar zakte. Hij liet het dier achter en ging lopen. Toen de nacht viel, was hij zowat bewusteloos van moeheid. Hij sliep een paar uur en liep verder, de hele volgende dag en nacht. Hij dronk alleen wat modderig water uit vrijwel droge stroompjes. Eindelijk zag hij in de verte een hut. Naast de hut zat een man, starend naar een klein heuveltje. De man keek op toen Punnu naar hem toe strompelde. “Wie ben je?” vroeg hij. “Ik ben Punnu. Heeft u mijn Sassi gezien? Is ze hier langsgekomen?” vroeg Punnu totaal uitgeput. De man knikte langzaam. Hij stond op en hielp Punnu naar het heuveltje te lopen. “Ja, mijn vriend,” antwoordde hij, “ze ligt hier begraven.” De man vertelde Punnu wat er was gebeurd. Punnu ging zonder een woord te zeggen bij het heuveltje zitten. De man bracht hem water en brood. Maar Punnu raakte het niet aan. Urenlang staarde hij voor zich uit, zijn lot vervloekend. Plotseling gaf hij een harde schreeuw en wierp zich op het graf van Sassi. Punnu was dood.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
11 R
OMEO EN JULIA -‐ EEN VERHAAL UIT ITALIË
CONTEXT > Een van de beroemdste liefdesverhalen uit het theater is het verhaal van Romeo en Julia. Het verhaal is beroemd gemaakt door de Engelse toneelschrijver William Shakespeare die er in 1594 een toneelstuk van maakte met dezelfde naam. Het verhaal speelt zich af in Verona (Italië) in de zestiende eeuw. Al jarenlang hebben twee grote families uit Verona ruzie met elkaar, de familie Montacchi en de familie Capuletti. Maar op een feestje van de Capuletti’s worden uitgerekend Julia Capuletti en Romeo Montacchi smoorverliefd op elkaar. De beide families proberen natuurlijk koste wat kost verder contact onmogelijk te maken, maar Romeo en Julia laten zich niet tegenhouden. Julia zal haar dienstmeisje naar Romeo sturen om te vragen hoe het verder moet. Zij komt terug met het nieuws dat Romeo het plan heeft gesmeed om in het geheim met haar te trouwen. De drie scènes hieronder komen uit een script van Peter Schoenaerts, die een zeer vrije bewerking maakte naar het oorspronkelijke toneelstuk van Shakespeare. In deze scènes vindt de eerste ontmoeting plaats waarin de vonk overslaat; vertrekt Romeo dronken van verliefdheid het feest; en verklaren zij elkaar openlijk de liefde tijdens de beroemde balkon scène.
VRAGEN
>>
1 Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden: • • • • •
Wie spelen er in het verhaal? Julia, Romeo, Claudia, Mercutio, Tybalt en Angelica. Waar speelt het verhaal zich af? In de feestruimte en het balkon. Wanneer speelt het verhaal? Tijdens en na het feest. Wat gebeurt er in het verhaal? Romeo en Julia worden op slag verliefd, ze verklaren elkaar de liefde maar Julia stuurt hem weg van het balkon. Waarom gebeurt dit? Romeo en Julia komen uit twee vijandige families, ze kunnen niet samen gezien worden.
2 Moraal: liefde overwint alles. Wat overwinnen Romeo en Julia in dit verhaal? 3 De beide families zullen hun liefde nooit goedkeuren, zo groot is de vijandigheid van de families. Ken jij hier ook voorbeelden van uit je eigen leven of vanuit films of televisie? 4 We hebben nu drie scènes uit het lange verhaal over Romeo en Julia gelezen. Bedenk zelf hoe het verhaal verder gaat en eindigt. Laat jij het goed of slecht aflopen?
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
11 ROMEO EN JULIA -‐ EEN VERHAAL UIT ITALIË
Scène 1-‐ Nog een man voor Julia Personages: Claudia, Romeo, Mercutio, Tybalt, Julia, Angelica (dienstmeisje) Claudia Welkom dames! Welkom heren! Welkom op ons feest. Er zijn hapjes. Er zijn drankjes. Het feest kan beginnen. Muziek! (Er wordt gedanst) Romeo Wie is dat meisje daar? Wie is die zon? Weet ik wat liefde is? Ik denk het niet. Want nooit zag ik een meisje – zo mooi! Mercutio Komaan, Romeo, de meisjes wachten. Tybalt Romeo? Hoor ik daar een Montacchi? Mercutio Je hoort hem wel, maar je ziet hem niet! Tybalt Wat doe jij hier? Mercutio Hetzelfde als jij. Dansen en naar de meisjes kijken. Tybalt Op dit feest? In dit huis? Jullie zijn niet uitgenodigd. Romeo Rustig maar. We willen geen ruzie. Tybalt Hoe durven jullie! Romeo We vertrekken. Tybalt Maak dat je wegkomt! Claudia Tybalt, mijn neef, waarom dit lawaai? Wat gebeurt er? Tybalt Daar staan twee Montacchi’s – twee vijanden uit de familie Montacchi! Claudia Hou je mond. We zijn aan het feesten. Tybalt Maar – Claudia Wie is hier de baas – jij of ik? (Tybalt zwijgt en gaat weg) (Er wordt nog steeds gedanst. Rome en Julia vinden elkaar. Ze lijken meteen verliefd. Ze raken elkaars handen aan) Romeo Als ik jou nu met deze harde hand Even zachtjes aanraak, is dat verkeerd Mijn lippen corrigeren fouten, want Zij groeten jou, dat heb ik zo geleerd Julia O, God, die kus van jou is heel apart De maan en sterren dansen, kijk ons doen Zoete emoties voel ik in mijn hart Voor jou, palm tegen palm, een handenzoen Romeo Een engel als jij heeft geen lippen dus Julia Wel, die lippen zijn om mee te praten Romeo Mijn lippen praten, roepen om een kus Mijn mond vraagt hoop, is alleen gelaten Julia Een engel laat nooit alleen, mensenkind Romeo Sta stil dan, nu ik hier de liefde vind (Romeo en Julia kussen) Angelica Julia. Je moeder wil je spreken. (Julia gaat naar haar moeder, die haar aan Paris voorstelt. Romeo spreekt Angelica aan) Romeo Wie is haar moeder? Angelica Goeie God, jongeman. Haar moeder is mevrouw Capuletti, natuurlijk. Romeo Is zij een Capuletti? !!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Mercutio Angelica Julia Angelica Julia Angelica Julia Angelica Julia
Kom mee, Romeo. We gaan. De avond is voorbij. (Mercutio neemt Romeo bij de arm en wil hem meenemen. Maar Romeo blijft staan) Romeo? Romeo Montacchi? (Paris zingt plots een lied voor Julia. Na het lied gaat Julia naar Angelica toe. Romeo is verdwenen) Angelica, wie was die jongen? Welke jongen? Met wie ik stond … te praten. (Zucht) Zijn naam is Romeo. Romeo? Romeo. Hij is de enige zoon van de familie – van wie ik de naam niet wil noemen. Toch niet – de familie Montacchi? (Angelica knikt) Wat? Een Montacchi? Mijn liefde is mijn haat? Julia! Jou moet ik spreken! Nu!
Claudia Scène 2 – Na het feest personage: Mercutio Mercutio Romeo! We gaan naar huis. Romeootje! Hé, heb je teveel gedronken misschien? Of ben je dronken van liefde? Romeo, lig je al in bed? En ben je daar alleen? Komaan, Romeo, zeg iets. Eén woordje maar. Hij moet hier toch ergens tussen de bomen zitten. Hij zegt niks, hij hoort niks. Zijn liefde is blind. Romeo, ik heb het koud. Ik ga slapen. Ga je mee? Romeo? Ach, het heeft geen zin te zoeken naar iemand die geen zin heeft om zich te laten vinden. (Mercutio af) Scène 3 – Het balkon Personages: Romeo, Julia, Angelica Romeo Komaan vogeltjes. Wakker worden. Vlieg naar Julia. Zeg dat ik van haar hou. Vooruit. Vlieg zachtjes. Laat Julia de zon zijn die de maan jaloers maakt in deze donkere nacht. (Julia verschijnt op het balkon, maar ze ziet en hoort Romeo niet. Hij ziet en hoort haar wel) Kijk. Daar – op het balkon. Het is mijn lief. Het is mijn zon. Julia O, helaas – Romeo Ze spreekt! Zeg nog iets, lieve engel. Julia Romeo. Waarom ben jij Romeo? Waarom ben jij een Montacchi? Waarom mag ik niet bij jou zijn? Romeo Blijf ik luisteren? Julia Onze namen zijn vijanden van elkaar, maar wat is een naam? Als een roos een andere naam had, zou ze nog steeds mooi zijn en even lekker ruiken. Romeo Zal ik antwoorden? Julia Vergeet je naam Romeo. Je bent geen Montacchi. Vergeet je naam en neem mij in de plaats. Romeo Met heel mijn hart. (Julia heeft Romeo gehoord) Julia Wie is daar? Romeo? Romeo Ik was Romeo, maar ik wil een andere naam. Voor jou. (Romeo klimt naar boven tot hij bij het balkon is) Julia O, Romeo. Romeo O, Julia. Spreek duizend zachte woorden. Zeg dat je van me houdt. !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Angelica Julia Romeo Julia Romeo Julia
Angelica Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Angelica Julia Romeo Angelica Julia
Angelica
!"
Zo diep in de nacht. Hoe kom jij hier? Vergeet toch niet wie je bent. Ga alsjeblieft weg. Als mijn vader je ziet, dan – Hij mag me zien. Ik ben niet bang. Hoe ben je hier gekomen? Door de liefde. Zij wijst me de weg. Ik hou van jou. (Ze kussen) Je hebt me horen praten. Ik dacht dat ik alleen was – Hou je echt van mij? Zijn we verliefd? Mijn hart klopt te snel, te wild, te hevig. Het maakt me bang. Je hoeft niet bang te zijn… Als je echt van me houdt, dan wil ik altijd bij je zijn. Altijd. Nu en morgen en overmorgen en – En volgende week en volgende maand en volgend jaar – Mijn hele leven! Geef me een kus. Eentje maar. (Ze kussen opnieuw. Er klinkt een geluid) Stil – ik hoor iets. Ga weg. Ik wil niet dat ze je hier zien. Julia? Vooruit. Ga weg! Kom hier, kom hier. Ga, ga nu! Tot ziens! (Julia gaat weg) O, fantastische nacht – Ik ben bang dat – omdat het nacht is – ik aan het dromen ben. (Julia komt terug) Romeo, ben je er nog? Luister, er is maar één oplossing: morgen stuur ik Angelica naar je toe. Als je met me wilt trouwen, zeg haar morgen dan waar en wanneer. En dan zal ik je vrouw zijn. En ik volg je tot aan het eind van de wereld. Julia! (tegen Angelica) Ik kom! (tegen Romeo) Maar als je niet wilt trouwen, laat me dan met rust. En laat me alleen met mijn verdriet. Stuur Angelica morgen. Ik wacht op het plein. Ga nu lieveling. Slaap wel – Duizendmaal goedenacht. Duizendmaal duizend nachten met jou … (Ze gaat weg. Romeo ook. Julia komt terug) Romeo, wacht! Hoe laat zal ik haar sturen? Om negen uur. O, dat duurt nog twintig jaren … Julia! (tegen Angelica) Ik kom! (tegen Romeo) Ik wou nog iets zeggen, maar ik weet het niet meer. Laat me hier dan wachten. Duizend nachten. Tot je het weet. JULIAAAAA!! JAAAAA!! (tegen Romeo) Ik weet het niet meer. Ik wou dat jij hier duizendmaal duizend nachten kon wachten. Maar ga nu. Ik zie je morgen! Denk goed na! (Romeo af. Angelica op) Zeg, Julia, meisje, nu is het toch wel genoeg geweest, hè? Met wie sta jij hier eigenlijk te praten? Kind, je moest allang in je bed liggen. Het is al nacht. Toen ik zo oud was als jij, hè, tsss …
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
12 L
AILA EN MADJNOEN -‐ EEN VERHAAL UIT IRAN
CONTEXT > Het verhaal van Laila en Madjnoen gaat over de intense, maar onmogelijke liefde tussen een meisje en een jongen. Het verhaal is gebaseerd op Arabische gedichten uit de achtste eeuw, die zowel schriftelijk als mondeling werden doorgegeven. In de twaalfde eeuw zijn deze losse gedichten door de Perzische dichter Nizami Ganjavi (1141-‐1209) omgesmeed tot een samenhangend verhaal en toen opgeschreven. Sindsdien is het verhaal uitgegroeid tot één van de bekendste en populairste liefdesverhalen in het Midden-‐Oosten. Laila en Madjnoen zijn bekend in een gebied dat zich uitstrekt van Noord-‐Afrika en Turkije tot in Maleisië en Indonesië. Het verhaal wordt vaak vergeleken met Shakespeare's Romeo en Julia.
VRAGEN
>>
1 Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het de 5 W’s te beantwoorden: • • • • •
Wie spelen er in het verhaal? Laila, haar vader en haar broers, Kais/Madjnoen en de oude koopman. Waar speelt het verhaal zich af? In een ver land, in de woestijnen van Hajaz en bij de Ka’ba. Wanneer speelt het verhaal? Lang geleden Wat gebeurt er in het verhaal? Laila en Kais worden smoorverliefd maar mogen elkaar niet meer zien. Beide overlijden aan de gevolgen van hun liefde. Waarom gebeurt dit? De vader van Laila werd boos op de jonge geliefden. Hij besloot Laila thuis te houden en later uit te huwelijken aan iemand anders.
2 Kan zo’n verhaal in het echt ook gebeuren? Ken je er voorbeelden van? 3 ‘Maar een wolf laat zich met nieuwe maan niet tot zwijgen brengen’, lees je in het verhaal. Op wie slaat deze uitspraak en wat betekent het? 4 Madjnoen heet eigenlijk Kais. Waarom werd hij Madjnoen genoemd?
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
12 LAILA EN MADJNOEN -‐ EEN VERHAAL UIT IRAN Lang geleden, in een ver land, kreeg een edele sjeik een beeldschone zoon. Hij werd Kais genoemd. Toen hij opgroeide, was het iedereen duidelijk dat hij de trots van zijn familie en zijn stam zou worden. Als jonge jongen al overtrof hij zijn leeftijdgenoten in kennis, ijver, leergierigheid en taalgebruik. Wanneer hij sprak, rolden de parels van zijn tong. Als hij lachte, waren zijn wangen als paarse tulpen die zich door het zonlicht openden. Op een dag leerde Kais een meisje kennen dat zo mooi was dat hij onmiddellijk een voor hem onbegrijpelijk verlangen voelde. Ze heette Laila, wat nacht betekent, en evenals de nacht was ze duister en lichtend tegelijk. Ze had de ogen van een gazelle en lippen als vochtige rozenblaadjes. Laila had voor Kais ook gevoelens die ze niet begreep. De beide kinderen werden door liefde overspoeld. Jong als ze waren, begrepen ze nog niet wat liefde was. De liefde was als een wijnschenker die de bekers van hun harten tot de rand toe vulde. Ze dronken alles wat voor hen werd ingeschonken en werden dronken zonder dat ze begrepen waarom. In de steegjes en winkelstraatjes van hun stad hielden Kais en Laila hun gevoelens voor zich. Soms wierpen ze elkaar een steelse blik of een lachje toe, maar ze hielden voldoende afstand tot elkaar om te voorkomen dat er praatjes over hen de ronde gingen doen. Maar zulke geheimen laten zich niet bewaren, en een koninkrijk kan vallen door een gefluisterd gerucht. “Kais en Laila zijn verliefd,” zei iemand. In Laila's stam was men razend. Haar vader haalde haar van school en ze mocht haar tent niet meer uit. Haar broers zwoeren dat ze Kais te pakken zouden krijgen zo gauw hij zich in haar buurt zou wagen. Maar een wolf laat zich met nieuwe maan niet tot zwijgen brengen. Gescheiden van zijn geliefde dwaalde Kais als in trance langs de winkeltjes en de tenten. Overal bezong hij Laila’s schoonheid. Tegen iedereen die zijn pad kruiste, sprak hij over haar. Hoe langer hij haar niet zag, des te meer verviel hij in zijn liefde tot waanzin. De mensen op straat wezen hem na met de woorden: “Daar heb je de waanzinnige! Daar heb je de madjnoen!” Inderdaad, Kais werd waanzinnig. Maar wat is waanzin? Werd hij door het vuur van de liefde verteerd? Is de nachtvlinder met waanzin geslagen als zij zich in het vuur van haar begeerte stort? Als dat zo is, was Kais waanzinnig. Kais was Madjnoen. In lompen gehuld en van zijn verstand beroofd ging hij de stad uit. Hij zwierf doelloos door de bergen en woestijnen van de Hijaz. Hij schreef trieste lofdichten voor zijn verre geliefde. Hij was dakloos en stamloos, hij was verbannen uit het land van het geluk. Goed en kwaad, recht en krom betekenden niets meer voor hem. Hij was een minnaar; de liefde was het enige wat hij kende. Zijn verstand had hem verlaten en hij leefde als een zwerver in de woestijn. Zijn haren waren aaneen geklit en vervilt, zijn kleren waren aan flarden. In zijn waanzin kwam Madjnoen bij de Kaäba. Hij baande zich een weg door de menigte pelgrims, rende naar het heiligdom toe en sloeg op de deuren. “O Heer, zorg dat mijn liefde groeit!” riep hij. “Zorg dat ze bloeit in volmaaktheid en standhoudt! Laat mij uit de bron der liefde drinken totdat mijn dorst is gelest. De liefde is alles wat ik heb, alles wat ik ben en alles wat ik ooit wens te zijn!” De pelgrims waren ontsteld. Ze zagen hoe Madjnoen op de grond viel, zijn hoofd in het stof wentelde en zichzelf vervloekte omdat hij voor zijn hartstocht was bezweken. Madjnoen maakte met zijn gedrag zijn familie en zijn stam te schande, maar zelf kende hij geen schaamte. Toen hij hoorde dat er een huwelijk tussen Laila en de extreem rijke Ibn Salaam was gearrangeerd, verloor hij zijn laatste restje verstand. Hij scheurde zich de kleren van het lijf en kroop naakt als een dier door de wildernis. Hij sliep te midden van de woestijndieren in ravijnen, at wilde !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
planten en dronk regenwater. Zijn liefde maakte hem beroemd. Van overal kwamen mensen naar hem toe. Die hoorden hem soms urenlang aan, terwijl hij over zijn geliefde Laila sprak. Op een dag, toen hij voor een geboeid publiek verzen voordroeg, kwam een stukje papier, dat door de wind was meegenomen, op zijn schoot terecht. Er stonden twee woorden op geschreven: 'Laila' en 'Madjnoen'. Door de menigte gadegeslagen scheurde Madjnoen het stukje papier doormidden. De helft waarop 'Laila' stond verfrommelde hij tot een propje, dat hij over zijn schouder wegwierp. De helft met zijn naam erop bewaarde hij. “Waarom doe je dat?” vroeg iemand. “Besef je dan niet dat één naam beter is dan twee namen?” antwoordde Madjnoen. “Als je wist wat de liefde werkelijk inhoudt, zou je weten dat je, wanneer je een minnaar een schram bezorgt, zijn geliefde vindt.” “Maar waarom gooide je dan Laila's naam en niet je eigen naam weg?” vroeg iemand anders. Madjnoen wierp de man een woedende blik toe. “Een naam is niet meer dan een schelp. Het komt aan op dat wat door de schelp verborgen wordt. Ik ben de schelp en Laila is de parel. Ik ben de sluier en zij is het gezicht onder de sluier.” Hoewel de toehoorders zijn woorden niet begrepen, waren ze verbluft over de schoonheid van zijn taal. Intussen was Laila in duistere eenzaamheid ondergedompeld. Ze werd door haar stamgenoten thuis gehouden en zag zich gedwongen tot een huwelijk met een man van wie ze niet hield. Ze leed even hevig als Madjnoen, maar was niet zo vrij als hij. Ze wilde ook tussen de dieren in de woestijn zitten en vanaf de bergtoppen haar liefde voor Madjnoen uitschreeuwen. Maar ze zat gevangen in haar tent en haar hart. Toen op een ochtend een oude koopman haar stam bezocht met nieuws over Madjnoen, voelde Laila zich hol en gewichtloos als een rietstengel in de wind. “Zonder jouw schoonheid, die straalt als de maan, is Madjnoens zicht als de zee in een winternacht, opgezweept door duizend stormen,” vertelde de oude man haar. “Hij dwaalt door de bergen en gaat als een bezetene tekeer. Hij heeft slechts één woord op zijn lippen: "Laila." Laila huilde. “Het is allemaal mijn schuld,” zei ze en ze vervloekte zichzelf. “Ik heb het hart van mijn geliefde in vuur en vlam gezet, zodat hij nu tot as is vergaan.” In haar wanhoop haalde ze de edelstenen uit haar oorbellen en gaf ze aan de oude koopman. “Die zijn voor u. Ga naar Madjnoen en breng hem hierheen. Ik wil hem alleen maar zien en even naar zijn gezicht kijken. Dan kan ik een ogenblik lang in het licht van zijn goedkeuring baden.” De oude man ging akkoord. Dagenlang was hij in de woestijn op zoek naar Madjnoen. Toen hij hem uiteindelijk vond, bracht hij Laila's boodschap aan hem over. “Zou je je gelofte om de wereld te verzaken niet heel even verbreken? Dan kun je een blik op haar betraande gezicht werpen,” zei hij. Wat begrijpt iedereen me toch slecht, dacht Madjnoen bij zichzelf. Beseffen ze dan niet dat ik een heel andere voorstelling van geluk heb dan zij? Zien ze niet dat hun wensen in dit leven kunnen worden vervuld, maar dat mijn verlangens van een heel andere aard zijn en niet kunnen worden vervuld zolang ik op deze vergankelijke wereld verblijf? Madjnoen kon de kans om het gezicht van zijn geliefde te aanschouwen echter niet weerstaan. Hij trok een mantel aan en volgde de oude man naar een palmbos. Daar verborg hij zich, terwijl de grijsaard Laila ging halen. Terwijl ze aan de hand van de koopman naar het palmbos, naar Madjnoen, toe liep, beefde Laila over haar hele lichaam. Toen ze nog maar twintig passen van haar geliefde verwijderd was, verstijfde ze. De oude man trok aan haar arm, maar Laila kon zich niet meer verroeren. “Edele heer,” zei ze, “tot hier en niet verder. Ik ben nu al net een brandende kaars. Als ik nog een stap dichter bij het vuur kom, zal ik er volledig door worden verteerd.”
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
De oude man liet haar daar achter en ging naar Madjnoen. Hij haalde de jongen uit het palmbos tevoorschijn, zodat hij door het maanlicht werd beschenen. Hij stuurde hem in Laila's richting. Madjnoens gezicht was doodsbleek, zijn blik was glazig. Strompelend kwam hij vooruit. Het licht van de sterren priemde door de toppen van de palmen heen. Er bewoog iets in het donker, en plotseling stonden Laila en Madjnoen onder de blote hemel tegenover elkaar. Het duurde maar een ogenblik, waarin het bloed naar hun wangen gestuwd werd. De twee geliefden staarden elkaar aan, dronken van de wijn der liefde. Hoewel ze elkaar nu gemakkelijk konden aanraken, wisten ze dat ze alleen in het paradijs van die wijn zouden mogen proeven. Een zucht, een verstikte kreet, en Madjnoen draaide zich om. Hij rende weer de woestijn in, waar hij als een schim in de nacht oploste. De jaren verstreken. De bladeren van de palmen verschoten van kleur. De bloemen verloren van treurnis hun blad. Het landschap werd vaal, de tuinen verdorden, en ook Laila verlepte. Het licht in haar ogen verzwakte. Toen ze haar laatste adem uitblies, lag de naam van haar geliefde haar op de lippen. Toen Madjnoen hoorde dat zijn geliefde was overleden, spoedde hij zich huiswaarts en wentelde zich in het zand op haar graf. Hij drukte zich tegen de grond als was hij in gebed verzonken. Maar van zijn gebarsten lippen kwam slechts één woord: “Laila.” Ten slotte werd hij van zijn pijn en verlangen verlost. Zijn ziel bevrijdde zich en Madjnoen was niet meer. Volgens sommigen bleef Madjnoens lichaam maandenlang op Laila's graf liggen. Niemand durfde in de buurt te komen, want de wilde dieren hielden er dag en nacht de wacht. Zelfs de gieren die boven het graf cirkelden, lieten Madjnoen onaangeroerd. Ten slotte restten er van hem alleen nog stof en gebeente. Pas toen verlieten de dieren hun meester en keerden terug naar de wildernis. Nadat de dieren waren vertrokken en het stof van Madjnoen door de wind was meegevoerd, maakte men een nieuwe grafsteen voor Laila's graf. Daar stond op: Ze slapen samen in dit ene graf, In rust verenigd, die de dood hun gaf, De twee gelieven, zelfs in scheiding trouw. Hun zielen zijn nu een als man en vrouw.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
IV
GEBROKEN BELOFTE
INTRO
Iedereen belooft wel eens iets aan een ander. Een belofte is een afspraak die je met iemand maakt. Als je dat gedaan hebt, moet je je daar eigenlijk aan houden. In belangrijke situaties (bijvoorbeeld als je gaat trouwen) of in verhalen worden beloftes vaak extra ‘zwaar’ gemaakt. Niet voor niets luidt de uitdrukking: ‘iemand een heilige belofte doen’ of ‘iemand eeuwige trouw zweren’. Mensen kunnen twee dingen doen nadat ze een belangrijke belofte hebben gedaan: zich eraan houden of hem verbreken. Verhalen waarin een belofte een rol speelt, worden meestal extra spannend als de belofte wordt gebroken. Je raakt benieuwd naar wat er daarna gaat gebeuren. In de verhalen hierna wordt verschillende malen een belofte verbroken. De gevolgen zijn steeds dramatisch: verdrinking (van iedereen met groene zwemkleding), moord (op een half kippengezin en op een hebzuchtige broer) en dood (van een geliefde). In alle gevallen was er nauwelijks een verhaal geweest als iedereen zich netjes aan zijn belofte of afspraak had gehouden. Toch is de boodschap van de verhalen nooit dat je beloftes maar beter kunt verbreken. Integendeel. In het echte leven kun je je er maar beter wel aan houden.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
13 D
E KONINGIN VAN DE ZUIDEROCEAAN – EEN VERHAAL UIT INDONESIË
CONTEXT > Geesten, goden en mystieke krachten spelen nog steeds een rol in het leven van veel Indonesiërs. Zo kun je maar beter niet twee wajangpoppen scheiden die eigenlijk bij elkaar horen. Dat brengt ongeluk. En als er iemand een gewelddadige dood gestorven is, dan kan zijn geest andere mensen nog heel lang last bezorgen. Op veel plaatsen wordt aan de goden of geesten geofferd door wierook te branden of door rijst, koekjes of bananen neer te leggen. Daarmee zorg je ervoor dat de goden en geesten je goed gezind zijn. In veel verhalen uit Indonesië spelen goedaardige en kwaadaardige krachten een rol. Waarom? Door met tegenstellingen te werken, kun je een helder verhaal vertellen dat de lezer/luisteraar goed onthoudt. Net zoals je nooit meer De Dikke en De Dunne zult vergeten, nadat je ze eenmaal hebt gezien. Ook zij zijn elkaars tegenpool. Over Ratoe Loro Kidoel, de godin/koningin van de Zuideroceaan (de Indische Oceaan), doen in Indonesië veel verhalen de ronde. Ze wordt voorgesteld als een bedreigende kracht die de enorme oceaangolven doet ontstaan en die je aan je benen zó het water in kan sleuren. Aangezien groen haar lievelingskleur is, dragen Indonesische badgasten meestal geen groene zwemkleding uit angst dat de zeegodin hen op een kwade dag te grazen neemt. Ooit was Ratoe een lieve, mooie en goedaardige prinses. Als ze door toedoen van een heks haar schoonheid verliest en niemand daardoor meer iets met haar te maken wil hebben, springt ze uiteindelijk van pure ellende in het water van de oceaan. Daarmee is ze vanaf dat moment Ratoe Loro Kidoel, de kwaadaardige koningin van de Zuideroceaan. De Nederlandse schrijfster Imme Dros heeft de oude mythe van Ratoe Loro Kidoel gebruikt om er een toneelstuk mee te maken. Hieronder is een ingekorte en bewerkte versie van haar stuk te vinden. Aan de mythe over Ratoe wordt het verhaal gekoppeld van het jongetje Kerta. Die gaat met zijn vader het jaarlijkse offer aan Ratoe brengen. Omdat hij onderweg een belangrijke belofte verbreekt, wordt hij zwaar gestraft. Met zijn vader en de andere mannen van het dorp maakt Kerta een tocht naar de rotsen aan de kust van de oceaan. Daar aangekomen gaan de mannen vogelnestjes plukken en wordt het meegebrachte eten (waarvan Kerta onderweg stiekem al gegeten heeft!) aan Ratoe geofferd. Het tragische deel van het verhaal daarna is veroorzaakt doordat Kerta zijn belofte (ik zal zelf niets eten vóórdat er eten aan Ratoe is geofferd) heeft gebroken. Kerta raakt zijn vader kwijt. Die blijkt in een grot vast te zitten en kan alleen door Kerta gered worden als de laatste voor altijd in een leguaan verandert.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
II
VRAGEN
>>
1 Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het om de 5 w’s te beantwoorden: • • • •
•
wie spelen er in het verhaal? Kerta, zijn vader en moeder, een priester, Ratoe Loro Kidoel. waar speelt het verhaal zich af? In Indonesië in een dorp vlak bij het strand langs de Zuideroceaan. Die wordt tegenwoordig de Indische Oceaan genoemd. wanneer speelt het verhaal? Vijftig jaar geleden. wat gebeurt er in het verhaal? De jongen Kerta eet van een maaltijd die als offer voor de Zeekoningin Ratoe Loro Kidoel is bedoeld. Voor straf verandert hij in een leguaan. Hij kiest ervoor een leguaan te blijven om uiteindelijk zijn vader van de dood te redden. waarom gebeurt dit? Omdat Kerta zijn belofte breekt.
2 Durf jij, na dit verhaal, in Indonesië nog met een groene zwembroek de zee in te gaan? (Het antwoord is afhankelijk van de mate waarin een leerling waarde hecht aan geloof of bijgeloof.) 3 Welke les of moraal vind je in dit verhaal? (Moraal: verbreek nooit je belofte) 4 Wie kan er een voorbeeld van bijgeloof noemen? Welke moraal hoort daarbij? (Niet onder een ladder door lopen; vrijdag de 13e brengt ongeluk; je verjaardag vieren vóór de datum waarop je jarig bent, brengt ongeluk )
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
13 DE KONINGIN VAN DE ZUIDEROCEAAN -‐ EEN VERHAAL UIT INDONESIË
Vijftig jaar geleden kende iedereen op het Indonesische eiland Java de godin van de Zuideroceaan. Als de vogels op het eiland klaar waren met broeden, betekende dat voor veel vissers en boeren in de dorpen: tijd om lege vogelnestjes te plukken. Die vogelnestjes waren te vinden op de rotsen langs de kust. Je kreeg er veel geld voor op de markt. Maar het plukken was heel gevaarlijk werk. Je moest de steile rotsen omhoog of omlaag klimmen. Eén verkeerde greep, één verkeerde stap en je viel zomaar naar beneden, plons de grote donkere oceaan in. Vandaar dat iedere nestenplukker voordat hij aan het werk ging, een offer bracht aan de godin van de oceaan, Ratoe Loro Kidoel. Door dat offer hoopten ze dat Ratoe hen zou beschermen tegen ongeluk. In een van de Javaanse dorpen woont in die tijd een jongen, Kerta geheten. Hij mag voor het eerst met zijn vader mee om nestjes te plukken. De twintig mannen van het dorp verzamelen zich ’s ochtends vroeg. Ze hebben een lange wandeltocht naar de rotskust voor de boeg. De dag ervoor is er door de vrouwen gekookt, gebakken, gestoofd, gesmoord, gebraden. Iedere man krijgt van zijn vrouw een heerlijk maal voor Ratoe mee. Dat moet geofferd worden aan de zee. De vrouwen doen hun uiterste best. Elk jaar storten er wel een paar plukkers in zee die te kleine offers hebben gebracht. Voordat ze vertrekken, vertelt Kerta aan zijn moeder dat hij honger heeft. Hij wil eten. Maar boos antwoordt zij dat hij toch weet, dat je niet mag eten voordat de koningin van de Zuideroceaan van het offer geproefd heeft. Alle mannen die meegaan, moeten wachten met eten tot Ratoe voldaan is. Ze voegt eraan toe: ‘Ik hoop dat de Ratoe tevreden is. Dan zal het een goed jaar worden voor je vader en voor ons. Goeie reis en kom veilig terug!’ Nadat Kerta heeft beloofd niet te eten voordat Ratoe dat gedaan heeft, vertrekt de groep mannen. Ze dragen ladders, touwen, gereedschap en etenspannen. Kerta mag voor zijn vader de pannetjes dragen. Het is een lange tocht. Al snel vraagt hij: Kerta Hoe lang duurt het nog? Vader Maar jongen, we zijn de dessa niet eens uit! Eerst komt het veld, dan komt het bos en dan, als de zon op zijn hoogst staat, zijn we bij de rotsen van de Zuideroceaan.. Kerta Dan duurt het nog de hele ochtend! En ik heb zo'n honger, papa. Vader We hebben allemaal honger, Kerta. Als je terug wil, zeg het dan meteen. Nu kan het nog. Je bent ook eigenlijk nog te klein voor... Kerta Nee, nee. Ik ga mee. Ik ben een man. Ik heb alleen zo'n honger. Vader
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Een man klaagt niet over honger. En denk eraan, als we straks in het bos zijn kun je niet meer terug. Dat is te gevaarlijk. Ze trekken het bos in. Vader Kerta, hou de pannetjes goed recht. En een beetje doorlopen. Kerta Lopen? Ik kan niet eens gewoon lopen. Ik moet de hele tijd rennen, mijn benen zijn niet zo lang als die van jou. Is het nog ver? Ik heb dorst, mijn keel doet pijn van het rennen en mijn maag doet pijn van de honger. (hijgend en zuchtend) Ik ben een man. Dus ik kan wat een echte man kan. Maar het is zo'n lange dag als je honger hebt en niet eten mag. Ik hoor erbij. Maar ik ren want ik hou het niet bij En het is een hard gelag als je eten ruikt en niet eten mag. Stiekem neem ik toch een hap. Weer een hap bij de volgende stap. Niemand zag het, niemand zag dat ik opat wat op de maïskoek lag. Vader Gaat het nog, Kerta? Daar beginnen de rotsen al, hoor. Daar staat de priester bij de witte mat. Daar mogen we het eten op uitstallen. Kerta Op een witte mat? Vader Dan kan Ratoe Loro Kidoel beter zien hoe prachtig alles eruitziet. Geef maar, ik breng het bij de priester. En dan kunnen wij zelf gaan eten. Geweldig dat je het zo lang hebt volgehouden. Kerta Eh, mag ik het zelf doen, papa? Ik heb het gedragen. Vader Dat is waar. Doe maar. En ik ben trots op je, hoor. (loopt weg) !!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Priester Ah. Jij bent de zoon van Pak Miam. Dan zul je wel een prachtig maaltje bij je hebben, want Pak Miam heeft elk jaar het beste offer. Eh, waar is de rest? Kerta Eh... eh... Dit is alles. Priester Was je moeder ziek … ? De mannen gaan eten aan lange tafels. Muziek met smakgeluiden. Kerta heeft niet zo’n trek meer. Zijn vader denkt dat Kerta te moe is en laat hem alleen. Even later ziet hij de mannen naar beneden afdalen maar wordt duizelig. De rotsen zijn steil en de zee met giftige kwallen is wild. De golven stuiven kolkend omhoog. Kerta denkt dat hij de ogen van Ratoe Loro Kidoel ziet loeren en gilt als een kind. Vermoeid valt hij na verloop van tijd in slaap onder een boom en droomt over de godin Ratoe. Ooit was zij een prachtige prinses met een stralende glimlach. De mensen noemden haar Prinses Zon omdat het leek alsof de zon haar een gouden randje gaf. Iedereen was gelukkig totdat op een dag haar stiefmoeder, de koningin, jaloers werd. Zij wilde zelf graag de mooiste vrouw in het land zijn. Met hulp van de heks Djahil krijgt Prinses Zon een vreselijke ziekte, krijgt zweren op lichaam en gezicht en wordt door iedereen verjaagd. Zelf wil zij ook met niemand meer contact, zelfs niet met haar eigen vader. Zij was na een lange zwerftocht weer terug bij het strand van de Zuideroceaan. Daar zongen de golven haar liedje. Het liedje van de koningsdochter die zo mooi was dat de zon haar een gouden randje gaf. 'Kom bij ons,' zongen de golven. 'Onze armen zijn zacht en koel. Wij wassen je wonden en maken je beter. Kom bij ons, dan ben je weer wie je was en word je de bruid van de zee. Hoor je niet hoe hij over je zingt en naar je verlangt?' 'Ik kom!' riep de prinses. Ze wilde de golven zo graag geloven. Eindelijk was er weer iemand die van haar hield, eindelijk werd ze niet verjaagd en uitgescholden. De grote Zuideroceaan zou haar bruidegom zijn. Met een zucht liet ze zich vallen in de opgeheven armen van de zee. Het donkere water sloot zich boven haar hoofd! Natuurlijk was daar beneden geen bruidegom die op haar wachtte. Ze vond alleen vissen, kreeften, krabben en giftige kwallen. De prinses huilde haar laatste tranen en verloor haar laatste spoortje goedheid. Ze werd Ratoe Loro Kidoel, de meedogenloze koningin van de Zuideroceaan. De Ratoe Loro Kidoel die de mensen aan hun benen de zee in sleurt. Die grote mannen verandert in hagedissen en leguanen. In zijn droom ziet Kerta een enorme spookachtige Ratoe Loro Kidoel die met gekromde vingers naar hem grijpt en roept: ‘Waar is mijn offer? Waar is het offer van Pak Miam? Geef op, klein mormel. Geef me mijn offer of anders..’ Dan schrikt Kerta wakker. Kerta Help! De Ratoe wil me pakken! Priester Word wakker, Kerta. De plukkers gaan al naar huis. Sta op. De zon gaat onder. Het is al laat. Je hebt de hele middag geslapen. Kerta Waar... waar is mijn vader? !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Priester Ik denk dat hij vooruitgegaan is. Loop maar achter de rest aan. En niet wachten! De wind steekt op. Hoor je de golven? Het gaat stormen. Ratoe Loro Kidoel is woedend. Iemand moet haar beledigd hebben .... Kerta rent hijgend langs de plukkers, die met volle mand vermoeid en traag naar huis gaan. Aan wie hij het ook vraagt, niemand heeft zijn vader gezien. Volgens de andere plukkers is hij vast al thuis. Kerta holt tot het begin van de rij, tot hij zijn eigen huis ziet. Maar eenmaal binnen ziet hij nog steeds zijn vader niet. Zijn moeder stelt hem gerust. Ze moeten wachten. Ondertussen is het pikkedonker en gaan stormen. Kerta gaat stiekem terug naar de rotsen om te zoeken. Hij weet nu heel goed dat hij zijn belofte verbroken heeft en vooraf van de maaltijd heeft gegeten. En dat Ratoe daarom misschien boos is. Als hij van bovenaf naar de Zuideroceaan beneden hem kijkt, hoort hij een stem, de stem van Ratoe Loro Kidoel: Ratoe (rijst opeens op zoals in zijn droom) Wat doe je hier, zoon van Pak Miam! Je vader heeft me beledigd met zijn armzalige offer! Ik heb hem van de rotsen gesleurd en in een grot gegooid. Daar zal hij sterven van honger en dorst. Zijn verdiende loon. Kerta Maar het is mijn schuld. Ik heb van het offer gegeten. Ik heb het gedaan. De wolken breken. Naast Ratoe verschijnt de godin van het licht met de maan op haar hand. Godin van het licht Moed houden, zoon van Miam, alles is nog niet verloren. Je kunt je vader redden. Er Daar beneden loopt een smalle tunnel naar de grotten boven de Zuideroceaan. Nog nooit heeft een mens die gang kunnen vinden. Ga naar de grot. Met zijn laatste krachten sleept Kerta zich voort, tot hij aankomt bij het punt dat hem is aangewezen. Maar daar blijkt de tunnel een hele smalle spleet te zijn, waar alleen een leguaan doorheen kan komen. Dan verandert de godin van het Licht hem in een leguaan. Kerta schrikt van de klauwtjes met kromme nagels en zuignappen. Moet hij zo zijn vader redden? Godin van het licht Wil je een jongen zijn? Dan sterft je vader. Wil je hem helpen, dan blijf je een leguaan en kruip je door de tunnel naar de Zuideroceaan. Maar één ding: wees terug voor de zon weer ondergaat. Als een behendige leguaan kruipt Kerta door de tunnel, over glibberige stenen. Veel sneller dan hij had gedacht, hoort hij in de verte zijn vader in de grot om hulp roepen. Die heeft een gebroken been en dreigt bijna door het stijgende water te worden verzwolgen. Als zijn vader merkt dat Kerta in een leguaan is veranderd, schrikt hij. Maar Kerta wil eerst zijn vader redden, later pas alles uitleggen. Kerta Help, godin. Help ons! Mijn vader is gewond en ik kan hem niet optillen! !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Godin van het licht Ik kan er maar één redden, Kerta: jou of je vader. Kerta Neem mijn vader. Het is mijn schuld dat hij hier ligt. Neem mijn vader. Vader Nee, nee ik wil dat hij... Waar is hij? Kerta, waar ben je? Godin Sla je armen om mijn hals, Pak Miam. Ik breng je naar huis. Kerta is in zee gesprongen. Maar Kerta ligt niet in zee, hij hangt erboven en klemt zich vast aan de rotswand. Hij hoort zijn vader huilen om zijn zoon en hij moet zelf ook bijna huilen als hij naar zijn leguanenklauwtjes kijkt. De golven slaan over hem heen en Ratoe Loro Kidoel duwt met een grijns haar kin naar hem toe. Ratoe Daar zit je dus, stuk ongeluk. Kerta is zo bang dat hij bijna valt. Hij staart hulpeloos naar Ratoe, naar haar arme, lelijke, gemene gezicht en opeens rollen er grote tranen uit zijn ogen en vraagt hij: Kerta Ben jij, bent u...Prinses Zon waarover ik heb gedroomd? Ratoe Hou op, onnozele leguaan. Ik ben geen koningsdochter. Ik ben Ratoe Loro Kidoel, de koningin van de Zuideroceaan! Ik wil niet meer weten wat ik vroeger was. Maar door zijn tranen heen kan Kerta niet meer de lelijke Ratoe zien. En er gebeurt iets heel wonderlijks. Hij ziet enkel nog de koningsdochter met het gouden randje van de zon. En ze is niet klein meer, maar groot en zegt het volgende tegen hem: Koningsdochter O, leguaan, hoe moet ik je bedanken? Ik zal je iets beloven. Voortaan bescherm ik je vader en alle andere vogelnestplukkers. Ter ere van jou. Ze hoeven mij nooit meer offers te brengen en geen honger meer te lijden, dat zweer ik. Ze streelt zijn kop met haar zachte vingers en keert dan terug naar haar paleis in de Zuideroceaan. De storm luwt, de zee bedaart en Kerta de leguaan kruipt door de tunnel terug naar boven en keert terug naar zijn dorp. Daar kun je hem vinden als je ogen scherp genoeg zijn om hem te zien. Want een leguaan kan bewegingloos zijn als steen en dan weer snel als een bliksemschicht. Hij zit in de zon en hoort de mannen van het dorp hun verhalen vertellen. Verhalen over de zee, over de golven en het water, over een koningsdochter en over de kleine Kerta. !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
14 R
EINAART DE VOS -‐ EEN VERHAAL UIT NEDERLAND
CONTEXT >
Van den Vos Reynaerde (Middelnederlands voor Over Reinaart de Vos) is een spannend dierverhaal over de sluwe vos Reinaart. Het verhaal is ontstaan in de Middeleeuwen (rond 1260) en overgeleverd in een oud handschrift, een handgeschreven tekst. Het werk telt 3500 regels en is geschreven in dichtvorm, wat toen gebruikelijk was. Van de auteur is niet meer bekend dan dat hij Willem heette en uit de buurt van Gent kwam. Willem was een belangrijk auteur die verschillende andere buitenlandse schrijvers beïnvloedde. De Engelse schrijver Geoffrey Chaucer bijvoorbeeld gebruikte fragmenten uit Willems verhaal voor zijn eigen The Canterbury Tales. Op zijn beurt werd Willem weer beïnvloed door Franse verhalen over de vos Renart. Het verhaal van Willem over Reinaart de vos is een satire op de middeleeuwse samenleving en de toen populaire ridderliteratuur. In een satire wordt op humoristische wijze maatschappijkritiek geleverd of wordt menselijk gedrag bespot. Dat kan gebeuren op luchtige en milde wijze of op een meer bijtende en cynische manier. In alle gevallen is het de bedoeling om het publiek te vermaken maar ook om tot denken aan te zetten. Wat vind je bijvoorbeeld van de koning in dit verhaal, die zo begerig is naar de (niet bestaande) schat waarover Reinaart spreekt, dat hij de vos vrijwel meteen gelooft en zijn trouwe vazallen afvalt? En wat te denken van Bruin de beer die als boodschapper door de koning op pad wordt gestuurd om Reinaart te dagvaarden, maar zijn opdracht vergeet zodra de vos over honing praat? Zowel de koning als de hovelingen in deze dierfabel worden gedreven door hebzucht, genotzucht (lekker eten en drinken) en honger naar macht. Reinaart maakt simpelweg gebruik van deze menselijke zwakheden om steeds zijn eigen huid te redden. Natuurlijk is Rein de Vos een doortrapte, sluwe schurk. Ook al wekt hij de ene keer misschien bewondering op door zijn creativiteit, de andere keer roept hij afschuw op door de keiharde manier waarop hij zijn slachtoffers te grazen neemt. Keer op keer ook doet hij beloftes die hij vervolgens weer even gemakkelijk verbreekt. Wat dat betreft doet hij denken aan een ander slim beest: de spin Anansi. In onderstaande tekst is het middeleeuwse verhaal in grote lijnen samengevat en in gewoon Nederlands weergegeven. Ook is de spelling van de namen aangepast; Reynaerde is vertaald als Reinaart.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
VRAGEN
>
1 Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het om de 5 W’s te beantwoorden: • Wie spelen er in het verhaal? Reinaart de vos, koning Nobel (leeuw), Grimbeert de das (neef van Reinaart), wolf, beer, kater, haas, ram, haan. • • •
•
Waar speelt het verhaal zich af? In het rijk van koning Nobel, de leeuw: een bos waarin allerlei dieren wonen. Wanneer speelt het verhaal? In de Middeleeuwen Wat gebeurt er in het verhaal? Reinaart de vos wordt gedagvaard om verantwoording af te leggen van zijn streken. Uiteindelijk weet hij toch weer via het verbreken van zijn beloften en door het vertellen van leugens aan de dood te ontkomen. Waarom gebeurt dit? Het verhaal van Reinaarts sluwe streken wordt verteld om te laten zien dat de andere dieren (mensen) in het verhaal evengoed hun slechte eigenschappen hebben. Doordat Reinaart daarvan gebruik weet te maken, worden die andere dieren in feite slachtoffer van hun eigen zwakheden.
2 Kun je een paar eigenschappen van Reinaart de vos noemen? 3 Probeer in dit verhaal drie andere dieren en hun eigenschappen te beschrijven. 4 Probeer een paar voorbeelden uit het verhaal te geven waarbij Reinaart een belofte heeft gebroken. 5 Kun jij voorbeelden uit je eigen leven geven waarbij jij wel eens een belofte hebt gebroken? Wat vond je daar achteraf van? 6 Wat is de moraal of wijze les in dit verhaal over Reinaart?
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
14 REINAART DE VOS -‐ EEN VERHAAL UIT NEDERLAND In zijn hele rijk had de machtige Koning Nobel, heerser van alle dieren, bekend laten maken dat hij een hofdag wilde houden. Op een warme dag in mei was het eindelijk zover. Vrijwel alle dieren waren op de open plek in het bos verschenen. Vrijwel allemaal: alleen Reinaart de vos ontbrak. Die had blijkbaar te veel op zijn geweten en kon aan het hof alleen rekenen op de steun van zijn neef Grimbeert de das. De eerste die met zijn klacht naar voren kwam, was Isengrijn de wolf. Die beschuldigde Reinaart van de gemeenste dingen. Daarna begon het kleine hondje Courtois in het Frans te keffen dat Reinaart een worst van hem gestolen had. Hij vertelde er niet bij dat hij er zelf ook niet op eerlijke wijze aan gekomen was. Pancer de bever bracht kort verslag uit over een streek die Reinaart met Cuwaart de haas had willen uithalen. Reinaart had Cuwaart ooit de plechtige belofte gedaan dat hij hem zou opleiden tot kapelaan. Toen zij daar pas geleden mee bezig waren, was Pancer op het harde zingen en bidden van beiden afgekomen. Hij had de arme haas nog net kunnen redden: de vos had Cuwaert al bij de keel. Isengrijn stapte zelfverzekerd maar voren en drong erop aan niet langer te wachten met de zwaarste straf: Reinaart moest ter dood worden veroordeeld. Verontwaardigd sprong Grimbeert de das op en hield een gloeiend pleidooi voor zijn oom. Die had spijt van al zijn zonden. Hij was kluizenaar geworden en droeg een haren boetekleed. Ook raakte hij sinds kort geen vlees en vet meer aan. Juist op dat ogenblik naderde een droevige stoet de open plek in het bos. Op een lijkbaar, gedragen door twee hennen, lag de dode Coppe, dochter van de haan Cantecleer. Deze laatste liep met slaande vleugels voorop. Daarnaast liepen twee broers die ieder een kaars droegen. Cantecleer klaagde luidkeels hoe schandelijk hij door Reinaert was bedrogen. Deze had hem plechtig verklaard dat hij voorgoed zijn slechte streken vaarwel had gezegd. In goed vertrouwen had men toen de oude veiligheidsmaatregelen bij het kippenhok achterwege gelaten. Het gevolg was dat Cantecleer van zijn vijftien kinderen er nu nog maar vier over had. De koning raakte nu buiten zichzelf van woede. Reinaart moest onmiddellijk worden gedagvaard! Nadat Coppe een eervolle begrafenis had gekregen, zond hij Bruin de beer als boodschapper naar Reinaarts burcht. Vooraf gaf Nobel nog aan Bruin de raad om vooral voorzichtig te zijn. Maar de brallende hoveling sloeg die waarschuwende woorden in de wind. Wat zou hem nou kunnen overkomen? Na een tocht door het bos kwam Bruin aan bij Maupertuus, de burcht van Reinaart. Direct eiste hij op hoge toon dat de vos met hem mee zou gaan. Die antwoordde dat hij dat graag zou doen, maar dat hij nauwelijks kon lopen vanwege zijn volle buik. Hij had veel te veel gegeten van een vreemde, nieuwe spijs. Op Bruins vraag vertelde Reinaart dat het om honingraten ging en die kon hij blijkbaar slecht verdragen. Na enig aandringen kwam de begerige Bruin te weten waar hij dan die honing gevonden had: in een holle eik vlak in de buurt. Lamfroit de timmerman had de boom met twee wiggen opengespleten. Bruin wilde die plek graag met eigen ogen zien. Samen gingen ze naar het dorp en waren kort daarna bij de eik. Ondanks Reinaarts waarschuwing om vooral matig te zijn, stak Bruin direct zijn kop en poten diep in de holle boom. Onmiddellijk trok de vos de wiggen weg en onder oorverdovend geschreeuw zat Bruins kop nu muurvast. !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Spoedig ontdekte de timmerman de gevangen beer en maakte dit direct in het hele dorp bekend. Gewapend met bezems, harken en stokken volgden de dorpsbewoners de timmerman. Ook de dorpspastoor en de koster waren van de partij. Bruin werd verschrikkelijk toegetakeld en kreeg tientallen klappen te verduren. Tenslotte wist hij zich echter uit het gat in de boom los te rukken. Daarop diende de timmerman hem nog een laatste ongenadige slag met de bijl toe. Bruin slingerde nog een vijftal vrouwen de rivier in en sprong er toen ook zelf in. Iedereen was nu zo druk bezig met reddingspogingen dat Bruin de gelegenheid had om zwemmend te ontkomen. Uitgeput ging hij een eind verderop aan land. Niet in staat te lopen, bereikte hij tenslotte schuivend en rollend het hof. De tweede bode, Tibeert de kater, verging het niet veel beter. Ook Tibeert, die bekend stond als wijs en voorzichtig, liep vrij gemakkelijk in de door de vos opgezette val. Toen hij met de dagvaarding bij Reinaarts hol aankwam, beloofde de vos hem direct om de volgende dag mee naar het hof te gaan. Maar eerst zouden ze nog lekker gaan eten. Hij vertelde over de schuur van meneer pastoor vlakbij, waar het krioelde van de vette muizen. Voor die muizen vergat Tibeert maar al te graag dat het recht zijn loop moest hebben. Tegen een avondje bij Reinaart blijven had hij geen bezwaar, als Reinaart hem inderdaad aan een goed maal zou helpen. Hij rammelde van de honger. Toen het donker was, bracht de vos hem bij de schuur van de dorpspastoor. Door een gat in de muur kroop Tibeert naar binnen. Maar tot zijn ontzetting kwam hij meteen vast te zitten in een strik. Hij maakte daarbij zo’n hels kabaal, dat de bewoners in het huis allemaal wakker werden. Het hele huishouden liep uit om de gillende indringer te vermoorden. Meneer pastoor in zijn blootje voorop. Iedereen probeerde de kat dood te slaan. Tibeert liep heel wat klappen op en de zoon des huizes slaagde erin om hem met een steen een oog uit te gooien. Zwaar gewond wist hij ten slotte de strik door te bijten en in de chaos te ontkomen. Het huis liet hij in rep en roer achter nadat hij de pastoor zijn testikels had afgebeten. Al die tijd stond Reinaart van de pret te lachen voor het gat in de muur. Terug aan het hof van Nobel werd na de tweede mislukte poging om Reinaart mee te brengen, een vergadering belegd. Grimbeert de das sprak: "Men moet hem driemaal dagvaarden volgens het recht dat voor vrije mannen geldt. Als hij dan nog niet komt, dan wordt hij schuldig verklaard aan alles wat hem ten laste is gelegd." Iedereen was het hiermee eens, maar niemand durfde die derde poging te wagen. Uiteindelijk nam Grimbeert dan maar zelf, als neef van Reinaart, deze taak op zich. En inderdaad, hij haalde Reinaart over om naar het hof mee te gaan: "Als je niet komt, dan word je geradbraakt, je burcht wordt in de fik gestoken en je vrouw en kinderen zullen worden afgemaakt. Als je wel komt heb je nog kans op een eerlijk proces." Dat overtuigde Reinaart. Na afscheid te hebben genomen van vrouw en kinderen, begaf hij zich met Grimbeert op weg. Onderweg leek het werkelijk alsof Reinaart van al zijn wandaden spijt had en hij vroeg Grimbeert zelfs om hem de biecht af te nemen. In een geleerde biechttaal die Grimbeert niet helemaal begreep, bekende Reinaart openlijk schuld: hij had de otter, de kater en nog veel meer dieren gemeen behandeld. Hij had ook de koningin onteerd. Verder vertelde hij dat ook de wolf Isengrijn meermalen slachtoffer van zijn streken werd, dat hij hem aan een oog half blind had gemaakt, terwijl hij ook een verhouding had met zijn mooie vrouw Hersint. Over dit alles had Reinaart berouw. Als boetedoening gaf Grimbeert hem veertig slagen met een twijg. De vos zwoor hierna beterschap.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Toen de twee even later langs een klooster kwamen waar veel ganzen en kippen in de tuin zaten, besprong Reinaart onmiddellijk een vette jonge haan. De veren vlogen in het rond. Grimbeert had de grootste moeite hem weer weg te trekken en was erg boos. “Reinaart, hoe kon je zo iets doen na je plechtige belofte je leven te beteren?" De vos antwoordde kortaf: "Eerlijk waar, ik was het helemaal vergeten. Hoe bang Reinaart diep van binnen misschien ook was, hij liet daarvan niets blijken bij zijn aankomst aan het hof. Hij verzekerde de koning brutaalweg dat deze geen trouwere dienaar had dan de vos. Die beschuldigingen aan zijn adres waren allemaal zwartmakerij. Maar het hielp hem niet. De aanwezige dieren kwamen met overweldigende bewijzen voor zijn schoftenstreken. Reinaart werd dan ook veroordeeld tot de strop. Grimbeert en Reinaerts naaste bloedverwanten, die de terechtstelling niet wilden bijwonen, vertrokken. Zijn doodsvijanden Isengrijn de wolf, Bruin de beer en Tibeert de kat gingen weg om de galg in gereedheid brengen. Men had haast, bang dat de vos kans zou zien om alsnog te ontsnappen. Zodra de drie verdwenen waren, zag Reinaert de kans schoon zijn hoogste troef uit te spelen. Hij kende de gebreken van Nobel namelijk heel goed: wantrouwen en hebzucht. Aarzelend vertrouwde hij de koning toe dat hij graag zijn geweten wilde schoonmaken voordat hij straks ging sterven. En toen kwam hij met het volgende volslagen leugenverhaal. Bruin, Isengrijn en Tibeert zouden een aanslag hebben beraamd om de koning uit de weg te ruimen en door de beer te vervangen. Het plan zou worden bekostigd met een schat die gevonden was door Reinaarts vader, ook een van de samenzweerders. Reinaart echter had de schat kunnen stelen, waardoor het schurkachtige plan was verhinderd. Onmiddellijk wilden de koning en koningin meer weten over die schat. Volgens Reinaart had hij hem eigenhandig begraven in een diepe put, de Kriekeputte, bij Hulsterlo. Toen Nobel het hele verhaal gehoord had, schold hij Reinaart zijn straf kwijt. Bruin en Isengrijn die ondertussen waren teruggekeerd, liet hij gevangen zetten. De koning wilde nu natuurlijk graag samen met Reinaart de schat gaan ophalen. Maar volgens Reinaart moest dat nog even wachten. Eerst moest hij een boetereis naar Rome en het Heilige Land doen, zodat hij verlost van al zijn zonden kon terugkeren. Anders zou hij geen eervol gezelschap voor de koning zijn. Koning Nobel ging met dat plan akkoord. De beer, de wolf en de wolvin moesten een deel van hun huid afstaan om de vrome pelgrim voor zijn tocht van een pelgrimstas en schoenen te voorzien. Belijn de ram en Cuwaert de haas zouden Reinaart op zijn eigen verzoek op reis vergezellen. En zo vertrok Reinaart met zijn reisgenoten. Eenmaal bij Reinaarts burcht aangekomen, werd Cuwaert door Reinaart uitgenodigd even mee naar binnen te gaan. Zijn blije vrouw en kinderen vertelde hij, dat de koning hem als blijk van verzoening de haas had meegegeven. Even later zat de hele vossenfamilie van het vette dier te smullen. Aan de ongerust geworden Belijn, die al die tijd buiten had staan wachten, beloofde Reinaart een brief voor de koning mee te geven. Die ‘brief’ (in werkelijkheid de kop van Cuwaert) had hij netjes in een tas gestopt die hij aan Belijn overhandigde. Hij drukte Belijn op het hart dat de koning hem ongetwijfeld erg dankbaar zou zijn, zeker als hij zou zeggen dat hij de brief zelf had geschreven en de inhoud zelf bedacht. Toen een paar uur later Belijn de ram met de tas weer voor koning Nobel stond, gaf de leeuw een brul van woede, toen hij ontdekte hoe hij door Reinaart was bedrogen. Bruin en Isengrijn werden
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
onmiddellijk uit hun gevangenschap verlost, waarna Reinaart vogelvrij werd verklaard. Maar die was op dat moment al met vrouw en kinderen naar een ander land gevlucht.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
Lees ook eens onderstaand fragment uit Van den Vos Reinaerde. Het oorspronkelijke verhaal uit de Middeleeuwen is in soortgelijke korte dichtregeltjes geschreven als hieronder. Alleen zijn de teksten hieronder in 19.. opnieuw hertaald in modern Nederlands door Ernst van Altena. Volgens sommigen kun je er erg goed mee rappen! Klager één, de Wolf Isegrim, trad met heel zijn huisgezin tot voor Koning Nobel’s troon en ving aan op jammertoon. “Koning”, sprak hij “Nobele heer, van uw hoogheid en uw eer smeek ik rechtspraak en genade. Reinaart deed mij grote schade! Laat hem boeten voor het kwaad, voor het verlies, de grove smaad, door de schoft mij aangedaan. Maar vóór alles, pak hem aan omdat hij met lepe toer mijn vrouw maakte tot zijn hoer! En mijn welpjes, terwijl zij keken, in de ogen heeft gezeken, zodat twee van hen voortaan stekeblind door ’t leven gaan! Isegrim zweeg, maar er stond al een ander op, een hond. Dat was Courtois, die Frans sprak en voor eigen leed een lans brak. “Heer, tijdens de strenge vorst deze winter, was een worst nog mijn enig kapitaal. Maar Rein stal hem tot zijn maal.” Daarop sprong Tibeert in ‘t krijt een kater, vet en bol van nijd. “Sire,” blies hij “omdat Reinaart (ik geef toe, hij is geen fijnaard) zich onttrok aan deze vierschaar, denkt ook elk aanwezig dier maar dat hij vóór kan gaan in smaad. Maar Courtois spreekt beuzelpraat, want dat worstverhaal, ach heden, stamt van jarenlang geleden. Die worst, geloof mij vrij, was van hem niet, maar van mij. Zelf had ik die worst gestolen !"
in het duister, uit een molen. Van mijn list en moed (ah bah!) profiteerde hond Courtois. Zeg mij dan: wat is zijn klacht waard? Wie is het, die wie hier dagvaardt? Let u niet op zijn gezever.” Hop, daar sprong Panser op, de bever. “Tibeert,” riep hij ,,’t is toch waar, Reinaart is een moordenaar, ‘n flessentrekker en een dief! Niemand, niemand heeft hij lief, zelfs de koning niet, zijn heer. Ja, zelfs Nobel’s lijf en eer zou hij schenden en verdoen voor één enkel vet kapoen! Schande, dat jij op zijn hand praat! Gisteren nog deed hij een schanddaad aan Haas Cuwaart, die hier staat en die nooit een euveldaad aan een dier heeft aangedaan. Reinaart gaf hem te verstaan dat hij hem in ‘s Konings naam maken zou tot kapelaan. En dat hij, zonder mankeren, hem het Credo wel zou leren, als Cuwaart maar onverdroten plaatsnam tussen Reinaart’s poten. Zo beklemd moest Cuwaart bidden tot het heiligdom in ‘t midden ... Door het lot of God bestuurd, was ik daar net in de buurt. Toen ik hoorde wat zij zongen, was het of ik werd gedwongen naar die plek. En ja hoor, Reinaart speelde weer met valse schijnaard. Ondanks woorden van bekering dreef hij weer zijn oude nering. Want de tanden van de ruwaard stonden op de keel van Cuwaart
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
en hij had vast toegehapt, als ik hem niet had betrapt. Ten bewijze van die zonde, ziet u hier de verse wonde.
Wilt u verser proef voorhanden dan de afdruk van de tanden?” (hertaling van Ernst van Altena)
!!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
15 A
LI BABA EN DE VEERTIG ROVERS – EEN VERHAAL UIT SAOEDI-‐ARABIË
CONTEXT >
Het verhaal Ali Baba en de veertig rovers is wereldberoemd en komt uit de verzameling Vertellingen van 1001 Nacht. De verhaalstof, afkomstig uit verschillende Arabische landen en uit India, gaat terug tot in de vijfde eeuw. Sommige verhalen zijn erotisch getint, andere werden door geestelijken gebruikt om de toehoorders een wijze les te leren. In de 18e eeuw raakten de Vertellingen van 1001 Nacht ook in Europa bekend. De verhalen uit de Vertellingen van 1001 Nacht vormen samen een raamvertelling: een serie verhalen binnen het hoofdverhaal. Dat hoofdverhaal draait rond prinses Sheherazade. Zij heeft zich als bruid aangeboden aan sultan Sjahriaar met als doel om hem door het vertellen van verhalen van zijn waanzin te genezen. De sultan is namelijk gek van verdriet nadat zijn vrouw hem met een andere man had bedrogen. Uit wraak slaapt hij sindsdien iedere nacht met een andere bruid, die de volgende ochtend wordt onthoofd. Sheherazade slaagt er echter in de sultan iedere nacht een nieuw spannend verhaal te vertellen. Aan het eind van elk verhaal kondigt ze tegelijk een nieuw verhaal aan. Maar ze vertelt het niet. De sultan wordt daardoor zo benieuwd naar het vervolg dat hij haar onthoofding uitstelt. Zo weet Sheherazade 1001 nachten lang de sultan in de ban van haar verhalen te houden. Daarna is hij van zijn waanzin genezen en leven zij beiden nog lang en gelukkig. In het verhaal Ali Baba en de veertig rovers krijgt een eenvoudige man (Ali Baba) een enorme schat in zijn bezit. Die schat is bij elkaar gestolen door 40 rovers en veilig opgeborgen in een geheime grot. Doordat de vrouw van Ali Baba het geheim waarmee haar man thuiskomt, niet goed voor zich weet te houden, ook al belooft ze hem dat, raken ze in allerlei gevaarlijke avonturen verzeild. Maar goed, als ze wèl haar mond had gehouden, dan was er geen spannend avontuur ontstaan.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
VRAGEN
>>
1 Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het om de 5 W’s te beantwoorden: • • • •
•
Wie spelen er in het verhaal? Ali Baba, zijn vrouw, zijn broer Kasim, diens vrouw, het dienstmeisje Morgiane, een schoenmaker, veertig rovers. Waar speelt het verhaal zich af? In een stad ‘hier niet ver vandaan’. Wanneer speelt het verhaal? Eens. Wat gebeurt er in het verhaal? De vrouw van Ali Baba verklapt aan haar zus dat zij en haar man een geheim hebben. Haar schoonbroer en zus komen erachter wat het geheim is en gaan op jacht naar de schat. Van het een komt zo het ander. Waarom gebeurt dit? De vrouw van Ali Baba verbreekt haar belofte om echt niets over de schat te vertellen.
2 Dit verhaal past ook goed bij een van de andere thema’s. Welk thema? (antwoord: Het thema ‘Magische verandering’. ‘Sesam open U’ is een toverspreuk.) 3 Dit is een sprookje van 1001 nacht. Wat is het bijzondere aan deze sprookjes of verhalen? (antwoord: een raamvertelling, zie context) 4 Vind jij dat je iets mag stelen van een ander als die ander het ‘iets’ ook gestolen heeft? (Een gesprek over goed en slecht, of je dan niet beter de politie kunt bellen.)
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
15 ALI BABA EN DE VEERTIG ROVERS -‐ EEN VERHAAL UIT SAOEDI-‐ARABIË In een stad, hier niet ver vandaan, woonden eens twee broers, Kasim en Ali Baba geheten. Kasim had een rijke vrouw getrouwd en leefde in grote rijkdom. Maar AIi Baba had een arme vrouw die hij echter van harte Iiefhad. Hij moest hard werken om aan de kost te komen, want hij was houthakker van beroep. Iedere morgen ging hij met zijn ezel naar het bos, hakte hout, laadde het op zijn ezel en verkocht het in de stad. Op een dag dat hij juist met zijn werk wilde beginnen, hoorde hij een groep ruiters aankomen. Omdat hij een voorzichtig man was, verstopte hij zich in het kreupelhout dat aan de voet van een rots groeide. Spoedig verschenen de ruiters en stegen van hun paarden af. Tot AIi’s verbazing ging de hoofdman van de groep op een rots toe en zei hardop: “Sesam open u!” Onmiddellijk spleet de rotswand open en werd een grote, diepe grot zichtbaar. De rovers gingen naar binnen, waarna de hoofdman riep: “Sesam, sluit u!” Daarna ging de rots weer dicht. Ali Baba was erg nieuwsgierig geworden en bleef in zijn schuilplaats tot de rots weer open ging en de rovers naar buiten kwamen. Hij had er veertig geteld toen ze naar binnen gingen en ze kwamen ook alle veertig weer naar buiten. Ze stegen te paard en reden weg. AIi Baba wachtte nog een tijd voor hij uit het struikgewas kroop en ging toen op de rots af. Hoe hij ook zocht, hij vond niets dat op een deur leek. Toen hij echter hardop “Sesam, open u!” riep, week de rots vaneen. Voorzichtig ging hij naar binnen en kon zijn ogen niet geloven. Hij zag de kostbaarste dingen, die hij nauwelijks bij naam kende. In grote hoeveelheden lagen ze achteloos opgestapeld. Het meest trok hem het goud en zilver dat netjes in stapels lag, hier in staven, daar het geld van allerlei grootte en waarde. Snel wist hij wat hem te doen stond. Hij haalde zijn ezel, vulde een paar zakken met goudstukken en belaadde zijn ezel met zoveel als het dier maar dragen kon. Daarna dreef hij het beest naar buiten, sloot de rots weer met de woorden die hij zo goed onthouden had en ging daarna vrolijk naar huis. Zijn vrouw was verbaasd hem zo vroeg thuis te zien. Toen zij echter de volle zakken met goud zag, kon zij haar vreugde niet op. Samen brachten ze de zakken in huis waar Ali Baba ze leegschudde. Zijn vrouw wilde meteen weten hoeveel het precies was en begon te tellen. Al snel merkte zij dat dit veel te lang zou duren en dus besloot zij het geld met een maatschep te meten. Ze had echter geen maatschep en wilde die bij haar schoonzus gaan lenen. AIi Baba vroeg haar echter nadrukkelijk te beloven om met niemand over hun geheim te praten, zelfs niet met hun eigen familie. Zij deed hem de plechtige belofte dat zij alles volstrekt geheim zou houden. Daarop ging ze naar het huis van Kasim en vroeg haar schoonzus om een maatschep. Die vroeg waarvoor zij die voor nodig had. Toen de vrouw van Ali Baba antwoordde dat dit haar schoonzus niets aanging, werd zij natuurlijk nieuwsgierig. Na lang aandringen wilde Ali’s vrouw niets anders zeggen dan dat het om een kostbaar geheim ging, een geheim dat met de maatschep uit een aantal zakken moest worden geschept. Nu werd Kasims vrouw zo nieuwsgierig dat zij een list bedacht. Onder aan de maatschep smeerde ze een beetje pek. De vrouw van Ali Baba had niets door en ging met het ding naar huis. Daar zette zij de maatschep midden in de goudstukken en begon te scheppen. Hoe langer ze bezig was, hoe blijer ze werd. Ali Baba groef intussen een grote kuil waar hij al het goud ingooide. Toen alles klaar was, bracht zijn vrouw de maatschep terug en bedankte haar schoonzus. Die bekeek, zodra zij alleen was, de schep van onderen en zag dat er een goudstuk aan vast was blijven !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
kleven. Zij begreep meteen dat er goud mee was geschept. Aangezien ze nogal jaloers was, kreeg het duiveltje van de afgunst haar compleet in zijn macht. Zij kon nauwelijks de terugkomst van haar man afwachten. Ze vertelde hem wat er gebeurd was en overstelpte haar man met verwijten dat zij dit geluk niet hadden gehad. Ook Kasim kon het niet goed hebben dat zijn broer ineens rijk geworden was. Hij ging naar hem toe en vroeg op de man af hoe hij aan dat goud gekomen was. Eerst hield Ali Baba zich van de domme, maar toen Kasim vertelde dat zijn vrouw een goudstuk gevonden had dat aan de maatschep vastzat, begreep hij dat zijn vrouw blijkbaar toch het geheim verraden had. Tenslotte gaf hij toe en vertelde hoe de vork aan de steel zat. Hij bood zelfs aan zijn broer naar de rots te brengen, maar die zei dat hij de weg zelf wel kon vinden. De volgende dag ging Kasim met tien muilezels voor dag en dauw op pad. Zonder veel moeite vond hij de rots die dadelijk openging toen hij de woorden: “Sesam, open u!” uitsprak. Hij dreef zijn beesten naar binnen en sloot de rots, waarna hij aan het inpakken ging. Terwijl hij de boel in kisten en zakken laadde, ging hij aan het cijferen en tellen. Hij raakte daar zo in verdiept dat toen hij de rots weer wilde openen hij de toverspreuk vergeten was. Hij probeerde allerlei namen van gewassen als gerst en rogge en nog veel meer, maar op ‘Sesam’ kon hij niet komen. Daar zat hij dan opgesloten. Wat had hij nu aan al die rijkdom om hem heen? Maar het ergste zou nog komen. Ineens hoorde hij hoe buiten een troep ruiters aan kwam rijden en hij begreep dat dit de rovers waren. Haastig zocht hij een schuilplaats. Toen de rovers binnen waren en de muilezels zagen en de volgepakte kisten en zakken, begrepen zij dat dit alles niet zo maar binnengekomen was. Zij zochten net zo lang tot zij Kasim gevonden hadden. Zij waren woedend dat het geheim van hun schuilplaats ontdekt was. Voordat de ongelukkige een woord had kunnen zeggen, hadden zij hem al zijn hoofd afgeslagen. Om andere indringers af te schrikken, besloten zij het lijk in vier stukken te houwen en deze bij de ingang neer te leggen. Daarna verlieten zij de grot. Kasims vrouw had intussen ongeduldig op haar man met de zakken goud staan wachten. Toen het donker was en hij nog steeds weg was, liep zij ongerust naar Ali Baba. Zij schold hem beurtelings uit en riep zijn hulp in. Hij luisterde geduldig en beloofde dat hij de volgende morgen meteen op onderzoek zou uitgaan. 's Nachts was dit te gevaarlijk. Zodra het licht was, zadelde hij zijn ezel en ging vol sombere voorgevoelens naar de grot. Hij was dan ook niet erg verrast bij het binnentreden het gevierendeelde lijk van zijn broer te vinden. Hij werd woedend over deze brutale en wrede moord, maar was tegelijk bang dat de rovers terug zouden komen. Dus deed hij nog een paar stukken goud in zijn zakken en ging zich snel terug naar huis. Nu had hij een slavin die Morgiane heette. Ze was mooi, verstandig en dapper en al jaren bij hem in dienst. Hij nam haar in vertrouwen en vroeg haar of zij ook een middel wist waardoor het zou lijken dat Kasim een natuurlijke dood gestorven was. Als namelijk bekend werd dat zijn broer gevierendeeld was, zou hij niet alleen last met de overheid, maar ook met de rovers krijgen. Morgiane had wel een idee. Om te beginnen moest Ali Baba tegen zijn schoonzus zeggen dat haar man dood was. Maar zij moest dit geheim houden en doen alsof hij ernstig ziek was. Zelf ging zij naar een apotheek in de buurt voor een geneesmiddel tegen een heel gevaarlijke ziekte. Toen de apotheker vroeg voor wie het bestemd was, antwoordde zij dat Kasim, de broer van haar heer, ernstig ziek was. Ali Baba en zijn vrouw gingen de rest van de dag het huis van Kasim in en uit en deden erg bedroefd. De hele buurt dacht dat Kasim op sterven lag. 's Avonds ging Morgiane !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
nogmaals naar de apotheek en vroeg een middel dat men alleen in uiterste gevallen geeft. Niemand uit de buurt was dan ook verbaasd dat later op de avond de vrouw van Kasim plotseling hevig begon te jammeren dat haar man gestorven was. Inmiddels was Morgiane naar een schoenmaker gegaan die in een afgelegen wijk woonde en die Baba Moestafa heette. Zodra zij in zijn winkel kwam drukte zij hem een goudstuk in de hand en zei hem dat zij een karweitje thuis had. Maar hij mocht enkel geblinddoekt met haar meegaan. Geblinddoekt bracht zij hem naar Kasims woning. Ze voerde hem in de kamer waar het lijk lag waarvan zij tevoren alle stukken netjes aan elkaar gepast had. Toen deed ze Baba Moestafa de blinddoek af en vroeg hem de stukken aan elkaar te naaien. Hij deed dit vlug en handig waarna ze hem nog een paar goudstukken gaf. Daarna deed zij hem de doek weer voor en bracht hem naar zijn huis terug. Toen ging zij terug, waste het lijk en legde het in een kist, die Ali Baba intussen besteld had. Toen de volgende morgen de Imam met de lijkendragers kwam, was alles klaar en niemand merkte dat Kasim een onnatuurlijke dood gestorven was. Ali Baba had geprobeerd de weduwe zo goed mogelijk te troosten. Hij legde haar uit dat hijzelf niks met Kasims dood te maken had. Hij stelde haar voor dat hij haar zou trouwen, iets wat in die tijd gebruikelijk was. Hij zou met zijn eigen gezin bij haar intrekken. Daardoor zou ook het geheim van hun grote rijkdom beter bewaard blijven. De weduwe ging graag akkoord en zo leek alles in orde. Wat de rovers betreft: die waren lange tijd uit de buurt van de grot gebleven. Uiteindelijk besloten zij toch weer eens een kijkje te gaan nemen. Zij waren natuurlijk geschokt toen zij zagen dat de stukken van het lijk verdwenen waren. Ook merkten ze dat er een heleboel goudstaven en munten ontbraken. Het geheim moest dus nog aan anderen dan aan de dode bekend zijn. Na lang overleg besloten zij er om de beurt op uit te gaan om uit te vissen wie het geheim van de grot nog meer bekend was. Wie niet in zijn opdracht slaagde, zou dat met de dood moeten bekopen. Daarna lootten zij wie er het eerst op uit zou trekken en degene die door het lot aangewezen was, ging op weg naar de stad. Het was al donker toen hij daar aankwam. Alle winkels waren al dicht, behalve de schoenmakerij van Baba Moestafa die bij een klein lampje zat te werken. De rover ging op Moestafa af en zei dat hij beter kon ophouden met werken omdat hij bij zo'n klein lampje toch bijna niets meer kon zien. Deze antwoordde echter trots dat zijn ogen nog prima waren. Om dat te bewijzen vertelde hij dat hij kort geleden bij nog minder licht de stukken van een lijk aan elkaar had genaaid. De rover begreep verheugd dat hij op het goede spoor was en vroeg waar dit dan was. Eerst wilde Moestafa dit niet verklappen, maar toen de rover hem een goudstuk gaf, zei hij toen listig dat hij niet wist waar het precies was. Men had hem er geblinddoekt heengebracht. De rover beloofde hem een flinke beloning als hij zich weer liet blinddoeken en dan wilde proberen de weg terug te vinden die hij de vorige keer gegaan was. Moestafa stemde toe. Uiteindelijk wist hij dezelfde weg te volgen waarlangs Morgiane hem geleid had. Zo kwamen ze bij het huis van Ali Baba. De rover zette met wit krijt een teken op de deur en liet Moestafa gaan na hem zijn doek afgenomen te hebben. Voldaan keerde hij naar zijn makkers terug en zei dat hij wist waar de schurk woonde, die voor hun veiligheid een bedreiging vormde. Samen gingen zij terug naar de stad. Kort nadat de rover langs geweest was, keerde Morgiane terug. Zij was al vroeg op pad geweest om brood te halen. Toevallig ontdekte zij het teken dat op de deur aangebracht was. Zij kreeg achterdocht en bracht gauw eenzelfde teken aan op de deur van de buren. Toen de rover met !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
zijn gezellen in de straat kwam waar Ali Baba woonde, kon hij het juiste adres niet meer achterhalen. Onverrichterzake moesten zij terugkeren. Aangezien hij zijn opdracht niet tot een goed einde had gebracht, werd hij ter dood gebracht. Een tweede rover onderging hetzelfde lot, ook nu weer door toedoen van Morgiane. Nu besloot de roverhoofdman er zelf op uit te gaan en weer was het Moestafa die hem Ali Baba’s huis aanwees. Nu zette de hoofdman geen teken, maar nam enkel het huis goed in zich op, zodat hij het zeker terug zou kunnen vinden. Hij keerde naar zijn bende terug en legde het volgende plan voor. Hij zou zich voordoen als oliekoopman die met zijn muildieren op weg was met een partij olie. Ieder muildier zou twee grote potten dragen en in elke pot zou een rover verstopt zitten. Eén pot zou werkelijk olie bevatten voor het geval de hoofdman onderweg gecontroleerd zou worden. Hij zou tegen de avond het huis van AIi Baba bereiken en dan bij hem onderdak voor de nacht vragen. De muildieren zouden naar de stal gaan. Zodra het nacht was en iedereen sliep, zou hij dan naar de stal gaan en zijn makkers bevrijden. Daarna zouden zij Ali Baba en zijn gezin vermoorden, het goud weer meenemen en het huis in brand steken. Alles verliep volgens plan. De hoofdman wist een praatje met AIi Baba aan te knopen toen hij op een avond met zijn koopwaar langs zijn deur kwam. Ali Baba, een goed mens, bood hem onderdak voor de nacht aan. Hij deed alles om het zijn onverwachte gast naar de zin te maken. De hoofdman had gehoopt op de binnenhof te overnachten om in de buurt van de stal te zijn, maar daar wilde Ali Baba niet van horen. Hij moest en zou in het gastenverblijf slapen. De hoofdman kon niet anders dan toestemmen. Gelukkig had hij kans om nog even zijn makkers te waarschuwen dat hij hen zou wekken door zachtjes tegen de pot te tikken. Op dat sein moesten zij met hun mes te voorschijn komen. Toen ging hij weer naar binnen waar Ali Baba een maaltijd liet opdienen. Het toeval wilde dat Morgiane nog in de keuken bezig was en dat opeens het lampje uitging, omdat er geen olie meer in zat, De voorraad in huis was op en de winkels waren dicht. Maar ineens bedacht zij dat de stal vol potten olie stond. Daarvan kon zij best een beetje lenen. Zij ging in het donker de stal binnen en stootte daarbij tegen een van de potten. Onmiddellijk werd het deksel opgelicht en een stem vroeg fluisterend of het al tijd was. Bijna ieder ander zou zo geschrokken zijn dat hij hard weggelopen was. Morgiane echter niet. Ze begreep niets van de situatie, maar was voldoende vlug van begrip dat zij antwoordde: “Nog niet!” Daarna ging de deksel weer dicht. Hierna liep zij van pot tot pot, tikte er steeds tegen aan, kreeg steeds die ene vraag te horen en gaf steeds hetzelfde antwoord. Alleen de laatste pot was gevuld met olie. Hieruit vulde zij haar lampje en ging terug naar de keuken. Zij vermoedde dat haar ontdekking verband hield met de tekens die zij op de deur had aangetroffen en dat de kerels in de potten weinig goeds betekenden. Maar hoe kon zij hen onschadelijk maken? Morgiane besloot een pan met olie, die zij weer uit de stal haalde, aan de kook te brengen. Daarmee ging ze even later naar de stal, lichtte van iedere pot het deksel op en goot er voldoende olie in om de man die erin zat te laten stikken. Alles lukte wonderwel. Na afloop verstopte zij zich in de stal om te zien wat er ging gebeuren. Na een poosje kwam de hoofdman zachtjes binnen, tikte tegen een pot en zei: “Het is tijd!” Maar er gebeurde niets. Toen hij het deksel oplichtte, kwam hem een afschuwelijke stank van verbrand vlees tegemoet. Nadat hij een lampje had aangestoken, zag hij hoe afschuwelijk zijn makkers waren verminkt. Vol ontzetting sloeg hij op de vlucht.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
De volgende morgen was Ali Baba verbaasd waar zijn gast zo lang bleef. Op dat ogenblik kwam Morgiane binnen en nam hem mee naar de stal. Zij liet hem zien wat er in de potten zat en vertelde hem hoe zij een aanslag had weten te voorkomen. Ali Baba schrok zich dood maar was tegelijk ook opgelucht. Hij nam Morgiane helemaal in vertrouwen, vertelde haar het geheim van de grot en bedankte haar omdat zij hun leven had gered. Hij schonk haar niet slechts de vrijheid, maar regelde op staande voet een huwelijk tussen Morgiane en zijn oudste zoon. Zo werd zij in de familie opgenomen. Ook droeg hij de handel van Kasim aan de jongelui over en ging zelf stil leven. Helaas waren zijn beproevingen nog niet ten einde. De roverhoofdman was vast besloten de dood van zijn makkers te wreken. Hij moest zeer voorzichtig te werk gaan en besloot zich als koopman in de stad te vestigen. Op die manier zou hij opnieuw met AIi Baba in contact kunnen komen. De rest zou van het toeval afhangen. Hij huurde een winkel vlakbij het huis van Kasim. Zodra hij was ingericht, maakte hij beleefdheidsbezoekjes, ook aan Ali Baba’s zoon die nu in Kasims huis woonde. Spoedig raakten de twee met elkaar bevriend. De rover vroeg de zoon van Ali Baba dikwijls te eten en gaf hem dan mooie cadeaus. De jongeman wilde op zijn beurt zijn oudere vriend ook wel eens uitnodigen. Hij wilde dit groots aanpakken en vroeg of zijn vader diens huis, dat nieuw en groter was dan zijn eigen huis, beschikbaar wilde stellen. Zo gezegd zo gedaan. De rover maakte aanvankelijk allerlei bezwaren. Het voornaamste was, dat hij geen zout in zijn eten kon verdragen en dat hij het dus vervelend vond dit symbool van gastvrijheid te moeten schenden. Ali Baba en zijn zoon vonden dit wat vreemd, maar zeiden dat zij voor hem dan zoutloze schotels klaar zouden laten maken. Dat was precies wat de schurk wilde. Nu kon hij zonder gewetensbezwaren zijn misdadige plan ten uitvoer brengen. Morgiane zou die dag helpen bij het bereiden van de maaltijd en Ali Baba gaf haar opdracht zoutloze schotels voor de gast klaar te maken. Morgiana vond dat heel vreemd, omdat de gewoonte voorschreef, dat mensen juist wèl samen zout moesten eten als zij vrienden wilden worden. Toen zij de schotels opdiende, bekeek zij oplettend die vreemde snoeshaan die geen zout in zijn eten kon verdragen. En hoewel de hoofdman zich erg goed vermomd had, herkende zij hem vrijwel meteen. Ze ontdekte zelfs dat hij een dolk onder zijn gewaad verborg. Zij liet echter niets merken. Toen het eten afgelopen was, vroeg zij toestemming om een paar dansen uit te voeren, iets waar zij erg goed in was. Ali Baba vond het prachtig. Zij danste zo sierlijk als zij nog nooit gedaan had. Tenslotte deed zij de zwaarddans waarbij zij ronddraaide, naar voren boog en zich zijwaarts keerde, kortom alle bewegingen maakte die bij deze klassieke dans pasten. De aanwezigen keken ademloos toe. Maar opeens hief zij het zwaard, keerde zich met een snelle wending tot de gast en kliefde met één forse slag zijn hoofd doormidden. Verstijfd hadden Ali Baba en zijn zoon toegekeken. Maar Morgiane rukte de dode zijn tulband van het hoofd en ontdeed hem ook van zijn verdere vermomming. Zij zagen nu dat het de roverhoofdman was. Toen vroeg ze of de mannen nu begrepen waarom de dode geen zout met hen had willen eten. Anders had hij namelijk zijn gastheer niet kunnen doden. Naast Allah dankte Ali Baba de moedige en verstandige Morgiane, omdat zij hem opnieuw van een wisse dood gered had. Hiermee was hij van zijn vijanden bevrijd. Toen hij besloot weer eens in de grot te gaan kijken, bleek uit alles dat er sinds de dood van de hoofdman niemand meer in geweest was en dat het er voortaan veilig was. Hij deelde het geheim aan zijn zoon mee. Die vertelde het op zijn beurt weer aan zijn kinderen. Zo leefde de familie van Ali Baba vele geslachten lang in grote rijkdom en geluk. !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
16 O
RPHEUS EN EURYDICE – EEN VERHAAL UIT GRIEKENLAND
CONTEXT > Orpheus en Eurydice is een van de vele verhalen die zijn overgeleverd uit het oude Griekenland. In die verhalen spelen vaak goden en halfgoden een rol, maar ook gewone mensen. Met die verhalen probeerden de Oude Grieken dingen uit te leggen die ze vaak zelf niet begrepen, zoals wat er met je gebeurt als je bent doodgegaan. Is de dood het einde van alles? Orpheus is de zoon van koning Oiagros van Thracië en van Calliope, dochter van de oppergod Zeus. Zij is ook de godin van de dichtkunst. Van Apollo, de beschermgod van de muziek, krijgt Orpheus zijn lier, een snaarinstrument. En Eurydice met wie hij trouwt, is een nimf (een halfgodin die in de natuur leeft). Je ziet wel, dit verhaal zit vol met goden en andere wonderbaarlijke wezens! Niet alleen Claudio Monteverdi, componist van de opera Orfeo (1607), heeft het verhaal gebruikt, ook moderne zangers, schrijvers en componisten hebben zich door deze beroemde liefdesmythe laten inspireren om hun eigen lied, boek of muziekstuk te maken.
VRAGEN
>>
1 Om een verhaal goed te kunnen begrijpen helpt het om de 5 W’s te beantwoorden: • • • •
•
Wie spelen er in het verhaal? Orpheus, Eurydice, Hades (koning van het dodenrijk), Persephone (zijn vrouw), de hellehond Cerberus en de bootsman van de rivier de Styx. Waar speelt het verhaal zich af? In Thracië, ten noordoosten van Griekenland. Het verhaal speelt zich deels bovengronds af (rijk der levenden), deels ondergronds (dodenrijk). Wanneer speelt het verhaal? In de tijd dat er in Griekenland mythen en sagen werden verteld (1000 jaar voor het begin van onze jaartelling). Wat gebeurt er in het verhaal? De twee geliefden Orpheus en Eurydice worden van elkaar gescheiden door de dood van Eurydice. Na een vergeefse reddingspoging door Orpheus worden de twee in het dodenrijk pas opnieuw met elkaar verenigd: na de dood van Orpheus. Waarom gebeurt dit? Om duidelijk te maken dat echte liefde alle problemen weet te overwinnen. Maar ook dat het beter is om je aan een eenmaal gemaakte belofte te houden.
2 Vind je het terecht dat Orpheus in dit verhaal gestraft wordt omdat hij zijn gelofte heeft verbroken? 3 Ken je zelf voorbeelden van mensen die gestraft werden omdat zij hun belofte verbraken? !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
16 ORPHEUS EN EURYDICE -‐ EEN VERHAAL UIT GRIEKENLAND Ooit leefde er in Griekenland een machtige koning. Hij was getrouwd met een vrouw die de prachtigste liedjes kon zingen. Op een dag kregen zij een zoon, Orpheus. Al snel bleek het kind, net als zijn moeder, een mooie zangstem te hebben. Toen hij tien jaar was, kreeg hij een lier, een snaarinstrument waarmee hij zichzelf bij het zingen kon begeleiden. Orpheus werd beroemd en ook in het buitenland leerde men zijn wonderlijke gave kennen. Alles en iedereen wist hij met zijn stem en snarenspel te betoveren. Mensen, dieren, bomen, ja -‐ geloof het of niet -‐ ook stenen waren verkocht zodra ze Orpheus hoorden zingen en spelen. Het woeste water van de zee werd rustig zodra het de betoverende stem van Orpheus hoorde. De stem van Orpheus klonk nog voller toen hij op een dag het mooiste meisje ter wereld ontmoette: Eurydice. Hij zong de prachtigste liedjes voor haar. Al snel hadden ze trouwplannen. Maar toen gebeurde er iets verschrikkelijks. Toen Eurydice op hun trouwdag met haar vriendinnen in het veld ging dansen, werd zij door een adder in haar hiel gebeten. Een piepklein wondje was het, maar ze ging er wel aan dood. Orpheus wist van verdriet niet wat hij moest doen. Een leven zonder Eurydice was onmogelijk. Hij pakte zijn lier waarop hij pas geleden nog de vrolijkste bruiloftsliedjes had gespeeld, hij sloeg de snaren aan en liet zijn bedroefde stem tot in de hemel doordringen. De dieren verzamelden zich rond de open plek in het bos waar Orpheus zat te zingen, de bomen hielden het ruisen van hun blaadjes in. Maar het dode lichaam van Eurydice werd daarmee niet levend. Zij bleef in het dodenrijk, de onderwereld waar Hades de baas is. Toen bedacht Orpheus een plannetje dat nog geen enkel ander mens ooit eerder bedacht had. Hij zou afdalen in de onderwereld, het dodenrijk, en Hades, de heerser over de schimmen, smeken zijn echtgenote aan hem terug te geven. "Hij kan mijn bede niet weigeren," dacht hij bij zichzelf, "als hij ziet hoe groot onze liefde is." Zo gezegd, zo gedaan. Orpheus ging door de poort die naar het dodenrijk voert en daalde af. Cerberus, de verschrikkelijke hellehond, liet hem gelukkig meteen door en Orpheus liep verder langs rijen vage schimmen en griezelige gedaanten. Hij was niet bang omdat hij steeds aan Eurydice dacht. Eindelijk stond hij voor de troon, waarop Hades zat, de heerser over de doden. Met naast hem zijn vrouw Persephone. Hoe kon Orpheus deze strenge god ontroeren? Hij nam zijn lier, sloeg de snaren aan en zong het volgende: "O Hades, die over de onderwereld heerst, aan wie wij sterfelijke mensen allemaal toebehoren. Het is niet nieuwsgierigheid die mij hierheen brengt en ook niet de drang om voor de driekoppige hellehond Cerberus te zingen. Het is de liefde voor mijn vrouw Eurydice, waardoor ik voor uw troon verschijn. Zij werd door een giftige slang in de bloei van haar jeugd gedood. Ik heb als een man geprobeerd mijn verdriet te dragen. Maar de liefde is sterker, ik kan mij daartegen niet verzetten. Heeft de god van de liefde niet ook een beetje macht hier in het dodenrijk? Ze zeggen dat hij ook u, Hades, met uw vrouw bij elkaar heeft gebracht. Daarom smeek ik u, god van het dodenrijk: geef mij Eurydice terug. Dan kan ze met haar leven verder gaan in het licht van de mensenwereld. Als u mijn verzoek niet kunt inwilligen, dan besluit ik uw rijk nooit meer te verlaten." Toen gebeurde er in de onderwereld iets wat niet eerder was gebeurd. De schimmen die de klanken van Orpheus hadden gehoord, huilden. Ook het koningspaar was ontroerd. Het was de eerste keer dat hier een mens van vlees en bloed voor hen stond. Persephone keek haar man !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
vragend aan. Hades knikte en dadelijk liet de koningin door een van haar schimachtige bedienden Eurydice te halen. Zij kwam langzaam dichterbij. De wond aan haar voet deed nog pijn. Verliefd keek Orpheus haar aan. Eurydice was zo verrast hem te zien dat ze zich meteen in zijn armen wilde werpen. Maar een teken van Hades hield haar tegen. "Nog nooit hebben wij hier zoveel liefde gezien," sprak Hades. “Daarom besluit ik het volgende! Orpheus, voer je vrouw terug naar de wereld van de levenden. Wees voortaan gelukkig met elkaar getrouwd. Maar luister goed: kijk niet om voordat je de onderwereld verlaten hebt en de poort uit bent. Doe je dit wèl, dan zul je Eurydice voorgoed kwijt zijn!" Door de stille en lege onderwereld klommen Orpheus en Eurydice omhoog. De weg ging steil opwaarts en ze waren niet ver meer van de uitgang. Het leek alsof het akelige donker hen van alle zijden aanstaarde. Orpheus hield even zijn pas in om te luisteren. Het was doodstil achter hem. Was zijn vrouw hem niet gevolgd? Had zij geen kracht genoeg om het steile pad te beklimmen? Geen geluid, geen gehijg, geen geritsel van haar kleding. Doodstil was het overal om hem heen! Hij kon zich niet langer inhouden en keek om: daar stond zij voor hem. Maar op het moment dat zij elkaar in de ogen keken, zweefde zij alweer weg en verdween voorgoed in de huiveringwekkende onderwereld! Orpheus raakte in paniek, strekte in verlangen zijn armen uit, maar greep in een leegte. Voor de tweede maal was Eurydice gestorven. De enige woorden die hij vanuit de verte nog van zijn vrouw hoorde, waren: "Vaarwel, geliefde Orpheus." Ontzet snelde Orpheus terug het dodenrijk in en kwam aan bij de rivier de Styx. "Zet mij over, bootsman," riep hij, "voor de tweede maal is mij mijn geliefde ontnomen!" Maar de bootsman hief zijn hand afwijzend op. "Geen levend mens mag de Styx oversteken," klonk dreigend zijn stem, "alleen hij die voor het schimmenrijk is bestemd, mag in mijn boot gaan zitten." Hoe Orpheus ook smeekte, het had geen zin. Zeven dagen lang bleef hij op de oever van de rivier zitten, zonder eten of drinken. Onophoudelijk stroomden zijn tranen, ontelbaar waren zijn liederen. Maar dat veranderde niets. Met gebogen hoofd keerde hij terug naar zijn vaderland. Voortaan leefde Orpheus in eenzaamheid. Hij vermeed contact met mensen, wilde niets meer van andere vrouwen weten. Zijn gedachten, zijn liedjes en het spel op zijn lier waren nog steeds aan zijn geliefde Eurydice gewijd. Op zijn lier spelend werd hij op een dag ontdekt door een groep vrolijke vrouwen die terugkwamen van een feest. “O, kijk, wie we daar hebben,” riep er een. “Dat is die Orpheus die al jarenlang niets meer van ons vrouwen moet hebben. Misschien is ie wel ziek!” en ze gooide een stok naar hem toe. Daarop begonnen de andere vrouwen stenen naar hem te gooien. Maar geen één trof doel. Alles bleef vóór hem op de grond liggen alsof hij door toverkracht werd beschermd. Dat maakte de vrouwen razend en ze stormden schreeuwend en krijsend op hem af. Orpheus verweerde zich heldhaftig. Uiteindelijk werd hij door één steen dodelijk getroffen. Vanaf toen bleef de mond van Orpheus, die zoveel liedjes had gezongen, gesloten. Vogels en wilde dieren uit het bos kwamen naar hem toe, levenloze stenen slopen naderbij, de hele natuur treurde om de man met die prachtige stem. Toen gebeurde iets wonderbaarlijks: plotseling begon de lier van Orpheus uit zichzelf te spelen. Droevige melodieën klonken over de golven en de oevers. De ziel van de dode Orpheus zweefde naar het schimmenrijk. Hij herkende de plaatsen waar hij ooit langs was gekomen op zoek naar zijn geliefde. Eindelijk was het zover: daar stond zij! Verheugd vlogen zij in elkaars armen. Vanaf dat moment konden ze voortaan dolgelukkig met elkaar door de velden van het dodenrijk lopen. En als Orpheus een keer vooruitliep op een smal pad, kon hij ongestraft omkijken naar zijn geliefde Eurydice. !"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
B Werkvormen Hieronder volgen een aantal ideeën voor het gebruik van prikkelende werkvormen binnen de lessen Nederlands.
1 De docent leest voor en geeft leerlingen rollen als er gesproken tekst in zit. 2 In groepjes samen het verhaal lezen en er een samenvatting van maken met behulp van de w-‐vragen: wie, waar, wanneer, wat, waarom. 3 Wat zijn de kernwoorden van het verhaal? Kan van hieruit het thema worden geformuleerd? 4 Dialogen maken van delen van het verhaal en dan later lezen vanuit die rol. 5 Scenarioteksten lezen in de verschillende rollen en met verschillende stemintonaties. 6 Stellingenspel over de moraal. Er wordt een stelling geponeerd over de moraal van het verhaal en voor en tegenstanders gaan in groepen bij elkaar staan. Vervolgens wordt met elkaar hierover gedebatteerd. 7 Begrippen en/of gebruiken die in het verhaal voorkomen laten opzoeken op Internet. Wat is de betekenis? Waar komt het vandaan? Waar komt het veel voor? Etc. 8 Maak een stripverhaal, collage of schilderij van het verhaal. Dit kan eventueel ook digitaal of in een samenwerkingsopdracht. 9 Vat het verhaal samen in een rap, gedicht of lied. 10
Informatie opnemen. De docent lees het verhaal één keer voor en de leerlingen maken aantekeningen. Vanuit die aantekeningen reconstrueren ze het verhaal. Enkelen kunnen dan hun eigen verhaal weer voorlezen.
11
Associeer in beelden op het verhaal (dit kan via afbeeldingen op Internet) en maak er een presentatie van in power point of prezi.
!!
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
12
Vragen bedenken bij het verhaal. Wat is onduidelijk? Verheldering krijgen binnen een groepje. Ze kunnen ook verheldering krijgen buiten school, binnen hun eigen culturele omgeving of juist in een andere culturele omgeving. Die interviewvragen moeten dan goed voorbereid worden.
13
Maak een knipselkrant. Wat kan je in de geschreven media vinden dat verband heeft met het gelezen verhaal of het thema?
14
Laat leerlingen een stelling kiezen die bij het verhaal past en daarover een overtuigende tekst schrijven. Dit is de moraal van het verhaal en die moet om die en die reden overal bekend worden.
15
Maak een kijkgedicht over het verhaal. Leerlingen schrijven en tekenen over het verhaal. Dit kan alleen, in duo’s of in kleine groepjes op een flap.
16
Schrijven van een recensie. Wat vind je van het verhaal? Gebruik daarbij argumenten.
17
Maak van het verhaal een nieuwsbericht en baseer je daarbij vooral op de feitelijke gebeurtenissen. Eventueel doelgroep laten bepalen. Het is anders als je het verhaal voor De Telegraaf schrijft, dan voor De Volkskrant of Spits. Zo kan je het natuurlijk ook laten bewerken voor een tijdschrift. Het is heel anders als je voor kinderen schrijft dan voor volwassenen en hoe zit het met het verschil van een informatief medium of een blad dat vooral verstrooiing brengt?
18
Vertelkaarten maken bij het verhaal. Leerlingen maken van belangrijke delen van het verhaal een tekening op een kaart en later kan aan de hand van die kaarten het verhaal in eigen woorden verteld worden.
19
Klassengesprek aan de hand van een woordweb op het bord over volksverhalen en sprookjes. Kennen leerlingen de verhalen uit hun eigen cultuur, uit Nederland of een ander land? Zijn er overeenkomsten of wat zijn juist de verschillen? Komen bepaalde thema’s overeen?
20
Zoekopdracht op Internet. Wat kun je vinden van dit (soort) verhaal (verhalen)? Is er iets bekend over de ontstaansgeschiedenis? Er wordt een aantal vragen geformuleerd. Elk groepje gaat met een vraag aan de slag en presenteert het antwoord als expert aan de grote groep. Dit kan in allerlei presentatievormen: spreekbeurt, powerpoint, prezi, moodbord…
21
!"
Interviewen kan als huiswerk, maar je kunt ook mensen op school uitnodigen. Van tevoren interviewvragen laten bedenken over wat je wilt weten over wereldverhalen. Het is dan natuurlijk mooi als iemand uit welke volkscultuur dan ook zijn/haar verhaal aan de leerlingen vertelt. Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen
22
Gastvertellers kunnen schriftelijk of mondeling – ook telefonisch – uitgenodigd worden. Hiervoor een brief/mail/info/memo opstellen met eventueel de opdracht om aantekeningen te maken over de afspraak.
23
Verhaal noteren dat ze van iemand te horen krijgen. Eerst opnemen met de mobiel en daarna uitwerken.
24 Zelf een verhaal verzinnen, eventueel in duo’s of trio’s met hetzelfde thema. 25
Zet twee verhalen tegenover elkaar, bijv. Repelsteeltje en Anansi en de bruidsschat en laat ze de cultuurbepalende verschillen zoeken.
!"
Kunstproject Wereldverhalen De Wereldverhalen