Kleurrijk WYNANTZ GENT &
omstreeks 1820
Kleurrijk WYNANTZ GENT &
omstreeks 1820
INHOUD Voorwoord
Een kleurrijke collectie: pen en waterverf op papier
7
9
Een kleurrijke figuur: Joannes Baptiste Joseph Wynantz
19
Een kleurrijk genre: vedute
27
Een kleurrijk beeld: de stille stad
37
Gent in 74 stadsgezichten
47
Bibliografie
203
Metadata collectie Wynantz
207
Illustratieverantwoording
209
Colofon & biografieën
210
VOORWOORD 7
1815 was een scharnierjaar in de geschiedenis van Europa, de Lage Landen én Gent. Op 18 juni versloeg een coalitie van Britse, Nederlandse, Hannoverse en Pruisische troepen het Franse leger van Napoleon definitief in Waterloo. Op veel plaatsen in Europa moet een zucht van opluchting hebben weerklonken, en zeker in het stadspaleis van graaf d’Hane de Steenhuyse in de Gentse Veldstraat. Hier verbleef de gevluchte Franse koning Lodewijk XVIII honderd dagen lang, in afwachting dat de kansen zouden keren. Intussen waren in Wenen de grote mogendheden en overwinnaars van Napoleon samengekomen om de politieke kaart van Europa te hertekenen. Daar werd beslist om de Zuidelijke Nederlanden (het toekomstige België) en de Noordelijke Nederlanden te verenigen – of te herenigen, na 330 jaar scheiding – in een nieuwe staat onder leiding van koning Willem I. De tweehonderdste verjaardag van de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden wordt zowel in het noorden als in het zuiden uitgebreid herdacht met tentoonstellingen, publicaties en evenementen. De figuur van Willem I zit hier voor veel tussen. Hoewel zijn Verenigd Koninkrijk het maar vijftien jaar uitzong (tot aan de Belgische Onafhankelijkheid in 1830), slaagde Willem er in die korte periode in om heel wat te verwezenlijken, vooral op economisch en intellectueel vlak. Bij de uitdeling van de vorstelijke gunsten stond Gent trouwens op de eerste rij. De bescherming tegen de concurrentie van buitenlandse ondernemingen, de aanleg van een nieuw zeekanaal naar Terneuzen en de uitbouw van de haven betekenden een krachtige steun voor de Gentse handel en industrie. De oprichting van een universiteit, een koninklijk college en een nijverheidsschool, maar ook de invoering van gratis openbaar lager onderwijs, maakten van Gent bovendien een echte onderwijsstad. De bouw van een nieuwe citadel en de kazernering van troepen zorgden voor militaire bescherming. Ook op artistiek vlak liet de Hollandse tijd sporen na in Gent. Terwijl sommige kunstschilders memorabele gebeurtenissen en belangrijke figuren vereeuwigden op doek, leefden anderen zich uit in het tekenen en schilderen van pittoreske stadsgezichten. Eén van hen was Jean-Baptiste Joseph Wynantz – een raadselachtige kunstenaar over wie tot nu toe weinig bekend was. Hoewel geen enkel werk van hem gesigneerd of gedateerd is, wordt hij als de auteur beschouwd van meer dan 150 aquarellen, die liefst 75 verschillende Gentse stadsgezichten omstreeks 1820 afbeelden. Ze geven een uniek, kleurrijk en rijkgeschakeerd beeld van de ‘ongerepte’ stad van toen, dat sindsdien ingrijpend is gewijzigd door de industrialisering, de urbanisatie, de nieuwe verkeersinfrastructuur en de stedelijke vernieuwingsprojecten.
8
De grootste collectie van aquarellen van Wynantz wordt bewaard en gekoesterd in het Stadsarchief Gent in De Zwarte Doos. Het Gentse culturele themajaar ‘Gent kleurt Oranje’ (2015) vormde de aanleiding voor het Stadsarchief om deze prachtige collectie onder handen te nemen en te delen met het publiek. De 134 aquarellen uit het Stadsarchief werden herverpakt en deskundig gerestaureerd met de steun van de Vriendenkring Gent on Files (GOF) en ander mecenaat. De collectie werd volledig gedigitaliseerd en online toegankelijk gemaakt via de Beeldbank Gent (http://beeldbank.gent.be). De collectie gaf voorts de aanzet voor een uitgebreid onderzoek, niet alleen in eigen huis, maar ook in privécollecties en in musea, archieven en bibliotheken in Nederland, Duitsland en België. Dit leverde een schat aan nieuwe informatie en inzichten op, die hier voor het eerst worden gepresenteerd. De voorstelling in boekvorm, een samenwerking tussen Stadsarcheologie en Stadsarchief Gent met de N.V. Snoeck en fotograaf Philippe De Beerst, vormt de bekroning van het Gentse Wynantz-project. In een eerste deel met inleidende hoofdstukken komen de collectie zelf, de verwerving door het Stadsarchief, de biografie van de kunstenaar, het genre van de vedute en het stadsbeeld in de periode 1815-1830 aan bod. In een tweede deel worden de aquarellen zelf voorgesteld, gespreid over 54 sites en geïllustreerd met ander historisch beeldmateriaal evenals met fotografische heropnames van Wynantz’ stadsgezichten door fotograaf Philippe De Beerst. De confrontatie van de oude en de nieuwe beelden doet soms nostalgisch wegdromen naar een verdwenen tijd, ook al weten we dat het idyllische stedelijke landschap van Wynantz een constructie van de kunstenaar was. De sociale, economische en ecologische realiteit in Gent omstreeks 1820 was soms minder rooskleurig. De beelden en de bijhorende teksten geven in elk geval een boeiend inzicht in de transformatie van het Gentse stadsbeeld tijdens de voorbije tweehonderd jaar. Annelies Storms Schepen van Cultuur, Toerisme en Evenementen
EEN KLEURRIJKE COLLECTIE: PEN EN WATERVERF OP PAPIER 9
Het Stadsarchief Gent bewaart een collectie van 134 aquarellen met Gentse stadsgezichten omstreeks 1820, geschilderd door of liever, toegeschreven aan Jean-Baptiste Joseph Wynantz. Het auteurschap van de tekeningen vormt inderdaad een probleem. Om te beginnen is geen enkel werk gesigneerd, gedateerd of van een titel of bijschrift voorzien door de auteur zelf. De identificatie van de kunstenaar gebeurde in de eerste plaats door architect, tekenaar, schrijver en verzamelaar Pierre-Jacques Goetghebuer (1788-1866), die een honderdtal stadsgezichten van Wynantz verwierf voor zijn historisch-topografische Atlas van Gent. Die vormen nu de hoofdmoot van de collectie Wynantz van het Stadsarchief.
De Atlas Goetghebeur en de Haagse collectie Goetghebuer voegde dikwijls bijschriften en historische nota’s toe aan de tekeningen en prenten die hij verzaPierre-Jacques Goetghebuer, potloodtekening, melde en topografisch (volgens buurt, site, straat of moFélix de Vigne, 1841 (Rijksmuseum Amsterdam, RP-T-1940-497) nument) ordende. Ook op een achttal aquarellen van Wynantz vinden we, ofwel op het tekenblad zelf, ofwel op het opzetkarton dat Goetghebuer gebruikte, de naam van de kunstenaar (vermeld als ‘J. J. Wynants’) samen met het jaartal in het (goed herkenbare) handschrift van de architect-verzamelaar. Bij enkele waterverftekeningen noteerde Goetghebuer bovendien een korte biografische nota over de schilder, die als soldaat in het Hollandse leger van 1820 tot 1823 in Gent verbleef. Als tijds- en stadsgenoot van Wynantz en als koper van zijn werken is Goetghebuer een betrouwbare getuige, die de schilder wellicht persoonlijk kende. Na het overlijden van Pierre-Jacques Goetghebuer in 1866 verkochten zijn erfgenamen zijn historisch-topografische Atlas aan de Stad Gent voor de ronde som van 7000 frank. Die ‘Atlas’ was geen kaarten- of prentenboek, zoals in de meest courante betekenis van het woord, maar een
Geboortehuis van Pierre-Jacques Goetghebuer, Lange Steenstraat 4, aquarel, Pierre-Jacques Goetghebuer, vóór 1866 (Stadsarchief Gent, IC_AG_L_47_24)
10
enorme verzameling van tekeningen, gravures, lithografieën, foto’s en schilderijen – in totaal zo’n 4250 stukken. Het ging vooral om (bouw)tekeningen van monumenten en stadsgezichten in Gent, naast kaarten, ontwerpen voor stoeten en portretten van belangrijke historische figuren. Die waren door de verzamelaar naar onderwerp geordend in 39 mappen. In een beknopte inventaris van de Atlas, die in 1867 werd opgemaakt met het oog op de aankoop door de Stad, wordt Wynantz’ naam enkele keren expliciet genoemd met betrekking tot tekeningen in de mappen ‘1: kaarten en panoramische gezichten van Gent’, ‘1 bis: stadspoorten’, ‘2: bruggen’, ‘3: pleinen en buurten, ‘4: kaaien en straten’ en ’26: Sint-Baafskathedraal’. Een aantal van die tekeningen kunnen we bijna zeker met aquarellen van Wynantz identificeren aan de hand van de opgegeven titels en data: ‘Porte de Courtrai 1820’, ‘Porte de Bruges 1821’, ‘Porte de l’Empereur (de Bruxelles) 1821’, ‘Plaine des Récollets 1820’, ‘Coupure (plan et vues) 1820-1823’, ‘Quai aux Tilleuls 1820’, ‘Quai bas Escaut 1820’. Deze inventaris geeft echter geen volledig overzicht van alle stadsgezichten van Wynantz en specificeert evenmin hoeveel het er in totaal waren. De belangrijke rol van Pierre-Jacques Goetghebuer bij de opbouw van de stedelijke collectie Wynantz is echter aantoonbaar en ook vrij precies te becijferen. In 1902 deed de Stad Gent immers een tweede aankoop van Wynantz-aquarellen, ditmaal in Den Haag. Over de verkoper of de herkomst van die tekeningen is verder niets bekend. Wel weten we dat het om 36 werken ging, alle min of meer van hetzelfde formaat: ongeveer 24 centimeter hoog bij 29,5 breed. In 1903-1904 publiceerden Prosper Claeys en Armand Heins een selectie van tien van de ‘Haagse’ Wynantz-aquarellen in hun ‘Album Wynants’. Van die tien werken kunnen we er negen identificeren met huidige collectiestukken van het Stadsarchief, dankzij de opgegeven afmetingen en de illustraties door Armand Heins. Van de tiende aquarel, die Heins eveneens tekende, namelijk een gezicht op het Dominicanenklooster en de Sint-Michielskerk vanaf de Predikherenlei, is de huidige bewaarplaats onbekend. Van de 26 overige tekeningen aangekocht in Den Haag kennen we geen titels of onderwerpen, maar op basis van het gegeven formaat kunnen we wel nagaan over welke werken het gaat. De huidige Wynantz-collectie van het Stadsarchief telt 41 aquarellen met afmetingen 24 x 29,5 centimeter maar vier ervan komen in tweevoud voor (ze tonen dus hetzelfde stadsgezicht). Als we aannemen dat de Haagse Wynantz-collectie enkel unieke stadsgezichten bevatte, dan kan uit die maximaal 38 aquarellen hebben bestaan (als we het verloren gezicht op de Predikherenlei meerekenen). De vier kopieën moeten dan tot de collectie Goetghebuer hebben behoord. Als de Haagse collectie inderdaad maar 36 aquarellen van Wynantz telde, zoals het jaarverslag 1902 van de Stad Gent beweert, dan moeten ook twee unieke stadsgezichten uit die reeks uit de nalatenschap van Goetghebuer afkomstig zijn geweest. In elk geval moet de Atlas Goetghebuer oorspronkelijk ongeveer honderd aquarellen van Wynantz hebben bevat.
Van de bibliotheek naar het archief De Atlas Goetghebuer, met daarin de stadsgezichten van Wynantz, werd door de Stad Gent aanvankelijk toevertrouwd aan de Stads- en Universiteitsbibliotheek. Die huisde in de voor-
Gezicht vanaf de Predikherenlei op het koor van de Sint-Michielskerk, ingekleurde lithografie van Armand Heins naar een aquarel van Wynantz (waarvan de huidige bewaarplaats onbekend is), gepubliceerd in het Album Wynants uit 1904 (Universiteitsbibliotheek Gent, G19585)
malige Baudelo-abdij aan de Ottogracht. Ook de ‘Haagse’ Wynantz-aquarellen kwamen in de bibliotheek terecht. Het verblijf van de collectie Wynantz aan de Ottogracht heeft trouwens zijn sporen nagelaten: de meeste aquarellen (94 van de 134) dragen in de rand – of, in enkele zeldzame gevallen, in de tekening zelf, met name als de randen waren weggesneden – een paarse stempel met de legende Bibliotheca Gandavensis. De overige 40 aquarellen zijn dus niet gestempeld, meestal omdat ze waren ingelijst. Dit was alleszins het geval bij 24 aquarellen met een bruine, kadervormige verkleuring rond de tekening, afkomstig van een verwijderde lijst of passe-partout, en misschien ook bij tien andere aquarellen, waarvan de randen echter werden bijgesneden of zelfs volledig weggesneden, zodat de sporen van een eventueel kader verdwenen zijn. Dit laatste kan gebeurd zijn uit esthetische (verkleurde randen verwijderen), praktische (de aquarel in een nieuwe, kleinere lijst passen) of conservatorische overwegingen (de tekening uit de door inktvraat aangetaste kaderlijn uitsnijden). Twintig van de 24 aquarellen met de aftekening van een bruine kaderrand op het papier en zonder een stempel van de Universiteitsbibliotheek zijn vermoedelijk – op basis van de afmetingen – afkomstig van de aankoop in Den Haag. De inlijsting gebeurde waarschijnlijk pas in de Universiteitsbibliotheek, aangezien de zeventien andere ‘Haagse’ Wynantz-aquarellen géén sporen van een oude inlijsting vertonen. De reden waarom de Wynantz-collectie – die toch door de Stad was aangekocht – niet van meet af in het Stadsarchief is terechtgekomen, maar wel in de Universiteitsbibliotheek, had in de eerste plaats te maken met plaatsgebrek. Het archief huisde in die periode in het Stadhuis, waar het maar over enkele zalen beschikte als depotruimte. Maar de krachtige persoonlijkheid, de grote werkkracht en de ambities van de toenmalige hoofdbibliothecaris, Ferdinand Vanderhaeghen (1830-1913), speelden ongetwijfeld ook een rol. De verhuizing van het Stadsarchief naar de Berg van Barmhartigheid in de Abrahamstraat, in 1932, bood echter nieuwe kansen. In het grote, historische gebouw van de opgedoekte leenbank was beduidend meer ruimte dan in het Stadhuis. Drie jaar later slaagde de toenmalige stadsarchivaris Henri Nowé (1894-1986) erin om het grootste deel van de Atlas Goetghebuer, waaronder de aquarellen van Wynantz, vanuit de Ottogracht over te brengen naar de Abrahamstraat. Een selectie uit de Atlas, waaronder de oudste en de meest monumentale stukken (zoals het Panoramisch gezicht van 1534 of de aquarellen van Lieven Vander Schelden uit 1584), werden door dezelfde Nowé – die naast stadsarchivaris ook conservator van het Oudheidkundig Museum was – vanuit de bibliotheek naar het Bijlokemuseum (het huidige STAM) overgebracht. Ten slotte bleven ook enkele stukken, zoals het oudste panoramisch gezicht op Gent, een houtsnede gedrukt door Pieter de Keysere in 1524, in de Universiteitsbibliotheek. Aanvankelijk was het trouwens de bedoeling om ook een deel van de Wynantz-aquarellen naar het Bijlokemuseum te verhuizen. In april 1932 stelde de Universiteitsbibliotheek een lijst van Gentse stadsgezichten op, die ze zou overmaken aan de Stad Gent om ‘in het Museum voor Oudheidkunde der Biloke (sic) opgehangen te worden‘ Die lijst bevatte onder andere 31 ‘gekleurde tekening[en] in kader onder glas’, bijna alle toegeschreven aan “J. J. Wynants”. Dankzij de opgegeven onderwerpen en afmetingen kunnen we die vrij gemakkelijk identificeren met gekende werken van Wynantz. Van die 31 aquarellen waren er waarschijnlijk 22
11
Buitenaanzicht van de Stads- en Universiteitsbibliotheek in de voormalige Baudelo-abdij aan de Ottogracht, omstreeks 1900 (SAG_MA_SCMS_PBK_1780)
Depot van het Stadsarchief in de voormalige Berg van Barmhartigheid, Abrahamstraat, 2003 (Stadsarcheologie Gent)
12
– afgaande op de typische afmetingen van 24 centimeter hoog op 29,5 breed – afkomstig van de aankoop in Den Haag. (Zeven andere tekeningen van de lijst, die eveneens aan Wynantz waren toegeschreven, zijn in werkelijkheid werken van andere auteurs, die echter ook tot de Atlas Goetghebuer behoren en vandaag tot de collectie van het Stadsarchief.) Die 31 ingelijste aquarellen van Wynantz verhuisden uiteindelijk dan toch niet naar het Bijlokemuseum, maar wel naar het Stadsarchief – op twee na: een gezicht op de Wijdenaard (nu: het Bisdomplein) en de brand in de Sint-Baafskathedraal van 11 september 1822 (STAM, inv. 635) en één op de Sint-Michielskerk vanaf het Sint-Michielsplein, gedateerd in 1823 (STAM, inv. 536). Tijdens hun verblijf in het Stadsarchief werden alle aquarellen van Wynantz, die tot dan verspreid waren over de Atlas Goetghebuer, op een gegeven ogenblik samengebracht tot één fysiek geheel. Die reorganisatie moet gebeurd zijn vóór 1971 – vermoedelijk in de periode 1964-1971, toen Antoon Wyffels stadsarchivaris was. Hierbij werden de ingelijste aquarellen van Wynantz uit hun lijst gehaald – tenzij dit al eerder gebeurd was? – en de losbladige aquarellen uit de topografisch geordende dozen en mappen van de Atlas Goetghebeur. Alle aquarellen werden toen stuk voor stuk in grote, uniforme passe-partouts verpakt. De hele collectie, die in 1989 nog uit 135 tekeningen bestond (sindsdien is één tekening, AG_W_121, verloren gegaan, zodat het huidige aantal 134 bedraagt), werd vervolgens verdeeld over zes grote tekenmappen (type Clairefontaine Annonay) met sluitlinten. Omdat de passe-partouts niet werden ingelijst of op een andere manier individueel werden beschermd, bijvoorbeeld door een transparante map, lagen de aquarellen zelf onbedekt en dus onbeschermd in de kadervormige uitsparingen van de passe-partouts. Een aantal aquarellen – aanvankelijk mogelijk alle? – werden daarom eerst in zijdepapier verpakt, vooraleer ze in de passe-partout werden geschoven. Zo waren de tekeningen weliswaar beter beschermd, maar verloren de passe-partouts hun praktisch nut als kijkraam.
Een behoedzame restauratie Een kwarteeuw later – Wynantz’ aquarellen waren inmiddels tweehonderd jaar oud – drong een conservatie- en restauratieproject zich op. Twee eeuwen van veroudering, verzuring, manipulatie, onoordeelkundige ingrepen, soms ongunstige bewaaromstandigheden en – bij de ooit ingelijste exemplaren – ook blootstelling aan licht had-
Detail uit het gezicht op de Sint-Niklaaskerk en de Kleine Korenmarkt (SAG_IC_AG_W_57_B) vóór de restauratie, met aanduiding van het schadebeeld (Stadsarchief Gent)
1 Lacunes 2 Lijmresten op achterkant 3 Verkleuring lijstrand 4 Papier vervuild 5 Foxing 6 Inktvraat 7 Resten van passe-partout
den de waterverftekeningen geen deugd gedaan. Het papier was matig tot erg vuil geworden. Soms was het papier vervilt door schimmelaantasting. Ooit verwijderde passe-partouts en lijsten hadden zoals gezegd bruine verkleuringen nagelaten. Veel aquarellen, vooral de ooit ingelijste, vertoonden foxing (roestbruine vlekken in het papier, waarvan de oorzaak nog niet duidelijk is). Sommige aquarellen waren op de vier hoeken gelijmd op een opzetblad (van zuur papier). Bij andere waren er op de voor- of achterkant van het papier resten van verwijderde passe-partouts of lijmresten blijven zitten. Enkele aquarellen waren zelfs volvlakkig vastgelijmd op een opzetblad, met als desastreus gevolg dat de lijm door de tekening was geslagen en een lelijke, roodachtige verkleuring over de hele tekening had veroorzaakt. Vele aquarellen waren beschadigd door scheurtjes of lacunes in de rand van het papier en soms ook kreuken of ezelsoren, te wijten aan een knellende passe-partout, een onvoorzichtige handeling of een ondeskundige verwijdering van het opzetblad. Sommige scheuren waren al eens hersteld, maar dit was toen gebeurd met plakband (tape), wat geen aangewezen restauratiemateriaal is. Plakband verliest bij veroudering immers zijn lijmkracht, waarbij de lijm bruin verkleurt en volledig in het papier kan trekken. Andere tekeningen, met grote scheuren, waren al eens volledig gedoubleerd met Japans papier, maar die restauraties waren niet altijd even mooi uitgevoerd. De tekeningen vertoonden ook typische ouderdomsverschijnselen, zoals de verbruining en de verzuring van het papier en de vervaling van de aquareltinten – wat vooral in de delicate luchtpartijen opviel. Een bijzonder probleem vormde de aantasting door inktvraat. Zowel voor de kaderlijn rond de tekening als voor de occasionele, 19de-eeuwse bijschriften was traditionele ijzergallus inkt gebruikt, die onderhevig is aan een chemisch verval. Bij sommige tekeningen was het verval zo ver gevorderd, dat het kader al doorgebroken was op de inktlijn, waardoor de tekening uit het kader ‘viel’ of dreigde te vallen.
13
Hier moet nog een bijschrift komen
Om de aquarellen te behoeden voor verdere schade en tegelijk een vlotte manipulatie en consultatie mogelijk te maken was het aangewezen om ze eerst en vooral uit hun (zure en vervuilde) passe-partouts te halen en ze opnieuw te verpakken in zuurvrij papier of een transparante en inerte kunststoffolie. Rekening houdend met de frequente manipulatie en consultatie van de tekeningen, werd uiteindelijk voor het laatste gekozen. Elke aquarel werd verpakt in op maat gesneden Melinex polyesterfilm en de hele collectie van 134 aquarellen werd vervolgens verpakt in vier prenten- of krantendozen – vervaardigd uit zuurvrij karton, bestemd voor bewaring op lange termijn – in twee verschillende formaten (volgens de afmetingen van de tekeningen). Een tweede stap was het opstellen van een schadeïnventaris en een conservatie- en restauratieplan. Hiervoor werd een beroep gedaan op de expertise van papierrestaurator Elke De Smet. Voor de eigenlijke restauratie werkten het Stadsarchief en haar Vriendenkring Gent of Files (GOF), die voor de financiering zorgde, samen met restauratieatelier Dumarey. In onderling overleg werd geopteerd voor een terughoudende, behoedzame restauratie, waarbij de duurzame bewaring van de aquarellen primeerde op de esthetische beleving ervan. Om de fragiele waterverftekeningen zo weinig mogelijk aan eventuele risico’s op lange termijn bloot te stellen, werden geen onomkeerbare behandelingen uitgevoerd die de kleuren van de tekeningen of de structuur van het papier zouden kunnen aantasten. Behandelingen zoals het vochtig rei-
Hier moet nog een bijschrift komen
pische werkwijze van de verschillende auteurs illustreren, samen met plattegronden of (details uit) kaarten van die periode, die de stadsgezichten topografisch situeren. Historische foto’s, waarvan de meeste dateren van omstreeks 1900, en hedendaagse sfeerbeelden vanop dezelfde locaties door fotograaf Philippe Debeerst illustreren dan weer de evolutie van het Gentse stadsbeeld tijdens de voorbije tweehonderd jaar. 48
Van sommige monumenten, sites of buurten tekende Wynantz verschillende gezichten. Zo geeft hij de Sint-Jacobskerk en de Sint-Michielskerk telkens vanuit drie verschillende perspectieven weer. De Coupure, die met zijn lommerrijke bomenrijen en weidse vergezichten ongetwijfeld uitnodigde tot wandelen en schilderen langs het water, vormt het onderwerp van vijf verschillende gezichten. Voor een beter overzicht werden de 74 stadsgezichten van Wynantz daarom gegroepeerd in een 54-tal sites die hij in beeld brengt.
67
63
66 64
59
58
65
62
60 68 7
13
21
18
19 22
39
5
23 31
24 30 32
4
50
36
9
44 40
38 37
69
43
41
42
45
72
51 52 3
49
53
10
8
28
33
35
11
25
29 27
34
56
12 26
6
55
16
17
61
20
15
14
2
48
74
47
73
70
46 71
54
1
575
1 Spanjaardenkasteel 2 Tussen ’t Pas 3 Nederschelde (Nieuwbrugkaai) 4 Muinkschelde en Sint-Pietersabdij 5 Sint-Pietersplein 6 Heuvelpoort 7 Kortrijkse Poort 8 Sint-Veerleplein (noord) 9 Sint-Veerleplein (west)
10 Abdij Ter Hagen (Molenaarsstraat) 11 Augustijnenkaai en Lievekaai 12 Rabot, gezien vanaf Bachtenwalle 13 Sint-Elisabethbegijnhof 14 Brugse Poort en Waldam 15 Brugse Poort en Bargiebrug 16 Nieuwe Wandeling 17 Rijke Gasthuis (Hoogstraat)
18 Houtlei en Alexianenklooster 19 Recollettenlei en Koophandelsplein 20 Lindenlei 21 Posteernepoort 22 Predikherenlei (zuid) 23 Predikherenlei (noord) 24 Sint-Michielskerk 25 Korenlei 26 Hotel de Nockere (Poel)
27 Vleeshuisbrug 28 Leie en vismarkt 29 Groentenmarkt en Vleeshuis 30 Vrije Schippershuis (Graslei) 31 Korenmarkt 32 Kleine Korenmarkt (Cataloniëstraat) 33 Botermarkt 34 Lakenhal (Sint-Jansstraat)
35 Sint-Baafskathedraal (west) 36 Wijdenaard (Bisdomplein) 37 Reep 38 Watermolenbrug (François Laurentplein) 39 Kouter 40 Vrijdagmarkt 41 Vlasmarkt en Sint-Jacobskerk (zuid) 42 Sint-Jacobskerk (koor) 43 Sint-Jacobskerk (west) 44 Dulle Griet (Groot Kanonplein) 45 Sint-Jacobsnieuwstraat 46 Minnemeers en Blekersdijk (noord) 47 Blekersdijk (zuid) 48 Baudelokaai en Reke 49 Nederschelde en Koepoortkaai 50 Kapucijnenkerk (Brabantdam) 51 Sint-Annakapel (Lange Violettestraat) 52 Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hooie 53 Keizerpoort (zuid) 54 Keizerpoort (noord) 55 Muinkmeersen en Sint-Pietersabdij 56 Muinkmeersen en panoramisch gezicht op Gent 57 Heirnis en panoramisch gezicht op Gent 58 Coupure en Rozemarijnbrug 59 Coupure, Sint-Martinuskerk en Rozemarijnbrug 60 Bocht van de Coupure 61 Coupure, Entrepot en Sint-Agnetebrug 62 Contributiebrug en Nieuwe Wandeling 63 Rasphuis, gezien vanaf de Krijgsgasthuisstraat 64 Rasphuis, gezien vanaf de Nieuwewandeling 65 Rasphuis, gezien vanaf de Coupure 66 Ekkergem, gezien vanaf het Rasphuis 67 Sint-Martinuskerk Ekkergem 68 Bijloke, gezien vanaf de Kortrijkse Poort 69 Tuin Kartuizerklooster (Fratersplein) 70 Heilig-Kerstkerk (Sleepstraat) 71 Doornzele-abdij, gezien vanaf de Sassevaartstraat 72 Sint-Jacobsgodshuis (Huidevetterken) 73 Sassevaart en Muide 74 Plantentuin in het Baudelohof
67
63
66 64
59
58
65
62
60 68 7
13
21
18
19 22
39
5
23 31
24 30 32
4 38 37 50
36
41
9
44 40
69
43 42
45
72
51 52 3
49
53
10
8
28
33
35
11
25
29 27
34
56
12 26
6
55
16
17
61
20
15
14
2
48
74
47
73
70
46 71
54
1
57
SPANJAARDENKASTEEL 52
Het Spanjaardenkasteel kwam rond het midden van de 16de eeuw op de plaats van de door Keizer Karel afgebroken Sint-Baafsabdij. Een andere naam voor het Spanjaardenkasteel was ook ‘nieuw kasteel’ om het te onderscheiden van het ‘oud kasteel’, de omschrijving waarmee het Gravensteen werd aangeduid. Het Spanjaardenkasteel was een citadel die zijn functie bleef behouden tot 1828. Ten gevolge van een uitslaande brand die was uitgebroken in de brouwerij in de buurt van het Spanjaardenkasteel, in november 1820, beslisten de militaire bevelhebbers om het ‘poedermagazijn’ dat op die plek was gevestigd, te verhuizen. Alle munitie uit de citadel werd per boot op transport gesteld naar de vesting te Ieper. In 1826 werd in het Spanjaardenkasteel een nieuw kruitmagazijn opgericht. In 1827 werd de site verlaten, omdat de nieuwe Hollandse citadel (het latere Citadelpark) dan in gebruik werd genomen. De opslag van munitie te Gent betekende een groot gevaar voor de stad Gent en haar inwoners! Op de aquarel van Wynantz zijn de opgestapelde kanonballen duidelijk waarneembaar. De vier hoekbastions van het vroegere Spanjaardenkasteel waren toegewijd aan Maria en de Heiligen Carolus, Anna en Jacob. Op de plaats van het vroegere Sint-Jacobsbastion is nog steeds een gedenksteen in de kaaimuur ingemetseld.
De Gentse veemarkt omstreeks 1960 (Privécollectie Irène Van Bastelaere, Gent)
In de loop van de 19de eeuw werd de citadel in verschillende fasen afgebroken. De funderingen van de laatste bastions verdwenen in 1882. Op de plaats van de vroegere abdij verrees de wijk van de veemarkt en het stedelijke Slachthuis. Dit Slachthuis verdween op zijn beurt in de jaren 1980. Sindsdien onderging de wijk een galante gedaanteverwisseling: veehandelaren en boeren streken niet langer neer en het gebied werd door het stadsbestuur voorgedragen als herwaarderingsgebied: straten, parken en pleinen werden heraangelegd en nieuwe woningen (waaronder nogal wat sociale woningen) werden opgetrokken. Het poortgebouw van het vroegere slachthuis werd gerenoveerd en op de achterliggende vlakte werd op de fundamenten van de voormalige kerk van de Sint-Baafsabdij een ‘Groene Kerk’ aangelegd door middel van beukhaagstruiken.
Het Spanjaardenkasteel met de refter > van de Sint-Baafsabdij (MDH_W_15)
TUSSEN ’T PAS Van op de Sint-Jorisbrug heeft men letterlijk een breed uitzicht op het Tussen ’t Pas. Meest herkenbaar vanuit historisch perspectief is de hoge berm van een aarden fortificatie. Het gaat om het noordwestelijke bastion van het Novum Castellum of Spanjaardenkasteel, in 1540 in opdracht van keizer Karel V opgericht op de plaats van de vroegere Sint-Baafsabdij. Van die abdij is nog het dak te zien van de hoge reftervleugel (12de en 15de eeuw), een gebouw dat tot vandaag in het Museum van de Sint-Baafsabdij behouden bleef. Het noordwestelijke bastion onderging een drastische verbouwing toen de fortificatie na de Calvinistische tijd opnieuw werd aangepast en in de stadsomwalling geïntegreerd. Dit bakstenen bastion, met kazematten onderaan, werd toen op een grotere plattegrond dan de andere 16de-eeuwse hoekversterkingen en als een forsere verdediging tegen de stad en naast de nieuwe (noordelijke) hoofdtoegang uitgebouwd. Toen kregen de bastions ook een heiligennaam: de noordwestelijke, gewijd op 27 augustus 1589, werd het Sint-Jacobsbolwerk. Vanaf 1782 startten de ontmanteling en de verkoop van delen van het Spanjaardenkasteel. De Schoolkaai die thans het voormalige bastion doorsnijdt, werd in 1861 afgelijnd. Een brede, diepe gracht omgaf de gebastioneerde fortificatie. De noordelijke fortificatiegracht werd in 1829 omgevormd tot de zogenoemde De Pauwvaart, een nieuwe verbinding tussen het nieuwe Handelsdok en de Leie aan het Spanjaardenkasteel. Behalve op de westelijke ‘kasteelgracht’ geeft de aquarel eveneens zicht op de Leie/Schelde en het ontdubbelen ervan met, de ‘coupure’ die in het kader van ingrijpende waterbouwkundige werken door de Staten van Vlaanderen in 1752 tot stand kwam. De middenberm met dubbele bomenrij die beide scheidde, verdween later en zo ontstond de brede rivierarm tussen Sint-Jorisbrug en Van Eyckbrug, zoals we die vandaag nog kennen. Met die verbreding verdwenen ook de bruggen die bij Wynantz centraal in beeld komen: de houten draaibrug met een typische brugleuning uit het begin van de 19de eeuw en de stenen Pasbrug met twee stuwen. De schotbalken vormden de (grote spey’ die op oudere stadsgezichten herkenbaar is aan de Rode Toren. Het 18de-eeuwse ontdubbelen van de Schelde was vooral bedoeld als ondersteuning voor de industriële bedrijvigheid die voornamelijk in de latere 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw gebruik van maakte. Toch brengt de Wynantz-aquarel behalve een molen, ook een witbepleisterd industrieel gebouw in beeld. De Nieuwbrugkaai, aan de westzijde van de rivier, werd pas in 1887 afgelijnd, de Sint-Joriskaai tussen 1893 en 1899. Toen verdween de stadsvolmolen, waar wollen stoffen gevold en bewerkt werden. De oudste gevels dateren uit de latere 19de eeuw.
< Tussen ’t Pas, links het Sint-Jacobsbastion van het Spanjaardenkasteel (SAG_IC_AG_W_004)
55
De Visserij, met links de bomenrij van de vroegere Visserij en iets verderop rechts de aftakking naar de Reep; op de achtergrond de toren van de Sint-Annakerk (SAG_MA_SCMS_6810)
NEDERSCHELDE EN NIEUWBRUG 56
Dit gezicht op de Nederschelde bij de samenvloeiing met de Leie, vandaag ingericht als jachthaven Portus Ganda, met de Nieuwbrug en de Sint-Baafskathedraal op de achtergrond, zou vanaf de Voorhoutkaai kunnen genomen zijn, ware het niet dat de afstand tot de oever te klein lijkt. In werkelijkheid stond de tekenaar op de smalle landtong tussen de Visserij en de Nederschelde, die nu stopt bij het terras tussen de Van Eyckbrug en de Slachthuisbrug, maar die in Wynantz’ tijd doorliep tot aan de nu verdwenen Pasbrug en toen een met bomen afgezoomde promenade vormde. Het grote, witgepleisterde gebouw met vier bouwlagen onder een zadeldak op de hoek van de latere Nieuwbrugkaai is de houtzagerij en handel in timmerhout Van Imschoot, met ingang aan de Stoofstraat, een doodlopende steeg die uitkwam op de Beestenmarkt (nu Oude Beestenmarkt). Een voorraad lange planken steekt achter het gebouw uit. Een amusant detail zijn de vrouwen- en mannenfiguren getekend op de houten luiken van de twee dakkapellen. Het gebouw maakte in de 18de eeuw deel uit van het Spinhuis, waar een gemeenschap van lekenzusters (spinessen) een weverij van tafelkleden en handdoeken uitbaatte en ook aan ziekenzorg deed. Tevoren behoorde dit domein tot het Hof van Nevele.
De samenvloeiing van Leie en Schelde met de Nieuwbrug en de Sint-Baafskathedraal op de achtergrond (SAG_MA_SCMS_PBK_1717)
De natuurlijke oevers van de Nederschelde werden in 1887 versteend met de aanleg van de Nieuwbrugkaai, die de bocht tussen de Nederschelde en de Leie vormt. De bestaande bebouwing verdween toen voor de bouw van burgerhuizen met bepleisterde lijstgevels, die op hun beurt in de jaren 1970 moesten wijken voor een zeer breed appartementsgebouw met zeven bouwlagen. Op de andere oever van de Nederschelde verdwenen de huizen van de Veerstraat met hun tuinen die op het water uitgaven, voor fabrieksgebouwen en beluiken. In de jaren 1970 verrees op de voormalige industriële site het beeldbepalende betonnen kantoorgebouw voor het telefoonbedrijf RTT (later gekend als de Belgacom-toren en AC Portus) annex parkeergebouw naar een ontwerp van Geo en Dirk Bontinck. De Nederschelde zelf werd in 1960 gedempt om plaats te maken voor parkeerplaatsen. In het kader van de herwaardering van de binnenwateren maakte de Stad Gent een masterplan voor de heropening van de Nederschelde op, dat vanaf 2001 werd uitgevoerd. De passantenjachthaven Portus Ganda en het Veermanplein werden in 2005 aangelegd. Twee jaar later kwam er opnieuw een Nieuwbrug en ook een nieuwe fietsersbrug tussen het Veermanplein en de Nieuwbrugkaai: de Bavobrug. Ter hoogte van de Oude Beestenmarkt werd in 2012 de Scaldissluis gebouwd. Het sluitstuk komt er in 2016 met de heropening van het laatste stuk Nederschelde aan de Reep en de Bisdomkaai. De Nederschelde, met rechts de Nieuwbrugkaai > (SAG_IC_AG_W_006)