Kleinschalige binnenstedelijke gebiedsontwikkeling
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie
Restwarmte UMCG voor de Oosterparkwijk | Bloemenbuurt
Opgesteld door: Stichting Building Brains (penvoerder) Ariane Kaper MSc – Ballast Nedam Sustainability Services Ir. Peter Buurman – Deerns Ir. Marieke Krijnen – DHV Alexander van Leersum MSc – Volker Wessels DEC Ir. Martine de Laat-Lukkassen – Yacht Postadres Stg. Building Brains Postbus 6000 2600 JA Delft
[email protected] www.buildingbrains.eu
In samenwerking met: Gemeente Groningen Milieudienst Paul Corzaan Woningcorporatie Nijestee Johan de Boer Bert Horst RENDO Duurzaam Roel van Buuren KAW architecten Marcel Tankink Bart Gorter Menno Hartsema
Inhoud 1.
Inleiding
3
1.1 Introductie 1.2 Achtergrond 1.3 Doelstelling Oosterparkwijk en UMCG 1.4 UMCG restwarmte concept
3 3 4 5
2.
6
Deelnemende partijen
2.1 Gemeente Groningen 2.2 Nijestee, woningcorporatie 2.3 Rendo Duurzaam 2.4 KAW Architecten 2.5 Building Brains
6 6 7 7 7
3.
8
Doelstelling van deze haalbaarheidsstudie
3.1 Primaire en secundaire doelstelling 3.2 Plan van aanpak
4.
Oosterparkwijk – Bloemenbuurt
4.1 Bloemenbuurt (noord) 4.2 Typologie indeling woningen
5.
Energiescenario bepaling
5.1 Trias energetica 5.2 Vraag en aanbod scan met behulp van QUES 5.3 Schema gekozen energieconcept 5.3.1 Bepaling van maatregelen 5.3.2 Schema van het concept
6. Kwantificering van projectprestaties 6.1 Bepalen energiegebruik referentiesituatie 6.1.1 De woningtypes 6.1.2 Energiegebruik per woningtype / 6.1.3 Energiegebruik per blok 6.1.4 Totaal energiegebruik plangebied Bloemenbuurt referentiesituatie 6.1.5 Taakstellende opgave
6.2 Pakket van maatregelen BASIS 6.3 Pakket van maatregelen PLUS 6.4 Pakket van maatregelen PREMIUM 6.5 Pakket van maatregelen INNOVATIE 6.6 Totaal overzicht CO2 reductie per pakket maatregel
7. Technische toepasbaarheid en kosten 7.1 BASIS pakket 7.2 PLUS pakket 7.3 Overige maatregelen
8 9
9 10 11
12 12 12 13 13 14
15 15 15 19 21 22
23 25 26 27 28
29 29 31 33
8 Monitoring: Power to the People
34
9 Exploitatiemogelijkheden
35
10 Conclusie en aanbevelingen
41
Bijlage 1 Forfaitaire waardes
42
Bijlage 2 Toelichting ECO2Value
43
Bijlage 3 ECO2 Value berekeningen Bloemenbuurt
46
Bijlage 4 Snoeiafval
47
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
2
1. Inleiding 1.1 Introductie Het Experiment Energiesprong kleinschalige Binnenstedelijke Gebieden is onderdeel van het programma Energiesprong Gebouwde Omgeving. Dit programma wordt uitgevoerd door de Stuurgroep Experimentele Volkshuisvesting (SEV) in opdracht van BZK/WWI. De SEV daagt initiatiefnemers uit om innovatief te werk te gaan. Daarom is een oproep gedaan, zijnde het Experiment Energiesprong kleinschalige Binnenstedelijke Gebieden. Het experiment moet laten zien hoe een grote stap in energiereductie gerealiseerd kan worden door maatregelen op gebouw- en wijkniveau te combineren. De kennis en ervaring die daaruit voortkomt zal vanaf de start van het project, tijdens en daarna beschikbaar worden gesteld aan andere initiatiefnemers. Het experiment Energiesprong kleinschalige Binnenstedelijke Gebieden biedt financiële ondersteuning voor publiek-private consortia, marktpartij(en), lokale overheid/overheden en eventueel anderen in twee stappen: 1. Realisatie van gebiedsprojecten, waarbij een energie gerelateerde CO2 uitstoot met 45% verminderd wordt; 2. Het maken van een technische onderbouwing van een gebiedsaanpak, waarbij onderzocht wordt met welke technische invulling aan de gestelde ambities/eisen van de realisatie voldaan kan worden. 1 Dit verslag betreft punt 2: de technische onderbouwing. De doelstelling van de haalbaarheidsstudie is om te komen tot een technisch en integraal haalbaar concept voor het behalen van een reductie van de CO2 uitstoot van 45% van het deelgebied Bloemenbuurt binnen de Oosterparkwijk in Groningen.
1.2 Achtergrond Groningen is een voormalige Hanzestad waarin handel centraal stond en staat. Zo zijn zowel de Gasunie en Gasterra beide in Groningen gevestigd. Een groot deel van de energievoorziening in Europa wordt vanuit Groningen geregeld. Binnen Groningen zijn heel veel initiatieven op gebied van energie. Energy Valley is hier wel het bekendste voorbeeld van. Energy Valley zet zich in voor een duurzame energievoorziening. Naast efficiënt fossiel trekt Energy Valley in Noord Nederland hard aan hernieuwbare energie. De gemeente Groningen heeft met vele andere gemeenten in Noord Nederland met de drie noordelijke provincies het 100.000 woningenplan ondertekend. In een periode van vijf jaar moeten 100.000 woningen energetisch verbeterd worden. In het afgelopen jaar hebben de woningcorporatie in samenwerking met gemeente Groningen 1.500 woningen op het gebied van energiebesparing verbeterd. De woningen zijn minimaal 3 energielabels verbeterd. Het merendeel van de aangepakte woningen valt nu in energielabel B of A. In 2008 heeft het UMCG naar de gemeente Groningen aangegeven dat ze beschikking hadden over een grote hoeveelheid restwarmte vanuit hun eigen energievoorziening. Enkele jaren geleden heeft het UMCG een aantal naastgelegen gebouwen (hotel, gebouw GGD en appartementencomplex) aangesloten op hun eigen warmtenet. Uit berekeningen bleek dat de restwarmte voldoende is om meer dan 2000 woningen van warmte (verwarming + tapwater) te voorzien.
1
Handleiding experiment energiesprong binnenstedelijke gebieden, SEV d.d. 9 dec 2010.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
3
Op donderdag 16 december 2010, is de Intentieverklaring Restwarmtebenutting ondertekend door het UMCG, woningcorporatie Nijestee, RENDO Duurzaam en de gemeente Groningen. Bestuurders van de vier partijen bekrachtigen daarmee hun samenwerking om te onderzoeken hoe restwarmte van het ziekenhuis benut kan worden voor 1.700 omliggende woningen. Uniek in Nederland is de combinatie; restwarmte UMCG, ondergrondse warmteopslag in combinatie met een warmtepomp, waarmee de woningen verwarmd en gekoeld kunnen worden. Het project is bijzonder omdat van de afgegeven warmte van de energiebron van het UMCG uiteindelijk Ondertekening intentieverklaring Restwarmte UMCG 16 december 2010 100% wordt benut. Dit in tegenstelling tot andere Partijen: UMCG, Nijestee, RENDO, gemeente Groningen. energiecentrales waar vaak 50% van de Fotograaf J. W. van Vliet gebruikte energie in de vorm van warmte verloren gaat zonder bestemming. Daarnaast zorgt het systeem niet alleen voor een goedkope, duurzame en comfortabele warmte voor de buurt, maar ook voor de mogelijkheid de huizen in de zomer te koelen. Nijestee is eigenaar van ruim 3.000 sociale huurwoningen in de Oosterparkwijk. Ook ontwikkelt de corporatie nieuwe woningen in de buurt van het Oosterhamriktracé en studio’s voor jongeren op het Bodenterrein. Deze gebieden liggen allemaal op een steenworp afstand van het UMCG. Voor bewoners zijn betaalbare woonlasten van groot belang en de energieprijzen vormen een groot aandeel hierin. Fossiele brandstoffen raken op, waardoor energieprijzen stijgen. Nu zich een kans voordoet om alternatieve energiebronnen aan te boren, werkt Nijestee graag mee aan onderzoek om duurzame energie te gebruiken. In het belang van bewoners, van de stad en van de toekomst. Het gaat in totaal om 1.700 woningen; 700 nieuwbouwwoningen en 1.000 te renoveren woningen. RENDO Duurzaam zorgt voor de aanleg en exploitatie van het warmtenet. Daarbij wordt niet alleen warmte geleverd, maar ook de koeling van gebouwen in de zomer wordt met dit net geregeld. In opdracht van RENDO is een innovatief drie bron systeem ontwikkeld. Het ‘warmtenet’ bestaat uit drie systemen: één voor warm water, één voor koud water en een gecombineerde afvoer. Daarnaast wordt onderzocht waar en op welke manier warmte in de bodem opgeslagen kan worden. Dit kan in combinatie met bestaande systemen voor warmte opslag in de bodem, de zogenaamde WKOsystemen. Het warmtesysteem is dusdanig flexibel dat in principe elke warmtebron aangesloten kan worden. Warmte uit zonneboilers bijvoorbeeld kan probleemloos warmte leveren aan het warmtenet. Op termijn kan het warmtenet gevoed worden door diepere aardwarmte.
1.3 Doelstelling Oosterparkwijk en UMCG Omdat ook het UMCG zijn verantwoordelijkheid wil nemen als het gaat om duurzaamheid heeft zij de gemeente gevraagd om mee te denken over duurzaam hergebruik van deze restwarmte. Deze samenwerking met RENDO en Nijestee is daar uit voortgekomen. Het UMCG is zeer verheugd dat er op deze manier geen energie verloren gaat, dat alle energie hergebruikt kan worden en dat het zo een steen bijdraagt aan de duurzaamheid van de stad Groningen In 2009 heeft het UMCG meegedaan met de prijsvraag Duurzaamste Ondernemer 2009 in Groningen. In de prijsvraag bracht UMCG het idee naar voren om rond het UMCG een koude en warmte ringnet aan te leggen waarmee naast het UMCG ook de nabije omgeving (CIBOGA, Oosterhamriktracé en Oosterparkwijk) van warmte en koude konden worden voorzien. Begin 2010 heeft Cogen Projects (destijds adviseur UMCG prijsvraag) contact opgenomen met de gemeente Groningen om te bekijken of het mogelijk was om de idee uit de prijsvraag concreet te krijgen. Samen met RENDO en Nijestee wordt onderzoek gedaan hoe -naast bestaande woningen van Nijestee in de Oosterparkwijk (ca. 1000) die nog de komende 5 jaren gerenoveerd moeten worden, ook alle nieuwbouw in de directe omgeving (ca. 700) kan worden meegenomen.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
4
Daarnaast wordt bekeken hoe initiatieven van derden zoals nieuwbouw door projectontwikkelaars en particuliere woningbezitters ook gebruik kunnen maken van het restwarmtesysteem.
1.4 UMCG restwarmte concept De restwarmte van het UMCG afkomstig van de koelers op het energiegebouw UMCG wordt beschikbaar gemaakt voor transport in een netwerk. Het gaat hierbij om warmte van ongeveer 50ºC. Deze warmte wordt getransporteerd naar nabij gelegen nieuwbouw. Hier wordt dit warme water direct gebruikt voor verwarming van de woning (klimatiseren, ruimteverwarming). Met een warmtepomp of een andersoortig systeem kan het water naar 65 ºC verwarmd worden om als tapwater te kunnen gebruiken (Legionellavrij). Daarnaast wordt een koppeling gemaakt met al bestaande WKO’s in het gebied en daar waar geen WKO is wordt deze gemaakt. Hiermee kunnen gebouwen gekoeld worden. Daarnaast wordt de ondergrond gebruikt om overtollige warmte op te slaan. Deze hogetemperatuur opslag staat los van de WKO. Dit is het principe van het door Cogen bedachte Tribronsysteem2. Dit concept is een radicale vernieuwing op het gebied van warmte / koudeopslag. In plaats van gebruik te maken van een koude en een lauwwarme bron voor ondergrondse energieopslag, zijn er in het Tribronsysteem drie opslagbronnen: een koude bron, een lauwe bron en een warme bron. Door deze extra bron toe te voegen, kan water vanuit de bodemopslag direct worden gebruikt voor verwarming van huizen en bedrijven en is na verwarming met een warmtepomp overbodig. Met dit concept wordt dan ook fors op energie bespaard. De warmte en koude voor de voeding van de bronnen wordt geleverd door een absorptiekoelmachine in combinatie met een WKK. Het systeem produceert daarmee tegelijkertijd warmte, koude en elektriciteit. De elektriciteitsproductie is ruimschoots voldoende om het eigen verbruik van de pompen en regelingen te dekken. Netto wordt zodoende elektriciteit geëxporteerd. In combinatie met een beperkt oppervlak aan pv-panelen kan een hele woonwijk op deze wijze volledig duurzaam worden. Bij gebruik van een WKK op biogas is zo eenvoudig een energieneutrale energievoorziening te realiseren. Binnen dit UMCG-project ligt een grote uitdaging op het gebied van de bestaande woningen. Omdat het systeem water levert met een temperatuur van ongeveer 40ºC moeten de woningen worden voorzien van een lage of zelfs een zeer lage temperatuur verwarming. Naast een goede isolatie en een hele goede kierdichting moet dus ook een lagetemperatuur verwarmingssysteem in te renoveren woningen aangebracht worden. Dit is Nederland nog niet op veel plaatsen gerealiseerd en al helemaal niet in de hoeveelheden woningen zoals in de Oosterparkwijk aangepakt gaan worden. Ook vergt dit veel inzet vanuit de woningcorporatie om de bewoners hiervoor enthousiast te krijgen. Uiteindelijke doel is om woningen te krijgen die ook op de lange termijn betaalbare woonlasten (= huur + energie) hebben. Met dit project is het zelfs mogelijk om op vrij korte termijn goedkoper uit te zijn dan een vergelijkbare woning die een gasverwarmingssysteem heeft. In de directe omgeving is ook veel particulier woningbezit. In het project wordt bekeken hoe deze mensen kunnen worden meegenomen in de uitrol van het systeem. Daar waar het systeem aangelegd gaat worden zullen de aanliggende particuliere woningeigenaren een aanbod gedaan worden om aan te sluiten die minimaal concurrent moet zijn met de bestaande installatie. Door de bijdrage van Energiesprong kan parallel en in samenhang met deze haalbaarheidsstudie een deel van de technische en procedurele onderzoeken voor de Oosterparkwijk aanvullend worden uitgevoerd. Hierdoor is een breder pallet aan energiebesparende maatregelen mogelijk en in ieder geval schaalsprong en versnelling op door een wijkgerichte aanpak.
2
tekst uit innovatieprijs 2010
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
5
2. Deelnemende partijen Voor deze haalbaarheidsstudie zijn een selectie van de totale groep deelnemende partijen benaderd om mee te werken. De motivatie van deze partijen is onderstaand beschreven.
2.1 Gemeente Groningen In het collegeprogramma 2006 -2010 heeft de gemeente de ambitie uitgesproken van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken: ‘Groningen is een compacte stad die een centrum functie vervult, bruist van stedelijke functies en omgeven is door rust en ruimte. Behoud en versterking van die kwaliteiten zijn bepalend voor ons beleid. Daarom verbeteren we de bereikbaarheid en gaan we door met het project Intense Stad. We kiezen nadrukkelijk voor een selectieve groei: de kracht van Groningen als compacte stad vraagt om duurzaamheid. Daarom zetten we actief in op de verbetering van lucht- en waterkwaliteit en maken van energiebesparing een belangrijk speerpunt. We willen van Groningen de duurzaamste stad van Nederland maken’. In februari 2007 heeft de gemeenteraad “Beleidskader duurzaamste stad.groningen.nl” vastgesteld. Daarnaast heeft de raad destijds ingestemd met “Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025”. Beide documenten kunt u terugvinden op de website www.duurzaamstestad.groningen.nl. Het huidige college heeft in het collegeprogramma “Groningen progressief met energie stad voor iedereen” nadrukkelijk aandacht aan ‘duurzaamheid’. Over wonen wordt bijvoorbeeld gezegd; “We willen op een verantwoorde wijze bouwen en wonen. De komende jaren willen we dat fors meer nieuw te bouwen woningen energieneutraal zijn. Door nieuwbouw en bestaande bouw energieneutraal of energiezuiniger te maken dragen we bij aan een beter klimaat en stimuleren we de duurzame economie. Minder energieverbruik leidt ook tot lagere energienota’s. Daarnaast willen we stevig inzetten op duurzame innovatie. Door het openstaan van nieuwe technieken kunnen we onze duurzaamheidsambities optimaal verwezenlijken.” Daar is de eerder genoemde intentieovereenkomst d.d. 16 december 2010 tussen UMCG, Nijestee en RENDO daar een mooi voorbeeld van. Daarnaast heeft de gemeente met alle woningcorporaties in Groningen in het Nieuw Lokaal Akkoord afspraken gemaakt om het energielabel van alle huurwoningen in Groningen sterk te gaan verbeteren. Jaarlijks zullen tussen de 600 en 1000 woningen aangepakt gaan worden met het uiteindelijke doel alle huurwoningen naar een energielabel B of A te krijgen. De woningen met de slechtste energieprestaties zullen het eerst worden aangepakt. Vanwege de sociale structuur (lage inkomens) en de hoge energieverbruiken (gemiddeld huishouden > 1500 m3 aardgas per jaar) wil Nijstee beginnen met de Oosterparkwijk. Hier moeten op korte termijn meer dan 1000 woningen gerenoveerd worden. En uiteindelijke een energielabel A of B krijgen en daarmee op termijn lage woonlasten te kunnen garanderen. Met het UMCG, Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool Groningen heeft de gemeente afspraken gemaakt over energie in het “Akkoord van Groningen”. Naast besparen kan ook kennis aanwezig in deze onderzoeksinstellingen worden ingezet bij daadwerkelijk realiseren van nieuwe duurzame energiebronnen en energie-infrastructuren. Deze kennis wordt ook in dit project ingezet. UMCG wil vanuit haar maatschappelijke positie een bijdrage leveren aan de ambitie van de stad Groningen om de duurzaamste stad van Nederland te worden. UMCG heeft expertise op het gebied van het uitkoppelen van restwarmte.
2.2 Nijestee, woningcorporatie Nijestee is eigenaar van ruim 3.000 sociale huurwoningen in de Oosterparkwijk. Voor de bewoners zijn betaalbare woonlasten van groot belang en de energieprijzen vormen een groot aandeel hierin. Woningcorporatie Nijestee werkt graag mee aan onderzoek om duurzame energie te gebruiken in het belang van de bewoners. Het gaat in het totaal om 1.700 woningen, 700 nieuwbouwwoningen en
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
6
1.000 te renoveren woningen. Er wordt bekeken hoe ook de particuliere woningbezitters in dit project betrokken kunnen worden.
2.3 Rendo Duurzaam Rendo Duurzaam heeft kennis van en ervaring met het aanleggen, exploiteren en onderhouden van energienetwerken voor de levering aan zowel particuliere als zakelijke klanten. Zij ontwikkelt duurzame energieconcepten in projecten voor o.a. woningen, winkels, kantoren en bedrijven. Rendo Duurzaam wil als maatschappelijke onderneming een significante bijdrage leveren aan het verduurzamen van de (noordelijke) samenleving. Rendo Duurzaam richt zich op het Ontwerpen, Financieren, Bouwen en Exploiteren van duurzame energievoorziening. Binnen het UMCG-project zorgt Rendo voor de aanleg en de exploitatie van het warmtenet.
2.4 KAW Architecten KAW architecten en adviseurs heeft kennis van architectuur, bouwtechnische dienstverlening, stedenbouw en volkshuisvesting. KAW werkt aan de verbetering van de woon-, werk- en leefomgeving van mensen in buurten, wijken en dorpen. KAW zet zich in om de vraag naar een duurzame omgeving op fysiek en sociaal hoog op de agenda van onze stedenbouw en architectuur te krijgen. Dit vanuit de morele verplichting het energieprobleem niet naar de volgende generatie te schuiven.
2.5 Building Brains Building Brains is door de gemeente Groningen gevraagd om in de haalbaarheidsstudie de haalbaarheid van de wijkgerelateerde energiereducerende maatregelen te onderzoeken en toetsen op haalbaarheid en opschaling.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
7
Buiding Brains is penvoerder van dit haalbaarheidsonderzoek, welke tot stand kon komen in samenwerking met de gemeente Groningen, woningcorporatie Nijestee, KAW architecten en Rendo Duurzaam. Kernactiviteiten De stichting Building Brians heeft ten doel het bevorderen van innovatie in de gehele bouwkolom op het gebied van duurzaamheid en energie, en het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Building Brains is een consortium van 32 organisaties (29 bedrijven en 3 kennisinstellingen) die de gehele keten van de bouw beslaan. Van architect tot en met toeleverancier, met als gezamenlijke ambitie: het komen tot een energieneutrale gebouwde omgeving. Building Brains beschikt over alle relevante expertise die nodig is voor onderzoek en implementatie van energiebesparing in de gebouwde omgeving met een focus op renovatie van bestaande bouw / gebied. Door de unieke ketensamenwerking zijn integrale oplossingen gegarandeerd. De partijen van Building Brains zijn zeer gemotiveerd om de opgedane kennis van de afgelopen 1,5 jaar (in totaal 250 manjaren werk) in de praktijk te brengen, deze te combineren met die van de woningcorporatie(s), en daarmee daadwerkelijk een forse stap te zetten richting energie neutraal. Door het grote aantal partijen, met een landelijke dekking, is Building Brains bij uitstek geschikt voor opschaling van de experimenten naar niveau van heel Nederland. De aangesloten partijen van Building Brains vertegenwoordigen ca. 140.000 mensen die actief zijn op dit vakgebied. Door de participatie van de kennisinstellingen wordt gewaarborgd dat ook onvoorziene kennisvragen eenvoudig opgepakt kunnen worden.
3. Doelstelling van deze haalbaarheidsstudie 3.1 Primaire en secundaire doelstelling Deze haalbaarheidsstudie heeft twee doelen. Allereerst om te komen tot een technisch en integraal haalbaar concept. Uitgangspunt is het behalen van een reductie van de energiegerelateerde CO2 uitstoot van ten minste 45% van in eerste instantie minimaal 400 bestaande woningen in de Oosterparkwijk. Het tweede doel is om op termijn opschaling mogelijk te maken voor alle 1000 te renoveren woningen in de Oosterparkwijk en de naastliggende nieuwbouw De Velden. Deze haalbaarheidsstudie loopt parallel aan een groter haalbaarheidsonderzoek voor de gehele Oosterparkwijk. Daardoor kunnen aanvullende studies worden gedaan, en een bredere scope voor wat betreft maatregelen worden meegegeven. De studie moet het huidige energieverbruik in kaart brengen, zowel gebruiks- als gebouwgebonden, om van daar uit mogelijkheden voor energiebesparing aan te reiken. Voor de Oosterparkwijk liggen de volgende kansen: renovatie van 1000 woningen naar energielabel A; aansluiten nieuwbouw 300 woningen De Velden op warmtenet waardoor label A+; aansluiten van ongeveer 400 nieuwbouwwoningen in nabijheid Oosterparkwijk woningen voorzien van duurzame warmte, alleen bij piekvraag nog inzet gasgestookte ketels (ca. 93 % CO2 reductie op verwarming!); op termijn laagblijvende energiekosten; te voorspellen woonlasten naar de toekomst; mogelijkheid om woningen te koelen; huidige bewoners kunnen betaalbaar blijven wonen (sociale structuur blijft gehandhaafd);
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
8
mogelijkheid om nu al te beginnen door het aanleggen van blokverwarmingssystemen die later in het restwarmtesysteem geïntegreerd worden. 2
2
De Oosterparkwijk heeft een gebouw dichtheid van minimaal 0,30 m BVO per m gebiedsoppervlakte. Het gaat in de periode tot en met 2013 om minimaal 400 bestaande woningen. Daarnaast in de jaren daarna nog eens 600 bestaande woningen op het restwarmtenetwerk. Het UMCG ligt naast de Oosterparkwijk. De afstand is hemelsbreed nog geen 500 meter! Opschaling en herhaalbaarheid is mede mogelijk door het toepassen van het onderstaande plan van aanpak.
3.2 Plan van aanpak Inventarisatie en analyse bestaande situatie o Gebiedsanalyse (stedenbouwkundige ligging, demografie, woningvoorraad, potenties) o Uit de gebiedsanalyse is een vereenvoudigde representatie van de werkelijkheid weergegeven, door een 6-tal referentietypologieën te bepalen. Bepalen energiegebruik referentiesituatie o Deze typologieën zijn doorgerekend middels het ECO2value programma. o Op blokniveau is dit vergeleken met de voorradige Enexis gegevens.CBS o De CO2-uitstoot is buurtniveau bepaald door energiegebruik van gebouw, gebouwgebruik, gebied en onderwijs Bepalen maatregelen en strategie o Forfaitaire waarden zijn gebruikt om te toetsen waar de opgave ligt. o Conform de trias energetica is eerst gekeken naar reductie van de energievraag. o De reductie kent een door ECO2value verminderde CO2-uitstoot ten opzichte van de huidige situatie. o Vervolgens is met deze gereduceerde vraag gekeken naar energieopwekking uit hernieuwbare bronnen. QUES is ingezet om verschillende energiescenario’s grofweg in te schatten o Samen met de deelnemers is het energiescenario gekozen, op basis van een BASIS, PLUS en PREMIUM pakket. o Dit is weer doorgerekend op CO2 uitstoot Gevolgen van de maatregelen o De uiteindelijke CO2-uitstoot van de woningen+ gebied+gebruiker is naast de nulsituatie gelegd om te toetsen of dit meer of tenminste 45% bedraagt. o Voorwaarden getoetst op technische toepasbaarheid en het financiële deel is in kaart gebracht.
4. Oosterparkwijk – Bloemenbuurt De Oosterparkwijk is een wijk in Groningen. De wijk ligt rond het gelijknamige park. In dat park stond tot 2006 het Oosterparkstadion. Enkele bekende straten uit de Oosterparkwijk zijn de Gerbrand Bakkerstraat, Gorechtkade, Irislaan en Zaagmuldersweg. Bekende (voormalige) inwoners van de Oosterparkwijk zijn onder andere Dick Nanninga, Joop Gall, Hugo Hovenkamp en Wayne van Dorp. In de Oosterparkwijk wonen ongeveer 11.000 mensen. Het Oosterpark, vroeger ook bekend als 'Plan Oost' is een typisch voorbeeld van de sociaaldemocratische idealen van voor de Tweede Wereldoorlog. Bij het ontwerp van de wijk is getracht om een grote hoeveelheid woningen zodanig te bouwen dat er toch sprake bleef van kleinschaligheid. Dat idee is goed terug te vinden in het deel van de wijk dat bekend staat als het Blauwe Dorp, een Tuindorp, dat sinds juni 2007 erkend is als Gemeentelijk monument.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
9 Siebe Jan Boumaschool
In het nieuwere deel van de wijk aan de noordzijde, dat na de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd, staat de Wielewaalflat, een gemeentelijk monument dat in 2007 is voorgedragen als rijksmonument. De zuidzijde van de Oosterparkwijk heeft een wat apart karakter en behoort niet tot het 'Plan Oost'. De zuidelijke begrenzing van 'Plan Oost' wordt gevormd door het Damsterdiep. Aan de noordzijde van dit gedempte middeleeuwse kanaal staan vooral zogenaamde schippershuisjes van rond 1900 (naar het oosten) en grotere huizen uit de late 19de en de 20e eeuw (naar het westen).
4.1 Bloemenbuurt (noord) De Bloemenbuurt zal het eerste aangepakt worden dit heeft een oppervlakte van 170.000 m2. Daarna is de omgeving Gorechtkade aan de beurt. De opschaling naar de omgeving van de Gorechtkade zal ook al voor 2013 gaan beginnen. Het geselecteerde gebied is in de vorm van een rechthoek over de Bloemenbuurt gelegd. Zie onderstaande kaartje. De rechthoek is een gebied van 200 maal 500 meter. De bebouwing binnen deze rechthoek voldoet aan de gestelde selectiecriteria. Deze zijn op hoofdlijnen: rechthoekig gebied totaal aan te pakken Ag cq BVO minimaal 20.000 m2, gebouwdichtheid minimaal 0,30 m2 BVO per m2 gebiedsoppervlak.
Gebiedsselectie Bloemenbuurt en ligging ten opzicht van het centrum en randwegen
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
10
4.2 Typologie indeling woningen De woningen in de Bloemenbuurt zijn karakteristieke woningen uit de periode 1926 tot 1933, met een deel uit 1955. De architectonische verschijningsvorm kenmerkt zich door de menselijke maat, het gebruik van donkere baksteen, hout en dakpannen. Veel rijwoningen hebben een voortuin. Dit stimuleert de sociale cohesie in de buurt. De woonstraten zijn smal gedimensioneerd, waardoor het straatprofiel voorrang verleent aan de voetganger en fietser. De straatprofielen bieden ruimte voor een groene invulling, waardoor een prettig woonklimaat Vanuit luchtfoto’s is geconstateerd dat ieder bestudeerd blok een binnenplaats kent. Op dit moment wordt deze veelal ingevuld met bijgebouwen, grasvelden en schuren. Dit biedt potentie voor enerzijds de energiereductie-opgave (ruimte voor collectief systeem), maar ook voor de verbinding van bewoners rondom een collectieve (duurzame) voorziening. Na analyse is geconstateerd dat het grootste deel van de woningen binnen dit gebied bestaat uit beneden-bovenwoningen (portiek) en eengezinswoningen.
Type 1,2 en 5, 6
Type 3 en 4
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
11
Op basis van deze indeling naar 6 typologieën is onderzocht welke energieverbruik aan deze referentiewoning gekoppeld kan worden.
5. Energiescenario bepaling 5.1 Trias energetica Voor het bepalen van het energiescenario is gewerkt conform de trias energetica: De Trias Energetica is vanouds de meest bekende, maar nog steeds actuele strategie voor duurzaam bouwen; een strategie die zich richt op het besparen van energie. 3
Drie-stappen Stap 1 Beperk de behoefte aan energie, gebruik zo min mogelijk energie; Stap 2 Gebruik voor de energiebehoefte zoveel mogelijk energie uit duurzame bron; Stap 3 Gebruik de nodige energie uit fossiele brandstof zo efficiënt mogelijk.
Interpretatie hiervan:
0 De niet-duurzame uitgangssituatie. 1 Reduceer de vraag door passieve (steden)bouwkundige maatregelen; Door een gedegen schilisolatie en kierdichting, koudebrug vrij Stedenbouwkundige maatregelen (rekening houden met klimaat, landschap, ondergrond, omliggende bebouwing door oriëntatie en rangschikking, compact bouwen) Slimme bioklimatische oplossingen op gebouwniveau (optimale inzet van lokale karakteristieken en interactie van het ontwerp met de omgeving, interne zonering en compartimentering) 2 Gebruik van duurzame energiebronnen en hergebruik van reststromen. - Warmteterugwinning en optimaal gebruik van alle reststromen, zowel binnen de oorspronkelijke stroom als in een andere, binnen en buiten het gebouw. - Opwekking van duurzame energie
5.2 Vraag en aanbod scan met behulp van QUES Quick Urban Energy Scan (QUES) is ontwikkeld in het consortium ‘Building Brains - Smart Building Smart District: Energy Neutral’. QUES is een interactief softwareprogramma waarmee de eerste inschatting van de energievraag van de bestaande woning- en utiliteitsbouw in een plangebied gemaakt kan worden. QUES is bedoeld voor gemeenten als instrument dat bijdraagt aan het opstellen van energiebeleid en het vaststellen van energieambities op gebiedsniveau. Het product wordt gebruikt in de fase van beleidsvorming en het opstellen van ruimtelijke programma’s. Woningcorporaties en projectontwikkelaars kunnen QUES inzetten voor het vaststellen van energieambities op wijk- en buurtniveau, voorafgaand aan het vasttellen van programma’s van eisen voor de wijk of een buurt. We hebben dit programma toegepast op de Bloemenbuurt, om in eerste instantie grip te krijgen op de energiebehoefte en mogelijk duurzaam opgewekt energieaanbod. Ook naast het restwarmteproject.
3
Bron:
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2010/06/01/informatieblad-strategieen-duurzaam-
bouwen.html
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
12
Deze korte exercitie is gedaan om te kunnen inschatten of alternatieve scenario’s opportuun zijn voor dit gebied. Er is gekeken naar energieopwekking vanuit zonne-energie, wind, water, asfaltcollectoren, biomassavergisting (houtsnippers en ander groenafval), geothermie en restwarmte.
weergave momentopname QUES invoer Op basis van deze exercitie is geconstateerd dat het restwarmte systeem – gezien de nabijheid van het UMCG- het meest opportuun is. Mocht in de toekomst hier noodzaak toe bestaan, kunnen alternatieve bronnen worden aangesloten, zoals geothermie, biomassavergisting etc.
5.3 Schema gekozen energieconcept 5.3.1 Bepaling van maatregelen Om een goede strategie te bepalen voor de toe te passen maatregelen is de volgende structuur gehanteerd:
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
13
Tussentijds is overleg gevoerd met de deelnemers, met name om een besluit te nemen welk energiescenario in de buurt het meest gewenst is. Daarbij is tot onderstaand maatregelenpakket gekomen. Maatregel pakketten Isoleren woningen (Dakisolatie, vloerisolatie, gevelisolatie) BASIS Aanbrengen HR++ Glas Aansluiting op restwarmte voor ruimteverwarming (met inpassing LTV) PLUS Gasmotorwarmtepomp (GWMP) voor tapwater PREMIUM Het pluspakket met toevoeging van zonnecollectoren Geoptimaliseerde elektrische warmtepomp met aansluiting restwarmte voor tapwater. INNOVATIE Restwarmte voor ruimteverwarming Zonnepanelen 5.3.2 Schema van het concept Gekozen is voor de weergave van het PLUS pakket . BASIS en PREMIUM (met toevoeging van decentrale energievoorzieningen zoals zonnepanelen) zijn hierin niet weergegeven. De pakketten zijn nader omschreven in Hoofdstuk 7.
UMCG Restwarmte ringsysteem
Blokniveau
Decentrale energievoorziening op blokniveau Afleversets en LTV in woningen na isolatie
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
14
6. Kwantificering van projectprestaties Op basis van de informatie van de inventarisatie wordt het energiegebruik in de referentiesituatie bepaald met behulp van het programma ECO2Value. Aan de hand van de stedenbouwkundige gegevens als bouwvolumes, gebruikersfuncties en EPC berekeningen de energiebehoefte berekend. Voor het gebruikgebonden energiegebruik is gebruik van kengetallen. Forfaitaire waarden zijn voor het gebied en onderwijs opgenomen.
Gevolgen van de maatregelen De haalbaarheid en effectiviteit van de energiebesparende maatregelen zullen worden bepaald door een analyse per type gebouw (hierbij wordt uitgegaan van een beperkt aantal referentiegebouwen, waarna een vertaalslag plaatsvindt voor vergelijkbare gebouwen in het gebied). Resultaat van deze stap is onder andere: • De energiebesparing voor de drie stappen van de Trias energetica per woningtype. • De maximaal haalbare energiereductie. • De globale investeringskosten en terugverdientijden (en mogelijke alternatieve financieringsconstructies). • Een prognose van de financiële consequenties op basis van de tijdens het onderzoek geldende energietarieven.
6.1 Bepalen energiegebruik referentiesituatie 6.1.1 De woningtypes
Type 1: Benedenwoning (1933)
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
15
Type 2: Bovenwoning (1933)
Type 3: Eengezinswoning (1933)
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
16
Type 4: Eengezinswoning (1933)
Type 5: Benedenwoning (1926)
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
17
Type 6: Bovenwoning (1926)
Uitgangspunten voor alle woningen:
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
18
6.1.2 Energiegebruik per woningtype De huidige CO2 uitstoot van het plangebied is bepaald op basis van de bouwkundige en installatietechnische kenmerken, zoals beschreven in hoofdstuk 6. Hiervoor is gebruik gemaakt van het, door DHV ontwikkelde, rekenprogramma ECO2 value. Dit programma is gebaseerd op de rekenmethodiek van EPA-woningen, zoals omschreven in ISSO publicatie 82.3. Er waren reeds VABI gegevens beschikbaar, deze gegevens zijn ingevoerd in ECO2Value. Daarnaast is gebruik gemaakt van data van het CBS, te weten Statline: Kerncijfers wijken en buurten 2004-2010. Aangevuld met gebouwgegevens doe uit EPA komen, dit verschilt per typologie. Dit is het verbruik van woningen voor het gebouwgebonden energiegebruik en het gebruikersgebonden energiegebruik samen. Op basis van de berekeningen is bepaald welk deel van dit totaal toe te wijzen is aan het gebouw en welk deel aan de gebruiker. Dit leidt tot het volgende gemiddelde (over alle typologieën) gebruik en verdeling: Aardgas (m3) Elektriciteit (kWh) CO2 uitstoot (kg)
Gebouw 1.911 237 3.532 67 %
Gebruiker 60 1.800 1.240 33 %
Totaal 1.971 2.037 4.773 100%
De gegevens uit de berekeningen komen goed overeen met de forfaitaire waarden zoals vastgesteld door SEV. Daarom is ervoor gekozen om zo dicht mogelijk bij de werkelijke gegevens te blijven, voor waar dat mogelijk is. Daar waar informatie niet gegeven is, werd gebruik gemaakt van de forfaitaire waarden. Dit geldt voor de gebiedswaarden en onderwijs. In bijlage 3 van dit rapport zijn de volledige berekeningen opgenomen. De berekeningen zijn uitgevoerd voor de verschillende woningentypen die in de wijk aanwezig zijn. Bij de indeling van de woningen naar typologie is gebruik is gemaakt van de referentiewoningen van Agentschap.nl. Per typologie is onderstaande CO2 uitstoot berekend.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
19
6.1.3 Energiegebruik per blok
Blokindeling en aantal woningen per blok:
In het tabel zijn de eindwoningen separaat genoemd door de vermelding tussen haakjes.
N.b. hier zijn de 15 woningen in particulier eigendom aan de Kamperfoelie (2), Goudenregenplein (1) Korenbloemstraat (10), Laurierstraat (2) meegenomen.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
20
Op blokniveau is alleen gecontroleerd of dit overeen kwam met de Enexis gegevens. Onderwijs In het gebied staat de school en gymzaal. De aangeleverde gegevens zijn doorgevoerd op gebiedsniveau: Energieverbruik 2010 Elektraverbruik 13.600 kWh Gasverbruik 16.150 m3 Dit komt overeen met een CO2 uitstoot van 37.154 kg
6.1.4 Totaal energiegebruik plangebied Bloemenbuurt referentiesituatie De berekening van de totale CO2-uitstoot van Bloemenbuurt houdt rekening met 6 woningtypes. Voor type 3 is de CO2 uitstoot van zowel een eindwoning als tussenwoning uitgerekend. Voor de overige typologieën zijn de eindwoningen geëxtrapoleerd. Woningtype 3 is inclusief 32 woningen uit 1955. Hiervoor is geen aparte berekening gedaan voor energieverbruik. Ook zijn er 32 woningen in de Bloemenbuurt met een VR ketel (blok G en H), en 8 woningen die gebruik maken van een keukengeiser (blok G). Deze factoren zouden voor een hoger CO2 uitstoot kunnen leiden.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
21
6.1.5 Taakstellende opgave Om te komen tot een reductie van CO2 uitstoot van 45%, moeten maatregelen getroffen worden. Niet alle deelposten van het energiegebruik zijn echter even goed te beïnvloeden of te reduceren. Zo is op gebouwgebonden energiegebruik een besparing te behalen groter dan 45%, terwijl op het gebruikersgebonden energiegebruik minder bespaard kan worden. Daarom is ervoor gekozen om een realistische inschatting te maken van de haalbare reducties voor het gebiedsgebonden, gebouwgebruikgebonden en gebruikersgebonden energiegebruik, om daarmee een taakstellende opgave te formuleren voor het gebouwgebonden energiegebruik.
Aandeel energievraag Huidige CO2- uitstoot [%) KG CO2 gebouwgebonden woningen onderwijs gebouwgebruik woningen onderwijs gebruiksgebonden woningen onderwijs gebiedsgebonden straatverlichting bemaling
Mogelijke reductie [%]
resultaat CO2 uitstoot KG CO2
65 60
1.663.264 21.816
62 62
1.031.223 13.526
2 0
51.177 0
15 15
7.677 0
33 40
844.426 14.544
15 15
126.664 2.182
70 30
21.000 9.000
41 50
8.610 4.500
2.625.227 CO2-reductie
1.194.381 45,50%
De percentages voor straatverlichting en bemaling/riolering zijn als volgt onderbouwd; Openbare verlichting:
Zaagmuldersweg en de Klaprooslaan hebben straatlantaarns van 100 watt (ca. 20stuks) Deze worden vervangen door LED verlichting met dimmers De overige straten hebben straatverlichting van 36 watt, kegelverlichting (ca. 60 stuks).
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
22
Geschatte besparing is 41%. Het dimregime is: - Na ontsteken 90% - Na 19.00uur 70% - Na 21.00uur 60% - Na 23.00uur 50% - Na 06.00uur 90%
Riolering Het rioolgemaal zit aan het Damsterdiep: Het regenwater wordt afgekoppeld van het vuilwaterriool. Het aanpassen van het rioolsysteem en het aanpassen van de pompen zorgt ervoor dat er veel minder vuilwater verpompt hoeft te worden en dat dit efficiënter gebeurt. De maximale capaciteit van het gemaal gaat van 11.500 m3/uur naar 5.500 m3/uur. Globaal gerekend wordt het energieverbruik daarmee ook ongeveer 50% lager4. Zonnepanelen in Groningen De Gemeente Groningen geeft aan dat er in 2011 7500 kWp aan zonnepanelen op het dak van de gymzaal Goudenregenplein 16 geplaatst worden. De geschatte jaarlijkse opbrengst is circa 7500 kWh (o.b.v. 1000 zonne-uren), gelijk aan 55% van het totale elektraverbruik van de gymzaal.
6.2 Pakket van maatregelen BASIS Het BASISpakket van de maatregelen bestaat uit de eerste stap van de Trias Energetica: reduceren van de energiebehoefte (zie daarvoor Hoofdstuk 5). Conform de strategie betekent dit een ingreep op gebouwniveau, namelijk isoleren en kierdichten. De genomen maatregelen zijn:
(BRON: EPA maatregelen lijst juni 2010)
4
kentallen Projectbureau energiebesparing GWW
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
23
Het opgeleverde resultaat is:
Op blokniveau betekent dit:
Deze maatregelen leveren een significante verbetering op van de thermische schil. Rekeninghoudend met het toepassen van een ventilatiesysteem, wat nodig is wanneer de kierdichting wordt aangepast, wordt er op gebouwgebonden energiegebruik gemiddeld 42% CO2 reductie behaald. Het energielabel van de woningen wordt hiermee verbeterd van een label D/E naar label A/B. Dit komt overeen met een toename van 6 punten in het woningwaarderingstelsel. Een reductie van 42% betekent echter dat aanvullende maatregelen nodig zijn om invulling te geven aan de ambitie voor het gebouwgebonden energiegebruik. Gebruiksgebonden energiegebruik Na het gebouw is het gebruiksgebonden energiegebruik het hoogst. In de huidige situatie is de CO2 uitstoot verbonden aan het gebruikersdeel ongeveer de helft van de gebouwgebonden CO2 uitstoot. Wanneer vergaande maatregelen worden doorgevoerd aan het gebouw, zal de impact van de gebruiker dus belangrijker worden. Het is echter moeilijk om het gedrag van de gebruiker te beïnvloeden. De gebruiker zal niet bereid zijn om in te boeten op comfort. Daarom moet gezocht worden naar maatregelen die het wooncomfort verhogen en tegelijk het energiegebruik reduceren. Hieronder wordt een aantal maatregelen besproken die kunnen bijdragen aan deze opgave. Hiervoor
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
24
is gebruik gemaakt van het EOS-LT project Rigoureus dat onderzoek heeft gedaan naar mogelijkheden om het gebruiksgebonden energiegebruik terug te dringen. Toepassen standby-killers Veel apparaten zijn uitgevoerd met een zogenaamde standby-modus. In deze modus is het apparaat eenvoudig opnieuw in te schakelen. Nadeel van deze instelling is, dat het apparaat in deze modus energie verbruikt. Omdat het een soort wachtstand betreft, is het energieverbruik dat met deze functie gemoeid is, overbodig. Met vrijwel hetzelfde gemak worden TV en stereo-installatie na gebruik helemaal uitgeschakeld waardoor dit standby-verbruik wordt voorkomen. Een standby-killer is een apparaat dat tussen de stekker en het stopcontact wordt geplaatst, die dit standby-verbruik tegengaat. Voor audio- video en communicatiemiddelen leidt het toepassen van een standbykiller een besparing van circa 30% op het elektriciteitsgebruik. De kosten van een standby-killer bedragen €20 tot €40 (incl. BTW). Toepassen hotfill apparatuur In woningen zijn meerdere apparaten aanwezig die met een elektrisch element water verwarmen, zoals een wasmachine en een vaatwasser. Door het apparaat direct te vullen met warm water, afkomstig uit een HR107 ketel of een zonneboiler, wordt een grote besparing in primaire energie behaald (circa 40-50%). Dit betekent wel dat er extra warm water tappunten in de woning moeten worden aangebracht. De meeste vaatwassers zijn direct op deze wijze aan te sluiten, voor wasmachines is een voorschakelkastje of specifiek hotfill toestel nodig. Slimme thermostaat Een slimme thermostaat maakt onder andere gebruik van aanwezigheidsdetectie om te zorgen dat de woning niet onnodig verwarmd wordt. De thermostaat biedt veel instelmogelijkheden en leidt tot een energiebesparing voor ruimteverwarming van ongeveer 15%. Een slimme thermostaat kost circa € 168. Educatie en voorlichting Door voorlichting te geven over energiebesparing kunnen bewoners attent gemaakt worden op de mogelijkheden op dat vlak. Een actie in Nederland die bewoners extra aanspoort om energie te besparen is de actie Klimaatstraatfeest. Binnen deze actie kunnen bewoners met hun straat meedoen in een wedstrijd om energie te besparen. Voor behaalde resultaten kunnen punten verdiend worden. De 500 straten met de meeste punten verdienen aan het eind van de campagne een straatfeest. Hoe meer buren er meedoen in de straat, hoe meer punten je kunt verdienen en hoe meer kans op 1 van die 500 straatfeesten.
6.3 Pakket van maatregelen PLUS In dit deel van de studie is gekeken naar de levering van warmte voor ruimteverwarming en warm tapwater. In het gebied bestaat de mogelijkheid om aan te sluiten op restwarmte van het naastgelegen UMCG. Deze restwarmte zal niet direct beschikbaar zijn en daardoor moet er rekening worden gehouden met een overgangsperiode. Verschillende mogelijkheden zijn onderzocht om deze restwarmte te benutten voor ruimteverwarming en/of warm tapwatervoorziening. Daaruit zijn 3 varianten naar voren gekomen. Deze varianten hebben een toenemende mate van duurzaamheid en zijn daardoor voorgesteld als 3 verschillende ‘pakketten’. Al deze pakketten hebben vanuit de Trias Energetica als basis dat de isolatie van de woningen wordt verbeterd. Dit “plus” pakket bestaat uit ruimteverwarming op basis van restwarmte en tapwater op basis van een gasmotorwarmtepomp (GMWP). Alle warmte wordt decentraal opgewekt in een groene technische ruimte op het middenterrein van een huizenblok.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
25
Verwarming 40 oC Warm tapwater 70 oC
Groen gas
ketel GWP
Warmtewisselaar vloerverwarming en tapwater per woning
Lucht
Verwarming 40 oC Warm tapwater 70 oC
Groen gas
ketel GWP
Warmtewisselaar vloerverwarming en tapwater per woning
Lucht
40 oC 20 oC Restwarmte UMCG
Ruimteverwarming In het plus pakket wordt de warmte voor ruimteverwarming onttrokken aan het restwarmtenet. De temperatuur van de restwarmte is 40 oC wat voldoende is voor lage temperatuur verwarming in de woningen. Er is dan dus alleen een warmtewisselaar nodig tussen het restwarmtenet en de circulatieleiding voor ruimteverwarming. Deze wisselaar zal in de groene technische ruimte staan op het middenterrein. Iedere woning krijgt een afleverset om de warmte vanuit de circulatieleiding de woning in te brengen. Voor de periode dat er nog geen restwarmte beschikbaar is dient er een tijdelijke voorziening te komen. Voor ruimteverwarming kan er dan een ketel geplaatst worden die later als backup/piekketel kan blijven functioneren. Warm tapwater De warmte voor warm tapwater wordt ook decentraal opgewekt in het groene gebouw. Dit gebeurt met een gasmotor warmtepomp (GMWP). Dit systeem bestaat uit een gasmotor die mechanisch gekoppeld is aan de warmtepomp waarbij tevens de warmte van de gasmotor gebruikt wordt voor verwarming. Deze specifieke warmtepomp is gekozen omdat deze een hogere primary energy ratio (PER) heeft bij een hoge afgiftetemperatuur (70 oC) in vergelijking met andere warmtepompen. Dit houdt in dat de netto CO2 besparing hoger uit zal vallen. De rest van de warmte wordt onttrokken aan de buitenlucht. In de eindsituatie is dit systeem niet gekoppeld aan het restwarmtenet maar een bijkomend voordeel is dat er daarom ook geen tijdelijke voorziening nodig is.
6.4 Pakket van maatregelen PREMIUM Het PREMIUM pakket is gelijk aan het PLUS pakket maar met toevoeging van zonnecollectoren. Ruimteverwarming en warm tapwater De ruimteverwarming is identiek als in het PLUS pakket. Er kan worden aangesloten op het restwarmtenet door middel van een warmtewisselaar op blokniveau en afleversets in de woningen. Als tijdelijke voorziening kan er een ketel geplaatst worden welke na aansluiting op restwarmte kan blijven functioneren als back-up/piekketel. De warmte voor tapwater wordt ook in dit pakket opgewekt met een gasmotorwarmtepomp. Er wordt echter bespaard op het gasgebruik door de toevoeging van zonnecollectoren aan het systeem.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
26
Zonnecollectoren In dit pakket is er per woning 4 m2 zonnecollectoren geïnstalleerd. De opgeleverde warmte wordt gebruikt voor het warm tapwater. De gasmotorwarmtepomp heeft daardoor slechts een ondersteunende rol en het gasverbruik wordt daardoor teruggedrongen.
6.5 Pakket van maatregelen INNOVATIE Het Innovatie pakket levert een systeem dat het CO2 verbruik nog verder terugdringt. Dit gebeurt door het restwarmtenet ook voor het warm tapwater te benutten en door toepassing van zonnepanelen. Ruimteverwarming De ruimteverwarming is identiek als in het PLUS en PREMIUM pakket. Er kan worden aangesloten op het restwarmtenet door middel van een warmtewisselaar op blokniveau en afleversets in de woningen. Als tijdelijke voorziening kan er een ketel geplaatst worden welke na aansluiting op restwarmte kan blijven functioneren als back-up/piekketel. Warm tapwater Verwarming 40 oC Warm tapwater 70 oC
ketel
Warmtewisselaar vloerverwarming en tapwater per woning
Verwarming 40 oC Warm tapwater 70 oC
ketel
Groen gas GWP
Warmtewisselaar vloerverwarming en tapwater per woning
40 oC 20 oC Restwarmte UMCG
In dit pakket wordt restwarmte gebruikt voor warm tapwater. Er wordt een warmtepomp geïnstalleerd om de restwarmte van 40 oC op te waarderen naar 70 oC voor tapwater. Vanwege deze temperaturen is het rendement van een warmtepomp niet optimaal. Er komt bij deze variant dus een stuk innovatie kijken om warmtepompen te optimaliseren voor deze temperaturen. Zowel een gasmotorwarmtepomp als een elektrische warmtepomp hebben deze innovatie nodig om optimaal te kunnen functioneren en daardoor is de keuze vrij. De ontwikkelde warmtepomp kan nog niet worden gebruikt in de overbruggingsperiode omdat deze warmtepomp (in tegenstelling tot de GMWP in het plus en PREMIUM pakket) water als bron gebruikt in plaats van lucht. Voor de tijdelijke voorziening moet er daarom óók voor het warm tapwater een ketel worden geplaatst. Deze ketel kan na aansluiting op het UMCG als back-up/piekketel blijven functioneren. Dit pakket heeft dan het voordeel dat zowel het systeem voor ruimteverwarming als dat voor warm tapwater is voorzien van back-up in het geval de restwarmte niet beschikbaar is.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
27
Als alternatief kunnen er ook geoptimaliseerde warmtepompen in de huizen zelf worden geplaatst in plaats van decentraal. De warmte voor warm tapwater kan dan uit dezelfde circulatieleiding worden onttrokken die voor de ruimteverwarming wordt gebruikt. Het voordeel bij deze optie is dat er slechts één circulatieleiding nodig is. Er zal een kostenanalyse moeten worden uitgevoerd om vast te stellen of dit voordeel opweegt tegen de extra kosten van individuele warmtepompen. Zonnecollectoren In dit pakket is er per woning 4 m2 zonnecollectoren geïnstalleerd. De opgeleverde warmte wordt gebruikt voor het warm tapwater. De warmtepomp heeft daardoor slechts een ondersteunende rol. Maar door aansluiting op het restwarmtenet is dit resterende deel ook duurzaam opgewekt. Zonnepanelen Naast de plannen voor de gymzaal (6.1.5) zijn er in de Bloemenbuurt ook kansen voor zonnepanelen op de daken van woningen en/of schuren. Een zonnesysteem met 500 watt piek vermogen (ongeveer 4m2 en gelijk aan een dak van een schuur in Bloemenbuurt) levert jaarlijks gemiddeld 375 kWh op5, zo’n 18% van het totale elektraverbruik van de woning. Het prijskaartje van de zonnepaneel alleen deze is gemiddeld € 600,-.6
6.6 Totaal overzicht CO2 reductie per pakket maatregel De pakketten zijn doorgerekend op CO2-emissiebesparing. In onderstaande tabel is zichtbaar per pakket hoeveel bespaard kan worden.
CO2 besparing per deelpost Pakket verbetering isolatie warmtelevering tapwater ventilatie BASIS 44% 0 0 -2,7% PLUS 44% 16,1% 2,8% -2,7% PREMIUM 44% 16,1% 9,2% -2,7% INNOVATIE 44% 16,1% 10,5% -2,7%
Totaal 41,8% 60,7% 67,0% 68,4%
Maatregel pakketten Isoleren woningen (Dakisolatie, vloerisolatie, gevelisolatie) BASIS Aanbrengen HR++ Glas Aansluiting op restwarmte voor ruimteverwarming (met inpassing LTV) PLUS Gasmotorwarmtepomp (GWMP) voor tapwater PREMIUM Het pluspakket met toevoeging van zonnecollectoren Geoptimaliseerde elektrische warmtepomp met aansluiting restwarmte voor tapwater. INNOVATIE Restwarmte voor ruimteverwarming Zonnepanelen Om de doelstelling van tenminste 45 % te behalen, zal tenminste pakket ‘PLUS” moeten worden toegepast op de woningen.
5
van Veluw, Michel. Afstudeerscriptie Duurzaam Renoveren. Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling. juni 2010.
6
Investeringskostenoverzicht EPA maatregelen, Agentschap NL. juli 2010
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
28
7. Technische toepasbaarheid en kosten Om de 6 woningtypes op het hoge niveau te isoleren is op basis van gedane ervaringen een inschatting gemaakt van de technische toepasbaarheid en kosten. Per maatregel is aangegeven wat de gebruikelijke werkzaamheden zijn en waarmee rekening gehouden moet worden. Om een definitief oordeel te kunnen geven dienen de woningen nader te worden onderzocht.
7.1 BASIS pakket Aanbrengen van isolatieglas Stap 1 bij het verbeteren van het isolatieniveau, en doorgaans eenvoudig te realiseren. Het is het moment om de bestaande woningen ook te voorzien ventilatieroosters. De meeste kozijnen zijn hiervoor geschikt, maar de meeste bestaande draaiende delen (ramen en deuren) niet. Een voorstel is om deze draaiende delen geheel vervangen waarbij dan tevens de inbraakwerendheid wordt aangepast aan huidige eisen en de tochtwering goed is opgelost. Samen met een grote schilderbeurt en enig houtrotherstel lopen de kosten al snel op richting het geheel vervangen van de kozijnen hetgeen doorgaans een kans is om de oorspronkelijke architectuur te herstellen die in veel vooroorlogse projecten is aangetast. Hiervoor zijn bij KAW diverse voorbeeldprojecten te zien zoals hiernaast de Rhijnvis Feithstraat en op de website7. Vloerisolatie Hiervoor zijn veel mogelijkheden in de praktijk, Drowa chips, PS parels etc. isolerende producten die in een laagdikte van 20 á 30 cm in de kruipruimtes worden geblazen. Ook kan Tonzon worden toegepast een luchtkussenproduct dat net als PUR schuim onder tegen de vloer kan worden aangebracht. Hiervoor moet de kruipruimte echter wel redelijk toegankelijk zijn. Een voorkeur gaat uit naar PUR schuim in de dikte van ca. 70 mm omdat dit als bijkomend voordeel heeft dat dit de beganegrond vloer afsluit opdat met het toepassen van een mechanische afzuiging geen kruipruimte lucht in de woning kan komen. Een belangrijk aandachtpunt is dat in veel vooroorlogse woningen een (te) geringe kruipruimte aanwezig is en deze niet altijd voorzien zijn van kruipluiken en mangaten dor de funderingen. In die gevallen moet men mangaten in door de houten of betonnen vloer maken, hetgeen in bewoonde toestand veel overlast kan geven. Met dergelijke oplossingen aangevuld met een laag isolatie kan men in dergelijke woningen eenvoudig LTV realiseren. Gevelisolatie Gevels kunnen op 3 posities worden geïsoleerd. 1. Indien aanwezig in de spouw, 2. aan de binnenzijde van de muur 3. aan de buitenzijde van de muur. Aan de buitenzijde heeft grote consequenties voor de uitstraling van de woningen en is in Nederland vaak een brug te ver. Ook ter plaatse van de aansluitingen met het dak en de kozijnen geeft dit technische knelpunten. Wel kan hiermee eenvoudig een grote stap in isolatieverbetering worden behaald, zonder dat dit ten koste gaat van het oppervlak van de woningplattegrond. Het eenvoudigst kan men de spouw na-isoleren. Hiervoor zijn uiteenlopende producten toepasbaar zoals glaswol, steenwol, PS parels en PUR schuim waarbij de laatste het best isoleert, maar tevens het duurst is. Een nadeel van het na-isoleren van de spouw is dat de isolatiewaarde niet hoger wordt 7
www.kaw.nl en pdf bijlage met 3 voorbeeldprojecten: Eiland, Tuinwijk en De Hoogte
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
29
dan in de aanwezige 50 of hooguit 60 mm spouw gerealiseerd kan worden. De Rc waarde varieert hierbij van 1,5 tot 2.0 m².K/W. Tevens is de kwaliteit van de gevelsteen van groot belang, omdat deze zijn warmte en zijn vocht slechter kwijt kan omdat de spouw is verdwenen. Mogelijke gevolgen zijn vochtdoorslag en kapot gevroren stenen. Omdat de gevels meer uitzetten wanneer de zon erop schijnt worden afhankelijk van de oriëntatie en het ontwerp dilatatievoegen gezaagd om scheurvorming in de gevels te voorkomen. Bij projecten met steens muren worden (zijn) voorzetwanden toegepast (Pakhuis Waterborg, het Eiland, de Hoogte etc). Hiermee zijn hoge isolatiewaarden te realiseren. Een nadeel is dat radiatoren moeten worden verplaatst en dat ze relatief veel ruimte innemen zeker in kleine vooroorlogse woning. Dit is een oplossing die ook bij spouwmuren toepasbaar is, zeker in combinatie met kozijnvervangingen. Dakisolatie Het dak is aan de buiten of aan de binnenzijde na te isoleren. Bij oude complexen is vaak in de jaren ‘80 al een laagje isolatie aan de binnenzijde aangebracht samen met het vervangen van de zachtboardplafonds. Om dit te verbeteren moet vanuit de binnenzijde wederom de bekleding vervangen worden tegen hoge kosten en met veel overlast voor de bewoners. Indien enigszins mogelijk stellen wij isolatie aan de buitenzijde van het dak voor, waarbij het belangrijk is dat de isolatiewaarde aan de buitenzijde beter is dan aan de binnenzijde i.v.m. mogelijke condensatie problemen. Vaak gaan deze werkzaamheden in combinatie met het vervangen van de pannen waardoor de woningen er weer als nieuw bijstaan. M.b.t. de kosten is het van groot belang of goten schoorstenen en dakkapellen aangepast moeten worden om isolatie aan de buitenzijde mogelijk te maken. Kierdichting Met het aanbrengen van nieuwe draaiende delen in de kozijnen is een deel van de kieren gedicht, de aansluitingen van de kozijnen hebben extra aandacht nodig en zijn bij kozijnvervanging goed af te werken, zeker in combinatie met voorzetwanden. De beganegrond vloeren zijn goed te dichten met een PUR isolatieschuim hoewel dit product slecht scoort op duurzaamheid. Met de genoemde naisolatie op het dak zijn ook goede resultaten te behalen. Koudebruggen Oudere woningen hebben veelal (beton) constructies die doorlopen buiten het gebouw. Denk hierbij aan balkons en loggia, maar ook vloeren boven poorten en daken van aanbouwen of bergingen. Daarnaast zijn vloeren of lateien in de spouwmuren veelal doorgestort. Dit geeft naast een koude brug ook mogelijk thermische spanning in de gevel bij na-isoleren. Afhankelijk van de keuze en kwaliteit van de na-isolatie moeten deze mogelijk aanvullend worden ingepakt. Een hoger temperatuurverschil van het binnenoppervlak geeft mogelijk condensatie problemen. Kosten van het BASIS pakket Op basis van de laatste technieken en prijzen op de markt, zijn de kosten van het BASIS pakket toegepast op woningtype 3 berekend. Hierbij is geen rekening gehouden met honoraria, leges, procesmanagement, of rente verliezen. Voor de vervanging van dubbelglas met HR++ glas worden de bestaande kozijnen gehandhaafd.
Bij het isoleren van een woning is het zeer belangrijk om de ventilatie te verbeteren. Het plaatsen van
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
30
roosters kan (binnen de norm) meegenomen worden bij het plaatsen van isolatieglas, maar de afvoer van lucht is niet meegenomen in de kosten. Er zijn geen installatie maatregelen benoemd, kosten voor het aanleggen van mechanische ventilatie of het aanpassen van de installaties t.b.v. een andere vorm van energie/warmte levering zijn niet opgenomen. Naast deze maatregelen zijn er mogelijk extra kosten gemoeid met het verder kierdicht maken van de woning en oplossen van koudebruggen.
7.2 PLUS pakket LTV verwarmingssystemen De isolatiewaarde van de schil zou minder kunnen als we gebruik maken van (zeer) lage temperatuur verwarming (ZLTV of LTV) uit hernieuwbare bronnen. Voor een lage temperatuurverwarming zijn verschillende goede oplossingen beschikbaar. Zo kan er gedacht worden aan zonneboilers met voorraadtank die in LTV-verwarming, balansventilatie en warm tapwater voorziet. Een andere oplossing is bodemopslag met een warmtepomp en zonneboiler en Breathing Windows (uitleg verderop in de tekst) voor de ventilatie en eventuele na verwarming en -koeling. Voor kleinere woningen zou ik denken aan een zuinige CV-ketel voor LTV-convector radiatoren en warm tapwater, gecombineerd met balansventilatie met WTW en CO2-sensoren in de woonvertrekken. In het kader van de stijgende energieprijzen en de groeiende urgentie van het thema duurzaamheid, leidt tot het toepassen nieuwe innovaties op gebeid van duurzame energietechnieken. FiWiHex Figuur 1 ademend raam 8 Een belangrijke technische innovatie die we in de studie op de Oosterpark wijk/ Bloemenbuurt willen bekijken is de toepassing van de Fine Wire Heat Exchanger (FiWiHex) van Hydro Systems Holland. Het grote voordeel van dit systeem is, dat het mogelijk maakt om (zeer) geringe temperatuurverschillen te gebruiken voor verwarming en koeling. Een unit kan met een aanvoertemperatuur van 11-12 graden Celsius (de temperatuur van grondwater) koelen met een vermogen van 25kW. Hij kan verwarmen met een aanvoertemperatuur van 25-30 graden Celsius (de temperatuur van rioolwater) met een vermogen van 16kW. Dit maakt het systeem uitermate geschikt om toe te passen in combinatie met hergebruik van restwarmte van het UMCG.
Willen we een bestaande wijk als de Bloemenbuurt (veelal jaren 30 woningen) aansluiten op een warmtenet gebruik makend van de restwarmte afkomstig van het UMCG, dan dienen we de woningen beter te isoleren. Door het aanpassen van de woningen ontstaat hier een ventilatie probleem, waardoor de thermische massa van vloeren/wanden nog een geringe bijdrage levert aan de behagelijkheid van het binnenklimaat. Sinds 2009 is er een duurzame ontwikkeling op de markt de Breathing Window genaamd, wat overigens geen ruit is, is een geavanceerde decentrale balansventilatie-unit met warmteterugwinning, op basis van FiWiHex technologie voor efficiënte warmtewisseling. De unit kan gebruikt worden voor nakoeling en naverwarming. Hiermee kunnen luchtkanalen, behalve bij keukens en sanitair, voortaan achterwege blijven. Afhankelijk van het ontwerp en de variant reduceert hij ook de traditionele verwarmings- en koelinstallaties. Het apparaat is voorzien van een intelligente besturing die reageert
8
Brink Climate Systems, brochure ademend raam
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
31
op wind, temperatuur, tijd, CO2 en vocht. Niet-bewoonde vertrekken worden in geringe mate geventileerd en naast een open raam houdt de mechanische ventilatie op. De unit is geluidwerend en de ventilatoren zijn stil uitgevoerd (<30dB). Als in een goed geïsoleerde woning het warmteverlies door transmissie gelijk is aan het ventilatieverlies, zal 30-40 % besparing op het totale energieverlies mogelijk zijn. Vloerverwarming De vloerverwarming werkt vaak met een lagere watertemperatuur ten opzichte van een radiatorverwarmingssysteem. Bovendien biedt het een energetisch voordeel van 5 à 10% ten opzichte van radiatoren met 90°C aanvoerwatertemperatuur. De dergelijke installatie is wel uitgebreider dan een traditioneel (radiator) systeem en vergt daardoor een extra investering. Een vloerverwarmingsinstallatie (als basisverwarming) is te combineren met radiatorenverwarming of met een gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning of met luchtverwarming. De maximaal toelaatbare oppervlaktetemperatuur van de vloer bedraagt (conform NEN-EN 1264) 29°C, behalve in badkamers en randzones. Dit betekent dat de maximale aanvoerwatertemperatuur circa 45°C mag zijn, hierdoor is ook een vloerverwarmingssysteem een uitstekend optie in combinatie met restwarmte van het UMCG. Direct doorstroomde systemen worden rechtstreeks met het door de warmtebron verwarmde water gevoed. Deze verdienen uit energetisch oogpunt de voorkeur boven indirecte systemen. Warmteafgiftesystemen voor vloerverwarming bestaan in het algemeen uit kunststof buizen die in de dekvloer worden ingegoten (zogenaamde 'zware' systemen). Belangrijke aanbeveling is het aanbrengen van een isolatielaag onder de dekvloer en langs de randen ('zwevende' dekvloer). Een bijkomend voordeel daarvan is dat de akoestische eigenschappen van een dergelijke vloer vele malen beter zijn dan die van een conventionele vloer, hetgeen met name in appartementencomplexen en bovenwoningen interessant kan zijn. Naast 'zware' systemen bestaan er ook 'lichte' vloerverwarmingssystemen, bijvoorbeeld voor toepassing in houten constructievloeren in bestaande bouw als de Oosterpark wijk. Als vloerbedekking komen diverse opties in aanmerking: keramische plavuizen en natuursteen, maar ook parket en textiele of andere materialen. Wel mag bij deze tweede groep de warmteweerstand niet hoger zijn dan 0,15 m²K/W. Wandverwarming De tegenhanger van vloerverwarming is wandverwarming ook hier bestaan de meest gangbare systemen uit kunststof leidingen. Voor de toepassing in bestaande bouw, worden 'lichte' wandverwarmingssystemen toegepast. De maximaal toelaatbare oppervlaktetemperatuur van de wand bedraagt ca. 40 °C. Dit betekent dat de maximale aanvoerwatertemperatuur zo’n 55 °C mag zijn. Direct doorstroomde systemen verdienen de voorkeur boven indirecte. De plaatsing van meubels voor warmtewanden vormt meestal geen probleem. Wel moet hiermee bij de dimensionering rekening worden gehouden. Ook mogen er aan de muur schilderijen, schemerlampen en dergelijke worden bevestigd. Bij het boren in de wanden moet wel rekening worden gehouden met de rasterafstand tussen de wandverwarmingsbuizen. Wandverwarming staat vanwege de behaaglijkheid steeds meer in de belangstelling. Bovendien heeft het net als vloerverwarming een energetisch voordeel ten opzichte van radiatorenverwarming van 5 à 10% ten opzichte van radiatoren met 90 °C aanvoerwatertemperatuur. Kosten van het Pluspakket Bij toepassing van lage temperatuur verwarming is de mate van warmte verlies en luchtverversing zeer bepalend voor het comfort en het energieverbruik. Hieronder zijn drie pakketten voorgesteld
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
32
m.b.t. LTV. Net als met het BASISpakket is het overzicht gebaseerd op een type 3 tussenwoning.
Hierbij is geen rekening gehouden met het toepassen van GMWP. De kosten zijn exclusief BTW, honoraria, leges, procesmanagement, en rente verliezen.
7.3 Overige maatregelen Douche(bak) WTW De douche wtw’s met standleiding geven de beste resultaten maar, hiertoe moet de douche op de verdieping gelegen zijn. Het is bij de realisatie belangrijk dat de wtw na installatie toegankelijk blijft via een demontabel paneel. De douche wtw is niet eenvoudig in bestaande plattegronden in te passen omdat zowel water als riolering veelal verplaatst moeten worden en dat is in een nauwe kruipruimte niet eenvoudig. Een indicatie van de kosten van een douchebak WTW is volgens de EPA investeringskostenoverzicht gemiddeld €1.500 bij (projectmatig) complete renovatie van de badkamer. Balansventilatie Dit is een moeilijk in de bestaande bouw te integreren systeem door de vele kanalen die hiervoor nodig zijn en de grote opstelplaats voor de benodigde unit. Een alternatief is het aanbrengen van een Climarad, een gecombineerde radiator en WTW deze is in de Tuinwijk en de Hoogte toegepast in
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
33
de woonkamers waar het warmst gestookt wordt en waar men veelal verblijft. Een nadeel kan zijn dat het systeem in conflict komt met mechanische ventilatie systemen. Zonnecollectoren voor warmte Bij zonneboilers gelden dezelfde argumenten als bij zonnepanelen. Daarnaast moet bij plaatsing op het dakvlak ook rekening worden gehouden met de constructieve (on)mogelijkheden van de kapconstructie - en of deze hiertoe draagkracht bezit. Een indicatie van de kosten van het plaatsen van een 180 liter zonneboiler met een collector van 4m2 is volgens de EPA investeringskostenoverzicht gemiddeld € 4.400 bij projectmatige uitvoering. Zonnecellen voor elektriciteit Eenvoudig te realiseren door montage op dakoppervlak. De plaatsing en oriëntatie kan een uitdaging zijn, zeker als de uitstraling van een dergelijk oud complex behouden moet blijven. Een oplossingsrichting is het plaatsen van de panelen op het platte dakoppervlak in de binnenterreinen (uitbouwen en schuren). Anderzijds kan het zichtbaar zijn van deze panelen een imagoverbetering genereren en bijdragen aan de bewustwording van de bewoners als het gaat om benutting van duurzame energie en aansluiten bij de strategie om hiermee zuinig om te gaan. Exploitatiemogelijkheden Men investeert niet snel in een zonnepaneel omdat er een keer in de zeven jaar verhuist wordt, en de terugverdientijd van een installatie veel langer duurt. Om bewoners te helpen met de aanschaf van een zonnepaneel is de Gemeente Groningen bezig de mogelijkheden te laten onderzoeken om als tussenpersoon te fungeren en de administratie van de leasekosten over te nemen. Zoals vaker toegepast in Amerika zou de installatie aan het huis gekoppeld worden in plaats van aan de bewoner. Hierdoor hoeft de huiseigenaar niet te investeren en is er geen verlies bij verkoop of verhuizing. Er zijn ook constructies waarbij de gemeente een minder prominente rol neemt. In het kader van het Innovatieprogramma Zonnestroom heeft het Agentschap NL aan ARCADIS opdracht gegeven om een overzicht te maken van verschillende constructies die in de Nederlandse markt te vinden zijn9. Een daarvan is het verpachten van de daken van pand eigenaren aan een financier. zoals bijvoorbeeld een bank. De financier zorgt dat de zonnepanelen plaatst worden en levert het energie aan het net. Hierdoor krijgen de woningeigenaren een vaste inkomen voor de pacht, en de financier van het project verdient aan de leveranties aan het energiebedrijf. Bij zo een regeling heeft de gemeente alleen de plicht om de vergunningen af te geven maar voor de rest volledig ontzorgt. Het onderzoek van Arcadis kijkt specifiek naar zonnepanelen, maar zo een systeem zou ook voor windenergie kunnen worden toegepast.
8 Monitoring: Power to the People Onder leiding van KAW en Building Brains wordt een opzet gemaakt hoe en op welke manier de monitoring van energieverbruik kan worden uitgevoerd. Mogelijk kan in samenwerking met KEMA, Dutch Smart en Enexis een aanvullen project rondom monitoring opgezet worden. In Groningen zijn bovenstaande bedrijven op dit moment bezig om een project met 1000 woningen van de grond te krijgen. Power to the People is een samenwerkingsverband tussen Nijestee, KAW en de gemeente Groningen waarin wordt onderzocht op welke wijze de beschikbare middelen voor de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad in de stad Groningen het beste kunnen worden ingezet. In het project wordt specifiek gekeken naar het gebruik van „free energy‟ bronnen. Power to the People onderzoekt het optimum tussen beschikbare investeringsmiddelen en verduurzaming met name vanuit het perspectief van reductie van woonlasten. Nagegaan wordt of de huidige verduurzamingsstrategie 9
ARCADIS (in opdracht van Agentschap NL), Inventarisatie van Nieuwe organisatievormen en financieringsconstructies in de Nederlandse zonnestroommarkt. januari 2011.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
34
(gericht op reductie energieverbuik door woninggewijze na-isolatie en installatieverbetering) kan worden verlegd naar een complex- of wijkgewijze opwekkingsstrategie uit CO2-neutrale bronnen. Daarmee wordt in zekere zin de Trias Energetica omgedraaid. Plan van aanpak Power to the People Het project restwarmte UMCG is één van de twee projecten die zijn voortgekomen uit het verkennende onderzoek Power to the People. Voor het restwarmte UMCG project is een plan van aanpak opgesteld op basis van de stappen die zijn genoemd in de intentieovereenkomst van december 2010. In dit plan van aanpak zitten naast de technische haalbaarheid ook het onderdeel rond wet en regelgeving en bewonerscommunicatie. Op technisch vlak moet worden onderzocht welke capaciteit aan de UMCG-restwarmte bron ontrokken kan worden en welke betekenis dit heeft voor de Oosterparkwijk. Verder moet in beeld gebracht wat de technische, financiële, juridische en organisatorische aspecten zijn van een warmtenet in de wijk. Op woningniveau moet worden nagegaan wat de technische aspecten zijn van warmtelevering en tot welke aanvullende investeringen dit leidt binnen de woning. Op het vlak van bewonersacceptatie en contractvorming moet ook het nodige in beeld gebracht worden. De vragen die onderzocht worden zijn: - Is het juridisch mogelijk om bewoners te „dwingen‟ van een eigen verwarmingssysteem naar een collectief systeem over te stappen? Zo nee, welke communicatie en marketingstrategie leidt tot de hoogste acceptatie? Wat is de rol van bewoners, welke rechten en plichten hebben zij? - Welke mogelijkheden zijn er om investeringskosten in de huur door te rekenen?
9 Exploitatiemogelijkheden Ambities voor duurzame energievoorzieningen worden vaak uitgedrukt in zo eenduidig mogelijke waarden, zoals percentage van duurzame opgewekte energie of reductie in CO2 uitstoot. Afwegingen voor bepaalde energieconcepten worden echter gemaakt in een bredere context. Hierin worden doorgaans sociale, visuele en emotionele aspecten meegenomen. Financiële afwegingen zijn ook een integraal onderdeel van dit afwegingsproces. In dit document wordt een financieel afwegingskader en een kwantitatief afwegingskader van verschillende duurzame energieconcepten. Financieel afwegingskader Er kunnen veel investeringen in verduurzaming van bestaande bouw gedaan worden. De financiële consequenties zijn een belangrijk onderdeel van het afwegingskader. Daarom worden bijbehorende kernvragen onderstaand toegelicht. Voor het beoordelen van een project wordt doorgaans een Netto Contante Waarde (NCW) berekend en een Internal Rate of Return (IRR) bepaald. Om tot deze projectwaardering te komen moet de investeerde bepalen:
Welke looptijd wordt aangehouden voor de exploitatie (bijv. de technische levensduur, 25 jaar);
Wat is een acceptabel projectrendement (bijv. ≥ 8% voor bedrijven met winstoogmerk en 7% voor instanties zonder winstoogmerk);
Welke indexatiewaarde acht de investeerder schappelijk (bijv. 6% voor energieprijzen en 2% voor inflatie).
Voor projectinvestering in duurzame energie is de kernvraag echter hoe de financiële voordelen van investeringen terug komen bij de investeerder en hoe hoog de financiële besparingen zijn. Deze vragen bepalen de ‘omzet’ per jaar. Onderstaand wordt uitgeweid hoe dit financiële voordeel te bepalen is.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
35
Financieel voordeel van investeringen in verduurzaming van vastgoed Het financiële voordeel wordt bepaald door na te gaan wat (1) de kosten zijn van energie, (2) rekening te houden met saldering en (3) bepalen hoe het financiële voordeel terug komt bij de investeerder. Kosten van energie De waarde van duurzaam opgewekt energie hangt af van de prijs die een afnemers voor fossiele energie zou betalen. Dit tarief verschilt per type afnemer maar prijsopbouw is echter altijd hetzelfde, namelijk:
Vastrecht voor de aansluiting (euro/jaar);
Transportkosten voor levering (euro/kWh of euro/m3 gas);
Commodity prijs (euro/kWh of euro/m gas);
Energiebelasting (euro/kWh of euro/m3 gas).
3
De hoogte van het tarief (voornamelijk energiebelasting) wordt beïnvloed door het profiel van de afnemer. In Nederland is de belastingheffing op energieverbruik degressief. Met andere woorden de energiebelasting daalt naarmate meer energie verbruikt wordt. Per kWh opgewekt stroom hebben kleinverbruikers (woningeigenaren/huurder) meer financieel voordeel dan grootverbruikers (kantoren/utiliteit/energie voor gemeenschappelijke ruimten) omdat zijn hogere energielasten vermijden. De effecten zijn in onderstaande figuur als voorbeeld weergegeven. Waardeopbouw Zonnestroom 0,25
Euro/kWh
0,2
Bespaarde transportkosten
0,15 Bespaarde energiebelasting
0,1
Kale stroomprijs
0,05 0 Grootverbruik (>50.000 kWh/jr)
Kleinverbruik (<10.000 kWh/jr)
Figuur : Kostenvoordeel per kWh door duurzame opwek in plaats van fossiele inkoop Wanneer grootverbruiker duurzaam opgewekt energie afnemen levert dit een besparing op van circa 9 cent/kWh (7 cent/kWh voor de kale stroomprijs + circa 2 cent/kWh voor vermeden transportkosten en energiebelasting). Voor een kleinverbruiker komt de besparing op 21 cent/kWh (7 cent/kWh voor de kale stroomprijs + 3 cent/kWh voor vermeden transportkosten en 11 cent/kWh voor energiebelasting). Energietarieven voor warmtevraag hebben een vergelijkbaar patroon. Saldering Bij zonne-energie (en windenergie) wordt soms energie opwekt terwijl er op dat moment geen vraag naar is. Bijvoorbeeld overdag wanneer de zon schijnt maar de bewoner niet thuis is en zodoende geen elektriciteit verbruikt. Binnen de Nederlandse regelgeving is het mogelijk om 5.000 kWh aan opgewekt energie aan het net te leveren om op een ander tijdstip terug te krijgen. Hierbij wordt voor de levering aan het centrale elektriciteitsnet hetzelfde tarief gehanteerd als voor de afname (dus maximaal
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
36
financieel voordeel). Dit heet salderen. Wanneer meer dan 5.000 kWh/jaar aan het net wordt geleverd wordt een andere terugleververgoeding gegeven, doorgaans rond de 5-6 cent/kWh. Het is dus gunstig om de zon PV installatie aan te sluiten op een netaansluiting met een klein afnameprofiel omdat er dan procentueel veel gesaldeerd kan worden. Financieel voordeel voor investeerde, gebouweigenaar of huurder? Eigenaar is gebouwgebruiker Wanneer een gebouwgebruiker ook eigenaar van het gebouw is en hij zelf investeert in duurzame energie-installaties, krijgt hij direct de voordelen als vermeden energiekosten terug. De hoogte van deze vermeden energiekosten zijn bovenstaand beschreven. Eigenaar verhuurt het gebouw Wanneer de gebouweigenaar het gebouw verhuurt ziet het kosten-baten verhaal er anders uit. Voor duurzaam opgewekte elektriciteit is de elektriciteitswet van 1998 van belang. Gegeven voorwaarden binnen deze wet aangaande eigendomsvraagstukken, levering en private netten, kan op de investering op de volgende manieren terugvloeien naar de investeerder: a) Verhoging netto huur: De PV-installatie kan aan individuele woningen gekoppeld worden. De huurder krijgt hierdoor een direct financieel voordeel omdat zijn persoonlijke energierekening omlaag gaat. De PV installatie resulteert tevens in een hoger energielabel. De voorgestelde wijzigingen van het woningenwaardeerstelsel betreffen een koppeling van de maximale huurprijs aan de energetische prestaties van de woningen10. Wanneer deze plannen bekrachtigd worden door de overheid (8 maart 2010 positief gestemd in de Tweede Kamer) kan de investering in de PV installatie terugverdiend worden door hogere netto huur te vragen. b) Besparing energievoorziening algemene ruimten: De duurzaam opgewekt elektriciteit kan ook gebruikt worden voor elektriciteitsverbruik van algemene ruimten. In dit geval lijdt dit tot lagere energielasten voor de gebouwbeheerder (bijvoorbeeld de woningbouwcorporatie). Door deze lagere energielasten niet door te berekenen aan de bewoners van het pand kan de investering terugverdiend worden. Zoals genoemd, dient hierbij rekening gehouden te worden met lagere tarieven voor vermeden energie (kWh) en beperkte salderings mogelijkheden, maximaal 5.000 kWh/jaar. c) Accepteren onrendabele top: De investeerder kan accepteren dat er geen direct financieel rendement behaalt wordt. De ‘softere’ winsten worden dan zwaarder gewogen, zoals verbeterde huisvesting/binnenklimaat voor de huurder, publieke zichtbaarheid en imago, bewustwording van gebruikers, etc. Lokaal opgewekte warmte kan naar verschillende afnemers gedistribueerd worden. Hierbij dient vooral rekening gehouden te worden met de Warmtewet. Deze wet moet consumenten beschermen tegen ‘woekertarieven’ en stelt eisen aan warmtelevering, gerelateerde diensten en administratie. Hoewel deze wet nog niet officieel van kracht is kan dit zeker zijn invloed hebben. Gegeven transparante levering en een redelijk tarief, kan investering in duurzame thermische installaties bij de investeerder terug komen door: d) Levering van warmte aan eindgebruikers: Met collectieve energievoorziengen kan duurzaam opgewekte warmte aan de huurders geleverd worden. Correcte bemetering en facturatie is 10
Rapport: Plan van aanpak energiebesparing gebouwde omgeving (februari 2011, Ministerie van Binnenlandse
Zaken):
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/02/25/plan-van-aanpak-
energiebesparing-gebouwde-omgeving.htm
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
37
nodig. Voordeel is dat geen energiebelasting geheven wordt over duurzaam opgewekte warmte (wel over eventuele fossiele hulpenergie). Het tarief is maximaal het NDMA-tarief. Met kwantificering van de financiële voordelen door energiereductie dan wel duurzame opwek en bovenstaande situatieschets (eigendom of huurdersituatie) kan bepaald worden wat de maximale ‘omzet’ is die als financieel voordeel terug stroomt naar de investeerder. Hiermee kan vervolgend de NWC en de IRR berekend worden. Optimalisatieslagen Het financiële rendement van een projectinvestering kan geoptimaliseerd worden door: a) Gebruik te maken van fiscale voordelen zoals de Energie Investering Aftrek (EIA) en Tijdelijke Willekeurige Afschrijving (TWA). Deze aftrek- en afschrijvingsregeling van duurzame investeringen en bedrijfsgoederen kunnen een positief resultaat hebben op het projectrendement. Dit is afhankelijk van de juridische entiteit en financiële resultaten van de investeerder. b) Aantrekken van een externe investeerder c.q. financiering waarmee de rentevoet van de projectinvestering daalt. Afwegingskaders en organisatiestructuur Breder afwegingskader Het financiële projectrendement is slechts één van de afwegingen. Andere factoren van belang zijn:
Investering in bestaande bouw leidt tot waardestijging van vastgoed.11 Primaire drijvers hiervan zijn huuropbrengsten per vierkante meter en de bezettingsgraad. Waardestijging van vastgoed wordt toegekend aan: o
Comfortverbetering;
o
Toekomstbestendigheid, dat wil zeggen, lager energielasten en minder afhankelijk van de grilligheid van fossiele energieprijzen;
o
Uitstraling en gevoelswaarden;
o
Beantwoorden latente vraag van bewoners (om een duurzame energiehuishouding te hebben).
De sociale huursector heeft een extra uitdaging omdat zij regelmatig een (kunstmatige) plafond voor huurwaarde hanteren. Een te grote toename in de huurprijs kan leiden tot verlies van de huursubsidie wat een navenant negatief financieel effect heeft voor de huurders. Dergelijke gevallen moeten afzonderlijk beschouwd worden omdat er geen eenduidige oplossing c.q. keuze is.
Mogelijke activiteiten woningbouwcorporatie Het lijkt een goede strategie voor een woningbouwcorporatie om deze ‘softere’ kant meer onder de aandacht te brengen bij huidige en potentiële huurders. Dit kan zij doen door investeringen in bestaande bouw aan te vullen met een pakket van diensten. Deze diensten zijn van toegevoegde waarde voor de bewoners en maken de vraagstukken tastbaarder en zichtbaarder. Dergelijke diensten kunnen bestaan uit: o Installeren van slimme meters & user feedback 11
In de utiliteitsbouw zijn steeds meer onderzoek die de aantonen dat investeringen in verduurzaming een steeds
dudelijker effect hebben op de waarde van de kantoorpanden. De verwachting is dat deze trend ook voor woningbouw steeds duidelijker zichtbaar wordt.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
38
o
Energiebesparing door gedragsverandering aantrekkelijk maken door dit te koppelen aan een interactief spel (eventueel met een competitie-element tussen bewoner; jong & oud)
o
Toezicht op goede inregeling installaties en commissioning
o
Focus op comfortverbetering
o
Vraagbaak/facilitator voor vraagstukken aangaande energiebesparing
o
Inkoop van groen energie
o
Publicaties; website; educatie
Innovatieve samenwerkingsstructuren Wanneer ingezet wordt op de bredere facetten van duurzaam vastgoed wordt een nieuwe rol van de woningbouwcorporatie gevraagd. Dit kan ook inhouden dat er meer gezocht wordt naar samenwerkingsstructuren om een grotere diversiteit aan diensten te kunnen leveren. Voorbeelden hiervan zijn:
Structurele samenwerking met de gemeente als co-investeerder, o
bijvoorbeeld voor opkoop van huurwoningen, welke gerenoveerd kunnen worden om vervolgens doorverkocht te worden
o
Middels revolterende fondsen kan continuïteit en positieve kasstromen gerealiseerd worden
Samenwerking met een (commerciële) exploitant om beheer van duurzame energieinfrastructuur te optimaliseren
Oprichting van een ‘Lokaal Duurzaam Energiebedrijf’ (LDEB) als eenduidige ‘front desk’ voor vraagstukken van stakeholders
Aantrekken van externe investeerders (zakelijk en/of particulier)
Inkoop van groene energie voor de huurders
De exacte organisatorische vorm en entiteit (BV; Co-operatie; Stichting; etc.) is ondergeschikt aan het achterliggende conceptuele idee dat de huidige energiemarkt steeds meer vraaggestuurd en lokaal gedreven wordt. Deze opkomende nichebeweging geeft nieuwe mogelijkheden om duurzame projecten in de bestaande bouw te realiseren.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
39
Berekening projectrendement Bereken de omzet [Volume x Prijs]
Bereken de jaarlijkse kosten [Inkoop van goederen en/of diensten; Onderhoud; Onderdelen; etc.]
= EBITDA
Bepaal afschrijvingen van Immateriële activa [patenten, goodwil; etc.]
= EBITD
Bepaal afschrijvingen van materiele activa [installaties; goederen; gebouwen; etc.]
Afhankelijk van: 1) Totale investeringssom 2) Afschrijvingsperiode (bijv. technische levensduur; economische levensdur)
= EBIT
Bepaal rentelast [rente x vreemd vermogen]
Afhankelijk van: 1) Rentepercentage 2) Hoogte van projectfinanciering met vreemd vermogen
= EBT
Bepaal hoogte VPB [Percentage VPB x EBT]
Afhankelijk van: 1) Hoogte van winst bepaald hoogte van VBP percentage, in 2011 25% (bij winst > 200.000)
= Netto Winst (nett Earning)
IRR (projecttijd)
Figuur 2. Berekening projectrendement (IRR)
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
40
10 Conclusie en aanbevelingen Uit deze haalbaarheidsstudie zijn een aantal zaken gebleken: 1. 2.
3.
Werken conform de Trias Energetica biedt een goede strategie om analyse van de opgave te verkrijgen, maar ook een houvast voor projecten op gebiedsniveau De eerste stap van de Trias in dit geval voor de Bloemenbuurt zijn maatregelen die goed bekend zijn bij woningcorporatie Nijestee (en dus makkelijk toepasbaar), leveren een significante reductie op, maar niet voldoende om 45% op het totaal te behalen. Op deze schaal is het lastig in te schatten of het maatregelenpakket voor alle 589 woningen even effectief dan wel bouwkundig mogelijk zijn. Door de correctiefactor kan het resultaat afwijken van de werkelijkheid.
Nabeschouwing Gedrag heeft een belangrijke rol in CO2 besparing op wijk niveau. In dit onderzoek zijn reductiemogelijkheden door bijvoorbeeld opleiding en het toepassen van stand-by killers in kaart gebracht. Deze getallen zijn minder betrouwbaar dan die voor energiebesparing door beproefde technieken als isolatie. Om te komen tot een CO2 reductie van 45% is een belangrijke opgave. Doch is de beschouwing om echte duurzaamheid in het project toe te passen niet beschouwd: er wordt nog steeds gebruik gemaakt van fossiele brandstoffen, het Cradle2Cradle principe is niet toegepast en er is geen LCA uitgevoerd. Wat is bijvoorbeeld de CO2-uitstoot van de uitvoering van het project zelf? Kunnen aan bedrijven en leveranciers eisen worden gesteld voor inzet van het toegepaste materiaal en materieel? Wordt er duurzaam aanbesteed? Aanbevelingen voor vervolgonderzoek: Bezichtiging van alle woningen is noodzakelijk om tot een gedetailleerd plan van aanpak te komen. Dit om te verifiëren of de gekozen maatregelen, vooral in het PLUSpakket, die geschikt zijn voor de 6 typologieën ook daadwerkelijk overal kunnen worden toegepast. Door de vereenvoudiging van de werkelijkheid is een deel gebaseerd op veronderstellingen. Nader technisch onderzoek en een goed (maatwerk) pakket per woning en de daarbij behorende besparingen zal nader moeten worden uitgewerkt. Bij renovatie is isolatie en kierdichting een aandachtspunt, zeker bij het voorstel van toepassing van restwarmte. De isolatie (HR++ glas en Rc van 3) en goede kierdichting zijn voorwaarden om LTV te kunnen toepassen. Daarnaast zal de natuurlijke toevoer in roosters boven de ramen het beste zelfregelend en CO2 geregeld kunnen worden zodat er zo min mogelijk koudeval optreedt vlakbij het raam. Een optie binnen het PLUS pakket is om de bestaande radiatoren te vervangen door LTV radiatoren. In het vervolgtraject is het belangrijk een warmteverliesberekening te maken of het oppervlak in de woning weer voldoende warmte kan afgeven om de transmissie te compenseren. Indien we van de binnenkant gaan isoleren zijn koudebruggen een belangrijke aandachtspunt. Waar ligt de demarcatie van de partijen? Voor dit onderzoek hebben de betrokken partijen een begin gemaakt aan een goede samenwerking, en in dit rapport is kort ingegaan op exploitatie. Afspraken en inzicht in kosten van de installatietechnische kant binnen en buiten de woning ontbreken nog wel.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
41
Bijlage 1 Forfaitaire waardes De in deze bijlage gegeven forfaitaire waardes zijn afgeleid van referentiekentallen ten aanzien van energiegebruik van en in gebouwen en voor gebiedsfuncties (verlichting en bemaling), vanuit de literatuur (met name CBS, ABF, Agentschap.nl, ECN). Gebiedsgerelateerd energiegebruik De forfaitaire waarde voor de CO2-emissie gerelateerd aan de omgeving, afkomstig van de functies straatverlichting en bemaling, is gesteld op 0,5 kg CO2/m2 gebiedsoppervlak. Gebouw- en gebruiksgerelateerd energiegebruik In tabel 1 en 2 staan de forfaitaire waardes voor de CO2-emissie van referentiegebouwen woningbouw afhankelijk van bouwvorm en bouwjaarklasse en de waardes voor de utilteitsbouw, afhankelijk van gebouwtype. Het betreft de som van CO2-emissie afkomstig van gebouw- en gebruiksgerelateerd energiegebruik.
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
42
Bijlage 2 Toelichting ECO2Value ECO2 value is een rekenprogramma waarmee het effect van energie-ingrepen in bestaande woningen bepaald kan worden. Het programma is gebaseerd op de rekenkern van EPA-woningen, zoals omschreven in ISSO publicatie 82.3 en op de publicatie voorbeeldwoningen bestaande bouw van AgentschapNL. De tool is door DHV gevalideerd met bestaande woningen, EPC berekeningen en EPA berekeningen. Input De kenmerken van de woning worden ingevoerd, denk hierbij aan bouwjaar en woningtype, daarnaast bouwkundige kenmerken zoals bouwdeelafmetingen en isolatiegraad en tenslotte installatietechnische kenmerken, zoals CV-installatie en wijze van ventileren. Op basis van deze gegevens bepaalt ECO2 value de huidige energetische situatie. Hierbinnen worden berekend: 1. Gasgebruik, opgesplitst naar ruimteverwarming, tapwater en huishoudelijk gebruik; 2. Elektriciteitsgebruik opgesplitst naar huishoudelijk gebruik en gebouwgebonden.; 3. CO2 uitstoot; 4. Indicatief energielabel; 5. Indicatieve score WWS punten.
Op basis van de huidige status wordt bepaald welke maatregelen worden toegepast om de woning energiezuiniger te maken. Het gaat hierbij om bouwkundige maatregelen, zoals na-isolatie en vervangen van beglazing en installatietechnische maatregelen, zoals het vervangen van een ketel, toepassen van een zonneboiler of toepassen van een mechanisch ventilatiesysteem. Gebaseerd op de voorgestelde maatregelen berekent ECO2 value de resultaten voor de gewenste situatie.
Resultaat huidig Energieverbruik huidig Gasverbuik (m3 gas/jaar) Woningverwarming (m3 gas/jaar) Tapwater (m3 gas/jaar) Koken (m3 gas/jaar Hulpenergiegebruik (kWh/jaar) Bijtelling energieverbruik (kWh/jaar totaal) Vastrecht energie en gas / jaar € Energielasten (jaar) € Energielasten (maand) € 2
CO uitstoot (kg / jaar)
nvt nvt
Maatschappelijk rendement Besparing op energielasten Woonlasten (jaar) Woonlasten (maand) 2 Reductie CO uitstoot
nvt € € nvt
Energieprestatie Energielabel EI (0) WWS punten Comfort punten Sterren Energiepunten Investering
kWh kWh
9.869,16 822,43
1 2
3
4
E 2,38 6 18 1 8 Progressief
5
nvt
Resultaat gewenst Energieverbruik gewenst Gasverbuik (m3 gas/jaar) Woningverwarming (m3 gas/jaar) Tapwater (m3 gas/jaar) Koken (m3 gas/jaar Hulpenergiegebruik (kWh/jaar) Bijtelling energieverbruik (kWh/jaar totaal) Vastrecht energie en gas / jaar € Energielasten €/jaar € Energielasten €/maand €
933,24 596,82 276,42 60,00 241,09 1800,00 417,00 1.438,51 119,88
m3 m3 m3 m3 kWh kWh
CO 2 uitstoot (kg / jaar)
2816,42 kg
Energiebesparing (jaar) m3 gas kWh
1133,51 0,00
Maatschappelijk rendement Besparing op energielasten (jaar) Woonlasten gewenst (jaar) Woonlasten gewenst (maand) Reductie CO2 uitstoot (kg / jaar)
m3 m3 m3
4834,08 kg
Energiebesparing (jaar) m3 gas kWh
Energieprestatie Energielabel EI (0) WWS punten Comfort punten Sterren Energiepunten (label afhankelijk) Investering op vervangingsmoment
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
2066,75 1730,33 276,42 60,00 241,09 1800,00 417,00 2.069,16 172,43
€ € €
630,65 9.238,51 769,88 2017,66
B 1,15 12 35 3 32 4010,00
Progressief
43
Uitgangspunten ECO2 value De isolatiewaarden van geveldelen worden bepaald op basis van de volgende kenmerken: - Woningtype - Bouwjaar - Bekende isolatie Hieronder wordt een voorbeeld gegeven voor de isolatiewaarden voor een woning met bouwjaar 1960 Kwalificatie Vloer Dak Gevel
Geen isolatiedikte 0 cm 0 cm 0 cm
Matig isolatiedikte 3-5 cm 3-5 cm 3-5 cm
Rc 0,15 0,22 0,36
Rc 0,9 0,97 1,61
Goed Isolatiedikte 8-10 cm 8-10 cm 8-10 cm
Rc 2,15 2,22 2,36
Voor installaties van warmteopwekking wordt gerekend met de volgende rendementen: Toestel Individueel VR Combi Individueel HR100 Combi Individueel HR104 Combi Individueel HR107 Combi Elektrische boiler Keukengeiser
Rendement ruimteverwarming 0,8 0,9 0,925 0,95
Rendement tapwater 0,8 0,9 0,9 0,9 0,5 0,77
WWS: De maximale huurprijs van een woning is afhankelijk van de kwaliteit van de woonruimte. De kwaliteit wordt bepaald met het woningwaarderingsstelsel, ook wel puntensysteem genoemd. Hoe hoger de kwaliteit, des te meer punten een woning krijgt. Op basis van deze puntentelling kan de maximale huurprijs berekend worden. Door het treffen van maatregelen aan de woning neemt de kwaliteit van de woning toe. Een en ander is afhankelijk van gekozen maatregelen. In onderstaande tabel is voor de verschillende maatregelen aangegeven wat de bijbehorende punten zijn conform het woningwaarderingsstelsel (WWS). Op basis van de huidige huur, het huidige aantal WWS-punten en de stijging van de WWS-punten als gevolg van de maatregelen kan een inschatting gemaakt worden van de maximaal toegestane huurverhoging. Puntensysteem voor WWS Kenmerk Individuele ketel
Punten 3
Individuele combiketel Indidviduele HR Individuele HR combi Collectief Collectief hr
4 5 6 0 1
Isolatieglas
0.4
Spouwisolatie Vloer Dak Gevel
1 2 2 6
per m2
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
44
Investeringskosten: De investeringskosten zijn berekend op basis van kengetallen Agentschap.nl. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Toepassen van de maatregelen tijdens vervangingsmoment Projectmatige aanpassing Energiekosten: Bij de berekening van de energiekosten is gebruik gemaakt van de volgende uitgangspunten:
Gasprijs € 0.56
Gem. Prijsstijging gas 6.99%
Electriciteitsprijs € 0.25
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
Gem. Prijsstijging elektriciteit 7.18%
45
Bijlage 3 ECO2 Value berekeningen Bloemenbuurt Zie apart bijgevoegde pdf
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
46
Bijlage 4 Snoeiafval
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
47
Bijlage 5 Participatie Hoe wordt particulier opdrachtgeverschap toegepast in de stedelijke vernieuwing? Datum: 02 september 2010 Bron: http://www.keicentrum.nl/view.cfm?page_id=1899&item_type=vraag_en_antwoord&item_id=118 Antwoord Particulier opdrachtgeverschap is een term die al gauw wordt geassocieerd met nieuw te ontwikkelen locaties, zoals bijvoorbeeld de Vinex-wijken. Op zich niet zo gek, aangezien op deze uitleglocaties steeds meer en op steeds grotere schaal woningen worden gebouwd onder volledige of gedeeltelijke verantwoordelijkheid van particulieren. Dat het echter ook in bestaand gebied zijn toepassing kan vinden, en voordelen met zich mee kan brengen voor bijvoorbeeld een corporatie of gemeente, is nog niet bij iedereen bekend. (…)
Technische onderbouwing haalbaarheidsstudie Groningen
48