KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
De jumpcultuur Een kwalitatieve verkenning van een muziek- en dansrage
Promotor : Prof. Dr. G. DE MEYER Verslaggever : Prof. Dr. M. LEMAL
MASTERPROEF aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Master in de Communicatiewetenschappen door Nadia VAN CAMPENHOUT
academiejaar 2007-2008
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
De jumpcultuur Een kwalitatieve verkenning van een muziek- en dansrage
Promotor : Prof. Dr. G. DE MEYER Verslaggever : Prof. Dr. M. LEMAL
MASTERPROEF aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Master in de Communicatiewetenschappen door Nadia VAN CAMPENHOUT
academiejaar 2007-2008
Inhoud
Inhoud ................................................................................................ 4 Lijst van figuren ................................................................................. 8 Voorwoord ......................................................................................... 9 Inleiding ........................................................................................... 10 DEEL 1: METHODE....................................................................... 12 1. Probleemstelling ...................................................................... 12 2. Methode ................................................................................... 13 2.1 Een kwalitatieve benadering .............................................. 13 2.2 Vragenlijst.......................................................................... 14 2.3 Steekproef .......................................................................... 14 2.4 De diepte-interviews .......................................................... 17 2.4 Beperkingen en suggestie voor vervolgonderzoek ............ 18 DEEL 2: LITERATUUR & KWALITATIEF ONDERZOEK........ 20 1. Geschiedenis van de moderne muziek- en danscultuur ........... 20 1.1 Definitie van dansen .......................................................... 20 1.2 Dansrages in de tweede helft van de twintigste eeuw ........ 21 1.2.1 De rock ’n roll-rage ......................................................... 21 1.2.2 De twistrage .................................................................... 22 4
1.2.3 De discorage ................................................................... 23 1.2.4 De hiphoprage ................................................................. 24 1.2.5 De houserage................................................................... 25 1.2.6 De gabberrage ................................................................. 27 1.3 Conclusie ........................................................................... 28 2. Kwalitatief onderzoek naar een nieuwe muziek- en dansrage . 29 2.1 Jump: beschrijving van de muziek ..................................... 29 2.1.1 Ontstaan ...................................................................... 29 2.1.2 Kenmerken .................................................................. 33 2.1.3 Stijlen .......................................................................... 37 2.2 Jumpen of de nieuwe dansrage .......................................... 38 2.2.1 Ontstaan ...................................................................... 39 2.2.2 Stijlen .......................................................................... 41 2.2.3 Hoe moet je jumpen .................................................... 43 2.2.4 Andere kenmerken ...................................................... 46 2.2.5 Tegenstanders ............................................................. 51 2.2.6 Contest ........................................................................ 52 3. Het publiek............................................................................... 55 3.1 Definitie van fancultuur ..................................................... 55 3.2 Opdeling van het publiek ................................................... 55 5
3.3 Opmerkingen ..................................................................... 63 3.4 De Cultuurdriehoek............................................................ 71 3.5 Drugs.................................................................................. 72 4. Participatief onderzoek ............................................................ 76 4.1 Inleiding ............................................................................. 76 4.2 Teenage Jump .................................................................... 76 4.3 Reverze .............................................................................. 80 4.4 Discotheek Complex .......................................................... 87 4.5 Conclusie ........................................................................... 92 5. Jump als jeugdsubcultuur......................................................... 94 5.1 Inleiding ............................................................................. 94 5.2 Jeugdcultuur ....................................................................... 94 5.3 Jeugdsubcultuur ................................................................. 95 5.4 Subcultuur versus tegencultuur .......................................... 97 5.5 Jump als sub- of tegencultuur .......................................... 100 6. Jump en postmodernisme....................................................... 104 6.1 Literatuur ......................................................................... 104 6.2 Een stap in het veld: jump als post-subcultuur ................ 106 7. Jump als hype......................................................................... 114 7.1 Diffusiemodel van innovaties .......................................... 114 7.2 Media en moral panics ..................................................... 119 6
7.2.1 Moral panics.............................................................. 119 7.2.2 Drie fasen in berichtgeving ....................................... 120 7.3 Jump en de media ............................................................ 122 7.3.1 Media-aandacht ......................................................... 122 7.3.2 Berichtgeving over jump........................................... 123 7.4 Commercialisering ........................................................... 127 7.4.1 Situering .................................................................... 127 7.4.2 Commercialisering van jump .................................... 130 7.4.2.1 JINAC ................................................................ 131 7.4.2.2 Kritiek ................................................................ 132 7.5 Gevolgen .......................................................................... 136 7.5.1 Van underground naar mainstream ........................... 136 7.5.1.2 Evolutie van jump .............................................. 137 7.5.1.3 Kritiek ................................................................ 138 7.5.2 Ondergang van een subcultuur? ................................ 143 7.6 Conclusie: jump als hype? ............................................... 146 Besluit ............................................................................................ 148 Referenties ..................................................................................... 152 Bijlagen .......................................................................................... 156 7
Lijst van figuren
Fig. 1: Handleiding “Hoe moet ik jumpen” Fig. 2: De duojump stap voor stap uitgebeeld Fig. 3: Sfeerbeeld van het podium in de main room Fig. 4: Sfeerbeeld van het publiek in de main room Fig. 5: Sfeerbeeld in de main room Fig. 6: T-shirts van Complex en Bass Events, accessoires zoals riemen, oorbellen en Paternoster Fig. 7: Opgeklede meisjes, verzorgd uiterlijk Fig. 8: Vijf gebruikerscategorieën volgens Rogers Fig. 9: Logo van “Jumping is not a crime” Fig. 10: Reclamebanner voor jumpstyle beltoon Fig. 11: Tekst “Words from the Gang” van DJ Coone
8
Voorwoord
Een masterproef schrijf je niet op één, twee, drie en zeker niet alleen. Ik ben vanaf het begin van mijn onderzoek op pad gegaan naar discotheken en heb zoveel mogelijk contacten gemaakt met leden uit de jumpcultuur. Ik wil dan ook mijn oprechte dank betuigen aan alle DJ’s, managers en jongeren die hebben meegewerkt aan mijn onderzoek. Daarnaast wil ik mijn promotor, Prof. Gust De Meyer, bedanken, die steeds met goede ideeën klaarstond en mij motiveerde om deze masterproef tot een mooi einde te brengen. Tenslotte wil ik mijn vriend, familie en vrienden bedanken. Zij zorgden steeds voor een bemoedigend schouderklopje en het nodige vermaak dat ervoor zorgde dat ik mij voor deze masterproef gedreven bleef inzetten.
9
Inleiding
Anno 2007, op het nieuws en in reportage- en praatprogramma’s op televisie horen we titels als: “Jumpen is de nieuwe volksdans voor jongeren”, in allerhande kranten lezen we koppen als: “Jumpen van de discotheek naar het schoolplein” en zelfs mijn jonge broer en zus staan te springen in de woonkamer op luide muziek. In deze masterproef willen we het eigenlijke verhaal achter dat rondspringen nagaan. We weten immers dat de media niet altijd rapporteren, maar vaak elementen selecteren en op die manier een fenomeen profileren. Wij trachten in deze masterproef na te gaan of jumpen werkelijk stampen met de voeten is op harde muziek of dat er misschien meer achter schuilt. We onderzoeken de nieuwe subcultuur aan de hand van verschillende invalshoeken zoals de platenindustrie, DJ’s, organisatoren van feesten en leden van de subcultuur. Vervolgens stappen we ook zelf in het veld van de muziek- en danscultuur om bevindingen te maken over de beleving van de cultuur. De verzamelde informatie uit diepte-interviews en participatief onderzoek presenteren we in een kwalitatief onderzoek naar de nieuwe muziek- en danscultuur. De voorstelling van ons onderzoek bestaat uit één geïntegreerd geheel waarbij we bij aanvang van elk hoofdstuk de belangrijkste begrippen uit de literatuur bespreken en daarna koppelen aan bevindingen uit ons eigen onderzoek. Dat zou tot een accuraat en overzichtelijk overzicht van de subcultuur moeten leiden. Eerst bespreken we de geschiedenis van de moderne muziek- en danscultuur, waarna we komen tot een uiteenzetting van zowel de 10
muziek als het dansen in de jumpcultuur. Ten tweede onderzoeken we het publiek van de jumpcultuur. We gaan na of we een bepaalde indeling kunnen maken en situeren het publiek in de cultuurdriehoek. In een derde hoofdstuk beschrijven we onze bevindingen uit ons participatief onderzoek. Dat zorgt voor een mooie illustratie en beter begrip van de jeugdcultuur. Vervolgens bespreken we enkele concepten uit de literatuur van jeugdsubculturen en onderzoeken we of de jumpcultuur een sub- of tegencultuur is. In het volgende hoofdstuk bespreken we de kenmerken van een postmoderne cultuur en gaan we na of deze opgaan voor de jumpcultuur. Tenslotte gaan we na of men jump als hype kan benoemen en wat de rol van de media is in de jumpcultuur. We bespreken verder ook de commercialisering van de subcultuur en wat de gevolgen daarvan zijn voor de jumpcultuur. Deze masterproef is een eerste kwalitatieve verkenning van de nieuwe muziek- en danscultuur en biedt aan de hand van kwalitatieve onderzoeksmethoden een interessante blik op de verschillende aspecten van de subcultuur. De uiteenzetting biedt echter geen allesomvattend beeld van de jumpcultuur, maar zorgt wel voor een eerste verkennende stap in de nieuwe muziek- en danscultuur.
11
DEEL 1: METHODE
1. Probleemstelling
In onze masterproef proberen we een eerste algemene kwalitatieve beschrijving te geven van een nieuwe muziek- en danscultuur, namelijk de jumpcultuur. Dat doen we aan de hand van verschillende invalshoeken zoals de visie van mensen uit de muziekindustrie, DJ’s, deelnemers aan de cultuur en participatief onderzoek. In onze structuur wijken we af van de conventionele structuur van literatuurstudie, methode en eigen onderzoek. Deze masterproef biedt een eerste kwalitatieve verkenning van de jumpcultuur, wat inhoudt dat er voorheen nog geen literatuur verschenen is over de subcultuur. Daarom opteren we om literatuur en eigen onderzoek te integreren in één geheel. Bij aanvang van elk hoofdstuk worden eerst relevante begrippen uit de literatuur besproken, die vervolgens teruggekoppeld worden aan de data uit het kwalitatieve onderzoek. Die rapporteringmethode zorgt voor een geïntegreerd en overzichtelijk geheel. In het onderzoek naar een nieuwe subcultuur bekijken we eerst de geschiedenis van de moderne danscultuur en bespreken we daarna jump als muziek- en als dansgenre. Ten tweede proberen we een beschrijving van het publiek te geven. We gaan na of we het publiek kunnen indelen in groepen en hoe het publiek zich verhoudt in de cultuurdriehoek. Daarna trachten we onze bevindingen uit ons participatief onderzoek weer te geven. In het volgende hoofdstuk willen we een onderzoek doen naar jeugdculturen en –subculturen en gaan we na of de jumpcultuur een sub- dan wel tegencultuur is. 12
Daarna bespreken we de kenmerken van een postmoderne cultuur en bekijken we of die elementen opgaan voor de jumpcultuur. In het laatste hoofdstuk gaan we na of we jump als hype kunnen benoemen. We trachten de invloed van de media en de commercialisering van het genre na te gaan. Tenslotte onderzoeken we de gevolgen daarvan voor de subcultuur.
2. Methode
2.1 Een kwalitatieve benadering
Voor ons onderzoek beroepen we ons op de kwalitatieve onderzoeksmethode. De steekproef van respondenten wordt kwalitatief samengesteld, zodat verschillende publieksgroepen vertegenwoordigd zijn, in het bijzonder professionals en deelnemers aan de subcultuur. Ook het participatief onderzoek wordt kwalitatief benaderd. Dat onderzoek laat ons toe een beschrijving te geven van de beleving van de subcultuur. Bij de keuze van de feesten die we bezochten, lieten we ons inspireren door leden van de subcultuur. Zij gaven aan welke plaatsen het interessantste waren om te bezoeken. In het onderzoek naar de berichtgeving in de media over de nieuwe subcultuur maken we een kwalitatieve steekproef van krantenberichten die we vonden op Mediargus van 14.03.2007 tot en met 25.02.2008.
13
2.2 Vragenlijst
We stelden een standaardvragenlijst op waarin we trachtten te peilen naar zoveel mogelijk facetten uit de subcultuur. Onze vragen waren onder andere geïnspireerd door vragen uit andere eindverhandelingen over subculturen (Giegas, 1999). We deelden onze vragenlijst op in verschillende topics: naast algemene vragen over jump en de beleving van de subcultuur, waren er ook specifieke vragen die bedoeld waren voor DJ’s, organisatoren van feesten, managers van discotheken of fans (cfr. bijlage 1).
2.3 Steekproef
Onze zoektocht naar leden van de jumpcultuur begon op internet. We verzamelden zoveel mogelijk gegevens van jump DJ’s door zoekopdrachten in verband met jump in te geven op de website google.be. Professionals zoals DJ’s en organisatoren van jumpfeesten stuurden we dan een email met een voorstelling van ons onderzoek en de vraag naar een interview (cfr. bijlage 2). Verder bezochten we ook feesten en discotheken waar we de DJ’s zelf aanspraken en uitnodigden voor een gesprek. Deelnemers aan de subcultuur vonden we door zelf naar jumpfeesten te gaan en door daar dan hun telefoonnummer te vragen. De week daarop belden we hen dan om een interview te regelen. Op het einde van elk interview vroegen we of de respondenten nog personen kenden die interessant konden zijn voor ons onderzoek. Door middel van deze 14
sneeuwbalmethode kwamen we aan een uitgebreide en gevarieerde respondentenlijst. We merken hierbij wel op dat het gaat om mensen die sterk betrokken zijn op de subcultuur. Om de beleving van de subcultuur betrouwbaar weer te geven, vertrekken we dus vanuit de mensen die er het sterkst mee verbonden zijn.
DJ’s 1. Serge, DJ Anonymous: 41 jaar, zelfstandige, Brasschaat, op 14.12.2007 2. Mark, DJ Mark with a K: 34 jaar, zelfstandige, Brasschaat, op 14.12.2007 3. Bjorn, DJ Bjorno: 32 jaar, zelfstandige, Wijnegem, op 17.12.2007 4. Kevin, DJ Massiv: 23 jaar, zelfstandige, Halle, op 20.12.2007 5. Flor, DJ Da Rick: 31 jaar, zelfstandige, Baarle-Hertog, op 05.02.2008 6. John,DJ Playboyz: 23 jaar, zelfstandige, St Job in’t Goor, op 15.03.2008 7. Koen, DJ Coone: 24 jaar, zelfstandige, Lichtaart, op 28.03.2008
15
Eigenaar van IMP Bvba / Jumping is not a crime en organisator van jumpevenementen 8. Alain: 38 jaar, kaderfunctie, Antwerpen, op 15.12.2007
Discotheekmanager 9. Raf: 37 jaar, kaderfunctie, Hoogstraten, organiseert elke vrijdag “Highstreet Fridays will make you jump” in discotheek Highstreet, op 18.11.2007
Bass Events: Organisatie van jumpevenementen zoals Reverze, Bassleader, wekelijkse jumpavond Complex en management van DJ’s zoals DJ Coone 10. Marijn: 24 jaar, zelfstandige, Turnhout, op 15.03.2008
Leden van de subcultuur 1. Patrick: 19 jaar, arbeider, Amsterdam, op 18.11.2007 2. Mathijs: 17 jaar, student hoger secundair onderwijs BSO, Pulle, op 06.02.2008 3. Stefaan: 21 jaar, arbeider, Grobbendonk, op 25.02.2008 4. Kevin: 23 jaar, arbeider, Borgerhout, op 01.03.2008 5. Mike: 21 jaar, werkzoekende, Grobbendonk, op 17.03.2008 16
6. Nielsen: 20 jaar, student hoger onderwijs, Grobbendonk, op 26.03.2008 7. Maxime: 17 jaar, studente hoger secundair onderwijs TSO, Broechem, op 05.02.2008 8. Katrien: 17 jaar, studente hoger secundair onderwijs ASO, Zandhoven, op 25.02.2008 9. Natacha: 22 jaar, zelfstandige, Borgerhout, op 27.03.2008 10. Nikita, 18 jaar, studente hoger onderwijs BSO, Borgerhout, op 27.03.2008
2.4 De diepte-interviews
De interviews hadden plaats bij de respondent thuis, bij de interviewer thuis of in een taverne. Alle respondenten werden persoonlijk geïnterviewd, op één DJ na, die voornamelijk in het buitenland vertoefde. Naar hem stuurden we de vragenlijst op per email. De persoonlijke interviews lieten ons toe om dieper in te gaan op bepaalde concepten en om door te vragen. Het verloop van elk interview was natuurlijk. We gaven de respondenten een korte voorstelling van ons onderzoek en vroegen hen om zo eerlijk mogelijk te antwoorden. Ook de interviews met de DJ’s verliepen vertrouwelijk. Zij waren elk geïnteresseerd in het onderzoek en gemotiveerd om mee te werken. We mogen dus - met enige voorzichtigheid - stellen dat onze resultaten betrouwbaar zijn. Elk 17
interview werd opgenomen met een bandrecorder en na afloop werden alle interviews zorgvuldig uitgetypt. We hebben 20 interviews gedaan met elk een gemiddelde duur van één uur. Zo komen we tot een groot bestand van uitgetypte interviews die we om praktische redenen dus niet meegeven in bijlage. De uitgetypte versies van de interviews kunnen echter wel opgevraagd worden voor raadpleging bij de auteur van deze masterproef. De meest interessante resultaten uit de diepte-interviews worden verwerkt in het kwalitatieve onderzoek. Naast citaten uit persoonlijke interviews, haalden we ook enkele citaten vanuit een populair internetforum uit de muziek- en uitgaanscultuur, namelijk Partyflock.nl. Hieruit haalden we enkele meningen van jongeren over het evenement Reverze uit ons participatief onderzoek.
2.4 Beperkingen en suggestie voor vervolgonderzoek
Aangezien ons onderzoek kwalitatief is, moeten we voorzichtig zijn met veralgemeningen. Het is in ons onderzoek niet de bedoeling om representatief te zijn voor de hele jumpcultuur. Wat we wel willen doen is aan de hand van interviews met leden van de subcultuur een algemene schets geven van de nieuwe muziek- en danscultuur. Voor het uitdiepen van de band tussen muziekvoorkeur en socioeconomische criteria is kwantitatief onderzoek aangewezen vanwege de grotere veralgemeenbaarheid. Dat kan dus een suggestie zijn voor verder onderzoek. We hebben - op één respondent na - enkel 18
Vlaamse jongeren en professionals uit de jumpcultuur geïnterviewd en zijn enkel naar feesten in Vlaanderen geweest. Voor een verkenning van de beleving van de subcultuur in het buitenland is vervolgonderzoek aangewezen. Verder bestaat de kwalitatieve steekproef uit jongeren ouder dan 16 jaar. We hebben er bewust voor gekozen om geen jonge kinderen te interviewen, daar wij een beleving van de uitgaanscultuur willen onderzoeken. De steekproef bestaat uit 20 respondenten, dus het opnemen van kinderen zou ertoe leiden dat van elke groep slechts enkele respondenten zouden opgenomen kunnen worden. Verder onderzoek naar de beleving van de subcultuur door zowel kinderen, jongeren als volwassenen is ook interessant voor de toekomst.
19
DEEL 2: LITERATUUR & KWALITATIEF ONDERZOEK
1. Geschiedenis van de moderne muziek- en danscultuur
Bij het beschrijven van een nieuwe muziek- en danscultuur is het belangrijk eerst een schets te geven van de geschiedenis van muzieken dansculturen. Het is echter niet onze bedoeling om een uiteenzetting te geven vanaf het ontstaan van de dans. We beginnen onze situering vanaf het midden van de twintigste eeuw. Het is namelijk vanaf die periode dat dans een volledig nieuwe vorm heeft aangenomen en dat er een aaneenschakeling van dansrages is ontstaan. In dit hoofdstuk geven we eerst een algemene definitie van dansen waarna we ingaan op de verschillende moderne dansrages. Chronologisch bespreken we de rock ’n roll-rage, de twistrage, de discorage, de hiphoprage, de houserage en de gabberrage om zo te komen tot het eigen kwalitatief onderzoek van de jumprage.
1.1 Definitie van dansen
Dansen wordt door Judith Lynne Hanna (1987, p. 19) gedefinieerd als “human behavior composed, from the dancer’s perspective, of purposeful, intentionally rhythmical and culturally patterned sequences of nonverbal body movements, other than ordinary motor activities, the motion having inherent and aesthetic value.” Ze merkt 20
hierbij op dat de combinatie van alle elementen aanwezig moet zijn en dat de significantie van de elementen kan variëren afhankelijk van de socioculturele context (Hanna, 1987, p. 21).
1.2 Dansrages in de tweede helft van de twintigste eeuw
Dansen is een belangrijk element in de popgeschiedenis. Dat mensen dansen is een fenomeen van alle tijden, ongeacht de muziekstijl. Doorheen de geschiedenis kunnen we echter verschillende dansrages onderscheiden. Een dansrage wordt omgeschreven als “een mainstream fenomeen, een opvallend teken van de tijd met een uitstraling die zich niet langer beperkt tot de scene waaruit zij is voortgekomen. Een dansrage is pas een dansrage als iedereen die zich niet afsluit voor informatie via de media weet dat er iets groots, massaals zelfs aan de gang is, niet eerder” (Mutsaers, 1998, p. 48).
1.2.1 De rock ’n roll-rage
De eerste nieuwe dansbeweging die een sterke invloed heeft gehad op de Westerse danswereld is het rock ’n rolldansen in de jaren ‘50. Rock ’n roll is omstreeks 1945-1955 in Amerika ontstaan uit uiteenlopende reeds bestaande muziekstromen, zoals de mainstream 21
pop, rhythm and blues, country en western, folk, jazz en gospel. Dominerend was de invloed van rhythm and blues. Die dansmuziek van de zwarte gemeenschap zorgde immers voor de dansbaarheid van rock ’n roll. Het genre werd steeds populairder onder blanke jongeren en zo gingen zowel zwart als blank samen dansen (Dessers, 2001, p. 40). Kenmerkend aan rockmuziek is het ritme en instrumenten als drums, elektrische gitaren en eventueel een piano en later synthesizer. De tekst van de songs kan rekenen op minder belang. De nieuwe muziekvorm en cultuur wordt toegespitst op de jeugd die daarin een vorm van protest ziet en zich afzet tegen de oudercultuur. Zo wordt een sterk “wij tegenover hen”-gevoel gecreëerd. Verder heeft rock ook een sensuele bijbetekenis die zowel uiting vindt in de lichaamsbeweging van de uitvoerder als in de muziek zelf (De Meyer, 2004, pp. 201-201). Het rock ’n rolldansen groeide uit tot een dansrage over heel de wereld door de opkomst van massacommunicatiemiddelen zoals de grammofoonplaat, radio, televisie en populaire Hollywoodfilms (Dessers, 2001, p. 40).
1.2.2 De twistrage
De komst van de twist in de jaren ‘60 betekende een enorme verandering voor de moderne danscultuur. De twist introduceerde namelijk het individuele dansen, los van een partner (De Meyer, 2004, p. 203). Het dansen zonder een partner vast te houden en het uitvoerig gebruik maken van de heupen gaat terug in de dansgeschiedenis van de Afro-Amerikanen. De dus oorspronkelijk 22
zwarte dans was voor de blanken revolutionair: voortaan moesten ze zich niet meer houden aan een vastgelegde volgorde van passen (Dessers, 2001, pp. 40-41). De twist won de sympathie van alle leeftijdsgroepen en verspreidde zich al snel tot buiten de discotheken, waar het zijn oorsprong vond. De dans was bovendien zeer gemakkelijk uit te voeren. Bij het aanleren van de twist werd men verteld dat men zich moest inbeelden dat men met de twee voeten op de grond sigaretten aan het uitdelen was terwijl men de rug droogde met een onzichtbare handdoek (Thorne, 1993, p. 287). Het eenvoudige principe zorgde ervoor dat de twist de exclusieve band met de dans verloor en dat er gedanst werd op alle muziek met hetzelfde ritme. Het grote succes van de twist kwam met de single “The Twist” van Chubby Checker, waarvan meer dan drie miljoen exemplaren verkocht werden. Dat de dans een grote invloed heef gehad, is te danken aan de rol van emancipatiebewegingen van jongeren, zwarten en vrouwen en aan de promotie door de media (Dessers, 2001, p. 41).
1.2.3 De discorage
De discobeweging uit de jaren ‘70 ontwikkelde zich vanuit de Amerikaanse clubcultuur van voornamelijk zwarten en homo’s. De muziekstijl was een mix van uiteenlopende muziekgenres: enerzijds de zwarte funk- en soulmuziek en anderzijds de elektronische muziek die opkwam door de ontwikkeling van elektronische instrumenten. Disco werd speciaal voor de dansvloer gemaakt en hiermee samengaand ontstond de taak van de deejay om het publiek 23
dansend te houden. De rol van de deejay werd dus meer en meer geprofileerd (Bulcke, 2004, p. 12; Mutsaers, 1998, p. 116). Het discodansen werd later in het leven geroepen door de single “The Hustle” waarbij een nieuwe dans hoorde. Het discodansen bracht het groepsdansen en het paardansen weer tot leven en ook het elkaar in het oog houden en proberen te overtreffen in de dans waren opvallende kenmerken. Verder was het discodansen zeer acrobatisch met draaibewegingen, sprongen en backflips. Latere discotheekdansen zijn de “New York Hustle”, de “L.A. Hustle” en “The Bump” (Dessers, 2001, p. 41). Ook Europa speelde een rol in de discobeweging: Duitsland en Italië leverden verschillende discoplaten. Om de Europese sound te beschrijven, sprak men van “Eurodisco” (De Meyer, 2004, p. 203; Keunen, 1996, p. 146). De Meyer (2004, p. 203) omschrijft disco als “een narcistische, de realiteit ontvluchtende, een erotisch-extatische en chique-decadente levensstijl”. Op het einde van de jaren ‘70 vinden we een echte vermainstreaming van de discocultuur terug: dansende John Travolta in de film “Saterday Night Fever”, tal van opkomende discotheken en disconummers bovenaan de hitlijsten (Keunen, 1996, p. 146).
1.2.4 De hiphoprage
De hiphopcultuur is ontstaan in de jaren ‘70 in the South Bronx in New York. De zwarte muziek heeft zijn wortels in de funk en de soul. Bij hiphop is het ritme dominant en de funky groove is steeds terug te vinden. Hiphop is echter meer dan muziek alleen: het is een levensstijl waarin ook kleding, dans en graffiti thuishoren. Daarnaast 24
is het rappen uitermate belangrijk in de hiphopcultuur. Rappers zijn de vroegere MC’s (Masters of Ceremony) die het publiek vermaken en voor een showbizzelement zorgen. De hiphopdansstijl is breakdance. Dat is een acrobatische stijl van dansen die laag bij de grond wordt uitgevoerd. Andere dansvormen zijn de electric boogie of houterige, slangachtige bewegingen die de illusie van elektrische schokken opwekken, poppin’ of scherpe, harde lichaamsbewegingen en moonwalking of het met de voeten achterwaarts glijden (Keunen, 1996, pp. 115-118). Deze nieuwe dansvorm bracht het demonstratieen competitiedansen uit de jaren ’30 en ’40 weer tot leven. Zo maakten hiphoppers in wedstrijden uit wie de beste danser was en toonden ze hun acrobatische bewegingen aan het publiek (Toop in Dessers, 2001, p. 42). Eind jaren ’70 kwam het nummer “Rapper’s Delight” van “The Sugarhill Gang” de hitparade binnen en begon de danscultuur uit de underground te treden. De vermainstreaming breidde zich in de jaren ’80 verder uit en in de tweede helft van dat decennia begonnen blanke jongeren de oorspronkelijk zwarte muziek massaal te kopen en de dansvorm en kledingstijl te imiteren. Blanke muzikanten begonnen platen met rappers en hiphopsounds op te nemen en de independent-platenlabels stegen in aantal. Breakdance werd het commerciële uithangbord van de hiphopcultuur. De cultuur werd wereldwijd bekend en ontgroeide zo zijn subculturele roots (Keunen, 1996, pp. 120-122; Thorne, 1993, p. 112).
1.2.5 De houserage
25
Eind jaren ’70 ontstond een nieuw muziekgenre in New York, meer bepaald in de club “Paradise Garage”. In die club experimenteerde DJ Larry Levan met drie draaitafels, een synthesizer en een lichtshow. Iets later draaide DJ Frankie Knuckles in de club “Paradise Garage” en rond 1980 introduceerde hij de nieuwe muziekstijl in “The Warehouse” in Chicago. De muziek sloeg aan bij het publiek, zodat men al gauw in andere clubs vroeg naar “the sound they play down the house” en zo ontstond de naam van het nieuwe muziekgenre (Giegas, 1996, p. 15). Housemuziek werd gemaakt voor de dansvloer (Rietveld, 1998, p. 10) en wordt gekenmerkt door “a 4/4 beat, accentuated by a regular bass drum and by an off beat open hi-hat, programmed on a drum box, which generally runs at a pace between 120 bpm and 135 bpm” (Rietveld, 1998, p. 37). In 1986 werd house voor het eerst gedraaid in Ibiza en van daaruit introduceerden Londense DJ’s de stijl in GrootBrittannië. Later kwam de stijl ook overgewaaid naar het vasteland, zodat ook het Nederlandse en Belgische publiek kennis maakte met house. House bleek een middel te zijn om mensen opnieuw bij elkaar te brengen en er werden grootschalige party’s of raves georganiseerd. De media berichtten negatief over de nieuwe uitgaanscultuur en ordediensten deden allerhande pogingen om de raves stil te leggen. Toch zorgde house in 1988 voor een muzikale revolutie en bleef het succes stijgen (Keunen, 1996, pp. 148-149). De zomer van 1988 werd uitgeroepen als de tweede “summer of love”. Die naam werd voor het eerst gegeven aan de zomer van 1967, waarin de hippies hun hoogtepunt beleefden. Hoewel de muziek uit de housescene verschilt van die uit de hippiescene, zijn er gelijkenissen tussen de twee bewegingen: een jong publiek in een open sfeer waar alles kan en mag (Van Veen, 1994, p. 21). Begin jaren ’90 was house de populairste dansstijl. Sindsdien heeft house zich opgedeeld in verschillende substromen. Voorbeelden daarvan 26
zijn acid house, techno, hardcore, trance, jungle, ambient (Bennett, 2000, p. 74-75) mellow, gabber en recentelijk ook jump.
1.2.6 De gabberrage
Met het succes van de house begin jaren ’90, ontstond een hardere substroming, namelijk gabber of hardcore. Die stijl was vooral populair bij arbeidersjongeren en zette zich af tegenover de housemuziek van de middenklassenjeugd. Gabber onderscheidt zich door het hoge tempo van 150 bpm tot soms meer dan 260 bpm. In tegenstelling tot het gebruikelijke tempo van 120 bpm bij dansmuziek gaat het er bij gabber dus harder aan toe, wat de stijl een agressief karakter geeft (Ter Bogt, 1997, p. 83). “Notions of love seem to have been replaced by those of hate and the soulful sensuality which can be found in American house music have been replaced by an industrial aggression” (Rietveld, 1998, p. 9). De hardcorehouse bracht ook een specifieke dansstijl met zich mee, namelijk het hakken. Bij die dansstijl duwt men de voeten bij elke tel naar beneden. Opmerkelijk voor deze stijl was dat vooral jongens zich aan het dansen waagden. Dat is dus een verschil met de andere dansstijlen, waarin vooral meisjes op de voorgrond traden. Gabber werd dus een jongensgenre genoemd. Die verwijzing heeft niet alleen met het dansen te maken, maar ook met het imago van gabber: jongens met kaalgeschoren hoofden, trainingsbroeken en witte sportschoenen (Ter Bogt, 1997, p. 84). Ook hardcorehouse deelde zich op in verschillende substromen: happy-hardcore, newstyle en terror. De gabberrage is een subcultureel gegeven en raakte minder 27
verspreid dan de hierboven besproken moderne dansrages. Toch is ze interessant om te bekijken, aangezien gabber een aanleiding is geweest voor het ontstaan van jump.
1.3 Conclusie
Sinds de tweede helft van de 20e eeuw zijn verschillende dansrages op het toneel verschenen. We hebben diegenen besproken die het meest betekend hebben voor de moderne danscultuur. Rock ’n roll betekende een dans waarin zowel zwarte als blanke jongeren samen dansten en brak zich los van de traditionele dansen. De twistrage zorgde opnieuw voor een dans met vastgelegde stappen, ditmaal los van een partner. In de jaren ’70 ontstond muziek die speciaal gemaakt werd voor de dansvloer. Die discorage riep ook de figuur van de DJ in het leven, zijn taak was het publiek dansend houden op de muziek. Sinds de jaren ’80 is er een opvallende aanwezigheid van jongens op de dansvloer. Die trend werd mede veroorzaakt door de opkomst van de hiphopcultuur, waarin competitie en een entertainmentgehalte belangrijke elementen waren. Housemuziek zorgde voor een hoogtepunt in de jaren ’90. Zowel mannen als vrouwen en over de klassengrenzen heen, dansten op grote feesten en in discotheken op dreunende housebeats. De populaire dansmuziek werd opgedeeld in verschillende substromen. Dat brengt ons bij een uitvoerig onderzoek van één bepaalde substroming, namelijk jump.
28
2. Kwalitatief onderzoek naar een nieuwe muziek- en dansrage
2.1 Jump: beschrijving van de muziek
Jump of jumpstyle - beide namen worden naast elkaar gebruikt - is een harde stroming in de elektronische dansmuziek. Het is een substroming van house. In dit deel situeren we het ontstaan van het specifieke genre en halen we de ingrediënten ervan aan. Verder bespreken we de verschillende stijlen binnen jump.
2.1.1 Ontstaan
Bij de bespreking van de houserage hebben we opgemerkt dat het genre zich heeft opgedeeld in verschillende substromen, waarvan jump ook deel uitmaakt. Door die overdreven opdeling kan men anno 1990 spreken van een echte hokjesmentaliteit. Voor een leek is het vaak zeer moeilijk die verschillende subgenres te onderscheiden aangezien de verschillen soms zeer klein zijn. Marijn van Bass Events zit al een hele tijd in de muziekindustrie en beschrijft de evolutie. Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Vroeger had je house. Toen zei een DJ: “Ik speel house”. Nu haal je zijn platenbak van 10 jaar geleden en haal je platen eruit en zeg je: “Dat is trance, dat is groove, dat is jump, …” Toen da vroeger 29
allemaal house was, kon je dat allemaal achter elkaar spelen en iedereen was gelukkig, terwijl dat we nu zeggen: “Da was een groove retro plaat, da was een trance retro plaat”. Vroeger was het eigenlijk allemaal niet zo specifiek, dus die hokjesmentaliteit is de laatste jaren erg toegenomen. En dus is men dan ook alles in een vakje gaan steken. Onder de hardere muziekstijlen heb je verschillende substromen. Voor een leek is dat “hele harde house”.
Ook DJ’s en producenten maken kennis met de hokjesmentaliteit. DJ Coone vindt die huidige trend eerder negatief. Voor hem was het voordien beter. DJ Coone (28.03.2008): Het is ni alleen met deze stijl, ook met electro: minimal, progressive, harddtrance, trance, … Ik vind da er te veel hokjes zijn op dit moment. Ik vind het niet meer leuk da je niet meer kunt weggaan en zeggen: “Na deze tranceplaat wil ik een jumpplaat horen”. Je moet naar een trancefeest of een jumpfeest gaan, alles tegelijk da gaat niet meer. Dat wordt dus echt niet meer geapprecieerd.
In 1997 ontstaat het nieuwe muziekgenre jump als antwoord op de twee grote muziekstijlen uit de voorgaande periode (1995-1996), namelijk de hardcore in Nederland en de trance in België. De Nederlandse scene kenmerkte zich door twee extremen: enerzijds
30
club of mellow1 en anderzijds hardcore. In België waren er ook twee populaire muziekstijlen, namelijk trance en dance opera, die beiden qua volume en tempo tussen de twee Nederlandse extremen in lagen. Het is in die context dat de Belgische DJ Da Rick en zijn collega producers, oa. DJ Da Boy Tommy, zijn begonnen met een nieuwe sound. Zelf beschrijft hij jumpstyle als volgt: DJ Da Rick (05.02.2008): Toen waren we bezig met een stijl van muziek die nog vlees nog vis was. Het was geen hardcore en het was ook geen trance wat de Belgische markt aanbelangde. Het zat eigenlijk tussenin. Qua volume en snelheid was het meer trance, maar qua beats en klanken was het meer hardcore. Dus je kreeg een soort langzame hardcore met iets toegankelijkere klanken en niemand wilde dat eigenlijk hebben.
De bestaande platenfirma’s waren dus niet geïnteresseerd in het nieuwe genre. Zo kwam het dat DJ Da Rick en DJ Da Boy Tommy, de pioniers van de jump, samen met de firma Imp@rt Productions, met een eigen label begonnen in 1997, namelijk “Jumper Records”. De naam van het jumplabel is op een ludieke manier tot stand gekomen. DJ Da Rick (05.02.2008): Omdat het zo jumpy klonk en een collega die ook mee de eerste plaat heeft gemaakt, die bij een stoplicht achter een Citroën jumper stond en zei: “Ja!
1
Mellow-house is een variant van house met een tempo van 120 bpm (Ter Bogt, 1997, p. 84)
31
Jumper! Dat is best wel een coole naam!” En zo is het eigenlijk gekomen.
Jump is dus een Belgisch product, maar is op zijn beurt afgeleid van een andere substroom binnen de house, namelijk de Amerikaanse newstyle2. DJ Playboyz (15.03.2008): De echte jumpvariant is Belgisch ja, maar het is afgeleid van newstyle uit Amerika, daar ligt echt de jumpkick in en de jumpsounds enzo en dan hebben ze hier een paar andere varianten, het wat vrolijker gemaakt, dus dat is wel echt Belgisch.
Opmerkelijk is dat de muziekstijl sinds 1997 bestaat, maar zijn echte commerciële doorbraak pas kende in 2007. Producenten van jump en jump DJ’s die er in het begin al bijwaren, typeerden hun muziek in 1997 gewoon als “hardere muziek”. Het is met de opkomst van het jumpdansje dat de hardere muziek de naam jump kreeg en aan enorme populariteit won. Enkele DJ’s uit onze diepte-interviews zijn getuige geweest van die evolutie. DJ Bjorno (17.12.2007): In de tijd noemden wij da “boenkers”, da waren “boenkplaten”. Maar da kwam op “Jumper Records” uit. En ja, da scoorde toen wel redelijk goed, maar doordat dat ook per toeval commercieel is gegaan 2
Newstyle is een subgenre van hardcore met een langzamer tempo van ongeveer 180 bpm
32
- door die “gettup aaaah” spullen en “Halloween” en toestanden - heeft da ook zijn krak weer gehad. Dat is ineengezakt, maar alle geluk niet hard genoeg. Gewoon omdat het nog niet echt superpopulair was toen, er was geen discotheek die dat een hele avond alleen draaide. DJ Coone (28.03.2008): De stijl jumpstyle die komt van de tijd van DJ Da Boy Tommy en Da Rick. Die zijn een van de eerste geweest die de naam jump hebben gebruikt. Da is dan een tijdje weggeweest en sinds een paar jaar is da volledig terug. Dan hebben ze daar da dansje bij gekregen en ja, nu is iedereen aan het jumpen op jumpstyle en dan krijgt da gewoon de naam jump eigenlijk.
De opkomst van het jumpdansje is dus belangrijk geweest in de verspreiding van de muziek- en danscultuur. Hoe die evolutie zich heeft voltrokken en welke andere elementen belangrijk zijn geweest voor het succes van jump, bespreken we in hoofdstuk 7 over jump als hype.
2.1.2 Kenmerken
Een jumpplaat bestaat uit bepaalde ingrediënten. Achtereenvolgens bespreken we het tempo, de instrumenten, de vocals en de opbouw van een plaat. Daarnaast is ook de sfeer een belangrijk element in de beleving van de muziek. 33
Het tempo is typerend voor de muziekstijl, namelijk minstens 140 bpm (beats per minute). Het tempo maakt dan ook het verschil met het hardere hardcore, dat tot meer dan 260 bpm kan oplopen. Anno 2008 produceert men jump ook al aan een iets sneller tempo, dit komt neer op 149 bpm, vooral tijdens een DJ-set. Instrumentaal gezien wordt er in een jumpplaat veel gewerkt met percussie, loopjes, hi hats, cymbalen, snare, clap en andere. DJ Massiv vat de ingrediënten van een jumpplaat samen in de volgende zin. DJ Massiv (20.12.2007): Een jumpplaat bestaat uit een harde kick, clap, snare, leuke melodie en aan een tempo van 145 beats per minute.
Vocals komen soms aan bod in een jumpplaat. Meer en meer wordt gewerkt met covers waaruit jumpproducers stukjes met vocals overnemen. Die samples3 zijn zeer populair. De meerderheid van de platen waarin je vocals hoort, hebben geen rechtstreekse boodschap. DJ Mark with a K (14.12.2007): De producers kiezen gewoon coole vocaltjes, ik denk niet dat er iemand een
3
“Samplen is het overnemen en/of bewerken van fragmenten uit een of
meer bestaande (muzikale) bronnen met de bedoeling ze te recycleren in een “nieuwe” creatie, in een ware gefragmenteerde, eclectische postmoderne stijl”( De Meyer & Trappeniers, 2005, p.223).
34
boodschap wil overbrengen met jump te maken. Ik in ieder geval niet.
Uitzonderlijk zijn er wel nummers waarin een boodschap zit. DJ Coone heeft bijvoorbeeld een plaat uitgebracht, getiteld “Words from the Gang”, waarin hij een duidelijke boodschap wil overbrengen. DJ Coone (28.03.2008): Ik denk dat deze muziekstijl net iets anders qua inhoud heeft dan bijvoorbeeld pop of rock. Daar zitten volledige teksten in en inhoud enzo. Ik denk dat het belangrijkste is om gewoon verstand op nul te kunnen zetten. Af en toe wel, bijvoorbeeld de anthem van het Sportpaleis, “Words from the Gang”, da heeft een heel verhaal in het midden, daar had ik wel het idee omdat de jumphype dan zo commercieel werd en omdat het merendeel van de DJ’s enzo het niet meer deden uit liefde voor de muziek, maar gewoon omdat het een hype was, daar zat dan wel iets achter, maar in het algemeen zit er geen boodschap achter de platen.
Wat verder ook heel belangrijk is in een jumpplaat is de opbouw. Een plaat moet namelijk zo opgebouwd zijn dat na de break alles even stilvalt, het publiek dan staat te wachten en tijdens het hoogtepunt stevig begint te dansen. Producenten en DJ’s van jump vinden deze ingrediënten zeer belangrijk. DJ Bjorno (17.12.2007): Vooral moet er iets krachtig in zitten, is dat een melodie’ke of een sample van een stem of iets in die richting. Het moet kort en krachtig op de bal zijn, dus het mag niet langdradig zijn. Het draait ook meestal rond 35
een clue, in dat nummer zit iets in en da ga meestal me een break waarop da alles stilvalt, waarna da alles opbouwt en dan boem, grote ontploffing. Daar bestaat een gemiddelde jumpplaat uit. Alleen hebben ze dat dan na een tijd weer wat uitgebreid doordat er 2 ontploffingskes in zitten of dat ze eens iets anders proberen. Maar de vaste basis draait erom dat na het stuk dat het stilvalt [de break], het ineens begint en dat iedereen zo iets heeft van: “Wauw amai!”. DJ Da Rick (05.02.2008): Je hebt een intro, dan beginnen mensen te dansen en dan een hoogtepunt en dan een breakje en dan nog een hoogtepunt en dan de outro. En zo is het heel vaak binnen 1 liedje.
Jump is gemaakt aan een hoger tempo en is bedoeld om mensen aan het bewegen te krijgen. Naast het tempo is ook de sfeer belangrijk. DJ Bjorno (17.12.2007): Jumpstyle dat is muziek die moet in de juiste vibe, met licht, geluid en met ne laser en met wa rook en ne goeie soundset en ne goeie drive. Da is muziek die u vooruit duwt, die zorgt ervoor dat je in beweging komt. Andere muziekstijlen kunnen dat ook, maar doordat het zo hard is, of harder is qua muziekstijl, krijg je sneller die kick van: “Ik moet hier gaan springen of ik moet hier iets gaan doen!” en in de grote massa wordt je dan meegezogen in een bepaalde sfeer.
36
2.1.3 Stijlen
Zoals gezegd, is jump een substroom van house. Binnen jump zelf vinden we echter ook verschillende stijlen. Uit onze diepteinterviews met jumpproducenten maken we kennis met de verschillende substijlen. DJ Coone (28.03.2008): Er zijn momenteel drie stijlen: jumpstyle, hardstyle en french tek. Jumpstyle is vrij acceptable met melodieuze stukjes en vocaltjes in, hardstyle is een beetje zoals jumpstyle, ook met veel vocals in en melodieuze dingen, maar dan veel harder en dan heb je french tek, da zijn de jumpdingen, maar dan al het melodieuze en alle vocals eruit, heel gewoon en heel rechtdoor en dat zijn zowat de drie dingen die momenteel de populairste zijn in die stijl. DJ Playboyz (15.03.2008): Tek dat is technoritmes met een jumpkick. Het zit er echt tussenin. Je hebt jumpstyle, pak de style vast en dan techno, pak de tek vast en dan heb je tekstyle.
Van de verschillende substijlen kunnen we volgende typologie opstellen: •
Jumpstyle of jump is ontstaan in België, is melodieus en bevat vocals. Het tempo van jump is 145 bpm.
•
French tek of tekstyle is een stijl die ontstaan is in het noorden van Frankrijk. Deze substijl is jumpstyle gevarieerd 37
met techno, vandaar de naam tekstyle. Tekstyle is wat harder dan jump en is minder melodieus. Het tempo van French tek is 140 tot 157 bpm. •
Hardstyle is ontstaan in Nederland, nog voor de jump. De stijl is zeer melodieus, heeft iets hardere kicks en bevat vaak ook nog een bassline na de kick.
•
Hardjump is vergelijkbaar met de gewone jump, maar bevat een hardere bass. De melodietjes klinken vaak wat donkerder en bevatten een metaalachtig geluid. (http://www.jumpishestyle.com/jumpstyle/overjump)
2.2 Jumpen of de nieuwe dansrage
De jumpcultuur belichaamt zoals gezegd twee grote concepten: de muziekstijl jump en het jumpen of dansen zelf. Jumpen is wat de naam eigenlijk zelf zegt, namelijk springen. Dat kan doordat de muziek zich er uitstekend voor leent door de snelle beat. Toch is jumpen niet zomaar springen. Er zijn standaardpasjes die de basis vormen van het jumpen. Daarop zijn zeer veel varianten gekomen en de stijl evolueert nog steeds. Zo komt het dat anno 2008 jumpen een erkende dansstijl is die door sommigen tot een zeer hoog niveau wordt getild.
38
2.2.1 Ontstaan
Dat mensen spontaan beginnen te dansen op muziek is iets van alle tijden. Wat betreft de manier van dansen en de muziek waarop men danst, is er heel wat verschil. In het country en western dansen is de line dance, waarbij men op één of meerdere rijen dezelfde stapjes doet, heel populair. In 1995 kwam de Macarena van Los del Río uit. Daarbij doet men ook dezelfde bewegingen met de armen en voeten. In de hardere dance stroming was begin jaren ’90 in Nederland het hakken populair, een voorloper van het jumpen. Het verschil is echter dat hakken gedaan wordt op de snellere hardcoremuziek en jumpen op jumpmuziek. De muziek vormt dus een essentiële voorwaarde voor het dansen. Maxime benadrukt dat net zoals bij salsa ook bij jump gedanst wordt op een specifieke muziekstijl. Maxime (05.02.2008): Jumpen is een dansstijl op muziek met een harde bass. Dat is een dans zoals salsadansen op die muziek, is jumpen een dans op jumpmuziek.
Jump dateert uit 1997, maar het jumpdansje werd pas bekend in 2006. Daarvoor bestond het dansen op jumpmuziek uit gewoon springen of het zich uitleven op eender welke manier. Pionier van de jump, DJ Da Rick, kon als eerste kennismaken met de ontwikkeling van het jumpdansje zoals we dat nu kennen. Hij schrijft het ontstaan toe aan twee ontwikkelingen, namelijk het hakken uit de hardcorescene in Nederland en het skiën uit de trancescene in België. DJ Da Rick (05.02.2008): Toen heel veel van die Belgen op een gegeven moment naar die Nederlandse feesten gingen 39
komen, daar zag je alle Belgen zo dansen en dan zag je al die Nederlanders kijken, want die konden alleen maar hakken zeg maar. Die begonnen elkaar zo een beetje na te doen. Midden jaren ‘90. En dat jumpdansje is iets dat ik vanaf dan al ken. Met het commercieel worden, groter worden van de Belgische jumpscene in Nederland en in andere landen, zijn die Belgen ook mee naar die DJ’s gaan kijken en die gaan daar dansen zoals ze altijd al dansten en die Nederlanders kijken er dan naar en op een gegeven moment leren die dingen van elkaar en dat verbastert en daar komt dan iets nieuws uit. Maar je ziet daar heel veel van die herkenbare bewegingen in van die trancetijd van vroeger, van dat “Cherry Moon”- tijdperk. Half hakken zit daar ook bij in van vroeger. Het zijn die twee bij elkaar die het zo een beetje gemaakt hebben.
De populariteit van het dansje is vooral te danken aan het internet, meer bepaald de website You Tube (www.youtube.com), waarop jongeren zelf allerlei filmpjes posten. DJ Da Rick beschrijft het fenomeen van de broadcast yourself websites. Hij zegt dat op die manier de doelgroep van een goede danser veel groter wordt, zodat ook de interesse in het dansen enorm toeneemt. DJ Da Rick (05.02.2008): Vroeger waren er ook veel goede dansers, maar die stonden dan te dansen in een discotheek en daar stond dan een kringetje rond. Maar die achter dat kringetje, die zagen het al niet meer zo goed. Nu is die doelgroep van een goeie danser enorm veel groter geworden. Miljoenen mensen zien het. 40
Het jumpen is een typisch Belgische dans en DJ’s menen dan ook dat we best wat trotser mogen zijn op de dans. Er kan een vergelijking gemaakt worden met de New Beat4, ook een Belgisch product. DJ Anonymous: Hier zouden ze veel chauvinistischer ingesteld mogen zijn. Dat had je juist hetzelfde met de New Beat, dat werd ook helemaal niet erkend, terwijl wij wel een stempel hebben gezet op de wereldmuziekindustrie. Van “This is belgium!”.
2.2.2 Stijlen
Binnen het jumpen bestaan verschillende substijlen. Zij onderscheiden zich ofwel door de soort van bewegingen die gemaakt worden ofwel door de soort van muziek waarop de bewegingen gedaan worden. •
Skiën: deze dansstijl is midden jaren ‘90 ontstaan. De dans kreeg de naam skiën doordat mensen hele grote bewegingen maken met hun armen en benen vooruit. Bij deze stijl verplaatst men de voeten naar voor en naar achter op de beat van de muziek.
4
New Beat is een Belgische substroom van de housemuziek, ontstaan eind jaren ’80. De muziekstijl is de voorloper van de Eurodance.
41
•
Duojump: deze stijl van jumpen wordt gedaan met twee of meer personen. Zij doen dan identiek dezelfde bewegingen met de armen en voeten.
•
Hardjump: een dansstijl die gedaan wordt op de gelijknamige muzieksoort. Bij deze stijl wordt er harder met de voeten op de grond gestampt, vooral met de hakken en de tenen.
•
Frenchstyle jump of tekken: deze stijl bestaat voor 5O % uit eigen bewegingen en voor 50 % uit bepaalde vaste bewegingen. De dans is genoemd naar de gelijknamige muziekstijl, maar kan in principe op elk muziekgenre van minstens 140 bpm gedaan worden.
•
Melbourne Shuffle of appelen: deze variant komt uit Melbourne en is meer schuiven met de voeten
•
Freestyle jump: in deze stijl van jumpen kan iedereen eigen bewegingen ontwikkelen. Creatief zijn, is daarbij de boodschap. Deze variant komt het meeste voor. Vaak zijn er ook streekgebonden verschillen.
Leden van de subcultuur zijn zich vaak zeer bewust van de verschillende stijlen. Velen vinden het immers belangrijk om de dansstijl te laten evolueren. Ze pikken via vrienden en via internet nieuwe bewegingen op, geven hieraan een eigen invulling en vinden zelf nieuwe moves uit. Zo komt het dat de basisstappen al zeer veel geëvolueerd zijn. Nikita en Mathijs, twee ervaren jumpers, merken die evolutie in de jumpstyle op. Mathijs vindt die evolutie bovendien zeer positief. 42
Nikita (27.03.2008): Da is eerst begonnen met skiën, met de basismoves, naar voor en naar achter en dan begon da stilaan te veranderen en dan was da eens een draaike en met uw been naar boven en sindsdien heeft zowat iedereen zijn eigen stijl. Ik deed zo eens mijn been naar boven en dan zei iemand: “Amai, dat is goe, doe da eens in Complex” en dan ziet ge dat de mensen dat goed vinden en dan gebruikt ge da voort in uw jumpmoves. Mathijs (06.02.2008): Jumpstyle is echt aan het veranderen. Vroeger was da echt van die eerste stapkes met de voeten en nu doen ze een flikflak of een ratslag, das echt allemaal aan het veranderen, allez, ik merk dat toch. ‘t Is met jump begonnen, maar het krijgt allemaal andere namen, bijvoorbeeld appelen of tekstyle. (…)Ik vind da eigenlijk goe da da is gekomen, want jumpstyle, da vind ik eigenlijk nogal eentonig, met de voet zo die basisstappen en draaien, da is goe, da is in het begin echt de rage. Maar een rage da is toch logisch da da uitzet in verschillende dinges. Jumpstyle da is ook uitgebreid in appelen en schuffle en tekstyle, ik weet ni wa er nog allemaal gaat komen.
2.2.3 Hoe moet je jumpen
Anno 2007 werd jumpen enorm populair, mede door de hype op internet. Het jumpdansje kreeg enorm veel aandacht en zo werd interesse opgewekt bij jongeren om zelf te kunnen jumpen. Om te 43
leren jumpen zijn tal van mogelijkheden. Zo vindt men op internet verschillende tutorials of filmpjes waarop stap voor stap wordt uitgelegd en voorgedaan hoe je moet jumpen. Naast allerhande filmpjes van jump vindt je er ook handleidingen van “Hoe leer ik jumpen?”. Op de website jumpisthestyle.com staat een volledige handleiding van de verschillende stappen. Ter illustratie geven we hier de beschrijving van de standaardpasjes en de standaardpasjes met de halve draai. Voor een volledig overzicht van de tutorial verwijzen we graag naar bijlage 3. Tutorial 1 (Beginners Jumpers) Uitwerking ‘simpele’ Jumpstyle pasjes
Standaard Pasjes Start met twee benen naast elkaar Doe nu het rechter been naar voren (voet ongeveer op kniehoogte) Doe dat nog een keer Doe nu het linker been omhoog (voet ongeveer op kniehoogte) Doe nu het linker been naar achter (voet ongeveer op kniehoogte) Zet nu weer de linker voet voor de rechter voet op de grond
Standaard Pasjes + Draai (halve draai) Start met twee benen naast elkaar Doe nu het rechter been naar voren (voet ongeveer op kniehoogte) Doe dat nog een keer Doe nu het linker been omhoog (voet ongeveer op kniehoogte) Doe nu het linker been naar achter (voet ongeveer op kniehoogte) Zet nu weer de linker voet voor de rechter voet op de grond Doe nu het rechterbeen naar voren (voet ongeveer op kniehoogte) 44
Doe dat nog een keer Doe nu het linker been weer omhoog maar daar maak je nu een halve draai mee en land ook weer op je linker been* (je staat nu dus met je gezicht de andere kant op)
Fig. 1: Handleiding “Hoe moet ik jumpen” Bron: http://www.jumpisthestyle.com
45
Fig. 2: De duojump stap voor stap uitgebeeld Bron: http://picasaweb.google.com/jumppics/Hoeselt Naast handleidingen en filmpjes op het internet zijn er ook Dvd’s uitgebracht waarop jongeren aanleren hoe men moet jumpen. De meest verkochte Dvd is “Jumpen Doe je Zo” van IMP Music. Uit diepte-interviews met twee personen die meegewerkt hebben aan die Dvd, namelijk Maxime en Patrick, vernemen we dat die Dvd’s een enorm succes zijn. Patrick (18.11.2007): Ik geef lessen op internet en ook op Dvd. En ja, de dingen die eigenlijk op internet gratis te zien zijn, zijn wonder boven wonder honderdduizend keer verkocht op Dvd.
Tenslotte kan men ook nieuwe bewegingen aanleren door het kijken naar vrienden of andere jongeren in een discotheek of waar dan ook. Zoals bij elke sport of dans zorgt oefening ook bij jump voor het beste resultaat.
2.2.4 Andere kenmerken
1) Jumpen als sport
46
Jumpen is een actieve bezigheid. De respondenten geven dan ook aan dat het zeer vermoeiend is en dat een goede conditie geen overbodige luxe is. Het jumpen zelf is slechts enkele minuten vol te houden. Stefaan (25.02.2008): Ja, het is toch wel vermoeiend, als ge da lang doe wel, als ge een paar uur doorgaat, dan denk je van: “Amai”, maar als ge da elke keer een paar minuten doet, gaat het wel. Nielsen (26.03.2008): Dat hangt er vanaf of je salto’s wil doen of niet. Nee, het hangt er natuurlijk van af hoe je het aanpakt en wat bijvoorbeeld uw conditie is of wat uw toestand is.
Voor Natacha is jumpen zelfs een sport geworden. Door wekelijks te jumpen heeft zij een uitstekende conditie opgebouwd. Natacha: Ik vind da goed voor mijn lijn eerlijk gezegd. Dat is een moderne vorm van sport vind ik. Ik amuseer mijn eigen ermee en ik heb ook gemerkt da mijn conditie erg verbeterd is, ahja, ge sta een hele avond te springen.
2) Plaats
Jumpen kan overal. De woon- of slaapkamer is hiervoor een geschikte plaats. De meeste jongeren dansen het liefst in een discotheek, waar er een bepaalde sfeer rond hangt. Jonge kinderen 47
jumpen op de speelplaats. Van sommige leerkrachten vernemen we dat kinderen zelfs om een cd-speler vragen om tijdens de pauze te kunnen jumpen. Verder hebben verschillende jongeren jumpmuziek op hun gsm staan, zodat ze de muziek kunnen beluisteren en erop kunnen jumpen waar en wanneer ze maar willen. Het is zelfs even een hype geweest om te jumpen op de meest waanzinnige plaatsen. Daarvan worden dan filmpjes gepost op de populaire website You Tube. Voorbeelden hiervan zijn jumpen in een supermarkt, in een station, in een politiebureau, op de Eiffeltoren, op het St. Pietersplein enzovoort. Leden uit de subcultuur geven in de diepte-interviews aan waar ze het meeste jumpen en waarom. Maxime (05.02.2008): Meestal met het uitgaan. Soms ook thuis, maar dat was meestal vroeger, nu is dat met het uitgaan en dat is meestal Complex. Daar zit eigenlijk iedereen dat het echt kan. Stefaan (25.02.2008): Meestal in een discotheek ofzo, waar ge de rest dat ook zie doen, da ge daar ni alleen staat, want dan zien ze zo van: “Wa is die daar nu aan het doen?” Met een paar maten zo wel.
Zowel Maxime als Stefaan geven aan dat ze het liefste jumpen in een discotheek. Nikita vertelt dat ze ook jumpt met vrienden op straat of op de tram. Jumpen in het openbaar doet men vrijwel altijd samen met vrienden en vaak doet men dat om te lachen of om op te vallen. Nikita (27.03.2008): Of op straat als vrienden muziek op hun gsm zitten te luisteren en die beginnen dat dan te doen, dan doet ge gewoon mee. Zo voor eens onnozel te doen. Of voor 48
Complex of erna, als je dan in de bus zit en je zet een liedje op. Das meer voor te lachen eigenlijk. Wij waren zo eens aan het jumpen in de tram, ook een beetje voor te shocken zo. Als ge met een groep vrienden zijt, dan is da lachen, maar als ik nu alleen op de tram sta en ik hoor een goei lieke, dan ga je ni beginnen springen als een waanzinnige, da doe je gewoon niet, ik denk da niemand da doet. Ik heb nog nooit iemand alleen menens zien jumpen op de tram of weet ik veel waar.
3) Individueel of samen
Jumpen is een individuele dans. Leden van de subcultuur geven echter wel aan dat samen jumpen een band schept onder vrienden. Natacha: Met vrienden, zo samen jumpen, da schept echt een band en da creëert een sfeer. Zo met de naaste vrienden, als je allemaal leuk staat te jumpen, da geeft ook wel kippenvel. In de eindverhandeling van Klaas Dessers over populaire dansculturen (2001, p. 43) lezen we dat sinds het ontstaan van de housemuziek en zijn vele substromingen het paardansen of het strikt omlijnde dansen voorgoed voorbijgestreefd is. Toch zien we opnieuw een soort paardans, namelijk de duojump. Bij deze variant van jumpen voert men synchroon dezelfde bewegingen uit. Het is dan ook deze variant die vaak getoond wordt op podia in discotheken, op filmpjes op internet of op de speelplaats door kleinere kinderen. Er zijn zelfs al verschillende 49
wereldrecordpogingen jumpen georganiseerd, waarbij men met zoveel mogelijk personen tegelijk probeert te jumpen.
4) Jongens op de dansvloer
Jumpen is een dans die overwegend gedaan wordt door jongens. Dat is op zich al een speciaal fenomeen aangezien voornamelijk meisjes houden van dansen. Alain van IMP merkt op dat jongens nu genieten van het dansen. Alain/ Jumping is not a crime (15.12.2007): Er is een nieuwe dans ontstaan en het is de eerste keer dat er een dans is voor jongens, ook meer voor blanke jongens. Tot nu toe was het dansen altijd voor meisjes, zij waren altijd beter dan de jongens. De jongens stonden een beetje aan de zijkant, met 1 vinger in hun zak en een beetje met het hoofd bewegen en de dames waren aan het dansen. Dan heb je de RnB, waar ook de allochtonen beter in waren. Die hebben een beter ritme. Of bijvoorbeeld de salsamensen. En jump is ineens een dans waarbij jongens plezier hebben in het dansen. Het is het willen dansen, het willen gaan naar een discotheek, het leeft weer. De vrouwen wilden wel dansen, maar de man had daar geen zin in. Ook met trance was er geen specifieke dans. Je moet begrijpen dat jump iets apart is, omdat het niet alleen maar over de muziek gaat. Het gaat ook over een dans. Toch is jumpen niet enkel voor jongens. Er zijn ook heel wat meisjes die het jumpen onder de knie hebben en die het heel leuk vinden. Marijn vertelt dat hij in zijn discotheek Complex zowel jongens als 50
meisjes ziet jumpen. Hij kan dus niet stellen dat jump een jongensgenre is. Hij merkt wel op dat jongens actiever zijn dan meisjes. Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Ik vind niet dat je kunt zeggen dat het een jongensgenre is. Jongens uiten zich misschien harder in het dansen om hun skills te tonen dan meisjes, hoewel dat meisjes hier ook echt kunnen dansen dat het echt knap is, maar het is niet de typische muziek om met je heupen te wiegen. Je zal meer jongens actiever op de dansvloer aanwezig zien dan meisjes.
In onze diepte-interviews spraken we met verschillende meisjes uit de jumpcultuur. Zij kunnen enkel maar bevestigen dat meisjes vast en zeker ook kunnen jumpen. Maxime (05.02.2008): Er zijn ook veel meisjes. Die proberen ook te jumpen, maar ze doen het op een ander niveau. De besten hangen zowat bijeen en dan de anderen zo. Natacha (27.03.08): De meeste mensen vinden dat wij [mijn zus en ik] goed kunnen jumpen, …voor meisjes, de meeste meisjes die springen zo wel en wij doen zo dat ietske meer. Op trage stukjes dansen wij RnB-achtig en da maakt het ook speciaal en dan jumpen wij weer zoals de “gasten”. 2.2.5 Tegenstanders
Jumpen is een populaire dans geworden die beoefend wordt door zeer veel jongeren. Toch is niet iedereen ingelaten met het 51
jumpdansje. DJ Bjorno vertelt bijvoorbeeld dat mensen vaak tegen elkaar springen of elkaar een stamp verkopen. DJ Bjorno (17.12.2007): Ik ben ook absoluut geen voorstander van da jumpdanske. Toen ik oorspronkelijk in de The Sight begon te draaien, was da danske er helemaal ni. Toen stond de zaak bomvol en er sprong niemand opeen. Nu door da danske heeft niemand nog plek om serieus te staan of ze krijgen eens een stamp tegen hun scheen of hun zij. Er komen allemaal toestanden van. Da is allemaal leuk om te zien, maar uiteindelijk voor een discotheek is da gewoon rot. Ik heb liever terug de discotheek van 5 à 6 jaar geleden, waar da ik harde muziek speelde en waar iedereen uit zijn dak stond te gaan en waar ze da danske absoluut niet deden.
2.2.6 Contest
Een opvallend kenmerk aan de subcultuur zijn de jumpcontests die georganiseerd worden. Op 7 december 2007 vond het Europees Kampioenschap jumpen plaats in discotheek Sotto’s in Zottegem. Dat was al de vierde contest die georganiseerd werd door Jumping is not a crime (JINAC). Alain Horoit van JINAC vindt het alvast een uitstekende formule. Alain/ Jumping is not a crime (15.12.2007): Ja, iedereen wil beter jumpen dan de andere. Iedereen wil zijn eigen stappen ofwel de stappen die hij leert heel goed doen. Jumpen is 52
creatief, een wedstrijd. Een renner wil ook harder rennen dan de andere. Jumpers ook, die willen beter dansen dan de andere. En daarom is de contest ook een goeie formule. De jumpcontests kunnen rekenen op heel wat enthousiasme van jongeren uit de subcultuur. Mathijs vertelt ons waarom contests populair zijn bij de jumpers. Mathijs (06.02.2008): Op contesten val je op hé. Het is ook de durf om mee te doen, soms denk je: “Zou ik falen?” of “Zou da ni belachelijk zijn?”, maar eigenlijk zou je gewoon moeten meedoen en zien wa het brengt. Ge hebt niks te verliezen eigenlijk hé.
Op een contest worden vaak echte staaltjes getoond. Het is ook een ideale gelegenheid om de eigen creativiteit te tonen, maar de basisbeweging van de jump moet wel terug te vinden zijn. Organisator van de contest, Alain Horoit, maakt zelf deel uit van de jury en vertelt in volgend citaat waarop gelet wordt. Alain/ Jumping is not a crime (15.12.2007): De basisbeweging blijft, wij aanvaarden geen man die met moves komt waarvan je denkt: “Wat is dit nu allemaal?” Er zijn bepaalde mensen die een beetje naar de breakdance gaan, omdat het met appelen te maken heeft, ze beginnen eerst met de voeten. Dat is een ontwikkeling die wij kunnen aanvaarden, maar er zijn mensen die helemaal andere stappen doen en dat is dan geen jumpstyle meer. Er is een basis, en als die basis een beetje creatief ontwikkeld is, dan noemen we dat altijd jumpstyle.” 53
54
3. Het publiek
3.1 Definitie van fancultuur
Fandom wordt gedefinieerd als “the regular, emotionally involved consumption of a given popular narrative or text” (Sandvoss, 2005, p. 8). Een tekst kan een bepaald muziekgenre zijn. De manier waarop fans zich verhouden tot een tekst verschilt van fancultuur tot fancultuur en van fan tot fan. Wat fans wel gelijk hebben, is dat ze een affectieve relatie hebben met een tekst en psychologisch, sociaal en cultureel gedeelde kenmerken hebben. Dat geldt ook voor leden van een subcultuur. Zij zijn gericht op dezelfde mediatekst of genre en hebben een regulier en emotioneel gedeeld consumptiepatroon (Sandvoss, 2005, p. 9).
3.2 Opdeling van het publiek
Het jumppubliek is verre van homogeen. Een stap in het veld van de jumpcultuur en interviews met liefhebbers van het muziekgenre geeft ons een klaardere blik op het fenomeen en meer bepaald het publiek. We kunnen een indeling maken van het publiek op basis van drie indelingscriteria volgens Veldhuis (in Vercaigne C., 1995, pp. 2829), namelijk originaliteit, betrokkenheid en niveau van de cultuur en haar product binnen de samenleving. Veldhuis (in Vercaigne C., 55
1995, p. 29) verdeelt het publiek op basis van drie dimensies. Als eerste dimensie neemt ze het onderscheid tussen originals en hangers on, een tweede onderscheid tussen involved en less involved en een derde onderscheid tussen underground en mainstream. In wat volgt leggen we die begrippen beter uit en halen we voorbeelden aan uit de jumpcultuur.
1) Originals versus hangers on Originals kunnen we omschrijven als aanhangers van het eerste uur of een culturele voorhoede. Zij creëren een subcultuur door het ontwikkelen van een bepaalde stijl. De groep beperkt zich vaak tot enkele tientallen mensen en het zijn vaak ook zij die de cultuur uitbreiden naar het buitenland. De hangers on verdeelt Veldhuis, in navolging van Evers (in Vercaigne C., 1995, p. 29), in twee groepen, namelijk de primaire en de secundaire hangers on. De primaire hangers on zijn volgelingen die via via in contact gekomen zijn met de subcultuur. Die groep breidt zich zodanig uit dat zij op een bepaald moment wordt opgemekt door de media. Die gaan zich op de subcultuur toeleggen en de subcultuur zichtbaar maken aan een groot publiek. Diegenen die via de media kennis maken met de subcultuur en zich daardoor erbij aansluiten zijn de secundaire hangers on. DJ Bjorno (17.12.2007): Er zijn er zelf die beginnen jumpen die nog ineens ni weten van waar, wie, wat en hoe. Het eerste gedeelte aan mensen dat ooit op die jump is beginnen uitgaan… Gemiddeld gaat iemand 3 tot 4 jaar uit in een discotheek. Dus als we al bijna 7 jaar verder zijn, is er al een heel generatie gewoon weg. De generatie die er nu is, is 56
eigenlijk al commerciëler. Die kennen de Reverze, de grote feestjes, die zijn er ingesukkeld door de grote affiches te zien. Die waar ge oorspronkelijk me zijt begonnen dat was nog via via, van: “Dit weekend, in die discotheek, daar spelen ze zware muziek”. Die zeiden niet jump hé, maar zware muziek en aan een hoog tempo en ik kan mij er in uitleven. En zo komen er 2, 2 wordt 4, 4 wordt 8, 8 wordt 16 enzovoort. Uit voorgaande beschrijving kunnen we in ons publiek ook een opdeling maken tussen originals, primaire hangers on en secundaire hangers on. Originals: Flor, alias DJ Da Rick, ook wel pionier van de jump DJ Da Rick (05.02.2008): 10 jaar geleden had je de hardtrance/ hardcore scene. Toen kwam er veel vraag naar een iets simpelere, maar toch stevige stijl en we hebben toen een paar toffe platen gemaakt, maar toen wilde eigenlijk niemand die hebben, dus hebben we maar een eigen label opgestart: “Jumper Records”. Primaire hangers on:
Stefaan (25.02.2008): Via vrienden, zelf ook op internet wa liedjes gevonden en eigenlijk altijd in gebleven. Van thuis uit ook met house begonnen en zo is da wa verder gegaan, DJ Coone had in het begin al liekes, wel minder bekende, maar daar is het mee begonnen eigenlijk, met Dark E, Da Boy Tommy, de grote namen van nu eigenlijk. 57
Secundaire hangers on: Mike (17.03.2008): Via TV, radio, vrienden. Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in muziek en dan de nieuwste liedjes beginnen downloaden en wat je goed vindt, daar luister je naar en dan begint ge daarop voort te gaan.
2) Involved versus less involved Mensen uit de involved-groep zijn bijna dagelijks actief bezig met het muziekgenre. Met actieve betrokkenheid bedoelen we uitgaan, organiseren van feesten, muziek maken of performen als DJ. Diegenen uit de less involved-groep zijn slechts af en toe op een passieve manier bezig met de subcultuur, zoals het luisteren naar jump op CD. In onze interviews vinden we mensen die op professioneel gebied dagelijks actief bezig zijn met jump, zij behoren dus tot de involved groep: Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Ik heb een eigen boekingskantoor, dus daar heb ik een professionelevriendschappelijke band met mijn artiesten en voor de rest…, het is een kleine scene en ik ken daar iedereen persoonlijk in. Geen DJ die hier komt draaien, is vreemd voor mij. De meeste grote feesten, dat is een kleine wereld, het is een subcultuur en mensen die daar organisatorisch mee bezig zijn, die kennen elkaar toch. Je hebt allemaal een hart voor muziek, je babbelt daarover, het zijn allemaal mensen die met hun ding bezig zijn. 58
Ook op niet-professioneel niveau zijn er mensen die bijna dagelijks met jump bezig zijn. Katrien heeft jump leren kennen via vrienden. Ze luistert nu al ongeveer drie jaar naar jump en neemt ook actief deel aan het uitgaansleven. Ze bezoekt bijvoorbeeld grote feesten in het Sportpaleis in Antwerpen als “Coone and the Gang”, “Reverze”, “Bassleader” in Gent enzovoort. Verder gaat ze bijna elk weekend naar discotheek Complex. De afstand die ze daarvoor moet afleggen, vormt voor haar geen probleem. Katrien (25.02.2008): Ik luister heel vaak naar jump: op de computer, op mijn MP-3 speler, tijdens het uitgaan, enzovoort. Bij de keuze van een kwalitatieve steekproef van respondenten hebben we vooral getracht om mensen te vinden die involved zijn in de subcultuur. We kunnen dus geen voorbeelden aanhalen van leden van de subcultuur die less involved zijn.
3) Underground versus mainstream Een trouwe achterban wil het muziekgenre underground houden. Dat wil zeggen onder een kleine groep mensen die zich actief, creatief en authentiek bezig houden met de subcultuur. Zij ervaren de subcultuur als een manier van leven. Mainstream verwijst naar de populaire afleidingen van de subcultuur. Door de media wordt de subcultuur bekend gemaakt en overgenomen door de cultuurindustrie. Mensen uit de mainstream zien de subcultuur bijvoorbeeld enkel als een manier van uitgaan. 59
In onze interviews vinden we ook verschillende opmerkingen terug van leden van de subcultuur waaruit blijkt dat zij zich eerder underground dan wel mainstream uitdrukken. Underground: Mathijs: Voor mij is jump meer iets voor mensen van 18 jaar, maar ik ken ook mensen van 20 jaar die in een discotheek aan het oefenen zijn om da te kunnen. Je hebt natuurlijk ook die jongeren van 8 à 9 jaar, dat noem ik Jamba jumpmuziek. Da is anders dan wat wij luisteren, da is tragere beat enzo. Da is misschien ook wel goe, maar da is ni mijn genre van muziek. Natacha: Denk meer underground. De mensen willen dat ook wel. Das ook de sfeer zo, allemaal samen, de jumper is ook een beetje tegen, dat heeft iedereen, tegen dat commerciële, da is iets van ons, het is niet omdat dat 1x op TV komt, van Patrick Jumpen, da iedereen da goed moet vinden, ge moet da echt goe vinden omdat ge da zelf goed vindt, ni omdat ge da eens gehoord hebt. Waarom dat zo is? Wij willen da ni, da is iets van ons eigen.
Mainstream: Kevin (01.03.2008): Da maakt ni uit, gewoon amuseren, da is plezant.
60
Op basis van deze drie dimensies komt Veldhuis (in Vercaigne C., 1995, p. 29) uiteindelijk tot vijf categorieën, namelijk 1) 2) 3) 4) 5)
Originals (altijd underground en involved) Involved underground hangers on Less involved underground hangers on Involved mainstream hangers on Less involved mainstream hangers on
De eerste drie groepen vormen samen de subculturele variant van de jumpcultuur met hierin nog een onderscheid tussen de harde kern van de originals en de involved underground hangers on versus de less involved hangers ons. De voorlaatste en laatste groep vormen samen de populaire variant of mainstream van de jumpcultuur (Veldhuis in Vercaigne C., 1995, p. 30). Recentelijk kan er nog een groep toegevoegd worden, namelijk de groep van de omnivoren (Veldhuis in Vercaigne C., 1995, p. 30). Dat zijn mensen die overal naartoe gaan, zowel naar mainstream- als naar undergroundfeesten. Zij zijn minder betrokken en doen waar ze op dat moment het meeste zin in hebben. Marijn zegt dat het publiek dat naar Complex gaat, vaak ook naar andere feesten gaat. Marijn/ Bass Events (15.03.2008): 9 van de 10 hier luistert ook naar 50cent of Eminem of gaat ook graag naar een electrofeest of naar een boerententfuif, je hebt altijd een die hard clubpubliek dat alleen discotheken doet, maar de grote massa is gewoon, ja. Ook DJ Coone luistert graag naar RnB en hiphop, NERD, Timbaland,… en maakt ook electroplaten onder een alter ego, omdat hij dat als muzikant een uitdaging 61
vindt. Ik denk dat er heel wat andere jumpers ook heel andere muziek dan jump kopen of downloaden.
Ook wat betreft muzieksmaak, houdt de omnivoor een beetje van alles. Mike is fan van jump, maar luistert ook graag naar andere muziekstijlen. Mike (17.03.2008): Ja, ik luister eigenlijk alle muziekstijlen, behalve klassieke muziek. Gewoon, als muziek mij interesseert, alle stijlen hebben mij altijd al geïnteresseerd, als ik mij erop kan amuseren, als ik erop kan dansen ofzo, is dat voor mij al genoeg. Als er een goeie beat in zit of een goeie tekst, dat moet daarom niet altijd een hard lieke zijn, ook rock of RnB of pop.
Specifiek voor de jumpcultuur kan opgemerkt worden dat vele leden van de subcultuur ook houden van RnB. Zowel Katrien als Maxime halen dat kenmerk aan. Katrien (25.02.2008): Het valt wel op dat veel mensen die naar RnB luisteren, ook naar jump luisteren en omgekeerd, da zijn er toch wel redelijk veel. Maxime (05.02.2008): De meeste schakelen over van RnB naar jump of zijn meestal voor RnB en jump. Of ze gaan van jump naar RnB. Da blijft eigenlijk bijeenhangen, omdat in jumpliedjes veel RnB wordt tussengedraaid, bijvoorbeeld door DJ Coone, wordt er voor de meisjes ook RnB tussengedraaid. 62
3.3 Opmerkingen
Met betrekking tot deze onderverdeling van het publiek kunnen we enkele opmerkingen maken. Dat doen we in navolging van de opmerkingen van Veldhuis (in Vercaigne C., 1995, p. 31)
1) Is er een notie van distinctiedrang?
Distinctiedrang is de drang om zich te onderscheiden. Die is groter bij de originals dan bij de hangers on. Het is echter geen alleenrecht van de originals: ook bij omnivoren en less involved hangers on is de distinctiedrang terug te vinden. DJ Bjorno (17.12.2007): Het is leuker om van in een underground iets te zitten. Dat is allemaal een leukere hype dan da je commercieel bent geworden. Als je underground zijt is da een bepaalde scene, die is ni te groot en nu is da in elke straat. Die commercialisering was helemaal ni nodig (…) Da is me hardcore ook gebeurd. Die “happy hardcore” spullen die in de top-50 terechtkwamen, dan begint de bomma er ook mee op te dansen, op trouwfeesten. En dan stopt het. Want de echte die hards hebben zoiets van: “Ja, kom seg, nu is het er wel over, ‘t is genoeg geweest!” en dan stoppen die er gewoon mee. 63
Nielsen (26.03.2008): In jump heb je zowel mainstream als underground. De mainstream jump vind ik persoonlijk kinderachtig en geeft vaak een vertekend beeld. De naam “jump” gebruik ik zelf ook liever niet omdat het naar mijn gevoel meer naar de “Jeckyll & Hide” soort muziek gaat. Op de plaatselijke fuiven zal je daar eerder mee te maken krijgen. Underground zou ik dan de muziek van in de bekende discotheken noemen met als basis eerder hardere technosamples. Stefaan (25.02.2008): Met momenten is het erover. Die Tshirts enzo da ga nog, maar die beltonen… ik vind da ze eigenlijk ni veel anders laten zien op TV, dan vooral ook kinderliekes, da ze kinderjumps maken, een gewoon lieke me wa bass eronder, het verkoopt allemaal, dus waarom zouden ze het niet doen? Maar ik zou het nooit kopen.
2) In welke mate verschilt het uiterlijk van het publiek?
We merken op dat betrokkenen zich extremer kleden als ze naar een jumpparty gaan of kledij dragen van hun favoriete discotheek, evenement of DJ. Mathijs (06.02.2008): In het school kleed ik mij wel anders, dan draag ik gewoon een jeansbroek. Op school mag je ook geen oorbel hebben of uw haar mag ni te lang zijn of opvallen. In een discotheek durf je iets zotter doen, omdat ze daar ni echt op u kijken van: “Wa heeft dieje aan?”, omdat ze zich daar ook zo kleden. 64
Natacha (27.03.2008): Ik heb wel zelf een T-shirtje laten maken, met vooraan “Complex Dreamteam” en dan achteraan mijn naam erop. En dan komen ze in Complex naar mij: “Seg, da is kei graaf, kunt ge er voor mij ook zo ene laten maken?” Da hebt ge wel, mensen willen eigenlijk zo wel gekend worden, zo beroemd zijn in de eigen jumpwereld.
Een tweede opdeling van het uiterlijk van het publiek kunnen we maken in navolging van Veldhuis (in Vercaigne C., 1995, p. 31). Zij onderscheidt drie categorieën: de extravaganten, de opgekleden en de gewonen. Onder de extravaganten behoren de jongens die hun haar extreem stylen. Ze dragen veel gel en besteden vaak meer uren voor de spiegel dan meisjes. Zij dragen vaak – twee- blinkende oorbellen en accessoires als een zonnebril of ketting. Meisjes kunnen zich ook extravagant kleden. Dat uit zich vooral in het dragen van uitdagende kledij zoals korte rokjes en shortjes. Ook laarzen tot aan de knieën en blinkende juwelen zijn vaak voorkomend. De opgekleden volgen de modemerken zoals Diesel, Armani, D&G enzovoort. Zij dragen een hemd of T-shirt, gecombineerd met een jeans van een modemerk. De gewonen dragen tijdens het uitgaan en tijdens hun vrije tijd dezelfde kledij. Dat zijn meestal een jeans, T-shirt en sportschoenen. Ten derde stellen we vast dat het uiterlijk van jongeren uit de undergroundscene verschilt van dat van jongeren uit de mainstream cultuur. In de jumpcultuur heerst een grote commercialiseringtrend. Dat uit zich onder andere in de kledinglijn “Juming is not a crime”. Onder dat logo worden T-shirts, sweaters, petten en andere accessoires verkocht. Wat opvalt, is dat deze trend vooral gevolgd 65
wordt door jongere kinderen. De oudere, meer underground jongeren willen zich daarvan eerder distantiëren. De JINAC kledinglijn is mainstream. Mathijs (06.02.2008): Ik vind JINAC, die titel alleen al, ik wil da echt gewoon ni dragen. DJ Bjorno (17.12.2007): Dat hangt een beetje af van regio tot regio. De term is misschien gevaarlijk, maar soms heb ik de indruk dat ik in regio’s zit waar da marginaal publiek zit. Dat is dan van kledingdracht tot manier van communiceren. Bijvoorbeeld de Return, het volk dat uit de streek komt staat er voor bekend om agressief te zijn, er zitten wel wat vechtersbazen tussen. Maar wat de gemiddelde vrouw aanheeft van kleding, dat is best wel op niveau. Daar komen schoon geklede jongedames op af. Als ge die morgen alle tien op een rij zou zetten en vraagt: “Waar gaan die uit?” dan zou je niet direct zeggen: “In een jumpdiscotheek”. Gewoon chique uitgaanskledij, de uitdagende types heb je ook nog, maar marginaal is voor mij mensen die met sportschoentjes rondlopen en een witte jeansbroek en een T-shirt en een petje. En ge hebt ook vrouwen die zo rondlopen. Ik noem dat een afkooksel van hoe da ze vroeger in een hardcorediscotheek rondliepen.
3) Is er een verschil tussen jongens en meisjes?
Angela McRobbie (2000) heeft in haar boek “Feminism and youth culture” onderzoek gedaan naar de rol van meisjes is jeugdculturen. Ze merkt op dat hierover zeer weinig geschreven is en vraagt zich af 66
hoe deze onzichtbaarheid te verklaren is. Zijn meisjes echt afwezig in jeugdculturen of is de onzichtbaarheid te wijten aan de manier waarop onderzoek gedaan is (McRobbie, 2000, p. 12)? Uit onderzoek blijkt dat meisjes wel degelijk aanwezig zijn in subculturen, maar dat zij er een andere positie in bekleden. Bovendien komt het gedrag van meisjes die lid zijn van een subcultuur eerder overeen met het gedrag van andere meisjes in de maatschappij, dan met mannelijke leden uit de subcultuur. Men kan dus stellen dat geslacht, meer dan lidmaatschap van een subcultuur, bepalend is voor de verschillen tussen beide seksen (McRobbie, 2000, pp. 16-17). Wat de jumpcultuur betreft, zijn zowel jongens als meisjes lid van de cultuur. Marijn is organisator van verschillende jumpevenementen en zegt dat het publiek uit beide seksen bestaat. Hij haalt wel enkele verschillen aan tussen jongens en meisjes, zoals de aanwezigheid op de dansvloer. Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Qua verhouding is het 60/40, zeker geen 70/30. Ik vind dat je niet kan zeggen dat het een jongensgenre is. Jongens uiten zich misschien harder in het dansen om hun skills te tonen dan meisjes, hoewel dat meisjes hier ook echt kunnen dansen dat het echt knap is. Maar het is niet de typische muziek om met je heupen te wiegen. Je zal meer jongens actiever op de dansvloer aanwezig zien dan meisjes.
DJ Mark with a K draait elke vrijdagavond in discotheek Highstreet. Hij merkt ook op dat het publiek zowel uit jongens als meisjes bestaat. Hij merkt zelfs op dat jump geen agressief en mannelijk imago heeft zoals de gabberrage. 67
DJ Mark with a K (14.12.2007): Awel, ik ben er van geschrokken. Er zijn heel veel vrouwen die er ook gewoon in meegaan, die dat leuk vinden. Niet keiharde. Wij draaien hier in Highstreet ook wel commerciëler. En toch wel veel vrouwen. Elke week, als we toch 1 harde plaat draaien, dat die daar dan gewoon staan van: “Toch leuk”. En dat vind ik wel positief. Het is niet zoals hardcore, dat was echt heel mannengericht en kaalgeschoren koppen en agressief. Jumpen heeft dat niet, dat imago. Meisjes nemen naast het gaan naar jumpevenementen en discotheken ook deel aan de subcultuur door zelf te jumpen. Dat wordt opgemerkt door leden van de subcultuur zelf en kan ook geapprecieerd worden door hen. Mathijs (06.02.2008): Ik denk persoonlijk het meeste jongens, maar ik moet zeggen da de laatste tijd er ook veel meisjes zijn die moeite aan ’t doen zijn om da te kunnen. Wa ik persoonlijk wel goe vind, want waarom kunnen die da ook ni?
4) Is er een verschil in locatie?
In de jumpscene kunnen we enkele verschilpunten opmerken tussen een fuif, een discotheek en een evenement. Een fuif is meer lokaal, er komen meer mensen uit de buurt op af. Het publiek is veel jonger en mag minder lang uitgaan. Op de affiche plaatst men vaak een jump DJ, omdat het genre een hype is, maar er wordt ook algemene commerciële muziek gedraaid. Een jumpdiscotheek daarentegen 68
spitst zich meer toe op haar trouwe publiek, er draaien meestal vaste resident DJ’s. Het publiek is minstens 16 jaar en de discotheek blijft open tot ’s morgens. Het publiek legt dikwijls ook een grote afstand af om er te geraken. De grote jumpevenementen zoals Reverze en Bassleader hebben een grote naambekendheid binnen de subcultuur. Het is dan ook vaak een must om daarheen te gaan. Het is echter ook een spektakelshow met lichten en special effects, zodat er een breder publiek naartoe komt. Op grote evenementen zie je dus een gevarieerd publiek, waaronder ook de zogenaamde toeristen. Dat zijn mensen die naar allerlei feesten gaan en die vooral gaan voor de populaire naam van het evenement en voor de hits die ze er spelen. DJ Mark with a K (14.12.2007): In grote dancings staan meer kijkers. Er is altijd wel een deel van het publiek die eens komen kijken en zien wat het allemaal is. Terwijl kleinere zaken, die hebben meer een kern die echt voor de muziek gaat. DJ Coone (28.03.2008): Als je in een club speelt, de mensen die daar staan die willen sneller nieuwere dingen horen en die komen sneller voor jou en op een festival komen ze eerder voor het goeie weer en op een evenement zoals Reverze willen ze meer de hitjes horen, de dingen die al bekend zijn, want ze willen volledig losgaan zonder na te denken en in een club komen ze toch echt wel meer om bepaalde DJ’s en bepaalde nieuwe platen te horen. Natacha (27.03.2008): Ik ga eerlijk gezegd ni graag naar van die grote dinges, want er is keiveel volk, ge kunt bijna niet bewegen, er komen er altijd maar bij, ze stompen dan tegen u, er lopen nogal wat agressieve mensen rond in Complex, dus daar komt automatisch ambras van en da vind ik ni leuk. 69
Ik vind een gewone Complex goe, met de mensen waarmee ik graag feest en die muziek, da is voor mij een goeie Complex. Da noem ik ni de “echte Complex-gangers”, mensen die alleen naar van die feestjes komen omdat er een grote naam komt.
5) Is er een verschil in leeftijd?
Het jumppubliek is overwegend jong. In onze kwalitatieve steekproef zijn leden van de subcultuur tussen 17 en 23 jaar. Dat zijn leden uit het oudere segment. Daarbuiten zijn er ook zeer veel jonge kinderen binnen de subcultuur. Zij jumpen vaak op school of met vrienden en het zijn ook zij die allerlei merchandise kopen zoals cd’s en kledij. Dat is de mainstream groep. Wij hebben onze steekproef echter afgebakend tot jongeren uit het oudere segment. We merken dat zij zich eerder underground opstellen en dat ze zich willen distantiëren van de kinderjump. Verder zijn leden van de subcultuur zich ervan bewust dat het een generatiecultuur is, ze zullen niet hun hele leven naar jump luisteren of naar jumpevenementen gaan. Alain/ Jumping is not a crime (15.12.2007): Het is een generatiehype, een generatiecultuur. Mensen gedurende een hele generatie, 8 à 9 jaar, zullen blijven jumpen. Totdat iets anders uitkomt. Katrien (25.02.2008): Ik denk da als je gaat werken enzo dan ga je ook ni meer naar die feestjes gaan en als je kinderen hebt, als je ouder wordt, gaat da wel over. 70
Mathijs (06.02.2008): Da durf ik nu nog ni te zeggen, maar ik denk da da nog wel even een rage ga blijven, ik ben nu 17 jaar. Bijvoorbeeld ge zijt 16 en ge waart punker, da gaat er sowieso uit. Ge blijft ook geen gabber ofzo. Ik zie mij niet tot mijn 30 jaar in een discotheek staan, er komt een tijd da ge zegt: “Nu is het genoeg.” Van mij mogen mensen van 40 jaar da doen, maar ik zie mijn eigen dan ni in een discotheek staan.
3.4 De Cultuurdriehoek
Naast de verschillende opmerkingen die hierboven gemaakt zijn in navolging van Veldhuis, kunnen ook analoge bedenkingen gemaakt worden met betrekking tot de cultuurdriehoek die geïntroduceerd werd door De Meyer (2004, pp. 63-64). Op het eerste niveau bevindt elk cultuurproduct zich binnen de driehoeksverhouding hoge cultuur, massacultuur en volkscultuur. Dat onderscheid wordt respectievelijk gemaakt op de begrippen esthetiek, commercie en authenticiteit. De driehoeksverhouding is verder ook werkzaam binnen elke cultuurvorm afzonderlijk. Zo komt het dat ook binnen de populaire cultuur zowel een hoge cultuur, een massacultuur als een volkscultuur is (De Meyer, 2004, p. 108). In ons kwalitatief onderzoek merken we dat ook binnen de jumpcultuur een strijd om de goede smaak heerst. Leden van de subcultuur willen zich immers afzetten tegen de commerciële variant van jump. Hierbij verwijst men vaak naar de hitparademuziek of de kinderjump. Dat is de populaire of de mainstream variant. In deel 7 over de 71
commercialisering van jump besteden we daaraan meer aandacht. Anderzijds is er bij DJ’s en producenten binnen de jumpcultuur enige heimwee naar vroeger, meer bepaald naar de eerste house waarbinnen nog geen overdreven hokjesmentaliteit was. Toen was het voor DJ’s nog mogelijk om verschillende subgenres van house door elkaar te spelen en dat werd ook geapprecieerd door het publiek. Deze groep binnen de subcultuur komt overeen met de volkscultuur. Het esthetische dat kenmerkend is voor de hoge cultuur vinden we in de jumpcultuur terug bij DJ’s en producenten van jump die vooral kwaliteit willen leveren. In onze kwalitatieve diepteinterviews zeiden de DJ’s dat ze het betreurden dat anno 2008 eender wie jumpplaten maakt en dat zo een overload gecreëerd wordt. Ze vertellen er echter wel bij dat kwaliteit zal bovendrijven en dat de commerciële jump het lootje zal moeten leggen.
3.5 Drugs
Stereotyperend voor de hardere muziekstijlen is de associatie met drugs. Doordat de muziek hard en agressief lijkt, wordt de associatie met agressiviteit en drugs meermaals gemaakt. Die associatie werd in de jaren ‘90 ook gemaakt met de Nederlandse hardcore. Verhagen et al. (2000, p. 161) hebben onderzoek gedaan naar de gabbercultuur in Nederland. Daarin gaat men aan de hand van kwantitatief onderzoek na of de stereotiepen van gabbers wel houdbaar zijn en of zij in wezen verschillen van hun leeftijdsgenoten. Uit de resultaten blijkt dat de gabberidentiteit niet gerelateerd kan worden aan druggebruik. Die associatie kan echter wel gemaakt worden met de provocatieve 72
gabberoutfit die kenmerkend is voor de harde kern van de subcultuur (Verhagen et al, 2000, p 161). Met betrekking tot de jumpcultuur hebben we enkel resultaten uit ons kwalitatief onderzoek. We vroegen de leden van de subcultuur of zij dikwijls in aanraking komen met drugs. Uit de resultaten blijkt dat drugs aanwezig zijn, maar dat dat zeker niet typerend is voor jump alleen. Drugs komen voor in elk segment van de maatschappij. Respondenten uit de diepte-interviews zijn realistisch wanneer ze het druggebruik in de jumpcultuur beschrijven. Stefaan (25.02.2008): Ik zit er zelf ni in, maar ge ziet er wel. Het zijn altijd wel dezelfde. Ge komt er wel tegen, maar het zit overal, op een ander fuif komt ge da ook tegen. Op Reverze, het enige da ze komen vragen is XTC, dus ik veronderstel zoiets. Maxime (05.02.2008): Da is er wel, maar niet in mijn regio of bij mijn vrienden. Maar ik veronderstél dat het er wel is. Dat is het discotheekleven, daar kunt ge eigenlijk niks aan doen, da is er altijd, da zal nooit ni weggaan.
Niet alleen de jongeren uit de subcultuur, maar ook professionals zijn zich bewust van de aanwezigheid van drugs. DJ Bjorno (17.12.2007): Hoe groter de zaak of het evenement, hoe groter de kans dat zo’n dingen gebeuren. Als je zegt dat er in jump geen drugs zitten, dan lieg je.
73
Dat drugs voorkomen in alle segmenten van de samenleving verbaast niet. Toch is lang niet iedereen voorstander van druggebruik. Het nemen van drugs kan namelijk ook negatieve gevolgen hebben. Dat wordt aangehaald door Katrien. Katrien (25.02.2008): Soms op die feestjes zijn er mensen die te veel drugs nemen, dan worden die lastig. Sommigen worden er agressief van en da verpest echt wel de sfeer.
Alcohol is een legale drug in onze maatschappij, die aanwezig is op haast elk feest. Een van de populairste drankjes is rode vodka Redbull, zowel binnen als buiten de jumpcultuur. Uit onze diepteinterviews blijkt echter dat overvloedig gebruik van alcohol zelden voorkomt. De dans vraagt immers een enorme inspanning. Dat jongeren juist daarom verdovende middelen zouden nemen is een misperceptie. Het blijft dan ook dikwijls bij Redbull, cola of water. Marijn heeft als organisator van verschillende jumpevenementen een duidelijke blik op het alcoholgebruik van de jongeren. Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Diegenen die komen om te jumpen, dat kan je niet als je strontzat bent. Je ziet meer mensen dronken op een gewone chirofuif dan in een discotheek. Vodka Redbull is populair, maar dat is in iedere dancing. Redbull is populair, 9 van de 10 heeft veel energie door de Redbull en niet door iets anders. Redbull is heel populair bij dit publiek, in een lounge bar zal dat zelden of niet verkocht worden. En gewoon cola, water en pintjes. Dus geen specifieke drank ofzo.
74
Mathijs gaat wekelijks uit en is een fervent jumper. Hij laat ons in een interview weten dat jumpen en het drinken van alcohol vaak niet samen gaan. Mathijs (06.02.2008): Als ge bollen pakt en ge drinkt, da ga ni samen. Ik denk ook ni drinken. Meer Redbull denk ik da ze drinken. Dansen en zat zijn da ga ni samen hé.
75
4. Participatief onderzoek
4.1 Inleiding
Voor ons onderzoek naar de jumpcultuur zijn we zelf op pad geweest naar verschillende jumpevenementen. Dat laat ons toe om een klare blik te krijgen op de beleving van de muziek- en danscultuur. We kozen voor drie verschillende evenementen. Ten eerste Teenage Jump in Highstreet, ten tweede Reverze in het Sportpaleis en ten derde een avond in Complex. Net zoals Bart Vanhaelen in zijn eindverhandeling over het metal-milieu in Vlaanderen (1999) maken we een spontane beschrijving van de evenementen.
4.2 Teenage Jump
Op zondag 18 november 2007 trokken we naar discotheek Highstreet in Hoogstraten. Daar hield reeds de derde editie van Teenage Jump plaats, een jumpevenement voor kinderen. Teenage Jump wordt georganiseerd door IMP uit Antwerpen. Die organisatie staat ook voor andere grote jumpevenementen zoals “Jumpforce” en “Jumping is not a crime”. De locatie was goed gekozen aangezien Highstreet een gekende discotheek is in het jumpcircuit. Elke vrijdag organiseert de discotheek “Highstreet Fridays will make you jump”. Op deze avond draaien dan de vaste jump resident DJ’s en zijn de 76
deuren open voor een publiek ouder dan 16 jaar. De discotheek ligt dicht bij de grens met Nederland, zodat er ook veel Nederlanders aanwezig waren op het evenement. Niet alleen het concept was nieuw voor ons en dus ook ietwat vreemd, ook eenmaal daar aangekomen, vielen we van de ene verbazing in de andere. Allereerst het toch wel ongewone uur van uitgaan, namelijk tussen 14u en 18u. Ten tweede zagen we op de dansvloer in de discotheek enkel min16- jarigen. Teenage Jump wil dus jongeren onder de 16 jaar ook eens de kans geven om naar een discotheek te gaan en er hun favoriete muziek te horen. Een inkomticket kostte 5 euro. Alcohol was op de benedenverdieping niet verkrijgbaar en ook roken werd verzocht te laten aangezien het publiek voornamelijk uit kinderen bestond. Toch zagen we verschillende ouders en zelfs jongeren die aan het roken waren. Daarop werd niets gezegd. De meeste jongeren waren gekomen met vrienden, maar sommigen werden ook vergezeld van hun ouders. Die vonden hun plaatsje op de bovenverdieping van de discotheek, waar zij het gebeuren al dan niet vermaakt toekeken. Het publiek bestond zowel uit jongens als uit meisjes, met iets meer jongens. Niet iedereen stond te dansen, maar we zagen wel verschillende jongeren die het jumpen goed onder de knie hebben. Ze stonden te dansen op de dansvloer of op de verschillende podia. De meeste jongeren waren heel hedendaags gekleed en sommigen vielen meer op door hun eigen stijl. Ze droegen bijvoorbeeld een hemdje van een populair merk, droegen het haar in de gel en hadden een oorbel. De meisjes droegen voornamelijk een jeans met een topje. Verder zag je onder de jongeren verschillende petjes en ook kledij van het label JINAC bleek populair te zijn. Men kon er verschillende T-shirts en accessoires van het label kopen in de shop 77
van de discotheek. Voor JINAC zijn het dan ook de min16- jarigen die de voornaamste doelgroep vormen, aangezien zij het meest van deze merchandise kopen. Op de Teenage Jump party’s wordt ook een jumpcontest georganiseerd door IMP. Dergelijk format wordt steeds populairder. Jongeren houden ervan om uit te blinken in iets en hun kunstjes te tonen op een podium. Als men er dan nog eens een prijzenpot van 75 euro mee kan winnen, is dat mooi meegenomen. Aan de wedstrijd namen ongeveer 70 jongeren deel, waaronder slechts een drietal meisjes. Uit die cijfers blijkt dus dat jumpen meer een dans is voor jongens, maar hiervoor kunnen natuurlijk nog andere verklaringen zijn. Jongens vallen misschien liever op, zijn competitiever ingesteld of hebben meer lef om aan een contest deel te nemen. Meisjes kunnen ook wel dansen op de muziek, maar zij gebruiken meestal niet de basisstappen die voornamelijk gebruikt worden in een wedstrijd, zoals de draai of de hoge sprong. De deelnemers hadden allemaal een nummer opgeplakt gekregen en kwamen op het podium in groepjes van tien. Daar kregen ze dan enkele minuten de tijd om te laten zien wat ze konden. Eigenaar van IMP en organisator van het evenement, Alain Horoit, pikte er telkens enkele jongens uit die door mochten naar de volgende ronde. De keuze was dus subjectief bepaald. In een interview laat Alain weten dat de basis van het jumpen aanwezig moet zijn, maar dat de rest improvisatie is. Echt strikte spelregels zijn er dus niet. Het werd een ware afvalrace totdat er uiteindelijk twee finalisten overbleven. Zij mochten dan nog eens een laatste keer hun beste moves tonen waarop het publiek besliste wie er won. Dat jumpen een intensieve dans is, zagen we aan de rode gezichten en de bezwete T-shirts van de deelnemers. Bij sommige jongeren was de teleurstelling zeer groot toen ze de wedstrijd 78
moesten verlaten. Of deze teleurstelling met het prijzengeld of met de eer te maken had, blijft zeer de vraag… Naast een jumpcontest, was er ook een optreden van Patrick Jumpen, een Nederlandse jongen van 19 jaar die zeer populair is in de jumpcultuur. Hij is bekend geworden door filmpjes waarin hij staat te jumpen te maken en die daarna op You Tube te zetten. Op Teenage Jump trad hij samen met een vriend op. Zij lieten om de beurt hun moves zien en deden ook de duojump. Het publiek keek geboeid toe en maakte vele filmpjes van het optreden met hun digitale camera’s of gsm-toestellen. Na de demonstratie betraden de jongeren dan weer het podium om hun moves te demonstreren en wie weet zelf ooit zo populair te worden als Patrick Jumpen…? Omstreeks 18u zat het feestje erop en keerden de kids met de fiets naar huis. Anderen reden met hun ouders weer naar huis of werden opgehaald. Dat was dus voor hen en ook voor ons het einde van een leuk zondag namiddagje uit.
79
4.3 Reverze
Zaterdag 23 februari 2008 vond in het Antwerpse Sportpaleis het dansspektakel Reverze plaats. Dat is een evenement dat sinds 2004 bestaat. Toen ging het evenement door in discotheek Sotto’s in Zottegem. Wegens het overgrote succes verhuisde Reverze in 2006 naar het Antwerpse Sportpaleis. Het is een groot evenement dat zich toespitst op de hardere muziekgenres zoals hardstyle, techno en recentelijk jumpstyle. Het wordt georganiseerd door Bass Events. Zij zagen met de doorbraak van de jumpstyle in België een mogelijkheid om dat naar het hogere niveau van de massa-evenementen te tillen. We hadden al contact gehad met enkele DJ’s en in het teken van ons onderzoek mochten we mee binnen met de artiesten om zo zelf een beeld te schetsen van de sfeer op het evenement. Andere toeschouwers betalen 35,50 euro voor een toegangsticket. Het evenement was reeds lang op voorhand uitverkocht en het Sportpaleis zat dan ook tot aan de nok gevuld met ongeveer 18.000 personen. Dit jaar werd het spektakel zelfs nog uitgebreid tot drie zalen: de main room waar het grote publiek zich kon scharen, de nieuwe Lotto Arena waar de hardere hardstyle te horen was en het Hospitality Center waar een VIP area plaatsvond. De DJ’s die op het programma stonden, kwamen zowel uit België, Nederland als Frankrijk en zijn zeer populair in de hardstyle en jumpstyle wereld. Ook het publiek kwam uit verschillende hoeken van het land en het buitenland. Op de parkings zagen we wagens en bussen uit Nederland, Frankrijk en Denemarken. De meeste toeschouwers kwamen samen met de auto of hadden zich ingeschreven om gezamenlijk met een bus tot in Antwerpen te geraken. In een 80
interview met de organisator van het evenement vernemen we dan ook dat het publiek van over de landsgrenzen heen komt. Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Naar Reverze komt men ook van overal: we hebben een bus uit Denemarken gehad, uit Zweden. We hebben Duitsers gehad, Engelsen, Spanjaarden, Italianen, … die kwamen met de bus of met het vliegtuig. Mensen die via internet ofzo fan zijn van die muziek, die hebben daar geen aanbod en die komen dan tot hier. Die hebben daar geld voor over.
Binnenraken in het Sportpaleis bleek niet al te gemakkelijk te verlopen. Aan de inkom stonden wachtrijen en iedereen werd zorgvuldig geïnspecteerd door de security en moest door een metaaldetector passeren. Dat alles om het binnenraken van drugs tegen te gaan, maar we hebben vernomen van de security zelf dat jongeren wel zo slim zijn dat ze drugs wel binnenkrijgen. Op populaire fora zoals Partyflock.nl kunnen we ook lezen dat het publiek de security maar weinig streng vond: G-NO (25.02.2008): De beveiliging was weer eens lekker streng, NOT! Even door een beveiligingspoortje en dan woppa naar de kaartjesscanner. De controle was nog slapper dan vorig jaar (http://partyflock.nl/report/10429.html).
De menigte in de main room was enorm. De hele dansvloer stond vol dansende mensen en aan de zijkanten kon je terecht voor drinken. Ook de tribunes rondom de main floor waren geopend, zodat bezoekers ook op de trappen konden staan of op de stoeltjes konden 81
gaan zitten. We zagen meer en meer toeschouwers zitten, dit om even uit te blazen en om het spektakel te aanschouwen. De Lotto Arena zat omstreeks middernacht al vol. Daardoor mocht er niemand meer binnen of moesten mensen zeer lang aanschuiven achter dranghekken. Dat kon rekenen op ongenoegen bij de toeschouwers. Ook was zeer slecht aangegeven waar de Lotto Arena was en hoe je er kon geraken. In de verschillende reacties op het forum van Partyflock.nl wordt het Sportpaleis een doolhof genoemd. Ook wat betreft het muziekvolume in de main room is er veel kritiek. Volgens de bezoekers stond de muziek veel te zacht: Redbullie (24.02.2008): Heb me best vermaakt maar zoveel dingen slecht geregeld.... net een doolhof... wil je naar huis, kun je ni eens om je jas bij de lotto arena omdat ‘t door de drukte is afgesloten, beetje jammer, moet je 20 rondjes lopen om vervolgens langs buiten weer aan de andere kant weer naar binnen te mogen (alleen op vertoon van je lockersleuteltje) wat een gedoe... was trouwens veel te druk ook, niet leuk meer zo. (http://partyflock.nl/party/93468:Reverze.html). Hardstyle-FM (24.02.2008): ’t Is dat we met een gezellige groep waren, maar het was echt slecht geregeld, echt een doolhof, alleen maar rondjes gelopen... en die Lotto was veel te klein en geluid was echt slecht in de main! (http://partyflock.nl/party/93468:Reverze.html).
Het publiek was vrij jong. Minimumleeftijd was 16 jaar en de meerderheid van het publiek kunnen we beschouwen tussen 16 en 21 jaar. Er waren ook enkele mensen van 30 of 40 jaar, die eruitzagen 82
als echte fans van het hardere genre met bijvoorbeeld T-shirts van hun favoriete muziekgenre. Er waren zowel jongens als meisjes, maar toch iets meer jongens. Opvallen was voor sommigen het doel van de avond: meisjes droegen zeer korte rokjes of shortjes met daarboven een zeer kort en diep uitgesneden topje. Mannen droegen vaak een jeans met een T-shirt of een hemd. Ook aan accessoires werd veel aandacht geschonken. Mannen droegen vaak diamanten oorbellen langs beide kanten, velen hadden een zonnebril op en ook hoedjes zag je passeren. Verder leek het wel een trend om samen met je vrienden of vriendinnen hetzelfde aan te trekken. Zo kwam het voor dat je bijvoorbeeld zes meisjes zag met dezelfde outfit. De meisjes waren sterk opgemaakt en kozen ook voor diamanten accessoires of kroontjes. We zagen er met hakken, maar de meerderheid droeg platte schoenen, wat comfortabeler zit voor een hele avond. Extravagante schoenen zijn de zogenaamde laarzen met pluche op. Daarvan zag je echter maar enkele exemplaren. Een populair kapsel bij jongens is het haar vooraan plat en de rest stekelig in de gel. Anderen hadden het haar dan weer heel kort of juist heel lang. Ook petten zag je hier en daar. Één typerend kapsel kunnen we dus niet noemen. Verder zagen we ontblote bovenlichamen bij de jongens. Zij zien een evenement als Reverze dus ook als een kans om met hun spieren te pronken of sommigen om hun tatoeages te laten zien. Jongens droegen sportschoenen, geklede schoenen of mocassins. Op basis van onze observaties en in navolging van Veldhuis kunnen we het publiek opdelen in de extravaganten, de opgekleden en de gewonen. Een voorbeeld van een extravagante man is er een met een lange zwarte rok, een zwart topje en vleugeltjes op zijn rug. Een ander voorbeeld is een groepje vrienden dat een wit onderhoudspak had aangetrokken met bijhorend stofmasker.
83
Zoals al blijkt uit een citaat over de beveiliging (supra), raken drugs wel binnen. We zagen dan ook verschillende mensen met wijde pupillen en ook aan ons vroeg men of we XTC- pillen bij hadden. Dat was er de populairste drug. De sfeer in de main room was opzwepend. Dat werd vooral veroorzaakt door allerhande speciale effecten. De DJ stond vooraan op een podium dat zich op een hoger niveau bevond. Naast de draaitafel stonden rotsen en de DJ kwam binnen langs een enorme poort. Elke intrede van een nieuwe DJ ging gepaard met een intro en met vuurwerk uit de rotsblokken. Ook werden er lasers doorheen de zaal gestuurd en dat gaf het spektakel een futuristisch aspect. Boven het podium hing een grootscherm waarop de DJ afgebeeld werd (cfr. fig. 3). Bij de intrede van een DJ zagen we het publiek dan ook echt opgaan in de sfeer. Verder werden de intro’s door vele toeschouwers gefilmd met een digitale camera of met gsm-toestellen (cfr. fig. 4). Het later herbekijken en delen van filmpjes op bijvoorbeeld You Tube is dan ook een populair gebruik in de jumpcultuur. De organisator van het evenement wijst in een interview ook op de trend van het maken van foto’s en filmpjes met gsm’s. Doordat de meerderheid zijn gsm in de lucht steekt, duikt er een waar lichteffect op. Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Op Reverze zien wij ineens 1 lichteffect dat aangaat, dat we niet moeten betalen, namelijk 10 000 gsm’s die de lucht ingaan. Achteraan in het Sportpaleis zie je dan letterlijk een zee van lichtjes. Dat is een fenomenaal zicht. Ik denk dat 1 op de 10 géén gsm vastheeft. Dat iedereen op een spektakelmoment, waarop wij willen dat de mensen naar ons podium kijken, zijn gsm in de lucht steekt. 10 000 mensen nemen het op en een x aantal 84
percent zet het online. Stel 1 op de 5, dat is al gauw heel veel.
Reverze is een Belgisch evenement, maar er komen zoals gezegd (supra) zeer veel mensen uit het buitenland op af. Op fora zoals Partyflock.nl lezen we verschillende opmerkingen over Belgen. Vooral Nederlanders kunnen zich wel eens negatief uitlaten over Belgen. Een belangrijke factor hierin is ook de muzieksmaak. Nederlanders houden vaak van het hardere hardstyle en minder van de Belgische jumpstyle. Beide muziekstijlen verenigen op een feest zorgt dus soms voor wat onenigheid. Reacties op de gedraaide muziekstijl kunnen we ook vinden op het forum van Partyflock: Vetheid (24.02.2008): Vond het vorig jaar een heel stuk beter, teveel hardstyle op een toch voormalig jumpfeest (http://partyflock.nl/party/93468/comments/PAGE/114.html)
Omstreeks zes uur ’s morgens kwam het spektakel tot haar einde en keerde iedereen, al dan niet voldaan, naar huis.
85
Fig. 3: Sfeerbeeld van het podium in de main room Bron http://partyflock.nl/photo/401280.html
Fig. 4: Sfeerbeeld van het publiek in de main room Bron: http://partyflock.nl/photo/401251.html 86
4.4 Discotheek Complex
Na verschillende interviews gedaan te hebben met fans van jump en na wat rond te vragen hier en daar, vernam ik dat Complex “the place to be” is voor alle fans van de hardere muziekgenres. Ik besloot dus zelf een kijkje te gaan nemen ter plekke om zo deel uit te maken van de jumpcultuur en de sfeer mee op te snuiven. Op zaterdag 15 maart 2008 vertrek ik omstreeks 22u30 naar St. Niklaas. Ik parkeer netjes mijn wagen op de voorziene parking en loop naar de ingang. Aan de deur controleert men mijn paspoort, want er mag niemand onder de 16 jaar naar binnen. De jongens moeten ook hun zakken leegmaken en langs een metaaldetector passeren. De meisjes mogen gewoon binnen, dus vraag ik me af of zij misschien geen verboden middelen bij zich hebben. Er zijn twee kassa’s waar twee jongedames aanzitten. Elke klant is verplicht een member card aan te maken, een elektronische kaart met fotochip. Nieuwe klanten betalen 10 euro en jongeren die al member zijn, betalen 8 euro. In onze interviews met jongeren hebben we dan ook al meerdere keren gehoord dat dit elke keer een hap uit hun budget is. Uit een interview met de manager van Complex verneem ik dat Complex eigenlijk een concept is dat sinds 2006 bestaat en niet de naam van de discotheek zelf. Iedereen noemt de discotheek wel zo en dat vindt de manager ook meer dan begrijpelijk. Maar de echte naam van de plaats is Areaz Eventhall. Complex is dus een concept dat elke zaterdagavond plaats heeft in de discotheek. De leuze luidt: “Home of the harder styles”. Complex wil dan ook een echte thuisbasis vormen voor alle DJ’s en fans van de hardere muziekstijlen. Het thema van de avond is “Filthy Musik Night”. Dit is het pas opgerichte label van DJ Playboyz, het is dus eigenlijk zijn 87
avond. Zelf draait hij tussen 2u en 3u en de rest van de avond wordt opgevuld door bekende DJ’s als Ronald V, Manu Kenton, Fenix ea. Na zijn draaiset heb ik zelf een interessant interview met DJ Playboyz, waarvan ik de resultaten verwerk in mijn onderzoek over de jumpcultuur. De discotheek bestaat uit 3 zalen: de community hall, de main room en de tek room. In de eerste zaal staat een resident DJ te draaien en de muziekstijl is groove, electro, progressive, minimal, trance en retro music. Er zijn ook enkele zetels en tafeltjes waar het publiek wat kan chillen, zoals ze zelf zeggen. In de main room vinden we het echte werk terug. De zaal is zeer groot met een main floor, verhoogde podia aan de zijkanten, een balkon rondom heel de zaal en de draaitafel van de DJ vooraan, omgeven door het publiek (cfr. fig. 5). De DJ’s staan als het ware tussen hun publiek en uit interviews blijkt dat ze deze amicale sfeer wel op prijs stellen. Verder wordt de zaal gevuld met licht- en lasereffecten. In de main room worden de hardere muziekstijlen gedraaid, namelijk jumpstyle, french tek, oldschool, harddance en classics. In de derde zaal, de tek room, draait een andere DJ. De muziekstijl die hier gedraaid wordt is de iets hardere hardtek. Ook hier staat de DJ midden in zijn publiek. Er zijn ook enkele podia aanwezig waarop de jongens hun staaltjes kunnen laten zien. Het publiek bestaat zowel uit meisjes als uit jongens, maar toch overwegend jongens. De leeftijd van het publiek is voornamelijk tussen 16 en 21 jaar. Jongens zijn meestal gekleed in een jeansbroek met daarop een T-shirt of hemd. Ze zijn eigenlijk heel trendy gekleed. Wat je ook ziet, zijn T-shirts en vestjes van Complex (cfr. fig. 6). Door het dragen van zulke kledij laten ze zien dat ze fan zijn van de discotheek. In tegenstelling tot op Reverze zie je hier veel 88
minder extravaganten. Wat wel opvalt, zijn de kapsels van de jongens. Sommigen lijken recht uit een modemagazine te komen. Het meest voorkomende kapsel is datgene met veel gel, dat werkelijk naar alle kanten steekt. Daar lijkt veel moeite aan besteed. Wat ook opvalt, zijn de blinkende oorbellen bij de jongens. Enkele andere opvallende accessoires zijn een diadeempje in het haar, een Paternoster om de hals of een zonnebril. Wat mij ook opvalt, is dat niemand een pet draagt, een kledingstuk dat we anders wel vaak bij leden van de subcultuur zien. Ook de witte schoenen zijn zeker niet te vinden aan de voet van elke jumper. Heel veel jongens dragen eerder wat men noemt “modeschoenen”, namelijk schoenen van merken als Le Coq Sportif, Diesel, Puma, enzovoort. Tussen de meisjes zijn ook wat verschillen. Vele meisjes zijn uitdagend gekleed, vooral korte shortjes lijken in te zijn. Daarboven dragen ze dan een topje. Ook hun make-up is netjes verzorgd (cfr. fig. 7). Net zoals op Reverze zien we enkele meidengroepen die hetzelfde aangetrokken hebben. Naast de uitdagend geklede, zijn er ook meisjes met een jeansbroek en een topje, wat dus alledaagser is. Ook wat betreft schoenen zien we zowat alles: laarzen, schoenen met een hakje of platte schoenen. Één enkel etiket valt dus zeker niet te plakken op een lid uit de jumpcultuur. In de discotheek vinden we ook een winkeltje terug, waar allerlei merchandise van de discotheek verkocht wordt, zoals T-shirts, sweaters, cd’s, car stickers, aanstekers, waaiers ea. In de discotheek zelf zien we dan ook verschillende jongeren met die accessoires rondlopen. Wat betreft de algemene sfeer ben ik wat bedrogen uitgekomen. Ik had mij een jumpende massa voorgesteld, waarbij iedereen dus werkelijk stond te springen, vooral dan met de pasjes die we zelf 89
zoveel op You Tube en andere media zien. Hierbij blijkt dat ook wij slachtoffer zijn van het beeld dat van jump geschetst wordt in de media. In tegenstelling tot het jumpen door middel van de synchrone pasjes, beweegt het publiek ieder op zijn manier. Dat gaat van springen ter plaatse tot het tonen van geheel eigen moves. Een factor die ook wel meespeelt in het beperken van het uitvoerig zwieren met de benen is het plaatsgebrek. De discotheek zit namelijk aardig vol, dus wordt het al snel moeilijk om veel plaats op te eisen om te dansen. Om dat op te lossen, staan vele jongeren dan ook op de verschillende podia. Daar is immers meer plaats en kan men uitvoeriger dansen. Omstreeks 4u zie ik dan weer verandering in de zaal. Er zijn nu al heel wat mensen naar huis, zodat er meer plaats is op de dansvloer. Nu worden hier en daar kringetjes gevormd waarin jongens goed kunnen dansen en hun moves laten zien. Verder zie je ook grote verschillen met een evenement als Reverze. Daarbij zijn namelijk de licht- en spektakeleffecten veel groter en ook het publiek gaat er harder uit de bol. In de discotheek zien we bijvoorbeeld minder handen in de lucht gaan en ook minder mensen die foto’s maken met hun gsm of digitale camera. We merken dus op dat er een verschil zit tussen grote spektakelevenementen en jumpfeesten in een discotheek.
90
Fig. 5: Sfeerbeeld in de main room Bron: http://www.complex.be/site.html
Fig. 6: T-shirts van Complex en Bass Events, accessoires zoals riemen, oorbellen en Paternoster Bron: http://www.complex.be/site.html 91
Fig. 7: Opgeklede meisjes, verzorgd uiterlijk Bron: http://www.complex.be/site.html
4.5 Conclusie
Het participatieve onderzoek heeft voor een nauwkeuriger beeld van de muziek- en danscultuur gezorgd. Hoewel elk evenement zijn specifieke kenmerken had, waren er ook heel wat overeenkomsten. Zo zagen we dat het jumppubliek zowel uit jongens als uit meisjes bestaat, dat het publiek overwegend jong is en dat er geen typische kledingstijl bestaat in de jumpcultuur. Het publiek kan opgedeeld worden in extravaganten, opgekleden en gewonen waarbij de 92
meerderheid behoort tot de twee laatste categorieën. Wat betreft de sfeer op evenementen is er een verschil tussen een mega evenement zoals Reverze en een jumpavond in een discotheek. Reverze is een spektakelevenement waarbij naast de muziek, het decor en de special effects belangrijke elementen zijn in de plezierbeleving van het publiek.
93
5. Jump als jeugdsubcultuur
5.1 Inleiding
In dit deel willen we een uiteenzetting brengen van het begrip jeugdsubcultuur. Hierover is zeer veel geschreven, maar we willen geen uitvoerige opsomming maken van de bestaande literatuur. Wat we wel willen doen is het bespreken van enkele basisconcepten. In het empirisch onderzoek gaan we na of de jumpcultuur een sub- of tegencultuur is.
5.2 Jeugdcultuur
In het begrip jeugdcultuur zijn twee begrippen te onderscheiden die we allebei zullen verduidelijken. Als eerste het begrip cultuur of het geheel aan ideeën, waarden, instituties en sociale relaties. Cultuur wordt daarbij aangeduid als een manier van leven van een bepaalde groep of klasse (Hall & Jefferson, 1983, p. 10). Een belangrijke indeling die gemaakt kan worden met betrekking tot cultuur is het klassieke cultuurbegrip of Cultuur met een grote C enerzijds en cultuur als een bepaalde manier van leven of lage cultuur anderzijds (De Meyer, 2007, collegenota’s). Het is bij de tweede benadering dat we jeugdcultuur kunnen plaatsen. Ten tweede verduidelijken we het begrip jeugd. Dat is een leeftijdscategorie die zich bevindt tussen 94
kinderen en volwassenen. Het zijn jongvolwassenen die op zoek zijn naar een eigen invulling van hun persoonlijkheid. Het is echter pas sinds de Tweede Wereldoorlog dat men jeugd gaat zien als een culturele categorie. Daarvoor werden jongvolwassenen niet als culturele groep beschouwd en werden conflicten tussen jongeren en ouderen als vanzelfsprekend gezien (De Meyer, 2004, pp. 183-184). Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw gaat men jeugd als een aparte cultuurgroep zien en hieruit volgt het begrip jeugd als een collectief concept (Vercaigne, C., 1995, p. 5). Dat is echter onjuist, aangezien jeugd ook gezien moet worden als een individueel begrip. Elke jongere is namelijk individueel op zoek naar een eigen persoonlijkheid, wat resulteert in verschillende persoonlijkheidstypen.
5.3 Jeugdsubcultuur
Aansluitend op wat we hierboven uiteengezet hebben, merken we op dat in een moderne samenleving elke leefstijl een uitdrukking is van individuele waarden. Dat komt ook naar boven in jeugd als individueel begrip. Die stelling noemen we de moderniteitsthese. In een moderne samenleving verdwijnt namelijk het onderscheid tussen hoge en lage cultuur. Waar vroeger dat onderscheid de samenleving nog domineerde, is nu een veel persoonlijkere invulling van het begrip mogelijk (Tillekens, G., in Klaassen, C., & Kleijer, H., 1993, pp. 180-181). Voor Bourdieu (in Tillekens, G., in Klaassen, C., & Kleijer, H., 1993, p. 181) is jeugdcultuur een nieuwe vorm van 95
vrijheid, aangedreven door distinctie. Dat leidt op haar beurt tot een verscheidenheid aan stijlvormen. We kunnen concluderen dat geen enkele jeugdcultuur homogeen is en dat individualisering een meer dan belangrijk begrip is in de moderne samenleving. Daarom is de naam jeugdsubcultuur veel beter van toepassing. In wat volgt zal ik de jumpcultuur dan ook als een jeugdsubcultuur typeren. Subculturen worden volgens Hall & Jefferson (1983, p. 13) gedefinieerd als “subsets – smaller, more localised and differentiated structures, within one or other of the larger cultural networks.” Wanneer deze duidelijk omlijnde groepen zich onderscheiden op basis van leeftijd en generatie spreekt men van jeugdsubculturen (Hall & Jefferson, 1983, p. 14). Volgens de auteurs moeten we subculturen zien in relatie tot een breder sociaal netwerk waartoe ze behoren, namelijk enerzijds de parent cultuur en anderzijds de dominante cultuur (Hall & Jefferson, 1983, p. 13). De parent cultuur is de cultuur waarvan de subcultuur deel uitmaakt. Dat kan zowel een arbeiders- of middenklassencultuur zijn. Ten tweede moeten subculturen ook gesitueerd worden ten opzichte van de dominante cultuur. Dat is de algemeen geldende cultuur in een samenleving. Door middel van stijlelementen kunnen leden van een subcultuur hun lidmaatschap uiten en zich zo onderscheiden ten opzichte van de parent en dominante cultuur. Stijl wordt nu vorm van een symbolisch verzet tegen de parent cultuur. Jeugd werd dan ook een metafoor voor sociale verandering (De Meyer, 2004, p. 154). Kenmerkend voor moderne subculturen is dat ze in enige mate gebaseerd zijn op vormen van culturele expressie (Roe, 2005, collegenota’s). Culturele expressie bij uitstek is muziek en het is dan 96
ook daarop dat de meeste jeugdsubculturen gebaseerd zijn. Daarbij wordt de muziekvorm gebruikt om de groepsidentiteit te versterken. De jumpcultuur is ook gebaseerd op een bepaalde muziekstijl. Daar rond is een hele cultuur gegroeid, zoals het samenkomen op feesten, het aanleren van het jumpdansje, de verschillende communities op internet en nog andere cultuurvormen.
5.4 Subcultuur versus tegencultuur
Jeugdculturen kunnen opgedeeld worden als subcultuur of als tegencultuur. Een subcultuur is zoals hierboven beschreven een subset binnen een gedeelde cultuur. Wanneer een subcultuur zich tegen de dominante cultuur keert, spreken we van een tegencultuur (De Meyer, 2004, p. 22). Zij zijn een kenmerk van midden jaren 90 en later (Hall & Jefferson, 1983, p. 61). Volgens de Britse traditie van het CCCS (Centre for Contemporary Cultural Studies) zijn tegenculturen de culturen van de middenklassejeugd (De Meyer, 2004, p. 22). Ze hebben een diffuus karakter, zijn meer gebonden, zijn gericht op het creëren van een eigen getto, meer gericht op een tweedeling tussen arbeid en vrije tijd en onderwerp van serieuze aandacht in de media. Subculturen daarentegen “zijn culturen van de arbeidersklasse. Ze zijn meer collectief gearticuleerd, meer gebonden aan territoria, eigenen zich het getto toe en onderhouden de scheiding tussen arbeid en vrije tijd” (De Meyer, 2004, p. 23). De mediaaandacht is meestal negatief en gericht op secundaire aspecten. In navolging van Giegas (1996, p. 73) geven we de typologie van 97
subcultuur versus tegencultuur van Veldhuis weer, die gebaseerd is op de indelingscriteria van het CCCS.
CCCS criteria: Positie binnen
Subcultuur Arbeidersklasse
Tegencultuur Middenklasse
samenleving: Vorm en cohesie: Gearticuleerde Collectieven/
Diffuus karakter/ Meer gebonden
Minder gebonden Getto:
Eigent zich het
Creëert eigen getto
getto toe Arbeid en vrije tijd:Dichotomie
Alternatieve samenleving
Media-aandacht:
Negatief, gericht op
Serieuze aandacht
secundaire aspecten
In navolging van De Meyer (2004, pp. 22-24), Hall & Jefferson (1983, pp. 54-60) en Giegas (1996, pp. 73-75) kunnen we bij de visie van het CCCS op sub- en tegenculturen enkele bedenkingen maken. Een eerste kritiek betreft de overdreven aandacht aan het begrip 98
sociale klasse. Ook geslacht, leeftijd, opleiding en ras zijn belangrijke elementen bij het ontstaan van subculturen. Subcultuur is een middel voor de jeugd om een identiteit los van de klassenachtergrond te creëren. Hierbij kunnen we dus opmerken dat een overgang merkbaar is van een ascribed identity, waarbij identiteit gecreëerd wordt door ouders, leerkrachten en anderen uit dezelfde sociale klasse naar een achieved identity of identiteit los van klassenachtergrond. Stijl is het element bij uitstek om vorm te geven aan een persoonlijke identiteit. En tweede bouwen jongeren hun identiteit op aan de hand van stijlkenmerken uit allerlei subculturen. Een duidelijk onderscheid tussen dominante en subcultuur is hierdoor moeilijk houdbaar. Verder moet bekeken worden of de groepsidentiteit als doel of als middel beschouwd wordt. In een subcultuur vormt de groepsidentiteit een doel op zich, terwijl in een tegencultuur de groepsidentiteit eerder een middel van verzet is. Dit verzet is bij een tegencultuur dan ook de oorzaak van het bestaan, terwijl bij een subcultuur verzet eerder het gevolg is. Hierdoor is het effect van een tegencultuur op de samenleving veel groter dan van een subcultuur. Op basis van de gestelde kritieken stelt Veldhuis (in Giegas, 1996, p. 76) een nieuwe typologie op.
Criteria van Veldhuis
Subcultuur
Tegencultuur
Nadruk:
Stijl
Inhoud
Groepsidentiteit:
Doel
Middel 99
Verzet:
Gevolg
Oorzaak
Effect:
Marginaal/ Tijdelijk
Van grote betekenis
Media-aandacht:
Negatief, gericht op
Serieuze aandacht
secundaire aspecten
5.5 Empirisch onderzoek: Jump als sub- of tegencultuur
Uit participatief onderzoek en diepte-interviews met leden van de jeugdsubcultuur kunnen we verschillende kenmerken aanhalen die aantonen dat we de jumpcultuur kunnen benoemen als een jeugdsubcultuur. Allereerst ligt de nadruk binnen de jumpcultuur op de stijl en niet zozeer op de inhoud. Leden van de jumpcultuur geven aan dat zij niets willen uitdrukken met hun lidmaatschap, maar dat ze houden van de jumpmuziek en het jumpen. Maxime (05.02.2008): Helemaal niets mee uitdrukken, gewoon, ik luister het graag en de dans erbij, ik kan het en ik vind het plezant. Het is gewoon een soort van contest, de beste proberen te zijn en dat te blijven.
Een tweede facet van het symbolische gebruik van stijl vinden we in de kledij. Leden van de subcultuur uiten bijvoorbeeld hun betrokkenheid door het dragen van T-shirts van “Jumping is not a 100
crime” of van jumpdiscotheken of jumpevenementen zoals Reverze of Bassleader. Ook kapsels kunnen een uitdrukking van een bepaalde stijl zijn. Zo dragen jongeren uit de jumpcultuur hun haar vaak in de gel naar alle kanten. Dat kapsel is echter geen statement. Leden van de subcultuur kiezen het kapsel en de kledij dat zij het mooist vinden. Mathijs haalt aan dat er geen bepaalde stijl kan vastgekleefd worden op een jumper. Mathijs (06.02.2008): Da is ieder zijn genre denk ik. Gewoon denk ik. Ik denk ni da er echt een stijl is. In Complex zie je wel veel Paternosters en van die dinges, maar is da voor jump? Da weet ik ni. Normaal is mijn haar stijl, maar de Jakke zijn haar is kaal, da is gewoon een verschil. Ik denk ni da er een lijn wordt getrokken van: “Jij zijt een jumper, want gij draagt dat”. Ik denk da da ni is.
Jongeren die luisteren naar jump en naar jumpevenementen gaan, doen dat omdat ze houden van de muziek en omdat ze zich er perfect mee kunnen uitleven. Groepsidentiteit vormt hierbij een doel op zich en vormt zeker geen middel voor verzet. Als belangrijkste waarden op feesten worden de sfeer en de vrienden aangeduid. Katrien (25.02.2008): Eigenlijk de feestjes, met iedereen enzo dat echt naar die feestjes ga, als ge u ticket betaald hebt voor Reverze of inkom voor Complex, dan komt iedereen echt voor da feestje en voor die muziek en ge weet op voorhand dat iedereen dat er is, da in principe graag luistert, anders zal je daar ni heen gaan denk ik.
101
Ook Natacha vindt het belangrijk om samen met haar vrienden naar jumpfeesten te gaan. Het schept een band tussen de vrienden en een aparte sfeer. Natacha (27.03.2008): Ik luister in mijn vrije tijd naar jump, omdat ik dat ten eerste echt goed vind en ik ga er ook graag op uit, de sfeer, de vrienden da ge daar kent, da is één pakket. Zo met vrienden, samen jumpen, da schept echt een band.
Het effect van de jumpcultuur kunnen we eerder aanduiden als marginaal. Uit ons onderzoek blijkt dat plezierbeleving in de jumpcultuur centraal staat. Jongeren voelen zich goed bij het muziekgenre en uiten dat op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het gaan naar jumpfeesten. Het effect is niet van grote betekenis zoals kenmerkend is voor een tegencultuur. Bovendien geven leden van de subcultuur aan dat zij globaal genomen over 5 jaar niet meer naar zulke feesten zouden gaan, ze zouden de jumpscene dan immers ontgroeid zijn. We kunnen hier dus spreken van een generatiecultuur. Kevin (01.03.2008): Ik denk da ik nog een half jaar, een jaar misschien en dan is da terug helemaal weg. Ik word dan 25 jaar ongeveer en dan ga je wel aan je toekomst denken, een huis enzo, da ga dan minder worden.
De media-aandacht tenslotte valt niet goed te plaatsen in de typologie. Het is aan de ene kant niet zo dat jump serieuze aandacht krijgt zoals een tegencultuur, maar aan de andere kant is de mediaberichtgeving over jump niet negatief. Wat we wel merken is 102
dat de aandacht vooral gaat naar secundaire aspecten zoals de jumpcontesten die gehouden worden, de grote evenementen zoals “Coone and the Gang” of kinderen die jumpen op de speelplaats. De toon in die berichten is echter niet negatief, wat bijvoorbeeld wel het geval was bij de housecultuur, die vaak geassocieerd werd met agressiviteit en drugs. Een verdere bespreking van de mediaaandacht en de gevolgen voor de subcultuur vinden we in deel 7.
103
6. Jump en postmodernisme
6.1 Literatuur
Naast de kritiek op het werk van het CCCS uit 1970 over jeugdsubculturen zijn er andere opmerkingen die gemaakt kunnen worden met betrekking tot subculturen. Verschillende auteurs (Redhead (1990); Muggleton (1997, 2000)) stellen immers dat er sinds 1980 een enorme groei aan fragmentatie is binnen jeugdsubculturen. Auteurs binnen dit domein geven invulling aan wat we noemen een post-subculturele theorie (Bennett & KahnHarris, 2004, p. 11). Het basisidee hierbij is dat de relatie tussen stijl, muzieksmaak en identiteit veel zwakker is geworden waardoor het concept van subcultuur niet langer houdbaar is. Dat idee werd geïntroduceerd door Redhead (1990). Tijdens de vroege jaren negentig paste hij de postmoderne kritiek op het werk van het CCCS toe op de dance music scene. Hij heeft onderzoek gedaan naar de vroege Britse rave scene die volgens hem “notorious for mixing all kinds of styles on the same dance floor and attracting a range of previously opposed subcultures” is (in Bennett & Kahn-Harris, 2004, p. 11). Muggleton (2000, p. 41) wijst ook op de trend van fragmentatie binnen subculturen tijdens 1980 en 1990. Dat in contrast met de moderne theorieën die opgingen tot eind jaren ‘70. Zowel stijl als identiteit is gefragmenteerd. Verschillende auteurs (Kaiser et al, Willis) wijzen op een techniek van collage of stylistische bricolage waarbij jongeren invulling geven aan hun identiteit door het knutselen van nieuwe stijlen en het geven van nieuwe betekenissen 104
aan reeds bestaande stijlen. In postmoderne culturen verdwijnen massa-identiteiten en de grenzen tussen bestaande groepen (Muggleton, 2000, p. 41). Volgens Muggleton (2000, p 47) is er in postmoderne subculturen geen authenticiteit, geen ideologie die nagestreefd wordt en geen grenzen die afgebakend moeten worden. “We can therefore understand postmodern subcultural identities to be mutiple and fluid. Constituted trough consumption, subcultural style is no longer articulated around the modernist structuring relations of class, gender or ethnicity. Instead, these modernist looks become recycled as free-floating signifiers, enabling subcultural identity to be constructed trough the succession of styles that “style surfers” try on and cast off” (Muggleton, 2000, p. 48).
Op basis van deze thesissen uit zijn werk “Inside Subculture. The postmodern Meaning of Style” (Muggleton, 2000, p. 52) stelt hij twee sets op met ideaaltypische kenmerken van zowel moderne als postmoderne subculturen.
Modern
Postmodern___________
Group identity
fragmented identity
Stylistic homogeneity
stylistic heterogeneity
Strong boundary maintenance
boundary maintenance weak
Subcultural provides main identity
multiple stylistic identities 105
High degree of commitment
low degree of commitment
Membership perceived as permanent
transient attachment expressed
Low rates of subcultural mobility
high rates of subcultural mobility
Stress on beliefs and values
fascination with style and image
Political gesture of resistance
apolitical sentiments
Anti-media sentiments
positive attitude towards media
Self-perception as authentic
celebration of the inauthentic
6.2 Een stap in het veld: jump als post-subcultuur
Uit onze diepte-interviews blijkt dat alle geïnterviewden sterk betrokken zijn op de jumpcultuur: de passie voor de muziek staat centraal, naast het uitgaansleven en de vrienden die men daarin heeft. Toch is jump niet het enige waaruit jongeren hun identiteit halen. De meeste jongeren luisteren ook naar andere muziekgenres zoals RnB, electro en pop. Zij gaan het meeste naar discotheken waar hardere muziekstijlen gedraaid worden, maar ze gaan ook naar feesten met algemenere muziek. Thuis luisteren ze niet altijd naar jump. 106
Sommige jongeren gaan vooral om met andere leden uit de jumpcultuur, maar anderen hebben een heel uitgebreide vriendenclub, bijvoorbeeld uit de sportclub. De subcultuur zorgt dus niet hoofdzakelijk voor een vastomlijnde identiteit. Natacha heeft een eigen kinderopvang en maakt een onderscheid tussen haar functie als opvoedster enerzijds en haar uitgaansleven anderzijds. Natacha (27.03.2008): In mijn job heb ik een heel verantwoordelijke functie en in Complex ben ik de onbezonnen springer die daar plezier staat te maken. Op mijn werk, dat is dag en nacht verschil. Dus ik maak daar echt wel een onderscheid in. De meeste mensen moeten da ni weten, maar als ik vertel dat ik een eigen crèche heb, die trekken hun ogen open. Ik denk da er niemand is da zegt: “Jump is mijn leven”. Het is wel zo, elke zaterdag met dezelfde mensen naar Complex, maar het is nu ni heel de week staan jumpen.
Wat betreft kledij en uiterlijk is er geen uniformiteit. Jongeren willen er vandaag de dag gewoon goed uitzien en dragen wat ze zelf willen. Om lid te zijn van de subcultuur moet je je niet houden aan bepaalde voorschriften. De meesten stellen een eigen kledingsstijl samen en kiezen uit verschillende trends wat zij het mooiste vinden. Hierbij volgen ze modetrends zoals populaire merken. Het is hier dat jongeren hun eigen stijl bricoleren of knutselen. Marijn heeft als organisator van verschillende jumpevenementen een klare kijk op het jumppubliek en merkt op dat jumpers een heterogene stijl hebben. Leden van de jumpcultuur kunnen dus niet puur op hun uiterlijke kenmerken herkend worden. 107
Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Je kan uit een massa van 1000 man er niet uithalen van: “Daar zijn de jumpers of de Complex – gangers”, dat is gewoon jeugd zoals een ander. Wat wel opvalt, is merken in periodes die hot zijn zoals De Puta Madre, maar dat is nu alweer voorbij of Bikkembergs, ook al weer wat passé, … toch redelijk wat merkkledij, Dolce & Gabbana. Waar je ze misschien wel uit kunt halen zijn de kapsels. Wat hard opvalt is veel gel, schots en scheef omhoog, platgekamde kapsels, … maar dat is misschien algemeen?
Ook Nielsen benadrukt dat leden van de jumpcultuur geen homogene stijl hebben. Het is vooral de liefde voor de muziek die centraal staat in de beleving van de subcultuur. Nielsen (26.03.2008): Johnny’s zijn vaak jumpers, maar jumpliefhebbers zijn er in alle soorten, dus je zal ze alleen kunnen kenmerken aan hun liefde voor de muziek.
Voor Natacha is het herkend worden in de eigen subcultuur belangrijk. Dat wil ze dan ook tonen in haar kledij, door bijvoorbeeld een topje te dragen van haar favoriete discotheek. Dat fenomeen zien we ook bij andere leden van de subcultuur: vele jongeren dragen een T-shirt, sweater of accessoires van discotheek Complex, feesten als Reverze, Bassleader of hun favoriete DJ. Natacha (27.03.2008): Ik denk ni da er veel mensen van mij zouden zeggen dat ik een jumper ben. De meeste mensen in Complex eigenlijk ni. Ik denk da de mensen veel meer 108
gehecht zijn aan er goed uitzien en aan uw eigen stijl dan dat iedereen allemaal hetzelfde gaat dragen, mannelijk en vrouwelijk, want ik ben persoonlijk graag vrouwelijk en schoon gekleed en ik denk de meeste meisjes. Ik heb wel zelf een T-shirtje laten maken, met vooraan “Complex Dreamteam” en dan achteraan mijn naam erop. En dan komen ze in Complex naar mij: “Seg, da is kei graaf, kunt ge er voor mij ook zo ene laten maken?” Da hebt ge wel, mensen willen eigenlijk zo wel gekend worden, zo beroemd zijn in de eigen jumpwereld.
Naast die diversiteit in voorkomen, heerst er ook diversiteit binnen het muziekgenre van de jump zelf. Jump maakt deel uit van de hardere muziekstijlen. Jongeren die houden van jump, houden vaak ook van french tek of hardstyle. De verschillende subgenres komen ook voor op hetzelfde feest of op hetzelfde album. Maxime (05.02.2008): Hardcore dat is echt zwaarder, maar de hardstyle dat hoort er ook allemaal gewoon bij. Da hangt er vanaf van persoon tot persoon: als ge voor wat harder zijt en ge hoort een zacht nummerke kunt ge wel zeggen van: “Nee”, maar ge kunt ook zeggen van: “Dat maakt ni uit”. Da kiest ge zelf.
Leden uit de subcultuur zijn zich ervan bewust dat de manier waarop zij de cultuur nu beleven, slechts tijdelijk is. De geïnterviewde jongeren zeggen dat ze binnen enkele jaren wellicht de jumpsubcultuur ontgroeid zullen zijn. Zij zijn tussen de 17 en 23 jaar en wanneer ze aan de toekomst denken zoals werken, trouwen en 109
kinderen, laten ze jump buiten beschouwing. De subcultuur is dus niet permanent, maar eerder voorbijgaand. Nikita (27.03.2008): Op de duur zal je wel meer van verschillende muziek houden, dan zeg je: “Ik heb mijn tijd eens goed gehad, van springen en stevige boenkmuziek. Mathijs (06.02.2008): Da durf ik nu nog ni te zeggen, maar ik denk da da nog wel even een rage ga blijven, ik ben nu 17 jaar. Bijvoorbeeld ge zijt 16 en ge waart punker, da gaat er sowieso uit. Ge blijft ook geen gabber ofzo. Ik zie mij niet tot mijn 30 jaar in een discotheek staan, er komt een tijd da ge zegt: “Nu is het genoeg”. Van mij mogen mensen van 40 jaar da doen, maar ik zie mijn eigen dan ni in een discotheek staan.
In de jumpcultuur ligt geen nadruk op waarden en overtuigingen. In onze diepte-interviews peilden we naar de waarden die jongeren belangrijk vinden in zowel het uitgaansleven als in het dagelijkse leven. Hieruit blijkt geen ideologie uit te schijnen of ook geen teken van politiek verzet. In plaats daarvan staat de liefde voor de hardere muziek centraal en de sfeer en het plezier tijdens het uitgaan. Mike (17.03.2008): Dat ik mijn eigen kan amuseren. Wanneer ik zot begin te dansen ofzo dan weten ze dat ik mij op die muziek aan het amuseren ben. Dat blijft het belangrijkste voor mij. Stefaan (25.02.2008): Een goede jumpavond is voor mij gewoon naar een fuif gaan of een discotheek en mij is goed amuseren. Daar kan je ook zot op doen, op die muziek, vind 110
ik. Gewoon eens goed aan niks denken, een uitlaatklep eigenlijk.
Jongeren staan in een postmoderne subcultuur positief tegenover de media. Dat vinden we in de jumpcultuur zeker terug. Het internet is enorm populair voor het zoeken van informatie, chatten, kijken van filmpjes enzovoort. We hebben al gezegd dat het kijken naar filmpjes op You Tube een enorm populair fenomeen is. We kunnen echter wel opmerken dat dit een fenomeen is dat voor alle jongeren opgaat, het is dus zeker niet enkel kenmerkend voor de jumpcultuur. Marijn, organisator van verschillende concepten in de hardere muziekstijlen merkt dat ook op in een interview. Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Maar als je morgen “Madonna” op You Tube intikt, zie je evenveel gsm’s omhoog gaan bij een concert van Madonna, of als je intikt “vliegtuig dat neerstort”, zie je evenveel filmkes. Ik denk dat de webcam ook veel gedaan heeft, er zijn ontelbaar veel filmpjes van tienermeisjes die Britney nadoen... En als je nu jumpen intikt, ga je inderdaad veel zien. Je zit in een doelgroep tussen 16 en 20 jaar, de gsm-generatie, de internetgeneratie en ze krijgen zo’n dingen te zien die ze willen vastleggen, zodat er heel veel filmpjes zijn.
Tenslotte vinden we in de typologie van Muggleton ook een verering van het in-authentieke terug als kenmerk van postmoderne subculturen. Dat punt moeten we echter kritisch aanschouwen aangezien authenticiteit van het eigen ik voor leden van de 111
subcultuur wel belangrijk is. Dat komt vooral naar boven in gesprekken met producers van jump. Voor hen is de muziekstijl een creatieve creatie en zij leggen hier dan ook een stuk van zichzelf in. Voor hen draait het dus om authenticiteit en daardoor wordt de commerciëlere variant van jump zoals “Jump for kids” of de verschillende remixen van populaire platen eerder als een aanval op de eigenheid van het genre gezien. DJ Da Rick (05.02.2008): Als muziekmaker, producer van een jumpplaat, als het voor jou voor ogen is om op zaterdagavond als DJ zijnde op een geloofwaardig dancefeest te draaien in een kei harde jump zaal, dan ga je geen kids jump maken. Voor de jumpproducers die dat wel willen doen, die verwachten ook niet om daar nog andere platen te gaan draaien. Want die weten: “Ik word toch niet geboekt omwille van mijn muziek”. Echte jumpproducers produceren enkel maar om te kunnen draaien en die verwachten geen inkomsten te hebben uit de verkoop van platen, want die weten dat die toch maar 200 stuks verkopen. Het gaat erom dat ik mijn naam geloofwaardig kan houden, dat ik op zaterdagavond op een geloofwaardig feest voor de jumpmensen kan gaan draaien. DJ Bjorno (17.12.2007): Die verschillende remixen typeren dat het einde nabij is. Daar bedoel ik mee: met de gewone platen kunnen ze den ambiance niet meer creëren en dan moeten ze er een meezinggehalte of weet ik wat allemaal in gaan steken om nog enigszins sfeer te krijgen. Op zich is dat allemaal niet erg, maar dan begin je naar het carnavalachtige te gaan. Het feit dat ze allemaal al die dingen aan het remixen zijn en aan het prutsen zijn met bekende spullen van 112
vroeger, dat zegt eigenlijk dat de creativiteit zoek is. En dat er gewoon al een probleem zich aan het situeren is. Het einde is nabij.
113
7. Jump als hype
In dit hoofdstuk gaan we na of men jump als hype kan benoemen of niet. De term hype wijst op een overdrijving, op het overroepen worden van een song of act of op het kunstmatige en overdreven sfeertje waarin de promotie plaatsvindt. Een andere benaming die ook gebruikt wordt is “buzz creation”. Daarmee verwijst men naar de hypesfeer waarmee men media-aandacht voor een nieuw product probeert te creëren (De Meyer & Trappeniers, 2005, p. 136). Eerst werpen we een blik op de innovatietheorie van Rogers waarna we de theorie koppelen aan de jumpcultuur. Daarna gaan we het belang van de media na in het berichten over subculturen en het creëren van “moral panics” en passen we die theorie toe op de jumpcultuur. Ten derde beschrijven we de trend van commercialisering en stappen we in het veld van de jumpcultuur om die commercialiseringtrend te illustreren. Daarna bespreken we de gevolgen van media-aandacht voor subculturen. Daarin worden zowel de evolutie tussen underground en mainstream als de ondergang van subculturen besproken. Vervolgens bekijken we de kritiek daarop aan de hand van verschillende invalshoeken. In een laatste punt gaan we na of jump de hype overstijgt of niet.
7.1 Diffusiemodel van innovaties
114
Wanneer een nieuw idee of object verschijnt, kunnen we kijken naar de distributie ervan doorheen de maatschappij. In zijn boek “Diffusion of innovations” (1995) beschrijft Rogers de verspreiding van een innovatie. In zijn diffusietheorie zijn twee begrippen belangrijk, namelijk “innovation” en “diffusion”. Innovatie is een idee, praktijk of object dat als nieuw wordt gezien door een individu of een andere actor. Diffusie is de verspreiding van een innovatie doorheen bepaalde kanalen door leden van een sociaal systeem. De diffusietheorie toont aan dat er bij de verspreiding van innovaties een S-vormige curve optreedt, waarbij het gebruik van een innovatie begint met een langzame verandering, wordt gevolgd door een snelle verandering en eindigt met een langzame verandering wanneer de innovatie volwassen wordt of wanneer nieuwe ideeën ontstaan (Rogers, 1995, p. 257). Rogers (1995, pp. 261-262) maakt een categorisatie van types van gebruikers. Centraal in de categorisatie is het begrip “innovativeness” of de mate waarin een individu eerder is in het gebruiken van nieuwe ideeën dan andere leden van de maatschappij. Op basis van dat criterium ontwerpt hij vijf categorieën van gebruikers: innovators, early adopters, early majority, late majority en laggards.
115
Fig. 8: Vijf gebruikerscategorieën volgens Rogers Bron: http://docjourney.wordpress.com/2007/10/30/diffusion-ofinnovations-research Hij merkt wel op dat het om ideaaltypes gaat die vergelijking mogelijk maken (Rogers, 1995, p. 263). Dat wil echter zeggen dat uitzonderingen op deze categorieën van gebruikers mogelijk zijn. In navolging van Rogers (1995, pp. 263-266) bespreken we de relevante kenmerken van elke gebruikerscategorie: •
Innovators (2,5%): zijn gedreven om het nieuwste te hebben, te kennen of te proberen. Ze nemen graag risico’s, zijn meer kosmopolitisch dan anderen, kunnen complexe technologische informatie begrijpen en gebruiken en kunnen omgaan met een hoge graad van onzekerheid bij het gebruik van een innovatie. Zij spelen een belangrijke rol in het diffusieproces doordat ze het nieuwe idee in het sociale systeem introduceren. 116
•
Early adopters (13,5%): de eerste groep die de vernieuwing aanvaardt en overneemt. Zij maken meer deel uit van het lokale sociale systeem dan innovators en zijn daarin vaak de opinieleiders. Voor mogelijke gebruikers dienen zij als referentiepersoon en als raadgever over de innovatie. De early adopter reduceert onzekerheid over een innovatie door ze te gebruiken en geeft een subjectieve evaluatie van de innovatie aan zijn peers.
•
Early majority (34%): de eerste grote groep die de vernieuwing overneemt. Zij gebruiken de innovatie net voordat de gemiddelde persoon ze gebruikt en bevinden zich dus tussen de hele vroege gebruikers en de relatief late gebruikers. Ze hebben sterke sociale contacten met de medemens, maar vervullen zelden de rol van opinieleider. Ze zijn echter wel een belangrijke schakel in het diffusieproces doordat ze via persoonlijke netwerken zorgen voor interconnectiviteit.
•
Late majority (34%): de mensen die de innovatie later dan gemiddeld aanvaarden. Dat kan zijn als gevolg van economische noodzaak of sociale druk. Ze zijn eerder sceptisch en voorzichtig ten opzichte van vernieuwing en verandering. Ze zullen de innovatie pas gebruiken wanneer de meerderheid ze ook gebruikt.
•
Laggards (16%): de mensen die de innovatie als laatste aanvaarden. Het zijn sterk geïsoleerde mensen die het verleden als referentiepunt hebben. Ze maken beslissingen aan de hand van eerdere beslissingen en gaan vooral om met
117
mensen die ook traditionele waarden nastreven. Ze zijn zeer wantrouwig ten opzichte van vernieuwing.
Jump is zowel als muziek- als dansgenre een innovatie in de maatschappij. Bij de verspreiding van die innovatie gaan we na of deze zich voltrekt volgens een S-vormige curve zoals in de diffusietheorie van innovaties van Rogers (supra). Het muziekgenre werd in 1997 gecreëerd door producers als DJ Da Rick en collegaproducers van het “Jumper Records”- label. Zij zijn de zogenaamde “innovators”. Andere DJ’s uit de hardere muziekstroming en het uitgaanspubliek van dat tijdperk die mee opgingen in de muziekstijl, zijn de tweede gebruikerscategorie of de “early adopters”. Daarna volgt de “early majority” of de eerste meerderheid. We merken hierbij op dat de evolutie naar die grote groep zich heeft uitgestrekt over verschillende jaren. Het is namelijk pas in 2007 dat jump bekend raakte bij het grote publiek en dat het jumpdansje enorm populair werd. Tot die groep behoort al een nieuwe generatie uitgaanspubliek en DJ’s uit de hardere muziekstroming. Jump werd kort daarna bekend bij de grote massa. De “late majority” bestaat voornamelijk uit kinderen. Zij konden immers geen kennismaken met het muziekgenre, omdat het enkel voor discotheken bestemd was. Door de opkomst van het jumpdansje en de commercialisering van het genre, kwamen ook zij in aanraking met jump. De laatste gebruikerscategorie of de “laggards” bestaat uit sommige leden van de hardcorescene. Zij zijn nauw betrokken op de cultuur van de hardere muziek, maar eerder sceptisch ten opzichte van vernieuwingen binnen die cultuur. Wanneer echter het aanbod van harddance feesten aanzienlijk toeneemt door feesten zoals Reverze
118
en Bassleader, komen ook deze jongeren in aanraking met jump en gaan ze het genre vaak appreciëren.
7.2 Media en moral panics
7.2.1 Moral panics
Cohen (1987) onderzoekt in zijn boek “Folk Devils & Moral panics” de rol van massamedia in het creëren van “moral panics” en “folk devils”. Hierbij dienen twee begrippen verduidelijkt te worden, namelijk “moral panic” en “folk devil”. “Moral panic” wordt door Cohen omschreven als: “Societies appear to be subject... to periods of moral panic. A condition, episode, person or group of persons emerges to become defined as a threat to societal values and interests; its nature is presented in a stylized and stereotypical fashion by the mass media; the moral barricades are manned by editors, bishops, politicians and other right-thinking people; socially accredited experts pronounce their diagnoses and solutions; ways of coping are evolved or resorted to; the condition then disappears, submerges or deteriorates and becomes more visible” (Cohen, 1987, p. 9).
119
“Folk devils” is de benaming voor een groep waarvan het gedrag bestempeld wordt als deviant of afwijkend. De groep vormt een voorbeeld van hoe men zich juist niet dient te gedragen (Cohen, 1987, p. 10). “Folk devils” zijn essentieel in het bestaan van “moral panics” aangezien men de gevoelde dreiging dient toe te schrijven aan “een duidelijk bepaalde groep in een segment van de samenleving of in de samenleving als geheel” (Goode & BenYehuda in Critcher, 2003, p. 24). Populaire muziek en jeugdculturen zijn doorheen de geschiedenis vaak subject geweest van “moral panics”. Zowel in Cohen (1987, p. 9) als in Springhall (1998, p.149) vinden we verschillende voorbeelden van jeugd- en muziekculturen die vaak negatief gestereotypeerd werden zoals rock ’n roll midden jaren ‘50, de Mods en de Rockers, de Hell’s Angels, de skinheads, de hippies, de “gangsta-rap” en meer recent de housegeneratie. In het punt over jump en de media gaan we na of dat voor de jumpcultuur ook zo is.
7.2.2 Drie fasen in berichtgeving
Zoals hierboven beschreven, spelen de media een belangrijke rol in het creëren van “moral panics”. Zij geven aandacht aan een gebeurtenis en berichten hierover aan het grote publiek. De berichtgeving verloopt aan de hand van drie strategieën. Ten eerste “exaggeration & distortion”, ten tweede “prediction” en ten derde “symbolization” (Cohen, 1987, p. 31). 120
De eerste fase, “exaggeration and distortion”, wijst op het proces waarin de media een gebeurtenis overrapporteren en het belang van het incident of de gevolgen ervan overdrijven. Die overdrijving uit zich ook in de terminologie die gebruikt wordt. Dat noemt Cohen “melodramatic vocabularity”. Andere technieken zijn het gebruik van de meervoudsvorm, het dubbelrapporteren van een incident zodat het twee verschillende incidenten lijken en het plaatsen van foto’s bij de artikels (Cohen, 1987, pp. 31-33). De tweede fase, “prediction”, wijst op de impliciete veronderstelling dat wat gebeurd is onvermijdelijk nog zal gebeuren. Deze voorspellingen werken dan weer een “self-fulfilling prophecy” in de hand. Ook wanneer veronderstellingen niet bevestigd worden, kan toch een artikel gecreëerd worden, namelijk door de berichtgeving over zogenaamde “non-events”. Daarbij worden dan nieuwe elementen benadrukt, zodat de veronderstellingen wel bevestigd worden (Cohen, 1987, pp. 38-40). De derde en laatste fase is die van “symbolization”. Woorden en beelden hebben een bepaalde symbolische kracht en kunnen neutrale termen laden met een betekenis. Volgens Cohen verloopt dat proces in drie stappen. Eerst wordt een woord (bv. Mod) symbool voor een bepaalde status (hooligan, racist). Dan worden objecten (bv. kledingstijl, kapsel, …) symbool voor het woord en tenslotte worden de objecten zelf symbool voor de status en de emoties (bv. angst) die met deze status gepaard gaan. Het cumulatieve effect van die drie stappen is dat een oorspronkelijk neutraal woord, zoals Mod, een negatieve bijklank krijgt (Cohen, 1987, pp. 40-43).
121
7.3 Jump en de media
7.3.1 Media-aandacht
Hoewel het muziekgenre jump ontstaan is in 1997, is het pas 10 jaar later enorm populair geworden. Dat kan verklaard worden door de opkomst van het jumpdansje. De populariteit van het dansje groeide enorm snel door de broadcast yourself websites zoals You Tube. Daarop zetten jongeren zelfgemaakte filmpjes waarin ze staan te jumpen. De reikwijdte van dat medium valt niet te onderschatten. Zo komt het dat het jumpdansje bekend werd over de grenzen heen. Het is vooral Nederland dat volop gebeten werd door de jumpkriebel. Pionier van de jump, DJ Da Rick, bevestigt de impact van het internet in de verspreiding van het dansje. DJ Da Rick (05.02.2008): Internet is heel belangrijk. Dat is hetgene waarom het op een gegeven moment dus ook naar de TV toeging en waarom iedereen het kon en ging doen. Als een filmpje een miljoen keer werd bekeken, daarmee kan je niet onderschatten hoeveel mensen je daarmee hebt gehit zeg maar. Iedereen kan het zo leren.
De populariteit van het jumpdansje ontging ook de media niet. Zo komt het dat jumpen, met vooral het dansje, aandacht krijgt van kranten, TV en andere media en bekend gemaakt wordt aan het grote publiek. Het is dan ook anno 2007 dat jump een echte hype is. Alain van IMP heeft oog voor zulke ontwikkelingen. Hij schetst het ontstaan van de media-aandacht. 122
Alain/ Jumping is not a crime (15.12.2007): In België begint de media ermee en het is leuk om te zien als iemand die er al jaren mee bezig is dat de media zeggen: “Jumpen is de nieuwe rage”, dat is typisch de media, ze komen met een nieuwe hype. Maar dan zeg je: “Wat zeggen die nu? Ik ben er al jaren mee bezig”. Het bestaat dus eigenlijk al lang, maar dan is er de media die erop komen en zeggen: “Dat is iets nieuws”. Daarom is het een hype geworden, anders was het geen hype.
7.3.2 Berichtgeving over jump
Wanneer we kijken naar de berichtgeving over jump zien we dat de drie fasen van “exaggeration & distortion”, “prediction” en “symbolization” terugkomen. De eerste fase wijst op een vertekend beeld en een uitvergroting van bepaalde elementen. In kranten en op TV wordt het jumpdansje enorm uitvergroot en krijgt de muziek die aan de basis ligt van het jumpen weinig of geen aandacht. Verschillende krantenartikels berichten bijvoorbeeld over de Europese jumpcontest (Verbaere, 30.11.2007, p.21; Vande Walle, 10.12.2007, p. 21) of een wereldrecordpoging jumpen (Vissenaekens, 24.10.2007, p. 17), waarin jumpen als dans uitvergroot wordt en de muziek die erachter schuilt vaak niet aangehaald wordt. DJ’s uit de jumpscene zijn niet erg opgetogen met die manier van berichtgeving en zouden daarin liefst verandering zien. 123
DJ Da Rick (05.02.2008): Ik vind dat de media jump soms heel goed, soms ook minder in beeld heeft gebracht. Sommige hebben het dansje iets te veel benadrukt en in de research naar de muziek die erachter zit, te weinig gedaan. Het dansje klopt volledig en iedereen kan dat laten zien en dit en dat, maar soms is de geloofwaardigheid van de muziek die er eigenlijk onder hoort ver te zoeken. DJ Bjorno (17.12.2007): Ja, er aandacht aan besteden op zich is ni erg. Vorige week, in De Laatste Show, DJ Coone, ik vond het een beetje spijtig. Ze hebben er dan de grootste naam in België qua jump weggezet, maar ik vind da ze hem heel weinig de kans hebben gegeven om erover iets te expliceren. Hij heeft gezegd dat het genoeg opbrengt om er van te leven, dat het ooit zoveel jaar geleden begonnen is en hij heeft een paar platen opgezet en die mannen hebben daar een danske opgedaan en da was het. In de tijd van de New Beat hebben ze volledige reportages gegeven van hoe da oorspronkelijk gekomen is en wie, wat en hoe.
Er wordt bovendien opvallend veel aandacht gegeven aan jonge kinderen die jumpen. Zo wordt jump uit zijn context gehaald. In De Morgen lezen we bijvoorbeeld de kop “Jumpen van de discotheek naar het schoolplein” (Schoetens, 12.04.2007, p. 8) en in De Standaard: “Ook kleuters en oma’s houden van jumpen” (01.12.2007, p. 54). Zulke koppen zorgen voor een misperceptie van de subcultuur. Dat illustreert de tweede en derde fase in de berichtgeving, namelijk “prediction” en “symbolization”. In de voorspellingsfase zegt men dat wat gebeurd is, zich zal herhalen in de toekomst. Zo ziet men jumpen als een dans voor kleine kinderen 124
op de speelplaats, in tegenstelling tot voor fans van de hardere muziek in een discotheek. In de symbolisatiefase wordt jumpen symbool voor het dansje en krijgt de naam jump een geridiculiseerde betekenis. DJ’s en fans uit de jumpcultuur vinden die trend van berichtgeving dan ook heel jammer. DJ Massiv (20.12.2007): Ik zou liever hebben dat de media geen aandacht besteden aan jump. Ze maken het toch belachelijk en linken het aan muziek voor kleuters. Laatst moest ik een interview doen voor Het Laatste Nieuws. Ik koop de krant en wat zie ik: een grote foto met kleuters van 3 tot 8 jaar, “Jumpen op de speelplaats”. Daar stond ik dan met een klein stukje tekst onder. Weet je, dat is niet waar wij voor staan, dat is niet wat ik ieder weekend doe. DJ Coone (28.03.2008): Je kunt dat van de kinderen niet ontwijken momenteel, ik krijg ook veel berichten aan van: “Mijn dochter van 2 jaar is ook begonnen op uw muziek”, da is op zich niet slecht, maar het is niet waar de muziek om draait. Het draait niet om de kinderen en om de oordove pillenslikkers, die er waarschijnlijk wel bijzijn, maar ni in de meerderheid, maar da wordt altijd weer naar voor gebracht. De meeste DJ’s die ik ken, zijn echt de normaalste mensen eigenlijk en dan is da wel voos voor ons om zo een dingen altijd te lezen en dat te slikken, maar we trekken ons er niks van aan, we proberen ons ding te doen en uiteindelijk gaat dat toch weer over en het pure ding blijft dan wel bestaan.
Opvallend voor jump is dat er weinig tot geen nadruk gelegd wordt op drugs, in tegenstelling tot house en techno, waarbij berichten in de 125
media vaak over drugs gaan. In die zin kunnen we stellen dat de berichtgeving over jump niet negatief is en dus geen morele verontwaardiging of “moral panic” teweegbrengt. Leden uit de subcultuur kunnen zich enigszins vinden in de manier waarop jump wordt afgebeeld in de media. Maxime is nauw betrokken bij de subcultuur doordat ze aangesloten is bij Jumping is not a crime. Zij geeft bijvoorbeeld tutorials die opgenomen zijn op Dvd en is daardoor al meermaals benaderd door de media. Maxime (05.02.2008): Ik vind da wel plezant om aandacht te krijgen over iets da u interesseert. Ik vind dat er wel een juist beeld in getoond wordt, want ik denk dat het veel gaat over drugs in die wereld en da dat altijd overdrijft wordt in de discotheken, maar voor ons laten ze da meestal wegvallen, omdat dat ni voor ons is.
Katrien daarentegen vindt dat het beeld dat terugkomt in de media niet overeenkomt met hoe zij jump ziet. Volgens haar wordt er een te stereotiep beeld weergegeven in de media. Dat stereotiepe weergeven, hoort thuis in de derde fase van berichtgeving, namelijk de fase van “symbolization”. Katrien (25.02.2008): Ik vind niet dat ze dat juist laten zien. Als ge naar die feestjes ga, wat ze op Het Nieuws laten zien, zijn zo altijd de meisjes met de pluche botten, maar dat is misschien één honderdste van het volk dat dat aanheeft en da laten ze altijd zien, of die dat er overdreven staan te springen, die half het plein innemen ofzo. Zo lijkt het alsof iedereen daar zo staat, maar da is helemaal ni. Dat vind ik wel spijtig. 126
Ook Mathijs vindt dat de media een fout beeld overbrengen. Door het jumpen te linken aan kinderen, wordt jump volgens hem belachelijk gemaakt. Mathijs (06.02.2008): Da wordt een beetje in het belachelijke getrokken hé. Op Ketnet laten ze van die klein kindjes zien, da is wel schattig, maar wa denken de mensen nu van jump?!
Uit voorgaande elementen kunnen we concluderen dat jump gestereotypeerd wordt als een braver genre. De media-aandacht gaat vooral naar secundaire elementen zoals het jumpdansje en de jumpcontesten en minder naar de muziekstijl. Ook wordt jump te veel gelinkt aan kinderen, wat kan rekenen op groot misnoegen van zowel DJ’s als fans uit de subcultuur.
7.4 Commercialisering
7.4.1 Situering
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is de commerciële consumentencultuur dominant geworden in de samenleving (Roberts, 2004, p. 16). De technologische vooruitgang zorgde voor tal van nieuwe mogelijkheden, zoals de televisie in 1950. Ook de markt van opgenomen muziek werd uitgebreid met producten die speciaal 127
ontworpen waren voor de jeugd. Verder was er de opkomst van een markt van fashion kleding, auto’s, de vakantie-industrie, transistor radio’s, muziekcassettes, de Walkman, cd, videorecorder, kabeltelevisie en de Dvd (Roberts, 2004, p. 17). Commercialisering maakte het mogelijk dat deze technologieën in de grote vrijetijdsindustrieën terecht kwamen. Aan het einde van de twintigste eeuw kunnen we spreken van een consumptiegebaseerde lifestyle. Roberts (2004, p. 13) merkt op dat de commerciële groei niet leidt tot eliminatie, maar tot meer mogelijkheden voor de mens. Het is dus na de Tweede Oorlog, wanneer de radio zich volledig ontwikkelde, dat ook de verkoop van grammofonen begon. Sindsdien is de verkoop van opgenomen muziek wereldwijd gestegen (Roberts, 2004, p. 123). Elk populair cultuurproduct is in zeker zin gecreëerd door de massamedia. Het is namelijk de massamarkt die het mogelijk maakt voor een product om populair te worden. Al die producten zijn echter wel verschillende commerciële producten. Populaire muziek voldoet bij haar productie aan twee condities. Ten eerste moet er een massamedium zijn. Zo is radio altijd cruciaal geweest voor de populaire muziekindustrie. Via dat medium kunnen releases opgemerkt worden door mogelijke kopers en kan de plaat bekend gemaakt worden aan heel de wereld. Dat is een groot verschil met de periode voor de opkomst van de radio, waarin artiesten enkel optraden voor een livepubliek en enkel een lokale reputatie hadden. De tweede conditie is dat er een product moet zijn dat verkocht kan worden voor winst. Bij populaire muziek was dat eerst geschreven muziek en later opgenomen muziek zoals platen, cd’s en Dvd’s (Roberts, 2004, p. 126). Populaire cultuur kan, net zoals andere vormen van vrijetijdsindustrie, rekenen op heel wat kritiek. Die komt onder 128
andere uit de hoek van de Frankfurt School of een groep van theoretische critici die werken aan het Frankfurt Institute voor Social Research in de periode na 1922 (Roberts, 2004, pp. 127-128). In hun kritische theorie argumenteren ze dat de kapitalistische cultuurindustrie gedreven is door winst. Het sleutelelement daarin is het reproduceren van succesvolle teksten en melodieën met daarin enkel kleine variaties. Zo kan een cultureel product zeer snel populair worden bij de massa. Het effect op het publiek daarvan is dat het publiek passief wordt en afgeleid wordt van haar eigen voorkeuren (Roberts, 2004, pp. 130-131). Roberts (2004, p. 134) bekritiseert echter ook deze thesissen. Hij argumenteert dat commerciële markten niet leiden tot homogenisatie. Producten richten zich immers op verschillende markten en nichepublieken. Dat publiek is verder ook zeer selectief. Het is de commerciële markt die een hoge variëteit aan merken aanbiedt. Die grote keuzevrijheid maakt het voor individuen mogelijk om hun identiteit te uiten. De trend van commercialisering heeft dus geleid tot individualisering en de expressie van individuele smaken, in plaats van tot een standaardisatie van culturele smaken.
7.4.2 Merchandising
“Merchandising is de exploitatie van een act, via andere middelen dan diens fonogrammen, via T-shirts of ander textiel, spelen, stripverhalen, posters, enz.” (De Meyer & Trappaniers, 2005, p. 160). De merchandiser kan zowel een gespecialiseerde firma als de 129
fonogramfirma van de artiest zelf zijn. De overeenkomst tussen beiden wordt vastgelegd in een merchandisingcontract. Merchandising komt voor in twee grote vormen. Ten eerste “tour merchandising”. Dat zijn bijvoorbeeld T-shirts, cd’s en accessoires die verkocht worden voor, tijdens en na concerten. De tweede hoofdvorm is “retail merchandising”. Dat zijn producten die verkocht worden in platenzaken, in kledingzaken, via mailorders of fanclubs (De Meyer & Trappeniers, 2005, p. 160). Beide vormen van merchandising komen voor in de jumpcultuur en zijn zeer populair onder de jongeren.
7.4.3 Commercialisering van jump
Wanneer een subcultuur media-aandacht krijgt en bekend gemaakt wordt bij het grote publiek, zijn er allerhande commerciële spelers die een deel van de cake willen. Zo komen tal van artikelen op de markt die gelinkt worden aan jump: een jumpkledinglijn, Dvd’s, cd’s, beltonen, kinderremixen, jumpcontesten, jumpparty’s enzovoort. We bespreken de grootste commerciële speler uit de jumpscene en schetsen de kritiek op de commercialiseringtrend vanuit de invalshoek van jump DJ’s, met speciale aandacht voor de single van DJ Coone, “Words from the Gang”, die een kritiek is op die trend.
130
7.4.3.1 JINAC
IMP richtte het label “Jumping is not a crime” (JINAC) op. Dat erkende label heeft oa. een eigen kledinglijn, Dvd’s en cd’s. Ook organiseert deze organisatie jumpcontesten en jumpparty’s. Dat allemaal met succes. Het is dan ook de grootste commerciële speler in de jumpscene. Eigenaar van IMP, Alain Horoit, vertelt vanwaar de naam JINAC komt. Alain/ Jumping is not a crime (15.12.2007): Het komt vanuit de underground hé. Al het nieuwe wat begint, wordt afgekraakt door andere mensen, wat je ook doet en dat is een typisch kenmerk om te zeggen: “Jumping is not a crime”.
Alle artikelen worden gekenmerkt door het JINAC logo.
Fig. 9: Logo van “Jumping is not a crime” Bron: www.jinac.nl
131
7.4.3.2 Kritiek
De commercialisering van het genre lijdt tot heel wat kritiek en ongenoegen bij leden van de subcultuur. Wanneer commerciële spelers de muziekscène overnemen, wordt een genre vaak kapot gemaakt. Jump DJ’s uiten dan ook hun misnoegen. DJ Mark with a K (14.12.2007): Ik houd daar niet van, dat maakt meestal een genre kapot. Ringtones enz. Als ik de TV opzet, dan hoor ik de Brabançonne met een kick eronder. Dat is spijtig. Door heel die hype en heel dat gedoe errond trekken ze het in het belachelijke. Ik zeg niet dat je de muziek serieus moet nemen, maar de mensen die er op uitgaan, die nemen dat wel serieus. Dat is gewoon die mensen hun muziek. Die willen feesten en uitgaan. Dat is hetzelfde als je morgen metal commercieel maakt en je begint de Brabançonne in death metal te spelen. Dan gaan die mannen ook zeggen: “Dat heeft niets te maken met hetgeen waar wij voor staan”. Op de jumpwebsite jumpstation.punt.nl vonden we bijvoorbeeld deze banner.
132
Fig. 10: Reclamebanner voor jumpstyle beltoon Bron: http://jumpstation.punt.nl Ook DJ Coone voelt zich niet zo goed bij de commercialisering van het genre. Hij wijst op het feit dat verschillende spelers zich inlaten met jump, enkel omdat er geld mee te verdienen valt. De liefde voor de muziek is daarbij ver te zoeken. DJ Coone (28.03.2008): JINAC enzo is er bij gekomen, het zal wel werken, maar het is allemaal met een heel commerciële instelling gemaakt. Het is niet echt gemaakt om de jumpstyle of om de muziek, maar het is eerder gemaakt 133
om de hype. Ik heb daar ook een plaat over gemaakt, namelijk “Words from the Gang”.
In de tekst van de song komen verschillende elementen aan bod. Ten eerste het feit dat housemuziek anno 2008 te veel in hokjes opgedeeld wordt. DJ Coone zegt dan ook dat het voor hem niet uitmaakt welke naam mensen aan zijn muziek geven, hij vat het liever breder op. Ten tweede benadrukt hij de enorme vloed van reclame voor jumpbeltonen die vooral bedoeld zijn voor kinderen. Hij drukt zijn verbazing uit over het feit dat dat zelfs een enorm succes blijkt te zijn. Tenslotte benadrukt hij de trend dat verschillende DJ’s zich toeleggen op jump, enkel omdat het genre een hype is en niet uit liefde voor de muziek.
“Words from the Gang” I remember the day I first heard Electronic Music, I knew back then that this illegal computer sound was gonna be my call. My Heart got hooked on for by for beats, when House took this journey with Jack, Chicago and Acid House. Now my Heart is hooked forever! I don't care if it's French Tek, Hardstyle, Hardcore, Oldschool or Jump, I don't understand people who are satisfied with ordinary pop music, They just listen to whatever radio stations decide they should like, 134
followed by an overkill of ringtonecommercials mend for kids, And my god, they like it... Some people even think Houseclubs are for Weirdos only, Maybe they're right, Maybe we are weird, Maybe this music is weird, And maybe the clubs are overrated, But we're in this together! If you're in the Scene, Being a DJ seems to be a natural path to follow, Huh, and back in the days, DJ's were weird people who liked music in a weird way! Back then you would have to be a Nerd to become a DJ. Nowadays, everybody wants to be a DJ, Nowadays, everybody wants to be that Nerd. It sickens me! I hate those smart asses to who think DJ is a easy way to get laid, Well, get a life! If you're not enough for the love of the Music, would you please fuck off!
Fig. 11: Tekst “Words from the Gang” van DJ Coone Bron: http://www.lyrics.net/songteksten/78121/DJCoone/Words-from-the-gang.htm
135
7.5 Gevolgen
7.5.1 Van underground naar mainstream
Underground wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikt om verzetsgroepen aan te duiden (Thorne, 1993, p. 290). In de jaren ’60 wordt de term gebruikt voor de radio’s in de Verenigde Staten die albumtracks in plaats van popsingles gingen programmeren (De Meyer & Trappeniers, 2005, p. 251). Later in dat decennia wordt underground bijna synoniem met tegencultuur en de alternatieve samenleving. Kenmerkend zijn de implicaties van verzet, afwijking en verdoken activiteiten (Thorne, 1993, p. 290). Een voorbeeld van een tegencultuur zijn de hippies. Bij die groep diende het ondergrondse om een cultuur te labelen die zich afzette tegen het commerciële. Het onderscheid ondergronds-bovengronds, mainstream-substream of massacultuur-subcultuur/tegencultuur wordt in de muziekindustrie vaak gemaakt (De Meyer & Trappeniers, 2005, p. 154). Bij die opdeling corresponderen artistieke criteria omgekeerd aan commerciële criteria. Mainstreammuziek is daarbij gericht op commercieel succes, in tegenstelling tot substreammuziek dat zich buiten het commerciële circuit afspeelt. Die tweedeling is echter niet altijd houdbaar: commerciële muziek kan ook een hoog substreamgehalte hebben en mainstreammuziek behaalt niet altijd commercieel succes. Een ander belangrijk element is “street credibility” (De Meyer & Trappeniers, 2005, p. 236). Het geloofwaardige of authentieke in de populaire muziek wordt immers vaak geassocieerd met het niet commerciële. Voor muzikanten is het belangrijk om geloofwaardig te blijven en niet blind te staren op de successen van de muziekindustrie. In de 136
muziek is er een evolutie merkbaar “waarbij oorspronkelijk ondergronds gemaakte muziek bovengronds komt, mainstream wordt en aanslaat bij het grote publiek” (De Meyer & Trappeniers, 2005, p. 251). Die evolutie is ook merkbaar in de jumpcultuur.
7.5.1.2 Evolutie van jump
Het muziekgenre jump was oorspronkelijk bedoeld om een iets hardere break te geven op een commerciële avond. Dat vernemen we uit een dieptegesprek met de pionier van de jump, DJ Da Rick. Hij beschrijft verder ook de evolutie van het genre zoals hij die gezien heeft. Volgens hem was jump eerst redelijk mainstream bedoeld, werd het dan meer underground getrokken en in 2007 werd het weer volledig mainstream. Dat als gevolg van de gestegen populariteit van jump bij het grote publiek. DJ Da Rick (05.02.2008): We hebben jump in de tijd gemaakt om een commerciële avond een toffe break te geven en wat harder te gaan. Met zijn allen tof, vriendelijk, springen en gek doen, het moest vooral eigenlijk feest zijn. Je ziet dan dat mensen fanatieker in de jump beginnen worden en dat zij het weer allemaal iets harder willen doen. Van die vriendelijkheid willen ze het dan naar die underground trekken. Ze willen graag in een subcultuur belanden. Dat zijn natuurlijk 2 dingetjes die niet samen gaan. Twee jaar geleden, met de dance, was jump wel een subcultuur, omdat het op grote mega-evenementen werd 137
gedraaid in een aparte zaal waar dan ook 10 000 man binnenkon. Daar was een ruimte voor voorzien. Uiteindelijk zie je dan dat het van daar weer terug naar die subcultuur gaat, mensen gaan daar ook weer bepaalde kleding aandoen en ze gaan op een manier dansen. De dans laten ze dan vervolgens ook zien als ze niet in de discotheek zitten, want daarmee maak je het ook populair buiten die groep. Als een jongen van 16 dat begint te doen op een commerciële fuif of zijn kleine broertje ziet dat en die wil dat ook kunnen, dan wordt het weer van die subcultuur naar de mainstream getrokken. Dan wordt het voor die andere mensen niet meer interessant, het moet subcultuur blijven. Je hebt dan mensen die van de normale jump op zoek gaan naar de extremere, de hardere jump, om maar niet bij die commerciële cultuur te horen. Dan ga je die opsplitsing in de muziek ook hebben: je hebt dan van die commerciële jump die ze maken voor de kids cd’s en de kei harde jump voor op zaterdagavond, het geloofwaardige min of meer.
7.5.1.3 Kritiek
Zowel de media-aandacht als de jumpmerchandise kan rekenen op heel wat kritiek uit verschillende hoeken. In onze kwalitatieve diepte-interviews hebben we dan ook verschillende mensen uit de jumpcultuur gevraagd naar hun mening over de trend van commercialisering. De meesten geven aan dat ze het jammer vinden dat de jumpscene naar de mainstream gebracht is. 138
1) DJ’s
DJ Coone wijst op de nadelen van de commercialiseringtrend. Wat hij vertelt, hebben we al eerder aangehaald in punt 7.4.2.2 DJ Coone (28.03.2008): Je hebt altijd nadelen aan die mainstream. Ik hoef geen jumpbeltonen of een jumpstyle versie voor kinderen of een konijn dat staat te jumpen. Da is voor mij erover, want ik maak die dingen omdat ik die graag maak en ik speel die dingen omdat ik ze graag speel. Eigenlijk is dat ook een beetje mijn broodwinning afnemen, want jongens die het cool en graaf vinden en dan een jumpend konijn zien staan, da is niet echt graaf. Dus voor mij mag het net iets uit dat mainstream, gewoon dat het terug leuk wordt voor alle liefhebbers.
DJ Playboyz wijst ook op de nadelen van de media-aandacht. Daarnaast ziet hij toch nog enkele voordelen, zoals de professionalisering van het genre. DJ Playboyz (15.03.2008): Toen het nog underground was, was er meer feest, meer sfeer, de media had er nog niks mee te maken, het ging gewoon zijn eigen gang, gewoon goeie sfeer enzo. Aan de ene kant is het best iets goed, want je draait meer, het is allemaal professioneler en beter geregeld. De grote feesten zijn natuurlijk ook tof, dat geeft toch een adrenalinekick. Maar aan de ander kant, de mensen die jump 139
belachelijk maken, die verpesten het dan weer. Dan moeten wij weer zorgen dat het terug serieus genomen wordt.
2) Organisatoren
Ook organisatoren van jumpfeesten zijn niet altijd tevreden met media-aandacht. Volgens Marijn van Bass Events dreigt jump zo het coole te verliezen waardoor mensen zullen afhaken. Marijn/ Bass Events (15.03.2008): Door internet kijkt ook de pers mee, de media en heel veel figuren die daar wat geld in zien en die het echt willen uitbuiten en uitmelken. Die denken: “Da is grappig, we gaan nu ons bomma laten jumpen en da vind iedereen grappig”. Je krijgt de tegenkant ervan en die maakt dat een scene die eigenlijk underground was voor de die hards die er van houden, opeens een commercieel iets wordt. Eens het commercieel wordt, riskeert het ook het coole te verliezen. Dan riskeert het dat mensen zeggen: “Nu is het niet meer graaf, het is nu een hype en van hypes houden we niet”, allez, tot op een bepaald moment, maar vanaf dat kleine broer en kleine zus zeggen van: “Ik kan het ook!” dan haken er een deel af.
3) Fans
140
Naast DJ’s en organisatoren hadden we ook interviews met verschillende fans van jump. We interviewden voornamelijk jongeren die sterk betrokken zijn op de jumpcultuur. Doordat ze zich verbonden voelen met de subcultuur, vinden ze het ook niet leuk dat de commerciële markt hun wereld soms overneemt. Ze willen liever meer underground blijven. Natacha (27.03.2008): Wij willen niet belachelijk gemaakt worden door de media. Voor mij is jump meer underground. De mensen willen dat ook wel, da is iets van ons eigen. Das ook de sfeer zo, allemaal samen, de jumper is ook een beetje tegen, dat heeft iedereen, tegen dat commerciële, dat is iets van ons, het is niet omdat dat 1x op TV komt, van Patrick jumpen, dat iedereen dat goed moet vinden, ge moet dat echt goe vinden omdat ge dat zelf goed vindt, niet omdat ge dat eens gehoord hebt. Nielsen (26.03.2008): Ik vind al die media-aandacht eerder spijtig, omdat het een vertekend beeld geeft over de stijl. Ik zal nooit zelf zeggen dat ik van jump houd, wel van french tek5.
4) Industrie
5
DJ Da Rick (05.02.2008): French tek is ook een vorm van het jumpgenre en dat wordt heel vaak gebruikt nu, omdat de ouderen zich willen onderscheiden. En dat is dan tenminste niet zo commercieel, niet zo top-40 gericht, dat is wat raarder en wat meer underground, vandaar dat ze dan zo een onderscheid maken.
141
Tegenover voorgaande kritiek kunnen we nog een andere invalshoek plaatsen. Alain van IMP zegt namelijk dat commercialisering van een genre ertoe leidt dat mensen naar de muziek kunnen luisteren en naar feesten kunnen gaan. Hij ziet er dus juist de positieve mogelijkheden van in. Volgens hem verloopt het proces van kritiek analoog met dat van de hardcore, dat genre kreeg immers ook kritiek over zich toen het gecommercialiseerd werd. Alain/ Jumping is not a crime (15.12.2007): Bij jumpen zie ik hetzelfde als bij de hardcore in Nederland. Het werd bekritiseerd en het werd ook gecommercialiseerd. De hardcore was uiteindelijk door de underground mensen afgespuwd door te zeggen: ”Bah, het is gecommercialiseerd”, “jullie hebben de scene verkracht”. Maar zo gebeurt het eenmaal. Hoe kan je iets populair maken zonder dat het uiteindelijk commercieel wordt? Iets dat niet commercieel wordt, blijft in een groepje en dan weet niemand erover. Moest er niets gecommercialiseerd worden, dan hadden ze geen feesten van jumpen, geen merchandise, geen cd’s, geen Dvd’s. Maar ze luisteren graag naar muziek. En die muziek wordt gemaakt om commerciële redenen.
We kunnen concluderen dat er in de jumpcultuur verschillende meningen gelden. De voornaamste kritiek komt van leden van de subcultuur zelf. Jongeren en DJ’s willen immers geloofwaardig bevonden worden en vinden dat het beeld in de media over de subcultuur en de jumpmerchandise hun identiteit schaadt.
142
7.5.2 Ondergang van een subcultuur?
Hebdige ( 1979, p. 92-97) meent dat aandacht door de media leidt tot de ondergang van een subcultuur. Hij merkt op dat de authentieke subcultuur geïncorporeerd wordt in de dominante cultuur aan de hand van twee processen. Ten eerste door de “commodity”-vorm. Dat proces verwijst naar de manier waarop culturele kenmerken zoals kledij, muziek enz. worden omgezet in massaproducten. Daardoor verdwijnt de subculturele betekenis van de producten en worden ze publieke goederen, klaar voor commerciële uitbuiting. Hebdige meent dat vanaf dat de authentieke elementen van de subcultuur tot koopwaar worden omgevormd en publiek worden gemaakt, zij als het ware bevriezen. Dat leidt ertoe dat subculturen gedwongen worden om nieuwe elementen te creëren of oude heruit te vinden. Ten tweede wordt de subcultuur ingekapseld in de dominante cultuur door de ideologische vorm. Dat proces duidt op de manier waarop subculturen voorgesteld worden in de media. Gedrag van leden uit subculturen wordt aangeduid als deviant en de leden zelf worden zowel meer als minder exotisch voorgesteld of zowel gevaarlijk als poeslief. Het is in die representatie door de media dat “moral panics” gecreëerd worden en dat subculturen gelabeld worden als “folk devils” zoals we uiteengezet hebben bij Cohen in punt 7.2. In navolging van bovengenoemde processen van inkapseling, lezen we in “Gabbers in The Netherlands” van Verhagen et al (2000, p. 161) dat de Nederlandse gabbercultuur ook bezweken is onder haar eigen succes. Subculturele symbolen zoals kledij en muziek 143
werden onderwerp van massaproductie en afwijkend gedrag werd geherdefinieerd door publieke beleidsmakers in de media. Zo werd de subcultuur commercieel uitgebuit en verloor ze haar authentieke underground imago. Als kritiek op de vrees voor een negatieve berichtgeving over subculturen in de media stelt De Meyer (2004, p. 23) dat zowel massaculturen als sub- en tegenculturen de media nodig hebben. “De negatieve berichtgeving houdt de underground in stand en men kan vrezen dat pas wanneer de media positieve aandacht brengen, een subcultuur in gevaar is.” De positieve media-aandacht is dan als het ware de “kiss of death”. In de jumpcultuur kunnen we dus stellen dat positief nieuws als “Jumpen van de discotheek naar het schoolplein” (Schoetens, 12.04.2007, p. 8) en “Ook kleuters en oma’s houden van jumpen” (De Standaard, 01.12.2007, p. 54) de genadesteek betekent voor de geloofwaardigheid van het genre. Zowel de trend van commercialisering als de media-aandacht werden hierboven aangehaald. Of bovengenoemde processen tot de ondergang van de jumpcultuur leiden, blijft natuurlijk de vraag. DJ Bjorno is al langer dan tien jaar actief in de hardere muziekstijlen en heeft er zo zijn mening over. DJ Bjorno (17.12.2007): Ik vrees dat het op korte termijn ook kapot zal draaien. Eens het commercieel wordt, dan zullen er links en rechts nog een paar sterke punten overblijven, maar als je morgen in de wagen stapt en kinderen van 8 jaar op straat ziet jumpen, dat zegt dat het eigenlijk over is. Dat komt ook door dat vercommercialiseren van dat danske, da doen ze op de hoek van de straat of op jumpcontesten waar je 2000 euro kan winnen. Eigenlijk was dat allemaal niet nodig, want dan 144
hadden we misschien nog wel een paar jaar langer, op een toch wel meer underground manier, jump en tek en weet ik wat er allemaal nog bij hoort, gehad.
Toch zal er altijd een hardere stroming van muziek blijven. Of het nu de naam jump gaat blijven behouden, is niet zeker. Verschillende DJ’s zoals DJ Bjorno en DJ Da Rick zijn echter wel zeker van het voortbestaan van de hardere muziekgenres. DJ Bjorno (17.12.2007): Die hardere muziek zal altijd wel blijven. Je merkt dat al hé: Jump is frenchtek geworden, dan tek nu. Ze proberen er altijd wel een andere naam aan te geven en toch een iets andere slag van muziek te brengen. Hardcore was ook hard, dat is dan geminderd en geminderd en er is nog een kleine scene die dat blijft doen. Da gaat hetzelfde met jump en al die verwanten zijn. En dan komt er weer ne nieuwe harde slag muziek, iets nieuw. DJ Da Rick (05.02.2008): Voor jump op zich, onder de naam jump en onder de naam zoals mensen het nu kennen, denk ik niet dat dat per sé de plaats is waar de grote toekomst is. Er blijft altijd, of het nou jump is of hardstyle of hardcore, een onderscheid tussen het hardere werk en het wat zachtere werk. Maar of het de naam jump gaat houden of het gaat straks anders heten, dat weet ik niet.
145
7.6 Conclusie: jump als hype?
In De Gazet van Antwerpen lezen we dat jump niet langer bestempeld kan worden als hype. In het artikel “Reverze overstijgt jumphype” (Gazet van Antwerpen, 25/02/08, p 80) lezen we het volgende: “Hypes komen en gaan. Is die stelling waterdicht, dan hoort Reverze duidelijk niet tot de categorie “hype”. Want na jaren timmeren aan de weg lijken jump en harddance - het hoofdgerecht op het event - populairder dan ooit. En niet van plan om plaats te ruimen voor iets anders, als het afhangt van het overwegend jonge doelpubliek.”
Alain van IMP vertelt in een diepte-interview dat jump vast en zeker geen hype is. Voor hem heeft de hype zich bevestigd en is jump een lifestyle, een subcultuur geworden. Alain/ Jumping is not a crime (15.12.2007): Jump was een hype en jump is nu een subcultuur geworden, een lifestyle. Voor mij is het net beter, want een hype is iets dat opkomt, het kan verdwijnen. Na een jaar is het over. En jumpen heeft zich bevestigd als een stroming, als een naam. Je kan de naam jumpstyle niet meer deponeren, want het is al vastgelegd als een naam. Het is een subcultuur, nu wordt het een algemene cultuur, het is een lifestyle.
146
Niet alleen platenmaatschappijen zien jump als een aanvaardbare stroming, ook DJ’s bevestigen het bestaan van jump als apart muziek- en dansgenre. DJ Mark with a K (14.12.2007): Ik denk dat jump een aanvaardbare dans is tegenwoordig. Ik denk dat jump een hype geweest is, die hype gaat wel wat uitsterven, ik denk dat het hoogtepunt voorbij is, maar dat gaat niet stoppen, jump. Misschien gaat het concept jump stoppen, maar dan krijgt dat weer een andere naam. Maar hardere muziek gaat altijd blijven hé. Dat is al sinds zolang ik draai.
We kunnen concluderen dat jump zich bevestigd heeft als stroming en dat er nog een toekomst weggelegd is voor de muziek- en danscultuur. Het is echter wel mogelijk dat de naam jump gaat verdwijnen, maar de stroming van de hardere muziek zal overeind blijven.
147
Besluit
Deze masterproef is een eerste kwalitatieve verkenning van een nieuwe muziek- en danscultuur. We hebben geprobeerd een zo accuraat mogelijk beeld weer te geven van de beleving van de subcultuur door ze te benaderen vanuit verschillende invalshoeken zoals de muziekbusiness, organisatoren van feesten, DJ’s, leden van de subcultuur en participatief onderzoek. Door middel van diepteinterviews aan de hand van een semigestructureerde vragenlijst zijn we gekomen tot betrouwbare antwoorden. We hebben die data uitgewerkt en rechtstreeks gekoppeld aan belangrijke concepten uit de literatuur. Onze masterproef biedt dus één geïntegreerd geheel van theorie en empirie. We merken wel op dat het niet onze bedoeling is geweest om representatief te zijn voor de hele jumpcultuur. We dienen dus voorzichtig te zijn met veralgemeningen. Jump is een substroming van housemuziek. De nieuwe sound is een Belgisch product en werd in 1997 uitgebracht onder het label “Jumper Records”. In die periode werden de eerste commerciële successen geoogst, maar jump kende pas zijn echte doorbraak in 2007. Die doorbraak is in belangrijke mate te danken aan de opkomst van het jumpdansje en de broadcast yourself websites. Het jumpdansje werd het exportproduct van het muziekgenre en sindsdien worden speelplaatsen gevuld met jumpende kinderen en is er op internet een enorme hoeveelheid filmpjes te vinden waarin jongeren staan te jumpen. In de geschiedenis van de moderne muziek- en danscultuur, is jump een uniek fenomeen. Na de rock’n roll-, twist-, disco-, hiphopen houserage is jump een dans die massaal veel jongeren aan het 148
dansen krijgt, meer bepaald jongens. Het is op zich dus al een sociaal fenomeen om jongens op de dansvloer te zien. Bovendien is jumpen een dans waarin een zekere competitiegeest terug te vinden is. Op allerlei podia en zelfs op contesten proberen jongeren de beste te zijn in het jumpen. Ondanks de opvallende aanwezigheid van jongens in de subcultuur, is jump geen jongensgenre. In de jumpcultuur zijn ook veel meisjes aanwezig die vaak ook jumpen, al dan niet met een vrouwelijke touch. Meisjes willen immers meisjes blijven en dat uit zich in een uitdagende kledingstijl of persoonlijke invulling van de dansstijl. Een doorlichting van het publiek maakt het verder mogelijk om een opdeling te maken tussen extravaganten, opgekleden en gewonen. Op grote feesten komen vaak mensen om op te vallen in een extravagante outfit, in tegenstelling tot andere feesten waarin dat veel minder voorkomt. De meerderheid van het publiek behoort tot de opgekleden en de gewonen. Jongeren zijn vaak heel modebewust en dat uit zich in trendy kapsels en het dragen van modemerken. Daarmee is dus het beeld van de zogenaamde gabberoutfit met pet en witte sportschoenen achterhaald. Verder valt een distinctiedrang op te merken bij sommige leden van de jumpcultuur. Leden van het eerste uur of originals zetten zich vaak af tegen diegenen die via de media in contact gekomen zijn met de subcultuur of de hangers on. Die tweede groep bestaat voornamelijk uit kinderen die ingaan op de commercialiseringtrend van jumpbeltonen en cd compilaties als “Jump for Kids”. Die distinctiedrang kan geplaatst worden in de cultuurdriehoek. We vonden immers een distinctie op basis van authenticiteit, esthetiek en 149
commercie waarbij DJ’s die geloofwaardig willen blijven, zich distantiëren van de commerciële variant van jump. Op basis van data uit het kwalitatief onderzoek kunnen we besluiten dat de jumpcultuur een subcultuur is. De nadruk ligt daarbij op stijl waarbij muziek een middel tot expressie van de identiteit vormt. Groepsidentiteit vormt een doel op zich en geen middel voor verzet. Jongeren geven aan dat samen uitgaan en jumpen met vrienden een hechte band schept. Daarenboven is de jumpcultuur ook een voorbeeld van een postmoderne cultuur. Aan de hand van diepteinterviews en participatief onderzoek kunnen we namelijk stellen dat er geen enkel etiket valt te plakken op een jumper. De heterogeniteit in stijl leidt ertoe dat een jumper enkel te herkennen valt aan de liefde voor de muziek. Leden uit de jumpcultuur leggen geen nadruk op waarden en overtuigingen, maar ervaren de jumpcultuur als een manier van uitgaan en een uitlaatklep. Verder staan leden van de subcultuur positief tegenover de media. Zij behoren tot de huidige gsm- en internetgeneratie, wat echter meer algemeen is voor alle jongeren anno 2008. Op basis van voorgaande kunnen we stellen dat de jumpcultuur een postmoderne subcultuur is. We hebben gezien dat de media-aandacht van de jumpcultuur niet heeft geleid tot het creëren van “moral panics” en “folk devils”. In tegenstelling tot de berichtgeving over de housecultuur die aanzet gaf tot morele verontwaardiging door de overbelichting van druggebruik en illegale feesten, wordt jump gerepresenteerd als een braver genre. De media-aandacht gaat vooral naar secundaire elementen als jumpcontesten en kinderen die jumpen op de speelplaats. Dat leidt tot een stereotiep beeld van jump, wat op kritiek kan rekenen van DJ’s en leden uit de subcultuur. Verder leidt de stereotypering tot een ridiculisering van de naam jump, zodat leden van de subcultuur de 150
muziekstijl eerder omschrijven als harddance of verwijzen naar de substijlen, french tek en hardstyle. De overdreven media-aandacht anno 2007 heeft van jump een echte hype gemaakt. Dat kan aangetoond worden door de enorme stijging van jumpfeesten, jump cd’s, kledinglijnen en andere merchandise. Anno 2008 heeft jump zich echter bevestigd als stroming. Het succes van grote jump- of harddance evenementen toont aan dat er een aanzienlijk publiek is voor de hardere muziekstijlen. In de titel hebben we jump benoemd als een muziek- en dansrage. Jump is immers een mainstream fenomeen waar iedereen, al dan niet via de media, een beeld van heeft gekregen. De subcultuur is echter meer dan enkele elementen die getoond worden in de media. Het is dan ook voor ons heel interessant geweest om onze dansbare schoenen aan te trekken en de subcultuur van naderbij te onderzoeken.
151
Referenties
Bennett, A. (2000). Popular music and youth culture: music, identity and place. Basingstoke: Palgrave.
152