SADAN-INTEGRATIE-OEFENING
KATHO – Departement Ipsoc
SADAN OPDRACHT
2007-2008
B. Wydooghe 2007-08
INLEIDING Deze Sadan-oefening (Sociaal Agogische Digitale en Analoge Naslag) integreert vrijwel alle vaardigheden die je betreffende het bronnen- en het ict-luik nodig hebt. Dit stappenplan maakt niet duidelijk welke instrumenten je nodig hebt om de oefening tot een goed einde te brengen. Het stappenplan verklaart ook de begrippen en de definities niet. Ga dus niet intuïtief te werk, vrijwel alles is uitgeschreven in de cursus. Sadan integreert Word, Excel, PowerPoint en spoort literatuur en organisaties op, leert je correct verwijzen naar bronnen en sites en helpt de informatie beoordelen. De oefening is tijdsintensief maar de investering win je terug met de geleerde vaardigheden én het feit dat je de vaardigheden de rest van je leven nodig hebt. Om de opdracht te beëindigen, volg je het stappenplan. Wie zich wil informeren over de doelstellingen of de motivatie van de oefening leest de voetnoten.1 Er zijn studenten die eerst de cursus lezen en leren en vervolgens aan Sadan beginnen. Anderen doen het omgekeerd en beginnen onmiddellijk bij de oefening. Wanneer zij een moeilijke hindernis tegenkomen, dan zoeken zij de te volgen strategie op in de cursus. Alles hangt af van je eigen leerstijl, én uiteraard de tijd die je aan het vak wil spenderen. Succes.
STAP 1. BASISTEKST Je vertrekt van een basistekst waarvan je weet dat 1. die degelijk is 2. die je verder helpt en 3. over referenties beschikt. De tekst beschikt over een auteur en titel, is niet langer dan 25 pagina’s, heeft voldoende voet- of eindnoten, de bibliografie verwijst naar meer dan tien werken en de tekst is recent [voor interpretatie vatbaar]. Op Toledo kan je een tekst kiezen die past bij je interessesfeer. De teksten zijn door de docenten gekozen, je kan ze gewoon downloaden en afprinten. Alle teksten op Toledo beantwoorden aan de hierboven beschreven criteria. Wil je echter een andere tekst kiezen, overleg dan voor je begint met de docent. 1. Kies dus een artikel. Maak een werkkopie van het artikel. 2. Zoek het op in de catalogus van de schoolbibliotheek en noteer de plaats in de bibliotheek [in de vorm van een Udc-nummer]. 3. Zoek het artikel ook eens echt op.
STAP 2. ONTLEDEN EN TYPEREN 1. Open een nieuw Worddocument en geef het de naam Klas_naam_voornaam_.doc. Na je klas volgt een underscore, je naam, een underscore voornaam [geen hoofdletters], vervolgens opnieuw een underscore. .doc is de extensie voor een Worddocument. Je achternaam, al bestaat ze uit verschillende delen, schrijf je aan elkaar. Maak in het Worddocument een correcte referentie van het artikel. Vervolgens beantwoord je de volgende vragen. 2. Bekijk en beschrijf de context van het artikel. Wat is het geheel rond het artikel [komt het uit een tijdschrift, een boek, een losbladig naslagwerk, een encyclopedie] én beschrijf kort dit geheel. 3. De auteur a. Wie schreef het artikel? Wordt er in het artikel informatie gegeven over de auteur? Indien ja, wat? b. Wat vind je op Google over deze auteur? c. Wat vertellen de catalogi over de auteur, wat heeft deze auteur nog geschreven?
1 Doelstellingen van Sadan zijn: 1. Je leert het onderscheid maken tussen diverse soorten bronnen. 2. Je leert op een correcte wijze verwijzingen maken. 3. Je leert omgaan met Word, PowerPoint, Excel, een browser en eventueel andere software. 4. Je verkent de schoolbibliotheek. 5. Je gaat kritisch om met bronnen. 6. Je verkent een onderwerp in het sociaal-agogisch werkveld.
SADAN OPDRACHT
B. Wydooghe 2007-08
4. De structuur a. Wat zijn de tussentitels? b. Kent het een duidelijke structuur, is die logisch? c. Worden de voetnoten onderaan, achteraan of in de tekst opgenomen? Is dit handig? 5. Neem het artikel vormelijk door. Verlies je niet in de inhoud. Daar is het niet om te doen. Onderlijn of breng kleur aan volgens een systeem. Verwijzingen naar geschreven bronnen onderlijn je, specialisten kleur je rood, essentiële begrippen, definities en moeilijke woorden kleur je geel, namen van instellingen of organisaties kleur je groen. 6. Van je tekst verklaar je a. de definities en de moeilijke woorden, b. som je de organisaties op en maak je een c. trefwoordenlijst [minstens vijf woorden met hun variaties]. De trefwoordenlijst zal je gebruiken bij het zoeken naar meer informatie. Zijn dit goede zoekwoorden? Gebruik hierbij elektronische woordenboeken die de school ter beschikking stelt. Zoek voor sommige trefwoorden synoniemen die je later in de zoekmachine zal intikken en vraag je af hoe je kan trunceren.2
STAP 3. DE LITERATUURLIJST 1. In de tekst heb je de verwijzingen naar auteurs en publicaties onderlijnd. Selecteer vijf tot tien referenties door middel van uitsluiting. Indien mogelijk sluit je publicaties uit waar de auteur niet direct naar verwijst, publicaties met een algemene gedachte, anderstalige publicaties, publicaties die moeilijk op te sporen zijn, publicaties die de methoden, technieken of het onderzoek verantwoorden of publicaties van gewaardeerde vakgenoten.3 2. Wat je overhoudt neem je op in je eigen bibliografie. De referenties dienen volledig, correct en consequent te zijn. 3. Dateer de literatuur. Bekijk de jaartallen van alle geciteerde publicaties. Maak in Excel een tabel die illustreert hoe recent of hoe oud de gebruikte literatuur is. Hou rekening met de publicatiedatum van het artikel zelf. Als het artikel in 1999 geschreven is, hoef je geen item te voorzien voor de jaartallen 2000, 2001… 4. Maak in Excel een bijhorende grafiek. 5. Kopieer de tabel en de grafiek naar je Word-document. 6. Je Excel-document sla je op onder de naam Klas_naam_voornaam.xls.
STAP 4. BESCHIKKING KRIJGEN EN MEER ZOEKEN 1. Zijn er publicaties over je onderwerp binnen handbereik? a. Ga van de publicaties die je in je literatuurlijst plaatste na of ze ter beschikking zijn in je schoolbibliotheek, de openbare bibliotheek in de buurt van je school en de openbare bibliotheek van je gemeente, je werk, je stageplaats... Als je een publicatie vindt in de schoolbibliotheek herneem je de zoekactie niet in een andere bieb. b. Noteer de vindplaats van het document [bibliotheek en plaatsnummer]. c. Neem enkele trefwoorden over uit de achterflap en de inhoudstafel en voeg ze toe aan je trefwoordenlijst uit stap 2.5. Vergeet je trefwoordenlijst niet alfabetisch te ordenen. d. Zoek uit of er van je geselecteerde auteurs andere werken aanwezig zijn in minstens drie voor jou bereikbare bibliotheken. Noteer titels verwant met het thema. Let vooral op de auteurs die in
2
Motivatie Het gebruik van woordenboeken en synoniemenwoordenboeken is een methode om je woordenschat omtrent een onderwerp uit te breiden en verbreedt het aantal ingangen [trefwoorden] die je gebruikt bij het zoeken naar informatie omtrent je onderwerp. Motivatie De voetnoten en de literatuurlijst tonen waar een auteur zijn informatie haalde. Die informatie zet je op een nieuw spoor [sneeuwbalmethode]. En je leert volgens de regels van de kunst referenties maken. Het is belangrijk te letten op de verhouding van de verschillende bronnen. Het ligt voor de hand dat bij publicaties over historische onderwerpen oude bronnen worden gebruikt. Bij theoretische publicaties zie je oudere 'sterpublicaties' opduiken. In verslagen van onderzoek tref je minder oudere boeken aan. Je leert Excel gebruiken om een eenvoudige grafiek en een tabel te maken. Je kan die grafiek en die tabel in Word integreren. 3
SADAN OPDRACHT
B. Wydooghe 2007-08
je artikel meer dan eens aangehaald worden. Doorgaans zijn deze ‘sterauteurs’ relevant voor je onderwerp. 2. Internetbronnen Zoek uit of er van de geciteerde auteurs ander werk op internet te vinden is en noteer de correcte referentie. Beschrijf of je van de publicaties de volledige tekst, een samenvatting of een verwijzing vindt. 3. Tijdschriften a. Zoek in de schoolbibliotheek welke tijdschriften relevant zijn voor je onderwerp. Noteer de tijdschrifttitels. b. Zoek in de schoolbibliotheek één tijdschrift op en noteer de periodiciteit. c. Doorblader de inhoudstafel van het afgelopen jaar en noteer de referentie van minstens twee relevante artikels. 4. Eindwerken Welke relevante eindwerken vind je in de schoolbibliotheek voor je thema? a. Noteer maximum vijf recente titels. b. Ga van één eindwerk na of de probleemstelling van het eindwerk overeenstemt met de titel. 5. Monografieën Welke boektitels vind je in de schoolbibliotheek die relevant zijn voor je thema? Noteer vijf recente titels. 4 6. Maak van al deze gevonden referenties een bibliografie volgens de regels van de kunst.
STAP 5. INFORMATIECONTEXT 1. Organisaties Alle organisaties die in je tekst voorkomen heb je groen gekleurd. Zoek van alle organisaties de website en bespreek van één de site in maximaal 350 woorden of 1 A4. Laat automatisch het aantal woorden tellen en noteer het aantal woorden in een voetnoot. Gebruik bij de beschrijving van de site het tekstkritiekmodel (paragraaf Evalueren). 2. Bestaan er aangaande je onderwerp gespecialiseerde bibliotheken in Vlaanderen? Noteer van maximaal drie instellingen de naam, het adres, telefoonnummer, contactpersoon en de Url. Doe dit via het adresboek van de in Vlaanderen en Brussel gevestigde archieven, bibliotheken en documentatiecentra [Vlabidoc]. Dit instrument is elektronisch toegankelijk voor leden. De meeste bibliotheken zijn lid. 3. Communicatie Welke specialisten, deskundigen of ervaringsdeskundigen zijn bezig met dit onderwerp? In je artikel kleurde je de specialisten rood. Noteer van een drietal specialisten de naam, de voornaam, hoe je ze op het spoor kwam, de functie, de contactgegevens, eventuele publicaties. Contacteer ze niet, maar bedenk een drietal vragen die je hen kan stellen. 4. Welke recente on-line krantenartikels kun je vinden over het onderwerp? Gebruik Mediargus, die in veel bibliotheken gratis is. 1. Noteer maximaal vijf recente artikels. 2. Neem van één artikel een citaat op. 3. Verwijs er naar met een voetnoot. 5. Zijn er aangaande het onderwerp statistieken te vinden? Let op: noteer niet de cijfergegevens maar de verwijzing. Met andere woorden: welke statistieken zijn er rond je onderwerp te vinden [benoem ze] en waar zijn ze te vinden. Om de cijfers te vinden kan je de recente Vrind of www.statbel.fgov.be gebruiken.
4
Motivatie Je leert meerdere catalogi gebruiken en ontdekken dat ‘sterauteurs’ meer dan eens in de catalogi voorkomen. Verder zie je dat de tekst geen geïsoleerd gegeven is, maar naar bronnen verwijst en op zijn beurt opnieuw als bron functioneert. Je ontdekt dat je via internet al of niet wetenschappelijke literatuur op het spoor komt en je verwijst naar de bronnen.
SADAN OPDRACHT
B. Wydooghe 2007-08
6. Juridische en politieke context. 1. Bestaan er aangaande je onderwerp wetteksten, reglementen of decreten? Gebruik de juridische databank Juriwel. 2. Wat vind je omtrent je onderwerp aangaande de verantwoordelijke minister en het bevoegde departement? 3. Bespreek kort een partijstandpunt van één partij. 5 4. Wat kom je te weten in de databank Soreka die je gratis kan gebruiken in de schoolbibliotheek.
STAP 6. AFWERKING 1. Geef je document een duidelijke structuur en lay-out. 1. Geef alle titels een kopnummer en nummer ze. 2. Maak de koppen op en 3. voeg automatisch de inhoudstafel in. 4. Zorg dat je koppen van het eerste niveau op een nieuwe pagina beginnen [automatisch instellen]. Dit maakt alles duidelijker. 5. Zorg voor paginanummers, behalve op de eerste bladzijde. 6. Zorg voor een kop of voettekst die de titel van je werk draagt. 2. Zorg voor een voorblad met een originele titel en een ondertitel waaruit het onderwerp is af te leiden, je naam, voornaam, academiejaar, school, plaats, docent en een afbeelding. De opmaak van het voorblad is vrij maar duidelijk: wees origineel en schrijf niet ‘Werkje Ict’. Zorg dat je werk logisch opgebouwd is. Je volgt dus niet de structuur van deze opgave, maar je gaat op een logische manier te werk: plaats alle bibliografische gegevens samen, beschrijf wat je zocht, wat je vond, wat je niet vond… Denk na over titels, subtitels, je inleiding je besluit. Zorg voor een inleiding die je werkwijze en je onderwerpsmotivatie beschrijft. Waarom heb je dit onderwerp gekozen? Hoe ben je te werk gegaan? Bedank eventuele helpers. Zorg voor een besluit en noteer a. Wat moet je nog trainen? b. Wat heb je geleerd en wat zal je bijblijven c. Wat heb je tekort? D. Heb je voldoende info gevonden? Waar heb je niet gezocht en waar kan je nog zoeken… 3. Maar er een werkje van met een mooie, academische lay-out. 4. Een synthese of een eigen interpretatie van je oefening of één paragraaf verwerk je in een PowerPoint presentatie van 10 dia’s. Zoek illustratief materiaal op het net (vergeet je bron niet te vermelden) of maak het zelf aan. Origineel materiaal wordt hoger gewaardeerd. Zorg dat je presentatie vanzelf en logisch loopt bij aanklikken. Zorg voor logische animaties binnen één dia. Sla je presentatie op als Klas_naam_voornaam.ppt. 5. a. De lengte van je paper varieert tussen 5 en 15 recto pagina’s [lettertype 12, Times New Roman, geen interlinie…,]. Het wordt niet afgedrukt, ingebonden of geplastificeerd maar digitaal bewaard. b. Zorg voor een logische nummering. c. Volg de regels om referenties te maken. d. Leid je citaten in. e. Zorg voor spellingscorrectie en f. Zorg dat linken consequent aangeduid worden: allemaal actief [blauw onderlijnd] of geen enkele actief, niet door elkaar. 6. a. Laat je werk nalezen op fouten door een collega voor je het instuurt (redactionele controle). b. De oefening stuur je voor de afgesproken datum door naar een afgesproken adres. c. Je mail bevat een Worddocument met de naam Klas_naam_voornaam.doc. d. Je mail bevat een PowerPointpresentatie met de naam: Klas_naam_voornaam.ppt. e. Je mail bevat een Excelblad met de naam: Klas_naam_voornaam.xls. f. In de boodschap van je mail plaats je Klas_naam_voornaam. 6
5
Motivatie Je leert een website onderzoeken en beschrijven in functie van een gekozen onderwerp en je haalt je onderwerp uit zijn isolement via organisaties, gespecialiseerde documentatiecentra, deskundigen, kranten, statistieken, de juridische en politieke context. Motivatie Je leert een tekstdocument presentabel maken en afwerken. Je leert omgaan met een deadline en je kan een presentatie maken van je werk.
6
SADAN OPDRACHT
B. Wydooghe 2007-08