Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Telefoon: 045-5763333 en 030-7991081 Telefax: 045-5741117
Verslag over het boekjaar 1-1-2014 t/m 31-12-2014
2
Inhoud
Pagina Organisatie
5
Meerjarenoverzicht
9
Bestuursverslag Algemene pensioenontwikkelingen
11
Fondsspecifieke ontwikkelingen
13
Verzekerdenbestand 34 Beleggingen 40 Managementsamenvatting 45 Verantwoording toezicht door niet-uitvoerende bestuurders 49 Verslag van het verantwoordingsorgaan
50
Jaarrekening Balans per 31 december
52
Staat van baten en lasten
54
Kasstroomoverzicht 56 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
57
Toelichting op de balans per 31 december
61
Toelichting op de staat van baten en lasten
67
Risicoparagraaf 72 Overige gegevens Gevolgen nieuwe FTK
83
Resultaatbestemming 84 Actuariële verklaring
85
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
86
Bijlagen Begrippenlijst 91
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
3
4
Organisatie (Situatie 31-12-2014
Bestuur Bisdom Onafhankelijke voorzitter
M.M.W. Frankort
Roermond
Uitvoerende bestuurders
Mr. T.R. Kalb
‘s-Hertogenbosch
(secretaris)
Mr. M.J.M.W. Vuylsteke
C.J. Bijloos
Utrecht Rotterdam
Niet-uitvoerende bestuurders Namens de deelnemers:
Drs. A. Bultsma pr.
Groningen/Leeuwarden
Namens de pensioengerechtigden:
Drs. L.J.W. Verhoeven pr.
(vicevoorzitter)
‘s-Hertogenbosch
Namens de werkgevers:
Drs. V.G.P.J.M. Schoenmakers
Drs. P.J. Vergroesen RA
(vanaf 1 juli 2014)
Breda Haarlem/Amsterdam
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
5
Verantwoordingsorgaan Namens de deelnemers:
Drs. J.J.C.M. van Os
P.J.J. Stiekema pr.
(vanaf 1 juli 2014)
Drs. F.M. Verheije pr.
Drs. R.C.A. Polet
E. Wever
H.J. Bouman MSc pr.
Utrecht Groningen/Leeuwarden Breda Haarlem/Amsterdam ‘s-Hertogenbosch Roermond
(vacature) Rotterdam Mw. I.V.M. Jansen-Werkhoven (adviseur)
Namens de werkgevers:
Mr. J.L.W.M. Zuijdwijk
Mw. Drs. H.M. Lulofs- van Rijnberk
G.R.M. de Rooij
Drs. E.F.J. Duijsens
Utrecht Groningen/Leeuwarden Breda Haarlem/Amsterdam
(vacature) ‘s-Hertogenbosch
Mr. Drs. K.H.M. Donners RA (secretaris)
Roermond
Mr. J.C.G.M. Bakker (voorzitter)
Rotterdam
Namens de pensioengerechtigden:
H.J.C. Hendriksen pr.
Utrecht
(vacature) Breda
Drs. G.J. Kerdijk
(vanaf 1 september 2014)
Mgr. Drs. M.J. de Groot
Groningen/Leeuwarden Haarlem/Amsterdam
(vicevoorzitter)
Drs. N.H.J. Raaphorst
‘s-Hertogenbosch
(vanaf 1 juli 2014)
Drs. H.J.L. Knubben pr.
Roermond
A. J.L.M. Bosman pr.
Rotterdam
Namens de Bisschoppenconferentie:
6
Mgr. Mr. Drs. Th. C.M. Hoogenboom
Utrecht
Beleggingscommissie
Prof. dr. R.A.H. van der Meer
Voorzitter
C.J. Bijloos
Drs. R.J.P. Lodewijks RBA
Lid, namens het bestuur Lid
Drs. R.C.J. Meijer
Lid
Countervailing power
CVP Advies
Actuariële advisering
AZL Actuariaat
Actuariële certificering
Sprenkels & Verschuren
Accountant
Ernst & Young Accountants LLP
Pensioenadministratie, vermogensbeheer
AZL N.V. en ING Investment Management (IM)
en bestuursadvisering
Integrated Client Solutions (ICS)
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
7
8
Meerjarenoverzicht
2014 2013 2012 2011 2010
Aantallen Actieve deelnemers
971 1.008 1.089 1.133 1.240
Slapers
641 635 634 619 608
Pensioengerechtigden
1.766 1.828 1.825 1.848 1.830
Totaal
3.378 3.471 3.548 3.600 3.678
Financiële gegevens (in duizenden euro) Beleggingen voor risico pensioenfonds Totaal belegd vermogen
471.458 395.453 397.866 365.188 347.207
Beleggingsopbrengsten
82.245 11.238 41.855 26.213 31.815
Beleggingsrendementen (op basis van total return)
20,8%
3,0%
11,6%
7,7%
9,7%
Reserves Algemene reserve
115.395 82.820 66.747 57.934 71.702
Tecnische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Pensioenuitkeringen
361.919 322.739 338.529 315.702 286.482 6.082 6.864 6.891 6.733 5.126 -16.200 -16.286 -16.333 -16.409 -15.945
Dekkingsgraad (ultimo jaar) 1) Op basis van RTS 2014
131,9%
Op basis van RTS 2015
127,4%
125,7%
Beleidsdekkingsgraad
128,8%
Vereiste FTK (op basis van de feitelijke mix)
111,2%
112,5%
119,7%
111,9%
118,4%
110,3%
110,9% 112,7%
Vereiste FTK (op basis van de strategische mix)
111,8%
112,8%
112,0%
111,5%
Op grond van ongemiddelde rentecurve
123,8%
125,1%
116,2%
115,4%
Rekenrente
1)
125,0%
1,7% 2,6% 2,3% 2,7% 3,4%
De dekkingsgraad is als volgt berekend (( 115.395+ 361.919)/361.919) x 100%).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
9
10
Bestuursverslag
Algemene pensioenontwikkelingen Nieuw Financieel Toetsingskader gerealiseerd De invoering van een nieuw financieel toetsingskader (FTK) heeft het gehele boekjaar in beslag genomen. Het nieuwe FTK is door het kabinet getypeerd als noodzakelijk onderhoud om de weerbaarheid van pensioenfondsen tegen financiële schokken en de stijgende levensverwachting te vergroten. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen, de paragraaf ‘Financiering’, wordt nader ingegaan op de financiële effecten van de nieuwe regelgeving en de benodigde implementatie. Overigens werd in het boekjaar door de staatssecretaris een aanvang gemaakt met een meer fundamentele discussie over de grondbeginselen en uitgangspunten van het aanvullende pensioenstelsel, te voeren in de vorm van een Nationale Pensioendialoog. Er zijn demografische, economische, arbeidsmarkt gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen die volgens haar in het komende boekjaar om een hernieuwde blik op het stelsel vragen. In dat verband zullen de collectiviteit, solidariteit, verplichtstelling en de doorsneepremiesystematiek, ruimte voor maatwerk, mate van individuele keuzevrijheden e.d. aan de orde komen. Inperking fiscale ondersteuning pensioenopbouw in twee stappen Op grond van wijziging van de fiscale wetgeving in 2013 gold voor een groot aantal pensioenfondsen dat de aanvullende pensioenopbouw met ingang van het onderhavige boekjaar door middel van lagere opbouwpercentages moest worden ingeperkt. Daarmee bleek die inperking nog niet te zijn voltooid. In 2014 werden verdergaande wettelijke voorstellen ontwikkeld, zodat het fiscale (Witteveen)kader met ingang van 1 januari 2015 opnieuw wordt verkleind. Niet alleen de opbouwpercentages moeten worden verlaagd, ook het pensioengevend salaris. Voortaan kan in de tweede pensioenpijler geen pensioen worden opgebouwd over salarissen boven € 100.000. Overigens wordt niet elk pensioenfonds door deze aftopping getroffen. Dat geldt onder meer ook voor het PNB. De politiek heeft de verwachting uitgesproken dat het kleinere fiscale kader zou worden vertaald in lagere pensioenpremies, die vervolgens leiden tot een hoger besteedbaar inkomen, hetgeen weer gunstig is voor de economie. Dit effect treedt echter niet automatisch op. De fondsbesturen van meerdere pensioenfondsen hebben aangegeven het bestaande premieniveau te willen handhaven en daarmee de financiële positie van het fonds noodzakelijkerwijs te verbeteren. Deze reactie is voor De Nederlandsche Bank (DNB) aanleiding geweest om nadere, procedurele waarborgen te verlangen. Alle fondsbesturen zijn derhalve met een enquête benaderd, waarin om informatie is gevraagd over het premiebesluit 2015. De toezichthouder heeft hiermee willen benadrukken dat dit besluit moet kunnen worden gemotiveerd met toepassing van het beginsel van evenwichtige belangenafweging. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen, in de paragraaf ‘Financiering’, zal hierop nader worden ingegaan. Implementatie Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en andere governance-aangelegenheden Versterking van bestuur en intern toezicht Met ingang van 1 juli 2014 moesten alle pensioenfondsen de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (WVBP) hebben geïmplementeerd. De betreffende voorbereidingen werden deels reeds in het vorige boekjaar getroffen. Feitelijk dienden de
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
11
fondsbesturen reeds aan het einde van het eerste kwartaal van 2014 met de aanpassing van hun fondsdocumenten gereed te zijn en kon gedurende het tweede kwartaal een dialoog met DNB over deze aanpassingen plaatsvinden. Code Pensioenfondsen In september 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (STAR) gezamenlijk de Code Pensioenfondsen vastgesteld. Deze code komt in de plaats van de uit 2005 daterende STAR-principes voor goed pensioenfondsbestuur. Kort gezegd, heeft de code tot doel het functioneren van de besturen van pensioenfondsen verder te verbeteren en inzichtelijker te maken. Belanghebbenden moeten zodoende er vertrouwen in hebben dat het aan de fondsbesturen toevertrouwde geld goed wordt beheerd en de belangen van alle betrokkenen evenwichtig worden afgewogen. De code heeft bij de hiervoor genoemde WVBP een wettelijke grondslag gekregen. De fondsbesturen dienen over de naleving van de code verantwoording af te leggen en wel vanaf het onderhavige boekjaar. In het algemeen geldt het principe ‘pas toe of legt uit (waarom niet)’. Dit betekent dat een pensioenfonds de normen van de code toepast of in het jaarverslag motiveert waarom een norm niet (volledig) wordt toegepast. Afwijking van de norm is mogelijk als daar een goede reden voor is. In dit jaarverslag wordt in het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen, in de paragraaf ‘Implementatie Code Pensioenfondsen’, hierop nader ingegaan. Diverse toezichtmaatregelen en toenemende toezichtkosten DNB heeft te kennen gegeven zich zorgen te maken over de houdbaarheid van het bedrijfsmodel van de pensioenfondsen. De besturen worden geconfronteerd met een ongunstige kostenstructuur, beperkte premieruimte, ingrijpende ontwikkelingen in de wet- en regelgeving en een afnemend deelnemersbestand door de vergrijzing. Daarom heeft de toezichthouder enige toezichtthema’s bekend gemaakt die in dit jaar extra aandacht hebben gekregen. Toekomstbestendigheid, herstel van financiële buffers en beter risicobeheer stonden centraal. Door diverse onderzoeken wilde de toezichthouder bewerkstelligen dat de fondsbesturen voldoende zicht hielden op de risico’s van de voornoemde ontwikkelingen en op tijd maatregelen konden nemen om de financiële opzet te versterken. Zo moesten de pensioenfondsen een self assessment invullen over het risico van belangenverstrengeling en de beheersing hiervan. Voorts publiceerde DNB een guidance over de beheersing van uitbestede bedrijfsprocessen. Verder werd een dertigtal fondsen onderzocht of er voldoende controle bestond op het betalingsproces c.q. op de toegang tot de betaalrekeningen. Tenslotte bracht DNB een guidance uit ten behoeve van die pensioenfondsen die zich in een liquidatieproces bevinden. In het boekjaar behandelde de Tweede Kamer een wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht 2015. De wijziging betrof de afschaffing van de overheidsbijdrage voor het door DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) uit te oefenen toezicht. Deze afschaffing vloeide voort uit het regeerakkoord Rutte-II. De kosten voor pensioenfondsen zullen in het komende boekjaar hierdoor oplopen. Andere communicatie over aanvullend pensioen is wenselijk In het begin van het onderhavige boekjaar publiceerde staatssecretaris Klijnsma een consultatiedocument over verbeteringen van de communicatie op het aanvullende pensioenterrein. Na diverse maatschappelijke reacties hierop te hebben ontvangen, volgde in de loop van dit jaar de indiening van een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Thans vindt de parlementaire behandeling plaats die naar verwachting in de eerste helft van 2015 zal worden afgerond. Reden voor deze wetgeving is dat de bestaande wettelijke informatieverplichtingen onvoldoende begrijpelijk zijn, de terminologie en het taalgebruik te lastig en de hoeveelheid informatie te omvangrijk en weinig doelgericht. Bovendien wordt een te rooskleurig beeld over de hoogte van het pensioen gegeven en ontbreekt inzicht in de risico’s. De verbetering van de communicatie moet het gedaalde vertrouwen onder deelnemers en gepensioneerden herstellen. Het kabinet baseert zijn voorstellen op diverse onderzoeken die op dit terrein zijn gedaan, waaronder met name het rapport ‘Pensioen in duidelijke taal’ genoemd kan worden.
12
Het bestuur wacht de definitieve wettelijke voorstellen af en heeft in verband hiermee het bestaande communicatieplan nog niet geactualiseerd. In de op fondsniveau te treffen, voorlichtende maatregelen zal tevens moeten worden ingegaan op de gevolgen van het nieuwe FTK voor de deelnemers en gepensioneerden. Algemeen pensioenfonds: alternatieve uitvoeringsvorm Vlak voor het einde van het boekjaar heeft staatssecretaris Klijnsma een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de mogelijkheid wordt geboden om een zogenaamd algemeen pensioenfonds (APF) op te richten. Aan het wetsvoorstel is een periode voorafgegaan van consultatie van de pensioen- en verzekeringssector aan de hand van een voorontwerp van wet. Het wetsvoorstel speelt in op de behoefte van pensioenfondsen om met elkaar effectiever en tegen lagere uitvoeringskosten te kunnen samenwerken. Een en ander in combinatie met behoud van eigen identiteit en solidariteitskring. Het door het kabinet aangeboden uitvoeringsvehikel kent geen domeinafbakening, zodat fondsen kunnen kiezen voor een gezamenlijke uitvoering, zonder dat ze qua bedrijfsactiviteiten een binding met elkaar hebben.
Fondsspecifieke ontwikkelingen Bestuur en organisatie Bestuur en kerkelijke aspecten Het PNB is een rechtspersoon naar kerkelijk recht, die statutair gevestigd is te Utrecht, en een zelfstandig onderdeel van het R.K. Kerkgenootschap in Nederland. Het pensioenfonds stelt zich ten doel pensioenvoorzieningen te regelen van priesters, diakens, pastoraal werkers en het huishoudelijke personeel in de zeven Nederlandse bisdommen. Deze pensioenvoorzieningen omvatten ouderdoms-, nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioenen. Het pensioenfonds geeft hiermee uitvoering aan de kerkelijke zorgplicht van de bisschoppen om te voorzien in de sociale zekerheid en een passend levensonderhoud van de gewijde ambtsdragers. Deze zorgplicht vindt zijn grondslag in het Wetboek van Canoniek Recht. Het beleid van het pensioenfonds, de financiële opzet, de gehanteerde grondslagen en beschikbare sturingsmiddelen zijn gemotiveerd omschreven in het bedrijfsplan (de actuariële en bedrijfstechnische nota). In het bedrijfsplan is expliciet omschreven op welke onderdelen het PNB vanwege zijn kerkelijke status afwijkt van een gangbaar Nederlands pensioenfonds. DNB is hiervan op de hoogte. De organisatie van het pensioenfonds bestond tot 1 juli 2014 uit een Bestuur, een Advies- en Verantwoordingsorgaan, een Intern Toezichtorgaan en enige structurele commissies. Indien kerkelijke aspecten in het geding zijn, neemt het Bestuur geen besluiten zonder voorafgaand overleg met de Bisschoppenconferentie. In enkele, in de statuten genoemde situaties heeft het Bestuur een informatieplicht jegens de Bisschoppenconferentie. Het Bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds in en buiten rechte. Met ingang van 1 juli 2014 is ten gevolge van de WVBP de bestuursstructuur gewijzigd. Voor een beschrijving van de wijzigingen wordt verwezen naar de paragraaf ‘Bijzondere bestuurlijke aangelegenheden’. Het Bestuur heeft in het verslagjaar zevenmaal vergaderd. De vergadercyclus is onder meer afgestemd op de verschijningsdata van de beleggingsrapportages. Op deze wijze bereikt het Bestuur dat steeds wordt vergaderd over en aan de hand van de meest actuele stand van de beleggingen. Deze werkwijze sluit ook aan op de dynamiek van de financiële markten, waarmee het PNB wordt geconfronteerd. Voorts vergaderde het Bestuur tweemaal gezamenlijk met het Advies- en Verantwoordingsorgaan (verder in dit jaarverslag aangeduid met ‘AVO’) en eenmaal met het per 1 juli 2014 in het leven geroepen Verantwoordingsorgaan (verder te noemen ‘VO’). Het Bestuur wijdde verder, samen met het VO, een studiedag aan de volgende onderwerpen:
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
13
–– het omgekeerd gemengd model in de praktijk; –– de Code Pensioenfondsen; –– het arbeidsongeschiktheidspensioen, en –– de herziening van de ABTN. Het Bestuur onderhoudt contacten met het Economencollege over uitvoeringstechnische kwesties van uiteenlopende aard. Deze contacten worden door het college benut om praktijksituaties onder de aandacht van het Bestuur te brengen. In het verslagjaar heeft het Bestuur met het college in het bijzonder gesproken over de verantwoordelijkheid van bisdommen voor de aanmelding van nieuwe deelnemers bij het pensioenfonds. In dit verband kwam de juridische houdbaarheid van een afstandsverklaring aan de orde. Het Bestuur heeft over deze materie voor het Economencollege een notitie opgesteld. Vanuit het Bestuur is voorts aandacht gevraagd voor de situatie dat in de bisdommen geen eenduidige praktijk bestaat met betrekking tot de aanmelding van tijdelijk in Nederland verblijvende priesters die in het buitenland zijn geïncardineerd. Met instemming van de Bisschoppenconferentie heeft het Bestuur besloten om de vorenbedoelde priesters, op grond van artikel 1, derde lid, onder c, van Reglement I, als deelnemers aan te merken. Aan alle bisdommen is het verzoek uitgegaan om opgave te doen van de namen van de buitenlandse priesters in hun bisdom die bij het PNB zijn aangemeld, teneinde hen in deze deelnemerscategorie onder te brengen. Volgens het rooster van aftreden trad de heer V.G.P.J.M. Schoenmakers per medio 2014 af. Hij is door de Nederlandse Bisschoppenconferentie herbenoemd. Hiervan is melding gedaan aan DNB. De heer P.J. Vergroesen versterkt sinds 1 juli 2014 het Bestuur namens de werkgevers, vanuit het bisdom Haarlem/Amsterdam. DNB heeft de heer Vergroesen geschikt bevonden voor een functie als niet-uitvoerend bestuurder. Vanwege de functiewijziging van de heren Verhoeven, Bultsma en Schoenmakers -zij namen binnen het nieuwe bestuursmodel de taak op van niet-uitvoerende, toezichthoudende bestuurder-, zijn zij door de toezichthouder opnieuw op geschiktheid getoetst en goedgekeurd. In het kader van deze procedure hebben de voornoemde heren een verklaring ‘Tijdsbesteding’ afgegeven. In het verslagjaar heeft de gebruikelijke zelfevaluatie plaatsgevonden. Bij deze gelegenheid hebben alle bestuurders hun eigen functioneren beoordeeld, waarna het handelen van het Bestuur als collectief en de werking van de verschillende bestuurscommissies zijn bezien. Uitgesproken is dat het Bestuur in alle situaties eindverantwoordelijk is en blijft en dat de afhankelijkheid van externe adviseurs steeds kritisch moet worden beoordeeld. De relaties met het Economencollege, de Bisschoppenconferentie en DNB worden als goed beschouwd. Er bestond geen directe noodzaak om de geschiktheid op bepaalde deelterreinen te verbeteren. Werkcommissie Uit het Bestuur is een Werkcommissie gevormd, die belast is met het dagelijkse beleid van het pensioenfonds en de voorbereidingen van de bestuursvergaderingen. De Werkcommissie is in het verslagjaar driemaal bijeen geweest. Als regel nemen de bestuursadviseurs van AZL aan de vergaderingen deel. De verslagen van de Werkcommissie worden in de bestuursvergaderingen behandeld. De Werkcommissie is ten gevolge van de invoering van het nieuwe bestuursmodel per 1 juli 2014 opgeheven. Advies- en verantwoordingsorgaan Het AVO oefent enerzijds de taken en bevoegdheden uit, vergelijkbaar met de wettelijk omschreven deelnemersraad. In deze functie is dit orgaan paritair van samenstelling. Anderzijds functioneert het AVO als verantwoordingsorgaan en is dientengevolge tripartiet van samenstelling: elk bisdom is vertegenwoordigd met één vertegenwoordiger namens de werkgevers, één namens de deelnemers en één namens de gepensioneerden. Met instemming van alle geledingen vertegenwoordigt Mgr. mr. drs. Th.C.M. Hoogenboom, hulpbisschop van het Aartsbisdom Utrecht, de Bisschoppenconferentie in het AVO. Mevrouw I.V.M. Jansen-Werkhoven is adviseur van het AVO, met het huishoudelijke personeel als bijzonder aandachtsgebied, en neemt aan alle vergaderingen deel. Met ingang van 1 juli 2014 ging het AVO -zoals reeds aangegeven- verder als VO, als gevolg van de wijziging van de bestuursstructuur.
14
In het verslagjaar trad de heer drs. N.H.J. Raaphorst toe tot het AVO, voor de pensioengerechtigden vanuit het bisdom ’s-Hertogenbosch. In het nieuwe VO is een vacature ontstaan vanuit het bisdom Groningen-Leeuwarden die door de heer drs. G.J. Kerdijk namens de pensioengerechtigden is ingevuld. Vanuit het bisdom Groningen-Leeuwarden is tevens de vacature namens de actieve deelnemers ingevuld door de heer P.J.J. Stiekema pr. De heer drs. P.A.M. Broeders di. trad halverwege het verslagjaar af. De vrijgekomen vacature namens de werkgevers vanuit het bisdom ‘s-Hertogenbosch is begin 2015 ingevuld door de heer mr. V.J.A.W.A. Peters. Het Bestuur is de heer Broeders erkentelijk voor zijn inspanningen in dienst van het PNB. Helaas overleed in het verslagjaar de heer A.M.J. Beugelsdijk. Hij betoonde zich gedurende zijn AVO-lidmaatschap enthousiast en betrokken bij het reilen en zeilen van het fonds. Zijn plaats is begin 2015 door de heer C.J.A.M. van Beek ingenomen. Het Bestuur heeft aan het VO aan de hand van het onderhavige jaarverslag, het actuariële rapport van het AZL Actuariaat en de rapportages van de certificerend actuaris en accountant verantwoording afgelegd. De bevindingen ter zake zijn aan het slot van dit bestuursverslag opgenomen, voorzien van een reactie door het Bestuur. Het AVO adviseert daarnaast het Bestuur over diverse fondsdocumenten die in het kader van WVBP zijn opgesteld dan wel gewijzigd. In de tweede helft van het verslagjaar bracht het VO advies uit over de wijziging van de vergoedingsregeling, de herziening van de uitvoeringsovereenkomst en de verlenging van het communicatiebeleidsplan. Voorts is door het VO een advies geformuleerd over de oprichting van een auditcommissie. Hierop wordt verderop in dit bestuursverslag nader ingegaan. Het AVO is in het verslagjaar tweemaal afzonderlijk bijeen geweest en heeft daarnaast tweemaal gezamenlijk met het Bestuur vergaderd. Aan alle vorenbedoelde vergaderingen namen de leden van het Intern Toezichtorgaan (verder te noemen ‘ITO’) als toehoorders deel. Na de transitie naar de nieuwe bestuursstructuur is het VO eenmaal afzonderlijk bijeen geweest en heeft daarnaast één keer gezamenlijk met het Bestuur vergaderd. Intern toezichtorgaan Het Bestuur heeft ter uitvoering van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur van de STAR een permanent intern toezichtorgaan ingesteld. Het ITO heeft -zoals gezegd- in het verslagjaar de vergaderingen van het AVO bijgewoond. Deze deelname heeft als doel dat het ITO uit de eerste hand kennis neemt van de besluitvorming binnen het fonds en van het functioneren van de daarbij betrokken fondsorganen. Het ITO heeft in het onderhavige verslagjaar enige keren zelfstandig vergaderd. Het ITO doet elk jaar een onderzoek en brengt naar aanleiding daarvan een rapportage uit, waarvan een samenvatting in het jaarverslag wordt opgenomen, gevolgd door de reactie van het Bestuur. In het onderhavige boekjaar heeft een onderzoek plaats gevonden naar de beheersing van uitbestedingsrisico’s. De resultaten van dit onderzoek, alsmede de reactie van het Bestuur, zijn samengevat in het bestuursverslag over 2013. Het ITO is ten gevolge van het nieuwe bestuursmodel met ingang van 1 juli 2014 opgeheven. Het interne toezicht wordt sindsdien door de niet-uitvoerende bestuurders uitgeoefend. Het Bestuur heeft grote waardering voor de inspanningen van de ITO-leden over de afgelopen jaren en is hen zeer erkentelijk. Beleggingscommissie Het Bestuur laat zich in haar beleggingsbeleid bijstaan door een Beleggingscommissie en de heer W.L.M. Schapendonk van CVP Advies. De Beleggingscommissie bestaat uit drie leden die door het Bestuur zijn benoemd op grond van hun kennis en ervaringen op het beleggingsterrein en bijzondere affiniteit met het PNB. De Beleggingscommissie is in het verslagjaar zesmaal bijeen geweest. Voor meer inhoudelijke informatie over de advisering aan het Bestuur en het gevoerde beleggingsbeleid wordt verwezen naar het hoofdstuk ‘Beleggingen, fondsspecifieke ontwikkelingen’. Namens het Bestuur nemen de heer C.J. Bijloos en bestuursvoorzitter M.M.W. Frankort deel aan de vergaderingen van de Beleggingscommissie. De verslagen van de Beleggingscommissie worden in de bestuursvergaderingen behandeld.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
15
De heer Schapendonk ondersteunt het Bestuur bij de aansturing van de vermogensbeheerder en stelt het Bestuur in staat om passend tegenwicht te bieden aan de verrichtingen van de vermogensbeheerder(s) en om te komen tot een kritische beoordeling van onder meer de rapportages ter zake. De heer Schapendonk fungeert tevens als secretaris van de Beleggingscommissie. Het Bestuur heeft de inbreng van de heer Schapendonk in het verslagjaar geëvalueerd en is tot een positief oordeel gekomen over diens verrichtingen. Zijn taakopdracht is derhalve voortgezet. Commissie Voorlichting en Communicatie Het Bestuur heeft, onder behoud van zijn eindverantwoordelijkheid ter zake, werkzaamheden in verband met de voorlichting en communicatie gedelegeerd aan de Commissie Voorlichting en Communicatie (verder te noemen ‘CVC’). Deze commissie is onder meer belast met de uitvoering van het door het Bestuur vastgestelde Communicatiebeleidsplan, dan wel toezicht op de naleving van dit plan door AZL. De commissie is viermaal bijeen geweest. De CVC bestaat uit één bestuurslid, tevens voorzitter van de commissie, en twee (A)VO-leden, te weten de heer R.C.A. Polet en mevrouw I.V.M. Jansen-Werkhoven. Ten gevolge van de portefeuilleverdeling in het kader van de nieuwe bestuursstructuur heeft de heer L.J.W. Verhoeven het voorzitterschap overgedragen aan de heer Th.R. Kalb. Verderop in dit verslag wordt inhoudelijk ingegaan op het communicatiebeleid van het PNB. De besluiten- en actielijsten van de CVC worden in de bestuursvergaderingen behandeld. Commissie Jaarverslaglegging De Commissie Jaarverslaglegging wordt in diverse stadia van de totstandkoming van het jaarverslag geïnformeerd en neemt deel aan vooroverleggen met de accountant en AZL. De reden voor de instelling van deze commissie is geweest dat veel voorbereidende werkzaamheden, vragen e.d. op detailniveau kunnen worden opgevangen, alvorens de jaarwerkstukken op bestuurs- en (A)VO-niveau worden behandeld. De commissie kan aan het Bestuur eventueel een preadvies over het jaarverslag uitbrengen. Aangezien in de commissie ook twee leden van het (A)VO zijn opgenomen, te weten de heren mr. J.L.W.M. Zuijdwijk en mr. drs. K.H.M. Donners RA, wordt bovendien dit orgaan tijdig bij de totstandkoming van het jaarverslag betrokken. Commissie Risicoanalyse en -beheersing De Commissie Risicoanalyse en -beheersing (CRB) heeft als taakopdracht om het beleid op dit deelterrein voor te bereiden, en het Bestuur te informeren en eventueel te adviseren. De CRB is enige tijd onbezet geweest door het aftreden van bestuursleden, waarna het Bestuur besloot de desbetreffende taken terug te nemen. De werkzaamheden van de CRB zijn in het onderhavige verslagjaar niet hervat, omdat het Bestuur in de nieuwe bestuursstructuur heeft gekozen voor een andere invulling van de risicomanagement. De commissie is derhalve opgeheven met ingang van 1 juli 2014. Het Bestuur heeft de heer M.J.M.W. Vuylsteke aangewezen als portefeuillehouder risicobeheer. Daarnaast is het Bestuur voornemens om een auditcommissie in te voeren. Deze commissie is conform wettelijk voorschrift belast met de ondersteuning van de niet-uitvoerende bestuurders bij hun toezicht op onder meer de risicobeheersing. De invulling van de bestuursstructuur komt -zoals gezegd-in dit bestuursverslag aan de orde in de paragraaf ‘Bijzondere bestuurlijke aangelegenheden’. Wat betreft het instrumentarium ter zake wordt opgemerkt dat de Beleggingscommissie de door ING IM ICS 1) ontwikkelde risicomonitor hanteert, terwijl het Bestuur de RiskMaps van het AZL Actuariaat in zijn vergaderingen behandelt. Zie voorts de paragraaf ‘Risicoanalyse en -beheersing’. Compliance officer en -verslag Het Bestuur heeft een verslag ontvangen van de compliance officer met betrekking tot het boekjaar 2014. De compliance officer heeft vastgesteld dat alle leden van het Bestuur en de Beleggingscommissie de verklaring inzake de gedragscode hebben afgelegd, gebaseerd op Modelgedragscode Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie. Uit de inhoud van de verklaringen zijn naar het oordeel van de compliance officer geen bijzonderheden gebleken. Tevens is door hem vastgesteld dat er geen nevenfuncties worden 1)
16
ING IM ICS (AZL Vermogensbeheer B.V.) is met ingang van 15 april 2015 opgegaan in NN Investment Partners B.V.
uitgeoefend die de schijn van conflicterende belangen hebben of kunnen opwekken. Er hebben zich voorts geen bijzonderheden voorgedaan; er zijn ook geen vragen gesteld met betrekking tot de uitleg en toepassing van de gedragscode. De verklaring op basis van de gedragscode beschouwt het Bestuur als een goed middel om alle betrokkenen te herinneren aan hun verantwoordelijkheden ter zake. De compliance taken worden met ingang van het nieuwe boekjaar niet langer door AZL uitgeoefend. Dit omdat de pensioenadministrateur de betreffende taken niet meer tot zijn kerntaken rekent en deze derhalve heeft afgestoten. Het bestuur oriënteert zich omtrent een nieuwe relatie. Totdat er een nieuwe compliance officier is aangesteld, heeft het bestuur de onafhankelijke voorzitter als interim compliance officer aangesteld. Indien de onafhankelijke voorzitter zelf een melding wil doen, kan hij terecht bij de secretaris. Uitbesteding van werkzaamheden Algemeen De administratie van het PNB wordt uitgevoerd door AZL N.V. te Heerlen. AZL vervult op grond van een overeenkomst de volgende taken: –– de pensioen- en deelnemersadministratie; –– de pensioenbetalingen, en –– de financiële administratie en premie-invordering. Daarnaast wordt het Bestuur door een adviseur van AZL ondersteund en voert AZL alle communicatietaken, inclusief het beheer van de website, voor het PNB uit. In het verslagjaar heeft AZL een nieuw, zogenaamd configuratiemodel voor de pensioenadministratie ingevoerd. De eind 2013 gewijzigde pensioenreglementen, in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, zijn aan het eind van het verslagjaar in het nieuwe administratiesysteem geïmplementeerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat er lopende het jaar geen mutaties in de pensioenadministratie zijn gedaan. Deze zijn opgespaard en tussen medio november en december alsnog ingevoerd. Een en ander heeft geen gevolgen gehad voor alle lopende handelingen, zoals de pensioenuitbetalingen, van AZL. Om aan de behoefte van het Bestuur aan zekerheid omtrent de werking en controle van de interne, financiële bedrijfsprocessen bij de administrateur ten behoeve van het jaarwerk tegemoet te komen, heeft AZL er enkele jaren geleden voor gekozen om gecertificeerd te worden volgens de richtlijnen van de ISAE 3402-rapportage en de ISAE 3000-rapportage. De ISAE 3402-rapportage betreft de opzet, bestaan en werking van de interne beheersingsmaatregelen van de in de rapportage opgenomen processen die de financiële verantwoording raken. De ISAE 3000-rapportage audit de werking van de overige nietfinanciële processen. In 2014 heeft de accountant beide ISAE-rapportages getoetst en heeft de directie van AZL een In Control Statement, voorzien van een ISAE3000-statement, afgegeven. In het ISAE3000-statement heeft een externe auditor onder meer geoordeeld dat het interne risicomanagement systeem op afdoende wijze is opgezet en geïmplementeerd. Bij het vorenstaande wordt nog wel aangetekend dat in het onderhavige boekjaar enkele administratieve processen niet onder de werking van ISAE3402 vielen gedurende de periode, waarin de PNB-pensioenreglementen werden geïmplementeerd in het nieuwe AZL-administratiesysteem. Deze processen betroffen met name de gebruikelijke mutaties (in- en uitdiensttreding, parttimefactor, huwelijk, overlijden e.d.). De uitbetaling van de pensioenen bleef in die periode wel onder de scope van ISAE 3402 vallen. Aan het einde van het boekjaar was het implementatieproces voltooid en konden de mutaties alsnog administratief worden verwerkt. In verband hiermee heeft AZL een aantal aanvullende controles uitgevoerd en door een externe, onafhankelijke accountant laten reviewen. Ook de fiduciair vermogensbeheerder heeft over 2014 controlerapporten uitgebracht, conform de ISAE 3402-standaarden, met betrekking tot de ING IM ICS 1) processen voor institutionele klanten, alsmede voor de service-organisatie Integrated Client Solutions. 1)
ING IM ICS (AZL Vermogensbeheer B.V.) is met ingang van 15 april 2015 opgegaan in NN Investment Partners B.V.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
17
In het verslagjaar heeft AZL het Bestuur periodiek geïnformeerd over diverse administratieve processen, zoals wijzigingen in het deelnemers- en uitkeringsbestand, premienota’s, in- en uitgaande waardeoverdrachten en zich manifesterende bijzondere praktijkgevallen met beleidsmatige aspecten. Bovendien gaf AZL het Bestuur inzicht in de mate waarin de website van het fonds is geraadpleegd. In de administratieve rapportages zijn ieder kwartaal alle in het contract tussen het PNB en AZL genoemde, zogenaamde service level agreements (SLA’s) vermeld en is aangegeven of de overeen gekomen werkzaamheden tijdig zijn uitgevoerd. In het verslagjaar heeft het Bestuur de dienstverlening door AZL geëvalueerd. In het algemeen heeft het Bestuur aangegeven tevreden te zijn over de dienstverlening en de kwaliteit ervan. Wel vroeg het Bestuur nogmaals bijzondere aandacht voor voldoende onafhankelijkheid bij het invullen van de administratieve rapportages, waaronder met name de SLA-metingen. Andere onderwerpen betroffen de waarborging van de continuering van de bestuursadvisering, de beheersing van de kosten van de bestuursadvisering, het beleid ten aanzien van de content van de website en de kwaliteit van de standaardbrief. Het Bestuur heeft met ingang van 2014 van AZL de zogenaamde boardroom afgenomen, met behulp waarvan de vergaderingen voortaan plaatsvinden met elektronisch beschikbaar gestelde documenten. Onderzoek beheersing uitbestedingsrisico’s DNB heeft, in het kader van de algemene beleidsontwikkeling in 2013, bij een aantal pensioenfondsen, waaronder het PNB, nader onderzoek gedaan naar de beheersing van uitbestedingsrisico’s. Daartoe zijn toen onder meer enkele bestuurders en de bestuursadviseur van AZL door de toezichthouder geïnterviewd. In het onderhavige boekjaar heeft DNB vervolgens zijn bevindingen aan het Bestuur kenbaar gemaakt. DNB komt tot de conclusie dat het PNB voldoende maatregelen heeft getroffen om de uitbestedingsrisico’s te beheersen. Desondanks zijn er enige aandachtspunten voor verbetering geformuleerd. Het Bestuur heeft kort na afloop van het verslagjaar naar aanleiding hiervan enkele acties in gang gezet. Met betrekking tot de verrichtingen van de fiduciair vermogensbeheerder over het verslagjaar zal het Bestuur in het voorjaar van 2015 een evaluatiegesprek voeren. Beloningsbeleid bij contractspartijen In mei 2009 hebben de beide toezichthouders gezamenlijk ‘Principes voor beheerst beloningsbeleid’ opgesteld. Aanleiding daarvoor was dat het beloningsbeleid in de financiële sector heeft geleid tot onaanvaardbare gedragsrisico’s en derhalve één van de oorzaken van de kredietcrisis is geweest. AZL heeft zijn eigen beloningsbeleid tegen deze principes afgezet. De pensioenuitvoerder komt tot de conclusie dat variabele beloningen in de organisatie slechts in beperkte mate voorkomen en dus niet tot substantiële risico’s leiden. Het Bestuur heeft hiervan kennis genomen. Voorts heeft ING IM ICS het Bestuur over zijn beloningsbeleid geïnformeerd. Als onderdeel van ING Insurance/Investment Management Eurasia en de ING Groep is op ING IM ICS het beloningsraamwerk voor ING Eurasia van toepassing. Dit raamwerk is in lijn met de Regeling Beheerst Beloningsbeleid en de beloningsprincipes uit de Code Verzekeraars en voorziet onder meer in aangescherpte regels ten aanzien van de toekenning en uitbetaling van variabele beloningen. De hiervoor weergegeven beschrijving van de uitbesteding van werkzaamheden impliceert dat het PNB geen werknemers in dienst heeft. Er is derhalve geen aanleiding tot het ontwikkelen van een eigen beloningsbeleid. Het PNB kent een vergoedingsregeling die is herzien in het verslagjaar, nadat eerst een nieuw bestuursmodel is ingevoerd. Deze herziening is vanaf 2015 ingegaan. De vergoedingsbedragen waren vanaf 2008 bevroren en weerspiegelden niet meer de toegenomen verantwoordelijkheden en het tijdsbeslag, verbonden aan de onderscheiden functies binnen het PNB. De vergoedingen van het Bestuur zijn derhalve verhoogd. Het Bestuur is van mening dat de vergoeding aansluit bij het non-profit karakter van zowel het PNB als de onderliggende instellingen en daarom - ten opzichte van vergoedingen bij andere pensioenfondsen - nog gematigd kan worden genoemd. Daarnaast acht het Bestuur de vergoedingen acceptabel als deze worden vergeleken met de maximale vergoeding voor ambtsdragers. De beloning van leden van de Beleggingscommissie is verhoogd om de deskundigheid op het beleggingsterrein
18
en de kwaliteit van de advisering van het PNB te kunnen behouden. De vergoedingen voor de VO-leden zijn op hun eigen verzoek niet verhoogd. Actuariaat De voorbereidende actuariële werkzaamheden en advisering zijn in het verslagjaar uitgevoerd door mevrouw drs. A.H.J. Ringens AAG en de heer drs. S.G.W.R. Smeets AAG van het AZL Actuariaat. Zo werd het Bestuur maandelijks over de balansontwikkelingen van het PNB geïnformeerd door middel van de zogenaamde QuickScans en elk kwartaal door de RiskMaps. Beide type verantwoordingsdocumenten werden tijdig ter kennis van DNB gebracht. Daarnaast werd enkele bijzondere adviesopdrachten uitgevoerd, waaronder onderzoek naar de effectiviteit van het renteafdekkingsbeleid. Het AZL Actuariaat hield voorts gedurende het verslagjaar de ontwikkelingen met betrekking tot het nieuwe FTK in de gaten en beoordeelde de gevolgen ervan voor het PNB. In de loop van het verslagjaar volgde een verzoek van het Bestuur om, met het oog op dit nieuwe financiële toezichtkader, een nieuwe ALMstudie uit te voeren. Aan het einde van het verslagjaar werd bekend dat mevrouw Ringens uit dienst is getreden van AZL en is opgevolgd door Drs. I.A.J. Smeets AAG. De certificering is in het verslagjaar uitgevoerd door de heer A.J.M. Jansen AAG van Sprenkels & Verschuren. Het Bestuur heeft besloten het aflopende contract te verlengen. Accountant De controle van de jaarrekening is opgedragen aan Ernst & Young Accountants LLP te Maastricht. De accountant heeft daarnaast het Bestuur een verslag toegezonden, waarin naar aanleiding van de uitgevoerde controlewerkzaamheden met betrekking tot het vorige boekjaar 2013 enige bevindingen en voorstellen tot aanpassingen zijn opgesomd. Het Bestuur heeft in het onderhavige boekjaar deze voorstellen, alsmede een aantal andere suggesties van de certificerend actuaris, opgepakt en nog voor het einde van het jaar opgevolgd. Bij de uitvoering van de controle heeft de accountant de opzet en werking van interne beheersingsmaatregelen van het fonds, die zich grotendeels binnen AZL afspelen, onderzocht en daarin geen materiële leemtes vastgesteld. Daarbij kon gebruik worden gemaakt van de ISAE3402- en ISAE3000-rapportages met betrekking tot de periode van 1 januari-31 december 2014. In het bijzonder heeft de accountant aandacht besteed aan de implementatie van het nieuwe administratiesysteem door AZL en consequenties voor het pensioenadministratie van het PNB. Met Ernst & Young heeft het Bestuur in het verslagjaar opnieuw een opdrachtbevestiging accountantscontrole afgesproken. Risicoanalyse en -beheersing Conform het wettelijke voorschrift dat een pensioenfonds zijn organisatie zodanig moet inrichten dat een beheerste bedrijfsvoering wordt gewaarborgd, besteedt het PNB in haar bedrijfsplan aandacht aan de administratieve organisatie en interne controle, in relatie tot de aan AZL uitbestede werkzaamheden. Tevens wordt in het bedrijfsplan op hoofdlijnen een beschrijving gegeven van het interne beheersingssysteem. Het Bestuur besteedt ook in zijn relatie met ING IM ICS aandacht aan het onderhavige onderwerp. De kredietcrisis en als gevolg daarvan de dalende dekkingsgraad van het PNB hebben het Bestuur in 2009 doen besluiten om in een bijzondere themabijeenkomst systematisch aandacht te besteden aan de risico’s waarmee het PNB wordt of kan worden geconfronteerd. Daartoe zijn deze risico’s, met behulp van de door DNB gehanteerde indeling in risicogroepen en onderverdelingen, in kaart gebracht en waar mogelijk voorzien van beheersingsmaatregelen. De betreffende risico-inventarisatie heeft het Bestuur een redelijk totaalbeeld en -overzicht gegeven ten behoeve van het risicomanagement. Zoals gezegd, wordt het risicomanagement op het niveau van het voltallige bestuur uitgevoerd. De desbetreffende werkzaamheden concentreren zich voorlopig op de beheersing van de marktrisico’s (prijsvolatiliteit, rente-, valuta-, liquiditeit-, concentratie- en
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
19
correlatierisico’s) en de operationele risico’s die daaraan verbonden zijn. De Beleggingscommissie adviseert in het kader van de kwartaalrapportages over de beleggingen het Bestuur, aan de hand van de door ING IM ICS overgelegde risicomonitor. Risico’s die verbonden zijn aan routinematige processen, worden onder meer via de ISAE3402-rapportage alsmede de periodieke administratieve rapportages van AZL gemonitord. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de risico’s van uitbesteding van werkzaamheden in het kader van contractherzieningen en periodieke evaluatiegesprekken met AZL en ING IM ICS ruimschoots aandacht krijgen. Kenmerkend voor de contracten is onder meer dat monitorings-, controle- en sturingsinstrumenten voor het Bestuur beschikbaar zijn. Tenslotte kan hier worden opgemerkt dat duidelijk wordt vastgelegd dat tussentijdse opzegging van de contracten mogelijk is als de dienstverlening tekort schiet dan wel sprake is van ingrijpende wijzigingen in de interne omstandigheden of omgevingsfactoren van het PNB. Voor het overige wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening. Bijzondere bestuurlijke aangelegenheden Versterking bestuur pensioenfondsen Met ingang van 1 juli 2014 moesten alle pensioenfondsen de WVBP hebben geïmplementeerd. Het Bestuur is in een zo vroeg mogelijk stadium begonnen met de bestudering van deze wet en de daarin aangeboden alternatieve bestuursmodellen voor het huidige, paritaire model. Aan het begin van het verslagjaar heeft het Bestuur een definitieve keuze gemaakt voor het omgekeerd gemengd model. Het omgekeerd gemengd model voldoet het meest aan de opvatting dat, ter invulling van de bisschoppelijke zorgplicht ingevolge het Wetboek van Canoniek Recht, de bisschoppen het primaat hebben bij de inrichting van het PNB als zelfstandig onderdeel van het Rooms-Katholieke Kerkgenootschap in Nederland (RKK). Daarbinnen past geen intern toezicht dat door onafhankelijke, in het geheel niet bij de RKK betrokken personen wordt uitgeoefend. Het toezicht wordt derhalve in eigen kring georganiseerd, met borging van de omstandigheden dat een zelfstandig en onafhankelijk oordelen van het Bestuur van het PNB mogelijk is. Voorts blijven de belanghebbende geledingen -deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden, en de werkgever(s)- in het omgekeerd gemengd model nauw betrokken, binnen de kring van de niet-uitvoerende bestuurders. Tenslotte kan met het gekozen bestuursmodel worden bereikt dat elk van de zeven bisdommen direct bij het fondsbestuur betrokken blijft. Het Bestuur bestaat sinds 1 juli 2014, ingevolge het omgekeerd gemengd model, uit drie uitvoerende bestuursleden, vier nietuitvoerende bestuursleden en een onafhankelijke voorzitter. Het (dagelijkse) bestuur berust bij de uitvoerende bestuursleden, het intern toezicht bij de niet-uitvoerende bestuurders. De uitvoerende bestuurders kunnen niet direct vertegenwoordigers van de belanghebbenden bij het PNB zijn. De heren Th. R. Kalb, M.J.M.W. Vuylsteke en C.J. Bijloos zijn, op voordracht van de Bisschoppenconferentie, door de niet-uitvoerende bestuurders benoemd tot uitvoerende bestuurders. De niet-uitvoerende bestuurders bestaan uit vertegenwoordigers van de deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever(s). De betreffende samenstelling, zetelverdeling en benoeming komen overeen met het oude paritaire bestuursmodel. De heer A. Bultsma pr. vertegenwoordigt de actieve deelnemers, de heer L.J.W. Verhoeven pr. vertegenwoordigt in het bestuur de pensioengerechtigden. De heren V.G.P.J.M. Schoenmakers en drs. P.J. Vergroesen RA zitten namens de werkgever(s) als niet-uitvoerende bestuurders in het Bestuur. Zij zijn benoemd door de Bisschoppenconferentie, op voordracht van het Economencollege. De niet-uitvoerende, toezichthoudende bestuurders zijn lid geworden van de Vereniging Intern Toezicht Pensioenfondsen (VITP). Deze vereniging voedt hen met nuttige informatie en tips. Naast de uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders vereist het omgekeerd gemengd model een onafhankelijke voorzitter. De heer M.M.W. Frankort is door het Bestuur in die functie benoemd. Het Bestuur heeft in het verslagjaar de taken en bevoegdheden verdeeld onder de drie uitvoerende bestuurders. Zij zijn primair verantwoordelijk voor het portefeuillebeheer. De portefeuilles pensioenzaken, communicatie en kerkelijke aspecten zijn ondergebracht
20
bij de heer Kalb. Hij blijft ook de secretaris van het Bestuur. De heer Bijloos is verantwoordelijk voor de portefeuille vermogensbeheer. De portefeuilles actuariële zaken en risicobeheer zijn toebedeeld aan de heer Vuylsteke. De niet-uitvoerende bestuurders zijn -zoals gezegd- belast met het intern toezicht. Ze houden toezicht op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds, de adequate risicobeheersing en de evenwichtige belangenafweging. Na afloop van het verslagjaar zijn de verschillende toezichtterreinen onderverdeeld onder de niet-uitvoerende bestuurders. De onafhankelijke voorzitter ziet toe op de afwerking van de agenda van de bestuursvergadering en neemt een onafhankelijke positie in met betrekking tot de uitvoerende en niet-uitvoerende bestuursleden. De heer Verhoeven blijft in het nieuwe bestuursmodel verantwoordelijk voor de functie van vicevoorzitter. De invulling van deze functie door een niet-uitvoerende bestuurder is uitdrukkelijk ter beoordeling aan DNB voorgelegd en door de toezichthouder geaccordeerd. Het Bestuur is gezamenlijk verantwoordelijk voor de bestuursbesluiten. Het Bestuur is alert op de werking van het nieuwe bestuursmodel in de praktijk. In de tweede helft van het verslagjaar is dit expliciet aan de orde gekomen in de bestuursvergaderingen. De ervaringen ter zake zijn onderling gedeeld, de invulling van ieders rol en taken wordt ook in het nieuwe jaar nauwlettend gevolgd en geëvalueerd. Aan het slot van dit bestuursverslag is een samenvatting opgenomen van de rapportage, waarmee de niet-uitvoerende bestuurders verantwoording afleggen aan het VO over het door hen uitgeoefende (interne) toezicht. Verantwoordingsorgaan Het Bestuur legt verantwoording af aan het VO. Daarnaast kan het VO advies uitbrengen over een aantal, in de statuten opgesomde onderwerpen. Het VO heeft voorts de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het intern toezicht, over het door het Bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. De samenstelling van het VO is ten opzichte van de AVO niet veranderd. Agendacommissie De agenda van de bestuursvergaderingen wordt sinds 1 juli 2014 voorbereid door een Agendacommissie, bestaande uit de voorzitter en de secretaris. De Agendacommissie is in het verslagjaar tweemaal bijeen gekomen. Uitdrukkelijk wordt vastgelegd dat deze commissie niet de opvolger is van de Werkcommissie. De Agendacommissie neemt geen beslissingen, maar regisseert de vele werkzaamheden van het PNB. Auditcommissie In de WVBP is geregeld dat de niet-uitvoerende bestuurders een auditcommissie bedrijfseconomische aspecten en risicobeheer instellen. Deze auditcommissie ondersteunt de niet-uitvoerende bestuurders in hun toezicht op het terrein van de risicobeheersing, het beleggingsbeleid en de financiële informatieverstrekking door het fonds. Een pensioenfonds kan ontheffing aanvragen voor het invoeren van een auditcommissie bij DNB, indien op andere wijze wordt voorzien in adequaat toezicht op de genoemde aandachtsterreinen. Het Bestuur is van oordeel dat bij de niet-uitvoerende bestuurders voldoende kennis en ervaring aanwezig is om tegenwicht te bieden aan de uitvoerende bestuurders op deze terreinen. Desondanks is door het Bestuur op advies van het VO besloten om een auditcommissie in te stellen. De achtergrond van deze beslissing is dat een auditcommissie continuïteit in deskundigheid en ervaring garandeert, mocht een niet-uitvoerend bestuurder -om welke reden dan ook- zijn functie neerleggen. Het Bestuur zoekt nog naar kandidaat-leden voor de op te richten auditcommissie en heeft DNB tussentijds hierover geïnformeerd. De nietuitvoerende bestuurders leggen verantwoording af aan het VO over het gevoerde toezicht. Implementatie Code Pensioenfondsen Het PNB heeft in het verslagjaar nog zoveel mogelijk invulling gegeven aan de STAR-Principes voor goed pensioenfondsbestuur en tevens een voorlopige inventarisatie gemaakt van de voor deze principes in de plaats gekomen Code Pensioenfondsen van de STAR en
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
21
de Pensioenfederatie. Het Bestuur heeft besloten deze code en de daarin opgenomen 83 normen in beginsel te volgen. Wat betreft de naleving wordt in het algemeen opgemerkt dat het Bestuur de meeste normen reeds in praktijk brengt. Echter, op enkele onderdelen dient deze naleving explicieter te blijken uit de vaste fondsdocumenten en/of notulen van vergaderingen. In dit verband zal het Bestuur bijvoorbeeld uitvoering geven aan norm 3 door de gebruikelijke beleids- en verantwoordingscyclus op te nemen in een zogenaamd werkboek ‘Integraal Dynamisch Beleidsplan (IDB)’. Dit werkboek geeft structuur en overzicht aan het bestuur met betrekking tot alle aandachtsgebieden binnen het PNB. Het Bestuur zal aan de hand hiervan jaarlijks de uitvoering van het beleid monitoren en toetsen aan de beleidsuitgangspunten, evalueren en zo nodig aanpassen. In het algemene deel van het werkboek zal tevens de missie, visie en strategie van het PNB worden beschreven. De normen 25 en 26 over communicatie en transparantie zullen in het volgende boekjaar worden betrokken bij de aanpassing van het communicatiebeleidsplan. Dit in verband met de verwachte wet tot verbetering van de pensioencommunicatie en de implementatie daarvan op fondsniveau. De normen 43 en 44 betreffen de zogenaamde klokkenluidersregeling voor personen die financieel afhankelijk zijn van het fonds. Zij moeten zonder gevaar voor hun positie kunnen rapporteren over onregelmatigheden binnen het fonds. Het Bestuur acht deze normen niet van toepassing, aangezien het PNB geen werknemers in dienst heeft. Norm 42 over de melding van onregelmatigheden door andere betrokkenen -hiermee worden bestuursleden en leden van het VO bedoeld- is naar het oordeel van het Bestuur overbodig. De verhoudingen binnen het PNB zijn zodanig dat, zonder dat een en ander nader wordt vastgelegd, onregelmatigheden kunnen worden gemeld. Voorts beschikt pensioenuitvoerder AZL over een eigen klokkenluidersregeling die onder meer van toepassing is op door het PNB uitbestede werkzaamheden. Ook het feit dat bij het PNB zelden gebruik moet worden gemaakt van de in de statuten neergelegde klachten- en geschillenregeling is een signaal dat uitbreiding van interne regels ter zake geen toegevoegde waarde heeft. Norm 46 verlangt van het PNB dat in de statuten een schorsingsprocedure is vastgelegd. De huidige statuten kennen alleen de mogelijkheid om een benoeming van een bestuurder in te trekken. Naar de mening van het Bestuur zal een reden voor schorsing al een aanleiding tot intrekking van de benoeming zijn. De normen 65 tot en met 71 hebben betrekking op het belang van een redelijke afspiegeling van alle belanghebbenden in de fondsorganen. In het bijzonder wordt gepleit voor een grotere vertegenwoordiging van vrouwen en jongeren. Het Bestuur hecht aan een juiste vertegenwoordiging in Bestuur en VO namens alle, binnen de doelgroep van actieve deelnemers te onderscheiden type (pseudo)werknemers, alsmede namens pensioengerechtigden. Daarbovenop wordt erop toegezien dat er evenwicht is in vertegenwoordiging namens alle bisdommen. Aan de leden van beide organen worden voorts eisen gesteld ten aanzien van geschiktheid, vaardigheden, ervaring en integriteit. Het Bestuur is bereid bij de benoemende instanties aandacht te vragen, voor zover nog mogelijk, voor de hiervoor genoemde kenmerken. Incidentenregeling Het Bestuur heeft in het kader van de implementatie van het nieuwe FTK besloten tot invoering van een wettelijk verplichte incidentenregeling en zal daarbij het in de sector van pensioenfondsen gebruikelijke format hanteren. De incidentenregeling zal na het onderhavige verslag met ingang van 1 juli 2015 ingevoerd worden. Self assessment belangenverstrengeling, gedragscode en compliance officer In het najaar heeft het PNB in het kader van een self assessment van DNB een aantal vragen moeten beantwoorden over de beheersing van het risico van belangenverstrengeling. Het PNB behoorde tot de grote groep van pensioenfondsen, waarover de toezichthouder oordeelde dat de betreffende beheersing onvoldoende was. Van de fondsen in kwestie wordt verlangd dat zij DNB vòòr 1 augustus 2015 op de hoogte brengen van hun risicoanalyse en invoering van beheersingsmaatregelen en andere procedures. Het PNB zal hieraan voldoen. Daarbij zal het feit worden betrokken dat het PNB een vernieuwde gedragscode zal invoeren en een andere compliance officer relatie zal aangaan.
22
Wijziging van de fondsdocumenten Aanpassing fondsdocumenten aan Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen Statuten De wijzigingen ten gevolge van de invoering van het nieuwe bestuursmodel zijn in het boekjaar verwerkt in de statuten. De belangrijkste wijzigingen zijn opgenomen in de artikelen over samenstelling en benoeming van het Bestuur. Daarnaast zijn de bevoegdheden van de nieuw opgerichte Agendacommissie en de nog op te richten auditcommissie in de statuten vastgelegd. Ook zijn de bevoegdheden van het VO gewijzigd ten opzichte van het AVO. De algemene adviesfunctie is (wettelijk) komen te vervallen, omdat alle belanghebbende geledingen in het Bestuur zelf zitting hebben (genomen). In de statuten is opgesomd over welke onderwerpen het VO nog wel een adviesrecht richting het Bestuur heeft behouden. Het gaat dan vooral om besluiten van institutionele aard. Op verzoek van het AVO is besloten dat het VO ook advies kan uitbrengen over het Bestuursreglement. Bestuursreglement Het Bestuur heeft een Bestuursreglement opgesteld, waarin het omgekeerd gemengd model vooral principle-based is uitgewerkt. In het Bestuursreglement is de verdeling van taken tussen de uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders vastgelegd. Voorts zijn binnen de geleding van de uitvoerende bestuurders de taken opgedeeld in de portefeuilles Vermogensbeheer, Risicobeheer en Actuariële Zaken, en Pensioenbeheer en Communicatie. Tenslotte geeft het Bestuursreglement een beschrijving van taken en bevoegdheden van de onafhankelijke voorzitter. Deze beschrijving komt overeen met de wettelijke voorschriften ter zake, terwijl voorts de portefeuilles Fondsorganisatie en Jaarwerk bij hem zijn ondergebracht. Het Bestuur als geheel is belast met de algemene leiding van het PNB, de uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders vergaderen daarom alleen apart als daartoe gerede aanleiding bestaat. Bestuursprofiel Het bestuursprofiel is aangepast en uitgebreid met de nieuwe functies van niet-uitvoerende bestuurders en onafhankelijke voorzitter. Bij deze gelegenheid is uitdrukkelijk vastgelegd dat individuele bestuurders lid zijn van de Rooms-Katholieke Kerk en de identiteit van de kerk in Nederland respecteren. Zij hebben zicht op het eigen karakter van het PNB in relatie tot het overheidsbeleid, zoals vastgelegd in de Pensioenwet. Wijziging Regeling van werkzaamheden en Verkiezingsreglement AVO De Regeling van werkzaamheden van het AVO en het daaruit voortvloeiende Verkiezingsreglement AVO zijn aangepast. In de Regeling van Werkzaamheden is conform de WVBP de regelgeving over de adviesprocedure van het VO opgenomen. Het Verkiezingsreglement is uitgebreid met een artikel dat, indien een benoemende of voordragende instantie niet binnen twaalf maanden na het ontstaan van de vacature een kandidaat heeft benoemd of voorgedragen, het Bestuur gerechtigd is zelf in de vacature te voorzien. Alle genoemde documenten zijn door DNB goedgekeurd en met ingang van 1 juli 2014 in werking getreden. Aanpassing overige fondsdocumenten Aanpassing ABTN De ABTN is in het boekjaar geactualiseerd. De wijzigingen zijn van technische aard. De wijzigingen hebben onder meer betrekking op: –– omzetting van de paritaire bestuursopzet in een omgekeerd gemengd model per 1 juli 2014; –– vermelding van het wettelijk verbod op beleggen in clustermunitie, geldend vanaf 1 januari 2013; –– verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar met ingang van 1 januari 2014; –– aanbevelingen van de certificerend actuaris bij de jaarverslagen van 2012 en 2013, en –– enkele actuariële aspecten, zoals bijvoorbeeld het hanteren van de meest actuele AG-Prognosetafel en berekening van de premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
23
Wijziging vergoedingenbesluit Zoals gezegd, is het vergoedingenbesluit in het onderhavige boekjaar herzien, omdat de bedragen niet meer de toegenomen verantwoordelijkheden en tijdsbeslag weerspiegelen. Het Bestuur is, na een positief advies van het VO, overgeschakeld van een vergoeding per bijgewoonde vergadering op een vaste jaarvergoeding. Deze jaarvergoeding is een all-in bedrag, waaraan een aantal bestuursvergaderingen ten grondslag ligt, alsmede vergaderingen van commissies en in het kader van een permanente educatie gevolgde seminars, relatiedagen e.d. De vergoeding wordt jaarlijks aangepast aan de gemengde index, voor zover deze -geheel of gedeeltelijk- wordt toegepast. Voor de leden van de Beleggingscommissie is besloten om dezelfde systematiek toe te passen. De vergoeding van de leden van het VO is op eigen verzoek niet verhoogd en wordt nog per vergadering toegekend. De reiskosten worden door alle nog betrokkenen per vergadering gedeclareerd. Technische herziening Reglement I en II Reglement I en II zijn op een aantal punten herzien. De indexering van de Anw-hiaatpensioenen is gelijk gesteld aan het indexatiemechanisme voor alle andere PNB-pensioenen. Daarnaast zijn in beide reglementen enkele technische wijzigingen doorgevoerd. De technische aanpassingen betreffen onder meer: –– reglementaire grondslag voor de afstandsverklaring die deelnemers aan Reglement I moeten tekenen die op oudere leeftijd nog slechts tijdelijk opdrachten van het bisdom aanvaarden en veelal al een ingegaan pensioen ontvangen; –– verplaatsen van alle bedragen (reductiefactoren, afkoopgrens voor kleine pensioenen) naar bijlagen bij de reglementen; deze bedragen worden jaarlijks aangepast en zijn een jaar later als reglementsbepaling alweer verouderd; –– verduidelijking van de overgangsbepalingen bij de reglementswijzigingen van november 2013, waarbij de pensioenleeftijd is verhoogd naar 67 jaar. Duidelijk staat nu vermeld dat verschillende PNB-pensioenen, waaronder ook het Anw-hiaatpensioen en het tijdelijke partnerpensioen, niet doorlopen tot die leeftijd, maar tot de eerdere, toepasselijke AOW-ingang. Ook als men verkiest het ouderdomspensioen niet op de AOW-leeftijd maar op de (latere) 67-jarige leeftijd te laten uitbetalen, stopt toch de pensioenopbouw. Aanpassing van de flexibiliseringsfactoren Het Bestuur heeft met ingang van 1 januari 2014 besloten om de flexibiliseringsfactoren voortaan jaarlijks te herzien en wel op basis van de fondsgegevens (deelnemersbestand, rentestand) per ultimo jaar. Dit impliceert dat de toepassing van de eventueel herziene factoren eerst na afloop van het jaar, in de loop van het eerste kwartaal van het daarop volgende jaar, kan plaatsvinden. Aan een dergelijke herziening wordt in beginsel geen terugwerkende kracht gegeven. Het Bestuur zal wel steeds beoordelen of de herziening aanmerkelijke materiële consequenties heeft op individueel pensioen(aanspraak)niveau. Wijziging uitvoeringsovereenkomst In de uitvoeringsovereenkomst is op verzoek van de certificerend actuaris de onvoorwaardelijke verhoging van de pensioenopbouwbedragen in Reglement I vanwege het bereiken van een bepaalde, hogere leeftijd verduidelijkt. De formulering is thans volledig in overeenstemming gebracht met de tekst van de desbetreffende verhoging in het voornoemde reglement. Voorts zijn enkele verwijzingen naar artikelen uit de statuten aangepast, in verband met de wijziging van de statuten vanaf 1 juli 2014. Verder gaat de beoordeling of het PNB afziet van een rentevergoeding over te late premiebetalingen over van de opgeheven Werkcommissie naar het Bestuur. Tenslotte is het verhaal van de premie op de lonen van de deelnemers in overeenstemming gebracht met de desbetreffende formulering in Reglement I en II. Verlenging communicatiebeleidsplan Het Bestuur heeft het bestaande communicatiebeleidsplan met een jaar verlengd. Als duidelijk is op welke punten het terrein van de pensioencommunicatie door het kabinet-Rutte wordt herzien, zal voor 2016-2018 een nieuw communicatiebeleidsplan opgesteld worden. Bij het beleidsplan is een addendum gevoegd met de speerpunten voor 2015.
24
In het verslagjaar heeft het Bestuur voorts ingestemd met de ontwikkeling van een nieuwe website, die nog meer dan zijn voorganger de deelnemers en andere belanghebbenden centraal stelt en zal voldoen aan de wettelijke eisen van de Wet Pensioencommunicatie. Geschiktheidsplan DNB vereist dat pensioenfondsen naast deskundigheidseisen ook eisen inzake vaardigheden, professioneel gedrag en beschikbaarheid (tijdsbeslag) aan fondsbestuurders formuleren. Het Bestuur heeft daarom het bestaande deskundigheidsplan omgewerkt tot een geschiktheidsplan, aangevuld met de door DNB vereiste informatie. Vaststelling Richtlijnen Vermogensbeheer 2015 De richtlijnen voor 2015 zijn op advies van de Beleggingscommissie door het Bestuur vastgesteld en komen in hoge mate overeen met die voor 2014. Naar aanleiding van de ALM-studie, waarbij onder andere de invloed van het nieuwe FTK en het actueel lage niveau van de rente op het beleid zijn onderzocht, zullen enkele aanpassingen worden doorgevoerd in 2015. Ook de toevoeging van de Nederlandse hypotheken aan de beleggingsportefeuille zal dan opgenomen worden. Toeslagenbeleid Algemeen Sinds de Pensioenwet wordt van de besturen van pensioenfondsen meer aandacht gevraagd voor de toeslagverlening. De wet verlangt namelijk dat met alle betrokken doelgroepen duidelijker wordt gecommuniceerd over het toeslagenbeleid. Met name moet binnen dat beleid sprake zijn van consistentie tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. Daarnaast moet een uitspraak worden gedaan over de haalbaarheid van het toeslagenbeleid in de toekomst. Om vooral duidelijkheid te scheppen over het voorwaardelijke karakter van de toeslagverlening zijn door de wetgever gestandaardiseerde formuleringen ontwikkeld, met behulp waarvan met alle betrokkenen moet worden gecommuniceerd. Deze formuleringen dienen eveneens te zijn opgenomen in de pensioenreglementen, de pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst en in diverse communicatie-uitingen, zoals de startbrief, het jaarlijkse pensioenoverzicht e.d. Zonder gebruik van de hiervoor bedoelde standaardteksten of in geval van afwijkende typeringen van het toeslagenbeleid loopt het pensioenfonds -dus ook het PNB- namelijk het risico dat de voorwaardelijkheid onvoldoende blijkt en zal in twijfelgevallen de toezichthouder aannemen dat het beleid ter zake onvoorwaardelijk is. Het gaat daarbij om –– de voorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement I en II aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit de overrendementen: deze komt overeen met categorie D1 uit de toeslagenmatrix, zoals opgenomen in Bijlage 1a van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006, Stcrt. 253, laatstelijk gewijzigd bij de Regeling van 11 december 2009, Stcrt. 19698; –– de voorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement I aan de actieve deelnemers uit de overrendementen en, voor het deel van de salarisverhoging dat meer bedraagt dan de inflatievergoeding, uit de premie: deze komt overeen met categorie D6 uit de toeslagenmatrix; en –– de onvoorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement II aan de actieve deelnemers uit de premie: deze komt overeen met categorie F2 uit de toeslagenmatrix. Het bestuur is er zich van bewust dat in het kader van de invoering van het nieuwe FTK de strikte omschrijving van de verschillende, voorwaardelijke toeslagverleningen, alsmede de toeslagenmatrix zijn komen te vervallen. Te zijner tijd zal het Bestuur zich beraden over handhaving van de bedoelde teksten in de diverse communicatie-uitingen van het PNB. Dit zal plaatsvinden in het kader van de implementatie van de verwachte Wet Pensioencommunicatie.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
25
Aanpassing van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen In Reglement I is bepaald dat jaarlijks een procentuele aanpassing van de pensioenopbouwbedragen plaatsvindt per 1 januari van enig jaar op basis van een gemengde index (50% loonindex, 50% prijsindex). Dit aanpassingspercentage is door het Economencollege per 1 januari 2014 vastgesteld op 1,3%. Het Bestuur beoordeelt evenwel of het fonds over voldoende middelen beschikt om te kunnen beslissen in hoeverre deze aanpassing kan plaatsvinden. De dekkingsgraad ultimo december 2013 bedroeg, op basis van de ongemiddelde RTS-curve, 125,1%. Op basis van de toeslagenstaffel geldt dat er geen toeslag wordt verleend bij een dekkingsgraad lager dan 120%. Bij een dekkingsgraad tussen de 120% en 130% wordt een toeslag verleend ter hoogte van de helft van de stijging van de maatstaf. Met ingang van 1 januari 2014 heeft het Bestuur, na positief advies van het AVO en gehoord de actuaris, besloten om de pensioenopbouwbedragen ingevolge Reglement I te verhogen met 0,65%. De dekkingsgraad ultimo september 2014 op basis van de ongemiddelde RTS-curve bedraagt 123,4%. Met ingang van 1 januari 2015 zijn de pensioenopbouwbedragen ingevolge Reglement I verhoogd met 0,45%, ofwel de helft van de stijging op basis van de gemengde index van 0,9%. Hieronder volgt een overzicht van alle pensioenopbouwbedragen over een periode van drie jaren.
Opbouw- Opbouw- Opbouw bedragen per bedragen per bedragen per deelnemers- deelnemers- deelnemers jaar jaar jaar ingaande ingaande ingaande 1-1-2015 1-1-2014 1-1-2013 Leeftijd
in euro’s
in euro’s
in euro’s
< 28 333,19 331,70 329,56 28-29 364,83 363,20 360,85 30-31 394,72 392,95 390,41 32-34 462,02 459,95 456,98 35-37 493,16 490,95 487,78 38-39 526,30 523,95 520,56 40-41 541,87 539,44 535,96 42-43 557,19 554,69 551,11 44-66 572,51 569,94 566,26 Het pensioenopbouwbedrag per deelnemer ingevolge Reglement II is, conform de onvoorwaardelijk geformuleerde, reglementaire indexatiemethodiek, met ingang van 1 januari 2014 verhoogd tot € 107,14, hetgeen een stijging betekent van 0,85% ten opzichte van 2013 (€ 106,26). Het opbouwbedrag is per 1 januari 2015 niet verhoogd en derhalve vastgesteld op € 107,14. Op de ingegane pensioenen van de gepensioneerden en pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers is met ingang van 1 januari 2014 een toeslag gelijk aan de halve consumentenprijsindex, zijnde 0,72%, toegekend. Met ingang van 1 januari 2015 zijn de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en gepensioneerden verhoogd met 0,32%. Het Bestuur heeft hiertoe besloten op basis van het bestaande toeslagenbeleid.
26
Indexatie-achterstand Het toeslagenbeleid heeft geleid tot de hierna volgende indexatie-achterstanden: Actieve deelnemers Reglement I :
De verhoging per:
De gemengde index bedroeg:
Verschil:
Cumulatief verschil:
1 januari 2015: 0,45%
0,9%
50%
5,82%
1 januari 2014: 0,65%
1,3%
50%
5,34%
1 januari 2013: 0,0%
2,1%
100%
4,66%
1 januari 2012: 0,0%
1,9%
100%
2,51%
1 januari 2011: 0,6%
1,2%
50%
0,60%
1 januari 2010: 1,2%
1,2%
–
0,00%
1 januari 2009: 3,3%
3,3%
–
0,00%
Indexatiemaatstaf:
Verschil:
Cumulatief verschil:
1 januari 2015: 0,32%
0,64% (consumentenprijsindex)
50%
8,37%
1 januari 2014: 0,72%
1,44% (consumentenprijsindex)
50%
8,01%
1 januari 2013: 0,0%
2,43% (consumentenprijsindex)
100%
7,24%
1 januari 2012: 0,0%
2,39% (consumentenprijsindex)
100%
4,70%
1 januari 2011: 0,6%
1,2% (consumentenprijsindex)
50%
2,26%
1 januari 2010: 1,2%
1,2% (gemengde index)
–
1,65%
1 januari 2009: 1,65%
3,3% (gemengde index)
50%
1,65%
Gewezen deelnemers en gepensioneerden Reglement I en II:
De verhoging per:
Wijziging toeslagenbeleid Het Bestuur heeft aan het begin van 2015 een ALM-studie uitgevoerd om onder meer na te gaan of het huidige toeslagenbeleid onder het nieuwe FTK nog optimaal is. In het volgende hoofdstuk wordt in een afzonderlijke paragraaf hier nader op ingegaan. Financiering Aanpassing van de premiebijdragen over 2014 Ingevolge de Pensioenwet is het PNB verplicht een pensioenpremie of -bijdrage vast te stellen op kostendekkend niveau. Dit houdt mede in dat de premie op basis van de marktrente dient te worden vastgesteld, rekening houdend met toekomstige sterftetrendontwikkelingen. Aangezien de marktrente van jaar tot jaar sterk kan fluctueren, biedt de wet de mogelijkheid om een kostendekkende premie vast te stellen op basis van een gedempte rekenrente. Het PNB maakt van deze mogelijkheid gebruik. De resultaten uit de ALM-studie hebben uitgewezen dat het PNB dit premiebeleid kan continueren vanaf 2015. Hierna wordt hierop nader ingegaan. Met ingang van 2014 zijn de premiebijdragen vastgesteld op € 8.344 per deelnemer voor Reglement I en € 1.941 voor Reglement II. De hiervoor genoemde bedragen zijn met ingang van 1 januari 2015 vastgesteld op € 8.849 respectievelijk € 1.793. De rente is gedempt op basis van een 10-jaarsgemiddelde rentecurve.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
27
Hieronder volgt, conform het wettelijk voorschrift van artikel 130 van de Pensioenwet, een overzicht van de voor 2014 toepasselijke premies ingevolge de beide reglementen in totale bedragen (x € 1000): Kostendekkende premie
€ 6.998
Gedempte kostendekkende premie
€ 5.994
Feitelijke premie
€ 6.045
De feitelijke premie is iets hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Evenwichtige belangenafweging premiebesluit 2015 DNB heeft in het verslagjaar een onderzoek uitgevoerd naar evenwichtige premievaststelling voor 2015 bij alle pensioenfondsen met een actieve opbouw van pensioenaanspraken. Het Bestuur heeft derhalve een vragenlijst over de ex-ante premiegegevens voor 2015 ingevuld, die vooral betrekking had op het besluitvormingsproces en de onderbouwing door het fondsbestuur van de evenwichtigheid van het premiebesluit. Daarnaast is een vragenlijst ingevuld over het premiebesluit voor 2015. Deze had vooral betrekking op het analyseren van de componenten waaruit de premie is opgebouwd. Aangezien het Bestuur geen terugkoppeling heeft ontvangen van DNB, wordt er vanuit gegaan dat er geen sprake is van onzorgvuldigheid, onvoldoende motivering en/of onevenwichtige uitkomsten bij de betreffende premievaststelling. Nieuwe Prognosetafel AG2014 en ervaringssterfte Het Actuarieel Genootschap (AG) heeft in het boekjaar een nieuwe overlevingstafel gepubliceerd. In deze tafel is de meest recente verwachting over de overlevingskansen van de Nederlandse bevolking verwerkt. De ‘Prognosetafel AG 2012-2062’ is vervangen door de ‘Prognosetafel AG2014’. Ingevolge de Pensioenwet dienen pensioenfondsen rekening te houden met de meest actuele inzichten ter zake. Het Bestuur heeft dan ook besloten de nieuwe tafel met ingang van het jaareinde 2014 door te voeren. Vanaf 1 januari 2015 is het PNB verplicht om de beleidsdekkingsgraad te rapporteren. Deze beleidsdekkingsgraad is gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de laatste 12 maanden. De impact van de nieuwe tafel op de beleidsdekkingsgraad is derhalve slechts 1/12 van de impact op de reguliere dekkingsgraad. De nieuwe tafel kan tot een geringe premiestijging leiden, de totale voorziening neemt af. In het verslagjaar heeft het Bestuur voorts besloten tot een verbeterde berekening van de ervaringssterfte en tot een betere methode om te analyseren of de gevonden ervaringssterfte ook daadwerkelijk bij het PNB past. De technische voorziening wijzigt hierdoor nagenoeg niet. Financiële positie van het fonds en ontwikkeling van de dekkingsgraad Vanaf 2007 vindt de jaarverslaglegging plaats op basis van de regelgeving van het FTK, waarbij de pensioenverplichtingen op marktwaarde dienen te worden gewaardeerd. De voorziening pensioenverplichtingen is, met inbegrip van de toepassing van de AG-Prognosetafel 2014, ultimo 2014 vastgesteld op € 361,9 miljoen. De reserves bedragen € 115,4 miljoen, hetgeen resulteert in een aanwezige dekkingsgraad van 131,9%. Hierbij moet wel worden aangetekend dat de voorziening is gebaseerd op de door DNB voorgeschreven driemaandsgemiddelde UFR-curve. Indien van de ongemiddelde rentetermijnstructuur (RTS) zou zijn uitgegaan, zou de dekkingsgraad ultimo 2014 123,8% hebben bedragen. Het Bestuur heeft in 2013 besloten in zijn beleid de ongemiddelde RTS te hanteren. De ‘tussentijdse’ invoering van de UFR en de driemaandsmiddeling ziet het Bestuur als kunstmatige ingrepen om pensioenfondsen die zich in een herstelsituatie verkeren, tegemoet te komen. Zij konden zodoende hun noodzakelijke kortingen op pensioenaanspraken en ingegane pensioenen enigszins mitigeren en/of de pensioenpremie lager vaststellen. Het Bestuur heeft ook in het verslagjaar vastgehouden aan de RTS totdat de wetgeving ter zake is herzien. Met de invoering van het nieuwe FTK in vanaf 2015 is de driemaandsmiddeling van de rentecurve
28
verdwenen; de UFR-systematiek blijft gehandhaafd. Daarnaast introduceert het nFTK de beleidsdekkingsgraad, oftewel de gemiddelde dekkingsgraad (inclusief UFR) van de laatste 12 maanden. Het PNB is vanaf 2015 verplicht om de beleidsdekkingsgraad te hanteren als uitgangspunt voor het toeslagenbeleid. Voor het beleggings- en premiebeleid blijft de ongemiddelde RTS het uitgangspunt. De benodigde dekkingsgraad ultimo 2014 bedraagt op basis van de strategische beleggingsmix 112,0%. Aangezien de aanwezige dekkingsgraad hoger is dan de benodigde is er geen sprake van een reservetekort. De (voorlopige) dekkingsgraad wordt door het Bestuur -op basis van de QuickScan van het AZL Actuariaat- maandelijks zorgvuldig gevolgd, alsmede aan de hand van de definitieve dekkingsgraadrapportage in de kwartaalgewijze RiskMap. Het belegde vermogen, inclusief liquide middelen, nam in het verslagjaar toe met € 71,7 miljoen tot € 477,3 miljoen. Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2014 20,8% (in 2013 3%). ALM-studie en implementatie nieuwe FTK In verband met de naderende wetgeving met betrekking tot het nieuwe FTK heeft het Bestuur in het najaar van 2014 opdracht aan het AZL Actuariaat gegeven om een nieuwe ALM-studie uit te voeren. In het verslagjaar is daartoe een werkgroep geformeerd, waarin alle betrokken belanghebbenden en relevante, externe partijen vertegenwoordigd waren, die het onderzoek heeft begeleid. Nadat binnen deze werkgroep overeenstemming over het doel, de opzet en uitgangspunten van de ALM-studie was bereikt, vond in het begin van 2015 het feitelijke onderzoek plaats, volgde een presentatie van de resultaten en nam op basis daarvan het Bestuur besluiten. Een vitaal uitgangspunt van de studie was uiteraard dat de nieuwe wettelijke voorschriften van het nieuwe FTK daarin zouden worden meegenomen. Daarnaast zijn enige veronderstellingen aangenomen met betrekking tot de ontwikkeling van de economie, waarbij diverse denkbare scenario’s zijn gehanteerd, en demografische ontwikkelingen. - toeslagenbeleid Voor het PNB blijft het huidige toeslagenbeleid de ambitie: voorwaardelijke toepassing van de gemengde index ingevolge Reglement I, onvoorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement II en voorwaardelijke aanpassing van de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken aan de consumentenprijsindex. Op grond van de toeslagenstaffel vindt een halve indexatie plaats bij een dekkingsgraad, hoger dan 120%, respectievelijk een volledige indexatie bij een dekkingsgraad boven de 130%. Als de dekkingsgraad meer dan 150% bedraagt, bestaat de mogelijkheid van inhaalindexatie. Onder het nieuwe FTK dient het verlenen van toeslagen toekomstbestendig te zijn. Dat wil zeggen dat een toeslag die in enig jaar is verleend, ook in de toekomst gegeven moet kunnen worden. In dit verband kan het niet zo zijn dat de beleidsdekkingsgraad onder de 110% zakt. Uit het onderzoek is gebleken dat in de komende 15 jaar de verwachte ontwikkeling van de toeslagen aan de drie hiervoor genoemde doelgroepen in de buurt ligt van de ambitie. De kans op korten is zeer gering. Het Bestuur heeft besloten het nieuwe FTK te volgen en de staffel in het toeslagenbeleid te laten vervallen. Dit impliceert dat het Bestuur jaar voor jaar zal beoordelen of, gegeven de bovenstaande eis van toekomstbestendigheid en minimum beleidsdekkingsgraad van 110%, kan worden geïndexeerd conform de ambitie. Indien daarna nog ruimte voor verdere indexatie aanwezig is, kunnen in het verleden niet-gehaalde of halve indexaties geheel of gedeeltelijk worden gerepareerd. – premiebeleid Het PNB hanteert een gedempte kostendekkende premie. De demping is gebaseerd op een 10-jaarsmiddeling van de rentecurve; deze methode kan onder het nieuwe FTK gehandhaafd worden. Uit het onderzoekt blijkt dat naar verwachting de premie per persoon voor Reglement I zal stijgen. Dit omdat de gemiddelde leeftijd toeneemt, de 10-jaarsgemiddelde rente daalt en ook de inflatie zal stijgen. Ook Reglement II zal in de eerste jaren van de periode van 15 jaar waarschijnlijk een premiestijging per persoon kennen. Op totaalniveau zal de gedempte kostendekkende premie vanwege de afname van het aantal actieve deelnemers naar verwachting dalen. Het Bestuur ziet in het vorenstaande geen aanleiding om het huidige premiebeleid aan te passen. Wel past op dit moment een waarschuwing: door de toenemende vergrijzing van het fonds zal de premie op de langere termijn stijgen en worden mogelijk de
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
29
grenzen van de financierbaarheid van de pensioenen op het huidige niveau bereikt. Het Bestuur is van oordeel dat hieraan tijdig aandacht moet worden besteed. – beleggingsbeleid Wat betreft het beleggingsbeleid wordt verwezen naar de fondsspecifieke ontwikkelingen in het desbetreffende hoofdstuk ‘Beleggingen’. – pensioenbeleid Het pensioenbeleid stond in het kader van de onderhavige ALM-studie niet ter discussie. Reglement I kent een vast pensioenopbouwbedrag per jaar, voorzien van een op het laatste (hoogste) bedrag gebaseerde vermenigvuldiging met het totaal aantal deelnemersjaren, Reglement II is een vaste bedragenregeling. Financieel crisisplan Het PNB heeft vòòr 1 mei 2012 DNB een brief over het financieel crisisplan gezonden. Daarin wordt onderbouwd dat het Bestuur de crises met het huidige samenstel van fondsdocumenten en de daarin opgenomen taken, bevoegdheden en beleidsinstrumenten bestrijdt. Het PNB behoort tot de pensioenfondsen in Nederland die in de afgelopen jaren geen reserve- of dekkingstekort hebben opgelopen. Het voornoemde standpunt is in het verslagjaar niet gewijzigd. Uitvoeringskosten In april 2011 bracht de AFM het rapport ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ uit. De gedragstoezichthouder concludeerde dat –– de uitvoeringskosten grote invloed hebben op hoogte van het ouderdomspensioen; –– vooral de administratiekosten van pensioenfondsen van gelijke omvang onderling sterk verschillen; –– kleine en middelgrote pensioenfondsen door schaalvoordelen en vereenvoudigingen nog veel kunnen besparen op kosten, en –– veel pensioenfondsen niet alle kosten rapporteren. De Pensioenfederatie heeft op het voornoemde rapport gereageerd en een set aanbevelingen tot verbetering ter zake gepubliceerd. Aanbevolen is dat de kosten van het pensioenbeheer in euro’s per deelnemer worden gerapporteerd en de kosten voor het vermogensbeheer in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Voorts is voorgesteld om separaat de (eventueel geschatte) transactiekosten in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen te publiceren. In dit jaarverslag volgt het Bestuur de aanbevelingen op.
30
In euro’s 2014 2013 2012
Pensioenbeheer Kosten in euro’s per deelnemer
362,80
343,79
284,15
Vermogensbeheer (tussen haakjes % van het belegd vermogen) Fiduciair vermogensbeheer 375.042 (0,09) 383.469 (0,09) 387.291 (0,10) Beleggingsadministratie 100.000 (0,02) 117.177 (0,03) 137.413 (0,03) BTW op fiduciair vermogensbeheer
99.759
(0,02)
105.136
(0,03)
110.188
(0,03)
Kosten bewaarneming
41.786
(0,01)
50.149
(0,01)
36.450
(0,01)
616.587
(0,14)
655.931
(0,16)
671.342
(0,17)
Indirecte beheerkosten (schatting)
Totaal Directe beheerkosten
663.087
(0,15)
783.235
(0,19)
872.684
(0,22)
Transactiekosten (schatting)
181.630
(0,04)
66.958
(0,02)
112.469
(0,03)
Totaal kosten vermogensbeheer
1.461.304
(0,33)
1.506.124
(0,37)
1.656.495
(0,42)
Gemiddeld belegd vermogen
437,5 mln.
405,1 mln.
391,8 mln.
Kosten vermogensbeheer per beleggingscategorie 2014 2013 Vastgoed 199.972 240.000 Aandelen 424.993 474.124 Vastrentende waarden
124.932
105.000 1)
Kosten overlay
379.221
385.000
Overige vermogensbeheerkosten
332.186
302.000
1.461.304 1.506.124
De kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 993.000 (was in 2013: € 975.000). Om de kosten per deelnemer te berekenen is, conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie, het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers, te weten 971 (was in 2013: 1.008), en pensioengerechtigden, te weten 1766 (was in 2013: 1.828). Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. Het Bestuur tekent bij het vorenstaande aan dat de berekening tamelijk globaal is gehouden, een en ander ten behoeve van de vergelijkbaarheid met andere pensioenfondsen. Het is voorstelbaar in dit verband incidentele uitvoeringskosten buiten beschouwing te laten. Dit laat onverlet dat het Bestuur de ontwikkeling van de kosten gedurende het gehele boekjaar nauwlettend volgt, controleert op juistheid en doelmatigheid, en zo nodig hierover overleg voert met de partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed. Ook de eigen (bestuurs) kosten worden kritisch gevolgd.
1)
Sinds 1 januari 2014 worden de kosten van het afdekken van renterisico en valutarisico niet meer, zoals in 2013, apart in rekening gebracht, maar in een totaalbedrag uitgedrukt.
Voor de vergelijkbaarheid zijn de kosten van de renteoverlays ad € 322.000 in 2013 overgeheveld van de Vastrentende waarden naar de Kosten overlay.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
31
De kosten van het vermogensbeheer kunnen in drie categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die afzonderlijk in de jaarrekening zijn genoemd. Daaronder vallen de beheervergoeding van de fiduciaire vermogensbeheerder en overige vergoedingen, zoals de kosten voor de bewaarneming en voor het administreren van de portefeuille, alsmede de rapportages daarover. Dit betreft een bedrag van € 617.000 (was in 2013: € 655.000). De tweede categorie betreft de vermogensbeheerkosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder, zoals opgenomen in de jaarrekening en zijn € 663.000 (was in 2013: € 783.000). De derde categorie zijn de transactiekosten van de beleggingsfondsen, de derivaten en de vastrentende waarden portefeuille. Deze kosten zijn berekend volgens de richtlijnen van de Pensioenfederatie. Op basis van deze benadering zijn de geschatte kosten € 182.000 (was in 2013: € 67.000). De totale kosten van het vermogensbeheer komen daarmee uit op ruim € 1,4 miljoen (was in 2013: € 1,5 miljoen). Voorlichting en communicatie De CVC heeft zich in het verslagjaar onder meer bezig gehouden met het opstellen van nieuwsbrieven aan de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden over bestuursbesluiten en andere voor hen relevante gebeurtenissen. Afzonderlijk zijn alle aangesloten kerkelijke instellingen door het Bestuur op de hoogte gesteld van belangrijke informatie over de premie en het toeslagen op pensioenaanspraken en ingegane pensioenen. De instellingen zijn bovendien op de hoogte gesteld van de data waarop het Bestuur en het VO vergaderen, zodat zij -in geval van eventuele contacten met deze organen- weten wanneer besluiten worden genomen, respectievelijk adviezen worden uitgebracht. Voorts is ervoor gezorgd dat de website van het PNB actueel wordt gehouden en zijn er nieuwsberichten op geplaatst over de diverse ontwikkelingen in pensioenland. Eind 2013 besloot het Bestuur na een advies van de CVC om het toen aflopende communicatiebeleidsplan 2011-2013 met een jaar te verlengen. De grondslag voor dit besluit lag in het nieuwe FTK, dat in 2014 in werking zou treden. De verwachting was toen dat in dit FTK nieuwe regels voor verbetering van de pensioencommunicatie zouden worden opgenomen. Inmiddels is er een aparte Wet Pensioencommunicatie in voorbereiding, die naar verwachting op 1 juli 2015 in werking zal treden. De CVC heeft in het verslagjaar het Bestuur geadviseerd om de werking van het communicatiebeleidsplan wederom voor één jaar te verlengen en wel tot 1 januari 2016. Het Bestuur heeft dit advies overgenomen. Bij het beleidsplan is een addendum gevoegd met de speerpunten voor het jaar 2015. In het verslagjaar zijn de uniforme pensioenoverzichten (UPO’s) aan de actieve deelnemers in de zomer van 2014 verstrekt. De UPOmodellen die het PNB hanteert, zijn toegesneden op de verschillende doelgroepen. Het PNB heeft, met andere woorden, UPO’s voor –– priesters en ongehuwde diakens; –– gehuwde diakens; –– pastoraal werkers en –– het huishoudelijk personeel. Het Bestuur heeft in het verslagjaar ook aan de gepensioneerden en nabestaanden een UPO verstuurd. De CVC is in het verslagjaar gestart met de digitalisering van de informatievoorziening aan de werkgevers. AZL is in opdracht van het Bestuur begonnen met het verzamelen van emailadressen. Omdat de verzameling van emailadressen niet snel genoeg verloopt, heeft de CVC eind 2014 besloten om de emailadressen op te vragen bij de betrokken bisdomsecretariaten. Tenslotte heeft het Bestuur een advies van de CVC opgevolgd om een nieuwe website van AZL af te nemen. De techniek achter de huidige website is verouderd en zal vanaf 1 januari 2016 niet meer te handhaven zijn. In 2015 werkt de CVC aan de vormgeving en invulling van de nieuwe website die naar verwachting naar meer dan thans de deelnemers c.s. als doelgroep en gebruiker van de site centraal stelt.
32
Diversen Opschorting waardeoverdrachten Hoewel het PNB zelf in het verslagjaar niet in een situatie van onderdekking (<100 % dekkingsgraad) terecht is gekomen, was dat voor een aantal andere pensioenfondsen wel het geval. Ingevolge de Pensioenwet kunnen geen waardeoverdrachten plaatsvinden indien één van de daarbij betrokken pensioenfondsen wordt geconfronteerd met een onderdekking. In de praktijk vinden, in relatie met het PNB, de meeste waardeoverdrachten plaats met het Abp en het Pensioenfonds Zorg & Welzijn. Beide voornoemde fondsen zijn gedurende het gehele verslagjaar niet in een situatie van onderdekking terecht gekomen, zodat over en weer waardeoverdrachten hebben kunnen plaatsvinden. Klachten Het Bestuur heeft in het verslagjaar een aantal klachten van aangesloten kerkelijke instellingen ontvangen. Dit naar aanleiding van de implementatie van de gewijzigde pensioenreglementen van het PNB in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Doordat er gedurende 2014 geen afrekennota’s zijn aangemaakt, hebben enkele parochies een premienota ontvangen voor één of meer deelnemers die inmiddels niet meer werkzaam waren. De afrekennota over 2014 is in het vierde kwartaal alsnog aangemaakt, gebaseerd op de werkelijke situatie, en verzonden. Ten gevolge van de invoering van een in dit jaarverslag reeds genoemd, nieuw administratiesysteem heeft AZL voorts handmatig pensioenberekeningen gemaakt. Bij de berekening van uitruil van opgebouwd partnerpensioen in ouderdomspensioen is door AZL een foutieve berekening gemaakt. Hierdoor kreeg een klein aantal gepensioneerden een te hoog ouderdomspensioen. De betaling is eind 2014 aangepast en de betrokkenen zijn hierover schriftelijk geïnformeerd. Het Bestuur heeft besloten dat het teveel betaalde pensioen niet terugbetaald hoeft te worden. Het gaat om een totaal bedrag van € 980. Tenslotte is door een deelnemer bezwaar gemaakt tegen de verlaging van zijn arbeidsongeschiktheidspensioen; deze verlaging vloeide voort uit een herkeuring. Het Bestuur heeft naar aanleiding van dit bezwaar de arbeidsongeschiktheid en restcapaciteit opnieuw laten onderzoeken door andere deskundigen dan degenen die het Bestuur ter zake in eerste instantie hebben geadviseerd. Op grond van dit onderzoek geeft het Bestuur besloten het huidige, hogere arbeidsongeschiktheidspensioen te handhaven. Boetes In het verslagjaar heeft het PNB geen boetes of dwangsommen betaald.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
33
Verzekerdenbestand De ontwikkeling van de aantallen deelnemers, slapers en gepensioneerden in het verslagjaar is hieronder afzonderlijk voor priesters, diakens, pastoraal werkers en huishoudelijk personeel weergegeven. Mutaties verzekerdenbestand priesters
Pensioen-
Deel- gerechtig-
nemers Slapers
Stand per 31 december 2013
412
64
den Totaal 653
1.129
Mutaties door: In dienst
4 4
Uit dienst
-34
34
0
Uitgaande waardeoverdrachten Overlijden
-1
0 -41 -42
Ingang pensioen
-6
-1
6
-1
Andere oorzaken
30
-26
-4
0
Mutaties per saldo
-7
7
-39
-39
Afkoop
405 1)
Stand per 31 december 2014 Gemiddelde deelnemersleeftijd
71
614 1.090
55,8
Specificaties pensioengerechtigden 2014 2013 Ouderdomspensioen 614 653 Nabestaandenpensioen 0 0 Wezenpensioen 0 0 Totaal 614 653
1)
34
Waarvan 23 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie.
Mutaties verzekerdenbestand diakens
Pensioen-
Deel- gerechtig-
nemers Slapers
Stand per 31 december 2013
78
10
den Totaal 36
124
Mutaties door: In dienst
10 10
Uit dienst
-9
9
0
Uitgaande waardeoverdrachten
0
0
Overlijden
0 0
Ingang pensioen
-3
3
0
Afkoop Andere oorzaken
6
-7
-1
Mutaties per saldo
4
2
9
82 1) 12
Stand per 31 december 2014 Gemiddelde deelnemersleeftijd
3
39 133
58,6
Specificaties pensioengerechtigden
2014
2013
Ouderdomspensioen 36 33 Nabestaandenpensioen 3 3 Wezenpensioen 0 0 Totaal 39 36
1)
Waarvan 1 deelnemer met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
35
Mutaties verzekerdenbestand pastoraal werkers
Pensioen-
Deel- gerechtig-
nemers Slapers
Stand per 31 december 2013
314
273
den Totaal 446
1.033
Mutaties door: In dienst
9 9
Uit dienst
-25
25
0
Uitgaande waardeoverdrachten
-2
-2
Overlijden
0
Ingang pensioen
-15
0 -12 -12 -7
26
4
Afkoop 1 1 Andere oorzaken Mutaties per saldo
-10
-5
-14
-30
6
10
-14
284 1) 279
Stand per 31 december 2014 Gemiddelde deelnemersleeftijd
1
456 1.019
58,7
Specificaties pensioengerechtigden
2014
2013
Ouderdomspensioen 398 390 Nabestaandenpensioen 55 53 Wezenpensioen 3 3 Totaal 456 446
1)
36
Waarvan 13 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie.
Mutaties verzekerdenbestand huishoudelijk personeel
Pensioen-
Deel- gerechtig-
Stand per 31 december 2013
nemers
Slapers
den
Totaal
204
288
693
1.185
Mutaties door: In dienst
18 18
Uit dienst
-13
13
0
Uitgaande waardeoverdrachten
-1
-1
Overlijden
0
-3 -47 -50
Ingang pensioen
-6
-5
11
Afkoop -16
0
0 -16
Andere oorzaken
-3 3 0 0
Mutaties per saldo
-4
200 1) 279
Stand per 31 december 2014 Gemiddelde deelnemersleeftijd
-9
-36
-49
657 1.136
57,8
Specificaties pensioengerechtigden
2014
2013
Ouderdomspensioen 641 677 Nabestaandenpensioen 16 16 Totaal 657 693
1)
Waarvan 14 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
37
Mutaties verzekerdenbestand (totaal PNB)
Stand per 31 december 2013
Pensioen-
Deel- gerechtignemers Slapers 1.008
635
den Totaal 1.828
3.471
Mutaties door: In dienst
41 41
Uit dienst
-81
81
0
Uitgaande waardeoverdrachten
-3
-3
Overlijden Ingang pensioen
-1 -30
-3 -100 -104 -13
46
3
Afkoop -16
1 -15
Andere oorzaken Mutaties per saldo Stand per 31 december 2014
34
-40
-9
-15
-37
6
-62
-93
971 1) 641 1.766 3.378
Specificaties pensioengerechtigden
2014
2013
Ouderdomspensioen 1.689 1.753 Nabestaandenpensioen 74 72 Wezenpensioen 3 3 Totaal 1.766 1.828
1)
38
Waarvan 51 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie.
Overzicht van de leeftijd van de aktieve deelnemers
Huis Permanent Pastoraal houdelijk tot 30 jaar 30 t/m 34 jaar
Priesters
diaken werkers personeel
Totaal
4 1 3 4 12 14
1
1
4
20
35 t/m 39 jaar
30
5
9
4
48
40 t/m 44 jaar
41
4
10
8
63
45 t/m 49 jaar
68
2
32
13
115
50 t/m 54 jaar
96
20
56
41
213
55 t/m 59 jaar
73
22
77
59
231
60 t/m 64 jaar
71
25
90
62
248
8
2
6
5
21
65 jaar of ouder Totaal
405 82 284 200 971
Overzicht leeftijden pensioengerechtigden
Huis Permanent Pastoraal houdelijk jonger dan 65 jaar 65 t/m 69 jaar
Priesters
diaken werkers personeel
Totaal
0
1
24
1
26
68
26
146
88
328
70 t/m 74 jaar
116
10
118
101
345
75 t/m 79 jaar
164
2
86
121
373
80 t/m 84 jaar
133
0
57
145
335
85 t/m 89 jaar
97
0
20
115
232
90 t/m 94 jaar
30
0
5
61
96
6
0
0
25
31
95 en ouder Totaal
614 39 456 657 1.766
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
39
Beleggingen Algemene ontwikkelingen Ondanks aanhoudende zorgen om de mondiale groei en geopolitieke spanningen was 2014 een gunstig jaar voor beleggers. Nagenoeg alle belegging categorieën hebben positieve resultaten laten zien. Ondanks de goede beleggingsresultaten is de financiële positie van veel pensioenfondsen echter nauwelijks verbeterd. Pensioenfondsen ondervonden veel tegenwind van de ook in 2014 wederom gestaag dalende rente. Een langzaam aantrekkende economische groei in met name de Verenigde Staten, dalende inflatie in combinatie met lage rentes en een soepel monetair beleid zorgden in de financiële markten voor een zoektocht naar rendement. De wereldwijde aandelen hebben als gevolg hiervan in 2014 een rendement behaald van ruim 19,5%. Een aanzienlijk deel van dit resultaat is toe te wijzen aan de in 2014 sterk verzwakkende euro. De euro is het jaar geëindigd op een niveau van € 1,21 ten opzichte van de Amerikaanse dollar, een verzwakking van circa 12% ten opzichte van het niveau primo 2014. De obligatierente in de VS en in Europa daalden in 2014 naar nieuwe dieptepunten. In Europa had dit te maken met de zwakke economische activiteit in de eurozone en het vooruitzicht van nieuwe monetaire acties van de Europese Centrale Bank (ECB). Duitse staatsobligaties behaalden bijvoorbeeld in 2014 een rendement van ruim 10%. Dit als gevolg van een daling van deze rente van 2% naar 0,5%. De zoektocht naar rendement verklaart waarom staatsobligaties van landen zoals Spanje en Italië dit resultaat ruimschoots weten te overtreffen. De categorie grondstoffen bleef in 2014 achter. Dit door zorgen over een zwakkere vraag en voldoende aanbod. De prijs van ruwe olie daalde in 2014 met 46%. De zwakke economische groei, de structureel lage inflatie en het accomoderende beleid van de ECB maken het onwaarschijnlijk dat de Europese rente niveaus in de nabije toekomst zullen stijgen. De vooruitzichten voor Europese staatsobligaties zijn matig. De wereldwijde groei zal in 2015 wellicht verder kunnen aantrekken. Met name ook vanwege de verbetering van de arbeids- en huizenmarkt in de Verenigde Staten. Een klimaat van gematigde economische groei, stijgende bedrijfswinsten en een soepel monetair beleid blijft gunstig voor aandelen. Fondsspecifieke ontwikkelingen Portefeuille, resultaten Het beleggingsresultaat in 2014 liet voor het zesde opeenvolgende jaar een positief rendement zien. Met een absoluut gezien hoog totaal rendement van 20,8% presteerde de beleggingsportefeuille 0,6%-punt minder dan de gedurende 2014 gehanteerde benchmark (21,4%). Het resultaat is een gevolg van absoluut hoog positief resultaat op de matching portefeuille (23,0%) in combinatie met een goed absoluut resultaat op de rendement portefeuille (13,5%). Daarnaast droeg de afdekking van een viertal vreemde valuta met -/- 4,7%-punt evenwel negatief bij aan het totale rendement. De matching portefeuille bestaat uit staatsobligaties en rentederivaten en heeft mede tot doel het renterisico, wat ontstaat doordat de contante waarde van de verplichtingen van het fonds gevoelig is voor renteveranderingen, te beheersen. Gedurende 2014, tactisch, voor ongeveer 85%. Het resultaat op de matching portefeuille over het verslagjaar bedroeg 23,0% en is hiermede 0,1%-punt lager dan gehanteerde benchmark zijnde de procentuele toename van 90% (norm afdekking) van de verplichtingen als gevolg van veranderingen in de markt-swap rentecurve. Reden voor het enigszins achterblijvende resultaat is een gevolg van de gedaalde rente en het feit dat de door het pensioenfonds geïmplementeerde tactische afdekking van het renterisico met ongeveer 85% lager was dan de norm afdekking van 90%. Een. De rente op Europese staatsobligaties is in 2014 per saldo sterker gedaald dan de swapcurve. De waarde van deze obligaties is harder gestegen dan de verplichtingen. Dit heeft positief bijgedragen aan het resultaat van de matching portefeuille. De rendement portefeuille richt zich op beleggingscategorieën met een verwacht hoger gemiddeld rendement. Dit met als doel om, over langere termijn gemeten, de kans op toeslagverlening te verhogen. Deze portefeuille, per ultimo 2014 samengesteld uit
40
bedrijfsobligaties, aandelen en onroerend goed, heeft een rendement behaald van 13,5%. De benchmark heeft een rendement behaald van 14,5%. De aandelen portefeuille heeft een rendement behaald van 16,9%. Dit rendement is 1,3%-punt lager dan het rendement van de benchmark, dit met name als gevolg van de matige selectie binnen het nog actief beheerde Noord Amerikaanse aandelenfonds. Begin 2015 is dit fonds verkocht en is de opbrengst herbelegd in het reeds in portefeuille aanwezige aandelenfonds wat passief belegd in deze regio. Het rendement van de categorie Europese bedrijfsobligaties rendeerde met een resultaat van 9,1% ongeveer 0,7%-punt hoger dan haar benchmark. Het aanhoudend fragiele klimaat was ook in het verslagjaar de reden voor PNB om vooralsnog geen obligaties van Europese financiële instellingen in deze portefeuille aan te houden. De categorie onroerend goed behaalde met 2,8% het laagste rendement binnen de rendement portefeuille. De benchmarks voor de categorieën bedrijfsobligaties, aandelen en onroerend goed zijn door het Bestuur, op advies van de Beleggingscommissie, gemandateerd aan de vermogensbeheerder. Het betreft algemeen erkende en gangbare benchmarks. De Beleggingscommissie zal in 2016 bezien of het wenselijk en mogelijk is, om de gebruikte benchmarks te vervangen door benchmarks, waarbij rekening wordt gehouden met de uitsluitingslijst die is opgesteld in het kader van het maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid. Beleid, strategie In 2014 werd de bestaande strategie voortgezet. Bij besluitvorming inzake het vermogensbeheer hanteerde het Bestuur in 2014 de onderstaande beleidsstaffel.
Dekkingsgraad Beleggingsmix 170% of hoger
67,5% Matching, 7,5% Europese Credits, 12,5% aandelen, 12,5% niet beursgenoteerd vastgoed
150% - 170%
52,5% Matching, 7,5% Europese Credits, 25% aandelen, 15% niet beursgenoteerd vastgoed
130% - 150%
52,5% Matching, 7,5% Europese Credits, 25% aandelen, 15% niet beursgenoteerd vastgoed
120% - 130%
42,5% Matching, 7,5% Europese Credits, 35% aandelen, 15% niet beursgenoteerd vastgoed
Lager dan 120%
42,5% Matching, 7,5% Europese Credits, 35% aandelen, 15% niet beursgenoteerd vastgoed
Bijzonder kenmerk van deze beleidsstaffel is dat het Bestuur de beleggingsrisico’s vermindert bij een oplopende financiële gezondheid van het fonds en juist laat oplopen bij een verslechterende financiële gezondheid. In het laatste geval wordt het risico in hoge mate beperkt door het uitgangspunt, dat de vereiste dekkingsgraad van het fonds op enig moment maximaal 115% mag bedragen. In het eerste kwartaal van 2015 heeft het PNB de uitgangspunten van haar beleid opnieuw doorgerekend. Op basis van de uitkomsten van de reeds eerder genoemde ALM-studie is de maximale vereiste dekkingsgraad opgehoogd naar 120%. Hiermee sluit dit getal aan bij de veranderingen die naar aanleiding van nieuwe FTK zijn doorgevoerd in de berekening van het vereist eigen vermogen. Behalve de aanpassing van het vereist eigen vermogen zijn door het Bestuur op basis van de ALM-studie de volgende besluiten genomen inzake het vermogensbeheer: –– de voorziening pensioenverplichtingen voor de passieve deelnemers (VPVP) blijft gelden als proxy voor de middelen die worden toegewezen aan de matching portefeuille. Dit ter beheersing van het toekomstige liquiditeitsrisico; –– de mate waarin het renterisico wordt afgedekt wordt vastgesteld op 90%, maar de ruimte waarbinnen de renteafdekking wordt verruimd van 80% tot 100% naar 60% tot 100%; –– de swapcurve blijft gelden als uitgangspunt bij besluitvorming inzake de renteafdekking. Besluiten ter zake dienen wel getoetst te worden aan de ontwikkeling van de door DNB voorgeschreven beleidsdekkingsgraad;
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
41
–– de categorie Nederlandse hypotheken wordt toegevoegd aan de matching portefeuille. Dit tot een maximum van 5% van de totale beleggingsportefeuille. Doel hiervan is het verbeteren van de spreiding binnen de matching portefeuille en het verbeteren van het rendement van deze portefeuille. Beleid, besluitvorming 2014 De Beleggingscommissie is gedurende 2014 zesmaal bijeengeweest. Naast de vier reguliere bijeenkomsten, heeft de commissie eenmaal extra vergaderd. In deze vergaderingen zijn de portefeuille en de risico’s binnen de portefeuille beoordeeld. In oktober heeft er een studiedag plaatsgevonden waarin, vooruitlopend op een te plannen ALM-studie verschillende beleggingscategorieën zijn besproken. Met betrekking tot de Richtlijnen Vermogensbeheer 2015 heeft het Bestuur overeenkomstig het advies van de Beleggingscommissie besloten. Het bestaande beleid wordt op hoofdlijnen gedurende 2015 gecontinueerd. Dit in afwachting van de resultaten van de ALM-studie. De beleggingsmix voor 2015 is vastgesteld met als uitgangspunt de portefeuille verdeling behorende bij de staffel 120% tot 130%. Op deze portefeuilleverdeling zijn enkele correcties toegepast waaronder de omvang van de matching portefeuille en het gewicht van de categorie vastgoed. De omvang van de matching portefeuille is minimaal gelijk aan de voorziening pensioenverplichtingen voor een passieve deelnemer. Bij vaststelling bedroeg deze voorziening € 218,8 miljoen. Het minimum gewicht van vastgoed is vastgesteld op 10% in plaats van 13%. De per ultimo 2014 bestaande onderweging in vastgoed in combinatie met het minder liquide karakter van de deze categorie heeft hiertoe aanleiding gegeven. Behalve de impact van het nieuwe FTK en de Richtlijnen Vermogensbeheer 2015 heeft de Beleggingscommissie advies uitgebracht inzake de volgende onderwerpen; –– analyse DNB themaonderzoek beheersing renterisico; –– de overtuigingen vermogensbeheer; –– het passief inrichten van de Amerikaanse aandelenportefeuille, en –– diversificatie van de beleggingsportefeuille. In het licht van de constateringen uit het DNB themaonderzoek inzake de beheersing van het renterisico is het afdekkingsbeleid van PNB door de Beleggingscommissie geëvalueerd. Geconcludeerd is dat dit beleid in hoge mate voldoet. Er is echter geconstateerd dat de verwoording van dit beleid in de diverse fondsdocumenten onvoldoende helder is. Op advies van de commissie is deze formulering aangepast. Het document “Overtuigingen vermogensbeheer” verwoordt de verschillend visies van het PNB met betrekking tot het risicobeheer, de financiële markten en de organisatie. Deze visies vormen de basis onder het beleid wat door het Bestuur is vastgesteld. Vooruitlopend op de ALM-studie is dit document opnieuw besproken. Op enkele tekstuele aanpassingen na heeft het Bestuur het document ongewijzigd vastgesteld. In overeenstemming met de overtuiging inzake passief beheer heeft het PNB in 2014 een aantal stappen gezet om de aandelenportefeuille meer in overeenstemming met de benchmark in te richten. In het eerste kwartaal van 2014 is de portefeuille aandelen opkomende markten passief ingericht. In november is besloten om ook de portefeuille aandelen Amerika volledig passief in te richten. Afgezien van een deel van de portefeuille Aandelen Europa is de volledige portefeuille Aandelen nu passief ingericht. Op deze passieve portefeuille is de door het PNB gehanteerde uitsluitingsbeleid van toepassing. Tijdens een studiedag zijn door de beleggingscommissie verschillende beleggingscategorieën besproken. Onderzocht is of deze categorieën waarde kunnen toevoegen aan de bestaande beleggingsportefeuille. Dit in de zin van een verbetering van het rendement dan wel een verbetering van de spreiding van de portefeuille. De categorie Nederlandse hypotheken is door de Beleggingscommissie beoordeeld als een voor PNB passende categorie die zowel leidt tot een rendementsverhoging als tot een betere spreiding van de
42
portefeuille. De Beleggingscommissie heeft het Bestuur geadviseerd om vooruitlopend op de uitkomsten van de ALM-studie over te gaan tot een allocatie naar Nederlandse hypotheken. Op basis van het beslisdocument heeft het Bestuur overeenkomstig besloten. Organisatie vermogensbeheer Na een uitgebreid selectieproces heeft het Bestuur in 2013 besloten de relatie met de bestaande fiduciaire beheerder voort te zetten. In 2014 is uitvoering gegeven aan dit besluit door een herziening van het bestaande contract met de fiduciair beheerder. De afspraken inzake de dienstverlening zijn vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst die als bijlage aan de al bestaande overeenkomst is toegevoegd. De afspraken inzake de vergoeding zijn vastgelegd in een addendum bij deze bijeenkomst. Onderdeel van de dienstverlening van ING IM is dat zij namens PNB de contracten met vermogensbeheerders en met de bewaarnemer beoordeeld, uit-onderhandeld en ondertekend. In 2014 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de documenten die namens het PNB door ING IM zijn ondertekend. De analyse heeft aanleiding gegeven tot het maken van nadere afspraken. Een discussie hierover zal plaatsvinden in 2015. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het Bestuur gelooft dat bedrijven, die duurzaam en sociaal verantwoord hun bedrijfsprocessen inrichten, op lange termijn meer waarde creëren, vergeleken met bedrijven die dit niet doen. Gegeven het karakter van het PNB verdienen deze aspecten bovendien een voorkeursplaats in het beleid van het fonds. Het PNB kiest zowel uit pragmatische overwegingen alsmede uit oogpunt van transparantie om te werken met een zogenaamde uitsluitingenlijst. Dat is een lijst van ondernemingen die op basis van de door het fonds vastgestelde criteria aantoonbaar géén duurzame bedrijfsvoering hebben en waarin om die reden niet belegd wordt. Managers is opgedragen om ondernemingen op deze lijst niet op te nemen in de beleggingsportefeuille. De uitsluitingslijst wordt opgesteld door de fiduciair manager op basis van aspecten die van belang zijn voor een duurzame en sociale ontwikkeling van de maatschappij. Bij die aspecten komen onder meer ethische kwesties en milieuaangelegenheden aan de orde. Het Bestuur van het PNB heeft uitgangspunten opgesteld, op basis waarvan ondernemingen niet in aanmerking komen voor een belegging voor het PNB. De gehanteerde uitgangspunten zijn: –– respect voor de kernrechten van de mens; –– het zich niet schuldig maken aan ernstige vormen van kinderarbeid; –– het zich onthouden van betrokkenheid bij dwangarbeid; –– het zich onthouden van zware milieuvervuiling; –– geen betrokkenheid bij de productie van controversiële wapens die geen onderscheid maken tussen militaire en burgerdoelen; –– geen betrokkenheid bij corruptie; –– het zich onthouden van discriminatie, en –– het respecteren van de vrijheid van vakvereniging en collectieve onderhandeling. In het verslagjaar is het beleid gecontinueerd dat niet zal worden belegd in ondernemingen die één of meer van de bovenstaande uitgangspunten voortdurend en op grove wijze schenden. Eind 2014 stonden voor wat betreft Europa 27 ondernemingen op de uitsluitingslijst, in Noord-Amerika betrof het 24 ondernemingen en in het Verre- en Midden-Oosten, alsmede overige landen, 43 ondernemingen. De voornoemde aantallen fluctueren overigens gedurende het boekjaar; in ieder geval rapporteert de vermogensbeheerder het Bestuur hierover elk kwartaal. Op verzoek van het (A)VO blijft het Bestuur alert ten aanzien van een ideale invulling van het beleid ter zake. Een aanscherping van dit beleid moet volgens het Bestuur wel worden afgezet tegen de meerkosten voor toetsing die dit met zich meebrengt. Bestuur en verantwoordingsorgaan hebben afgesproken in het volgende boekjaar nader te overleggen over de invulling van het maatschappelijk verantwoord beleggen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
43
Code Tabaksblat en stembeleid Met de invoering in 2004 van de Nederlandse Corporate Governance Code (Code Tabaksblat) is de aandacht voor corporate governance in Nederland sterk toegenomen. Ondernemingen zijn in toenemende mate aandacht gaan besteden aan het onderwerp goed ondernemingsbestuur. Van institutionele beleggers wordt sedertdien verwacht dat zij zich opstellen als een betrokken aandeelhouder. Het Bestuur van het PNB onderkent het belang van goed bestuur bij de ondernemingen waarin wordt belegd. Het Bestuur is van oordeel dat bedrijven met aandacht voor goed ondernemingsbestuur, die bij de bedrijfsvoering de belangen van aandeelhouders en andere relevante stakeholders in ogenschouw nemen, uiteindelijk betere prestaties zullen leveren. Door actief gebruik te maken van het aan de aandelen verbonden stemrecht, kunnen aandeelhouders een positieve invloed uitoefenen op de corporate governance van de betreffende ondernemingen en kunnen zij zich bijvoorbeeld uitspreken over de benoeming van nieuwe bestuurders en commissarissen, het beloningsbeleid van de ondernemingen en over wijzigingen van de statuten. Aangezien het PNB geen eigen aandelenportefeuille bezit, maar belegt via beleggingsfondsen, is het fonds juridisch gezien geen eigenaar van de door deze beleggingsfondsen gehouden aandelen en kan zij het stembeleid op deze aandelen niet rechtstreeks ten uitvoer brengen. Het PNB sluit zich aan bij het gevoerde beleid binnen de verschillende door het fonds geselecteerde beleggingsfondsen. Tijdens participantenvergaderingen van de vastgoedfondsen waarin het PNB belegt, laat het fonds zich vertegenwoordigen door de fiduciair beheerder. In bijzondere gevallen zal de fiduciair beheerder vooraf contact opnemen met het Bestuur om het stemgedrag af te stemmen.
44
Managementsamenvatting De managementsamenvatting toont, naast de ontwikkelingen gedurende het boekjaar, de belangrijkste financiële cijfers van het fonds. Ter vergelijking van de cijfers van het huidige boekjaar zijn referentiecijfers opgenomen. Financiële positie De dekkingsgraad van het fonds steeg van 125,7% ultimo 2013 naar 131,9% ultimo 2014. De dekkingsgraad ultimo 2014 is hoger dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds verkeert daarom ultimo 2014 niet in een reservetekort. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling van de dekkingsgraad zien. De dekkingsgraad is gebaseerd op de technische voorziening waarbij de voorgeschreven rentetermijnstructuur is gebruikt voor de verdiscontering. Er is conform de voorschriften van DNB gerekend met een driemaandsmiddeling en daarnaast is er gebruik gemaakt van de Ultimate Forward Rate (UFR)-methodiek.
140% 131,9% 125,7% 119,7%
120%
112,8%
111,8% 104,1%
118,4% 112,0%
111,5%
104,1%
104,1%
104,1%
100%
80%
60% 2014 Dekkingsgraad
2013 Vereiste dekkingsgraad
2012
2011
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
45
De volgende grafiek geeft het vermogen en de technische voorziening(en) weer.
600.000
500.000
477.314 405.559
405.276
400.000
373.636
361.919
338.529 315.702
322.739
300.000
200.000
100.000
0 2014 Vermogen
2013 Reglement I
2012 Reglement II
2011 Voorziening Langdurig Zieken
(Minimaal) vereiste financiële positie De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,1% ultimo 2014. De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds vastgesteld op basis van de feitelijke beleggingsverdeling en anderzijds op basis van de strategische beleggingsverdeling. Ultimo 2014 bedraagt de vereiste dekkingsgraad 111,2% op basis van de feitelijke beleggingsverdeling en 111,8% op basis van de strategische beleggingsverdeling. Voor de toetsing van de financiële positie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2014 vastgesteld als de hoogste uitkomst van beide percentages. Dit is dus 111,8% op basis van de strategische beleggingsverdeling. De volgende grafiek toont de verdeling van de vereiste dekkingsgraad over de verschillende risico-componenten die gehanteerd wordt voor de toetsing. Hierbij zijn de verdelingen opgenomen voor 2013 en 2014. Ultimo 2014 is het actief beheer risico door middel van een aparte (S10) is weergegeven. Ultimo 2013 was dit risico onderdeel van het zakelijke waardenrisico (S2).
46
20% 18% 16% 14%
12,8% 11,8%
12%
10,8% 9,1%
10% 8% 6%
0,4% 0,3%
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
Kredietrisico (S5):
0,2% 0,3%
Grondstoffenrisico (S4):
2%
Valutarisico (S3):
4% 0,7% 0,6%
1,4%
0,8%
0,0%
Totaal
Actief beheer Risico (S10)
Concentratierisico (S8)
Verzekeringstechnisch risico (S6):
Zakelijkewaardenrisico (S2):
Renterisico (S1):
0%
2014
2013
Analyse van het resultaat De stijging van de dekkingsgraad met 6,2%-punt in 2014 volgt tevens uit het positieve resultaat van 32.575 in het boekjaar. In 2013 was er een positief resultaat van 16.073. De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de volgende grafiek weergegeven en uitgesplitst naar mutatie-oorzaak 1).
136%
131,9%
DG ultimo jaar
128%
0,2%
Andere oorzaken
130%
1,3%
1,4%
Overige mutaties TV
0,0%
- 0,4%
Toeslagverlening
Premie
- 0,1%
0,7%
Kanssystemen
- 0,6%
Kosten
3,7%
Beleggingsopbrengsten
132%
Waardeoverdrachten
134%
125,7%
126% 124% 122%
1)
Uitkeringen
DG primo jaar
120%
Het resultaat op kanssystemen heeft betrekking op het resultaat op sterfte, arbeidsongeschiktheid en reguliere mutaties.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
47
Kostendekkende premie De kostendekkende premie over 2014 is vastgesteld conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Dit betekent dat de premie is vastgesteld op basis van een gedempt premiebeleid, rekening houdend met demping op basis van het 10-jaars gemiddelde van de rente 1). De gedempte kostendekkende premie bedraagt op totaalniveau 5.994. De feitelijk betaalde premie is met 6.045 hoger. De feitelijk betaalde premie, de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie worden achtereenvolgens in de volgende grafiek weergegeven. Hierbij zijn de gedempte kostendekkende premie en de zuivere kostendekkende premie gesplitst conform de vereisten uit de Pensioenwet.
10.000 9.000
8.453
8.401
8.000 7.000 6.000
6.045
7.484
6.810
6.998
6.354
6.883
6.584
6.656
6.808
5.994
5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 2014
2013
2012
Inkoop onvoorwaardelijke opbouw
Risicopremies
Kostenopslag
Solvabiliteitsopslag
Feitelijke premie
1)
48
Tot 2014 was de wijze van de demping gebaseerd op de lange termijnverwachting ten aanzien van de rente van 4%.
2011
Verantwoording toezicht door niet-uitvoerende bestuurders Op grond van het omgekeerd bestuursmodel, ingericht conform de door WVBP geboden mogelijkheden, hebben de niet-uitvoerende bestuurders vanaf 1 juli 2014 intern toezicht uitgeoefend. DNB heeft de niet-uitvoerende bestuurders vooraf op hun geschiktheid voor de nieuwe functie getoetst en goedgekeurd. De overgang naar het nieuwe bestuursmodel heeft dan ook geen personele gevolgen gehad. Het toezicht vond plaats doordat de niet-uitvoerende bestuurders, deel uitmakend van het bestuur, aan alle bestuursvergaderingen hebben deelgenomen, beschikkend over dezelfde informatie als hun collega-bestuurders, en voldoende ruimte kregen voor hun taakuitoefening. Hierdoor was sprake van een goede communicatie en gesprekspartnerschap. Eenmaal hebben de niet-uitvoerende bestuurders, na afloop van het verslagjaar, apart vergaderd om op basis van de eerste ervaringen hun werkwijze en -afspraken door te spreken en te beschrijven. Zij verwachten dat de genoemde werkwijze bijdraagt aan het effectief en slagvaardig functioneren van het (bestuur van het) pensioenfonds. De niet-uitvoerende bestuurders hebben zich in de uitoefening van hun taken onafhankelijk kunnen opstellen en kritisch kunnen oordelen over voorgenomen bestuursbesluiten en de daarbij gebezigde overwegingen. De voornoemde bestuurders hebben bij hun taak de naleving van de Code Pensioenfondsen betrokken. Gegeven de eigen verantwoordelijkheden van de uitvoerende en nietuitvoerende bestuurders hecht het Bestuur aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het bestuur als geheel. De competenties van de bestuursleden hebben elkaar in het verslagjaar goed kunnen aanvullen. Inhoudelijk hebben zich geen controversiële situaties voorgedaan. Belangrijke onderwerpen van aandacht waren de uitvoering van een ALM-studie en inventarisatie van de gevolgen van de nieuwe voorschriften inzake het financieel toezicht voor het PNB. De niet-uitvoerende bestuurders zullen in het algemeen toezien op een zo spoedig mogelijke afhandeling van actiepunten. Aangezien de niet-uitvoerende bestuurders de uitvoerende bestuurders benoemen, krijgen voorts de continuïteit van het besturen van het PNB en de daarbij vereiste deskundigheid en vaardigheden grote aandacht.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
49
Verslag van het verantwoordingsorgaan Het VO heeft zich over het jaar 2014 een oordeel gevormd over het handelen van het Bestuur ten aanzien van het gevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel is onder meer gebaseerd op het jaarverslag over het betreffende jaar, alsmede over de actuariële rapporten en het accountantsverslag. Voorts zijn de gezamenlijk vergaderingen, andere tussentijdse contacten tussen Bestuur en VO en het rapport van bevindingen van de niet-uitvoerende leden van het Bestuur bij het oordeel betrokken. Het VO is van oordeel dat het Bestuur bij de door haar in 2014 genomen besluiten met de belangen van alle betrokken doelgroepen op een evenwichtige wijze rekening heeft gehouden. Voorts heeft het Bestuur een prudent financieel beheer gevoerd. Verder heeft het Bestuur de kerkrechtelijke aspecten van het PNB zorgvuldig in het oog gehouden. Bestuursreactie Het Bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het VO. Het huidige beleid zal worden voortgezet, waarbij steeds nieuwe wetgeving en wettelijke verplichtingen die gevolgen hebben voor het bestuur en het fonds, zullen worden betrokken. Het Bestuur heeft de intentie over beleidswijzigingen overleg te voeren met het VO en de Bisschoppenconferentie. Het Bestuur verheugt zich erop de samenwerking met het VO in de komende jaren voort te zetten, onder de vigeur van het nieuwe bestuursmodel, Code Pensioenfondsen en andere fondsdocumenten, waarin voor bestuur en verantwoordingsorgaan rollen zijn weggelegd.
Utrecht, 3 juni 2015
M.M.W. Frankort
Drs. L.J.W. Verhoeven pr.
(voorzitter) (vicevoorzitter)
Mr. Th.R. Kalb
Drs. A. Bultsma pr.
(secretaris)
C.J. Bijloos
Drs. V.G.P.J.M. Schoenmakers pr.
Mr. M.J.M.W. Vuylsteke
Drs. P.J. Vergroesen RA
50
Jaarrekening
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
51
Balans per 31 december (in duizenden euro; na resultaatdeling)
Activa 2014 2013 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken
25.722
26.727
Aandelen
146.439 130.106
Vastrentende waarden
277.934
Derivaten Overige beleggingen
218.055
23.103 20.565 470
0
473.668 395.453 Vorderingen en overlopende activa [2]
5.913
7.223
Liquide middelen [3]
308
3.221
479.889 405.897
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
52
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva 2014 2013 Reserves Algemene reserve [4]
115.395
82.820
115.395 82.820 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [5]
361.919
322.739
361.919 322.739 Kortlopende schulden en overlopende passiva [6]
2.575
338
479.889 405.897
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
53
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2014 2013 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten [7] Indirecte beleggingsopbrengsten [8] Kosten van vermogensbeheer [9]
7.400
10.988
75.533
989
-688
-739
82.245 11.238 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [10]
6.082
6.864
Saldo van overdrachten van rechten [11]
617
-558
Pensioenuitkeringen [12] -16.200 -16.286 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [13] AActuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
-6.016
-7.341
Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
-1.197
-1.148
Overgenomen pensioenverplichtingen
-792
-73
Uitkeringen 16.219 16.307 Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
727
732
Overgedragen pensioenverplichtingen
75
727
Overige mutaties technische voorzieningen
-718
-1
Toeslagverlening -958 -2.270 Wijziging rentecurve
-52.931
7.632
Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden
4.489
0
Resultaat op sterfte
1.242
226
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
751
912
Resultaat op mutaties
-71
87
-39.180 15.790 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [14]
-993
-975
Overige baten en lasten [15]
4
0
Saldo van baten en lasten
32.575
16.073
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
54
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
2014 2013 Bestemming van het saldo Algemene reserve
32.575
16.073
32.575 16.073
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
55
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2014 2013 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Overgenomen pensioenverplichtingen
6.212
6.671
691
58
6.903 6.729 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen Overgedragen pensioenverplichtingen Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-16.206
-16.253
-74
-615
-965
-962
-17.245 -17.830 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen
8.458
10.900
220.681
27.077
229.139 37.977 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-221.027
-23.776
-683
-1.358
-221.710 -25.134 Mutatie liquide middelen
-2.913
1.742
Saldo liquide middelen 1 januari
3.221
1.479
Saldo liquide middelen 31 december
308
3.221
56
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Het PNB heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en BW2 Titel 9 toegepast. Beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
57
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden o mgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Het kasstroomoverzicht is een weergave van de daadwerkelijke geldstroom van 1 januari t/m 31 december. Dus zonder rekening te houden met overloopposten. Waardering Beleggingen Onroerende zaken De beleggingen in direct vastgoed zijn gewaardeerd op actuele waarde, zijnde de taxatiewaarde. De ter beurze genoteerde aandelen in vastgoedbeleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen op kwartaalbasis zijn gewaardeerd op marktwaarde. Zakelijke waarden De ter beurze genoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun a ctuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Vastrentende waarden De ter beurze genoteerde obligaties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun a ctuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor deposito’s is het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde in het algemeen gering. Derivaten Beleggingen in beursgenoteerde derivaten worden gewaardeerd tegen de op 31 december bekende marktprijzen. Beleggingen welke onderhands zijn gekocht, waarvoor geen directe marktwaardering beschikbaar is, worden gewaardeerd op basis van actuele marktparameters, zijnde de risicovrije rente op basis van de EONIA-curve. In het verleden gold als disconteringsvoet de EURIBOR-curve. RJ610 schrijft voor dat derivaten met een negatieve waarde op de passiva zijde van de balans moeten worden weergegeven.
58
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Algemene reserve Het jaarlijkse resultaat volgens de rekening van baten en lasten wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Schattingswijziging Het fonds hanteerde in 2013 en 2014 nog de Prognosetafel AG 2012-2062 en is ultimo 2014 overgegaan naar de Prognosetafel AG2014. De totale technische voorziening voor risico van het pensioenfonds is bepaald met overlevingskansen op basis van de Prognosetafel AG2014. Deze tafel is toegepast met ervaringssterfte. Door de overgang op de Prognosetafel AG2014 en de gewijzigde ervaringssterfte is de totale technische voorziening met 4.489 afgenomen. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Per 1 januari 2007 is de Pensioenwet (PW) in werking getreden. Onderdeel van de PW is het FTK. In het FTK is de manier waarop DNB haar toezicht op pensioenfondsen uitoefent vastgelegd. Het FTK stelt daarbij de kaders waarbinnen een pensioenfonds moet opereren. Besloten is het FTK ook toe te passen voor de jaarverslaglegging daar dit aansluit bij het door het bestuur gehanteerde beleid. De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld als de contante waarde van de tijdsevenredig opgebouwde pensioenaanspraken. De voorziening pensioenverplichtingen is gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). Voor de arbeidsongeschikte deelnemers is de voorziening pensioenverplichtingen g ebaseerd op de te bereiken aanspraken. De voorziening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen: Intresttoevoeging Is gebaseerd op de 1-jarige intrest uit de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader. Voor boekjaar 2014 bedraagt deze 0,379% (2013: 0,351%). Rekenrente De rentetermijnstructuur ultimo 2014 zoals gepubliceerd door DNB. Voor ultimo 2014 is dit gelijkwaardig aan een vaste rente van 1,7%. Sterfte Prognosetafel AG2014 (startjaar 2015), met een inkomensafhankelijke ervaringssterfte. Voor kinderen aan wie een wezenpensioen wordt uitgekeerd worden de sterftekansen op nihil gesteld. Het fonds maakt bij de vaststelling van de voorziening gebruik van inkomensafhankelijke ervaringssterftepercentages. Voor de mannelijke hoofd- en medeverzekerde is daarbij gebruik gemaakt van ervaringssterftepercentages voor de inkomenscategorie “midden-hoog”. Voor de vrouwelijke hoofd- en medeverzekerde wordt gebruik gemaakt van ervaringssterftepercentages voor de inkomenscategorie “midden”. Gehuwdheid Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt bij de priesters geen rekening gehouden met partnerpensioen. Bij de vaststelling van de voorziening voor uitruilbaar p artnerpensioen wordt uitgegaan van het onbepaalde partnersysteem met 100% gehuwdheid. Bij de vaststelling van de voorziening voor niet-uitruilbaar partnerpensioen wordt uitgegaan van het bepaalde partnersysteem. Volgens dit systeem wordt alleen een partnerpensioen verzekerd indien er daadwerkelijk –dus niet bij wijze van fictie– van een partner sprake is. Vanaf pensioenleeftijd neemt de partnerfrequentie af met de sterftekans van de partner. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
59
Leeftijden De leeftijd van de (gewezen) deelnemer, de nabestaande of de wees wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw). Kosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 4,5% van de netto voorziening. Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Indien deelnemers langer dan twee jaar ziek zijn kunnen ze arbeidsongeschikt verklaard worden. Aangezien het fonds het risico voor arbeidsongeschiktheid niet heeft herverzekerd, dient het fonds een voorziening voor langdurig zieken te vormen. De premie die in enig jaar betaald wordt, is ter dekking van de schade uit arbeidsongeschiktheid voor personen die over 2 jaar arbeidsongeschikt verklaard worden. Deze premie wordt toegevoegd aan de voorziening voor langdurig zieken en valt twee jaar later vrij ter dekking van de lasten in verband met arbeidsongeschiktheid in dat jaar. De voorziening is derhalve gelijk aan de som van de premies voor arbeidsongeschiktheid van de laatste twee boekjaren. In de ABTN wordt deze voorziening de voorziening voor langdurig zieken genoemd. Resultaatbepaling Algemeen De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. De intresten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder deze post worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde koersverschillen bij verkopen van vastrentende en zakelijke waarden; –– gerealiseerde koersverschillen bij (af )lossingen van leningen op schuldbekentenis, hypothecaire leningen en obligaties; –– boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis en hypothecaire leningen; –– gerealiseerde koersverschillen bij optie- en futuretransacties; –– valutaverschillen met betrekking tot vastrentende en zakelijke waarden, deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties; –– niet-gerealiseerde koersverschillen inzake vastrentende en zakelijke waarden. Kosten vermogensbeheer Onder de kosten vermogensbeheer worden de administratiekosten opgenomen die verband houden met het beheer van de beleggingen.
60
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Niet Stand Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde Stand ultimo Verstrek- Verkopen/ koers- koers- ultimo Categorie 2013 kingen aflossingen verschillen verschillen 2014
Vastgoed beleggingen Vastgoedfondsen, niet beursgenoteerd
26.727
0
26.727
0 -776
-776
5
-234
25.722
5 -234 25.722
Aandelen Aandelen beleggingsfondsen
130.106 13.500 -18.894
355 21.372 146.439
130.106 13.500 -18.894
355 21.372 146.439
Vastrentende waarden Obligaties 169.224 60.976 -21.045 1.153 36.628 246.936 Vastrentende beleggingsfondsen 28.495 2.503 0 0 0 30.998 Index Linked Bonds 20.257 0 -20.257 0 0 0 Leningen op schuldbekentenis 79 0 -76 -3 0 0
218.055 63.479 -41.378 1.150 36.628 277.934
Derivaten Swaps Valutatermijntransacties1)
20.437 126.375 -148.458 4.155 20.594 23.103 128 6.153 0 -6.281 -2.210 -2.210
20.565 132.528 -148.458 -2.126 18.384 20.893
Overige beleggingen Geldmarktfondsen 2) Totaal belegd vermogen voor risico pensioenfonds 3)
0 11.520 -11.053 3 0 470
395.453 221.027 -220.559
Derivaten (passiva zijde) Valutatermijntransacties
Beleggingen activa zijde
-613 76.150 471.458
0 2.210
395.453 473.668
1)
Aan- en verkopen zijn gesaldeerd.
2)
Dit betreft het ING (L) LIQUID EUR B CAP fonds.
3)
De beleggingen staan ter vrije beschikking van de rechtspersoon.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
61
Aansluiting beleggingen vóór en na toepassing Look Through: Belegde vermogen voor risico pensioenfonds
471.458
Liquide middelen 21 Overlopende intrest 5.675 Te vorderen dividendbelasting
86
Crediteuren beleggingen 0 Totaal 477.240
Stand
ultimo
Categorie
2014
Liquide middelen-
Over-
Te vorderen
Debiteuren
Toepassing
lopende dividend- crediteuren intrest
belasting
effecten
Look Through
Stand risico Paragraaf
Vastgoed beleggingen 25.722 0 25.722 Aandelen
146.439 -2.082 144.357
Vastrentende waarden 277.934 4.565 450 282.949 Derivaten
20.893 1.110 44 22.047
Overige beleggingen Totaal
470
21
86
0 1.588 2.165
471.458 21 5.675 86 0 0 477.240
Methodiek bepaling marktwaarde
Level 1
Directe Onaf- Stand
Categorie
markt- notering
Level 2 hankelijke
Level 3 NCW be-
taxaties rekeningen
Level 4 Andere methode
Vastgoed beleggingen 25.722
ultimo 2014
0 25.722
Aandelen
144.357 144.357
Vastrentende waarden
282.949 282.949
Derivaten -2.144 24.191 22.047 Overige beleggingen Totaal belegd vermogen
62
2.165 0 2.165 429.471
23.578
24.191
0
477.240
Activa 2014 2013 Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoed beleggingen
25.722
26.727
Aandelen
146.439 130.106
Vastrentende waarden
277.934
Derivaten Overige beleggingen
218.055
23.103 20.565 470
0
473.668 395.453 [2] Vorderingen en overlopende activa 1) Coupon- en dividendbelasting Instituten
86
207
152 282
238 489 Lopende intrest en balansdividend Deze post omvat de onverschenen rente en dividend van de beleggingen per balansdatum. Vastrentende waarden
4.565
Derivaten
1.110 2.508
4.226
5.675 6.734 Totaal vorderingen en overlopende activa
5.913
7.223
[3] Liquide middelen 2) Depotbanken ING Bank N.V.
21 2.146 287
1.075
308 3.221
1)
de overlopende activa zijn van kortlopende aard.
2)
De liquide middelen staan ter vrije beschikking van de rechtspersoon.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
63
Passiva 2014 2013 Reserves [4] Algemene reserve Stand per 1 januari
82.820
66.747
Saldobestemming boekjaar
32.575
16.073
Stand per 31 december
115.395
82.820
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt
14.848
104,1%
13.309
104,1%
Het vereist eigen vermogen bedraagt (feitelijk)
40.628
111,2%
39.829
112,3%
Het vereist eigen vermogen bedraagt (strategisch)
42.586
111,8%
38.472
111,9%
131,9%
125,7%
De dekkingsgraad bedraagt De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De berekening is als volgt: (€ 115.395 + € 361.919 / € 361.919) x 100% = 131,9% Technische voorzieningen [5] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds reglement I Beginstand 1 januari
306.780
321.158
–– Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
5.883
7.164
–– Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
1.139
1.090
781
73
Het verloop van de voorziening is als volgt:
–– Overgenomen pensioenverplichtingen –– Uitkeringen –– Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
-14.998 -15.013 -674
-677
–– Overgedragen pensioenverplichtingen
-75
-655
–– Overige mutaties technische voorzieningen
663
1
–– Toeslagverlening
918 2.152
–– Wijziging rentecurve
50.953
–– Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden
-3.507
0
–– Resultaat op sterfte
-1.001
-150
-753
-903
77
-82
–– Resultaat op arbeidsongeschiktheid –– Resultaat op mutaties
39.406 -14.378
Totaal reglement I
64
-7.378
346.186
306.780
2014 2013 reglement II Beginstand 1 januari
15.959
17.371
133
193
–– Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
58
58
–– Overgenomen pensioenverplichtingen
11
0
Het verloop van de voorziening is als volgt: –– Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
–– Uitkeringen –– Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen –– Overgedragen pensioenverplichtingen –– Overige mutaties technische voorzieningen –– Toeslagverlening –– Wijziging rentecurve
-1.221 -1.294 -53
-55
0
-72
55
0
40 102 1.978
-254
–– Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden
-982
0
–– Resultaat op sterfte
-241
-76
–– Resultaat op arbeidsongeschiktheid
2
-9
–– Resultaat op mutaties
-6
-5
-226 -1.412
Totaal reglement II
15.733
15.959
Totaal VPV 361.919 322.739 reglement I Contante waarde aanspraken:actieve –– deelnemers –– gewezen deelnemers –– pensioengerechtigden –– overig
126.578 108.017 29.618
22.515
170.844 163.149 19.146 13.099
346.186 306.780 reglement II Contante waarde aanspraken actieve –– deelnemers
2.351 2.164
–– gewezen deelnemers
2.016
–– pensioengerechtigden –– overig
1.572
10.585 11.537 781 686
15.733 15.959 Totaal 361.919 322.739
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
65
2014 2013 [6] Kortlopende schulden en overlopende passiva Kortlopende schulden Crediteuren effecten
0
4
Derivaten
2.210 0
Loonheffing
124 124
Sociale lasten
70
Accountant
40 40
Certificerend actuaris
16
AZL Vermogensbeheer B.V. AZL N.V. Overige
16
3
-6
107
82
5 4
Totaal
66
74
2.575
338
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Algemeen Onkostenvergoeding bestuurs- en commissieleden De leden van het Bestuur ontvingen in het verslagjaar voor elke bijgewoonde bestuursvergadering tweemaal de basisvergoeding. De basisvergoeding is met ingang van 1 januari 2014 niet verhoogd en derhalve bevroren op het niveau dat gold vanaf 2008 (€ 200). De leden van het Advies- en verantwoordingsorgaan en van het Intern Toezichtorgaan ontvangen eenmaal de basisvergoeding, de voorzitter en secretaris van het Advies- en verantwoordingsorgaan tweemaal de basisvergoeding. De leden van de Beleggingscommissie ontvangen voor iedere bijgewoonde vergadering tweemaal de basisvergoeding. Voor telefonische vergaderingen geldt een vergoeding van eenmaal het basisbedrag. Voor het bijwonen van vergaderingen van commissies of werkgroepen, seminars en voor bijzondere bijeenkomsten wordt een vergoeding verstrekt van eenmaal de basisvergoeding. Personeel Het PNB had in 2014 geen personeel in dienst.
Baten en lasten
2014
2013
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [7] Directe beleggingsopbrengsten Vastgoed beleggingen Aandelen 1) Vastrentende waarden Derivaten (swaps)2) Rebate aandelen Rebate vastrentende waarden
952
891
0 848 6.839
6.437
-489 2.816 3
0
85
0
Banken
-1 -1
Waardeoverdrachten
10 -4
Overige
1 1
7.400 10.988
1)
betreft de SNS / Actiam fondsen. deze fondsen hebben over 2014 geen dividend uitgekeerd.
2)
Saldering van de halfjaarlijks verschuldigde variabele rente en de jaarlijks ontvangen rente.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
67
2014 2013 [8] Indirecte beleggingsopbrengsten –– Gerealiseerde resultaten •
Onroerende zaken
5
-4
•
Aandelen
•
Vastrentende waarden
1.150
355 139 -11
•
Derivaten
-2.126
4.938
•
Overige beleggingen
3
0
•
Valutaverschillen banken
-4
-83
-617 4.979 –– Niet-gerealiseerde resultaten •
Vastgoed beleggingen
-234
-1.634
•
Aandelen
21.372 22.268
•
Vastrentende waarden
36.628
-15.994
•
Derivaten
18.384
-8.630
76.150 -3.990 Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
75.533
989
[9] Kosten vermogensbeheer 1) Beheerloon
-613 -648
Advieskosten
-33 -41
Bewaarloon effecten
-42
-50
Totaal kosten vermogensbeheer
-688
-739
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
82.245
11.238
[10] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Werkgevers Bijdrage FVP regeling Inkoopsommen
6.046 6.810 36
54
0 0
6.082 6.864
1)
68
Voor een uitspltsing van de kosten vermogensbeheer naar de verschillende beleggingscategorieën, zie het bestuursverslag pag. PM..
2014 2013 Kostendekkende premie
7.050
8.453
Gedempte kostendekkende premie
5.989
6.354
Feitelijke premie
6.045
6.810
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
6.041
7.289
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
773
875
–– Opslag voor uitvoeringskosten
236
289
7.050 8.453
De gedempte premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
5.133
5.480
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
657
658
–– Opslag voor uitvoeringskosten
199
216
5.989 6.354
[11] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen: –– reglement I
680
57
–– reglement II
11
0
–– reglement I
-74
-615
–– reglement II
0
0
Overgedragen pensioenverplichtingen:
617 -558
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
69
2014 2013 [12] Pensioenuitkeringen reglement I Ouderdomspensioen
-13.839 -13.879
Invaliditeitspensioen
-638 -667
Nabestaandenpensioen
-452 -429
Wezenpensioen
-2 -6
Andere uitkeringen Anw-hiaten Afkoopsommen
-39 -29 -5 0
-14.975 -15.010 reglement II Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
-1.137 -1.200 -12 -11 -4 0
Andere uitkeringen Anw-hiaten
-24 -14
Afkoopsommen
-48 -51
-1.225 -1.276 Totaal pensioenuitkeringen -16.200 -16.286 [13] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
-6.016
-7.341
Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
-1.197
-1.148
-792
-73
Overgenomen pensioenverplichtingen Uitkeringen Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
16.219 16.307 727
732
75
727
Overige mutaties technische voorzieningen
-718
-1
Toeslagverlening
-958 -2.270
Overgedragen pensioenverplichtingen
Wijziging rentecurve
-52.931
7.632
Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden
4.489
0
Resultaat op sterfte
1.242
226
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
751
912
Resultaat op mutaties
-71
87
-39.180 15.790
70
2014 2013 [14] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie Implementatie configuratiemodel Communicatie (website) Bestuursondersteuning Accountant (controle jaarrekening)
-373 -413 -79
0
-34
-37
-220 -209 -40
-44
Actuaris
-131 -151
Bestuur
-76 -73
DNB
-20 -21
Overig
-20 -27
-993 -975 In het bovenstaande overzicht kunnen de kosten van € 79.000 voor de invoering van de pensioenregelingen van het PNB in het door AZL vernieuwde administratiesysteem als incidenteel worden beschouwd. De kosten voor bestuursondersteuning en adviezen van de interne actuaris blijven van jaar tot jaar fluctueren, afhankelijk van externe factoren, zoals wetgevende ontwikkelingen op het aanvullende pensioenterrein en beleidsregels van de toezichthouders.
2014 2013 Actuariële analyse van het resultaat De ontwikkeling van het fonds in het boekjaar volgt uit de hierna gegeven analytische verlies- en winstrekening. Premies en koopsommen Beleggingsopbrengsten Waardeoverdrachten Toeslagverlening Sterfte Arbeidsongeschiktheid Uitkeringen Kosten Reguliere mutaties Andere oorzaken Overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen
-200
-782
28.117 17.722 -100 96 -958 -2.254 1.242 226 751 912 19 21 0 46 -71
87
4
-1
3.771
0
Totaal jaarresultaat 32.575 16.073
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
71
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe) en wordt er rekening gehouden met recente ontwikkelingen zoals het gebruik van de UFR. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2013 groter dan het Minimaal/ Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds niet in een dekkings-/reservetekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico en leverage-risico,voornoemde risico’s worden verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) en concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2014: strategisch 112,8% / feitelijk 112,5%; 2013: strategisch 112,8% / feitelijk 112,5 %).
2014 2013 Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5)
€
% VPV
€
% VPV
1.280 0,2 1.761 0,3 37.191
9,1
37.242
10,8
7.572 0,4 6.354 0,3 0 0,0 0 0,0 310 0,0 2.121 0,0
Verzekeringstechnisch risico (S6)
10.048
Concentratierisico (S8)
14.928 1,4 10.422 0,8
Actief beheer risico (S10)
0
0,7 0,0
9.238 0
Diversificatie-effect
-28.743 -25.978
Vereist eigen vermogen (strategisch)
42.586
72
11,8
41.160
0,6 0,0
12,8
2014 2013 Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5)
€
% VPV
€
% VPV
63 0,0 3.718 0,6 36.076
8,8
35.010
10,0
7.268 0,4 7.452 0,4 0 0,0 0 0,0 620 0,0 1.926 0,0
Verzekeringstechnisch risico (S6)
10.048
Concentratierisico (S8)
13.880 1,3 10.367 0,8
Actief beheer risico (S10)
0
0,7 0,0
9.238
0,7
0
0,0
Diversificatie-effect
-27.327 0,0 -27.448 0,0
Vereist eigen vermogen (feitelijk)
40.628
11,2
40.263
12,5
Aanwezige dekkingsgraad 131,9 125,7 Minimaal vereiste dekkingsgraad
14.848
104,1
13.309
104,1
Vereiste dekkingsgraad (feitelijk)
40.628
111,2
40.263
112,5
Vereiste dekkingsgraad (strategisch)
42.586
111,8
41.160
112,8
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het PNB (minus de passiefposten Kortlopende schulden en Overlopende passiva) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen. Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het PNB, gestegen van 125,7% (2013) naar 131,9% (2014). Renterisico (S1) Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 17,0 Duratie van de pensioenverplichtingen 14,0 Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
73
Feitelijke Strategische
verdeling verdeling
in €
%
in €
Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
19.473
19.473
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
19.536
20.753
Renterisico
63
0 1.280
%
0,2
Afdekkingspercentage (B/A) 100,5 106,6 Duratie van de vastrentende waarden (exclusief rentederivaten) 11,7 Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 17,0 Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) (gewogen naar totale portefeuille) 10,9 Derivaten Het renterisico wordt, naast de impliciete afdekking door de portefeuille staatsleningen, voorts afgedekt door middel van aanvullende renteswaps, samen met de staatsleningen vormend de matching portefeuille. De afloopdata van de swaps variëren van 28 januari 2016 tot en met 4 juni 2064. Het ongerealiseerde resultaat bedraagt, inclusief opgelopen rente, € 24.214. Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 90% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 63 (0,0%) en voor het strategisch renterisico 1.280 (0,2%) ultimo 2014. Zakelijke waarden risico (S2) Het pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen en vastgoed in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waarden categorieën getoond.
2014 2013
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: 1) Vastgoed beleggingen Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets) 1)
74
Hierin is opgenomen: vastgoed beleggingen en aandelen.
25.722 15,1 26.727 17,2 134.065
78,8
121.418
78,2
10.292
6,1
7.185
4,6
170.079 100,0 155.330 100,0
Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico en leverage-risico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 36.076 (8,8%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 37.191 (9,1%). Valutarisico (S3) Het PNB hanteert een strategische afdekking van 100% voor het neerwaarts risico van het Britse Pond, de Japanse Yen en de Australische Dollar. De bandbreedte voor het afdekkingspercentage van voornoemde valuta’s is 95 – 105%. De strategische afdekking voor het neerwaarts risico van de US Dollar bedraagt 75% (bandbreedte 70 – 80%). De overige valuta’s zijn niet afgedekt. Het afdekkingspercentage bedraagt feitelijk 66,1% en strategisch 63,8%.
2014 2013
€ % € %
Onroerende zaken Onroerende zaken naar valuta vóór afdekking met derivaten Euro
25.722 100,0 26.727 100,0
25.722 100,0 26.727 100,0
Onroerende zaken naar valuta na afdekking met derivaten Euro
25.722 100,0 26.727 100,0
25.722 100,0 26.727 100,0
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
75
2014 2013
€ % € %
Aandelen Naar valuta vóór afdekking met derivaten Euro
21.309 14,8 19.069 14,8
Amerikaanse dollar
68.815 47,7 64.277 50,0
Australische dollar
3.828 2,7 3.573 2,8
Canadese dollar
3.584 2,5 3.106 2,4
Britse pound sterling Deense kroon Hongkong dollar Japanse yen Noorse kroon Zuid-Koreaanse won
13.571
9,4
11.645
9,1
897 0,6 1.051 0,8 3.192 2,2 2.496 1,9 11.343 7,9 9.990 7,8 607 0,4 646 0,5 1.508 1,0 1.118 0,9
Singaporese dollar
808 0,6 722 0,6
Zuid-Afrikaanse rand
840 0,6 701 0,5
Zweedse kroon
1.866 1,3 1.413 1,1
Zwitserse franc
6.076 4,2 4.510 3,5
Overige valuta
6.113 4,2 4.286 3,3
144.357 100,0 128.603 100,0
Naar valuta na afdekking met derivaten Euro Amerikaanse dollar Australische dollar Canadese dollar Britse pound sterling Deense kroon Hongkong dollar
106.932 74,1 93.116 72,4 12.648
8,8
15.217
11,8
10 0,0 194 0,2 3.584 2,5 3.106 2,4 -870
-0,6
-465
-0,4
897 0,6 1.051 0,8 3.192 2,2 2.496 1,9
Japanse yen
147 0,1 491 0,4
Noorse kroon
607 0,4 646 0,5
Zuid-Koreaanse won Singaporese dollar Zuid-Afrikaanse rand
1.508 1,0 1.118 0,9 808 0,6 722 0,6 840 0,6 701 0,5
Zweedse kroon
1.866 1,3 1.413 1,1
Zwitserse franc
6.076 4,2 4.510 3,5
Overige valuta
6.112 4,2 4.287 3,3
76
144.357 100,0 128.603 100,0
2014 2013
€ % € %
Vastrentende waarden Vastrentende waarden naar valuta vóór afdekking met derivaten Euro
280.333 99,1 218.640 98,8
Amerikaanse dollar
1.356 0,5 1.928 0,9
Britse pound sterling
1.260
0,4
758
0,3
282.949 100,0 221.326 100,0
Vastrentende waarden naar valuta na afdekking met derivaten Euro
280.333 99,1 218.640 98,8
Amerikaanse dollar
1.356 0,5 1.928 0,9
Britse pound sterling
1.260
0,4
758
0,3
282.949 100,0 221.326 100,0
Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerder valutatermijntransacties afgesloten. De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro per 31 december 2014:
aankoop
verkoop
uiterlijke
transacties transacties einddatum Euro
0
20 mrt2015
US dollar
54.548
-56.166
20 mrt2015
Pound Sterling
11.006
-14.441
20 mrt2015
Japanse yen
14.106
-11.197
20 mrt2015
Australische dollar
3.751
-3.818
20 mrt2015
83.411 -85.622 Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2014 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag € 2,21 miljoen lager uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerd lager resultaat van € 2,21 miljoen). Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 7.268 (0,4%) en voor het strategisch valuta risico risico 7.572 (0,4%).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
77
Grondstoffenrisico Het pensioenfonds belegt niet in grondstoffen. Hoogte buffer Er is geen buffer nodig. Kredietrisico (S5) Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,59%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
2014 2013
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA
71.148 25,1 80.472 36,4
AA
183.613 64,9 114.513 51,7
A
6.887 2,4 7.042 3,2
BBB
17.495 6,2 15.514 7,0
Lager dan BBB
1.642
Geen rating
2.164 0,8 1.874 0,8
0,6
1.911
0,9
282.949 100,0 221.326 100,0
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
363
0,1
Resterende looptijd <> 5 jaar
30.564
Resterende looptijd >= 5 jaar
252.022
282.949 100,0 221.326 100,0
78
1.329
0,6
10,8
67.332
30,4
89,1
152.665
69,0
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 621 (0,0%) en voor het strategisch kredietrisico van 311 (0,0%). Verzekeringstechnisch risico (S6) Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. In verband met het langlevenrisico wordt aanvullend boven het hanteren van de prudente grondslagen, de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico bedraagt 10.048 (0,7%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 10.048 (0,6%). Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd
2014 2013
€ % € %
Onroerende zaken Verdeling onroerende zaken per sector: Kantoren
0 0,0 0 0,0
Winkels
0 0,0 0 0,0
Woningen
0 0,0 0 0,0
Overige
0 0,0 0 0,0
Participaties in vastgoed beleggingsfondsen
25.722
25.722 100,0 26.727 100,0
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
100,0
26.727
100,0
79
2014 2013
€ % € %
Verdeling onroerende zaken per regio: Europa
25.722 100,0 26.727 100,0
25.722 100,0 26.727 100,0
Grote posten: onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in onroerende zaken CBRE EUROSIRIS FUND CBRE DUTCH RESID.FUND IV
4.471
17,4
5.243
19,6
21.233
82,5
21.419
80,1
Zakelijke waarden Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa excl Verenigd Koninkrijk
31.600
Verenigd Koninkrijk
13.430 9,3 11.432 8,9
Noord-Amerika
71.379 49,4 66.904 52,0
Japan
11.297 7,8 9.998 7,8
Pacific exclusief Japan Opkomende markten
6.457
21,9
4,5
27.054
6.030
21,0
4,7
10.194 7,1 7.185 5,6 144.357 100,0 128.603 100,0
Verdeling zakelijke waarden per sector: Financiële instellingen
33.327 23,1 28.558 22,1
Informatietechnologie
19.426 13,5 16.577 12,9
Industriële ondernemingen
15.685 10,9 13.981 10,9
Niet-cyclische consumentengoederen
13.162 9,1 12.131 9,4
Cyclische consumentengoederen
19.270 13,3 18.227 14,2
Farmacie
17.486 12,1 12.752
Energie
10.303 7,1 10.509 8,2
9,9
Nutsbedrijven
3.653 2,5 2.555 2,0
Telecommunicatie
4.558 3,2 5.400 4,2
Basisindustrieën
7.234 5,0 7.793 6,1
Andere sectoren
253 0,2 120 0,1
144.357 100,0 128.603 100,0
Op basis van de Look Through methode zijn geen onderliggende posten zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5%.
80
2014 2013
€ % € %
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa excl Verenigd Koninkrijk
275.327
97,4
213.846
96,7
Verenigd Koninkrijk
2.541 0,9 2.085 0,9
Pacific excl Japan
1.442
Noord-Amerika
1.717 0,6 2.261 1,0
Global Opkomende markten Anders
0,5
998
0,5
374 0,1 311 0,1 1.545 0,5 1.825 0,8 3 0,0 0 0,0 282.949 100,0 221.326 100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden Nederlandse staatsobligaties
105.626 37,3 97.665 44,1
Duitse staatsobligaties
68.640 24,3 48.338 21,8
Oostenrijkse staatsobligaties
22.200 7,8 0 0,0
Franse staatsobligaties
21.735 7,7 20.421 9,2
Belgische staatsobligaties
17.496
Finse staatsobligaties
15.814 5,6 11.037 5,0
6,2
Hoogte buffer In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) becijferd voor de grootste concentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille. Het betreffen hier landenconcentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille die meer dan 2% van de totale marktwaarde in beslag nemen. De buffer voor het feitelijk concentratierisico bedraagt 13.880 (1,3%) en voor het strategisch concentratierisico risico 14.928 (1,4%).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
81
Actief beheer risico (S10) Actief beheer risico ontstaat doordat vermogensbeheerders actief beheer voeren op (delen van) de beleggingsportefeuille. Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die worden ingenomen ten opzichte van de strategische benchmarks. De mate van actief beheer wordt bepaald aan de hand van de tracking error. Een lage tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de gekozen benchmark ligt, terwijl een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van de benchmark afwijkt. Een hogere tracking error impliceert een hoger actief beheer risico. Actief beheer risico wordt in beginsel alleen becijferd voor de aandelenportefeuille bij een tracking error groter dan 1%. Naast de tracking error wordt bij de becijfering van het actief beheer risico rekening gehouden met de total expense ratio (T.E.R.). Tracking error
0,84%
TER 0,33% Hoogte buffer Buffer feitelijk actief beheer risico Buffer feitelijk actief beheer risico % Buffer strategisch actief beheer risico Buffer strategisch actief beheer risico %
0 0,0% 0 0,0%
Er zijn geen beleggingen uitgeleend.
Vaststelling van de jaarrekening:
Utrecht, 3 juni 2015
M.M.W. Frankort
Drs. L.J.W. Verhoeven pr.
(voorzitter) (vicevoorzitter)
Mr. Th.R. Kalb
Drs. A. Bultsma pr.
(secretaris)
C.J. Bijloos
Drs. V.G.P.J.M. Schoenmakers pr.
Mr. M.J.M.W. Vuylsteke
Drs. P.J. Vergroesen RA
82
Overige gegevens
Gevolgen nieuwe FTK Voor het fonds is de beleidsdekkingsgraad 128,8% ultimo 2014. Ten opzichte van de dekkingsgraad van 131,9% zoals gerapporteerd eind 2014 ligt de beleidsdekkingsgraad 3,1%-punt lager. Vanaf 1 januari 2015 is de middeling uit de DNB-rentetermijnstructuur vervallen. De toegroei naar de UFR na looptijd 20 blijft (voorlopig) behouden. Op basis van deze gewijzigde rentetermijnstructuur is de dekkingsgraad 127,5% eind 2014. Op basis van de nieuwe rekenregels stijgt de vereiste dekkingsgraad op basis van het feitelijk beleggingsbeleid van 111,2% naar 114,0%. De vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid stijgt van 111,8% naar 114,4%. Hierbij is rekening gehouden met de gewijzigde DNB-rentetermijnstructuur (dus exclusief middeling en met toegroei naar UFR) zoals die vanaf 1 januari 2015 geldt. Onder het oude FTK werd de vereiste dekkingsgraad berekend als het maximum van de vereiste dekkingsgraad op basis van de het feitelijk beleggingsbeleid en de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid. Het lijkt erop dat in het nieuwe FTK de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid leidend zal zijn. Dit is echter op dit moment nog niet geheel duidelijk. De volgende tabel geeft een vergelijking tussen het vereist eigen vermogen op basis van het strategisch beleggingsbeleid onder het oude en het nieuwe FTK. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen is in de volgende tabel, conform de berekening ultimo 2014, rekening gehouden met additionele risico’s.
Renterisico (S1): Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5)
2014
nFTK 2014
1.280 0,2% 203 0,0% 37.191
9,1%
46.828
11,7%
7.572 0,4% 6.581 0,2% 0 0,0%
0 0,0%
310 0,0% 5.640 0,8%
Verzekeringstechnisch risico (S6)
10.048
Concentratierisico (S8)
14.928 1,4% 15.807 1,2%
Actief beheer risico (S10)
0
0,7% 0,0%
10.398 0
Diversificatie-effect
-28.743 -31.646
Vereist eigen vermogen
42.586
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
11,8%
53.811
0,5% 0,0%
14,4%
83
Het vereist eigen vermogen stijgt met name door: –– De verzwaarde schokken die worden verondersteld voor het zakelijkewaardenrisico. –– Een stijging van het kredietrisico. Voorheen werd gerekend met een schok van 40% op de geldende creditspread. Nu dient als minimale schok 60 basispunten gehanteerd te worden. Deze schok loopt verder op naarmate de rating slechter dan AAA wordt. Uitgesloten van een kredietbuffer zijn Europese AAA beleggingen. –– De nieuw veronderstelde correlaties tussen S1 en S5, en S2 en S5 binnen de wortelformule van het vereist eigen vermogen. De beleidsdekkingsgraad eind 2014 is 128,8% en de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid onder het nieuwe FTK is 114,6%. Dit betekent dat de beleidsdekkingsgraad 14,2%-punt hoger is dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds is daardoor op basis van de strategische beleggingsmix niet in een situatie van herstel. Daarnaast kan een toeslag verleend worden als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110%. Uitgaande van de beleidsdekkingsgraad eind 2014 betekent dit dat het pensioenfonds een toeslag kan verlenen. De minimaal vereiste dekkingsgraad is 104,1%, de beleidsdekkingsgraad is 128,8% en de actuele dekkingsgraad is 127,5%, rekening houdend met de DNB-rentetermijnstructuur die vanaf 2015 gaat gelden. De huidige beleidsdekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad zijn groter dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Er is geen sprake van een dekkingstekort.
Resultaatbestemming Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2014 aan de algemene reserve toe te voegen.
84
Actuariële verklaring Opdracht Door Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen te Utrecht is aan Sprenkels & Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen, dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen toereikend zijn. Er is voldaan aan de consistentietoets.
Amsterdam, 3 juni 2015
A.J.M. Jansen AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
85
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen te Utrecht (“de Instelling”) gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: 1 de balans per 31 december 2014; 2 de staat van baten en lasten over 2014; en 3 de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’. Wij zijn onafhankelijk van Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen (hierna de instelling) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Materialiteit Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 4,8 miljoen. De materialiteit is gebaseerd op 1% van het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de pensioenverplichtingen en de reserves. Dit betreft het vermogen dat de basis vormt voor de berekening van de dekkingsgraad. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven € 0,3 miljoen rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
86
De kernpunten van onze controle In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken. Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten. Waardering en toelichting van niet-(beurs)genoteerde beleggingen De beleggingen zijn een significante post op de balans van de instelling. Alle beleggingen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een groot deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen), maar er zijn ook beleggingen die worden gewaardeerd op basis van onafhankelijke taxaties, netto contante waarde berekeningen of een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen. De waarderingsonzekerheid neemt toe bij netto contante waarde berekeningen en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij de instelling betreffen dit de posities in derivaten. De posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen kennen eveneens relatief veel waarderingsonzekerheid doordat de waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fondsmanagers. In onze risico-inschatting houden wij rekening met het feit dat de onderliggende beleggingen in de niet(beurs)genoteerde aandelen- en obligatiefondsen veelal genoteerde marktprijzen als basis van de waardering kennen hetgeen de schattingsonzekerheid verlaagt. De posities in niet-(beurs)genoteerde vastgoedfondsen zijn aan te merken als illiquide beleggingen en worden derhalve gekenmerkt door een hogere mate van schattingsonzekerheid. De instelling heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven op pagina 58 en 59 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2014 € 146 miljoen is belegd in niet-(beurs)genoteerde aandelenfondsen, € 31 miljoen in niet-(beurs)genoteerde obligatiefondsen, € 26 miljoen in niet-(beurs)genoteerde vastgoedfondsen en dat € 21 miljoen is belegd in derivaten. Dit betreft 48% van de totale beleggingen. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31 december 2014. Voor de posities in derivaten hebben wij de interne beheersmaatregelen van het waarderingsproces onderzocht en met gebruikmaking van onze waarderingsexperts voor een selectie van derivaten de waardering en de daarbij gehanteerde uitgangspunten getoetst. Voor de posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen (aandelen, obligaties en vastgoed) hebben wij de monitoring procedures van de uitvoeringsorganisatie onderzocht en aansluiting gemaakt met gecontroleerde jaarverslagen van de betreffende fondsen. Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen De technische voorzieningen waaronder de voorziening pensioenverplichtingen betreffen een significante post in de balans van de instelling. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meeste recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de instelling, zijnde de fonds-specifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen aan ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
87
De instelling heeft de waarderingsgrondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen beschreven op pagina 59 en 60 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting [5] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds. Uit deze toelichting blijkt dat schattingswijzigingen hebben plaatsgevonden door toepassing van de in 2014 verschenen herziene prognosetafels en aanpassing van de ervaringssterfte op basis van nader onderzoek. Volgens deze toelichting is de technische voorziening voor risico pensioenfonds hierdoor € 4,4 miljoen lager uitgekomen. Dit is een gecombineerd effect van een toename van € 0,1 miljoen als gevolg van de herijking van de ervaringssterfte en een afname van € 4,5 miljoen als gevolg van de herziene prognosetafel. Bij de controle hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de instelling. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van door de ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden en verwachtingen afgestemd voor de controle. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd en aan elkaar bevestigd. Daarnaast hebben wij met de certificerend actuaris de uitkomsten van de uitgevoerde werkzaamheden afgestemd. Tevens hebben wij onderling gegevens uitgewisseld met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2014. Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij met inachtneming van het oordeel van de certificerend actuaris gelet op de besluitvorming van het bestuur, de recentheid van beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn. Uitvoering van vermogensbeheer- en pensioenbeheerprocessen bij de uitvoeringsorganisatie De instelling heeft de pensioenuitvoering en het vermogensbeheer uitbesteed aan derde partijen. Het bestuur blijft conform wetgeving eindverantwoordelijk voor de gehele dienstverleningsketen. De financiële informatie die ontvangen wordt van deze partijen is opgenomen in de jaarrekening van de instelling. De instelling heeft dit toegelicht in de risicoparagraaf op pagina 17 tot en met 20 van de jaarrekening. Voor zover relevant voor onze controle van de jaarrekening, hebben wij de juiste werking van interne beheersmaatregelen bij de uitvoeringsorganisatie(s) beoordeeld op basis van de ontvangen ISAE 3402 of soortgelijke rapportages. Verder hebben wij gegevensgerichte werkzaamheden uitgevoerd zoals cijferanalyses en deelwaarnemingen gericht op de uitkomsten van de relevante financiële informatiestromen. Verantwoordelijkheden van het bestuur en de niet-uitvoerende bestuurders voor de jaarrekening Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude. Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de instelling in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de instelling te liquideren of de activiteiten te beëindigen of
88
als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de instelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening. De niet-uitvoerende bestuursleden zijn verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van de stichting. Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit: –– het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing; –– het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de instelling; –– het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan; –– het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de instelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de instelling haar continuïteit niet langer kan handhaven; –– het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en –– het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen. Wij communiceren met het bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
89
Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is. Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens): –– dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd; –– dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening. Benoeming Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van de instelling. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2014.
Amsterdam, 3 juni 2015
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. J.G. Kolsters RA
90
Bijlagen
Begrippenlijst Actuariële grondslagen Wanneer een contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen moet worden bepaald, maakt de actuaris gebruik van actuariële grondslagen, zoals de rekenrente, de sterftekansen, arbeidsongeschiktheids- en revalideringskansen, frequenties van gehuwd zijn, soms ook toekomstige salarisontwikkeling of indexatiebeleid, kostenopslagen (bijvoorbeeld voor administratiekosten en uitbetalingskosten). Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) Vroeger een door de actuaris opgesteld document. Tegenwoordig is deze nota het bedrijfsplan van het pensioenfonds. Dit plan bevat een beschrijving van: a. de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle; b. procedures voor de aansluiting van werkgevers en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers; c. de uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico’s die in eigen beheer zijn gehouden dan wel zijn herverzekerd of overgedragen; d. de financiële opzet: de reservering, het premie- en beleggingsbeleid, de wijze waarop met voorwaardelijke indexering wordt rekening gehouden; e. de financiële sturingsmiddelen. Actuele waarde De actuele waarde of marktwaarde is voor beleggingen waarvoor dagelijks openbare prijzen worden vastgesteld, zoals aandelen en obligaties, de beurswaarde. Voor andere vastrentende waarden, zoals onderhandse leningen en hypotheken, wordt de actuele waarde benaderd als de contante waarde van de toekomstige netto kasstromen. Als actuele waarde van de beleggingen in vastgoedfondsen wordt de intrinsieke waarde gehanteerd. AFM Autoriteit Financiële Markten. Deze instelling houdt, net als De Nederlandsche Bank (DNB), toezicht op pensioenfondsen, maar beperkt zich tot het zogenaamde effectentypisch gedragstoezicht. Het toezicht door DNB wordt aangeduid met prudentieel of bedrijfseconomisch toezicht. AFM houdt toezicht op het menselijke handelen, waaronder bijvoorbeeld de voorlichting en communicatie door het bestuur van het pensioenfonds. Zie ook Prudentieel toezicht. ALM Afkorting voor Asset Liability Management. Een ALM-studie betreft de analyse van het risicobeheer van de balans tussen activa en passiva van een pensioenfonds. Deze studie dient te resulteren in de formulering van het strategisch beleggingsbeleid, alsmede het pensioen-, premie- en toeslagenbeleid. Beheerloon Periodieke vergoeding voor het gevoerde beheer, meestal uitgedrukt in een promillage van het fondsvermogen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
91
Beleggingsopbrengsten Deze worden onderscheiden in directe en indirecte opbrengsten. Directe beleggingsopbrengsten zijn dividend- en rente opbrengsten van de beleggingen. Onder de indirecte beleggingsopbrengsten vallen de gerealiseerde verkoopresultaten inclusief valutaresultaten en de niet-gerealiseerde herwaarderingsresultaten. Benchmark Vooraf vastgestelde, objectieve maatstaf voor de prestaties van (de beheerder van) een beleggingsfondsportefeuille of pensioenfonds. Een beursindex bijvoorbeeld. Het PNB heeft bij aandelen gekozen de indices van MSCI (Morgan Stanley Capital International). Bij bedrijfsobligaties is de benchmark, de Barclays Capital Euro Aggregate Corporate Bond Index. Voor niet beursgenoteerde onroerend goed werd gekozen voor indices van INREV en ROZ/IPD. Voor de matching portefeuille (staatsobligaties en rentederivaten) werd als benchmark gekozen, de waardeontwikkeling van 90% van de nominale verplichtingen van het pensioenfonds als gevolg van veranderingen in de markt-swap rentecurve. De voor het pensioenfonds te hanteren benchmarks zijn vastgelegd in de Richtlijnen Vermogensbeheer. In het strategisch beleggingsbeleid wordt door het pensioenfonds zelf vooraf een normportefeuille, al dan niet bestaande uit indices, bepaald. Aan de hand van de benchmark kunnen normwegingen voor de verdeling van de beleggingen over (sub)categorieën, en normrendementen bij een gegeven risicoprofiel van het fonds worden benoemd. Bewaarloon effecten De kosten die de bank berekent voor het in bewaring nemen van effecten. Certificerend actuaris De certificerend actuaris is belast met de beoordeling van de financiële positie van het fonds. Een en ander op basis van het actuariële rapport van de interne (adviserend) actuaris (van AZL) en eigen waarnemingen. Hij geeft jaarlijks een actuariële verklaring af, waarmerkt de actuariële verslagstaten en stelt een rapport op ter onderbouwing van zijn oordeel. Code Tabaksblat Zie onder Governance. Communicatiebeleidsplan Een plan waarin het bestuur van het pensioenfonds zijn organisatie en voornemens heeft vastgelegd met betrekking tot de communicatie met en voorlichting aan alle bij de instelling betrokken belanghebbende partijen, zoals de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en werkgevers. Contante waarde De contante waarde op een bepaald moment van (een serie) betalingen in de toekomst, is het bedrag dat bijvoorbeeld heden aanwezig moet zijn om, rekening houdend met rente-aangroei (rekenrente) en eventuele andere actuariële grondslagen, deze toekomstige betalingen te kunnen verrichten. Countervailing power Het bieden van tegenwicht door het bestuur van het pensioenfonds aan de verrichtingen van de vermogensbeheerder. Dit tegenwicht dwingt de vermogensbeheerder zijn prestaties steeds helder en goed onderbouwd te verantwoorden. Coupon Genummerd deel van de obligatie waarop de jaarlijkse rente wordt uitbetaald.
92
Couponrendement Verhoudingsgetal tussen het bedrag aan ontvangen couponrente en de beurswaarde van de obligatie in kwestie op een bepaald moment, of van de beurswaarde bij aankoop van de obligatie. Credits Obligaties uitgegeven door bedrijven; deze kennen normaliter een hoger risicoprofiel dan vergelijkbare staatsleningen. Dekkingsgraad Een maat voor de solvabiliteit c.q. de financiële positie van het pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door de mate waarin het beschikbaar vermogen zich verhoudt tot de voorziening pensioenverplichting (VPV), uitgedrukt in een percentage. Een dekkingsgraad van 100% geeft aan dat het beschikbaar vermogen juist toereikend is om aan de aangegane pensioenverplichtingen te voldoen, terwijl een percentage lager dan 100 aangeeft dat er sprake is van onderdekking. In de financiële opzet van het fonds wordt ervan uitgegaan dat de dekkingsgraad ruim boven de 100% ligt. Dekkingsgraadrapportage Zie RiskMap en QuickScan. Derivaten Financiële contracten waarvan de waarde afhankelijk is van een of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Voorbeelden van derivaten zijn opties, termijncontracten en rente- en valutaswaps. DNB De Nederlandsche Bank is de toezichthouder op pensioenfondsen. Duration De gewogen gemiddelde looptijd van de kasstromen van een obligatie, waarbij weging geschiedt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een graadmeter voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers daarvan het meest zal oplopen. Effectentypisch gedragstoezicht Zie Prudentieel toezicht. Excassokosten De kosten die samenhangen met het uitvoeren van de pensioenbetalingen. Fiduciair vermogensbeheer Een integrale benadering van het vermogensbeheer waarbij alle vermogensbeheeractiviteiten optimaal op elkaar worden afgestemd. Voor deze afstemming is de fiduciair vermogensbeheerder verantwoordelijk, die zelf meestal niet (meer) het feitelijk vermogen beheert, maar een en ander verder heeft uitbesteed aan specialisten.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
93
Financieel toetsingskader (FTK) De regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen. De hoofdlijnen van deze regeling zijn neergelegd in de Pensioenwet en uitvoeringsbesluiten. Het FTK bevat onder meer voorschriften met betrekking tot de reservering, waarbij een bepaalde mate van zekerheid is gedefinieerd dat de toegezegde pensioenen tot: –– uitbetaling zullen komen; –– solvabiliteit; –– de berekening van de technische voorzieningen en het eigen vermogen; –– het treffen van adequate maatregelen in geval van onderdekking en reservetekorten; –– de vaststelling van de (hoogte van de) premie; –– de wijze waarop met voorwaardelijke indexaties moet worden omgegaan en de communicatie daarover met de verschillende doelgroepen. FVP Het FVP is een fonds van waaruit bijdragen worden gegeven in de premiebetaling van deelnemers die werkloos zijn geworden. De geldmiddelen zijn in het verleden gevormd door bevriezing van kinderbijslag en waren ooit bestemd voor het invoeren van een wettelijke aanvullende pensioenplicht. Deze plicht is er echter nooit gekomen, zodat het FVP een ander doel binnen het aanvullende pensioenterrein heeft gekregen. Geldmarktrente De korte rente of geldmarktrente is de rente voor kortlopend krediet (minder dan één jaar). Governance In tweeërlei zin wordt over governance gesproken: goed ondernemingsbestuur (corporate governance) en goed pensioenfondsbestuur (pension fund governance). Voor het goed ondernemingsbestuur bestaat de zogenaamde Code Tabaksblat. In deze code staan ook enige aanbevelingen die zich richten tot de institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen, in hun rol van aandeelhouder. Bij goed pensioenfondsbestuur gaat het om de formulering van een aantal aanbevelingen of gedragsregels die betrekking hebben op de onafhankelijkheid van het bestuur, transparante besluitvorming, goede communicatie, intern toezicht en controle, periodieke toetsing van deskundigheid, garanties voor een goede uitvoering van de pensioenregeling, kwaliteitsbewaking, (zelf )evaluatie van activiteiten en verantwoording naar doelgroepen. Handleiding Vermogensbeheer Een alomvattende handleiding waarin het beleggingsproces en risicomanagement worden beschreven. Door de beschrijving worden deze soms moeilijk te doorgronden aspecten van het pensioenfondsbedrijf duidelijker en transparanter gemaakt. Hedge fund Een hedge fund is een fonds met een grote verscheidenheid aan strategieën. Een hedge fund opereert onder andere met geleend geld en maakt gebruik van afgeleide producten. Huwelijksfrequentie De gehuwdheidsfrequentie wordt gebruikt voor het bepalen van de benodigde middelen voor het weduwen-, weduwnaars- of nabestaandenpensioen. Hierbij wordt het bestaan van een gehuwd echtpaar over een aantal jaren niet bepaald door de afzonderlijke levenskansen van de man en de vrouw, maar door de kans op het bestaan van een huwelijk. Vaak wordt het prudentiële overwegingen de gehuwdsheidsfrequentie vastgesteld op 1, waarmee wordt aangegeven dat wordt verondersteld dat elke deelnemer of gepensioneerde gehuwd is. Het duurdere verzekeringspakket van gehuwde deelnemers wordt dan deels betaald door de ongehuwd, alleenstaande deelnemers (solidariteit).
94
Index Cijfer dat een gewogen gemiddelde uitdrukt en waaraan men kan zien hoe een grootheid (bijvoorbeeld de beurskoersen in Amsterdam) zich ontwikkeld heeft. Indexatie Hieronder wordt verstaan de aanpassing van de ingegane pensioenen van de gepensioneerden en de premievrije aanspraken van ‘slapers’ (gewezen deelnemers die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt) op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. Veelal worden daarvoor de prijsindexcijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) gehanteerd. Zie ook het begrip “Toeslag”. Inhaalindexatiebeleid Als de middelen van het fonds niet toereikend zijn, kan het bestuur besluiten geen of gedeeltelijke indexatie toe te passen. Later kan het bestuur alsnog besluiten deze niet-indexering te repareren. Dat beleid wordt inhaalindexatie genoemd. Intrinsieke waarde De intrinsieke waarde per aandeel is de ‘werkelijke’ waarde van dat aandeel, afgeleid van de onderliggende beleggingen. De intrinsieke waarde wordt berekend door de waarde van de activa (bezittingen) te verminderen met de passiva (schulden) en het saldo te delen door het aantal uitstaande aandelen. Investment beliefs De investment beliefs vormen de basis en de filosofie voor de inrichting van het vermogensbeheer. Ze beschrijven de uitgangspunten die het bestuur hanteert bij de aansturing van het fonds en meer specifiek de invulling van de bestuursverantwoordelijkheid voor het vermogensbeheer. Onderdeel van die filosofie is bij het PNB onder meer de behoefte om duurzaam te beleggen. ISAE 3402 De ISAE 3402 is een internationale standaard die toeziet op zogenaamde Third Party Assurance rapportages. Met deze verklaring wordt aangegeven dat een serviceorganisatie (zoals AZL en ICS) alle processen beheerst en onder controle heeft. De ISAE 3402 standaard kent 2 type rapportages: –– Type I: voor de opzet en het bestaan van beheersmaatregelen; –– Type II: naast de opzet en het bestaan ook de effectieve werking van de beheersmaatregelen voor een bepaalde periode. Zie ook SAS 70 die de voorloper van ISAE 3402 is geweest. Kapitaalmarktrente De lange rente of kapitaalmarktrente is de rente voor langlopend krediet (langer dan één jaar). De lange rente zal bij oplopende inflatie gaan stijgen, omdat de uitleners verwachten bij het aflossen van het krediet geld een verminderde koopkracht te ontvangen. Daarvoor vragen zij een compensatie in de vorm van een hogere vergoeding. Koopsom Een koopsom is een eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling en een premie een periodieke betaling. Zowel premies als koopsommen dienen hetzelfde doel, namelijk de financiering van de pensioenen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
95
Kostendekkende premie Hiermee wordt aangegeven dat de jaarlijkse premie(bijdrage) aan het pensioenfonds voldoende moet zijn om de in dat jaar aangegane pensioenverplichtingen te financieren. In het kader van het FTK is de definiëring van het begrip ‘kostendekkend’ nader bepaald. Elementen hiervan zijn: –– de actuarieel benodigde premie voor de ‘inkoop’ van de onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen; –– een opslag voor het bereiken en in stand houden van het vereiste eigen vermogen; –– een opslag voor de uitvoeringskosten, en –– een actuarieel benodigde premie voor voorwaardelijke pensioenverplichtingen, in de mate waarin die voorwaardelijkheid neigt naar een onvoorwaardelijke pensioentoezegging. Een en ander hangt af in hoeverre een pensioenfonds zich heeft vastgelegd of juist niet heeft vastgelegd ten aanzien van het verlenen van indexaties. Look through Look through betekent dat als het ware door de beleggingsfondsen (of bijvoorbeeld gestructureerde financiële producten) heen gekeken dient te worden om inzicht te krijgen in de onderliggende, feitelijke beleggingen. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld een obligatie beleggingsinstelling onder obligaties wordt verantwoord. Marktwaarde Zie Actuele waarde. Matching portefeuille De matching portefeuille heeft tot doel de rentegevoeligheid van het vermogen gelijk te stellen aan de verplichtingen, waardoor renteschommelingen op beide een even groot effect hebben. Nominaal pensioencontract Een pensioencontract met juridisch afdwingbare, nominale toezeggingen en een voorwaardelijke indexatieambitie. Een nominale pensioentoezegging kan alleen niet worden nagekomen, indien het fonds onvoldoende vermogen heeft en zich ook niet van een tekort kan herstellen. De pensioenaanspraak of het ingegane pensioen moet dan worden ‘afgestempeld’ of gekort. Zie verder Reëel pensioencontract. Nominale waarde De op het stuk (aandeel of obligatie) aangegeven waarde. Bij een koers van 100 (= 100%) is de prijs van het waardepapier gelijk aan de nominale waarde. Onderhandse lening Lening op schuldbekentenis tussen twee partijen die niet via de effectenbeurs wordt verhandeld. Onderweging Wanneer de verwachtingen ten aanzien van een bepaalde beleggingscategorie minder gunstig zijn, kan besloten worden om het belang in de desbetreffende categorie (tijdelijk) te verminderen, onderwegen. Onroerend goed Beleggingscategorie welke kan bestaan uit zowel beurs- en niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen als ook uit directe investeringen in panden (bijvoorbeeld winkels, woningen en kantoren).
96
Optie Verhandelbaar recht om iets te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een van tevoren vastgestelde prijs gedurende een van tevoren vastgestelde termijn. OTC Afkorting voor Over The Counter. De OTC-markt is een markt voor effecten die niet worden verhandeld aan een beurs. Deze markt biedt voornamelijk maatwerkproducten voor professionele marktpartijen. Pensioenakkoord Op 10 juni 2011 hebben kabinet en sociale partners een pensioenakkoord gesloten. Dit akkoord bevat belangrijke afspraken met betrekking tot de herinrichting van het aanvullende pensioenstelsel. Voornaamste doel is om financiële schokken op te vangen en om de pensioenaanspraken te laten meegroeien met de levensverwachting. Pensioenfederatie De Pensioenfederatie behartigt namens circa 350 pensioenfondsen de belangen van 5,6 miljoen deelnemers, 2,7 miljoen gepensioneerden en 8,3 miljoen gewezen deelnemers. De Pensioenfederatie is voortgekomen uit een samenwerking van de koepels voor ondernemings- (OPF), beroeps- (UvB) en bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Pensioenovereenkomst Een pensioenclausule of -formulering in de arbeidsovereenkomst van de pastoraal werkers of het huishoudelijke personeel, dan wel in de bisschoppelijke zendingsbrief van de priesters en diakens. Pensioenwet De wet die de Pensioen- en spaarfondsen (PSW) met ingang van 1 januari 2007 is gaan vervangen. De Pensioenwet bevat vele voorschriften waaraan het bestuur van het PNB zich moet houden. Voorts vormt de Pensioenwet de grondslag voor de bevoegdheden van de toezichthouders. Performance Het beleggingsresultaat. Als het resultaat beter is dan de benchmark, wordt gesproken over outperformance; bleef het resultaat daarbij achter, dan is sprake van underperformance. Premie-incassoprocedure Omschrijving van de wijze waarop de verschuldigde premie moet worden betaald en wordt ingevorderd. In de regel ontvangt de werkgever een voorschotnota, waarin alle bij de administrateur bekende gegevens zijn verwerkt. Op basis van deze nota dient binnen een gestelde termijn een betaling plaats te vinden. Na verloop van een bepaalde termijn volgen herinneringen en wordt mogelijk rente in rekening gebracht. De premie-incassoprocedure maakt onderdeel uit van de uitvoeringsovereenkomst. Het bestuur van een pensioenfonds is verplicht de DNB te informeren over betalingsachterstanden. Premiekorting Een tijdelijke verlaging van de (kostendekkende) premie. Een dergelijke verlaging kan bijvoorbeeld plaatsvinden indien het pensioenfonds goede beleggingsresultaten heeft behaald. Het verlenen van premiekortingen is aan strikte wettelijke voorwaarden verbonden.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
97
Premievrije aanspraken Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en weduwe- en weduwnaarspensioen. Een ander vorm van premievrije aanspraak is het bijzonder weduwe- en weduwnaarspensioen dat de gewezen echtgeno(o)t(e) ontvangt bij scheiding. Prudentieel toezicht Bedrijfseconomisch toezicht dat zich met name richt op de handhaving c.q. waarborging van de financiële soliditeit van het pensioenfonds. Dit type toezicht berust bij DNB. Prudentieel toezicht onderscheidt zich van effectentypisch gedragstoezicht dat vooral betrekking heeft op de gedragingen van verantwoordelijke directies en besturen van financiële instellingen, zoals de naleving van gedragscodes, corporate governance e.d. Het gedragstoezicht wordt uitgeoefend door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Een ander onderwerp van aandacht van het gedragstoezicht is de consumentenbescherming. QuickScan De QuickScan-rapportage geeft maandelijks inzicht in de hoogte van de verwachte dekkingsgraad. Hierdoor wordt onder andere het effect van rentewijzigingen en beleggingsresultaten op de financiële positie van het pensioenfonds zichtbaar. Aan de hand van deze rapportage kan het bestuur de ontwikkeling van de dekkingsgraad volgen en toetsen aan een eventueel herstelplan. Tevens stelt deze rapportage het bestuur in staat om tijdig een situatie van dekkingstekort of onderdekking te signaleren en de nodige maatregelen te treffen. Rating Met een rating wordt de mening over de kredietwaardigheid van een instelling weergegeven. Ratingbureaus, zoals Moody’s en Standard & Poor’s, geven alle voor de belegger relevante informatie in een zo beknopt mogelijke rating weer. Een voorbeeld van een rating voor (oplopende) kredietwaardigheid is de A-, AA-, AAA-rating voor debiteuren waarin beleggingen van vastrentende waarden plaatsvinden. Reëel pensioencontract In het reële contract zijn de pensioenen voorwaardelijk geformuleerd en worden er geen (nominale) garanties meer afgegeven. Een van de veelgenoemde voordelen van een reëel contract is dat pensioenfondsen minder geld in de vorm van buffers behoeven aan te houden en met meer risico kunnen beleggen. Indexatie zou daardoor sneller mogelijk zijn. Rekenrente De rekenrente is het fictieve percentage dat het belegde pensioenvermogen wordt geacht op te brengen in de toekomst en waarvan bij de berekening van de contante waarden wordt uitgegaan. Rendement Het positieve of negatieve resultaat dat een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds behaalt met de belegging van daartoe beschikbare middelen. Rentecurve Curve die de rentestructuur in een land weergeeft. Per looptijd wordt het renteniveau getoond. Onder normale omstandigheden zullen beleggers voor langere uitzettingen een hogere rentevergoeding vragen, waardoor de rentecurve (ook wel yieldcurve genaamd) een stijgend verloop heeft.
98
Rentetermijnstructuur Een rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Return portefeuille De return portefeuille heeft tot doel te beleggen in meer risicovolle beleggingscategorieën die waarde creëren die vooral wordt gebruikt om te kunnen indexeren. Risicopremie Additioneel vereist rendement boven op het risicovrije rendement als compensatie voor het extra gelopen risico. RiskMap De RiskMap wordt ieder kwartaal opgesteld en geeft inzicht in de ontwikkeling van de financiële positie en in het vereist eigen vermogen van het fonds. Het vereist eigen vermogen wordt zowel op basis van de feitelijke verdeling als op basis van de strategische verdeling vastgesteld. Verder worden de resultaten van gevoeligheidsanalyses grafisch en in een tabel aangegeven. Deze gevoeligheidsanalyses geven de impact op de dekkingsgraad weer van veranderingen in de rente en het rendement op zowel de beleggingen als de voorziening. De rapportage helpt het bestuur beter ‘in control’ te zijn, en daardoor de aanwezige risico’s beter te beheren en te managen, door het gevoerde en beoogde beleid van het fonds continu te monitoren aan de eisen van DNB. SLA Service level agreements zijn afspraken die het bestuur van een pensioenfonds maakt met externe partijen (administrateur, vermogensbeheerder) die voor het fonds bepaalde werkzaamheden verrichten. Deze afspraken zijn geen juridisch afdwingbare contractverplichtingen, maar inspanningsverplichtingen. Meestal wordt gesproken dat de hiervoor bedoelde partij het fondsbestuur over de (niet)nakoming van deze verplichtingen informeert in een periodieke, administratieve rapportage. Voorbeelden van inspanningsverplichtingen zijn: het stellen van termijnen aan de verwerking van mutaties in de werkgevers- en deelnemersgegevens, aan het verzenden van premienota’s en pensioenopgaves, aan het vaststellen van pensioenen en pensioenaanspraken, aan het beantwoorden van vragen, aan het bijhouden van de financiële administratie, aan het uitvoeren van bestuursbesluiten. Voorts gaan de afspraken over de telefonische bereikbaarheid, de behandeling van klachten, de afhandeling van correspondentie, archivering e.d. Startbrief Degenen die op of na 1 januari 2008 voor het eerst zijn gaan deelnemen aan de pensioenregelingen van het PNB, ontvangen van het pensioenfonds een startbrief. Het PNB verstrekt deze startbrief, onder verantwoordelijkheid van de betrokken werkgever of het bisdom. De bedoeling van de startbrief is om de deelnemer bij de aanvang van zijn deelnemerschap over de hoofdlijnen van zijn of haar pensioensituatie te informeren. Sterftegrondslagen Deze grondslagen geven aan wat de levens- en sterftekansen zijn van mannen en vrouwen in Nederland afhankelijk van de bereikte leeftijd. Ze worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen door de actuaris. Strategisch beleggingsbeleid en normportefeuille Op het hoogste niveau vastgestelde wegingen voor de diverse beleggingscategorieën, waarin het pensioenfonds wil beleggen. Toeslag(verlening) Een toeslag is een verhoging van een pensioen of een aanspraak op pensioen, welke is gebaseerd op een in het pensioenreglement omschreven regeling, dan wel op incidentele basis wordt verleend.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
99
Totaal rendement Het totaal rendement van een belegging is samengesteld uit de koerswinst of het koersverlies (indirecte beleggingsopbrengsten) over de beschouwde periode, terwijl de directe beleggingsopbrengsten (dividend, rente, aflossingen, huur en dergelijke uitkeringen) meteen worden herbelegd en tijdsgewogen in het totaal rendement worden meegenomen. Het totaal rendement wordt uitgedrukt in een percentage ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen. Total return Zie onder Totaal rendement. Transactiekosten Kosten inherent aan het verhandelen van effecten en derivaten. Uitbesteding Hiermee worden die werkzaamheden aangeduid die door het pensioenfonds niet zelf wordt uitgevoerd (eigen beheer), maar zijn overgedragen aan een derde partij. In de Pensioenwet zijn regels vastgesteld waaraan de uitbesteding moet voldoen. Deze regels hebben tot doel dat het bestuur zijn verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van het pensioenfonds ook in een uitbestedingsrelatie steeds kan waarmaken. Uitruil Meestal de omzetting van het pensioenvermogen, bestemd om te zijner tijd te worden gebruikt voor het doen van periodieke uitbetalingen van nabestaandenpensioen, in een hoger ouderdomspensioen. Andersom is ook mogelijk: omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in een nabestaandenpensioen. De uitruil is een wettelijk recht, waarvan de betrokkene overigens geen gebruik behoeft te maken en dat meestal eenmalig op de pensioendatum wordt verzilverd. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst waarin het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers (ondernemingen) hun afspraken neerleggen. Krachtens de Pensioenwet dienen verplicht een aantal onderwerpen in de uitvoeringsovereenkomst te worden behandeld; enkele aspecten zijn facultatief. Het PNB sluit een dergelijke overeenkomst met elk bisdom. De uitvoeringsovereenkomst is in de plaats gekomen van de aansluitings- en financieringsovereenkomst. UPO Deze afkorting staat voor Uniform Pensioen Overzicht. De UPO wordt jaarlijks aan alle deelnemers verzonden en geeft een overzicht van de opgebouwde pensioenaanspraken en het te bereiken ouderdomspensioen, indien de opbouw tot de pensioengerechtigde leeftijd wordt voortgezet. Het UPO-model is op landelijk niveau vastgesteld en geeft de deelnemer de gelegenheid zijn of haar pensioenaanspraken van het PNB te vergelijken met aanspraken, opgebouwd bij vorige of andere werkgevers. Het PNB hanteert vier modellen, t.w. één voor de priesters en ongehuwde diakens, één voor de gehuwde diakens, één voor de pastoraal werkers en één voor het huishoudelijke personeel. Valuta-exposure Blootstelling aan valutarisico. Valutarisico Het risico dat wordt gelopen dat de waarde van een vreemde valuta in bezit verandert ten opzichte van de thuisvaluta van een belegger.
100
Valuta-termijntransacties Overeenkomst waarbij wordt afgesproken dat een vooraf vastgelegde hoeveelheid vreemde valuta op een bepaalde datum tegen een afgesproken koers wordt verhandeld. Vastgoed(fondsen), vastgoedmaatschappijen Beleggingsinstellingen welke investeren in onroerende zaken. Vastrentende waarden Hypotheken, onderhandse leningen en obligaties. Volatiliteit De beweeglijkheid van beurskoersen. Waardeoverdracht De overdracht van het vermogen, dat het opgebouwde pensioen vertegenwoordigt, van de ene pensioenuitvoerder naar een andere. Meestal vindt de overdracht plaats in verband met het aangaan van een nieuw of ander dienstverband. Een pensioenfonds kan derhalve te maken krijgen met zowel een uitgaande als een binnenkomende waardeoverdracht. De rechthebbende krijgt het vermogen nooit in handen, met het overgedragen vermogen worden pensioenaanspraken ingekocht bij de nieuwe pensioenuitvoerder op basis van de grondslagen en rekenregels van die instelling. Indien de dekkingsgraad van het overdragende dan wel ontvangende pensioenfonds of verzekeraar lager is dan 100%, wordt de waardeoverdracht tijdelijk opgeschort. Zakelijke waarden Aandelen, converteerbare obligaties en onroerend goed(fondsen).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2014
101