Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Telefoon: 045-5763333 en 030-7991081 Telefax: 045-5741117
Verslag over het boekjaar 1-1-2013 t/m 31-12-2013
2
Inhoud
Pagina Organisatie
5
Meerjarenoverzicht
9
Bestuursverslag Algemene pensioenontwikkelingen
11
Fondsspecifieke ontwikkelingen
13
Verzekerdenbestand 31 Beleggingen 37 Samenvatting actuarieel rapport
42
Verslag van het Advies- en verantwoordingsorgaan
46
Verslag van het Intern toezichtorgaan
47
Jaarrekening Balans per 31 december
50
Staat van baten en lasten
52
Kasstroomoverzicht 54 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
55
Toelichting op de balans per 31 december
59
Toelichting op de staat van baten en lasten
65
Risicoparagraaf 70 Overige gegevens Resultaatbestemming 81 Actuariële verklaring
82
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
83
Bijlagen Begrippenlijst 85
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
3
4
Organisatie (Situatie 31-12-2013)
Bestuur Namens de deelnemers:
Bisdom
Groningen/Leeuwarden
Drs. A. Bultsma pr.
Grote Dijlakker 7 8701 KV Bolsward
(vacature)
Rotterdam
Namens de gepensioneerden:
Drs. L.J.W. Verhoeven pr.
(vicevoorzitter)
P.J. van Hecke pr.
(tot 1 juli 2013)
Drs. V.G.P.J.M. Schoenmakers pr.
(vanaf 1 juli 2013)
Wijnpeerstraat 2
‘s-Hertogenbosch
5632 MH Eindhoven Troelstraweg 421
Breda
4384 GT Vlissingen Concordiastraat 23 B2
Breda
4811 NA Breda
Namens de werkgevers:
M.M.W. Frankort
(voorzitter)
Keerberg 92 6367 EL Voerendaal
C.J. Bijloos
Aagje Dekenkade 81
(vanaf 1 april 2013)
2251 ZV Voorschoten
Mr. T. R. Kalb
(secretaris)
Mr. M.J.M.W. Vuylsteke
Roermond
Frans Halsstraat 10
Haarlem/Amsterdam
‘s-Hertogenbosch
5261 XB Vught Van Galenlaan 17
Utrecht
6881 EW Velp
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
5
Advies- en verantwoordingsorgaan Namens de deelnemers:
Drs. J.J.C.M. van Os
(vacature) Groningen/Leeuwarden
Drs. F.M. Verheije pr.
Drs. R.C.A. Polet
E. Wever
H.J. Bouman MSc pr.
Utrecht Breda Haarlem/Amsterdam ‘s-Hertogenbosch Roermond
(vacature) Rotterdam Mw. I.V.M. Jansen-Werkhoven (adviseur)
Namens de werkgevers:
Mr. J.L.W.M. Zuijdwijk
G.R.M. de Rooij
Mw. Drs. H.M. Lulofs- van Rijnberk
Drs. E.F.J. Duijsens
Utrecht Breda Groningen/Leeuwarden Haarlem/Amsterdam
Drs. P.A.M. Broeders di.
Mr. Drs. K.H.M. Donners RA (secretaris)
‘s-Hertogenbosch Roermond
Mr. J.C.G.M. Bakker (voorzitter)
Rotterdam
Namens de gepensioneerden:
H.J.C. Hendriksen pr.
A.M.J. Beugelsdijk
Utrecht Breda
(vacature) Groningen/Leeuwarden
Mgr. Drs. M.J. de Groot
(vicevoorzitter) Haarlem/Amsterdam
J.A.J. Schepers pr.
‘s-Hertogenbosch
(tot 1 juli 2013)
A. J.L.M. Bosman pr.
Rotterdam
Drs. H.J.L. Knubben pr.
Roermond
Namens de Bisschoppenconferentie:
Mgr. Mr. Drs. Th. C.M. Hoogenboom
Utrecht
Intern toezichtorgaan
6
P.J.J. Stiekema pr.
Voorzitter
G.H.M. Derks
Secretaris
Drs. A.F.H.M. van den Boer
Lid
Beleggingscommissie:
Prof. dr. R.A.H. van der Meer
Voorzitter
C.J. Bijloos
Drs. R.J.P. Lodewijks RBA
Lid, namens het bestuur Lid
Drs. R.C.J. Meijer
Lid
Countervailing power
CVP Advies
Actuariële advisering
AZL Actuariaat
Actuariële certificering
Sprenkels & Verschuren
Accountant
Ernst & Young Accountants LLP
Pensioenadministratie, vermogensbeheer
AZL N.V. en ING Investment Management (IM)
en bestuursadvisering
Integrated Client Solutions (ICS)
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
7
8
Meerjarenoverzicht
2013 2012 2011 2010 2009
Aantallen Actieve deelnemers Slapers
1.008 1.089 1.133 1.240 1.262 635 634 619 608 633
Pensioengerechtigden
1.828 1.825 1.848 1.830 1.852
Totaal
3.471 3.548 3.600 3.678 3.747
Financiële gegevens (in duizenden euro) Beleggingen voor risico pensioenfonds Totaal belegd vermogen 1)
395.453 397.866 365.188 347.207 338.531
Beleggingsopbrengsten
11.238 41.855 26.213 31.815 33.096
Beleggingsrendementen (op basis van total return)
3,0%
11,6%
7,7%
9,7%
10,9%
Reserves Algemene reserve
82.820 66.747 57.934 71.702 82.549
Tecnische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Pensioenuitkeringen
322.739 338.529 315.702 286.482 255.808 6.864 6.891 6.733 5.126 4.423 -16.286 -16.333 -16.409 -15.945 -16.028
Dekkingsgraad (ultimo jaar) 2) Op basis van FTK
125,7% 119,7% 118,4% 125,0% 132,3%
Vereiste FTK (op basis van de feitelijke mix)
112,5%
111,9%
110,3%
110,9%
114,7%
112,7%
111,1%
Vereiste FTK (op basis van de strategische mix)
112,8%
112,0%
111,5%
Op grond van ongemiddelde rentecurve
125,1%
116,2%
115,4%
Rekenrente
2,6% 2,3% 2,7% 3,4% 3,8%
1)
Zie “toelichting balans”; tot en met 2009 werd het belegd vermogen weergegeven inclusief overlopende intrest en liquide middelen.
2)
De dekkingsgraad is als volgt berekend ((82.820+ 322.739)/322.739) x 100%).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
9
10
Bestuursverslag
Algemene pensioenontwikkelingen Op vele fronten van het aanvullende pensioengebied staan veranderingen op stapel. De aangekondigde herziening van het Financieel Toetsingskader (FTK) en de inperking van het fiscale Witteveenkader raken de inhoud van de pensioenovereenkomst, de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (Wvbp) dwingt fondsbesturen hun governance onder de loep te nemen en de consultatie over de handhaving dan wel aanpassing van de Algemene Pensioeninstelling (API) heeft betrekking op de feitelijke uitvoering van de pensioenregelingen. Voorts zijn er daarnaast drie nieuwe, reeds aangekondigde wettelijke voornemens in de maak: aparte wetten over de pensioencommunicatie, over de invoering van het algemeen pensioenfonds en over de wijziging van het systeem van waardeoverdrachten. Deze voornemens moeten alle voor het einde van 2014 het Staatsblad bereiken. Op de meeste van de bovengenoemde onderwerpen wordt hierna nader ingegaan. Moeizame hervorming van het aanvullende pensioenstelsel Het onderhavige boekjaar kan worden gekenmerkt door wachten op de noodzakelijke politieke besluiten over de herziening van het FTK en de invoering, als alternatief voor het huidige nominale stelsel, van de reële ambitieovereenkomst. Onderwijl doet De Nederlandsche Bank (DNB) oproepen om, zelfs op basis van onvolledige informatie over de wettelijke voorschriften, voorbereidingen te treffen voor deze herziening. In het voorjaar publiceerde staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het langverwachte consultatiedocument over de herziening van het FTK. Daarop is door diverse maatschappelijke organisaties gereageerd. Na de zomer maakte de bewindsvrouw op grond van die reacties reeds bekend dat zij heeft besloten af te zien van het creëren van twee pensioenstelsels, waaruit sociale partners kunnen kiezen. Hiermee zou bovendien de invaarproblematiek van tafel zijn. De tussenweg die zij wil bewandelen en die in de pensioensector kan rekenen op een breed draagvlak, zou ze in een wetsvoorstel verwerken en voor het einde van 2013 bij de Tweede Kamer indienen. Deze planning bleek niet haalbaar. Na afloop van het boekjaar meldde de staatssecretaris dat ze hoopte voor 1 april 2014 het wetsvoorstel bekend te kunnen maken. Uitgaande van behandeling door de Tweede Kamer nog voor het zomerreces, zou invoering per 1 januari 2015 volgens haar nog steeds tot de mogelijkheden behoren. De Pensioenfederatie acht deze kans echter klein. In het voornoemde consultatiedocument is overigens aangegeven dat de herziening van het FTK vooral moet worden gezien als een directe verbetering van de weerbaarheid van pensioenfondsen tegen schokken op de financiële markten en de stijging van de levensverwachting. Het kabinet heeft tevens behoefte aan een maatschappelijk debat over fundamentele vragen over de inrichting van het aanvullende pensioenstelsel en heeft dit debat daarom reeds aangekondigd. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen zal verder worden ingegaan op de voorbereidingen die het fondsbestuur in het boekjaar heeft getroffen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
11
Wet versterking bestuur pensioenfondsen als gelegenheid tot verbeteringen Alternatieve bestuursmodellen Halverwege het boekjaar kwam, na een lange parlementaire geschiedenis met betrekking tot de medezeggenschap van gepensioneerden, de Wvbp tot stand. Deze medezeggenschap is thans uitgemond in een wettelijke verplichting om gepensioneerden in het bestuur op te nemen. De wet streeft er voorts naar de deskundigheid van het bestuur te vergroten en het intern toezicht te versterken. Bovendien wordt beoogd om de taken en bevoegdheden van de bestaande fondsorganen te stroomlijnen. De vorenstaande doelstellingen kunnen onder meer worden gerealiseerd door middel van de introductie van twee nieuwe bestuursmodellen, ter vervanging van het huidige paritaire bestuursmodel. Het gaat dan om het zogenaamde gemengde bestuursmodel of one tier board en het onafhankelijk bestuursmodel. Na de totstandkoming van de wet werd het invoeringstraject nader ingevuld. Omdat de aanpassingen in de fondsorganisatie met ingang van 1 juli 2014 operationeel moeten zijn en DNB een daaraan voorafgaande periode nodig heeft om de gewijzigde fondsdocumenten en wisselingen in het bestuur te beoordelen op deskundigheid en integriteit, dienen de voorbereidende werkzaamheden uiterlijk 1 april 2014 gereed te zijn. DNB gaat er in dit verband vanuit dat de fondsbesturen daarom nog voor het einde van het onderhavige boekjaar op hoofdlijnen weten voor welk bestuursmodel zij kiezen. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen zal hierop nader worden ingegaan. Code Pensioenfondsen Tegelijk met de Wvbp zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur d.d. 6 december 2005 van de Stichting van de Arbeid (STAR) vervangen door de Code Pensioenfondsen. Aan deze code die door de Pensioenfederatie en de STAR gezamenlijk is ontworpen en 83 normen bevat, is ondertussen een wettelijke grondslag gegeven. In het komende boekjaar zal de code, voor zover daaraan nog niet wordt voldaan, moeten worden geïmplementeerd. Over de toepassing of uitleg, indien bepaalde normen niet worden nageleefd dan wel daarvan wordt afgeweken, zal dan ook in het jaarverslag over 2014 voor het eerst verantwoording worden afgelegd. API-consultatie Ook in het boekjaar 2013 blijven de bestuurlijke aspecten en een effectieve uitvoering van de pensioenregelingen tegen acceptabele kosten de aandacht van de fondsbesturen vragen. Diverse besturen van pensioenfondsen overwegen te liquideren dan wel zoeken naar samenwerking met andere fondsen. In dit kader zijn in het recente verleden andere uitvoeringsvehikels in het leven geroepen, te weten de premiepensioeninstelling (PPI) en het multi-opf. Als voorlopig sluitstuk van deze ontwikkeling zou de algemene pensioeninstelling (API) in een behoefte moeten gaan voorzien. Staatssecretaris vroeg de pensioensector naar de toegevoegde waarde van de API ten opzichte van de bestaande en nieuwe uitvoeringsvormen. Op basis van de ontvangen adviezen heeft zij, in het begin van 2014, een voorontwerp van wet openbaar gemaakt, waarin ze een andere fondsorganisatie dan de API, het zogenaamd algemeen pensioenfonds, voorstelt. Zij wil dit fondstype reeds met ingang van 2015 mogelijk maken. Inperking van de fiscale facilitering van de pensioenopbouw in twee stappen Met ingang van 1 januari 2014 zijn de maximaal toegestane opbouwpercentages voor middel- en eindloonregelingen neerwaarts aangepast en is vanaf 1 januari 2015 een verdergaande verlaging in het vooruitzicht gesteld. De lagere opbouwpercentages vanaf 2014 passen bij een verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar, omdat het niet in de bedoeling van het kabinet lag dat de latere pensioenleeftijd en dientengevolge twee jaar langere pensioenopbouw uiteindelijk zouden uitmonden in hogere pensioenuitkomsten. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen worden de pensioentechnische en administratieve aanpassingen aan het kleinere Witteveenkader behandeld.
12
Om aan de Europese stabiliteitsnormen te voldoen, moet de Nederlandse regering bezuinigen op zijn overheidsuitgaven. De fiscale facilitering van de aanvullende, collectieve pensioenopbouw kon aan dit proces niet ontkomen. Daarom wordt met ingang van 2015 naar een verdergaande inperking van het Witteveenkader gestreefd. De wetgeving ter zake strandde echter in de Eerste Kamer. Inmiddels zijn, met instemming van de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP, de wijzigingsvoorstellen aangepast. Nieuwe kenmerken in de voorstellen zijn de aftopping van de pensioenopbouw in de tweede pijler en het scheppen van waarborgen dat de beoogde, lagere pensioenopbouw ook daadwerkelijk wordt vertaald in een lagere premie. De lagere pensioenopbouw in de tweede pensioenpijler en de herstelplannen die voor diverse pensioenfondsen nog van kracht zijn, vallen in de tijd samen met een wens van de overheid dat pensioenfondsen een bijdrage leveren aan het herstel van de Nederlandse economie. Er wordt een toenemend beroep op de vermogens van de pensioenfondsen gedaan om deze in te zetten bij de woningmarkt, het midden- en kleinbedrijf, duurzame energie en de infrastructuur. De Pensioenfederatie is van mening dat de pensioenfondsen in vrijheid moeten kunnen blijven beslissen over financieringsverzoeken en dat de gevraagde investeringen primair in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden moeten zijn. In dit jaarverslag zal een begin worden gemaakt met een overzicht en inzicht in de beleggingen op Nederlands grondgebied; een en ander om een eerste, vergelijkbaar cijfer te creëren. Vanaf het boekjaar 2014 zal deze informatie verplicht in het jaarverslag moeten worden opgenomen. Toezichtontwikkelingen De herziening van het FTK en de Wvbp zijn voor DNB aanleiding geweest om bij de fondsbesturen zogenaamde transitieplannen op te vragen en enquêtes in te stellen. In het onderhavige boekjaar zijn deze methodieken herhaaldelijk ingezet. Daarnaast publiceert de toezichthouder in toenemende mate Q & A’s (vragen en antwoorden) over deelonderwerpen. De gedetailleerde antwoorden die tenderen naar een rule based (in plaats van principle based) toezicht, helpen de fondsbesturen in het concreet maken van hun aanpassingen. DNB heeft voor het onderhavige boekjaar wederom een duidelijk overzicht gepubliceerd van onderzoeken naar het functioneren van de pensioenfondsen. Zo heeft onder meer onderzoek plaatsgevonden naar de beheersing van de risico’s van de uitbesteding van de pensioenadministratie, naar de renterisico’s en de beleggingen in en waardebepaling van commercieel vastgoed, alsmede naar de kwaliteit van de rapportages. De onderzoeksresultaten moeten DNB helpen in het ontwikkelen van nieuw beleid en regelgeving.
Fondsspecifieke ontwikkelingen In het onderhavige boekjaar vierde het PNB zijn 40-jarige bestaan. Ter gelegenheid van deze gebeurtenis hielden de leden van alle fondsorganen en enige bisschoppen gezamenlijk een vesper viering. Algemeen werd vastgesteld dat het PNB, ondanks de roerige tijden en financieel onzekere omgeving, er bestuurlijk en financieel goed voor staat. Namens de Bisschoppenconferentie werd door de bisschop van Rotterdam, monseigneur Van den Hende, het vertrouwen in het fonds uitgesproken en was hij dankbaar voor de inspanningen en betrokkenheid van de leden van de fondsorganen en dienstverlenende derde partijen. Bestuur en organisatie Bestuur en kerkelijke aspecten Het PNB is een rechtspersoon naar kerkelijk recht, die statutair gevestigd is te Utrecht, en een zelfstandig onderdeel van het R.K. Kerkgenootschap in Nederland. Het pensioenfonds stelt zich ten doel pensioenvoorzieningen te regelen van priesters, diakens, pastoraal werkers en het huishoudelijke personeel in de zeven Nederlandse bisdommen. Deze pensioenvoorzieningen omvatten ouderdoms-, nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioenen. Het pensioenfonds geeft hiermee ook uitvoering aan de kerkelijke zorgplicht van de bisschoppen om te voorzien in de sociale zekerheid en een passend levensonderhoud van de gewijde ambtsdragers. Deze zorgplicht vindt zijn grondslag in het Wetboek van Canoniek Recht.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
13
Het beleid van het pensioenfonds, de financiële opzet, de gehanteerde grondslagen en beschikbare sturingsmiddelen zijn gemotiveerd omschreven in het bedrijfsplan (de actuariële en bedrijfstechnische nota). In het bedrijfsplan is expliciet omschreven op welke onderdelen het PNB vanwege zijn kerkelijke status afwijkt van een gangbaar Nederlands pensioenfonds. DNB is hiervan op de hoogte. De organisatie van het pensioenfonds bestaat uit een Bestuur, een Advies- en verantwoordingsorgaan (verder te noemen ‘AVO’), een Intern toezichtorgaan (verder te noemen ‘ITO’) en enige structurele commissies. Indien kerkelijke aspecten in het geding zijn, neemt het Bestuur geen besluiten zonder voorafgaand overleg met de Bisschoppenconferentie. In enkele, in de statuten genoemde situaties heeft het Bestuur een informatieplicht jegens de Bisschoppenconferentie. Het Bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds in en buiten rechte. Het Bestuur heeft in het verslagjaar zevenmaal vergaderd. De vergadercyclus is onder meer afgestemd op de verschijningsdata van de beleggingsrapportages. Op deze wijze bereikt het Bestuur dat steeds wordt vergaderd over en aan de hand van de meest actuele stand van de beleggingen. Deze werkwijze sluit ook aan op de dynamiek van de financiële markten, waarmee het PNB in toenemende mate wordt geconfronteerd. Voorts vergaderde het Bestuur tweemaal gezamenlijk met het AVO. Het Bestuur wijdde verder, samen met het AVO, een studiedag aan de volgende onderwerpen: –– de toekomstige structuur van de fondsorganisatie en implementatie van de wet ‘Versterking Bestuur Pensioenfondsen’; –– verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, en –– de kenmerken van het reële pensioencontract en impact op het PNB. Het Bestuur onderhoudt contacten met het Economencollege over uitvoeringstechnische kwesties van uiteenlopende aard. Deze contacten worden door het college benut om praktijksituaties onder de aandacht van het Bestuur te brengen. In het verslagjaar heeft het Bestuur het college in het bijzonder geïnformeerd over de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 67 jaar ingevolge de PNB-reglementen en de periode tot 2021, waarin de AOW-leeftijd jaar voor jaar wordt verhoogd naar de voornoemde leeftijd. Vastgesteld werd dat de wijziging van de reglementen het beleid van de werkgever niet doorkruist dat (pseudo)werknemers op de op hen van toepassing zijnde AOW-leeftijd (kunnen) worden ontslagen. Volgens het rooster van aftreden traden de heren M.M.W. Frankort en Drs. L.J.W. Verhoeven pr. medio 2013 af. Beide heren zijn herbenoemd. Hiervan is melding gedaan aan DNB die geen nieuwe toetsing van de betrouwbaarheid of deskundigheid heeft uitgevoerd, aangezien geen sprake was van een functiewijziging. Voorts trad de heer P.J. van Hecke pr. tussentijds terug. Hij werd opgevolgd door de heer Drs. V.G.P.J.M. Schoenmakers pr. De heer Van Hecke pr. was een toegewijd bestuurslid, het Bestuur betreurt daarom zijn vertrek. Vanuit de Beleggingscommissie kwam de heer C.J. Bijloos het Bestuur versterken. Hiermee kon het Bestuur een al enige tijd openstaande vacature voor een bestuurder met kennis van het vermogensbeheer invullen. De voornoemde heren Schoenmakers en Bijloos, alsmede de heer Mr. M.J.M.W. Vuylsteke die reeds eerder tot het Bestuur toetrad zijn door DNB getoetst en goedgekeurd. In dit kader hebben de nieuwe bestuurders op verzoek van de toezichthouder een verklaring afgegeven over het verwachte tijdbeslag van hun functie en gewaarborgd dat zij zich in de betreffende tijd ook daadwerkelijk aan het PNB kunnen wijden. Het Bestuur heeft in maart 2014, in een aparte vergadering, zijn functioneren over het verslagjaar geëvalueerd. Werkcommissie Uit het Bestuur is een Werkcommissie gevormd, die belast is met het dagelijkse beleid van het pensioenfonds en de voorbereidingen van de bestuursvergaderingen. De Werkcommissie is in het verslagjaar vijfmaal bijeen geweest. Als regel nemen de bestuursadviseurs van AZL aan de vergaderingen deel. De verslagen van de Werkcommissie worden in de bestuursvergaderingen behandeld. Advies- en verantwoordingsorgaan Het AVO oefent enerzijds de taken en bevoegdheden uit, vergelijkbaar met die van de wettelijk omschreven deelnemersraad. In deze functie is dit orgaan paritair van samenstelling. Anderzijds functioneert het AVO als verantwoordingsorgaan en is dientengevolge tripartiet van samenstelling: elk bisdom is vertegenwoordigd met één vertegenwoordiger namens de werkgevers, één namens
14
de deelnemers en één namens de gepensioneerden. Met instemming van alle geledingen vertegenwoordigt Mgr. Mr. Drs. Th.C.M. Hoogenboom, hulpbisschop van het Aartsbisdom Utrecht, de Bisschoppenconferentie in het AVO. Mevrouw I. Jansen-Werkhoven is adviseur van het AVO, met het huishoudelijke personeel als bijzonder aandachtsgebied, en neemt aan alle vergaderingen deel. In het verslagjaar trad de heer E. Wever toe tot het AVO. De heer J.A.J. Schepers pr nam halverwege het jaar afscheid. Zijn plaats is kortelings ingenomen door de heer Drs. N.H.J. Raaphorst. Het Bestuur is de heer Schepers dankbaar voor zijn inspanningen in dienst van het PNB. Helaas overleed kort na afloop van het verslagjaar de heer A.M.J. Beugelsdijk. Hij betoonde zich gedurende zijn korte AVOlidmaatschap enthousiast en betrokken bij het reilen en zeilen van het fonds. Het AVO heeft het Bestuur ter verantwoording geroepen aan de hand van het onderhavige jaarverslag, het actuariële rapport van het AZL Actuariaat en de rapportages van de certificerend actuaris en accountant. De bevindingen ter zake zijn aan het slot van dit bestuursverslag opgenomen, voorzien van een reactie door het Bestuur. Het AVO adviseert daarnaast het Bestuur in belangrijke aangelegenheden. Zo heeft het in het verslagjaar adviezen uitgebracht over een wijziging van de reglementen inzake het deelnemerschap en vanwege de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, een wijziging van het Vergoedingenbesluit, over de Richtlijnen Vermogensbeheer 2014 en over de aanpassing van de pensioenpremie en indexatie van ingegane pensioenen en pensioenaanspraken per 1 januari 2014. Daarnaast adviseerde het AVO het Bestuur over de diverse fondsdocumenten die in het kader van de wet ‘Versterking Bestuur’ zijn opgesteld dan wel gewijzigd. Voorts werd advies uitgebracht over de voorzetting van de relatie met de huidige fiduciair vermogensbeheerder. De gewijzigde fondsdocumenten worden in dit jaarverslag behandeld. Het AVO is in het verslagjaar tweemaal afzonderlijk bijeen geweest en heeft daarnaast tweemaal gezamenlijk met het Bestuur vergaderd. Aan alle vorenbedoelde vergaderingen namen de leden van het ITO als toehoorders deel. Intern toezichtorgaan Het Bestuur heeft ter uitvoering van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur van de STAR een permanent intern toezichtorgaan ingesteld. Het ITO heeft –zoals gezegd– in het verslagjaar de vergaderingen van het AVO bijgewoond. Deze deelname heeft als doel dat het ITO uit de eerste hand kennis neemt van de besluitvorming binnen het fonds en van het functioneren van de daarbij betrokken fondsorganen. Het ITO heeft in het vorige en onderhavige verslagjaar enige keren zelfstandig vergaderd. Elk jaar treedt per 1 juli een lid van het ITO af en is (tweemaal) herbenoembaar. Conform dit rooster zou de heer Stiekema voor aftreden in aanmerking komen. Gelet op de ontwikkelingen met betrekking tot de fondsorganisatie, dit in verband met de wet ‘Versterking Bestuur’ en mogelijk andere inrichting van het intern toezicht, is hij tot nader order in functie gebleven. Het ITO doet elk jaar een onderzoek en brengt naar aanleiding daarvan een rapportage uit, waarvan een samenvatting in het jaarverslag wordt opgenomen, gevolgd door de reactie van het Bestuur. Eenmaal per drie jaar vindt een groot onderzoek plaats, in de tussenliggende jaren wil het ITO deelonderwerpen ter hand nemen en uitdiepen. Over de jaren 2010 en 2011 spitste de onderzoeken zich toe op de organisatie en uitvoering van het beleggingsbeleid en het risicomanagement. In het verslagjaar 2012 vond een breed globaal onderzoek plaats over de periode 2010-2012. Over het onderhavige boekjaar heeft het ITO in opdracht van het Bestuur zich toegelegd op de uitbestedingsrisico’s en beheersing daarvan. De resultaten van dit onderzoek, alsmede de reactie van het Bestuur, zijn samengevat in dit bestuursverslag. Beleggingscommissie Het Bestuur laat zich in zijn beleggingsbeleid bijstaan door een Beleggingscommissie en de heer W. Schapendonk van CVP Advies. De Beleggingscommissie bestaat uit vier leden; drie leden zijn door het Bestuur benoemd op grond van hun kennis en ervaringen op het beleggingsterrein en affiniteit met het PNB, één lid vertegenwoordigt in de commissie het Bestuur. De Beleggingscommissie
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
15
is in het verslagjaar zesmaal bijeen geweest. Voor meer inhoudelijke informatie over de advisering aan het Bestuur en het gevoerde beleggingsbeleid wordt verwezen naar het hoofdstuk ‘Beleggingen, fondsspecifieke ontwikkelingen’. In het boekjaar stapte het commissielid, de heer Bijloos, over naar het Bestuur. Vanwege drie zittingstermijnen was hij niet meer herbenoembaar. Besloten is echter dat hij namens het Bestuur deelneemt aan de vergaderingen van de Beleggingscommissie. Hetzelfde geldt voor de bestuursvoorzitter, de heer M.M.W. Frankort. De verslagen van de Beleggingscommissie worden in de bestuursvergaderingen behandeld. De heer Schapendonk ondersteunt het Bestuur bij de aansturing van de vermogensbeheerder en stelt het Bestuur in staat om passend tegenwicht te bieden aan de verrichtingen van de vermogensbeheerder(s) en om te komen tot een kritische beoordeling van onder meer de rapportages ter zake. De heer Schapendonk fungeert tevens als secretaris van de Beleggingscommissie. Het Bestuur heeft de inbreng van de heer Schapendonk in het verslagjaar geëvalueerd en is tot een positief oordeel gekomen over diens verrichtingen. Zijn taakopdracht is derhalve voortgezet. Voorts heeft het Bestuur garanties gekregen dat zijn werkzaamheden kunnen worden gecontinueerd indien de inbreng van de heer Schapendonk –al dan niet tijdelijk– mocht wegvallen. Commissie Voorlichting en Communicatie Het Bestuur heeft de werkzaamheden in verband met de voorlichting en communicatie gedelegeerd aan de Commissie Voorlichting en Communicatie (verder te noemen ‘CVC’). Deze commissie is belast met de volgende taken: –– de uitvoering van een door het Bestuur vastgesteld communicatiebeleidsplan; –– indien gewenst, het ontplooien van nieuwe initiatieven op het terrein van voorlichting en communicatie, en –– het ontwerpen van voorlichtingsmateriaal. De commissie is viermaal bijeen geweest. Tijdens het verslagjaar is de heer P.J. van Hecke pr. uit de commissie teruggetreden wegens de beëindiging van zijn lidmaatschap van het Bestuur. In verband hiermee heeft de heer Verhoeven het voorzitterschap overgenomen. Per 1 juli 2013 nam de heer J.A.J. Schepers afscheid. Hij is in de commissie namens het AVO opgevolgd door de heer Drs. R.C.A. Polet. Met zijn lidmaatschap en dat van mevrouw I.V.M. Jansen-Werkhoven is het Bestuur van mening dat het AVO voldoende in de CVC vertegenwoordigd is. Verderop in dit verslag wordt inhoudelijk ingegaan op het communicatiebeleid van het PNB. De verslagen van de CVC worden in de bestuursvergaderingen behandeld. Commissie Jaarverslaglegging De Commissie Jaarverslaglegging wordt in diverse stadia van de totstandkoming van het jaarverslag geïnformeerd en neemt deel aan vooroverleggen met de accountant en AZL. De reden voor de instelling van de commissie is geweest dat veel voorbereidende werkzaamheden, vragen e.d. op detailniveau kunnen worden opgevangen, alvorens de jaarwerkstukken op bestuurs- en AVO-niveau worden behandeld. De commissie kan aan het Bestuur eventueel een preadvies over het jaarverslag uitbrengen. Aangezien in de commissie ook twee leden van het AVO zijn opgenomen, te weten de heren Mr. J.L.W.M. Zuijdwijk en Mr. Drs. K.H.M. Donners RA, wordt bovendien dit orgaan tijdig bij de totstandkoming van het jaarverslag betrokken. Commissie Risicoanalyse en -beheersing De Commissie Risicoanalyse en -beheersing (CRB) heeft als taakopdracht om het beleid op dit deelterrein voor te bereiden en het Bestuur te informeren en eventueel te adviseren. Door het aftreden van enige bestuursleden in het vorige verslagjaar, raakte de commissie onbezet en besloot het Bestuur de desbetreffende taken terug te nemen. Hoewel inmiddels in het Bestuur openstaande vacatures weer zijn ingevuld, zijn de werkzaamheden van de CRB nog niet hervat. Dit houdt verband met het feit dat het Bestuur eerst de herziening van het bestuursmodel wil voltooien.
16
Wat betreft het instrumentarium ter zake wordt opgemerkt dat de Beleggingscommissie de door ING IM ICS ontwikkelde risicomonitor hanteert, terwijl het Bestuur de RiskMaps van het AZL Actuariaat in zijn vergaderingen behandelt. Zie voorts het hoofdstuk ‘Risicoanalyse en -beheersing’. Compliance officer en -verslag Het Bestuur heeft een verslag ontvangen van de compliance officer met betrekking tot het boekjaar 2013. De compliance officer heeft vastgesteld dat alle leden van het Bestuur en de Beleggingscommissie de verklaring inzake de gedragscode hebben afgelegd, gebaseerd op Modelgedragscode Pensioenfondsen, door de koepels van pensioenfondsen in 2008 vastgesteld. Van toepassing is code B, te weten de code voor pensioenfondsen die zijn vrijgesteld van effectentypisch gedragstoezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Uit de inhoud van de verklaringen zijn naar het oordeel van de compliance officer geen bijzonderheden gebleken. Tevens is door hem vastgesteld dat er geen nevenfuncties worden uitgeoefend die de schijn van conflicterende belangen hebben of kunnen opwekken. Er hebben zich voorts geen bijzonderheden voorgedaan; er zijn ook geen vragen gesteld met betrekking tot de uitleg en toepassing van de gedragscode. De verklaring op basis van de gedragscode beschouwt het Bestuur als een goed middel om alle betrokkenen te herinneren aan hun verantwoordelijkheden ter zake. Uitbesteding van werkzaamheden Algemeen De administratie van het PNB wordt uitgevoerd door AZL N.V. te Heerlen. AZL vervult op grond van een overeenkomst de volgende taken: –– de pensioen- en deelnemersadministratie; –– de pensioenbetalingen, en –– de financiële administratie en premie-invordering. Daarnaast wordt het Bestuur door een adviseur van AZL ondersteund en voert AZL alle communicatietaken, inclusief het beheer van de website, voor het PNB uit. In het verslagjaar heeft het Bestuur met AZL onderhandeld over voortzetting van het contract met ingang van 2014. Dit heeft geresulteerd in een lagere vergoeding voor AZL voor de pensioenadministratie. Voorts is de nieuwe overeenkomst aangegaan voor de duur van een jaar, met een stilzwijgende verlenging met de termijn van een jaar, behoudens opzegging. Tenslotte is met AZL overeengekomen dat bij het PNB geen kosten in rekening worden gebracht voor de migratie van het fonds naar het zogenaamde configuratiemodel. Dit model voor een nieuw administratiesysteem is in het leven geroepen om voorbereid te zijn op nieuwe pensioenwetgeving. De implementatie van de gewijzigde pensioenreglementen van het PNB in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd vindt in 2014 daarom direct plaats in het nieuwe model. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan verschillende beheerders, waaronder ING IM ICS. De aansturing van deze vermogensbeheerders en de beleggingsadministratie zijn middels een fiduciair vermogensbeheerovereenkomst uitbesteed aan ING IM ICS. Om aan de behoefte van het Bestuur aan zekerheid omtrent de werking en controle van de interne, financiële bedrijfsprocessen bij de administrateur ten behoeve van het jaarwerk tegemoet te komen, heeft AZL er enkele jaren geleden voor gekozen om gecertificeerd te worden volgens de richtlijnen van de ISAE3402-rapportage. De ISAE 3402 type II-rapportage betreft de opzet, bestaan en werking van de interne beheersingsmaatregelen van de in de rapportage opgenomen processen. In 2013 heeft de accountant de ISAE 3402 type II-rapportage getoetst en heeft de directie van AZL een In Control Statement afgegeven. Ook de fiduciair vermogensbeheerder heeft over 2013 controlerapporten uitgebracht, conform de ISAE 3402 type II standaarden, met betrekking tot de ING Investment Management processen voor institutionele klanten alsmede voor de service-organisatie Integrated Client Solutions.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
17
In het verslagjaar heeft AZL het Bestuur periodiek geïnformeerd over diverse administratieve processen, zoals de verwerking van mutaties, premienota’s en zich manifesterende bijzondere praktijkgevallen met beleidsmatige aspecten. Bovendien gaf AZL het Bestuur inzicht in de mate waarin de website van het fonds is geraadpleegd. In de administratieve rapportage worden alle in het contract genoemde SLA’s vermeld en wordt aangegeven of de overeengekomen werkzaamheden tijdig zijn uitgevoerd. In het verslagjaar heeft het Bestuur de dienstverlening door AZL geëvalueerd. In het algemeen heeft het Bestuur aangegeven tevreden te zijn over de dienstverlening en de kwaliteit ervan. Wel vroeg het Bestuur bijzondere aandacht voor voldoende onafhankelijkheid bij het invullen van de administratieve rapportages, waaronder met name de SLA-metingen. Andere onderwerpen betroffen de zorgvuldige en juiste weergave in de communicatiemiddelen van de bestuursbesluiten, waarborging van de continuering van de bestuursadvisering en vereenvoudiging van actuariële berekeningen voor de verschillende groepen van deelnemers. Het Bestuur heeft met ingang van 2014 van AZL de zogenaamde boardroom afgenomen, met behulp waarvan de vergaderingen voortaan plaatsvinden met elektronisch beschikbaar gestelde documenten. Voorts heeft DNB in het kader van de algemene beleidsontwikkeling nader onderzoek gedaan naar de beheersing van uitbestedingsrisico’s bij een aantal pensioenfondsen, waaronder het PNB. Daartoe zijn onder meer enkele bestuurders en de bestuursadviseur van AZL door de toezichthouder geïnterviewd. Na afloop van het boekjaar heeft DNB zijn bevindingen aan het Bestuur kenbaar gemaakt. DNB komt tot de conclusie dat het PNB voldoende maatregelen heeft genomen om de risico’s te beheersen. Desondanks worden enige aandachtspunten voor verbetering geïdentificeerd. Deze aandachtspunten zullen door het Bestuur in het volgende boekjaar worden opgepakt. In verband met de lopende selectie heeft in het verslagjaar geen evaluatiegesprek met de vermogensbeheerder plaatsgevonden. Geconcludeerd is dat de beleggingsperformance goed is geweest en dat de dienstverlening gedurende het jaar is verbeterd. Na het besluit om de relatie met ING IM ICS als fiduciair vermogensbeheerder voor te zetten, is een onderhandelingstraject gestart dat heeft geresulteerd in nieuwe, voor het PNB gunstiger contractvoorwaarden. Onder meer is de vergoeding van het PNB aan de vermogensbeheerder met ca € 50.000 verlaagd. Voorts zijn service level agreements in een bijlage aan het contract toegevoegd. Het contract is voor onbepaalde tijd aangegaan, met de mogelijkheid jaarlijks op te zeggen. Dit impliceert dat in het komende boekjaar de jaarlijkse evaluatie weer zal worden opgepakt. Beloningsbeleid In mei 2009 hebben de beide toezichthouders gezamenlijk ‘Principes voor beheerst beloningsbeleid’ opgesteld. Aanleiding daarvoor was dat het beloningsbeleid in de financiële sector heeft geleid tot onaanvaardbare gedragsrisico’s en derhalve één van de oorzaken van de kredietcrisis is geweest. AZL heeft het eigen beloningsbeleid tegen deze principes afgezet. De pensioenuitvoerder komt tot de conclusie dat variabele beloningen in de organisatie slechts in beperkte mate voorkomen en dus niet tot substantiële risico’s leiden. Het Bestuur heeft hiervan kennis genomen. Voorts heeft ING IM ICS het Bestuur over zijn beloningsbeleid geïnformeerd. Als onderdeel van ING Insurance/Investment Management Eurasia en de ING Groep is op ING IM ICS het beloningsraamwerk voor ING Eurasia van toepassing. Dit raamwerk is in lijn met de Regeling Beheerst Beloningsbeleid en de beloningsprincipes uit de Code Verzekeraars en voorziet onder meer in aangescherpte regels ten aanzien van de toekenning en uitbetaling van variabele beloningen. De hiervoor weergegeven beschrijving van de uitbesteding van werkzaamheden impliceert dat het PNB geen eigen werknemers in dienst heeft. Er is derhalve geen aanleiding tot het ontwikkelen van een beloningsbeleid. Wel is het Bestuur zich ervan bewust dat de vergoedingsregeling voor bestuursleden en leden van de Beleggingscommissie aan vervanging toe is. De hoogte van de vergoeding is niet meer in evenwicht met de daarvoor verrichte werkzaamheden en genomen verantwoordelijkheden. In het verslagjaar is hierover gesproken, de discussie zal in het komende jaar worden voortgezet. Het Bestuur streeft ernaar om met ingang van 1 januari 2015 te komen tot een geactualiseerde vergoedingsregeling.
18
Actuariaat De voorbereidende actuariële werkzaamheden en advisering zijn in het verslagjaar uitgevoerd door mevrouw Drs. A.H.J. Ringens AAG en de heer Drs. S.G.W.R. Smeets AAG van het AZL Actuariaat. De certificering is uitgevoerd door de heer A.J.M. Jansen AAG van Sprenkels & Verschuren. In het verslagjaar heeft het AZL Actuariaat voor het Bestuur op kwartaalbasis inzichtelijk gemaakt in hoeverre de financiële positie van het PNB door renteveranderingen wordt beïnvloed en de strategische beoogde renteafdekking wordt gerealiseerd. Conform afgelopen boekjaar is bij de berekening van het vereist eigen vermogen, naast de zes standaardrisico’s, rekening gehouden met een drietal additionele risico’s: actief beheer risico, concentratierisico en leverage-risico. Wat betreft het concentratierisico heeft het Bestuur besloten, op advies van de actuaris, rekening te houden met de verlaging van de kredietwaardigheid van Nederland door kredietbeoordelaar Standard & Poor’s naar AA+. In totaliteit zorgen de additionele risico’s voor een verzwaring van het vereist eigen vermogen. Voor het feitelijke vereist eigen vermogen bedraagt de verzwaring 0,3%-punt, terwijl deze voor het strategisch vereist eigen vermogen uitkomt op 0,4%-punt. Accountant De controle van de jaarrekening is opgedragen aan Ernst & Young Accountants LLP te Maastricht. De accountant heeft daarnaast het Bestuur een verslag toegezonden, waarin naar aanleiding van de uitgevoerde controlewerkzaamheden met betrekking tot het vorige boekjaar 2012 enige bevindingen en voorstellen tot aanpassingen zijn opgesomd. Het Bestuur heeft in het onderhavige boekjaar deze voorstellen, alsmede een aantal andere suggesties van de certificerend actuaris, opgepakt en nog voor het einde van het jaar opgevolgd. Bij de uitvoering van de controle heeft de accountant de opzet en werking van interne beheersingsmaatregelen van het fonds, die zich grotendeels binnen AZL afspelen, onderzocht en daarin geen materiële leemtes vastgesteld. Daarbij kon gebruik worden gemaakt van de ISAE3402-rapportage met betrekking tot de periode van 1 januari-31 december 2013. Met Ernst & Young heeft het Bestuur in het verslagjaar opnieuw een opdrachtbevestiging accountantscontrole afgesproken. Risicoanalyse en -beheersing Conform het wettelijke voorschrift dat een pensioenfonds zijn organisatie zodanig moet inrichten dat een beheerste bedrijfsvoering wordt gewaarborgd, besteedt het PNB in haar bedrijfsplan aandacht aan de administratieve organisatie en interne controle, in relatie tot de aan AZL uitbestede werkzaamheden. Tevens wordt in het bedrijfsplan op hoofdlijnen een beschrijving gegeven van het interne beheersingssysteem. Het Bestuur besteedt ook in zijn relatie met ING IM ICS aandacht aan het onderhavige onderwerp. De kredietcrisis en als gevolg daarvan de dalende dekkingsgraad van het PNB hebben het Bestuur in 2009 doen besluiten om in een bijzondere themabijeenkomst systematisch aandacht te besteden aan de risico’s waarmee het PNB wordt of kan worden geconfronteerd. Daartoe zijn deze risico’s, met behulp van de door DNB gehanteerde indeling in risicogroepen en onderverdelingen, in kaart gebracht en waar mogelijk voorzien van beheersingsmaatregelen. De betreffende risico-inventarisatie heeft het Bestuur een redelijk totaalbeeld en -overzicht gegeven ten behoeve van het risicomanagement. Zoals gezegd, wordt het risicomanagement op het niveau van het voltallige bestuur uitgevoerd. De desbetreffende werkzaamheden concentreren zich voorlopig op de beheersing van de marktrisico’s (prijsvolatiliteit, rente-, valuta-, liquiditeit-, concentratie- en correlatierisico’s) en de operationele risico’s die daaraan verbonden zijn. De Beleggingscommissie adviseert in het kader van de kwartaalrapportages over de beleggingen het Bestuur, aan de hand van de door ING IM ICS overgelegde risicomonitor. Risico’s die verbonden zijn aan routinematige processen, worden onder meer via de ISAE3402-rapportage alsmede de periodieke administratieve rapportages van AZL gemonitord.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
19
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de risico’s van uitbesteding van werkzaamheden in het kader van contractherzieningen en periodieke evaluatiegesprekken met AZL en ING IM ICS ruimschoots aandacht krijgen. Kenmerkend voor de contracten is onder meer dat monitorings-, controle- en sturingsinstrumenten voor het Bestuur beschikbaar zijn. Tenslotte kan hier worden opgemerkt dat duidelijk wordt vastgelegd dat tussentijdse opzegging van de contracten mogelijk is als de dienstverlening tekort schiet dan wel sprake is van ingrijpende wijzigingen in de interne omstandigheden of omgevingsfactoren van het PNB. Voor het overige wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening. Bijzondere bestuurlijke aangelegenheden Voorbereiding op de herziening van de pensioenwetgeving Het Bestuur heeft ook in het onderhavige verslagjaar de politieke ontwikkelingen met betrekking tot het ‘Pensioenakkoord’ ofwel de invoering van de reële ambitieovereenkomst nauwlettend gevolgd. Voor zover mogelijk zijn de kabinetsvoornemens op hun gevolgen voor het PNB onderzocht en geanalyseerd. Het AZL Actuariaat heeft daarnaast een globale berekening gemaakt van de financiële gevolgen van de toekomstige solvabiliteitseisen die het kabinet wil stellen aan het bestaande nominale pensioencontract. Naar verwachting zal het vereist eigen vermogen met 5,3% stijgen. Deze informatie ondersteunt het Bestuur in zijn afwegingen om te zijner tijd te beslissen over handhaving van de bestaande pensioenregelingen dan wel overgang naar een ander type pensioencontract. Het Bestuur heeft vooralsnog een duidelijke voorkeur voor het handhaven van het bestaande nominale contract, maar zal moeten afwachten of aan de van overheidswege hieraan te stellen eisen, die nog niet definitief zijn geformuleerd, kan worden voldaan. De deelnemers en pensioengerechtigden worden door het Bestuur in de nieuwsbrieven over de beraadslagingen ter zake geïnformeerd. Het Bestuur heeft het voornemen om, nadat duidelijkheid is verkregen over het nieuwe FTK, een nieuwe ALM-studie te laten uitvoeren. In het bijzonder heeft het Bestuur de gelegenheid te baat genomen om bij brief van 5 september 2013 te reageren op het zogenaamde consultatiedocument van staatssecretaris Klijnsma van SZW over de herziening van het FTK. Het Bestuur heeft zijn bezorgdheid geuit over het voornemen om de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen, af te schaffen. Het premiebeleid zou volgens het Bestuur niet geïsoleerd beschouwd moeten worden, maar in samenhang met andere beleidskeuzes. Door de hiervoor bedoelde afschaffing zou de premie ten opzichte van het actuele premieniveau met circa 36% stijgen. Hiertegenover staat weliswaar een premieverlaging als gevolg van de versobering van het fiscale Witteveenkader, maar de impact hiervan zal ‘slechts’ circa 11% zijn. Het Bestuur heeft de staatssecretaris meegedeeld dat noch de individuele deelnemers, noch de kerkelijke instellingen in staat zijn een premiewijziging van deze grootte op te brengen. Het PNB is bovendien een rijp fonds, waarbij het premiebeleid -als onderdeel van het financiële beleid- nog slechts een betrekkelijk geringe rol speelt. De laatst uitgevoerde consistentietoets heeft aangetoond dat een gedempte premie, in combinatie met een terughoudend toeslag- en beleggingsbeleid leidt tot voldoende zekerheid van de nominale aanspraken en invulling van de toeslagambitie. Inperking van het Witteveenkader Het Bestuur heeft kennis genomen van de inperking van het wettelijke fiscale kader, waarbinnen maximaal (collectieve) pensioenopbouw kan plaatsvinden. Deze inperking is op 1 januari 2014 ingegaan. Aangezien door de overheid verlaging van opbouwpercentages in eind- en middelloonregelingen zijn gepubliceerd en het PNB daarvan afwijkende vaste bedragenregelingen kent, heeft het Bestuur besloten nader onderzoek te doen naar de impact van de inperking van de fiscale facilitering, in combinatie met de veronderstellingen die achter het niveau van de huidige pensioenopbouwbedragen schuil gaan. Uit het onderzoek is gebleken dat het PNB voor zowel Reglement I als Reglement II in ieder geval ook in 2014 binnen de wettelijke kaders blijft. Wat betreft de kabinetsvoornemens tot een nog verdergaande inperking van het Witteveenkader vanaf 1 januari 2015 wacht het Bestuur de concrete invulling daarvan af.
20
Verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd Het kabinet heeft besloten om de AOW-leeftijd geleidelijk te verhogen naar 66 en 67 jaar. Dit staat inmiddels bij wet vast. In het kader van noodzakelijke bezuinigingen wordt er mogelijk naar gestreefd om deze verhoging nog te versnellen. Het Bestuur heeft uitgesproken, wat het PNB-ouderdomspensioen betreft, dezelfde ingang als de AOW-uitkering te willen faciliteren. Dit standpunt is aan de Bisschoppenconferentie voorgelegd die deze zienswijze heeft ondersteund. De bisschoppen hebben aangegeven dat het van belang is dat zij de dienstbetrekkingen van de werknemers moeten kunnen blijven beëindigen uiterlijk op de toepasselijke AOWleeftijd. Het Rechtspositiereglement voor pastoraal werkers is in deze zin aangepast. De feitelijke ingang van het PNB-ouderdomspensioen is dan een zaak van het fondsbestuur. Daarbij spelen overwegingen van eenvoud in administratie en communicatie mede een rol. Zonder nadere besluitvorming worden de pensioengerechtigden geconfronteerd met twee pensioeningangsdata. De nieuwe pensioenopbouw vanaf 1 januari 2014 dient op grond van de aangepaste fiscale wetgeving de 67-jarige leeftijd als ingangsdatum te krijgen. De opbouw vóór 1 januari 2014 leidt tot een pensioen dat op de 65-jarige leeftijd ingaat. Het Bestuur achtte dit geen wenselijke situatie en heeft, in overleg met AZL, gezocht naar mogelijkheden om toch het volledige ouderdomspensioen op één moment betaalbaar te stellen. Een en ander heeft erin geresulteerd dat het ouderdomspensioen in zijn geheel op de 67-jarige leeftijd wordt uitbetaald. Dit impliceert dat de pensioenopbouw, die van voor 1 januari 2014 dateert, vanwege de twee jaar latere uitbetaling, actuarieel wordt verhoogd met 12,62%. Het is vervolgens aan de rechthebbende om aan te geven of het ouderdomspensioen in zijn geheel vervroegd moet ingaan, in welke situatie weer een actuariële korting zal plaatsvinden. In de regel zal het ouderdomspensioen worden vervroegd naar de op betrokkene van toepassing zijnde AOW-leeftijd, zodat het AOW- en PNB-pensioen op gelijke momenten ingaan. Indien de betrokkene aan het PNB geen andere voorkeur kenbaar maakt, zal dit ook zo gebeuren. De hiervoor bedoelde actuariële verhoging en korting zullen naar alle waarschijnlijkheid elkaar opheffen. Een gering materieel effect dat ontstaat indien in de tijd verschillende factoren worden gehanteerd, acht het Bestuur verdedigbaar in het belang van een eenvoudiger en dus goedkopere pensioenadministratie. Al diegenen die in 2014 de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken, zijn door het Bestuur over de hiervoor geschetste wijzigingen persoonlijk geïnformeerd. In het verslagjaar is het vorenstaande verwerkt in een wijziging van Reglement I en II. Bij die gelegenheid is bovendien besloten om de uitruilbaarheid van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen niet langer te beperken tot deelnemersjaren, gelegen na 1 januari 2002. Ook dit levert een administratieve vereenvoudiging op. Voorts is afgesproken om de flexibilseringsfactoren die worden gehanteerd bij vervroeging van het ouderdomspensioen, van uitruil tussen ouderdoms- en partnerpensioen en bij afkoop, die voorheen eenmaal in de vijf jaar werden herzien, voortaan elk jaar aan te passen. Deze handelwijze vloeit voort uit de verplichting dat fondsbesturen de in hun pensioenreglementen gefaciliteerde omrekeningen steeds moeten baseren op betrouwbare en dus zo actueel mogelijke gegevens. Voor de volledigheid merkt het Bestuur nog op dat het PNB-ouderdomspensioen blijft ingaan op de eerste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde (of eerdere AOW-) leeftijd wordt bereikt. Het AOW-pensioen gaat daarentegen in op de verjaardag. Het Bestuur ziet geen taak voor het PNB weggelegd om het AOW-‘gat’ te repareren. Versterking bestuur pensioenfondsen Implementatie van de wet In een zo vroeg mogelijk stadium in het verslagjaar is het Bestuur begonnen met bestudering van de wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ en de daarin aangeboden alternatieve bestuursmodellen voor het huidige paritaire model. Aan het onderwerp is bovendien een studiedag gewijd, waaraan ook het AVO en ITO hebben deelgenomen. Na studie en analyse volgde in het najaar advisering door het AVO en besluitvorming. Daarna volgde overleg en afstemming met een ad hoc werkgroep ‘Structuur bestuur PNB’, waaraan deelnamen namens het bestuur de voorzitter en secretaris, het AVO-presidium en de bisschoppen Th.C.M. Hoogenboom en J.W.M. Hendriks. De voorgenomen besluiten zijn door het Bestuur vervolgens voorgelegd en toegelicht aan de Bisschoppenconferentie.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
21
De conferentie kon zich vinden in het gekozen bestuursmodel en andere maatregelen, zoals een andere invulling van de adviesfunctie van het AVO. Het Bestuur heeft gekozen voor het omgekeerd gemengd model. Dit besluit kan als volgt worden gemotiveerd. Het omgekeerd gemengd model voldoet het meest aan de opvatting dat, ter invulling van de bisschoppelijke zorgplicht ingevolge het Wetboek van Canoniek Recht, de bisschoppen het primaat hebben bij de inrichting van het PNB als zelfstandig onderdeel van het Rooms-Katholieke Kerkgenootschap in Nederland (RKK). Daarbinnen past een toezicht dat door onafhankelijke, maar wel bij de RKK betrokken personen wordt uitgeoefend. Het toezicht wordt derhalve in eigen kring georganiseerd, met borging van de omstandigheid dat een zelfstandig en onafhankelijk oordelen over het Bestuur van het PNB mogelijk is. Tenslotte blijven de belanghebbende geledingen –deelnemers, slapers en gepensioneerden, en de werkgever(s)– in het omgekeerd gemengd model nauw betrokken, binnen de kring van de niet-uitvoerende bestuurders. Bovendien kan worden bereikt dat elk van de zeven bisdommen direct bij het bestuur betrokken blijft. Het vorenstaande is in het begin van 2014 verwerkt in een statutenwijziging. Bij die gelegenheid is voorts een Bestuursreglement opgesteld, terwijl het bestaande functieprofiel is aangepast en uitgebreid met de nieuwe functie van niet-uitvoerende bestuurders. In voornoemde documenten is gekozen voor een principle based benadering. Daarnaast is de Regeling van werkzaamheden van het AVO aangepast en het daaruit voortvloeiende Verkiezingsreglement AVO. Alle genoemde documenten zijn aan DNB voor commentaar voorgelegd. Naar aanleiding daarvan moest slechts op een ondergeschikt onderdeel nog een aanpassing in de statutenwijziging plaatsvinden. Het Bestuur spreekt de verwachting uit, mede omdat de relevante fondsdocumenten uiteindelijk vóór 1 april 2014 ter formele goedkeuring aan DNB zijn voorgelegd, dat het nieuwe bestuursmodel met ingang van 1 juli 2014 operationeel kan zijn. In het volgende jaarverslag komt het Bestuur op dit onderwerp terug, waarbij mede aandacht zal worden besteed aan de hierna besproken code en de bezetting van bestuurscommissies en portefeuilleverdeling. Code Pensioenfondsen Het Bestuur heeft in het verslagjaar kennis genomen van de door de Pensioenfederatie en STAR gezamenlijk opgestelde Code Pensioenfondsen. Deze code vervangt met ingang van 1 januari 2014 de STAR-Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Aangezien de code inmiddels een wettelijke grondslag heeft gekregen, is deze eveneens op het PNB van toepassing. Uit het Bestuur is een werkgroep gevormd die de in de code opgenomen 83 normen bestudeert en nagaat of ze door het PNB reeds –geheel of gedeeltelijk– worden toegepast dan wel dat daarvan wordt afgeweken. In het volgende jaar zal de betreffende inventarisatie worden afgerond en zullen eventueel daaruit nadere acties van het Bestuur voortvloeien. Wijziging van de pensioenreglementen Herziening aanvang deelnemerschap Naar aanleiding van een themaonderzoek heeft DNB bij brief van 28 februari 2013 een nadere uitleg gegeven aan de Pensioenwet en geoordeeld dat de verwerving van pensioenaanspraken niet afhankelijk mag worden gesteld van de (tijdige) aanmelding van werknemers bij het pensioenfonds. De opbouw van pensioenaanspraken dient volgens de toezichthouder te beginnen vanaf de aanvang van de dienstbetrekking c.q. benoeming. Zodoende worden de werknemers niet de dupe van een te late of geen aanmelding door hun werkgever bij het fonds. Het Bestuur heeft vanwege deze zienswijze Reglement I en Reglement II aangepast. Het deelnemerschap begint derhalve niet meer vanaf het moment van aanmelding. Het Bestuur is zich ervan bewust dat door deze reglementswijziging het PNB een zeker juridisch en financieel risico kan lopen, indien bijvoorbeeld geen aanmelding heeft plaatsgevonden en dus ook door of voor een werknemer geen premie is betaald, terwijl de betrokkene op grond van zijn deelnemerschap wel recht heeft op pensioen. Daarom is de reglementswijziging goed met de bisdomsecretariaten en instituten afgestemd en is aangedrongen op tijdige aanmelding. Indien in dienst genomen personen –bijvoorbeeld voor bepaalde, korte tijd en reeds in bezit van een aanvullend pensioen van een ander fonds– niet willen deelnemen, is
22
het van belang de betrokkenen een afstandsverklaring te laten tekenen. Het PNB wordt in deze situatie dan beschermd tegen latere claims. Het Bestuur heeft alle aangesloten instellingen laten weten dat, indien toch pensioen moet worden uitgekeerd, de financiële middelen hiervoor op de betrokken werkgever(s) zullen worden verhaald. Buitenlandse priesters Het vorenstaande onderwerp gaf aanleiding tot de vraag of uit het buitenland afkomstige priesters, die niet in Nederland zijn geïncardineerd, kunnen deelnemen aan Reglement I van het PNB. Het Bestuur heeft verklaard hiertegen geen bezwaar te maken. De priesters in kwestie kunnen op grond van het bestaande artikel 1, derde lid, onder c, van Reglement I als deelnemer worden aangemerkt. Aan het deelnemerschap kan het Bestuur nadere voorwaarden stellen. Het wordt aan de bisdommen zelf overgelaten of zij buitenlandse priesters die tijdelijk hier te lande verblijven, bij het PNB willen aanmelden. Het is goed voor te stellen dat aanmelding achterwege blijft indien de zorgplicht van de buitenlandse bisschop blijft doorlopen. Wel staat voor het Bestuur vast dat opgebouwde pensioenaanspraken bij vertrek uit Nederland niet kunnen worden meegenomen, maar te zijner tijd –waar ook in het buitenland– betaalbaar zullen worden gesteld. Het is aan de betrokkenen zelf om het PNB op de hoogte te houden van hun woonplaats. Herkeuring arbeidsongeschikten Het Bestuur heeft in het verslagjaar 2011 vastgesteld dat van de mogelijkheid van het PNB-arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) door priesters en diakens in toenemende mate gebruik wordt gemaakt. Dit recht komt volgens Reglement I van het PNB volledig toe aan diegenen die buiten hun toedoen door lichamelijk of geestelijk letsel niet meer in staat zijn om hun functie uit te oefenen. Een verantwoord beleid met betrekking tot het toekennen van een AOP veronderstelt dat een dergelijk pensioen niet definitief kan worden verleend op basis van een eenmalige medische keuring, tenzij de arbeidsongeschiktheid zodanig is dat redelijkerwijs geen enkele verbetering meer kan worden verwacht. Zolang dat niet het geval is, ligt periodieke herkeuring voor de hand. Dit is in de sfeer van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WAO, WIA) ook gebruikelijk en geaccepteerd. Het Bestuur heeft, na positief advies van het AVO en gehoord de Bisschoppenconferentie, derhalve besloten om de medische keuring voor het recht op een AOP voor priesters en diakens te intensiveren. In het onderhavige verslagjaar heeft de arbodienst onderzoek gedaan naar de AOP-gerechtigden die voor herkeuring in aanmerking komen en hebben deze herkeuringen vervolgens plaatsgevonden. In twee gevallen van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kon worden geconstateerd dat de restcapaciteit van de rechthebbende was toegenomen en dat het AOP geleidelijk kon worden afgebouwd. Convenant arbeidsongeschiktheidspensioen Het Bestuur heeft in het verslagjaar kennis genomen van het convenant over de dekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Aanleiding tot dit convenant is dat de aanvullende pensioenregelingen op de voornoemde onderdelen de arbeidsmobiliteit beperken. Het Bestuur vraagt zich evenwel af of bij wisseling van baan de inhoud van de pensioenregeling een doorslaggevende rol speelt. Het besluit om van baan te wisselen, zal naar de mening van het Bestuur van meerdere factoren en ook andere arbeidsvoorwaarden afhankelijk zijn. Het Bestuur heeft vooralsnog besloten geen wijziging van de pensioenreglementen in gang te zetten. Daarbij komt dat de arbeidsmobiliteit van de gewijde ambtsdragers over het algemeen gering is. Het PNB neemt, met andere woorden, ter zake een bijzondere positie binnen de sector in. Om alle pensioenfondsen te bewegen tot eenzelfde regeling en werkwijze acht het Bestuur dwingende wetgeving noodzakelijk. Overige fondsdocumenten Vaststelling Richtlijnen Vermogensbeheer 2014 De richtlijnen voor 2014 zijn op advies van de Beleggingscommissie door het Bestuur vastgesteld en komen in hoge mate overeen met die voor 2013. Toegevoegd is een bandbreedte inzake de mate waarin de marktwaarde van renteswaps drukt op de balans van het PNB.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
23
Wijziging Vergoedingenbesluit Het Vergoedingenbesluit is zodanig aangepast zodat ook vacatiegeld wordt verstrekt in geval van telefonische vergaderingen. De Beleggingscommissie maakte van deze wijze van vergaderen al gebruik om adequaat te kunnen inspelen op volatiele ontwikkelingen op de financiële markten. Toeslagenbeleid Algemeen Sinds de Pensioenwet wordt van de besturen van pensioenfondsen meer aandacht gevraagd voor de toeslagverlening. De wet verlangt namelijk dat met alle betrokken doelgroepen duidelijker wordt gecommuniceerd over het toeslagenbeleid. Met name moet binnen dat beleid sprake zijn van consistentie tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. Daarnaast moet een uitspraak worden gedaan over de haalbaarheid van het toeslagenbeleid in de toekomst. Om vooral duidelijkheid te scheppen over het voorwaardelijke karakter van de toeslagverlening zijn door de wetgever gestandaardiseerde formuleringen ontwikkeld, met behulp waarvan met alle betrokkenen moet worden gecommuniceerd. Deze formuleringen dienen eveneens te zijn opgenomen in de pensioenreglementen, de pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst en in diverse communicatie-uitingen, zoals de startbrief, het jaarlijkse pensioenoverzicht e.d. Zonder gebruik van de hiervoor bedoelde standaardteksten of in geval van afwijkende typeringen van het toeslagenbeleid loopt het pensioenfonds –dus ook het PNB– namelijk het risico dat de voorwaardelijkheid onvoldoende blijkt en zal in twijfelgevallen de toezichthouder aannemen dat het beleid ter zake onvoorwaardelijk is. Het gaat daarbij om: –– de voorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement I en II aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit de overrendementen: deze komt overeen met categorie D1 uit de toeslagenmatrix, zoals opgenomen in Bijlage 1a van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006, Stcrt. 253, laatstelijk gewijzigd bij de Regeling van 11 december 2009, Stcrt. 19698; –– de voorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement I aan de actieve deelnemers uit de overrendementen en, voor het deel van de salarisverhoging dat meer bedraagt dan de inflatievergoeding, uit de premie: deze komt overeen met categorie D6 uit de toeslagenmatrix; en –– de onvoorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement II aan de actieve deelnemers uit de premie: deze komt overeen met categorie F2 uit de toeslagenmatrix. Aanpassing van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen In Reglement I is bepaald dat jaarlijks een procentuele aanpassing van de pensioenopbouwbedragen plaatsvindt per 1 januari van enig jaar op basis van een gemengde index (50% loonindex, 50% prijsindex). Dit aanpassingspercentage is door het Economencollege per 1 januari 2013 vastgesteld op 2,1%. Het Bestuur beoordeelt evenwel of het fonds over voldoende middelen beschikt om te kunnen beslissen in hoeverre deze aanpassing kan plaatsvinden. De dekkingsgraad ultimo september 2012 bedroeg 117,3%. Op basis van de beleidsstaffel geldt dat er geen toeslag wordt verleend bij een dekkingsgraad, lager dan 120%. Met ingang van 1 januari 2013 heeft het Bestuur, na positief advies van het AVO en gehoord de actuaris, besloten om de pensioenopbouwbedragen ingevolge Reglement I niet te verhogen. De dekkingsgraad ultimo december 2013 bedraagt, op basis van de ongemiddelde RTS-curve, 125,1%. Met ingang van 1 januari 2014 zijn de pensioenopbouwbedragen ingevolge Reglement I verhoogd met 0,65% ofwel de helft van de stijging op basis van de gemengde index van 1,3%.
24
Hieronder volgt een overzicht van alle pensioenopbouwbedragen over een periode van drie jaren.
Opbouw- Opbouw- Opbouw bedragen per bedragen per bedragen per deelnemers- deelnemers- deelnemers jaar jaar jaar ingaande ingaande ingaande 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012 Leeftijd
in euro’s
in euro’s
in euro’s
< 28 331,70 329,56 329,56 28-29 363,20 360,85 360,85 30-31 392,95 390,41 390,41 32-34 459,95 456,98 456,98 35-37 490,95 487,78 487,78 38-39 523,95 520,56 520,56 40-41 539,44 535,96 535,96 42-43 554,69 551,11 551,11 44-66 569,94 566,26 566,26 Het pensioenopbouwbedrag per deelnemer ingevolge Reglement II is conform de onvoorwaardelijk geformuleerde, reglementaire indexatiemethodiek met ingang van 1 januari 2013 verhoogd tot € 106,26 (was in 2012 € 104,00). Dit komt overeen met een stijging van 2,17%. Het opbouwbedrag is inmiddels per 1 januari 2014 vastgesteld op € 107,14 hetgeen ten opzichte van 2013 een stijging betekent van 0,83%. Op de ingegane pensioenen van de gepensioneerden en pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers is met ingang van 1 januari 2013 eveneens geen toeslag toegekend. Met ingang van 1 januari 2014 zijn de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken van de slapers en gepensioneerden verhoogd met de halve consumentenprijsindex, zijnde 0,72%. Het Bestuur heeft hiertoe besloten op basis van het bestaande toeslagbeleid. Indexatie-achterstand Het toeslagenbeleid heeft geleid tot de hierna volgende indexatie-achterstanden: Actieve deelnemers Reglement I :
De verhoging per:
De gemengde index bedroeg:
Verschil:
Cumulatief verschil:
1 januari 2014: 0,65%
1,3%
50%
5,34%
1 januari 2013: 0,0%
2,1%
100%
4,66%
1 januari 2012: 0,0%
1,9%
100%
2,51%
1 januari 2011: 0,6%
1,2%
50%
0,60%
1 januari 2010: 1,2%
1,2%
–
0,00%
1 januari 2009: 3,3%
3,3%
–
0,00%
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
25
Slapers en gepensioneerden Reglement I en II:
De verhoging per:
Indexatiemaatstaf:
Verschil:
Cumulatief verschil:
1 januari 2014: 0,72%
1,44% (consumentenprijsindex)
50%
8,01%
1 januari 2013: 0,0%
2,43% (consumentenprijsindex)
100%
7,24%
1 januari 2012: 0,0%
2,39% (consumentenprijsindex)
100%
4,70%
1 januari 2011: 0,6%
1,2% (consumentenprijsindex)
50%
2,26%
1 januari 2010: 1,2%
1,2% (gemengde index)
–
1,65%
1 januari 2009: 1,65%
3,3% (gemengde index)
50%
1,65%
Financiering Aanpassing van de premiebijdragen over 2013 Ingevolge de Pensioenwet (en het daarin opgenomen FTK) is het PNB verplicht een pensioenpremie of -bijdrage vast te stellen op kostendekkend niveau. Dit houdt mede in dat de premie op basis van de marktrente dient te worden vastgesteld, rekening houdend met toekomstige sterftetrendontwikkelingen. Aangezien de marktrente van jaar tot jaar sterk kan fluctueren, biedt de wet de mogelijkheid om een kostendekkende premie vast te stellen op basis van een gedempte rekenrente. Het PNB maakt van deze mogelijkheid gebruik. Met ingang van 2013 zijn de premiebijdragen vastgesteld op € 8.985 per deelnemer voor Reglement I en € 2.288 voor Reglement II. De hiervoor genoemde bedragen zijn met ingang van 1 januari 2014 vastgesteld op € 8.344 respectievelijk € 1.941. Bij de laatstbedoelde berekening is afgeweken van de bestaande methodiek van demping door middel van het hanteren van een vaste rente van 4%. De rente is gedempt op basis van een 10-jaarsgemiddelde. Hieronder volgt, conform het wettelijk voorschrift van artikel 130 van de Pensioenwet, een overzicht van de voor 2013 toepasselijke premies ingevolge de beide reglementen in totale bedragen (x € 1000): Kostendekkende premie
€ 8.453
Gedempte kostendekkende premie
€ 6.354
Feitelijke premie
€ 6.810
De feitelijke premie is iets hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Financiële positie van het fonds en ontwikkeling van de dekkingsgraad Vanaf 2007 vindt de jaarverslaglegging plaats op basis van de regelgeving van het FTK, waarbij de pensioenverplichtingen op marktwaarde dienen te worden gewaardeerd. De voorziening pensioenverplichtingen is, met inbegrip van de toepassing van de AG-Prognosetafel 2012-2062, ultimo 2013 vastgesteld op € 322,7 miljoen. De reserves bedragen € 82,8 miljoen, hetgeen resulteert in een aanwezige dekkingsgraad van 125,7%. Hierbij moet wel worden aangetekend dat de voorziening is gebaseerd op de door DNB voorgeschreven driemaandsgemiddelde UFR-curve. Indien van de ongemiddelde rentetermijnstructuur zou zijn uitgegaan, zou de dekkingsgraad ultimo 2013 125,1% hebben bedragen.
26
Het Bestuur heeft in het verslagjaar besloten in zijn beleid de ongemiddelde RTS te hanteren. De ‘tussentijdse’ invoering van de UFR en de driemaandsmiddeling ziet het Bestuur als kunstmatige ingrepen om pensioenfondsen die zich in een herstelsituatie verkeren, tegemoet te komen. Zij kunnen zodoende hun noodzakelijke kortingen op pensioenaanspraken en ingegane pensioenen enigszins mitigeren en/of de pensioenpremie lager vaststellen. Het Bestuur wenst vast te houden aan de RTS totdat de wetgeving ter zake is herzien. In het kader van de hervorming van de pensioenwetgeving –zie hiervoor het algemene deel van dit bestuursverslag– staat de nu te hanteren UFR qua methode en niveau nog geenszins vast. Het kabinet heeft aan een onafhankelijke externe commissie van deskundigen om nader advies gevraagd. Om misverstanden over de hiervoor geschetste benadering te voorkomen, heeft het Bestuur de communicatie hierover op de website aangescherpt. De vereiste dekkingsgraad ultimo 2013 bedraagt op basis van de feitelijke beleggingsmix 112,3%. Aangezien de aanwezige dekkingsgraad hoger is dan de benodigde is er geen sprake van een reservetekort. De (voorlopige) dekkingsgraad wordt door het Bestuur –op basis van de QuickScan van het AZL Actuariaat– maandelijks zorgvuldig gevolgd, alsmede aan de hand van de definitieve dekkingsgraadrapportage in de kwartaalgewijze RiskMap. Het belegde vermogen, inclusief liquide middelen, nam in het verslagjaar af met € 0,3 miljoen tot € 404,8 miljoen. Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2013 3,0% (in 2012 11,6%). Financieel crisisplan Het PNB heeft vóór 1 mei 2012 DNB een brief over het financieel crisisplan gezonden. Daarin wordt onderbouwd dat het Bestuur de crises met het huidige samenstel van fondsdocumenten en de daarin opgenomen taken, bevoegdheden en beleidsinstrumenten bestrijdt. Het PNB behoort tot de pensioenfondsen in Nederland die in de afgelopen jaren geen reserve- of dekkingstekort hebben opgelopen. Uitvoeringskosten In april 2011 bracht de AFM het rapport ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ uit. De gedragstoezichthouder concludeerde dat: –– de uitvoeringskosten grote invloed hebben op hoogte van het ouderdomspensioen; –– vooral de administratiekosten van pensioenfondsen van gelijke omvang onderling sterk verschillen; –– kleine en middelbare pensioenfondsen door schaalvoordelen en vereenvoudigingen nog veel kunnen besparen op kosten, en –– veel pensioenfondsen niet alle kosten rapporteren. De Pensioenfederatie heeft op het voornoemde rapport gereageerd en een set aanbevelingen tot verbetering ter zake gepubliceerd. Aanbevolen is dat de kosten van het pensioenbeheer in euro’s per deelnemer worden gerapporteerd en de kosten voor het vermogensbeheer in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Voorts is voorgesteld om separaat de (eventueel geschatte) transactiekosten in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen te publiceren. In dit jaarverslag volgt het Bestuur de aanbevelingen op.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
27
In euro’s 2013 2012 2011
Pensioenbeheer Kosten in euro’s per deelnemer
343,79
284,15
319,67
Vermogensbeheer (tussen haakjes % van het belegd vermogen) Fiduciair vermogensbeheer
383.469
(0,09)
387.291
(0,10)
384.724
(0,10)
BTW op fiduciair vermogensbeheer
105.136 1)
(0,03)
110.188
(0,03)
96.841
(0,03)
Indirect vermogensbeheer (schatting)
783.235
(0,19)
787.794
(0,22)
757.710
(0,20)
Kosten bewaarneming
50.149
(0,01)
36.450
(0,01)
27.000
(0,01)
Beleggingsadministratie en rapportages
117.177
(0,03)
137.413
(0,03)
124.969
(0,03)
Transactiekosten (schatting)
66.958
(0,02)
112.469
(0,03)
33.670
(0,01)
Totaal kosten vermogensbeheer
1.506.124
(0,37)
1.656.495
(0,42)
1.424.914
(0,38)
Kosten vermogensbeheer per beleggingscategorie Vastgoed 240.000 Aandelen 474.124 Vastrentende waarden
427.000
Kosten overlay
63.000
Overige vermogensbeheerkosten
302.000
1.506.124
De kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 975.000 (was in 2012: € 828.000). Om de kosten per deelnemer te berekenen is, conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie, het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers, te weten 1.008 (was in 2012: 1.089), en pensioengerechtigden, te weten 1.828 (was in 2012: 1.825). Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. De kosten van het vermogensbeheer kunnen in drie categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die afzonderlijk in de jaarrekening zijn genoemd. Daaronder vallen de beheervergoeding van de fiduciaire vermogensbeheerder en overige vergoedingen, zoals de kosten voor de bewaarneming en voor het administreren van de portefeuille, alsmede de rapportages daarover. Dit betreft een bedrag van € 739.000 (was in 2012: € 694.000). De tweede categorie betreft de vermogensbeheerkosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder, zoals opgenomen in de jaarrekening en zijn geschat op € 700.000 (was in 2012: € 894.000). De derde categorie zijn de transactiekosten van de beleggingsfondsen, de derivaten en de vastrentende waarden portefeuille. Deze kosten zijn berekend volgens de richtlijnen van de Pensioenfederatie. Op basis van deze benadering zijn de geschatte kosten € 67.000 (was in 2012: € 112.000). De totale kosten van het vermogensbeheer komen daarmee uit op € 1,5 miljoen (was in 2012: € 1,7 miljoen). 1)
28
Dit betreft de gefactureerde BTW over de kosten (€ 500.646) die door ICS rechtstreeks bij PNB in rekening is gebracht.
Opschorting waardeoverdrachten Hoewel het PNB zelf in het verslagjaar niet in een situatie van onderdekking (<100% dekkingsgraad) terecht is gekomen, was dat voor een aantal andere pensioenfondsen wel het geval. Ingevolge de Pensioenwet kunnen geen waardeoverdrachten plaatsvinden indien één van de daarbij betrokken pensioenfondsen wordt geconfronteerd met een onderdekking. In de praktijk vinden, in relatie met het PNB, de meeste waardeoverdrachten plaats met het Abp en het Pensioenfonds Zorg & Welzijn. Beide voornoemde fondsen zijn in het derde kwartaal van 2013 uit een situatie van onderdekking gekomen en is het overdrachtsproces weer op gang gekomen. Voorlichting en communicatie De CVC heeft zich in het verslagjaar onder meer bezig gehouden met het opstellen van nieuwsbrieven aan de deelnemers, slapers en gepensioneerden over bestuursbesluiten en andere voor hen relevante gebeurtenissen. Afzonderlijk zijn alle aangesloten kerkelijke instellingen door het Bestuur op de hoogte gesteld van belangrijke informatie over de premie en de toeslagen op pensioenaanspraken en ingegane pensioenen. De instellingen zijn bovendien op de hoogte gesteld van de data waarop het Bestuur en het AVO vergaderen, zodat zij –in geval van eventuele contacten met deze organen– weten wanneer besluiten worden genomen, respectievelijk adviezen worden uitgebracht. Voorts is ervoor gezorgd dat de website van het PNB actueel wordt gehouden en zijn er nieuwsberichten op geplaatst over de diverse ontwikkelingen in pensioenland. De commissie heeft in 2013 ontwikkelingen rondom het Pensioenakkoord nauwgezet gevolgd. De Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader die de minister van SZW op 30 mei 2013 naar de Tweede Kamer heeft gezonden, is daarin een belangrijke stap. Deze beleidsnota ging vergezeld van het rapport ‘Pensioen in duidelijke taal’, waarin een groot aantal aanbevelingen wordt gedaan voor betere communicatie over pensioen. De CVC heeft het rapport bestudeerd en zal de aanbevelingen betrekken bij de noodzakelijke aanpassingen van het communicatiebeleidsplan. De CVC heeft in het verslagjaar het Bestuur geadviseerd om de werking van dit plan voor één jaar te verlengen tot 1 januari 2015. Op die datum moet de pensioenwetgeving zijn hervormd. De CVC achtte het niet zinvol om het bestaande communicatiebeleidsplan dat voor de jaren 2011 tot en met 2013 geldend is, voor de duur van één jaar te herzien. Het Bestuur heeft het advies overgenomen. In het verslagjaar zijn de uniforme pensioenoverzichten (UPO) aan de actieve deelnemers in het voorjaar van 2013 verstrekt. De UPOmodellen die het PNB hanteert, zijn toegesneden op de verschillende doelgroepen. Het PNB heeft, met andere woorden, UPO’s voor: –– priesters en ongehuwde diakens; –– gehuwde diakens; –– pastoraal werkers en –– het huishoudelijk personeel. Het Bestuur heeft in het verslagjaar ook aan de gepensioneerden een UPO verstuurd. Tenslotte heeft het Bestuur een advies van de CVC opgevolgd om een aanvang te maken met de digitalisering van de informatievoorziening. In dit kader zijn de actieve deelnemers en pensioengerechtigden benaderd en is gevraagd of zij prijs stellen op het ontvangen van informatie van het PNB langs elektronische weg. AZL is in opdracht van het Bestuur begonnen met het verzamelen van emailadressen. Toch is dit project, in afwachting van nadere wetgeving, stil gelegd. Dit omdat de CVC kennis heeft genomen van een voorontwerp van wet inzake pensioencommunicatie van staatssecretaris Klijnsma. In dit voorontwerp wordt voorgesteld om pensioenfondsen de keuze te geven uit schriftelijke dan wel digitale informatieverstrekking. Indien belanghebbenden evenwel bezwaar maken tegen digitale informatieverstrekking, dient een en ander toch schriftelijk plaats te vinden. De CVC acht het niet effectief om twee verschillende bestanden van belanghebbenden ter zake te vormen. De wettelijke ontwikkelingen worden nu eerst gevolgd.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
29
Klachten Het Bestuur heeft in het verslagjaar geen formele klachten ontvangen over eigen handelen of nalaten, dan wel over de werkzaamheden van AZL of AZL-medewerkers. Wel heeft een uitgebreide briefwisseling plaatsgevonden met een gepensioneerde over de toepassing van de anticumulatieregeling, op grond waarvan ouderdomspensioen over fictieve deelnemersjaren, gelegen voor de oprichting van het PNB in 1973, wordt verminderd met ander pensioen, opgebouwd over dezelfde periode. De toepassing van het reglement ter zake is door een bestuurslid persoonlijk aan hem uitgelegd. Boetes In het verslagjaar heeft het PNB geen boetes of dwangsommen betaald.
30
Verzekerdenbestand De ontwikkeling van de aantallen deelnemers, slapers en gepensioneerden in het verslagjaar is hieronder afzonderlijk voor priesters, diakens, pastoraal werkers en huishoudelijk personeel weergegeven. Mutaties verzekerdenbestand priesters
Pensioen-
Deel- gerechtig-
nemers Slapers
Stand per 31 december 2012
421
66
den Totaal 670
1.157
Mutaties door: In dienst
5 5
Uit dienst
-3
3
0
Uitgaande waardeoverdrachten Overlijden
-1
Ingang pensioen
-18
-1 -38 -40 -5
20
-3
Afkoop Andere oorzaken
8 1 1 10
Mutaties per saldo
-9 412 1)
Stand per 31 december 2013 Gemiddelde deelnemersleeftijd
1)
-2 64
-17
-28
653 1.129
55,6
Waarvan 21 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
31
Mutaties verzekerdenbestand diakens
Pensioen-
Deel- gerechtig-
nemers Slapers
Stand per 31 december 2012
85
8
den Totaal 29
122
Mutaties door: In dienst
9 9
Uit dienst
-4
4
0
Uitgaande waardeoverdrachten
-1
-1
Overlijden
0 0
Ingang pensioen
-7
7
0
Afkoop Andere oorzaken
-5
-1
-6
Mutaties per saldo
-7
2
2
Stand per 31 december 2013
78 1) 10
Gemiddelde deelnemersleeftijd
1)
32
Waarvan 2 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie
58,1
7
36 124
Mutaties verzekerdenbestand pastoraal werkers
Pensioen-
Deel- gerechtig-
nemers Slapers
Stand per 31 december 2012
357
270
den Totaal 403
1.030
Mutaties door: In dienst
13 13
Uit dienst
-22
22
0
Uitgaande waardeoverdrachten
-2
-2
Overlijden
0 -1 -8 -9
Ingang pensioen
-28
-18
52
6
Afkoop 1 1 Andere oorzaken Mutaties per saldo
2
-2
-6
-43
3
43
3
314 1) 273
Stand per 31 december 2013 Gemiddelde deelnemersleeftijd
-6
446 1.033
58,5
Specificaties pensioengerechtigden
2013
2012
Ouderdomspensioen 390 350 Nabestaandenpensioen 53 50 Wezenpensioen 3 3 Totaal 446 403
1)
Waarvan 13 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
33
Mutaties verzekerdenbestand huishoudelijk personeel
Pensioen-
Deel- gerechtig-
Stand per 31 december 2012
nemers
Slapers
den
Totaal
226
290
723
1.239
Mutaties door: In dienst
15 15
Uit dienst
-21
21
0
Uitgaande waardeoverdrachten
-4
-4
Overlijden
-1
Ingang pensioen
-14
Afkoop Andere oorzaken
35
0
0 -12 -12
-1 2 0 1
Mutaties per saldo
-22
-2
204 1) 288
Stand per 31 december 2013 Gemiddelde deelnemersleeftijd
0 -53 -54 -21
-30
-54
693 1.185
57,9
Specificaties pensioengerechtigden
2013
2012
Ouderdomspensioen 677 710 Nabestaandenpensioen 16 13 Totaal 693 723
1)
34
Waarvan 13 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie
Mutaties verzekerdenbestand (totaal PNB)
Stand per 31 december 2012
Pensioen-
Deel- gerechtignemers Slapers 1.089
634
den Totaal 1.825
3.548
Mutaties door: In dienst
42 42
Uit dienst
-50
50
0
Uitgaande waardeoverdrachten
-7
-7
Overlijden Ingang pensioen
-2 -67
-2 -44
-99 -103 114
3
Afkoop
0 -11 -11
Andere oorzaken
-4
4
-1
-1
-81
1
3
-77
Mutaties per saldo Stand per 31 december 2013
1.008 1) 635 1.828 3.471
Specificaties pensioengerechtigden
2013
2012
Ouderdomspensioen 1.753 1.756 Nabestaandenpensioen 72 66 Wezenpensioen 3 3 Totaal 1.828 1.825
1)
Waarvan 49 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
35
Overzicht van de leeftijd van de aktieve deelnemers
Huis Permanent Pastoraal houdelijk tot 30 jaar 30 t/m 34 jaar
Priesters
diaken werkers personeel
Totaal
7 0 3 2 12 13
3
4
3
23
35 t/m 39 jaar
30
2
12
4
48
40 t/m 44 jaar
51
4
13
8
76
45 t/m 49 jaar
69
8
40
18
135
50 t/m 54 jaar
95
15
56
44
210
55 t/m 59 jaar
79
23
87
60
249
60 t/m 64 jaar
67
23
99
63
252
65 jaar of ouder Totaal
1 0 0 2 3 412 78 314 204 1.008
Overzicht leeftijden pensioengerechtigden
Huis Permanent Pastoraal houdelijk jonger dan 65 jaar 65 t/m 69 jaar
Priesters
diaken werkers personeel
Totaal
0
1
22
2
25
79
26
156
98
359
70 t/m 74 jaar
138
7
114
96
355
75 t/m 79 jaar
169
2
85
136
392
80 t/m 84 jaar
138
0
49
143
330
85 t/m 89 jaar
93
0
15
143
251
90 t/m 94 jaar
30
0
5
54
89
6
0
0
21
27
95 en ouder Totaal
36
653 36 446 693 1.828
Beleggingen Algemene ontwikkelingen Ontwikkelingen in 2013 Pensioenfondsen hebben in 2013 met name kunnen profiteren van sterk oplopende aandelenkoersen. De koersen hebben het herstel van de dekkingsgraden in het afgelopen jaar ondersteund. De rente is in 2013 licht gestegen. Dit had een verlagend effect op de waarde van de verplichtingen, maar leidde tot een verlies op vastrentende beleggingen en renteafdekkingstrategieën. Dit drukte het herstel van de Nederlandse pensioenfondsen enigszins. Door het aanhoudende, soepele beleid van centrale banken is in 2013 een steeds breder economisch herstel op gang gekomen. De aankondiging van de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, in mei over de afbouw (op termijn) van de steunmaatregelen voor de Amerikaanse economie leidde tot een negatieve correctie op de financiële markten en tot langdurige onrust in met name opkomende markten. Vanuit een dieptepunt van het renteniveau in mei (Verenigde Staten: 1,6%; Duitsland: 1,2%) stegen in september de tienjaarsrentes tot ruim 3% in de VS en 2% in Duitsland. Geholpen door minder overheidsbezuinigingen en rust op de financiële markten kon de eurozone vooralsnog de recessie achter zich laten. In Japan overtrof de omvang van de stimuleringen, die er op gericht waren om de economie uit de langjarige fase van structurele prijsdalingen te halen, de verwachtingen met een aanzienlijke stijging van de Japanse aandelenmarkt tot gevolg. Wereldwijde aandelen stegen fors (+28,1%). In de vastrentende sector behoorden obligaties in de periferie van de eurozone en hoogrentende bedrijfsleningen tot de best presterende categorieën. De opkomende economieën bleven achter. Dat gold zowel voor aandelenmarkten (-6%) en de obligatiemarkten van de opkomende wereld. Ook vastgoedaandelen (-1%) stelden teleur. De angst voor “tapering”, het geleidelijk beëindigen van de stimuleringsmaatregelen, was de aanleiding voor deze teleurstellende resultaten. De kapitaaluitstroom uit deze opkomende economieën werd verder gestimuleerd door de structurele problemen die enkele van de landen in deze regio’s kenden. De economieën van de Verenigde Staten, Japan en het Verenigd Koninkrijk kenden een bovengemiddelde groei. Het herstel verbreedde zich in 2014 traag over de eurozone. De groei in de Verenigde Staten kan in 2014 en 2015 profiteren van de afnemende bezuinigingsdruk door de overheid. Ook het herstel in Europa wordt gedragen door minder overheidsbezuinigingen, meer export en een verbeterde toegang van het bedrijfsleven tot krediet. Risico voor de groei van de wereldeconomie zijn de problemen van de opkomende wereld. Een vertraging in dit deel van de wereld kan met name de export uit Europa (met name Duitsland) onder druk zetten. Een gematigd economisch herstel en het in Europa aanhoudend soepele monetaire beleid kan wederom leiden tot goede resultaten op met name hoogrentende bedrijfsleningen en staatsleningen van perifere landen in de eurozone. Aandelenwaarderingen worden in 2014 met name gedreven vanuit de winstgroei die deze bedrijven weten te realiseren. Een verbreding van het economisch herstel en lage rentelasten ondersteunen de verwachting dat deze winstgroei in 2014 positief zal zijn. Fondsspecifieke ontwikkelingen Portefeuille, resultaten Het beleggingsresultaat in 2013 liet voor het vijfde opeenvolgende jaar een positief rendement zien. Met een totaal rendement van 3,0% presteerde de beleggingsportefeuille 0,5%-punt minder dan de gedurende 2013 gehanteerde benchmark (3,5%). Het resultaat is een gevolg van een negatief resultaat op de matching portefeuille (-5,2%), in combinatie met een goed absoluut resultaat op de rendement portefeuille (13,8%). Daarnaast droeg de afdekking van het neerwaarts risico van beleggingen in een viertal vreemde valuta met 1,3%-punt bij aan het totale rendement. De matching portefeuille bestaat uit staatsobligaties en rentederivaten en heeft tot doel het renterisico, dat ontstaat doordat de contante waarde van de verplichtingen van het fonds gevoelig is voor renteveranderingen, gedurende 2013 voor 90% te beheersen. Het resultaat op de matching portefeuille over het verslagjaar bedroeg -5,2% en is hiermede 0,75%-punt lager dan de gehanteerde
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
37
benchmark (zie begrippenlijst bijlage). Reden voor het enigszins achterblijvende resultaat is de ontwikkeling van de staatsrentecurve ten opzichte van de markt- swaprentecurve. PNB belegt een groot deel van de matchingportefeuille in Europese staatsobligaties met een kredietwaardering van AA of meer. De rente op deze obligaties is in 2013 per saldo sterker opgelopen dan de swapcurve. Resultaat hiervan is dat de waarde van deze obligaties iets harder is gedaald dan de verplichtingen. De rendement portefeuille richt zich op categorieën met een verwacht hoger gemiddeld rendement. Dit met als doel om, over langere termijn gemeten, de kans op toeslagverlening te verhogen. Deze portefeuille, per ultimo 2013 samengesteld uit bedrijfsobligaties, aandelen en onroerend goed, heeft een rendement behaald van 13,8%. De benchmark heeft een rendement behaald van 13,3%. De aandelen portefeuille heeft een rendement behaald van 21,6%. Dit rendement is 1,5%-punt hoger dan het rendement van de benchmark, dit met name als gevolg van de goede selectie binnen diverse nog actief beheerde aandelenfondsen. Het rendement van de categorie Europese bedrijfsobligaties bleef met een resultaat van 1,9% ongeveer een half procentpunt achter bij haar benchmark. Evenals in 2012 was het ontbreken van obligaties, verstrekt aan Europese financiële instellingen, hiervoor de belangrijkste oorzaak. Het aanhoudend fragiele klimaat was ook in het verslagjaar de reden voor het PNB om deze beleggingen nog niet toe te voegen. De categorie onroerend goed behaalde met -2,7% als enige categorie binnen de rendement portefeuille een negatief resultaat. Beleid, strategie In 2013 werd de strategie die in 2011 is ingezet, voortgezet. Bij besluitvorming hanteert het Bestuur de onderstaande beleidsstaffel. Bijzonder kenmerk van deze beleidsstaffel is dat het Bestuur de beleggingsrisico’s vermindert bij een oplopende financiële gezondheid van het fonds en juist laat oplopen bij een verslechterende financiële gezondheid. In het laatste geval wordt het risico overigens in hoge mate beperkt door het uitgangspunt, dat de vereiste dekkingsgraad van het fonds op enig moment maximaal 115% mag bedragen.
Dekkingsgraad
Toeslagverlening
Premie
170% of hoger
100% + inhaalindexatie
premiekorting
Beleggingsmix 67,5% Matching, 7,5% Europese Credits, 12,5% aandelen, 12,5% niet beursgenoteerd
vastgoed 150% - 170%
100% + inhaalindexatie
gedempte kdp
52,5% Matching, 7,5% Europese Credits, 25% aandelen, 15% niet beursgenoteerd
vastgoed 130% - 150%
100%
gedempte kdp
52,5% Matching, 7,5% Europese Credits, 25% aandelen, 15% niet beursgenoteerd
vastgoed 120% - 130%
50%
gedempte kdp
42,5% Matching, 7,5% Europese Credits, 35% aandelen, 15% niet beursgenoteerd
vastgoed Lager dan 120%
0%
gedempte kdp
42,5% Matching, 7,5% Europese Credits,
35% aandelen, 15% niet beursgenoteerd
vastgoed
38
Beleid, besluitvorming 2013 De Beleggingscommissie is gedurende 2013 zesmaal bijeengeweest. Naast de vier reguliere bijeenkomsten, heeft de commissie tweemaal extra vergaderd. In deze vergaderingen zijn de portefeuille en de risico’s binnen de portefeuille beoordeeld. Daarnaast zijn de volgende onderwerpen door de Beleggingscommissie besproken en van advies voorzien: –– de Richtlijnen Vermogensbeheer 2014; –– passieve inrichting van de portefeuille aandelen opkomende markten, en –– uitbreiding van de uitsluitingslijst met de Sustainalytics Controversial Weapons-lijst. Met betrekking tot de bovenstaande onderwerpen heeft het Bestuur overeenkomstig het advies van de Beleggingscommissie besloten. Het bestaande beleid wordt gedurende 2014 gecontinueerd, waarbij de bandbreedte van de rente-afdekking is vastgesteld op 80%-100%. In de Richtlijnen Vermogensbeheer 2014 is een bandbreedte toegevoegd inzake de mate waarin de marktwaarde van de renteswappositie drukt op de balans van het PNB. De marktwaarde van de swaps mag maximaal +7,5% of -7,5% van de totale beleggingsportefeuille omvatten. Buiten deze bandbreedte wordt de portefeuille rentederivaten zodanig aangepast (gereset), dat de marktwaarde zich weer binnen deze grenzen bevindt, waarbij de renteafdekking op het gewenste niveau blijft. De vrijkomende dan wel benodigde middelen worden toegevoegd dan wel onttrokken aan de portefeuille staatsobligaties. In 2013 is een volgende stap gezet naar een passief beheer van de beleggingsportefeuille. Op advies van de Beleggingscommissie heeft het Bestuur besloten om de aandelenportefeuille opkomende markten passief in te richten via een beleggingsfonds van Northern Trust. Dit besluit is in januari 2014 geïmplementeerd. Met de passieve inrichting van de aandelenportefeuille opkomende markten neemt, behalve de mate waarin de aandelenportefeuille passief wordt beheerd (60%), ook de mate waarin de aandelenportefeuille met een duurzaam karakter wordt beheerd toe, namelijk geheel. Het fonds voor bedrijfsobligaties heeft eveneens een duurzaam karakter. Het Northern Trust fonds kent een uitsluitingsbeleid op basis van MVB (maatschappelijk verantwoord beleggen) criteria. Deze criteria sluiten aan bij de criteria, zoals gehanteerd door het PNB. In 2013 zijn deze criteria aangescherpt. De uitsluitingslijst van het PNB is uitgebreid met de Sustainalytics Controversial Weaponslijst. Deze lijst is uitgebreider en wordt meer frequent geactualiseerd dan de huidige uitsluitingslijst inzake controversiële wapens. Extra vergaderingen hebben plaatsgevonden in het kader van de selectie van een fiduciair manager en de mate van afdekking van het renterisico. Organisatie vermogensbeheer In 2010 heeft het PNB het contract met de fiduciair vermogensbeheerder ING IM ICS slechts met twee jaar verlengd. Een verdere verlenging van de relatie met deze beheerder werd bezien in relatie tot de alternatieven die in Nederland beschikbaar zijn. Het Bestuur heeft een selectiecommissie ingesteld om deze alternatieven in kaart te brengen. Doel van deze commissie is het formuleren van een advies aan het Bestuur met betrekking tot de toekomstige fiduciair beheerder. De selectiecommissie, samengesteld uit leden van het Bestuur en de Beleggingscommissie, heeft gedurende 2012 onderzoek gedaan naar de alternatieve aanbieders van deze dienstverlening. Op 30 augustus 2012 is advies uitgebracht inzake de keuze voor de fiduciair manager. Dit advies is door de Beleggingscommissie besproken en van een zelfstandig advies voorzien. Op basis van dit laatste advies is in het onderhavige verslagjaar besloten tot nader onderzoek inzake de twee potentiele organisaties. Belangrijke onderwerpen hierbij waren: –– autonomie in de beleidsvorming voor het PNB; –– de inrichting van de renteafdekking; –– aansluiting van de beleggingsproducten bij de beleggingsovertuigingen van het PNB, en –– de stabiliteit van beide organisaties. Uiteindelijke conclusie van het Bestuur was dat beide organisaties passend waren als fiduciair beheerder voor het PNB, zij het met accentverschillen. Besloten is om de relatie met de huidige fiduciair beheerder voort te zetten. Uit het selectieproces zijn geen doorslaggevende redenen naar voren gekomen om te wisselen van fiduciair vermogensbeheerder.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
39
Onderdeel van de dienstverlening van ING IM ICS is de selectie van vermogensbeheerders en de aanstelling van deze vermogensbeheerders. Namens het PNB onderhandelt ING IM ICS met de verschillende vermogensbeheerders en sluit zij -daar waar van toepassing- de vermogensbeheerovereenkomsten namens het PNB. In de dienstverleningsovereenkomst tussen het PNB en ING IM ICS is aangegeven aan welke eisen de operationele vermogensbeheerders en de contracten die met deze vermogensbeheerders zijn afgesloten, moeten voldoen. Daarnaast controleert het Bestuur periodiek of de contracten voldoen aan wet- en regelgeving. In 2013 is door het Bestuur een proces gestart, waarbij alle contracten inzake vermogensbeheer worden geïnventariseerd en beoordeeld. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het Bestuur gelooft dat bedrijven, die duurzaam en sociaal verantwoord hun bedrijfsprocessen inrichten, op lange termijn meer waarde creëren, vergeleken met bedrijven die dit niet doen. Gegeven het karakter van het PNB verdienen deze aspecten bovendien een voorkeursplaats in het beleid van het fonds. Het PNB kiest zowel uit pragmatische overwegingen alsmede uit oogpunt van transparantie om te werken met een zogenaamde uitsluitingenlijst. Dat is een lijst van ondernemingen die op basis van de door het fonds vastgestelde criteria aantoonbaar géén duurzame bedrijfsvoering hebben en waarin om die reden niet belegd wordt. Managers is opgedragen om ondernemingen op deze lijst niet op te nemen in de beleggingsportefeuille. De uitsluitingslijst wordt opgesteld door de fiduciair manager op basis van aspecten die van belang zijn voor een duurzame en sociale ontwikkeling van de maatschappij. Bij die aspecten komen onder meer ethische kwesties en milieuaangelegenheden aan de orde. Het Bestuur van PNB heeft uitgangspunten opgesteld, op basis waarvan ondernemingen niet in aanmerking komen voor een belegging voor het PNB. De gehanteerde uitgangspunten zijn: –– respect voor de kernrechten van de mens; –– het zich niet schuldig maken aan ernstige vormen van kinderarbeid; –– het zich onthouden van betrokkenheid bij dwangarbeid; –– het zich onthouden van zware milieuvervuiling; –– geen betrokkenheid bij de productie van controversiële wapens die geen onderscheid maken tussen militaire en burgerdoelen; –– geen betrokkenheid bij corruptie; –– het zich onthouden van discriminatie, en –– het respecteren van de vrijheid van vakvereniging en collectieve onderhandeling. In het verslagjaar is het beleid gecontinueerd dat niet zal worden belegd in ondernemingen die één of meer van de bovenstaande uitgangspunten voortdurend en op grove wijze schenden. Eind 2013 stonden voor wat betreft Europa 26 ondernemingen op de uitsluitingslijst, in Noord-Amerika betrof het 22 ondernemingen en in het Verre- en Midden-Oosten, alsmede overige landen, 38 ondernemingen. Op verzoek van het AVO blijft het Bestuur alert ten aanzien van een ideale invulling van het beleid ter zake. Een aanscherping van dit beleid moet volgens het Bestuur wel worden afgezet tegen de meerkosten voor toetsing die dit met zich meebrengt. Code Tabaksblat en stembeleid Met de invoering in 2004 van de Nederlandse Corporate Governance Code (Code Tabaksblat) is de aandacht voor corporate governance in Nederland sterk toegenomen. Ondernemingen zijn in toenemende mate aandacht gaan besteden aan het onderwerp goed ondernemingsbestuur. Van institutionele beleggers wordt sedertdien verwacht dat zij zich opstellen als een betrokken aandeelhouder. Het Bestuur van het PNB onderkent het belang van goed bestuur bij de ondernemingen waarin wordt belegd. Het Bestuur is van oordeel dat bedrijven met aandacht voor goed ondernemingsbestuur, die bij de bedrijfsvoering de belangen van aandeelhouders en andere relevante stakeholders in ogenschouw nemen, uiteindelijk betere prestaties zullen leveren. Door actief gebruik te maken van het aan de aandelen verbonden stemrecht, kunnen aandeelhouders een positieve invloed uitoefenen op de corporate governance
40
van de betreffende ondernemingen en kunnen zij zich bijvoorbeeld uitspreken over de benoeming van nieuwe bestuurders en commissarissen, het beloningsbeleid van de ondernemingen en over wijzigingen van de statuten. Aangezien het PNB geen eigen aandelenportefeuille bezit, maar belegt via beleggingsfondsen, is het fonds juridisch gezien geen eigenaar van de door deze beleggingsfondsen gehouden aandelen en kan zij het stembeleid op deze aandelen niet rechtstreeks ten uitvoer brengen. Het PNB sluit zich aan bij het gevoerde beleid binnen de verschillende door het fonds geselecteerde beleggingsfondsen. Tijdens aandeelhoudersvergaderingen van de vastgoedfondsen waarin het PNB belegt, laat het fonds zich vertegenwoordigen door de fiduciair beheerder. In bijzondere gevallen zal de fiduciair beheerder vooraf contact opnemen met het Bestuur om het stemgedrag af te stemmen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
41
Samenvatting actuarieel rapport De managementsamenvatting toont, naast de ontwikkelingen gedurende het boekjaar, de belangrijkste financiële cijfers van het fonds. Ter vergelijking van de cijfers van het huidige boekjaar zijn referentiecijfers opgenomen. Een nadere uitwerking van de cijfers volgt in de rest van het rapport. Financiële positie De dekkingsgraad van het fonds steeg van 119,7% ultimo 2012 naar 125,7% ultimo 2013. De dekkingsgraad ultimo 2013 is hoger dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds verkeert daarom ultimo 2013 niet in een reservetekort. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling van de dekkingsgraad zien. De dekkingsgraad is gebaseerd op de technische voorziening waarbij de voorgeschreven rentetermijnstructuur is gebruikt voor de verdiscontering. Er is conform de voorschriften van DNB gerekend met een driemaandsmiddeling en daarnaast is er gebruik gemaakt van de Ultimate Forward Rate (UFR)-methodiek.
140% 125,7%
125,0% 119,7%
118,4%
120% 112,8%
112,0% 104,1%
104,1%
112,7%
111,5% 104,1%
104,1%
100%
80%
60% 2013 Dekkingsgraad
42
2012 Vereiste dekkingsgraad
2011
2010
Minimaal vereiste dekkingsgraad
De volgende grafiek geeft het vermogen en de technische voorziening(en) weer.
500.000
405.559
405.276
400.000
373.636
358.184
338.529
322.739
315.702
300.000
286.482
200.000
100.000
0 2013 Vermogen
2012 Reglement I
2011 Reglement II
2010 Voorziening Langdurig Zieken
(Minimaal) vereiste financiële positie De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,1% ultimo 2013. De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds vastgesteld op basis van de feitelijke beleggingsverdeling en anderzijds op basis van de strategische beleggingsverdeling. Ultimo 2013 bedraagt de vereiste dekkingsgraad 112,5% op basis van de feitelijke beleggingsverdeling en 112,8% op basis van de strategische beleggingsverdeling. Voor de toetsing van de financiële positie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2013 vastgesteld als de hoogste uitkomst van beide percentages. Dit is dus 112,8% op basis van de strategische beleggingsverdeling. De volgende grafiek toont de verdeling van de vereiste dekkingsgraad over de verschillende risico-componenten die gehanteerd wordt voor de toetsing. Hierbij zijn de verdelingen opgenomen voor 2012 en 2013.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
43
20% 18% 16% 14%
12,8%
12%
12,0%
10,8% 10,5%
10% 8% 6% 4% 0,6%
0,7%
0,8% 0,0%
Totaal
0,0%
Concentratierisico (S8)
0,0%
Verzekeringstechnischrisico (S6)
0,0% 0,0%
Kredietrisico (S5)
Valutarisico (S3)
0,3%
Grondstoffenrisico (S4)
0,3%
Zakelijkewaardenrisico (S2)
0%
0,5%
0,3%
Renterisico (S1)
2%
2013
2012
Analyse van het resultaat De stijging van de dekkingsgraad met 6,0%-punt in 2013 volgt tevens uit het positieve resultaat van 16.073 in het boekjaar. In 2012 was er een positief resultaat van 8.813. De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de volgende grafiek weergegeven en uitgesplitst naar mutatie-oorzaak.
130,0%
1,00%
0,50%
-0,80%
0,00%
0,00%
125,7%
Ultimo jaar
Waardeoverdrachten
0,10%
Andere oorzaken
0,10%
Overige mutaties technische voorzieningen
-0,60%
Premie
126,0%
5,70%
Beleggingsopbrengsten
128,0%
124,0% 122,0% 120,0%
119,70%
44
Toeslagverlening
Kanssystemen
Uitkeringen
Kosten
116,0%
Primo jaar
118,0%
DG primo/ultimo
Kostendekkende premie De kostendekkende premie over 2013 is vastgesteld conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Dit betekent dat de premie is vastgesteld op basis van een gedempt premiebeleid, rekening houdend met een rente van 4%. De gedempte kostendekkende premie bedraagt 6.354. De feitelijk betaalde premie is met 6.810 hoger. De feitelijk betaalde premie, de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie worden achtereenvolgens in onderstaande grafiek weergegeven. Hierbij zijn de gedempte kostendekkende premie en de zuivere kostendekkende premie gesplitst conform de vereisten uit de Pensioenwet.
10.000 9.000
8.453
8.401
8.000
7.484 6.883
6.810
7.000
6.584
6.354
7.462
7.449
6.808
6.656
6.000 5.126
5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 2013
2012
2011
Inkoop onvoorwaardelijke opbouw
Risicopremies
Kostenopslag
Solvabiliteitsopslag
2010
Feitelijke premie
Utrecht, 2 juni 2014
M.M.W. Frankort
Drs. L.J.W. Verhoeven pr.
(voorzitter) (vicevoorzitter)
Mr. Th.R. Kalb
Drs. A. Bultsma pr.
(secretaris)
C.J. Bijloos
Drs. V.G.P.J.M. Schoenmakers pr.
Mr. M.J.M.W. Vuylsteke
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
45
Verslag van het Advies- en verantwoordingsorgaan Het AVO heeft zich over het jaar 2013 een oordeel gevormd over het handelen van het Bestuur ten aanzien van het gevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel is onder meer gebaseerd op het jaarverslag over het betreffende jaar, alsmede op de actuariële rapporten en het accountantsverslag. Voorts zijn de gezamenlijke vergaderingen, andere contacten tussen Bestuur en AVO en het rapport van bevindingen van het ITO bij het oordeel betrokken. Korte, toelichtende notities van het Bestuur bij de voorgenomen besluiten en presentaties in de AVOvergaderingen hebben bijgedragen aan kennisvergroting en een hogere kwaliteit van de adviezen. Het AVO is van oordeel dat het Bestuur bij de door zijn in 2013 genomen besluiten met de belangen van alle betrokken doelgroepen op een evenwichtige wijze rekening heeft gehouden. Voorts heeft het Bestuur een prudent financieel beheer gevoerd. Verder heeft het Bestuur de kerkrechtelijke aspecten van het PNB zorgvuldig in het oog gehouden. Bestuursreactie Het Bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het AVO. Het huidige beleid zal worden voortgezet, waarbij steeds nieuwe wetgeving en wettelijke verplichtingen die gevolgen hebben voor het bestuur en het fonds, zullen worden betrokken. Het Bestuur heeft de intentie over beleidswijzigingen overleg te voeren met het AVO en de Bisschoppenconferentie. Het Bestuur heeft conform Principe C4 van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur d.d. 16 december 2005, het AVO geïnformeerd over de bestuursreactie op het ITO-rapport. Het Bestuur verheugt zich erop de samenwerking met het AVO in de komende jaren voort te zetten, onder de vigeur van een nieuw bestuursmodel en code voor pensioenfondsen.
46
Verslag van het Intern toezichtorgaan In opdracht van het Bestuur heeft het ITO, na een algemeen onderzoek over de jaren 2010-2012, over het onderhavige verslagjaar weer een specifiek onderzoek uitgevoerd en wel naar de uitbesteding van de werkzaamheden van het PNB aan derde partijen en de beheersing van de uitbestedingsrisico’s. Daarbij heeft het ITO mede het onderzoek betrokken dat DNB in het kader van de ontwikkeling van zijn eigen toezichtbeleid ter zake bij het PNB heeft verricht. Het ITO is van oordeel dat het PNB de uitbestedingsrisico’s door meerdere maatregelen voldoende beheerst. Deze beheersing vindt bij meerdere gelegenheden gedurende het verslagjaar plaats, maar zou zich goed lenen voor een inkadering in een risicobeheersingsmodel dat garant staat voor een structuur (cyclus) van onderzoek en verantwoording, risicoanalyse, beheersing door middel van maatregelen, periodieke evaluatie en eventueel aanpassing van het beleid. Daarbij zou niet alleen de aandacht moeten uitgaan naar de cijfermatige verantwoording door ING IM ICS en AZL, maar ook naar de niet-financiële aspecten van de uitbesteding. Op 12 mei 2014 heeft het ITO over zijn voorlopige bevindingen overleg gevoerd met het Bestuur. Daarin zijn de opvattingen van de beide organen over en weer besproken en nader toegelicht. Bestuursreactie Het Bestuur dankt het ITO voor zijn degelijke onderzoek en daaruit voortgekomen aanbevelingen. Het rapport met bevindingen is door het Bestuur, conform Principe C4 van de STAR-Principes voor goed pensioenfondsbestuur van 16 december 2005, ter bespreking naar het AVO gezonden, vergezeld van een standpunt met betrekking tot deze bevindingen. Het Bestuur heeft besloten de algemene aanbevelingen op te volgen. In de brief aan het AVO gaat het Bestuur nader in op de meer gedetailleerde aandachtspunten van het ITO met betrekking tot de contracten met de hiervoor genoemde ondernemingen, te weten de overeenkomsten inzake het vermogensbeheer en de pensioenuitvoering. Met ingang van 1 juli 2014 hanteert het PNB het zogenaamde omgekeerd gemengde bestuursmodel. Binnen dit model is het interne toezicht op een andere wijze ingericht. Het toezicht berust bij de niet-uitvoerende bestuurders. Zij zullen, evenals hun collega’s -de uitvoerende bestuurders-, voor de uitoefening van hun taken verantwoording afleggen aan het (Advies- en) verantwoordingsorgaan. Dit impliceert dat het ITO per genoemde datum zal ophouden te bestaan. Een en ander is statutair vastgelegd.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
47
48
Jaarrekening
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
49
Balans per 31 december (in duizenden euro; na resultaatdeling)
Activa 2013 2012 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken
26.727
28.833
Aandelen
130.106 113.036
Vastrentende waarden
218.055
Derivaten
226.144
20.565 29.853
395.453 397.866 Vorderingen en overlopende activa [2]
7.223
6.841
Liquide middelen [3]
3.221
1.479
405.897 406.186
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
50
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva 2013 2012 Reserves Algemene reserve [4]
82.820
66.747
82.820 66.747 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [5]
322.739
338.529
322.739 338.529 Kortlopende schulden en overlopende passiva [6]
338
910
405.897 406.186
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
51
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2013 2012 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten [7]
10.988
10.232
Indirecte beleggingsopbrengsten [8]
989
32.317
Kosten van vermogensbeheer [9]
-739
-694
11.238 41.855 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [10]
6.864
6.891
Saldo van overdrachten van rechten [11]
-558
55
Pensioenuitkeringen [12] -16.286 -16.333 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [13] Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
-7.341
-7.283
Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
-1.148
-4.730
-73
-70
Overgenomen pensioenverplichtingen Uitkeringen
16.307 16.329
Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
732
734
Overgedragen pensioenverplichtingen
727
0
-1
0
Overige mutaties technische voorzieningen Toeslagverlening
-2.270 -12
Wijziging rentecurve
7.632
-23.236
0
-4.312
Resultaat op sterfte
226
-638
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
912
498
87
-107
Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden
Resultaat op mutaties
15.790 -22.827 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [14]
-975
-828
Saldo van baten en lasten
16.073
8.813
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
52
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
2013 2012 Bestemming van het saldo Algemene reserve
16.073
8.813
16.073 8.813
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
53
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2013 2012 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Overgenomen pensioenverplichtingen
6.671
7.101
58
55
6.729 7.156 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen
-16.253
-16.322
Overgedragen pensioenverplichtingen
-615
-9
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-962
-1.096
-17.830 -17.427 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten
10.900
10.878
Verkopen en aflossingen beleggingen
27.077
97.815
37.977 108.693 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-23.776
-98.123
-1.358
-391
-25.134 -98.514 Mutatie liquide middelen
1.742
-92
Saldo liquide middelen 1 januari
1.479
1.571
Saldo liquide middelen 31 december
3.221
1.479
54
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Het PNB heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en BW2 Titel 9 toegepast. Beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
55
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden o mgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Het kasstroomoverzicht is een weergave van de daadwerkelijke geldstroom van 1 januari t/m 31 december. Dus zonder rekening te houden met overloopposten. Waardering Beleggingen Onroerende zaken De beleggingen in direct vastgoed zijn gewaardeerd op actuele waarde, zijnde de taxatiewaarde. De ter beurze genoteerde aandelen in vastgoedbeleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Zakelijke waarden De ter beurze genoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun a ctuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Vastrentende waarden De ter beurze genoteerde obligaties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun a ctuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor deposito’s is het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde in het algemeen gering. Derivaten Beleggingen in beursgenoteerde derivaten worden gewaardeerd tegen de op 31 december bekende marktprijzen. Beleggingen welke onderhands zijn gekocht, waarvoor geen directe marktwaardering beschikbaar is, worden gewaardeerd op basis van actuele marktparameters, zijnde de risicovrije rente op basis van de EONIA-curve. In het verleden gold als disconteringsvoet de EURIBOR-curve. RJ610 schrijft voor dat derivaten met een negatieve waarde op de passiva zijde van de balans moeten worden weergegeven.
56
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Algemene reserve Het jaarlijkse resultaat volgens de rekening van baten en lasten wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Per 1 januari 2007 is de Pensioenwet (PW) in werking getreden. Onderdeel van de PW is het FTK. In het FTK is de manier waarop DNB haar toezicht op pensioenfondsen uitoefent vastgelegd. Het FTK stelt daarbij de kaders waarbinnen een pensioenfonds moet opereren. Besloten is het FTK ook toe te passen voor de jaarverslaglegging daar dit aansluit bij het door het bestuur gehanteerde beleid. De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld als de contante waarde van de tijdsevenredig opgebouwde pensioenaanspraken. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers is de voorziening pensioenverplichtingen g ebaseerd op de te bereiken aanspraken. De voorziening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen: Intresttoevoeging Is gebaseerd op de 1-jarige intrest uit de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader. Voor boekjaar 2013 bedraagt deze 0,351% (2012: 1,544%). Rekenrente De rentetermijnstructuur ultimo 2013 zoals gepubliceerd door DNB. Voor ultimo 2013 is dit gelijkwaardig aan een vaste rente van 2,6%. Sterfte AG Prognosetafel 2012-2062 (startjaar 2014), met een inkomensafhankelijke ervaringssterfte. Voor kinderen aan wie een wezen pensioen wordt uitgekeerd worden de sterftekansen op nihil gesteld. Het fonds maakt bij de vaststelling van de voorziening gebruik van inkomensafhankelijke ervaringssterftepercentages. Voor de mannelijke hoofd- en medeverzekerde is daarbij gebruik gemaakt van ervaringssterftepercentages voor de inkomenscategorie “midden-hoog”. Voor de vrouwelijke hoofd- en medeverzekerde wordt gebruik gemaakt van ervaringssterftepercentages voor de inkomenscategorie “midden”. Gehuwdheid Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt bij de priesters geen rekening gehouden met partnerpensioen. Bij de vaststelling van de voorziening voor uitruilbaar p artnerpensioen wordt uitgegaan van het onbepaalde partnersysteem met 100% gehuwdheid. Bij de vaststelling van de voorziening voor niet-uitruilbaar partnerpensioen wordt uitgegaan van het bepaalde partnersysteem. Volgens dit systeem wordt alleen een partnerpensioen verzekerd indien er daadwerkelijk –dus niet bij wijze van fictie– van een partner sprake is. Vanaf leeftijd 65 neemt de partnerfrequentie af met de sterftekans van de partner. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. Leeftijden De leeftijd van de (gewezen) deelnemer, de nabestaande of de wees wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
57
Kosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 4,5% van de netto voorziening. Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Indien deelnemers langer dan twee jaar ziek zijn kunnen ze arbeidsongeschikt verklaard worden. Aangezien het fonds het risico voor arbeidsongeschiktheid niet heeft herverzekerd, dient het fonds een voorziening voor langdurig zieken te vormen. De premie die in enig jaar betaald wordt, is ter dekking van de schade uit arbeidsongeschiktheid voor personen die over 2 jaar arbeidsongeschikt verklaard worden. Deze premie wordt toegevoegd aan de voorziening voor langdurig zieken en valt twee jaar later vrij ter dekking van de lasten in verband met arbeidsongeschiktheid in dat jaar. De voorziening is derhalve gelijk aan de som van de premies voor arbeidsongeschiktheid van de laatste twee boekjaren. In de ABTN wordt deze voorziening de voorziening voor langdurig zieken genoemd. Resultaatbepaling Algemeen De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. De intresten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder deze post worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde koersverschillen bij verkopen van vastrentende en zakelijke waarden; –– gerealiseerde koersverschillen bij (af )lossingen van leningen op schuldbekentenis, hypothecaire leningen en obligaties; –– boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis en hypothecaire leningen; –– gerealiseerde koersverschillen bij optie- en futuretransacties; –– valutaverschillen met betrekking tot vastrentende en zakelijke waarden, deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties; –– niet-gerealiseerde koersverschillen inzake vastrentende en zakelijke waarden. Kosten vermogensbeheer Onder de kosten vermogensbeheer worden de administratiekosten opgenomen die verband houden met het beheer van de beleggingen.
58
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Niet
Stand
Categorie
Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo Verstrek- Verkopen/ koers- koers- ultimo 2012
kingen aflossingen verschillen verschillen
2013
Vastgoed beleggingen Vastgoedfondsen, niet beursgenoteerd
28.833
0
-468
28.833
0 -468
-4
-1.634
26.727
-4 -1.634 26.727
Aandelen Aandelen beleggingsfondsen
113.0 36
722
-6.059
139
22.268
130.106
113.036 722 -6.059 139 22.268 130.106
Vastrentende waarden Obligaties
177.014 18.453 -11.062
-6 -15.175 169.224
Vastrentende beleggingsfondsen
27.419 600 0 0 476 28.495
Index Linked Bonds
21.550 0 0 0 -1.293 20.257
Leningen op schuldbekentenis
161
0
-75
226.144 19.053 -11.137
-5
-2
79
-11 -15.994 218.055
Derivaten Swaps Valutatermijntransacties 1)
29.195 0 0 0 -8.758 20.437 658 0 -5.596 4.938 128 128 29.853
0 -5.596 4.938 -8.630 20.565
Totaal belegd vermogen voor risico pensioenfonds
1)
397.866
19.775
-23.260
5.062
-3.990
395.453
Aan- en verkopen zijn gesaldeerd.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
59
Aansluiting beleggingen vóór en na toepassing Look Through:
Stand
ultimo
Categorie
2013
Liquide middelen-
Over-
Te vorderen
Debiteuren
Toepassing
lopende dividend- crediteuren intrest
belasting
effecten
Look Through
Stand risico Paragraaf
Vastgoed beleggingen 26.727 0 26.727 Aandelen
130.106 -1.503 128.603
Vastrentende waarden 218.055 4.226 -955 221.326 Derivaten
20.565 2.508 -61 23.012
Overige beleggingen Totaal
0 2.146 207
395.453 2.146 6.734 207
-4 2.519 4.868 -4
0 404.536
Methodiek bepaling marktwaarde
Level 1
Directe Onaf- Stand
markt-
Categorie
notering
Level 2 hankelijke
Level 3 NCW be-
taxaties rekeningen
Level 4 Andere methode
ultimo 2013
Vastgoed beleggingen 26.727 26.727 Aandelen
128.603 128.603
Vastrentende waarden
221.325 221.325
Derivaten 23.012 23.012 Overige beleggingen Totaal belegd vermogen
60
4.773 95 4.869 354.702
26.727
23.012
95
404.536
2013 2012 Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoed beleggingen
26.727
28.833
Aandelen
130.106 113.036
Vastrentende waarden
218.055
Derivaten
226.144
20.565 29.853
395.453 397.866 [2] Vorderingen en overlopende activa Coupon- en dividendbelasting Vooruitbetaalde bedragen Instituten
207
106
0
1
282 89
489 196 Lopende intrest en balansdividend Deze post omvat de onverschenen rente en dividend van de beleggingen per balansdatum. Vastrentende waarden
4.226
Derivaten
2.508 2.478
Banken
4.168
0 -1
6.734 6.645 Totaal vorderingen en overlopende activa
7.223
6.841
[3] Liquide middelen Depotbanken
2.146 446
ING Bank N.V.
1.075
1.033
3.221 1.479
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
61
Passiva 2013 2012 Reserves [4] Algemene reserve Stand per 1 januari
66.747
57.934
Saldobestemming boekjaar
16.073
8.813
Stand per 31 december
82.820
66.747
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt
13.309
104,1%
13.987
104,1%
Het vereist eigen vermogen bedraagt (feitelijk)
39.829
112,3%
40.180
111,9%
Het vereist eigen vermogen bedraagt (strategisch)
38.472
111,9%
40.792
112,0%
125,7%
119,7%
De dekkingsgraad bedraagt De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De berekening is als volgt: (€ 82.820 + € 322.739 / € 322.739) x 100% = 125,7% Technische voorzieningen [5] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds reglement I Beginstand 1 januari
321.158
298.470
–– Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
7.164
7.081
–– Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
1.090
4.478
73
53
Het verloop van de voorziening is als volgt:
–– Overgenomen pensioenverplichtingen –– Uitkeringen
-15.013 -14.982
–– Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
-677
-675
–– Overgedragen pensioenverplichtingen
-655
0
1
0
–– Overige mutaties technische voorzieningen –– Toeslagverlening
2.152 3
–– Wijziging rentecurve
-7.378
22.055
–– Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden
0
4.219
–– Resultaat op sterfte
-150
852
–– Resultaat op arbeidsongeschiktheid
-903
-493
-82
97
–– Resultaat op mutaties
-14.378 22.688
Totaal reglement I
62
306.780
321.158
2013 2012 reglement II Beginstand 1 januari
17.371
17.232
193
202
58
252
0
17
Het verloop van de voorziening is als volgt: –– Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken –– Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen –– Overgenomen pensioenverplichtingen –– Uitkeringen
-1.294 -1.347
–– Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
-55
-59
–– Overgedragen pensioenverplichtingen
-72
0
0
0
–– Overige mutaties technische voorzieningen –– Toeslagverlening
102 9
–– Wijziging rentecurve
-254
–– Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden –– Resultaat op sterfte
1.181
0
93
-76
-214
–– Resultaat op arbeidsongeschiktheid
-9
-5
–– Resultaat op mutaties
-5
10
-1.412 139
Totaal reglement II
15.959
17.371
Totaal VPV 322.739 338.529 reglement I Contante waarde aanspraken: –– deelnemers –– gewezen deelnemers –– pensioengerechtigden –– overig
108.017 122.170 22.515
24.935
163.149 160.329 13.099 13.723
306.780 321.157 reglement II Contante waarde aanspraken: –– deelnemers
2.164 2.541
–– gewezen deelnemers
1.572
–– pensioengerechtigden –– overig
1.742
11.537 12.342 686 747
15.959 17.372 Totaal 322.739 338.529
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
63
2013 2012 [6] Kortlopende schulden en overlopende passiva Kortlopende schulden Crediteuren effecten Loonheffing
4
3
124 100
Sociale lasten
74
Accountant
40 36
65
Certificerend actuaris
16
16
AZL Vermogensbeheer B.V.
-6
613
AZL N.V.
82
63
Overige
4 14
Totaal 338 910
64
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Algemeen Onkostenvergoeding bestuurs- en commissieleden De leden van het Bestuur ontvingen in het verslagjaar voor elke bijgewoonde bestuursvergadering tweemaal de basisvergoeding. De basisvergoeding is met ingang van 1 januari 2013 niet verhoogd en derhalve bevroren op het niveau dat gold vanaf 2008 (€ 200). De leden van het Advies- en verantwoordingsorgaan en van het Intern Toezichtorgaan ontvangen eenmaal de basisvergoeding, de voorzitter en secretaris van het Advies- en verantwoordingsorgaan tweemaal de basisvergoeding. De leden van de Beleggingscommissie ontvangen voor iedere bijgewoonde vergadering tweemaal de basisvergoeding. Voor telefonische vergaderingen geldt een vergoeding van eenmaal het basisbedrag. Voor het bijwonen van vergaderingen van commissies of werkgroepen, seminars en voor bijzondere bijeenkomsten wordt een vergoeding verstrekt van eenmaal de basisvergoeding. Personeel Het PNB had in 2013 geen personeel in dienst.
Baten en lasten
2013
2012
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [7] Directe beleggingsopbrengsten Vastgoed beleggingen
891
Aandelen
848 486
791
Vastrentende waarden
6.437
Derivaten (swaps) 1)
2.816 2.776
6.164
Overige beleggingsopbrengsten
0
Banken
-1 -2
13
Waardeoverdrachten
-4 1
Overige
1 3
10.988 10.232
1)
Saldering van de halfjaarlijks verschuldigde variabele rente en de jaarlijks ontvangen rente.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
65
2013 2012 [8] Indirecte beleggingsopbrengsten –– Gerealiseerde resultaten •
Onroerende zaken
-4
-1
•
Aandelen
139 2.276
•
Vastrentende waarden
-11
48
4.938
210
0
-78
-83
-29
•
Derivaten
•
Overige beleggingen
•
Valutaverschillen banken
4.979 2.426 –– Niet-gerealiseerde resultaten •
Vastgoed beleggingen
-1.634
-1.068
•
Aandelen
22.268 11.544
•
Vastrentende waarden
-15.994
13.125
•
Derivaten
-8.630
6.290
-3.990 29.891 Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
989
32.317
[9] Kosten vermogensbeheer 1) Beheerloon Korting op beheerfee
-648 -616 0
32
Advieskosten
-41 -74
Bewaarloon effecten
-50
-36
Totaal kosten vermogensbeheer
-739
-694
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
11.238
41.855
[10] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Werkgevers Bijdrage FVP regeling Inkoopsommen
6.810 6.840 54
8
0 43
6.864 6.891
1)
66
Voor een uitspltsing van de kosten vermogensbeheer naar de verschillende beleggingscategorieën, zie het bestuursverslag pag. 28.
2013 2012 Kostendekkende premie
8.453
8.401
Gedempte kostendekkende premie
6.354
6.584
Feitelijke premie
6.810
6.883
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
7.289
7.277
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
875
837
–– Opslag voor uitvoeringskosten
289
287
8.453 8.401
De gedempte premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
5.480
5.704
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
658
656
–– Opslag voor uitvoeringskosten
216
224
6.354 6.584
[11] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen: –– reglement I
57
40
–– reglement II
0
15
–– reglement I
-615
0
–– reglement II
0
0
Overgedragen pensioenverplichtingen:
-558 55
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
67
2013 2012 [12] Pensioenuitkeringen reglement I Ouderdomspensioen
-13.879 -13.741
Invaliditeitspensioen
-667 -803
Nabestaandenpensioen
-429 -398
Wezenpensioen
-6 -9
Andere uitkeringen Anw-hiaten
-29 -28
Afkoopsommen
0 -6
-15.010 -14.985 reglement II Ouderdomspensioen
-1.200 -1.298
Nabestaandenpensioen
-11 -15
Andere uitkeringen Anw-hiaten
-14 -14
Afkoopsommen
-51 -21
-1.276 -1.348 Totaal pensioenuitkeringen -16.286 -16.333 [13] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
-7.341
Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
-1.148 -4.730
1)
Overgenomen pensioenverplichtingen Uitkeringen
-73
-7.283 -70
16.307 16.329
Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
732
734
Overgedragen pensioenverplichtingen
727
0
-1
0
Overige mutaties technische voorzieningen Toeslagverlening
-2.270 -12
Wijziging rentecurve
7.632
-23.236
Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden
0
-4.312
Resultaat op sterfte
226
-638
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
912
498
87
-107
Resultaat op mutaties
15.790 -22.827
1)
68
De rentetoevoeging is gebaseerd op de rente uit de rentetermijnstructuur die gold per 1 januari 2013: 0,379% (2012: 1,544%).
2013 2012 [14] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie
-450 -435
Bestuursondersteuning
-209 -120
Accountant (controle jaarrekening)
-44
-36
Actuaris
-151 -114
Bestuur
-73 -78
DNB
-21 -22
Overig
-27 -23
-975 -828
2013 2012 Actuariële analyse van het resultaat De ontwikkeling van het fonds in het boekjaar volgt uit de hierna gegeven analytische verlies- en winstrekening. Premies en koopsommen
-782
-679
Beleggingsopbrengsten
17.722 13.889
Waardeoverdrachten
96 -15
Toeslagverlening
-2.254 -12
Sterfte
226 -638
Arbeidsongeschiktheid
912 498
Uitkeringen
21 -4
Kosten
46 193
Reguliere mutaties
87
-107
Overige oorzaken
-1
-4.312
Totaal jaarresultaat
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
16.073
8.813
69
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe) en wordt er rekening gehouden met recente ontwikkelingen zoals het gebruik van de UFR. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2013 groter dan het Minimaal/ Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds niet in een dekkings-/reservetekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico en leverage-risico,voornoemde risico’s worden verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) en concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2013: strategisch 112,8% / feitelijk 112,5%; 2012: strategisch 112,0% / feitelijk 111,9%).
2013 2012 Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6)
€
% VPV
€
% VPV
1.761 0,3 3.184 0,9 37.242
10,8
37.331
11,0
6.354 0,3 6.148 1,8 0 0,0 0 0,0 2.121 0,0 2.587 0,8 9.238
0,6
9.793
2,9
Concentratierisico (S8)
10.422 0,8 2.362 0,7
Diversificatie-effect
-25.978
Vereist eigen vermogen (strategisch)
41.160
70
0,0 -20.613 12,8
40.792
-6,1 12,0
2013 2012 Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6)
€
% VPV
€
% VPV
3.718 0,6 1.882 0,3 35.010
10,0
37.399
10,5
7.452 0,4 6.192 0,3 0 0,0 0 0,0 1.926 0,0 2.171 0,0 9.238
0,7
9.793
0,7
Concentratierisico (S8)
10.367 0,8 2.362 0,0
Diversificatie-effect
-27.448 0,0 -19.618 0,0
Vereist eigen vermogen (feitelijk)
40.263
12,5
40.181
11,9
Aanwezige dekkingsgraad 125,7 119,7 Minimaal vereiste dekkingsgraad
13.309
104,1
13.987
104,1
Vereiste dekkingsgraad (feitelijk)
40.263
112,5
40.180
111,9
Vereiste dekkingsgraad (strategisch)
41.160
112,8
40.792
112,0
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het PNB (minus de passiefposten Kortlopende schulden en Overlopende passiva) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen. Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het PNB, gestegen van 119,7% (2012) naar 125,7% (2013). Renterisico (S1) Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 7,29 Duratie van de pensioenverplichtingen 12,54 Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
71
Feitelijke Strategische
verdeling verdeling
in €
%
in €
Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
24.823
24.823
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
21.105
23.062
Renterisico
%
3.718 0,6 1.761 0,3
Afdekkingspercentage (B/A) 85,3 92,9
Duratie van de vastrentende waarden (exclusief rentederivaten) 10,21 Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 7,29 Derivaten Het renterisico wordt, naast de impliciete afdekking door de portefeuille staatsleningen, voorts afgedekt door middel van aanvullende renteswaps, samen met de staatsleningen vormend de matching portefeuille. De afloopdata van de swaps variëren van 28 januari 2016 tot en met 28 mei 2053. Het ongerealiseerde resultaat bedraagt, inclusief opgelopen rente, € 22.945.375,-. Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 90% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 3.718 (0,6%) en voor het strategisch renterisico 1.761 (0,3%) ultimo 2013. Zakelijke waarden risico (S2) Het pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen en vastgoed in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waarden categorieën getoond.
2013 2012
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: 1) Vastgoed beleggingen Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets) 1)
72
Hierin is opgenomen: vastgoed beleggingen en aandelen.
26.727 17,2 28.833 20,5 121.418
78,2
103.059
73,2
7.185
4,6
8.896
6,3
155.330 100,0 140.788 100,0
Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico en leverage-risico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 35.010 (10,0%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 37.242 (10,8%). Valutarisico (S3) Het PNB hanteert een strategische afdekking van 100% voor het neerwaarts risico van het Britse Pond, de Japanse Yen en de Australische Dollar. De bandbreedte voor het afdekkingspercentage van voornoemde valuta’s is 95 - 105%. De strategische afdekking voor het neerwaarts risico van de US Dollar bedraagt 75% (bandbreedte 70 - 80%). De overige valuta’s zijn niet afgedekt. Strategisch afdekkingspercentage: 68,1% Feitelijk afdekkingspercentage: 65,4%
2013 2012
€ % € %
Onroerende zaken Onroerende zaken naar valuta vóór afdekking met derivaten Euro
26.727 100,0 28.833 100,0
26.727 100,0 28.833 100,0
Onroerende zaken naar valuta na afdekking met derivaten Euro
26.727 100,0 28.833 100,0
26.727 100,0 28.833 100,0
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
73
2013 2012
€ % € %
Aandelen Naar valuta vóór afdekking met derivaten Euro
19.069 14,8 17.113 15,3
Amerikaanse dollar
64.277 50,0 52.357 46,8
Australische dollar
3.573 2,8 3.715 3,3
Canadese dollar
3.106 2,4 2.936 2,6
Britse pound sterling
11.645
9,1
11.107
9,9
Deense kroon
1.051 0,8 868 0,8
Hongkong dollar
2.496 1,9 3.089 2,8
Japanse yen
9.990 7,8 8.398 7,5
Noorse kroon Zuid-Koreaanse won
646 0,5 739 0,7 1.118 0,9 1.107 1,0
Singaporese dollar
722 0,6 821 0,7
Zuid-Afrikaanse rand
701 0,5 798 0,7
Zweedse kroon
1.413 1,1 1.340 1,2
Zwitserse franc
4.510 3,5 4.007 3,6
Overige valuta
4.286 3,3 3.560 3,2
128.603 100,0 111.955 100,0
Naar valuta na afdekking met derivaten Euro
93.116 72,4 81.800 73,1
Amerikaanse dollar
15.217 11,8 11.873 10,6
Australische dollar
194 0,2 61 0,1
Canadese dollar Britse pound sterling
3.106 2,4 2.936 2,6 -465
-0,4
-1.174
-1,0
Deense kroon
1.051 0,8 868 0,8
Hongkong dollar
2.496 1,9 3.089 2,8
Japanse yen
491 0,4 129 0,1
Noorse kroon
646 0,5 739 0,7
Zuid-Koreaanse won Singaporese dollar Zuid-Afrikaanse rand
1.118 0,9 1.107 1,0 722 0,6 821 0,7 701 0,5 798 0,7
Zweedse kroon
1.413 1,1 1.340 1,2
Zwitserse franc
4.510 3,5 4.007 3,6
Overige valuta
4.287 3,3 3.561 3,2
74
128.603 100,0 111.955 100,0
2013 2012
€ % € %
Vastrentende waarden Vastrentende waarden naar valuta vóór afdekking met derivaten Euro
218.640
Amerikaanse dollar Britse pound sterling
98,8 229.191 100,0
1.928 0,9 0 0,0 758
0,3
0
0,0
221.326 100,0 229.191 100,0
Vastrentende waarden naar valuta na afdekking met derivaten Euro
218.640
Amerikaanse dollar
1.928 0,9 0 0,0
Britse pound sterling
98,8 229.191 100,0
758
0,3
0
0,0
221.326 100,0 229.191 100,0
Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerder valutatermijntransacties afgesloten. De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro per 31 december 2013:
aankoop
verkoop
uiterlijke
transacties transacties einddatum Euro
74.174
18 mrt2014
US dollar
-49.059
18 mrt2014
Pound Sterling
-12.109
18 mrt2014
Japanse yen
-9.499
18 mrt2014
Australische dollar
-3.379
18 mrt2014
74.174 -74.046 Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2013 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag € 0,128 miljoen hoger uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerd hoger resultaat van € 0,128 miljoen). Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 7.452 (0,4%) en voor het strategisch valuta risico risico 6.354 (0,3%).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
75
Grondstoffenrisico Het pensioenfonds belegt niet in grondstoffen. Hoogte buffer Er is geen buffer nodig. Kredietrisico (S5) Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,24%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
2013 2012
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA
80.472 36,4 165.920 72,5
AA
114.513 51,7 37.929 16,5
A
7.042 3,2 8.939 3,9
BBB
15.514 7,0 14.286 6,2
Lager dan BBB
1.911
Geen rating
1.874 0,8 1.680 0,7
0,9
437
0,2
221.326 100,0 229.191 100,0
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
1.329
0,6
Resterende looptijd <> 5 jaar
67.332
Resterende looptijd >= 5 jaar
152.665
221.326 100,0 229.191 100,0
76
4.892
2,1
30,4
67.243
29,3
69,0
157.056
68,6
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 1.926 (0,0%) en voor het strategisch kredietrisico van 2.121 (0,0%). Verzekeringstechnisch risico (S6) Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. In verband met het langlevenrisico wordt aanvullend boven het hanteren van de prudente grondslagen, de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico bedraagt 9.238 (0,7%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 9.238 (0,6%). Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd
2013 2012
€ % € %
Onroerende zaken Verdeling onroerende zaken per sector: Kantoren
0 0,0 0 0,0
Winkels
0 0,0 0 0,0
Woningen
0 0,0 0 0,0
Overige
0 0,0 0 0,0
Participaties in vastgoed beleggingsfondsen
26.727
26.727 100,0 28.833 100,0
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
100,0
28.833
100,0
77
2013 2012
€ % € %
Verdeling onroerende zaken per regio: Europa
26.727 100,0 28.833 100,0
26.727 100,0 28.833 100,0
Grote posten: onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in onroerende zaken CBRE EUROSIRIS FUND CBRE DUTCH RESID.FUND IV
5.243
19,6
6.156
21,3
21.419
80,1
22.619
78,4
Zakelijke waarden Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa excl Verenigd Koninkrijk
27.054
21,0
24.423
21,8
Verenigd Koninkrijk
11.432 8,9 10.904 9,7
Noord-Amerika
66.904 52,0 53.035 47,4
Japan
9.998 7,8 8.411 7,5
Pacific exclusief Japan
6.030
Opkomende markten
7.185 5,6 8.910 8,0
4,7
6.272
5,6
128.603 100,0 111.955 100,0
Verdeling zakelijke waarden per sector: Financiële instellingen
28.558 22,1 23.978 21,1
Informatietechnologie
16.577 12,9 14.507 13,0
Industriële ondernemingen
13.981 10,9 12.061 10,8
Niet-cyclische consumentengoederen
12.131
Cyclische consumentengoederen
18.227 14,2 14.807 13,2
Farmacie
12.752 9,9 10.495 9,4
Energie
10.509 8,2 10.343 9,2
9,4
11.417
10,2
Nutsbedrijven
2.555 2,0 2.420 2,2
Telecommunicatie
5.400 4,2 4.386 3,9
Basisindustrieën
7.793 6,1 7.341 6,6
Andere sectoren
120 0,1 200 0,2
128.603 100,0 111.955 100,0
Op basis van de Look Through methode zijn geen onderliggende posten zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5%.
78
2013 2012
€ % € %
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa excl Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk Pacific excl Japan Noord-Amerika Global Opkomende markten
213.846
96,7
221.394
96,6
2.085 0,9 3.470 1,5 998
0,5
1.182
0,5
2.261 1,0 1.612 0,7 311 0,1 0 0,0 1.825 0,8 1.533 0,7 221.326 100,0 229.191 100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden Nederlandse staatsobligaties
97.665 44,1 108.719 47,4
Duitse staatsobligaties
48.338 21,8 54.328 23,7
Franse staatsobligaties
20.421 9,2 21.712 9,5
Finse staatsobligaties
11.037
5,0
Hoogte buffer In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) becijferd voor de grootste concentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille. Het betreffen hier landenconcentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille die meer dan 2% van de totale marktwaarde in beslag nemen. De buffer voor het feitelijk concentratierisico bedraagt 10.367 (0,8%) en voor het strategisch concentratierisico risico 10.422 (0,8%). Er zijn geen beleggingen uitgeleend.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
79
Vaststelling van de jaarrekening:
Utrecht, 2 juni 2014
M.M.W. Frankort
Drs. L.J.W. Verhoeven pr.
(voorzitter) (vicevoorzitter)
Mr. Th.R. Kalb
Drs. A. Bultsma pr.
(secretaris)
C.J. Bijloos
Mr. M.J.M.W. Vuylsteke
80
Drs. V.G.P.J.M. Schoenmakers pr.
Overige gegevens
Resultaatbestemming Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2013 aan de algemene reserve toe te voegen:
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
81
Actuariële verklaring Opdracht Door Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen te Utrecht is aan Sprenkels & Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen, dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen toereikend zijn. Er is voldaan aan de consistentietoets.
Amsterdam, 2 juni 2014
A.J.M. Jansen AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.
82
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van de Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen te Utrecht gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
83
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Maastricht, 2 juni 2014
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. R.E.J. Pluymakers RA
84
Bijlagen
Begrippenlijst Actuariële grondslagen Wanneer een contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen moet worden bepaald, maakt de actuaris gebruik van actuariële grondslagen, zoals de rekenrente, de sterftekansen, arbeidsongeschiktheids- en revalideringskansen, frequenties van gehuwd zijn, soms ook toekomstige salarisontwikkeling of indexatiebeleid, kostenopslagen (bijvoorbeeld voor administratiekosten en uitbetalingskosten). Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) Vroeger een door de actuaris opgesteld document. Tegenwoordig is deze nota het bedrijfsplan van het pensioenfonds. Dit plan bevat een beschrijving van: a. de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle; b. procedures voor de aansluiting van werkgevers en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers; c. de uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico’s die in eigen beheer zijn gehouden dan wel zijn herverzekerd of overgedragen; d. de financiële opzet: de reservering, het premie- en beleggingsbeleid, de wijze waarop met voorwaardelijke indexering wordt rekening gehouden; e. de financiële sturingsmiddelen. Actuele waarde De actuele waarde of marktwaarde is voor beleggingen waarvoor dagelijks openbare prijzen worden vastgesteld, zoals aandelen en obligaties, de beurswaarde. Voor andere vastrentende waarden, zoals onderhandse leningen en hypotheken, wordt de actuele waarde benaderd als de contante waarde van de toekomstige netto kasstromen. Als actuele waarde van de beleggingen in vastgoedfondsen wordt de intrinsieke waarde gehanteerd. AFM Autoriteit Financiële Markten. Deze instelling houdt, net als De Nederlandsche Bank (DNB), toezicht op pensioenfondsen, maar beperkt zich tot het zogenaamde effectentypisch gedragstoezicht. Het toezicht door DNB wordt aangeduid met prudentieel of bedrijfseconomisch toezicht. AFM houdt toezicht op het menselijke handelen, waaronder bijvoorbeeld de voorlichting en communicatie door het bestuur van het pensioenfonds. Zie ook Prudentieel toezicht. ALM Afkorting voor Asset Liability Management. Een ALM-studie betreft de analyse van het risicobeheer van de balans tussen activa en passiva van een pensioenfonds. Deze studie dient te resulteren in de formulering van het strategisch beleggingsbeleid, alsmede het pensioen-, premie- en toeslagenbeleid. Beheerloon Periodieke vergoeding voor het gevoerde beheer, meestal uitgedrukt in een promillage van het fondsvermogen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
85
Beleggingsopbrengsten Deze worden onderscheiden in directe en indirecte opbrengsten. Directe beleggingsopbrengsten zijn dividend- en rente opbrengsten van de beleggingen. Onder de indirecte beleggingsopbrengsten vallen de gerealiseerde verkoopresultaten inclusief valutaresultaten en de niet-gerealiseerde herwaarderingsresultaten. Benchmark Vooraf vastgestelde, objectieve maatstaf voor de prestaties van (de beheerder van) een beleggingsfondsportefeuille of pensioenfonds. Een beursindex bijvoorbeeld. Het PNB heeft bij aandelen gekozen de indices van MSCI (Morgan Stanley Capital International). Bij bedrijfsobligaties is de benchmark, de Barclays Capital Euro Aggregate Corporate Bond Index. Voor niet beursgenoteerde onroerend goed werd gekozen voor indices van INREV en ROZ/IPD. Voor de matching portefeuille (staatsobligaties en rentederivaten) werd als benchmark gekozen, de waardeontwikkeling van 90% van de nominale verplichtingen van het pensioenfonds als gevolg van veranderingen in de markt-swap rentecurve. De voor het pensioenfonds te hanteren benchmarks zijn vastgelegd in de Richtlijnen Vermogensbeheer. In het strategisch beleggingsbeleid wordt door het pensioenfonds zelf vooraf een normportefeuille, al dan niet bestaande uit indices, bepaald. Aan de hand van de benchmark kunnen normwegingen voor de verdeling van de beleggingen over (sub)categorieën, en normrendementen bij een gegeven risicoprofiel van het fonds worden benoemd. Bewaarloon effecten De kosten die de bank berekent voor het in bewaring nemen van effecten. Certificerend actuaris De certificerend actuaris is belast met de beoordeling van de financiële positie van het fonds. Een en ander op basis van het actuariële rapport van de interne (adviserend) actuaris (van AZL) en eigen waarnemingen. Hij geeft jaarlijks een actuariële verklaring af, waarmerkt de actuariële verslagstaten en stelt een rapport op ter onderbouwing van zijn oordeel. Code Tabaksblat Zie onder Governance. Communicatiebeleidsplan Een plan waarin het bestuur van het pensioenfonds zijn organisatie en voornemens heeft vastgelegd met betrekking tot de communicatie met en voorlichting aan alle bij de instelling betrokken belanghebbende partijen, zoals de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en werkgevers. Contante waarde De contante waarde op een bepaald moment van (een serie) betalingen in de toekomst, is het bedrag dat bijvoorbeeld heden aanwezig moet zijn om, rekening houdend met rente-aangroei (rekenrente) en eventuele andere actuariële grondslagen, deze toekomstige betalingen te kunnen verrichten. Countervailing power Het bieden van tegenwicht door het bestuur van het pensioenfonds aan de verrichtingen van de vermogensbeheerder. Dit tegenwicht dwingt de vermogensbeheerder zijn prestaties steeds helder en goed onderbouwd te verantwoorden. Coupon Genummerd deel van de obligatie waarop de jaarlijkse rente wordt uitbetaald.
86
Couponrendement Verhoudingsgetal tussen het bedrag aan ontvangen couponrente en de beurswaarde van de obligatie in kwestie op een bepaald moment, of van de beurswaarde bij aankoop van de obligatie. Credits Obligaties uitgegeven door bedrijven; deze kennen normaliter een hoger risicoprofiel dan vergelijkbare staatsleningen. Dekkingsgraad Een maat voor de solvabiliteit c.q. de financiële positie van het pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door de mate waarin het beschikbaar vermogen zich verhoudt tot de voorziening pensioenverplichting (VPV), uitgedrukt in een percentage. Een dekkingsgraad van 100% geeft aan dat het beschikbaar vermogen juist toereikend is om aan de aangegane pensioenverplichtingen te voldoen, terwijl een percentage lager dan 100 aangeeft dat er sprake is van onderdekking. In de financiële opzet van het fonds wordt ervan uitgegaan dat de dekkingsgraad ruim boven de 100% ligt. Dekkingsgraadrapportage Zie RiskMap en QuickScan. Derivaten Financiële contracten waarvan de waarde afhankelijk is van een of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Voorbeelden van derivaten zijn opties, termijncontracten en rente- en valutaswaps. DNB De Nederlandsche Bank is de toezichthouder op pensioenfondsen. Duration De gewogen gemiddelde looptijd van de kasstromen van een obligatie, waarbij weging geschiedt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een graadmeter voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers daarvan het meest zal oplopen. Effectentypisch gedragstoezicht Zie Prudentieel toezicht. Excassokosten De kosten die samenhangen met het uitvoeren van de pensioenbetalingen. Fiduciair vermogensbeheer Een integrale benadering van het vermogensbeheer waarbij alle vermogensbeheeractiviteiten optimaal op elkaar worden afgestemd. Voor deze afstemming is de fiduciair vermogensbeheerder verantwoordelijk, die zelf meestal niet (meer) het feitelijk vermogen beheert, maar een en ander verder heeft uitbesteed aan specialisten.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
87
Financieel toetsingskader (FTK) De regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen. De hoofdlijnen van deze regeling zijn neergelegd in de Pensioenwet en uitvoeringsbesluiten. Het FTK bevat onder meer voorschriften met betrekking tot de reservering, waarbij een bepaalde mate van zekerheid is gedefinieerd dat de toegezegde pensioenen tot: –– uitbetaling zullen komen; –– solvabiliteit; –– de berekening van de technische voorzieningen en het eigen vermogen; –– het treffen van adequate maatregelen in geval van onderdekking en reservetekorten; –– de vaststelling van de (hoogte van de) premie; –– de wijze waarop met voorwaardelijke indexaties moet worden omgegaan en de communicatie daarover met de verschillende doelgroepen. FVP Het FVP is een fonds van waaruit bijdragen worden gegeven in de premiebetaling van deelnemers die werkloos zijn geworden. De geldmiddelen zijn in het verleden gevormd door bevriezing van kinderbijslag en waren ooit bestemd voor het invoeren van een wettelijke aanvullende pensioenplicht. Deze plicht is er echter nooit gekomen, zodat het FVP een ander doel binnen het aanvullende pensioenterrein heeft gekregen. Geldmarktrente De korte rente of geldmarktrente is de rente voor kortlopend krediet (minder dan één jaar). Governance In tweeërlei zin wordt over governance gesproken: goed ondernemingsbestuur (corporate governance) en goed pensioenfondsbestuur (pension fund governance). Voor het goed ondernemingsbestuur bestaat de zogenaamde Code Tabaksblat. In deze code staan ook enige aanbevelingen die zich richten tot de institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen, in hun rol van aandeelhouder. Bij goed pensioenfondsbestuur gaat het om de formulering van een aantal aanbevelingen of gedragsregels die betrekking hebben op de onafhankelijkheid van het bestuur, transparante besluitvorming, goede communicatie, intern toezicht en controle, periodieke toetsing van deskundigheid, garanties voor een goede uitvoering van de pensioenregeling, kwaliteitsbewaking, (zelf )evaluatie van activiteiten en verantwoording naar doelgroepen. Handleiding Vermogensbeheer Een alomvattende handleiding waarin het beleggingsproces en risicomanagement worden beschreven. Door de beschrijving worden deze soms moeilijk te doorgronden aspecten van het pensioenfondsbedrijf duidelijker en transparanter gemaakt. Hedge fund Een hedge fund is een fonds met een grote verscheidenheid aan strategieën. Een hedge fund opereert onder andere met geleend geld en maakt gebruik van afgeleide producten. Huwelijksfrequentie De gehuwdheidsfrequentie wordt gebruikt voor het bepalen van de benodigde middelen voor het weduwen-, weduwnaars- of nabestaandenpensioen. Hierbij wordt het bestaan van een gehuwd echtpaar over een aantal jaren niet bepaald door de afzonderlijke levenskansen van de man en de vrouw, maar door de kans op het bestaan van een huwelijk. Vaak wordt het prudentiële overwegingen de gehuwdsheidsfrequentie vastgesteld op 1, waarmee wordt aangegeven dat wordt verondersteld dat elke deelnemer of gepensioneerde gehuwd is. Het duurdere verzekeringspakket van gehuwde deelnemers wordt dan deels betaald door de ongehuwd, alleenstaande deelnemers (solidariteit).
88
Index Cijfer dat een gewogen gemiddelde uitdrukt en waaraan men kan zien hoe een grootheid (bijvoorbeeld de beurskoersen in Amsterdam) zich ontwikkeld heeft. Indexatie Hieronder wordt verstaan de aanpassing van de ingegane pensioenen van de gepensioneerden en de premievrije aanspraken van ‘slapers’ (gewezen deelnemers die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt) op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. Veelal worden daarvoor de prijsindexcijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) gehanteerd. Zie ook het begrip “Toeslag”. Inhaalindexatiebeleid Als de middelen van het fonds niet toereikend zijn, kan het bestuur besluiten geen of gedeeltelijke indexatie toe te passen. Later kan het bestuur alsnog besluiten deze niet-indexering te repareren. Dat beleid wordt inhaalindexatie genoemd. Intrinsieke waarde De intrinsieke waarde per aandeel is de ‘werkelijke’ waarde van dat aandeel, afgeleid van de onderliggende beleggingen. De intrinsieke waarde wordt berekend door de waarde van de activa (bezittingen) te verminderen met de passiva (schulden) en het saldo te delen door het aantal uitstaande aandelen. Investment beliefs De investment beliefs vormen de basis en de filosofie voor de inrichting van het vermogensbeheer. Ze beschrijven de uitgangspunten die het bestuur hanteert bij de aansturing van het fonds en meer specifiek de invulling van de bestuursverantwoordelijkheid voor het vermogensbeheer. Onderdeel van die filosofie is bij het PNB onder meer de behoefte om duurzaam te beleggen. ISAE 3402 De ISAE 3402 is een internationale standaard die toeziet op zogenaamde Third Party Assurance rapportages. Met deze verklaring wordt aangegeven dat een serviceorganisatie (zoals AZL en ICS) alle processen beheerst en onder controle heeft. De ISAE 3402 standaard kent 2 type rapportages: –– Type I: voor de opzet en het bestaan van beheersmaatregelen; –– Type II: naast de opzet en het bestaan ook de effectieve werking van de beheersmaatregelen voor een bepaalde periode. Zie ook SAS 70 die de voorloper van ISAE 3402 is geweest. Kapitaalmarktrente De lange rente of kapitaalmarktrente is de rente voor langlopend krediet (langer dan één jaar). De lange rente zal bij oplopende inflatie gaan stijgen, omdat de uitleners verwachten bij het aflossen van het krediet geld een verminderde koopkracht te ontvangen. Daarvoor vragen zij een compensatie in de vorm van een hogere vergoeding. Koopsom Een koopsom is een eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling en een premie een periodieke betaling. Zowel premies als koopsommen dienen hetzelfde doel, namelijk de financiering van de pensioenen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
89
Kostendekkende premie Hiermee wordt aangegeven dat de jaarlijkse premie(bijdrage) aan het pensioenfonds voldoende moet zijn om de in dat jaar aangegane pensioenverplichtingen te financieren. In het kader van het FTK is de definiëring van het begrip ‘kostendekkend’ nader bepaald. Elementen hiervan zijn: –– de actuarieel benodigde premie voor de ‘inkoop’ van de onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen; –– een opslag voor het bereiken en in stand houden van het vereiste eigen vermogen; –– een opslag voor de uitvoeringskosten, en –– een actuarieel benodigde premie voor voorwaardelijke pensioenverplichtingen, in de mate waarin die voorwaardelijkheid neigt naar een onvoorwaardelijke pensioentoezegging. Een en ander hangt af in hoeverre een pensioenfonds zich heeft vastgelegd of juist niet heeft vastgelegd ten aanzien van het verlenen van indexaties. Look through Look through betekent dat als het ware door de beleggingsfondsen (of bijvoorbeeld gestructureerde financiële producten) heen gekeken dient te worden om inzicht te krijgen in de onderliggende, feitelijke beleggingen. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld een obligatie beleggingsinstelling onder obligaties wordt verantwoord. Marktwaarde Zie Actuele waarde. Matching portefeuille De matching portefeuille heeft tot doel de rentegevoeligheid van het vermogen gelijk te stellen aan de verplichtingen, waardoor renteschommelingen op beide een even groot effect hebben. Nominaal pensioencontract Een pensioencontract met juridisch afdwingbare, nominale toezeggingen en een voorwaardelijke indexatieambitie. Een nominale pensioentoezegging kan alleen niet worden nagekomen, indien het fonds onvoldoende vermogen heeft en zich ook niet van een tekort kan herstellen. De pensioenaanspraak of het ingegane pensioen moet dan worden ‘afgestempeld’ of gekort. Zie verder Reëel pensioencontract. Nominale waarde De op het stuk (aandeel of obligatie) aangegeven waarde. Bij een koers van 100 (= 100%) is de prijs van het waardepapier gelijk aan de nominale waarde. Onderhandse lening Lening op schuldbekentenis tussen twee partijen die niet via de effectenbeurs wordt verhandeld. Onderweging Wanneer de verwachtingen ten aanzien van een bepaalde beleggingscategorie minder gunstig zijn, kan besloten worden om het belang in de desbetreffende categorie (tijdelijk) te verminderen, onderwegen. Onroerend goed Beleggingscategorie welke kan bestaan uit zowel beurs- en niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen als ook uit directe investeringen in panden (bijvoorbeeld winkels, woningen en kantoren).
90
Optie Verhandelbaar recht om iets te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een van tevoren vastgestelde prijs gedurende een van tevoren vastgestelde termijn. OTC Afkorting voor Over The Counter. De OTC-markt is een markt voor effecten die niet worden verhandeld aan een beurs. Deze markt biedt voornamelijk maatwerkproducten voor professionele marktpartijen. Pensioenakkoord Op 10 juni 2011 hebben kabinet en sociale partners een pensioenakkoord gesloten. Dit akkoord bevat belangrijke afspraken met betrekking tot de herinrichting van het aanvullende pensioenstelsel. Voornaamste doel is om financiële schokken op te vangen en om de pensioenaanspraken te laten meegroeien met de levensverwachting. Pensioenfederatie De Pensioenfederatie behartigt namens circa 350 pensioenfondsen de belangen van 5,6 miljoen deelnemers, 2,7 miljoen gepensioneerden en 8,3 miljoen gewezen deelnemers. De Pensioenfederatie is voortgekomen uit een samenwerking van de koepels voor ondernemings- (OPF), beroeps- (UvB) en bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Pensioenovereenkomst Een pensioenclausule of -formulering in de arbeidsovereenkomst van de pastoraal werkers of het huishoudelijke personeel, dan wel in de bisschoppelijke zendingsbrief van de priesters en diakens. Pensioenwet De wet die de Pensioen- en spaarfondsen (PSW) met ingang van 1 januari 2007 is gaan vervangen. De Pensioenwet bevat vele voorschriften waaraan het bestuur van het PNB zich moet houden. Voorts vormt de Pensioenwet de grondslag voor de bevoegdheden van de toezichthouders. Performance Het beleggingsresultaat. Als het resultaat beter is dan de benchmark, wordt gesproken over outperformance; bleef het resultaat daarbij achter, dan is sprake van underperformance. Premie-incassoprocedure Omschrijving van de wijze waarop de verschuldigde premie moet worden betaald en wordt ingevorderd. In de regel ontvangt de werkgever een voorschotnota, waarin alle bij de administrateur bekende gegevens zijn verwerkt. Op basis van deze nota dient binnen een gestelde termijn een betaling plaats te vinden. Na verloop van een bepaalde termijn volgen herinneringen en wordt mogelijk rente in rekening gebracht. De premie-incassoprocedure maakt onderdeel uit van de uitvoeringsovereenkomst. Het bestuur van een pensioenfonds is verplicht de DNB te informeren over betalingsachterstanden. Premiekorting Een tijdelijke verlaging van de (kostendekkende) premie. Een dergelijke verlaging kan bijvoorbeeld plaatsvinden indien het pensioenfonds goede beleggingsresultaten heeft behaald. Het verlenen van premiekortingen is aan strikte wettelijke voorwaarden verbonden.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
91
Premievrije aanspraken Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en weduwe- en weduwnaarspensioen. Een ander vorm van premievrije aanspraak is het bijzonder weduwe- en weduwnaarspensioen dat de gewezen echtgeno(o)t(e) ontvangt bij scheiding. Prudentieel toezicht Bedrijfseconomisch toezicht dat zich met name richt op de handhaving c.q. waarborging van de financiële soliditeit van het pensioenfonds. Dit type toezicht berust bij DNB. Prudentieel toezicht onderscheidt zich van effectentypisch gedragstoezicht dat vooral betrekking heeft op de gedragingen van verantwoordelijke directies en besturen van financiële instellingen, zoals de naleving van gedragscodes, corporate governance e.d. Het gedragstoezicht wordt uitgeoefend door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Een ander onderwerp van aandacht van het gedragstoezicht is de consumentenbescherming. QuickScan De QuickScan-rapportage geeft maandelijks inzicht in de hoogte van de verwachte dekkingsgraad. Hierdoor wordt onder andere het effect van rentewijzigingen en beleggingsresultaten op de financiële positie van het pensioenfonds zichtbaar. Aan de hand van deze rapportage kan het bestuur de ontwikkeling van de dekkingsgraad volgen en toetsen aan een eventueel herstelplan. Tevens stelt deze rapportage het bestuur in staat om tijdig een situatie van dekkingstekort of onderdekking te signaleren en de nodige maatregelen te treffen. Rating Met een rating wordt de mening over de kredietwaardigheid van een instelling weergegeven. Ratingbureaus, zoals Moody’s en Standard & Poor’s, geven alle voor de belegger relevante informatie in een zo beknopt mogelijke rating weer. Een voorbeeld van een rating voor (oplopende) kredietwaardigheid is de A-, AA-, AAA-rating voor debiteuren waarin beleggingen van vastrentende waarden plaatsvinden. Reëel pensioencontract In het reële contract zijn de pensioenen voorwaardelijk geformuleerd en worden er geen (nominale) garanties meer afgegeven. Een van de veelgenoemde voordelen van een reëel contract is dat pensioenfondsen minder geld in de vorm van buffers behoeven aan te houden en met meer risico kunnen beleggen. Indexatie zou daardoor sneller mogelijk zijn. Rekenrente De rekenrente is het fictieve percentage dat het belegde pensioenvermogen wordt geacht op te brengen in de toekomst en waarvan bij de berekening van de contante waarden wordt uitgegaan. Rendement Het positieve of negatieve resultaat dat een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds behaalt met de belegging van daartoe beschikbare middelen. Rentecurve Curve die de rentestructuur in een land weergeeft. Per looptijd wordt het renteniveau getoond. Onder normale omstandigheden zullen beleggers voor langere uitzettingen een hogere rentevergoeding vragen, waardoor de rentecurve (ook wel yieldcurve genaamd) een stijgend verloop heeft.
92
Rentetermijnstructuur Een rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Return portefeuille De return portefeuille heeft tot doel te beleggen in meer risicovolle beleggingscategorieën die waarde creëren die vooral wordt gebruikt om te kunnen indexeren. Risicopremie Additioneel vereist rendement boven op het risicovrije rendement als compensatie voor het extra gelopen risico. RiskMap De RiskMap wordt ieder kwartaal opgesteld en geeft inzicht in de ontwikkeling van de financiële positie en in het vereist eigen vermogen van het fonds. Het vereist eigen vermogen wordt zowel op basis van de feitelijke verdeling als op basis van de strategische verdeling vastgesteld. Verder worden de resultaten van gevoeligheidsanalyses grafisch en in een tabel aangegeven. Deze gevoeligheidsanalyses geven de impact op de dekkingsgraad weer van veranderingen in de rente en het rendement op zowel de beleggingen als de voorziening. De rapportage helpt het bestuur beter ‘in control’ te zijn, en daardoor de aanwezige risico’s beter te beheren en te managen, door het gevoerde en beoogde beleid van het fonds continu te monitoren aan de eisen van DNB. SLA Service level agreements zijn afspraken die het bestuur van een pensioenfonds maakt met externe partijen (administrateur, vermogensbeheerder) die voor het fonds bepaalde werkzaamheden verrichten. Deze afspraken zijn geen juridisch afdwingbare contractverplichtingen, maar inspanningsverplichtingen. Meestal wordt gesproken dat de hiervoor bedoelde partij het fondsbestuur over de (niet)nakoming van deze verplichtingen informeert in een periodieke, administratieve rapportage. Voorbeelden van inspanningsverplichtingen zijn: het stellen van termijnen aan de verwerking van mutaties in de werkgevers- en deelnemersgegevens, aan het verzenden van premienota’s en pensioenopgaves, aan het vaststellen van pensioenen en pensioenaanspraken, aan het beantwoorden van vragen, aan het bijhouden van de financiële administratie, aan het uitvoeren van bestuursbesluiten. Voorts gaan de afspraken over de telefonische bereikbaarheid, de behandeling van klachten, de afhandeling van correspondentie, archivering e.d. Startbrief Degenen die op of na 1 januari 2008 voor het eerst zijn gaan deelnemen aan de pensioenregelingen van het PNB, ontvangen van het pensioenfonds een startbrief. Het PNB verstrekt deze startbrief, onder verantwoordelijkheid van de betrokken werkgever of het bisdom. De bedoeling van de startbrief is om de deelnemer bij de aanvang van zijn deelnemerschap over de hoofdlijnen van zijn of haar pensioensituatie te informeren. Sterftegrondslagen Deze grondslagen geven aan wat de levens- en sterftekansen zijn van mannen en vrouwen in Nederland afhankelijk van de bereikte leeftijd. Ze worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen door de actuaris. Strategisch beleggingsbeleid en normportefeuille Op het hoogste niveau vastgestelde wegingen voor de diverse beleggingscategorieën, waarin het pensioenfonds wil beleggen. Toeslag(verlening) Een toeslag is een verhoging van een pensioen of een aanspraak op pensioen, welke is gebaseerd op een in het pensioenreglement omschreven regeling, dan wel op incidentele basis wordt verleend.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
93
Totaal rendement Het totaal rendement van een belegging is samengesteld uit de koerswinst of het koersverlies (indirecte beleggingsopbrengsten) over de beschouwde periode, terwijl de directe beleggingsopbrengsten (dividend, rente, aflossingen, huur en dergelijke uitkeringen) meteen worden herbelegd en tijdsgewogen in het totaal rendement worden meegenomen. Het totaal rendement wordt uitgedrukt in een percentage ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen. Total return Zie onder Totaal rendement. Transactiekosten Kosten inherent aan het verhandelen van effecten en derivaten. Uitbesteding Hiermee worden die werkzaamheden aangeduid die door het pensioenfonds niet zelf wordt uitgevoerd (eigen beheer), maar zijn overgedragen aan een derde partij. In de Pensioenwet zijn regels vastgesteld waaraan de uitbesteding moet voldoen. Deze regels hebben tot doel dat het bestuur zijn verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van het pensioenfonds ook in een uitbestedingsrelatie steeds kan waarmaken. Uitruil Meestal de omzetting van het pensioenvermogen, bestemd om te zijner tijd te worden gebruikt voor het doen van periodieke uitbetalingen van nabestaandenpensioen, in een hoger ouderdomspensioen. Andersom is ook mogelijk: omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in een nabestaandenpensioen. De uitruil is een wettelijk recht, waarvan de betrokkene overigens geen gebruik behoeft te maken en dat meestal eenmalig op de pensioendatum wordt verzilverd. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst waarin het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers (ondernemingen) hun afspraken neerleggen. Krachtens de Pensioenwet dienen verplicht een aantal onderwerpen in de uitvoeringsovereenkomst te worden behandeld; enkele aspecten zijn facultatief. Het PNB sluit een dergelijke overeenkomst met elk bisdom. De uitvoeringsovereenkomst is in de plaats gekomen van de aansluitings- en financieringsovereenkomst. UPO Deze afkorting staat voor Uniform Pensioen Overzicht. De UPO wordt jaarlijks aan alle deelnemers verzonden en geeft een overzicht van de opgebouwde pensioenaanspraken en het te bereiken ouderdomspensioen, indien de opbouw tot de pensioengerechtigde leeftijd wordt voortgezet. Het UPO-model is op landelijk niveau vastgesteld en geeft de deelnemer de gelegenheid zijn of haar pensioenaanspraken van het PNB te vergelijken met aanspraken, opgebouwd bij vorige of andere werkgevers. Het PNB hanteert vier modellen, t.w. één voor de priesters en ongehuwde diakens, één voor de gehuwde diakens, één voor de pastoraal werkers en één voor het huishoudelijke personeel. Valuta-exposure Blootstelling aan valutarisico. Valutarisico Het risico dat wordt gelopen dat de waarde van een vreemde valuta in bezit verandert ten opzichte van de thuisvaluta van een belegger.
94
Valuta-termijntransacties Overeenkomst waarbij wordt afgesproken dat een vooraf vastgelegde hoeveelheid vreemde valuta op een bepaalde datum tegen een afgesproken koers wordt verhandeld. Vastgoed(fondsen), vastgoedmaatschappijen Beleggingsinstellingen welke investeren in onroerende zaken. Vastrentende waarden Hypotheken, onderhandse leningen en obligaties. Volatiliteit De beweeglijkheid van beurskoersen. Waardeoverdracht De overdracht van het vermogen, dat het opgebouwde pensioen vertegenwoordigt, van de ene pensioenuitvoerder naar een andere. Meestal vindt de overdracht plaats in verband met het aangaan van een nieuw of ander dienstverband. Een pensioenfonds kan derhalve te maken krijgen met zowel een uitgaande als een binnenkomende waardeoverdracht. De rechthebbende krijgt het vermogen nooit in handen, met het overgedragen vermogen worden pensioenaanspraken ingekocht bij de nieuwe pensioenuitvoerder op basis van de grondslagen en rekenregels van die instelling. Indien de dekkingsgraad van het overdragende dan wel ontvangende pensioenfonds of verzekeraar lager is dan 100%, wordt de waardeoverdracht tijdelijk opgeschort. Zakelijke waarden Aandelen, converteerbare obligaties en onroerend goed(fondsen).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2013
95