Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Telefoon: 045-5763333 en 030-7991081 Telefax: 045-5741117
Verslag over het boekjaar 1-1-2012 t/m 31-12-2012
2
Inhoud
Pagina Organisatie
5
Meerjarenoverzicht
9
Bestuursverslag Algemene pensioenontwikkelingen
11
Fondsspecifieke ontwikkelingen
15
Verzekerdenbestand 30 Beleggingen 36 Samenvatting actuarieel rapport
41
Verslag van het Advies- en verantwoordingsorgaan
45
Verslag van het Intern toezichtorgaan
46
Jaarrekening Balans per 31 december
48
Staat van baten en lasten
50
Kasstroomoverzicht 52 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
53
Toelichting op de balans per 31 december
58
Toelichting op de staat van baten en lasten
64
Risicoparagraaf 69 Overige gegevens Resultaatbestemming 81 Actuariële verklaring
82
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
84
Bijlagen Begrippenlijst 87
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
3
4
Organisatie
Bestuur Namens de deelnemers:
Bisdom
J.P.A.M. Kouwenberg AA
Rotterdam
(tot 1 juli 2012)
Drs. A. Bultsma pr.
Arnoldsonstraat 25 2286 AG Rijswijk (ZH) Grote Dijlakker 7
Groningen/Leeuwarden
8701 KV Bolsward Namens de gepensioneerden:
Drs. L.J.W. Verhoeven pr.
(vicevoorzitter)
P.J. van Hecke pr.
Wijnpeerstraat 2 5632 MH Eindhoven Troelstraweg 421
4384 GT Vlissingen
Drs. V.G.P.J.M. Schoenmakers
Concordiastraat 23 B2
(vanaf 15 februari 2013) 1)
‘s-Hertogenbosch
Breda
Breda
4811 NA Breda
Namens de werkgevers:
M.M.W. Frankort
(voorzitter)
C.J. Bijloos
1)
(vanaf 1 april 2013)
1)
Keerberg 92 6367 EL Voerendaal Aagje Dekenkade 81
Drs. M.A.J. Meijer
(tot 1 juli 2012)
3723 DX Bilthoven
Mr. T. R. Kalb
Frans Halsstraat 10
(secretaris)
Mr. M.J.M.W. Vuylsteke (vanaf 11 december 2012) 1)
Haarlem/Amsterdam
2251 ZV Voorschoten
Roermond
Beetslaan 34
Utrecht
‘s-Hertogenbosch
5261 XB Vught Van Galenlaan 17
Utrecht
6881 EW Velp
Het betreft hier een voorgenomen benoeming die door DNB nog moet worden getoetst.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
5
Advies- en verantwoordingsorgaan Namens de deelnemers:
Drs. J.J.C.M. van Os
Utrecht
(vacature) Groningen/Leeuwarden
Drs. F.M. Verheije pr.
R.C.A. Polet
Breda Haarlem/Amsterdam
(vacature) ‘s-Hertogenbosch
H.J. Bouman MSc
Roermond
(vacature) Rotterdam
Namens de werkgevers:
Mr. J.L.W.M. Zuijdwijk
G.R.M. de Rooij
Drs. H.M. Lulofs- van Rijnberk
(vanaf 11 december 2012)
Drs. E.F.J. Duijsens
Utrecht Breda Groningen/Leeuwarden Haarlem/Amsterdam
Drs. P.A.M. Broeders di.
Mr Drs. K.H.M. Donners RA (secretaris)
‘s-Hertogenbosch Roermond
Mr J.C.G.M. Bakker (voorzitter)
Rotterdam
Namens de gepensioneerden:
H.J.C. Hendriksen pr.
A.M.J. Beugelsdijk
(vanaf 1 juli 2012)
Utrecht Breda
(vacature) Groningen/Leeuwarden
Mgr. Drs. M.J. de Groot
(vicevoorzitter) Haarlem/Amsterdam
J.A.J. Schepers pr.
A. J.L.M. Bosman pr.
‘s-Hertogenbosch Rotterdam
Drs. H.J.L. Knubben
Roermond
Namens de Bisschoppenconferentie:
Mgr. Mr. Drs. Th. C.M. Hoogenboom
Intern toezichtorgaan
6
P.J.J. Stiekema pr.
Voorzitter
G.H.M. Derks
Secretaris
Th. de Wit
Drs. A.F.H.M. van den Boer
Lid (tot 1 juli 2012) Lid (vanaf 1 juli 2012)
Beleggingscommissie:
Prof. dr. Van der Meer
Voorzitter
C.J. Bijloos
Lid
Drs. R.J.P. Lodewijks RBA
Lid
Drs. R.C.J. Meijer
Lid
Countervailing power
CVP Advies
Actuariële advisering
AZL Actuariaat
Actuariële certificering
Sprenkels & Verschuren
Accountant
Ernst & Young Accountants LLP
Pensioenadministratie, vermogensbeheer
AZL N.V. en ING Investment Management (IM)
en bestuursadvisering
Implemented Client Solutions ( ICS)
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
7
8
Meerjarenoverzicht
2012 2011 2010 2009 2008
Aantallen Actieve deelnemers Slapers
1.089 1.133 1.240 1.262 1.314 634 619 608 633 599
Pensioengerechtigden
1.825 1.848 1.830 1.852 1.879
Totaal
3.548 3.600 3.678 3.747 3.792
Financiële gegevens (in duizenden euro) Beleggingen voor risico pensioenfonds Totaal belegd vermogen 1)
397.866 365.188 347.207 338.531 318.752
Beleggingsopbrengsten
41.855 26.213 31.815 33.096 -6.696
Beleggingsrendementen (op basis van total return)
11,6%
7,7%
9,7%
10,9%
-1,8%
Reserves Algemene reserve
66.747 57.934 71.702 82.549 62.331
Tecnische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Pensioenuitkeringen
338.529 315.702 286.482 255.808 255.356 6.891 6.733 5.126 4.423 1.849 -16.333 -16.409 -15.945 -16.028 -15.725
Dekkingsgraad (ultimo jaar) 2) Op basis van FTK
119,7% 118,4% 125,0% 132,3% 124,4%
Vereiste FTK (op basis van de feitelijke mix)
111,9%
110,3%
110,9%
114,7%
112,6%
112,7%
111,1%
–
Vereiste FTK (op basis van de strategische mix)
112,0%
111,5%
Op grond van ongemiddelde rentecurve
116,2%
115,4%
Rekenrente
2,3% 2,7% 3,4% 3,8% 3,6%
1)
Zie “toelichting balans”; tot en met 2009 werd het belegd vermogen weergegeven inclusief overlopende intrest en liquide middelen.
2)
De dekkingsgraad is als volgt berekend (( 66.735+ 338.541)/338.541) x 100%).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
9
10
Bestuursverslag
Algemene pensioenontwikkelingen Pensioenakkoord van de baan, pensioenhervormingen niet Het invoeren van een nieuw type pensioencontract, althans het wettelijke faciliteren van het reële pensioencontract als alternatief voor de huidige nominale contracten, laat op zich wachten. Sommige pensioenfondsen willen voortgang maken met de implementatie van een reëel pensioencontract , andere staan sceptisch tegenover de effecten van een dergelijk contract. In het verslagjaar werd de discussie over een ander pensioencontract, mondeling en in diverse publicaties, op levendige wijze voortgezet, een en ander echter op basis van nog onvolledige informatie. Deze situatie veranderde in het verslagjaar nauwelijks nadat demissionair minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zijn Hoofdlijnennota Herziening Financieel Toetsingskader (FTK) publiceerde. Deze nota ging vergezeld van de resultaten van drie onderzoeken. De juridische mogelijkheden van het invaren van oude pensioenrechten werden onderzocht, alsmede de effecten van het nieuwe contract op de intergenerationele solidariteit. Voorts werden de hoofdkenmerken van het reële pensioencontract getoetst aan de Europese pensioenwetgeving. Niettemin liet ook de Hoofdlijnennota vitale onderdelen onuitgewerkt, waardoor de fondsbesturen en hun uitvoeringsorganisaties nog steeds niet verder komen dan oriëntatie en analyse van de beperkt beschikbare informatie. Dit ondanks het feit dat de toezichthouders, De Nederlandsche Bank (DNB) en Autoriteit Financiële Markten (AFM), in december in een speciale nieuwsbrief de pensioensector opriepen om alvast ‘aan de slag te gaan’. Ten tijde van deze omstandigheden werd steeds vaker verkondigd dat binnen het bestaande nominale kader al maatregelen mogelijk zijn die de toekomstbestendigheid en financiële houdbaarheid van de aanvullende pensioenregelingen bevorderen. Het zogenaamde Septemberpakket van demissionair staatssecretaris van SZW, de heer De Krom, is hiervan een illustratie. Kortings- en premievoorschriften op basis van de huidige Pensioenwet en FTK konden –zonder nadere wetgeving– worden vervangen door maatregelen die min of meer vooruit liepen op het reële pensioencontract. Zoals een eerdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, maar vooral door toepassing van het (pseudo) levensverwachtingaanpassingsmechanisme (LAM). Ook uitbreiding van de bestaande beleidsstaffels met een indexatiebeleid bij lage dekkingsgraden paste in het reële kader. Invaren oude pensioenrechten Invoering van het reële pensioencontract maakt het wenselijk om de in het verleden opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen in het nieuwe regime in te passen. Anders zouden de beoogde effecten van het reële kader te gering zijn. Dit gevoelige onderwerp heeft inmiddels voor veel maatschappelijke onrust gezorgd en mobiliseert diverse belanghebbende groeperingen. Organisaties verdedigen namens de ouderen dan wel jongeren hun deelbelangen. Het heeft er alle schijn van dat, hoe de materiële uitkomsten van een reëel pensioencontract ook moge zijn, de ontevreden doelgroep(en) de gang naar de rechter zal (zullen) maken. Hier en daar zijn fondsbesturen zelfs op voorhand al aangeklaagd voor een onevenwichtige belangenafweging. Het onderhavige onderwerp is in ieder geval met juridische risico’s omgeven. De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft het kabinet dan ook om meer wettelijke bescherming ter zake gevraagd. Deze bescherming zou een bevestiging kunnen betekenen van de politieke
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
11
noodzaak tot herziening van het aanvullende pensioenstelsel. Vooralsnog worden de risico’s bij sociale partners en fondsbesturen neergelegd. Een apart aspect in dit verband is de conversie van oude pensioenaanspraken, thans nog met een ingangsdatum op de 65-jarige leeftijd, naar 67 jaar. Een en ander op collectieve basis en zonder noodzakelijke individuele instemming van de rechthebbenden. Om deze mogelijkheid is door de pensioenfondsen gevraagd en zou de pensioenadministratie aanmerkelijk vereenvoudigen. Staatssecretaris Klijnsma van SZW acht onder voorwaarden deze mogelijkheid al aanwezig en is van oordeel dat daaraan dus geen wettelijke grondslag behoeft te worden gegeven. Communicatierapport en uitstel Na de publicatie van de hiervoor genoemde Hoofdlijnennota volgde in juni nog een rapport over de communicatieaspecten van het nieuwe pensioencontract. Het is vooral op dit terrein dat naar de mening van de toezichthouders alvast voorbereidingen kunnen worden getroffen. Dit mede in reactie op de beslissing van staatssecretaris Klijnsma om de herziening van het FTK met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2015. Hierdoor worden sociale partners en fondsbesturen met een extra overgangsjaar 2014 geconfronteerd, waarin mogelijk –in navolging van het Septemberpakket– aanvullende maatregelen van overheidswege zullen worden getroffen. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen wordt nader ingegaan op de voorbereidingen van het bestuur op de komende herziening van de pensioenwetgeving. Nieuw kabinet en regeerakkoord Ondertussen kwamen in het verslagjaar een nieuw kabinet en regeerakkoord tot stand en bleek het kabinet-Rutte II nog enige andere maatregelen voor de pensioensector in petto te hebben die de aanvullende pensioenen raken. Deze maatregelen liggen onder meer op het terrein van de AOW, Anw en de fiscale facilitering van de pensioenopbouw (het ‘Witteveenkader’). Versnelde verhoging van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd De bestaande synchronisatie tussen de AOW en de aanvullende pensioenregelingen staat onder druk. In het verslagjaar is met ingang van 1 april de ingangsdatum van het AOW-pensioen gewijzigd van de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, naar de verjaardag zelf. Voorts is met het verhogen van de pensioenleeftijd een geheel eigen traject en tempo gevolgd, terwijl de aanvankelijke plannen tot vervroeging en verlate ingang van de AOW (flexibilisering) zijn geschrapt. Tenslotte wil het nieuwe kabinet de verhoging van de AOW-leeftijd nog versnellen en het LAM pas introduceren, nadat de 67-jarige leeftijd is bereikt. De eigen koers met de AOW stelt de pensioenfondsen, strevend naar gelijktijdige uitbetaling van AOW en aanvullend pensioen, voor uitvoeringstechnische problemen. Naast de kabinetsvoornemens met betrekking tot de AOW heeft het voorstel tot een inperking van de uitkeringsduur in de Anw mogelijk gevolgen voor het nabestaanden- en Anw-hiaatpensioen. De concretisering van dit voorstel zal moeten worden afgewacht. Krimpend Witteveenkader De overheid is de pensioensector tegemoet gekomen om niet in twee maar in één stap de fiscale begeleiding van de aanvullende pensioenopbouw aan te passen aan de gewenste verhoging van de pensioeningangsleeftijd. Twee stapjes in 2013 (naar 66 jaar) en 2015 (naar 67 jaar) werden tot één stap in 2014 (van 65 naar 67 jaar) teruggebracht. Hierdoor kan de aanpassing van de diverse pensioenregelingen en administratie beperkt blijven tot één operatie. Dit voordeel lijkt overigens te verdwijnen als het kabinet-Rutte II met ingang van 2015 besluit tot een nog verdergaande beperking van de maximale jaarlijkse pensioenopbouw. De Tweede Kamer heeft het kabinet om een rapportage van de effecten voor de diverse generaties gevraagd. Daarnaast bestaat het voornemen om de fiscale facilitering te beperken tot een inkomen van € 100.000 (aftopping). In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen gaat het Bestuur in op de administratieve verwerking van de fiscale maatregelen.
12
In een duidelijk slinkende tweede pijler doet het kabinet desondanks en meer dan ooit een beroep op pensioenfondsen en spreekt hen aan op hun maatschappelijke functie ofwel hun bereidheid om te investeren in Nederlandse bedrijfssectoren zoals de woningmarkt, infrastructuur, duurzame energie en het midden- en kleinbedrijf. Sociaal akkoord en mogelijke wijzigingen van de pensioenplannen Na afloop van het boekjaar hebben sociale partners, verenigd in de STAR, met het kabinet Rutte-II een sociaal akkoord gesloten. Dit akkoord duidt op mogelijke wijzigingen in de hervormingsplannen met betrekking tot het aanvullende pensioenstelsel. Gesproken wordt onder meer over een wettelijk verplicht invaren van oude pensioenrechten, de invoering van een stabielere discontovoet en alternatieven voor de inkrimping van het Witteveenkader. Dit om de maatschappelijke onrust over de voornoemde plannen weg te nemen. De concretisering van een en ander moet worden afgewacht. Zoals eerder opgemerkt, gaat het bestuur in het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen in op de positie van het PNB in dit verband. Evaluatie van de herstelplannen en het Septemberpakket Het reële pensioencontract moet schokken op de financiële markten kunnen opvangen. Zolang dit type contract niet is ingevoerd, moeten de bestaande korte- en langetermijnherstelplannen nog langs de weg van huidige regels en aanwijzingen worden uitgevoerd. Het vorenstaande neemt niet weg dat DNB in het begin van het verslagjaar eraan twijfelde of de te hanteren rentetermijnstructuur (RTS) op maandbasis nog een juiste weergave was van de prijsvorming op de (verstoorde) interbancaire swapmarkt. Met ingang van het onderhavige boekjaar mocht daarom worden gerekend met een gemiddelde RTS over de voorafgaande drie maanden. Hoewel de toezichthouder het tijdelijke karakter van deze maatregel benadrukte, mocht deze middeling gedurende het gehele boekjaar worden toegepast. Voorts werd per ultimo september de Ultimate Forward Rate (UFR) ingevoerd. Deze UFR maakte onderdeel uit van het reeds genoemde Septemberpakket. Dit pakket bevatte enkele voorwaarden waaronder pensioenfondsen hun aangekondigde kortingen mochten mitigeren (uitsmeren over een langere periode) en/of hun premie voor 2013 lager konden vaststellen. Het PNB heeft van het Septemberpakket geen gebruik behoeven te maken. Wel moest de UFR verplicht worden gehanteerd in de maand- en kwartaalrapportages aan DNB. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen gaat het bestuur in op het hanteren van deze UFR in zijn beleid. Governance De governance van pensioenfondsen, op onderdelen onderwerp van jarenlange discussie binnen de pensioensector en politieke belangstelling, liet in het onderhavige verslagjaar enkele nieuwe ontwikkelingen zien. Wet Koser Kaya/Blok In het verslagjaar is de Eerste Kamer akkoord gegaan met voorstellen tot vergroting van de medezeggenschap van gepensioneerden bij pensioenfondsen. Deze voorstellen zijn voortgekomen uit een initiatief van de Tweede Kamerleden Koser Kaya (D66) en Blok (VVD). De inwerkingtreding is vervolgens door staatssecretaris Klijnsma bepaald op 1 juli 2013, met een implementatieperiode tot 1 juli 2014. In de ogen van het kabinet biedt de onderhavige wet evenwel slechts een oplossing op een deelterrein en worden de eigen voorstellen (zie hierna) als een integrale benadering van de problematiek beschouwd. Wet versterking bestuur pensioenfondsen Het wetvoorstel tot versterking van het bestuur van pensioenfondsen gaat niet alleen in op de hierboven bedoelde positie van de gepensioneerden. Het kabinet wil namelijk de deskundigheid van fondsbesturen bevorderen, het intern toezicht versterken en de diverse organen en taken stroomlijnen. Onderdeel is het aanbieden van alternatieve bestuursmodellen voor het bestaande paritaire model. Eén van de beweegredenen voor deze modellen is dat straks over de invoering van het reële pensioencontract kan worden beraadslaagd door deskundiger fondsbesturen, waarin de onderscheiden doelgroepen onderling beter vertegenwoordigd zijn.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
13
Het ligt in het voornemen van staatssecretaris Klijnsma om haar wetsvoorstel eerder in werking te laten treden dan de initiatiefwet Koser Kaya/Blok. Laatstgenoemde wet is in het wetsvoorstel overigens geïntegreerd, zij het niet volledig. Door de uiterste implementatiedatum van de Wet Koser Kaya/Blok te bepalen op 1 juni 2014 dwingt de staatssecretaris zichzelf haar eigen wetsvoorstel tijdig door het parlement te loodsen. Voor de volledigheid wordt nog gemeld dat in het wetsvoorstel van het kabinet een op de pensioensector toegesneden regeling is opgenomen die het bekleden van bestuurs- en toezichtfuncties bij pensioenfondsen wil maximeren. Deze regeling wijkt van de algemene voorschriften voor financiële ondernemingen af om te bereiken dat de schaarse deskundigheid en ervaring met betrekking tot pensioen- en vermogensbeheervraagstukken optimaal worden benut. Code Pensioenfondsen In het verband van de governance wordt tenslotte aangegeven dat de Pensioenfederatie werkt aan een herziening van de STARprincipes voor goed pensioenfondsbestuur. Deze zullen naar verwachting in het komende jaar hun beslag krijgen. Het bestuur volgt de hiervoor genoemde governance ontwikkelingen op de voet en zal zich in het komende boekjaar beraden op de mogelijkheden en keuzes die de wetgever op dit terrein biedt. De Algemene Pensioeninstelling Alle facetten van het aanvullende pensioenterrein staan ter discussie! De inhoud van de pensioenregelingen via de ontwikkeling van een reëel kader, de bestuursstructuur van pensioenfondsen in de vorm van alternatieve modellen voor de huidige paritaire samenstelling en tenslotte de wijze van uitvoering van de pensioenregelingen door het creëren van zogenaamde ‘open’ pensioenfondsen. Als laatste wapenfeit presenteerde voormalig minister Kamp van SZW namelijk zijn voorstellen om de huidige pensioenfondsen in staat te stellen de pensioenregelingen van andere ondernemingen uit te voeren. Het is naar zijn mening niet nodig om naast de bestaande fondsen een nieuw uitvoeringsvehikel, de algemene pensioeninstelling (API), in het leven te roepen. Hij wil, met andere woorden, de domeinafbakening afschaffen. Met deze afschaffing, het bestaan van de multi-opf en de komende wet versterking bestuur pensioenfondsen (met name de mogelijkheid van fondsbesturen die enkel uit onafhankelijke professionals bestaan) is deze API, aldus de voormalige minister, bijna al een feit. Inmiddels heeft staatssecretaris Klijnsma deze voorstellen overgenomen en de pensioensector hierover geconsulteerd. De ideeën passen in een verdergaande trend naar consolidatie en integratie van diensten en op de pensioenmarkt opererende, dienstverlenende ondernemingen. Doelstelling hiervan is een efficiënte en goedkopere uitvoering en vergroting van de professionaliteit en deskundigheid, gegeven de omstandigheid dat pensioenfondsen het in toenemende mate moeilijk hebben om de fondsorganen te bemensen. In dit kader kan nog gemeld worden dat in het verslagjaar de uitvoeringskosten van pensioenfondsen wederom konden rekenen op kritische aandacht; er kwamen bijvoorbeeld meerdere publicaties van onderzoeken ter zake tot stand. Elders in dit jaarverslag worden de eigen uitvoeringskosten van het PNB inzichtelijk gemaakt. Het Bestuur van het PNB wacht de concrete plannen van de staatssecretaris af. In dit stadium kan evenwel reeds worden opgemerkt dat het niet in de rede ligt dat het PNB, vanwege zijn geheel eigen karakter dat afwijkt van de pensioenfondsen in de marktsector, een samenwerkingsverband met andere fondsen zal aangaan. Toezicht DNB voerde in het onderhavige verslagjaar weer enige themaonderzoeken uit. Onderzocht werden onder meer de risico’s van commercieel vastgoed en uitbesteding, alsmede de effectiviteit van het bestuur. Ook de AFM verricht naast zijn toezichttaken onderzoek. Een en ander komt op een tijdstip dat de toezichtkosten en dus de uitvoeringskosten van pensioenfondsen omhoog gaan,
14
terwijl de overheid heeft aangekondigd zich te zullen terugtrekken uit de financiering van de toezichtkosten. De pensioensector maakt zich al jaren zorgen over de stijging van de laatstgenoemde kosten. Er hebben in het boekjaar geen bijzondere contacten met de toezichthouders plaatsgevonden, buiten het nakomen van reguliere rapportageverplichtingen. Europese ontwikkelingen Op het niveau van de Europese Unie wordt al enige jaren het belang van aanvullende oudedagsvoorzieningen onderkend, mede omdat wettelijke sociale verzekeringen onder druk staan, al dan niet vanwege de noodzaak van strengere budgetdiscipline en gezondmaking van overheidsfinanciën. Daarnaast reageert de Europese wetgever op recente ontwikkelingen. Witboek Pensioenen en wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn In een zogenaamd witboek heeft de Europese Commissie diverse voornemens ontvouwd ter bevordering van een toekomstbestendig pensioenstelsel, waarbinnen pensioen in geval van grensoverschrijdend verkeer van werknemers behouden blijft en meeneembaar wordt. De spelers op de Nederlandse pensioenmarkt blijven kritisch op deze voornemens reageren. Vast onderdeel daarvan is en blijft dat ervoor wordt gepleit de pensioenfondsen te onderwerpen aan eigen, van de verzekeraars afwijkende regels. In dit verband kan bijvoorbeeld de wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn worden genoemd met betrekking tot de solvabiliteitsvereisten. FTT en toepassing op de pensioenfondsen De Europese Commissie wil een heffing opleggen over financiële transacties, de Financial Transaction Taks (FTT). Deze heffing maakt onderdeel uit van een pakket maatregelen als reactie op de wereldwijde financiële crisis. Het kabinet-Rutte II heeft inmiddels zijn steun hieraan gegeven, maar een uitzondering bepleit voor pensioenfondsen. De Pensioenfederatie heeft voorgerekend wat een dergelijke heffing betekent in pensioenlasten. De sector voelt zich bovendien ook niet verantwoordelijk voor het ontstaan van de financiële crisis.
Fondsspecifieke ontwikkelingen Bestuur en organisatie Bestuur en kerkelijke aspecten Het PNB is een rechtspersoon naar kerkelijk recht die statutair gevestigd is te Utrecht. Het pensioenfonds stelt zich ten doel pensioenvoorzieningen te regelen van priesters, diakens, pastoraal werkers en het huishoudelijke personeel in de zeven Nederlandse bisdommen. Deze pensioenvoorzieningen omvatten ouderdoms-, nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioenen. Het pensioenfonds geeft hiermee ook uitvoering aan de kerkelijke zorgplicht van de bisschoppen om te voorzien in de sociale zekerheid en een passend levensonderhoud van de gewijde ambtsdragers. Deze zorgplicht vindt zijn grondslag in het Wetboek van Canoniek Recht. Het beleid van het pensioenfonds, de financiële opzet, de gehanteerde grondslagen en beschikbare sturingsmiddelen zijn gemotiveerd omschreven in het bedrijfsplan (de actuariële en bedrijfstechnische nota). In het bedrijfsplan is expliciet omschreven op welke onderdelen het PNB vanwege zijn kerkelijke status afwijkt van een gangbaar Nederlands pensioenfonds. DNB is hiervan op de hoogte. De organisatie van het pensioenfonds bestaat uit een Bestuur, een Advies- en verantwoordingsorgaan (verder te noemen ‘AVO’), een Intern toezichtorgaan (verder te noemen ‘ITO’) en enige structurele commissies. Indien kerkelijke aspecten in het geding zijn, neemt het Bestuur geen besluiten zonder voorafgaand overleg met de Bisschoppenconferentie. In enkele van de hiervoor bedoelde situaties heeft het Bestuur een statutaire informatieplicht jegens de Bisschoppenconferentie. Het Bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds in en buiten rechte.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
15
Het Bestuur heeft in het verslagjaar zevenmaal vergaderd. De vergadercyclus is afgestemd op de verschijningsdata van de beleggingsrapportages. Op deze wijze bereikt het Bestuur dat steeds wordt vergaderd over en aan de hand van de meest actuele stand van de beleggingen. Deze werkwijze sluit ook aan op de dynamiek van de financiële markten waarmee het PNB in toenemende mate wordt geconfronteerd. Voorts vergaderde het Bestuur driemaal gezamenlijk met het AVO. Het Bestuur wijdde verder, samen met het AVO, een studiedag aan de volgende onderwerpen: –– de effectiviteit van de afdekking van het renterisico; –– de betekenis van het Pensioenakkoord voor het PNB, en –– maatschappelijk verantwoord beleggen. Het Bestuur onderhoudt contacten met het Economencollege over pensioenuitvoeringskwesties van uiteenlopende aard. Deze contacten worden door het college benut om praktijksituaties onder de aandacht van het Bestuur te brengen. In het verslagjaar heeft een schriftelijke opsomming van aandachtspunten plaatsgevonden, waarover na afloop van het boekjaar overleg en afstemming heeft plaatsgevonden. Volgens het rooster van aftreden traden de heren Kouwenberg en M. Meijer medio 2012 af. Het Bestuur is hen zeer erkentelijk voor de jarenlange inzet en grote betrokkenheid bij het fonds. Inmiddels is de heer Meijer opgevolgd door de heer Vuylsteke. De heer Bijloos die ingevolge het rooster van aftreden van de Beleggingscommissie in het voorjaar van 2013 zijn lidmaatschap van deze commissie beëindigde, is aansluitend benoemd in het Bestuur. Hij zal in die functie participeren in de Beleggingscommissie. Tenslotte werd na afloop van het boekjaar bekend dat de heer Van Hecke zijn functie zal neerleggen. Het Bestuur is ook hem dankbaar voor zijn inspanningen en inbreng in de bestuursvergaderingen. In zijn plaats is de heer Schoenmakers benoemd. De voornoemde bestuursbenoemingen moeten nog door DNB worden goedgekeurd. Met de heer Van Hecke is daarom afgesproken dat hij zijn bestuurstaken blijft uitoefenen, voor zolang zijn opvolger niet door de toezichthouder is getoetst. Werkcommissie Uit het Bestuur is een Werkcommissie gevormd, die belast is met het dagelijkse beleid van het pensioenfonds en de voorbereidingen van de bestuursvergaderingen. De Werkcommissie is in het verslagjaar vijfmaal bijeen geweest. Als regel nemen de bestuursadviseurs van AZL aan de vergaderingen deel. De verslagen van de Werkcommissie worden in de bestuursvergaderingen behandeld. Advies- en verantwoordingsorgaan Het AVO oefent enerzijds de taken en bevoegdheden uit, vergelijkbaar met de wettelijk omschreven deelnemersraad; in deze functie is dit orgaan paritair van samenstelling. Anderzijds functioneert het AVO als verantwoordingsorgaan en is dientengevolge tripartiet van samenstelling: elk bisdom is vertegenwoordigd met één vertegenwoordiger namens de werkgevers, één namens de deelnemers en één namens de gepensioneerden. Met instemming van alle geledingen vertegenwoordigt Mgr.Mr.Drs. Th.C.M. Hoogenboom, hulpbisschop van het Aartsbisdom Utrecht, de Bisschoppenconferentie in het AVO. Mevrouw I. Jansen-Werkhoven is adviseur van het AVO, met het huishoudelijke personeel als bijzonder aandachtsgebied, en neemt aan alle vergaderingen deel. In het verslagjaar traden de heer Beugelsdijk en mevrouw M.L. Lulofs-van Rijnbeek toe tot het AVO. Hierdoor konden al enige tijd openstaande vacatures weer worden gevuld. Het AVO heeft het Bestuur aan de hand van het onderhavige jaarverslag ter verantwoording geroepen. Het rapport ter zake is aan het slot van dit bestuursverslag opgenomen, voorzien van een reactie door het Bestuur. Het AVO adviseert daarnaast het Bestuur in belangrijke aangelegenheden. Zo heeft het in het verslagjaar adviezen uitgebracht over een wijziging van de abtn, een wijziging van de uitvoeringsovereenkomst, het voorgenomen besluit van het Bestuur inzake premie
16
en indexatie per 1 januari 2013, een wijziging van de sterftegrondslagen, een wijziging van het ITO-Reglement, over de Richtlijnen Vermogensbeheer en meerdere wijzigingen van de pensioenreglementen. Deze gewijzigde fondsdocumenten worden in dit jaarverslag behandeld. Het AVO is in het verslagjaar tweemaal afzonderlijk bijeen geweest en heeft daarnaast driemaal gezamenlijk met het Bestuur vergaderd. Aan alle vorenbedoelde vergaderingen namen de leden van het ITO als toehoorders deel. Intern toezichtorgaan Het Bestuur heeft ter uitvoering van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur van de STAR een permanent intern toezichtorgaan ingesteld. Het ITO heeft –zoals gezegd– in het verslagjaar de vergaderingen van het AVO bijgewoond. Deze deelname heeft als doel dat het ITO uit de eerste hand kennis kan nemen van de besluitvorming binnen het fonds en van het functioneren van de daarbij betrokken fondsorganen. In het verslagjaar is in het ITO-Reglement een rooster van aftreden opgenomen. Elk jaar treedt per 1 juli een lid van het ITO af en is (tweemaal) herbenoembaar. Conform dit rooster trad de heer Th. de Wit af. Het Bestuur dankt hem voor zijn jarenlange inspanningen voor het PNB. Inmiddels is in de ontstane vacature voorzien door de heer A.F.H.M. van den Boer. Het ITO doet elk jaar een onderzoek en brengt naar aanleiding daarvan een rapportage uit, waarvan een samenvatting in het jaarverslag wordt opgenomen, alsmede de reactie daarop van het Bestuur. Eenmaal per drie jaar vindt een groot onderzoek plaats, in de tussenliggende jaren wil het ITO deelonderwerpen ter hand nemen en uitdiepen. Over de jaren 2010 en 2011 spitste de onderzoeken zich toe op de organisatie en uitvoering van het beleggingsbeleid en het risicomanagement. In het onderhavige verslagjaar heeft het Bestuur het ITO verzocht een breed globaal onderzoek te doen over de jaren 2010-2012. De resultaten van dit onderzoek, alsmede de reactie van het Bestuur, zijn samengevat in dit bestuursverslag. Beleggingscommissie Het Bestuur laat zich in haar beleggingsbeleid bijstaan door een Beleggingscommissie en de heer W. Schapendonk van CVP Advies als countervailing power. De Beleggingscommissie bestaat uit vijf leden die door het Bestuur zijn benoemd op grond van hun kennis en ervaring op het beleggingsterrein en hun affiniteit met het PNB. De Beleggingscommissie is in het verslagjaar negen maal bijeen geweest, waarvan één een vergadering annex studiedag betreft over de mogelijke gevolgen van de invoering van de UFR voor het PNB. Voor meer inhoudelijke informatie over de advisering aan het Bestuur en het gevoerde beleggingsbeleid wordt verwezen naar het hoofdstuk ‘Beleggingen, fondsspecifieke ontwikkelingen’. In de reeds enige tijd bestaande vacature in de commissie voor een afgevaardigde namens het Bestuur, is nog niet voorzien. Voorlopig neemt daarom de bestuursvoorzitter aan de vergaderingen van de Beleggingscommissie deel. De verslagen van de Beleggingscommissie worden in de bestuursvergaderingen behandeld. De heer Schapendonk stelt het Bestuur in staat om meer tegenwicht te bieden aan de verrichtingen van de vermogensbeheerder(s) en om te komen tot een kritischer beoordeling van onder meer de rapportages ter zake. De heer Schapendonk fungeert tevens als secretaris van de Beleggingscommissie. Het Bestuur heeft de inbreng van de heer Schapendonk in het verslagjaar geëvalueerd en is tot een positief oordeel gekomen over diens verrichtingen. Zijn taakopdracht zal derhalve worden voortgezet. Voorts heeft het Bestuur garanties gekregen dat zijn werkzaamheden kunnen worden gecontinueerd indien de inbreng van de heer Schapendonk –al dan niet tijdelijk– mocht wegvallen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
17
Commissie Voorlichting en Communicatie Het Bestuur heeft de werkzaamheden in verband met de voorlichting en communicatie gedelegeerd aan de Commissie Voorlichting en Communicatie (verder te noemen ‘CVC’). Deze commissie is belast met de volgende taken: –– de uitvoering van een door het Bestuur vastgesteld communicatiebeleidsplan; –– indien gewenst, het ontplooien van nieuwe initiatieven op het terrein van voorlichting en communicatie, en –– het ontwerpen van voorlichtingsmateriaal. De commissie bestond tijdens het verslagjaar uit de bestuursleden Kouwenberg en Van Hecke, alsmede uit de heer Schepers en mevrouw Jansen-Werkhoven namens het AVO. De commissie is viermaal bijeen geweest. Tijdens het verslagjaar is de heer Kouwenberg uit de commissie teruggetreden wegens het verlopen van zijn zittingstermijn als bestuurslid. De heer Van Hecke nam het voorzitterschap van hem over. Verderop in dit verslag wordt inhoudelijk ingegaan op het communicatiebeleid van het PNB. De verslagen van de CVC worden in de bestuursvergaderingen behandeld. Commissie Jaarverslaglegging De Commissie Jaarverslaglegging wordt in diverse stadia van de totstandkoming van het jaarverslag geïnformeerd en neemt deel aan vooroverleggen met de accountant en AZL. De reden voor de instelling van de commissie is geweest dat veel voorbereidende werkzaamheden, vragen e.d. op detailniveau kunnen worden opgevangen, alvorens de jaarwerkstukken op bestuurs- en AVO-niveau worden behandeld. De commissie kan aan het Bestuur eventueel een preadvies over het jaarverslag uitbrengen. Aangezien in de commissie ook een lid van het AVO is opgenomen, wordt dit orgaan tijdig bij de totstandkoming van het jaarverslag betrokken. Commissie Risicoanalyse en -beheersing De Commissie Risicoanalyse en -beheersing (CRB) is een beleidsvoorbereidende en het Bestuur informerende en adviserende commissie. Wat betreft het instrumentarium ter zake wordt opgemerkt dat de Beleggingscommissie de door ING IM ICS ontwikkelde risicomonitor hanteert, terwijl het Bestuur –en dus niet slechts de CRB– de RiskMaps van het AZL Actuariaat in zijn vergaderingen behandelt. Hiermee geeft het Bestuur het belang aan dat de betrekkelijk nieuwe taak van de risicobeheersing van meet af aan voltallig wordt ingevuld en niet te gemakkelijk wordt gedelegeerd. Door het aftreden van de heren Kouwenberg en M. Meijer kwam de CRB in het verslagjaar niet bijeen en nam het Bestuur de desbetreffende taken van de commissie over. Inmiddels is door nieuwe benoemingen weer invulling gegeven aan dit aandachtsgebied binnen het Bestuur en zal de CRB in het volgende boekjaar weer bijeen komen. Commissie Selectie Vermogensbeheerder In het verslagjaar is een tijdelijke Commissie Selectie Vermogensbeheerder opgericht die de besluitvorming van het Bestuur voorbereidt ten aanzien van de selectie van een eventuele, nieuwe vermogensbeheerder. De commissie begeleidde het proces en bracht advies uit aan het Bestuur. De commissie werd namens het Bestuur vertegenwoordigd door de heren M.A.J. Meijer en A. Bultsma, door de heer C.J. Bijloos namens de Beleggingscommissie en door de heer W.L.M. Schapendonk van CVP Advies. De commissie heeft inmiddels advies uitgebracht. Op basis van dit advies, het oordeel van de Beleggingscommissie en het advies van het AVO zal het Bestuur vòòr 1 juli 2013 een besluit ter zake nemen. Compliance officer en -verslag Het Bestuur heeft een verslag ontvangen van de compliance officer met betrekking tot het boekjaar 2012. De compliance officer heeft vastgesteld dat alle leden van het Bestuur en de Beleggingscommissie de verklaring inzake de gedragscode hebben afgelegd, gebaseerd op Modelgedragscode Pensioenfondsen, door de VB-Opf en de Unie van Beroepspensioenfondsen in 2008 vastgesteld. Van toepassing is code B, te weten de code voor pensioenfondsen die zijn vrijgesteld van effectentypisch gedragstoezicht van de AFM. Uit
18
de inhoud van de verklaringen zijn naar het oordeel van de compliance officer geen bijzonderheden gebleken. Tevens is door hem vastgesteld dat er geen nevenfuncties worden uitgeoefend die de schijn van conflicterende belangen hebben of kunnen opwekken. Er hebben zich voorts geen bijzonderheden voorgedaan; er zijn ook geen vragen gesteld met betrekking tot de uitleg en toepassing van de gedragscode. De verklaring op basis van de gedragscode beschouwt het Bestuur als een goed middel om alle betrokkenen te herinneren aan hun verantwoordelijkheden ter zake. Uitbesteding van werkzaamheden Algemeen De administratie van het PNB wordt uitgevoerd door AZL N.V. te Heerlen. AZL vervult op grond van een overeenkomst de volgende taken: –– de pensioen- en deelnemersadministratie; –– de pensioenbetalingen, en –– de financiële administratie. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan verschillende beheerders, waaronder ING IM ICS. De aansturing van deze vermogensbeheerders en de beleggingsadministratie zijn middels een fiduciair vermogensbeheerovereenkomst uitbesteed aan ING IM ICS. Om aan de behoefte van het Bestuur aan zekerheid omtrent de werking en controle van de interne, financiële bedrijfsprocessen bij de administrateur ten behoeve van het jaarwerk tegemoet te komen, heeft AZL er enkele jaren geleden voor gekozen om gecertificeerd te worden volgens de richtlijnen van de ISAE3402-rapportage. De ISAE 3402 type II-rapportage betreft de opzet, bestaan en werking van de interne beheersingsmaatregelen van de in de rapportage opgenomen processen. In 2012 heeft de accountant de ISAE 3402 type II-rapportage getoetst en heeft de directie van AZL een In Control Statement afgegeven. De externe auditor had geen bevindingen. Dit betekent dat de interne beheersmaatregelen afdoend zijn opgezet. Voor het Control Statement zijn control risk self assessments gehouden voor processen die buiten de scope van de ISAE vallen. Hieronder vallen het financieel beheer, het actuariaat en de bestuursadvisering. Het Bestuur heeft ook een ISAE 3402-rapportage van ING IM ICS ontvangen. In het verslagjaar heeft AZL het Bestuur periodiek geïnformeerd over diverse administratieve processen, zoals de verwerking van mutaties, premienota’s en zich manifesterende bijzondere praktijkgevallen met beleidsmatige aspecten. Bovendien gaf AZL het Bestuur inzicht in de mate waarin de website van het fonds is geraadpleegd. Dit heeft het Bestuur aanleiding gegeven om nog eens kritisch te kijken naar de verhouding tussen het gebruik en de kosten van de site. In de loop van het verslagjaar is de opzet van de administratieve rapportage zodanig gewijzigd dat wordt aangegeven of in de rapportageperiode aan alle in het contract genoemde SLA’s wel of niet is voldaan. In het verslagjaar heeft het Bestuur de dienstverlening door AZL geëvalueerd. Hieruit zijn enige toezeggingen door AZL tot verbeteringen voortgekomen die nog in het boekjaar 2012 zijn gerealiseerd. Bijzondere aandacht heeft het Bestuur aan AZL gevraagd voor een onafhankelijke controle op de administratieve rapportages. In het algemeen heeft het Bestuur aangegeven tevreden te zijn over de dienstverlening. Wat betreft de dienstverlening door ICS kan worden gemeld dat de beleggingsperformance goed is geweest. Als gevolg daarvan is het in het verslagjaar niet tot een afzonderlijk evaluatiegesprek gekomen. Wel hebben de diverse contacten met ICS, in het kader van de oriëntatie omtrent een eventuele andere vermogensbeheerrelatie, tot verbeteringen geleid in de dienstverlening door ICS.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
19
In het vorige verslagjaar is in het bijzonder de tariefstructuur voor het vermogensbeheer aan de orde geweest. De uitvoeringskosten van het vermogensbeheer (maar overigens ook van die voor de pensioenadministratie) zijn toen uitdrukkelijk in het jaarverslag opgenomen. Deze aandacht wordt in het onderhavige jaarverslag voortgezet. Verwezen wordt naar de afzonderlijke paragraaf in dit jaarverslag over de uitvoeringskosten. Beloningsbeleid De vorenstaande beschrijving van de uitbesteding van werkzaamheden impliceert dat het PNB geen eigen werknemers in dienst heeft. In mei 2009 hebben de beide toezichthouders gezamenlijk ‘Principes voor beheerst beloningsbeleid’ opgesteld. Aanleiding daarvoor was dat het beloningsbeleid in de financiële sector heeft geleid tot onaanvaardbare gedragsrisico’s en derhalve één van de oorzaken van de kredietcrisis is geweest. AZL heeft het eigen beloningsbeleid tegen deze principes afgezet. De pensioenuitvoerder komt tot de conclusie dat variabele beloningen in de organisatie slechts in beperkte mate voorkomen en niet tot substantiële risico’s leiden. Het Bestuur heeft hiervan kennis genomen. Voorts heeft ING IM ICS het Bestuur over zijn beloningsbeleid geïnformeerd. Als onderdeel van ING Insurance/Investment Management Eurasia en ING Groep is op ING IM ICS het beloningsraamwerk voor ING Eurasia van toepassing. Dit raamwerk is in lijn met de Regeling Beheerst Beloningsbeleid en de beloningsprincipes uit de Code Verzekeraars en voorziet onder meer in aangescherpte regels ten aanzien van de toekenning en uitbetaling van variabele beloningen. Actuariaat De voorbereidende actuariële werkzaamheden en advisering zijn in het verslagjaar uitgevoerd door mevrouw Drs. A.H.J. Ringens AAG en en de heer Drs. S. Smeets van het AZL Actuariaat. De certificering is uitgevoerd door de heer A.J.M. Jansen AAG van Sprenkels & Verschuren. In het verslagjaar heeft het Actuariaat van AZL voor het Bestuur inzichtelijk gemaakt in hoeverre de financiële positie van het PNB door renteveranderingen wordt beïnvloed en de strategische renteafdekking wordt gerealiseerd. Hieraan is geen wijziging van het beleid gekoppeld. Verder zijn naar aanleiding van het jaarverslag 2011 enige werkzaamheden uitgevoerd, te weten de becijfering van het risico van actief vermogensbeheer, alsmede onderzoek naar de noodzaak van een illiquiditeitsbuffer en een concentratiebuffer binnen het vereist eigen vermogen. Een en ander heeft geresulteerd in een kleine verhoging (0,1%) van dit vermogen. Tenslotte heeft het Actuariaat de gevolgen voor het PNB geschetst van de nieuwe overlevingstafels van de Actuarieel Genootschap. Gebleken is dat de levensverwachting van mannen en vrouwen wederom is toegenomen. Het Bestuur heeft besloten om ultimo 2012 over te gaan naar de Prognosetafel AG 2012-2062. Dit heeft geleid tot een stijging van de technische voorziening met 1,3% en een daling van de dekkingsgraad met 1,5%-punt. De ervaringssterftepercentages zijn (in ieder geval tot eind 2013) ongewijzigd gebleven, in afwachting van nieuwe gegevens van het CBS. Accountant De controle van de jaarrekening is opgedragen aan Ernst & Young Accountants LLP te Maastricht. De accountant heeft daarnaast het Bestuur een verslag toegezonden, waarin naar aanleiding van de uitgevoerde controlewerkzaamheden met betrekking tot het vorige boekjaar 2011 enige bevindingen en voorstellen tot aanpassingen zijn opgesomd. Het Bestuur heeft in het onderhavige boekjaar deze voorstellen, alsmede een aantal andere suggesties van de certificerend actuaris, opgepakt en nog voor het einde van het jaar opgevolgd. Bij de uitvoering van de controle heeft de accountant de opzet en werking van interne beheersingsmaatregelen van het fonds, die zich grotendeels binnen AZL afspelen, onderzocht en daarin geen materiële leemtes vastgesteld. Daarbij kon gebruik worden gemaakt van de ISAE3402-rapportage met betrekking tot de periode van 1 januari-31 december 2012.
20
Met Ernst & Young heeft het Bestuur in het verslagjaar opnieuw een opdrachtbevestiging accountantscontrole afgesproken. Risicoanalyse en -beheersing Conform het wettelijke voorschrift dat een pensioenfonds zijn organisatie zodanig moet inrichten dat een beheerste bedrijfsvoering wordt gewaarborgd, besteedt het PNB in haar bedrijfsplan aandacht aan de administratieve organisatie en interne controle, in relatie tot de aan AZL uitbestede werkzaamheden. Tevens wordt in het bedrijfsplan op hoofdlijnen een beschrijving gegeven van het interne beheersingssysteem. Het Bestuur besteedt ook in zijn relatie met ING IM ICS aandacht aan het onderhavige onderwerp. De kredietcrisis en als gevolg daarvan de dalende dekkingsgraad van het PNB hebben het Bestuur in 2009 doen besluiten om in een bijzondere themabijeenkomst systematisch aandacht te besteden aan de risico’s waarmee het PNB wordt of kan worden geconfronteerd. Daartoe zijn deze risico’s, met behulp van de door DNB gehanteerde indeling in risicogroepen en onderverdelingen, in kaart gebracht en waar mogelijk voorzien van beheersingsmaatregelen. De betreffende risico-inventarisatie heeft het Bestuur een redelijk totaalbeeld en -overzicht gegeven ten behoeve van het risicomanagement. Aansluitend op deze inventarisatie is in het vorige verslagjaar door het Bestuur aan de CRB een nadere taakopdracht gegeven. Op grond van deze opdracht worden de werkzaamheden in dit kader voorlopig toegesneden op de marktrisico’s (prijsvolatiliteit, rente-, valuta-, liquiditeit-, concentratie- en correlatierisico’s) en de operationele risico’s die daaraan verbonden zijn. Risico’s die verbonden zijn aan routinematige processen, worden onder meer via de ISAE3402-rapportage alsmede de periodieke administratieve rapportages benaderd. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de risico’s van uitbesteding van werkzaamheden in het kader van contractherzieningen en periodieke evaluatiegesprekken met AZL en ICS ruimschoots aandacht krijgen. Kenmerkend voor de contracten is onder meer dat monitorings-, controle- en sturingsinstrumenten voor het Bestuur beschikbaar zijn. Tenslotte kan hier worden opgemerkt dat duidelijk wordt vastgelegd dat tussentijdse opzegging van het contract mogelijk is als de dienstverlening tekort schiet dan wel sprake is van ingrijpende wijzigingen in de interne omstandigheden of omgevingsfactoren van het PNB. Voor het overige wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening. Bijzondere bestuurlijke aangelegenheden Voorbereiding op de herziening van de pensioenwetgeving Het Bestuur heeft in het verslagjaar de politieke ontwikkelingen met betrekking tot het ‘Pensioenakkoord’ ofwel de invoering van het reëel pensioencontract nauwlettend gevolgd. Voor zover mogelijk zijn de kabinetsvoornemens op hun gevolgen voor het PNB onderzocht en geanalyseerd. Het AZL Actuariaat heeft daarnaast een globale berekening gemaakt van de financiële gevolgen van de toekomstige solvabiliteitseisen die het kabinet wil stellen aan de bestaande nominale pensioencontracten. Naar verwachting zal het vereist eigen vermogen met circa 7% stijgen. Deze informatie ondersteunt het Bestuur in zijn afwegingen om te zijner tijd te beslissen over handhaving van de bestaande pensioenregelingen dan wel overgang naar een ander type pensioencontract. Het Bestuur heeft vooralsnog een duidelijke voorkeur voor het handhaven van het bestaande nominale contract, maar zal moeten afwachten of aan de van overheidswege hieraan te stellen eisen, die nog niet definitief zijn geformueerd, kan worden voldaan. De deelnemers en pensioengerechtigden worden door het Bestuur in de nieuwsbrieven over de beraadslagingen ter zake geïnformeerd. Verhoging van de AOW-leeftijd Het kabinet heeft besloten om de AOW-leeftijd geleidelijk te verhogen naar 66 en 67 jaar. Dit staat inmiddels bij wet vast – in het kader van noodzakelijke bezuinigingen wordt er mogelijk naar gestreefd om deze verhoging nog te versnellen. Het Bestuur
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
21
heeft uitgesproken voor wat betreft de ingang van het PNB-ouderdomspensioen in principe de AOW-leeftijd te willen volgen. Dit standpunt is aan de Bisschoppenconferentie voorgelegd die deze zienswijze inmiddels heeft ondersteund. De bisschoppen hebben aangegeven dat het van belang is dat zij de dienstbetrekkingen van de werknemers moeten kunnen blijven beëindigen uiterlijk op de toepasselijke AOW-leeftijd. De feitelijke ingang van het PNB-ouderdomspensioen is dan een zaak van het fondsbestuur. Daarbij spelen overwegingen van eenvoud in administratie en communicatie mede een rol. In het verslagjaar is het PNB geconfronteerd met een andere wijziging van de ingangsdatum van de AOW: het wettelijke basispensioen wordt met ingang van 1 april 2012 uitbetaald vanaf de verjaardag van de rechthebbende. Dit in plaats van de eerste dag van de maand waarin die verjaardag valt. Het Bestuur heeft besloten het PNB-ouderdomspensioen voorlopig te handhaven op de bestaande, reglementaire ingangsdatum van de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Het Bestuur ziet vervolgens geen taak voor het PNB weggelegd om AOW-‘gaten’ te repareren. Inperking van het Witteveenkader Het Bestuur heeft kennis genomen van de inperking van het wettelijke fiscale kader, waarbinnen maximaal (collectieve) pensioenopbouw kan plaatsvinden. Deze inperking gaat op 1 januari 2014 in. Aangezien door de overheid verlaging van opbouwpercentages in eind- en middelloonregelingen zijn gepubliceerd en het PNB daarvan afwijkende vaste bedragenregelingen kent, heeft het Bestuur besloten nader onderzoek te doen naar de impact van de inperking van de fiscale faciliëring, in combinatie met de veronderstellingen die achter het niveau van de huidige pensioenopbouwbedragen schuil gaan. Uit het onderzoek is gebleken dat het PNB voor zowel Reglement I als Reglement II in ieder geval ook in 2014 binnen de wettelijke kaders blijft. Wat betreft de kabinetsvoornemens tot een nog verdergaande inperking van het Witteveenkader vanaf 1 januari 2015 wacht het Bestuur de concrete invulling daarvan af. Dit mede omdat deze inperking in het kader van het Sociaal Akkoord wellicht door alternatieve maatregelen wordt vervangen. In het onderhavige boekjaar wordt vervolgens reeds bekend dat de nieuwe pensioenopbouw vanaf 1 januari 2014 op grond van de aangepaste fiscale wetgeving de 67-jarige leeftijd als ingangsdatum dient te krijgen. Dit impliceert dat –zonder nadere reactie– de deelnemers aan de reglementen te zijner tijd te maken krijgen met een pensioenuitbetaling op de 65-jarige leeftijd (met betrekking tot alle vòòr 1 januari 2014 opgebouwde pensioenaanspraken) én één op 67-jarige leeftijd (nieuwe opbouw). Het Bestuur onderzoekt, in overleg met AZL, naar mogelijkheden om toch het volledige ouderdomspensioen op één moment betaalbaar te stellen. Dit onderzoek wordt in het volgende boekjaar voortgezet. Daarbij wordt er eveneens naar gestreefd dat de belanghebbenden op hetzelfde moment zowel hun PNB-ouderdomspensioen als AOW-pensioen kunnen ontvangen. Wijziging van de pensioenreglementen In het verslagjaar heeft het Bestuur, na positief advies van het AVO, de uitruil- en afkoopfactoren voor een periode van vijf jaar vastgesteld. Deze factoren zijn opgenomen in een bijlage bij de pensioenreglementen. Vaststelling van de gewijzigde uitruil- en afkoopfactoren vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen. Ook heeft het Bestuur de reductiefactoren voor eenzelfde periode van vijf jaar vastgesteld. Het Bestuur heeft in het verslagjaar 2011 vastgesteld dat van de mogelijkheid van het PNB- arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) door priesters en diakens in toenemende mate gebruik wordt gemaakt. Dit recht komt volgens Reglement I van het PNB volledig toe aan diegenen die buiten hun toedoen door lichamelijk of geestelijk letsel niet meer in staat zijn om hun functie uit te oefenen. Een verantwoord beleid met betrekking tot het toekennen van een AOP veronderstelt dat een dergelijk pensioen niet definitief kan worden verleend op basis van een eenmalige medische keuring, tenzij de arbeidsongeschiktheid zodanig is dat redelijkerwijs geen enkele verbetering meer kan worden verwacht. Zolang dat niet het geval is, ligt periodieke herkeuring voor de hand. Dit is in de sfeer van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WAO, WIA) ook gebruikelijk en geaccepteerd. Het Bestuur heeft in het verslagjaar, na positief advies van het AVO en gehoord door de Bisschoppenconferentie, derhalve besloten om de medische keuring voor het recht op een AOP voor priesters en diakens te intensiveren.
22
De reglementswijziging komt op het volgende neer: –– het PNB kan een AOP-rechthebbende voor een herkeuring oproepen, hetgeen kan leiden tot een hogere of lagere uitkering dan wel intrekking daarvan; is iemand evident arbeidsongeschikt, dan wordt hij uiteraard niet met een herkeuring belast; het PNB zal hier prudent mee omgaan; –– de rechthebbende die zijn clericale status verliest, zal worden herkeurd, waarbij voortaan het strikte wettelijke criterium ‘passende arbeid’ wordt nagevolgd; –– het AOP wordt verminderd indien de rechthebbende inkomsten uit arbeid verwerft; deze inkomsten worden op bruto basis voor 70% op het AOP in mindering gebracht; de rechthebbende is verplicht deze inkomsten bij het PNB te melden. Naar aanleiding van de reglementswijzigingen is ook het Uitvoeringsbesluit Vaststelling en wijziging arbeidsongeschiktheidspensioen voor priesters en diakens aangepast. Wijziging van de uitvoeringsovereenkomst In het verslagjaar heeft het Bestuur besloten tot een verduidelijking van de uitvoeringsovereenkomst op een aantal onderdelen. Na positief advies van het AVO, is vastgesteld dat de premie op basis van de meest actuele informatie in het najaar van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de premie betrekking heeft, wordt vastgesteld. Daarnaast is vastgelegd dat verhoging van de pensioenopbouwbedragen als gevolg van de toetreding tot een volgende leeftijdsklasse altijd onvoorwaardelijk wordt verleend. Het vorenstaande vindt al in de praktijk plaats, zodat van een inhoudelijk wijziging derhalve geen sprake is. Vaststelling Handleiding Vermogensbeheer In de Handleiding Vermogensbeheer zijn de kaders beschreven waarbinnen het risicobeleid en het beleggingsbeleid van het PNB worden uitgevoerd. Dit met het doel om de bestuursverantwoordelijkheid, gericht op het beheer van het vermogen, prudent in te vullen. Onderdeel van deze handleiding zijn de overtuigingen (‘believes’) met betrekking tot het vermogensbeheer, de organisatie van het vermogens- en risicobeheer, de bestuurlijke cyclus van dit beheer en het strategisch vermogensbeheer- en risicobeleid. Aan de handleiding zijn enige fondsdocumenten verbonden, zoals de verklaring inzake beleggingsbeginselen, het reglement van de Beleggingscommissie, de Richtlijnen Vermogensbeheer, de governance van het externe vermogensbeheer en de dienstverleningsovereenkomsten met uitvoerders. De handleiding bevat geen nieuwe feiten ten opzichte van de hiervoor genoemde afzonderlijke documenten, maar brengt alles op een overzichtelijke wijze bijeen. Wijziging abtn De actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) wordt periodiek getoetst aan de actualiteit. Dit betekent in de regel dat de teksten hier en daar in technische zin worden aangepast, zonder dat sprake is van een inhoudelijke wijziging. De aanpassing vloeit meestal voort uit wijzigingen van andere fondsdocumenten. Aan het slot van het boekjaar is de abtn opnieuw herzien. Aanpassingen van meer inhoudelijke aard betreffen de omschrijving van een technische voorziening voor langdurig zieken, aanpassing van de actuariële grondslagen en een verruiming van de ex-ante vaststelling van de kostendekkende premie ter voorkoming van een niet-kostendekkende situatie achteraf. Voorts wordt in de abtn nu ingegaan op het financieel crisisplan. Tenslotte is de formulering van het karakter van de pensioenregelingen verduidelijkt – dit om onterechte verwachtingen bij de deelnemers en gepensioneerden omtrent de pensioenuitkomsten te voorkomen. Toeslagenbeleid Algemeen Sinds de Pensioenwet wordt van de besturen van pensioenfondsen meer aandacht gevraagd voor de toeslagverlening. De wet verlangt namelijk dat met alle betrokken doelgroepen duidelijker wordt gecommuniceerd over het toeslagenbeleid. Met name moet
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
23
binnen dat beleid sprake zijn van consistentie tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. Daarnaast moet een uitspraak worden gedaan over de haalbaarheid van het toeslagenbeleid in de toekomst. Om vooral duidelijkheid te scheppen over het voorwaardelijke karakter van de toeslagverlening zijn door de wetgever gestandaardiseerde formuleringen ontwikkeld, met behulp waarvan met alle betrokkenen moet worden gecommuniceerd. Deze formuleringen dienen eveneens te zijn opgenomen in de pensioenreglementen, de pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst en in diverse communicatie-uitingen, zoals de startbrief, het jaarlijkse pensioenoverzicht e.d.. Zonder gebruik van de hiervoor bedoelde standaardteksten of in geval van afwijkende typeringen van het toeslagenbeleid loopt het pensioenfonds –dus ook het PNB– namelijk het risico dat de voorwaardelijkheid onvoldoende blijkt en zal in twijfelgevallen de toezichthouder aannemen dat het beleid ter zake onvoorwaardelijk is. Het gaat daarbij om –– de voorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement I en II aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit de overrendementen: deze komt overeen met categorie D1 uit de toeslagenmatrix, zoals opgenomen in Bijlage 1a van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006, Stcrt. 253, laatstelijk gewijzigd bij de Regeling van 11 december 2009, Stcrt. 19698; –– de voorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement I aan de actieve deelnemers uit de overrendementen en, voor het deel van de salarisverhoging dat meer bedraagt dan de inflatievergoeding, uit de premie: deze komt overeen met categorie D6 uit de toeslagenmatrix; en –– de onvoorwaardelijke toeslagverlening ingevolge Reglement II aan de actieve deelnemers uit de premie: deze komt overeen met categorie F2 uit de toeslagenmatrix. Aanpassing van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen In Reglement I is bepaald dat jaarlijks een procentuele aanpassing van de pensioenopbouwbedragen plaatsvindt per 1 januari van enig jaar op basis van een gemengde index (50% loonindex, 50% prijsindex). Dit aanpassingspercentage is door het Economencollege per 1 januari 2012 vastgesteld op 1,9. Het Bestuur beoordeelt evenwel of het fonds over voldoende middelen beschikt om te kunnen beslissen in hoeverre deze aanpassing kan plaatsvinden. De dekkingsgraad ultimo december 2011 bedraagt 118,9%. Op basis van de beleidsstaffel geldt dat er geen toeslag wordt verleend bij een dekkingsgraad, lager dan 120%. Met ingang van 1 januari 2012 heeft het Bestuur, na positief advies van het AVO en gehoord de actuaris, besloten om de pensioenopbouwbedragen ingevolge Reglement I niet te verhogen. De dekkingsgraad ultimo december 2012 bedraagt, op basis van de ongemiddelde RTS-curve, 116,2%. Met ingang van 1 januari 2013 zijn de pensioenopbouwbedragen ingevolge Reglement I wederom niet verhoogd, om te voorkomen dat er een tekort aan reserves ontstaat.
24
Hieronder volgt een overzicht van alle pensioenopbouwbedragen over een periode van vier jaren.
Opbouw- Opbouw- Opbouw- Opbouwbedragen per
bedragen per
bedragen per
bedragen per
deelnemers- deelnemers- deelnemers- deelnemersjaar jaar jaar jaar
ingaande ingaande ingaande ingaande
1-1-2013 1-1-2012 1-1-2011 1-1-2010
Leeftijd
in euro’s
in euro’s
in euro’s
in euro’s
< 28
329,56 329,56 329,56 327,59
28-29
360,85 360,85 360,85 358,70
30-31
390,41 390,41 390,41 388,08
32-34
456,98 456,98 456,98 454,25
35-37
487,78 487,78 487,78 484,87
38-39
520,56 520,56 520,56 517,46
40-41
535,96 535,96 535,96 532,76
42-43
551,11 551,11 551,11 547,83
44-64
566,26 566,26 566,26 562,89
Het pensioenopbouwbedrag per deelnemer ingevolge Reglement II is conform de onvoorwaardelijk geformuleerde, reglementaire indexatiemethodiek met ingang van 1 januari 2012 verhoogd tot € 104,00 (was in 2011 € 103,47). Dit komt overeen met een stijging van 0,51%. Het opbouwbedrag is inmiddels per 1 januari 2013 vastgesteld op € 106,26, hetgeen ten opzichte van 2012 een stijging betekent van 2,17%. Op de ingegane pensioenen van de gepensioneerden en pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers is met ingang van 1 januari 2012 eveneens geen toeslag toegekend. Met ingang van 1 januari 2013 zijn de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken van de slapers en gepensioneerden wederom niet verhoogd. Het Bestuur heeft hiertoe besloten in het kader van de versterking van de financiële positie van het PNB. Indexatie-achterstand Het toeslagenbeleid heeft geleid tot de hierna volgende indexatie-achterstanden: Actieve deelnemers Reglement I :
De verhoging per:
De gemengde index bedroeg:
Verschil:
Cumulatief verschil:
1 januari 2013: 0,0%
2,1%
100%
4,66%
1 januari 2012: 0,0%
1,9%
100%
2,51%
1 januari 2011: 0,6%
1,2%
50%
0,60%
1 januari 2010: 1,2%
1,2%
–
0,00%
1 januari 2009: 3,3%
3,3%
–
0,00%
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
25
Slapers en gepensioneerden Reglement I en II:
De verhoging per:
Indexatiemaatstaf:
Verschil:
Cumulatief verschil:
1 januari 2013: 0,0%
2,43% (consumentenprijsindex)
100%
7,24%
1 januari 2012: 0,0%
2,39% (consumentenprijsindex)
100%
4,70%
1 januari 2011: 0,6%
1,2% (consumentenprijsindex)
50%
2,26%
1 januari 2010: 1,2%
1,2% (gemengde index)
–
1,65%
1 januari 2009: 1,65%
3,3% (gemengde index)
50%
1,65%
Financiering Aanpassing van de premiebijdragen over 2012 Ingevolge de Pensioenwet (en het daarin opgenomen FTK) is het PNB verplicht een pensioenpremie of -bijdrage vast te stellen op kostendekkend niveau. Dit houdt mede in dat de premie op basis van de marktrente dient te worden vastgesteld, rekening houdend met toekomstige sterftetrendontwikkelingen. Aangezien de marktrente van jaar tot jaar sterk kan fluctueren, biedt de wet de mogelijkheid om een kostendekkende premie vast te stellen op basis van een gedempte rekenrente. Het PNB maakt van deze mogelijkheid gebruik. Met ingang van 2012 zijn de premiebijdragen vastgesteld op € 8.665 per deelnemer voor Reglement I en € 1.757 voor Reglement II. De hiervoor genoemde bedragen zijn met ingang van 1 januari 2013 vastgesteld op € 8.985 respectievelijk € 2.288. Hieronder volgt, conform het wettelijk voorschrift van artikel 130 van de Pensioenwet, een overzicht van de voor 2012 toepasselijke premies ingevolge de beide reglementen in totale bedragen (x € 1000): Kostendekkende premie
€ 8.401
Gedempte kostendekkende premie
€ 6.584
Feitelijke premie
€ 6.883
De feitelijke premie is iets hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Financiële positie van het fonds en ontwikkeling van de dekkingsgraad Vanaf 2007 vindt de jaarverslaglegging plaats op basis van de regelgeving van het FTK, waarbij de pensioenverplichtingen op marktwaarde dienen te worden gewaardeerd. De voorziening pensioenverplichtingen is, met inbegrip van de toepassing van de AG-Prognosetafel 2012-2062, ultimo 2012 vastgesteld op € 339 miljoen. De reserves bedragen € 67 miljoen, hetgeen resulteert in een aanwezige dekkingsgraad van 119,7%. Hierbij moet wel worden aangetekend dat de voorziening is gebaseerd op de door DNB voorgeschreven driemaandsgemiddelde UFR-curve. Indien van de ongemiddelde rentetermijnstructuur zou zijn uitgegaan, zou de dekkingsgraad ultimo 2012 116,2% hebben bedragen. Het Bestuur heeft in het verslagjaar besloten in zijn beleid de ongemiddelde RTS te hanteren. De ‘tussentijdse’ invoering van de UFR en de driemaandsmiddeling ziet het Bestuur als kunstmatige ingrepen om pensioenfondsen die zich in een herstelsituatie verkeren, tegemoet te komen. Zij kunnen zodoende hun noodzakelijke kortingen op pensioenaanspraken en ingegane pensioenen enigszins mitigeren en/of de pensioenpremie lager vaststellen. Het Bestuur wenst vast te houden aan de RTS totdat de wetgeving ter zake is
26
herzien. In het kader van de hervorming van de pensioenwetgeving –zie hiervoor het algemene deel van dit bestuursverslag– staat de nu te hanteren UFR qua methode en niveau nog geenszins vast. Het kabinet heeft aan een onafhankelijke externe commissie van deskundigen om nader advies gevraagd. De benodigde dekkingsgraad ultimo 2012 bedraagt op basis van de strategische beleggingsmix 111,9%. Aangezien de aanwezige dekkingsgraad hoger is dan de benodigde is er geen sprake van een reservetekort. De (voorlopige) dekkingsgraad wordt door het Bestuur –op basis van de QuickScan van het AZL Actuariaat– maandelijks zorgvuldig gevolgd, alsmede aan de hand van de definitieve dekkingsgraadrapportage in de kwartaalgewijze RiskMap. Het belegde vermogen, inclusief liquide middelen, nam in het verslagjaar toe met € 41 miljoen tot € 406,2 miljoen. Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2012 11,6% (in 2011 7,7%). Financieel crisisplan Het PNB heeft vòòr 1 mei 2012 DNB een brief over het financieel crisisplan gezonden. Daarin wordt onderbouwd dat het Bestuur de crises met het huidige samenstel van fondsdocumenten en de daarin opgenomen taken, bevoegdheden en beleidsinstrumenten bestrijdt. Het PNB behoort tot de pensioenfondsen in Nederland die in de afgelopen jaren geen reserve- of dekkingstekort hebben opgelopen. Uitvoeringskosten In april 2011 bracht de AFM het rapport ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ uit. De gedragstoezichthouder concludeerde dat –– de uitvoeringskosten grote invloed hebben op hoogte van het ouderdomspensioen; –– vooral de administratiekosten van pensioenfondsen van gelijke omvang onderling sterk verschillen; –– kleine en middelbare pensioenfondsen door schaalvoordelen en vereenvoudigingen nog veel kunnen besparen op kosten, en –– veel pensioenfondsen niet alle kosten rapporteren. De Pensioenfederatie heeft op het voornoemde rapport gereageerd en een set aanbevelingen tot verbetering ter zake gepubliceerd. Aanbevolen is dat de kosten van het pensioenbeheer in euro’s per deelnemer worden gerapporteerd en de kosten voor het vermogensbeheer in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Voorts is voorgesteld om separaat de (eventueel geschatte) transactiekosten in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen te publiceren. In dit jaarverslag volgt het Bestuur de aanbevelingen op :
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
27
In euro’s
2012
2011
Pensioenbeheer Kosten in euro’s per deelnemer
284,15
319,67
Vermogensbeheer (tussen haakjes % van het belegd vermogen) Fiduciair vermogensbeheer
393.820 (0.10) 384.724 (0,10)
BTW op fiduciair vermogensbeheer
103.537
(0.03)
96.841
(0,03)
Indirect vermogensbeheer
879.550
(0,22)
757.710
(0,20)
Kosten bewaarneming
36.000 (0.01) 30.000 (0,01)
Beleggingsadministratie en rapportages
137.143
(0.03)
124.969
(0,03)
Transactiekosten (schatting)
113.000
(0,03)
30.670
(0,01)
________________________________________________ Totaal kosten vermogensbeheer
1.663.050
(0,42)
1.424.914
(0,38)
De kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 828.000 (was in 2011: € 928.000). Om de kosten per deelnemer te berekenen is, conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie, het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers, te weten 1089 (was in 2011: 1133), en pensioengerechtigden, te weten 1825 (was in 2011: 1848). Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. De kosten van het vermogensbeheer kunnen in drie categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die afzonderlijk in de jaarrekening zijn genoemd. Daaronder vallen de beheervergoeding van de fiduciaire vermogensbeheerder en overige vergoedingen, zoals de kosten voor de bewaarneming en voor het administreren van de portefeuille, alsmede de rapportages daarover. Dit betreft een bedrag van € 635.000 (was in 2011: € 633.000). De tweede categorie betreft de vermogensbeheerkosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder, zoals opgenomen in de jaarrekening en zijn geschat op € 879.000 (was in 2011: € 757.000). De derde categorie zijn de transactiekosten van de beleggingsfondsen, de derivaten en de vastrentende waarden portefeuille. Deze kosten zijn berekend volgens de richtlijnen van de Pensioenfederatie. Op basis van deze benadering zijn de geschatte kosten € 113.000. De totale kosten van het vermogensbeheer komen daarmee uit op ruim € 1,6 miljoen (was in 2011: € 1,4 miljoen). Het Bestuur heeft al eerder in dit jaarverslag gesteld dat de hoogte van de uitvoeringskosten een belangrijk onderdeel zijn van het onderzoek naar een eventuele nieuwe fiduciair vermogensbeheerder. Voorts beraadt het Bestuur zich op instrumenten om ook de kosten van het pensioenbeheer op een aanvaardbaar niveau te houden. Opschorting waardeoverdrachten Hoewel het PNB zelf in het verslagjaar niet in een situatie van onderdekking (<100% dekkingsgraad) terecht is gekomen, was dat voor een groot aantal andere pensioenfondsen wel het geval. Ingevolge de Pensioenwet kunnen geen waardeoverdrachten plaatsvinden indien één van de daarbij betrokken pensioenfondsen wordt geconfronteerd met een onderdekking. In de praktijk vinden, in relatie met het PNB, de meeste waardeoverdrachten plaats met het Abp en het Pensioenfonds Zorg & Welzijn (voorheen: PGGM). Beide voornoemde fondsen bevonden zich in 2012 in een situatie van onderdekking. Voor zover in het verslagjaar toch waardeoverdrachten plaatsvonden, hadden deze betrekking op inkomende waarden van verzekeraars en een enkel pensioenfonds.
28
Voorlichting en communicatie De commissie heeft zich in het verslagjaar met name bezig gehouden met het opstellen van nieuwsbrieven aan de deelnemers, slapers en gepensioneerden over bestuursbesluiten en andere voor hen relevante gebeurtenissen. Afzonderlijk zijn alle aangesloten kerkelijke instellingen door het Bestuur op de hoogte gesteld van belangrijke informatie over de premie en toeslagen op pensioenaanspraken en ingegane pensioenen. De instellingen worden bovendien op de hoogte gesteld van de data waarop het Bestuur en het AVO vergaderen, zodat zij –in geval van eventuele contacten met deze organen– weten wanneer besluiten worden genomen, respectievelijk adviezen worden uitgebracht. Voorts is ervoor gezorgd dat de website van het PNB actueel wordt gehouden en uitgebreid met nieuwe informatie. Zo is bijvoorbeeld op de website uitleg gegeven over de vele ontwikkelingen in pensioenland. Verder is informatie gegeven over de verhoging van de AOW-leeftijd en de invoering van de UFR-curve. Er is aandacht besteed aan het maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid van het PNB, waarbij meer inzicht is gegeven in de uitsluitingscriteria en de uitgesloten ondernemingen. Ook is door middel van een nieuwsbericht meer inzicht gegeven in de pensioenopbouw in 2013. De commissie heeft in 2012 ontwikkelingen rondom het Pensioenakkoord nauwgezet gevolgd. De Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader die de minister van SZW op 30 mei jl. naar de Tweede Kamer heeft gezonden, is daarin een belangrijke stap. Deze beleidsnota ging vergezeld van het rapport ‘Pensioen in duidelijke taal’, waarin een groot aantal aanbevelingen wordt gedaan voor betere communicatie over pensioen. De CVC heeft het rapport bestudeerd en zal de aanbevelingen betrekken bij de noodzakelijke aanpassingen van communicatiebeleidsplan. Na afloop van het boekjaar heeft de CVC het Bestuur overigens geadviseerd om de werking van dit dit plan voor één jaar te verlengen tot 1 januari 2015. Op die datum moet de pensioenwetgeving zijn hervormd. De CVC achtte het niet zinvol om het bestaande communicatiebeleidsplan dat voor de jaren 2011 tot en met 2013 geldend is, voor de duur van één jaar te herzien. In het verslagjaar zijn de uniforme pensioenoverzichten (UPO) aan de actieve deelnemers in het voorjaar van 2012 verstrekt. De UPOmodellen die het PNB hanteert, zijn toegesneden op de verschillende doelgroepen. Het PNB heeft, met andere woorden, UPO’s voor –– priesters en ongehuwde diakens; –– gehuwde diakens; –– pastoraal werkers en –– het huishoudelijk personeel. Binnen de doelgroep van de priesters werd in 2012 nog een aparte UPO verstuurd ten behoeve van de door functionerende priesters. Het Bestuur heeft in het verslagjaar ook aan de gepensioneerden een UPO verstuurd. Klachten Het Bestuur heeft in het verslagjaar geen formele klachten ontvangen over eigen handelen of nalaten, dan wel over de werkzaamheden van AZL of AZL-medewerkers. Wel is met een pensioengerechtigde correspondentie gevoerd over de berekening van zijn ouderdomspensioen. Betrokkene is uitvoerig uitgelegd dat de berekening berust op een juiste uitleg van pensioenregelingen zoals die op hem van toepassing zijn geweest. Hoewel aanvankelijk betrokkene wilde aansturen op arbitrage, heeft hij daarvan bij nader inzien toch afgezien. Boetes In het verslagjaar heeft het PNB geen boetes of dwangsommen betaald.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
29
Verzekerdenbestand De ontwikkeling van de aantallen deelnemers, slapers en gepensioneerden in het verslagjaar is hieronder afzonderlijk voor priesters, diakens, pastoraal werkers en huishoudelijk personeel weergegeven. Mutaties verzekerdenbestand priesters
Pensioen-
Deel- gerechtig-
nemers Slapers
Stand per 31 december 2011
437
59
den Totaal 687
1.183
Mutaties door: In dienst
6 6
Uit dienst
-10
10
0
Uitgaande waardeoverdrachten Overlijden
-1 -32 -33
Ingang pensioen
-1
-14
15
0
Afkoop Andere oorzaken
2
Mutaties per saldo
-16 421 1)
Stand per 31 december 2012 Gemiddelde deelnemersleeftijd
1)
30
Waarvan 21 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie.
55,6
-1 7 66
-17
1 -26
670 1.157
Mutaties verzekerdenbestand diakens
Pensioen-
Deel- gerechtig-
nemers Slapers
Stand per 31 december 2011
83
8
den Totaal 23
114
Mutaties door: In dienst
8 8
Uit dienst
-1
1
0
Uitgaande waardeoverdrachten Overlijden
-1 -1
Ingang pensioen
-5
6
1
Afkoop Andere oorzaken
1
-1
0
Mutaties per saldo
2
0
8
85 1) 8
Stand per 31 december 2012 Gemiddelde deelnemersleeftijd
1)
6
29 122
57,8
Waarvan 4 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
31
Mutaties verzekerdenbestand pastoraal werkers
Pensioen-
Deel- gerechtig-
nemers Slapers
Stand per 31 december 2011
380
266
den Totaal 382
1.028
Mutaties door: In dienst
20 20
Uit dienst
-23
21
-2
Uitgaande waardeoverdrachten Overlijden
-1
Ingang pensioen
-15
-13
-9 -10 33
5
Afkoop -1 -1 Andere oorzaken
-4 -4 -2 -10
Mutaties per saldo
-23
357 1) 270
Stand per 31 december 2012 Gemiddelde deelnemersleeftijd
4
21
2
403 1.030
58,5
Specificaties pensioengerechtigden
2012
2011
Ouderdomspensioen 350 331 Nabestaandenpensioen 50 46 Wezenpensioen 3 5 Totaal 403 382
1)
32
Waarvan 15 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie wegens arbeidsongeschiktheid.
Mutaties verzekerdenbestand huishoudelijk personeel
Pensioen-
Deel- gerechtig-
Stand per 31 december 2011
nemers
Slapers
den
Totaal
233
286
756
1.275
Mutaties door: In dienst
35 35
Uit dienst
-30
30
0
Uitgaande waardeoverdrachten Overlijden Ingang pensioen
-11
-2 -57 -59 -22
35
2
Afkoop
-1 -11 -12
Andere oorzaken
-1
-1
Mutaties per saldo
-7
4
226 1) 290
Stand per 31 december 2012 Gemiddelde deelnemersleeftijd
-33
-2 -36
723 1.239
57,9
Specificaties pensioengerechtigden
2012
2011
Ouderdomspensioen 710 746 Nabestaandenpensioen 13 10 Totaal 723 756
1)
Waarvan 16 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
33
Mutaties verzekerdenbestand (totaal PNB)
Stand per 31 december 2011
Pensioen-
Deel- gerechtignemers Slapers 1.133
619
den Totaal 1.848
3.600
Mutaties door: In dienst
69 69
Uit dienst
-64
62
-2
Uitgaande waardeoverdrachten Overlijden Ingang pensioen
-2 -45
Afkoop Andere oorzaken Mutaties per saldo Stand per 31 december 2012
-3 -36
-98 -103 89
8
-1 -12 -13
-2 -7 -2 -11 -44
15
-23
-52
1.089 1) 634 1.825 3.548
Specificaties pensioengerechtigden
2012
2011
Ouderdomspensioen 1756 1785 Nabestaandenpensioen 66 58 Wezenpensioen 3 5 Totaal 1825 1848
1)
34
Waarvan 56 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premie
Overzicht van de leeftijd van de aktieve deelnemers
Huis Permanent Pastoraal houdelijk tot 30 jaar 30 t/m 34 jaar
Priesters
diaken werkers personeel
Totaal
6 0 4 4 14 14
2
10
4
30
35 t/m 39 jaar
36
3
10
5
54
40 t/m 44 jaar
49
3
17
10
79
45 t/m 49 jaar
79
13
40
23
155
50 t/m 54 jaar
93
15
73
45
226
55 t/m 59 jaar
72
26
91
72
261
60 t/m 64 jaar
68
23
111
63
265
65 jaar of ouder Totaal
4 0 1 0 5 421 85 357 226 1.089
Overzicht leeftijden pensioengerechtigden
Huis Permanent Pastoraal houdelijk jonger dan 65 jaar 65 t/m 69 jaar
Priesters
diaken werkers personeel
Totaal
0
1
22
2
25
79
22
131
101
333
70 t/m 74 jaar
159
4
110
103
376
75 t/m 79 jaar
168
2
81
134
385
80 t/m 84 jaar
152
0
43
153
348
85 t/m 89 jaar
77
0
12
148
237
90 t/m 94 jaar
29
0
3
59
91
6
0
1
23
30
95 en ouder Totaal
670 29 403 723 1.825
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
35
Beleggingen Algemene ontwikkelingen Ontwikkelingen in 2012 Het jaar 2012 was voor pensioenfondsen alweer een zeer bewogen jaar. Voor veel fondsen was het ‘erop of eronder’ na vier jaar in een herstelsituatie te hebben verkeerd. PNB is een van de weinige pensioenfondsen die, met name als gevolg van het behoudende beleggingsbeleid, niet geconfronteerd zijn geweest met een herstelsituatie. De dekkingsgraad van PNB steeg gedurende het verslag jaar van 118,4% naar 119,7%. De stijging van de dekkingsgraad is een gevolg van zowel goede beleggingsresultaten, gedaalde renteniveaus als ook de aanpassing van de waarderingssystematiek van de pensioenverplichtingen. Eén van de onderdelen van het door het kabinet gepresenteerde pakket aan maatregelen is de invoering van de zogeheten Ultimate Forward Rate (UFR) en toepassing van een driemaandsmiddeling. Het effect van de aanpassing van de waarderingssystematiek op de dekkingsgraad van PNB bedroeg +3,5%. De problemen met de Europese economie, die als gevolg van de aanhoudende eurocrisis en een tanend consumentenvertrouwen eind 2011 in een recessie belandde, en de ontwikkelingen met betrekking tot de staatsschuld in de Verenigde Staten (VS) waren de belangrijkste oorzaken voor de in 2012 verder dalende rente. Als gevolg van beide factoren namen beleggers hun toevlucht tot beleggingen in risicovrije, vooral Duitse en Nederlandse staatsleningen. De Duitse rente daalde daardoor eind mei even onder 1,2% en kortlopende obligaties konden zelfs worden uitgeschreven met negatieve couponrentes. Medio 2012 is door een enige ontwikkelingen de spanning op het Europese financiële systeem verminderd, waardoor de risicopremies op landen als Spanje en Italië en op financiële instellingen aanzienlijk verminderde. Toch bleven beleggers in de tweede helft van 2012 nog geruime tijd de voorkeur geven aan ‘veilig’ geachte staatsobligaties. Nederlandse en Duitse staatsleningen bleven daardoor zeer in trek. Eind december 2012 leverden 10-jaars Nederlandse staatsleningen nog maar een rendement op van slechts 1,5%. Zonder meer een historisch laagterecord. Eind 2012 toonde de reële economie de eerste tekenen van herstel. Wereldwijd konden aandelenkoersen hun opwaartse trend die begin 2012 was ingezet, versterkt doorzetten. Wereldwijde aandelen behaalde in 2012 een totaalrendement van 15,2%. De eerste helft van het jaar daalde de euro ten opzichte van de dollar naar 1,24. De onzekerheid over de crisis in Europa nam af. Ook laaide de discussie over het begrotingsplafond in de US weer op. Als gevolg van beide onderwerpen herstelde de euro, om per ultimo 2012 te eindigen op 1,32. Vooruitzichten 2013 In de VS trekken de consumentenbestedingen aan, evenals de duurzame orders en de huizenmarkt. Een gematigde groei lijkt voor deze regio reëel. Voor Europa lijkt een aan export gerelateerd herstel mogelijk. Dit als gevolg van een aantrekkende groei in de VS en China. Voorts dragen het beleid van de ECB en wellicht een afnemende bezuinigingsdrang van (centrale) overheden bij aan herstel. Mede dankzij deze exportgroei zou de eurozone aan een recessie moeten kunnen ontkomen. Ondanks tekenen van herstel blijft de wereldeconomie echter kwetsbaar. De rol van de centrale banken en van de politici blijft vooralsnog cruciaal voor een voortzetting van het gematigde economische herstel. De wereldwijde economische groei kan in 2013 op of iets onder het langjarige gemiddelde uitkomen. Het aanhoudend ruime beleid van de centrale banken, het naar verwachting gematigde herstel en de nog steeds voortdurende overcapaciteit in de volwassen economieën geven geen reden sterk oplopende renteniveaus van staatsleningen in landen als de VS, Duitsland en Nederland te verwachten. Wel kunnen de rentes, vanaf extreem lage niveaus, iets oplopen. De lage rentes in combinatie met relatief hoge dividendrendementen maken een positieve waardeontwikkeling op de wereldwijde aandelenmarkten mogelijk. Gunstig hierbij is dat de balansen van de bedrijven nog steeds relatief gezond zijn en veel bedrijven ruimte hebben om eigen aandelen in te kopen en dividenden te verhogen.
36
Fondsspecifieke ontwikkelingen Portefeuille, resultaten Het beleggingsresultaat in 2012 liet voor het vierde opeenvolgende jaar een positief rendement zien. Met een totaal rendement van 11,6% presteerde het PNB echter 1,0% minder dan de gedurende 2012 gehanteerde benchmark. Het resultaat is tot stand gekomen door een goed absoluut resultaat van de matching portefeuille (9%) en een goed absoluut resultaat van de rendement portefeuille 10,5%. De matching portefeuille bestaat uit staatsobligaties en rentederivaten en heeft tot doel het renterisico dat ontstaat door de verplichtingen van het fonds, te beheersen. Gedurende 2012 voor 90%. Het resultaat op de matching portefeuille bedroeg over het verslagjaar 9,0% en is hiermede nagenoeg gelijk aan de procentuele toename van 90% van de verplichtingen. De rendementsportefeuille richt zich op categorieën met een verwacht hoger gemiddeld rendement. Dit met als doel om, over langere termijn gemeten, de kans op toeslagverlening te verhogen. Deze portefeuille, per ultimo 2012 samengesteld uit bedrijfsobligaties, aandelen en onroerend goed, heeft een rendement behaald van 10,5%. De benchmark heeft een rendement behaald van 11,2%. Een belangrijke oorzaak voor het achterblijvende resultaat is het ontbreken van ‘obligaties verstrekt aan Europese financiële instellingen’. In het fragiele klimaat van 2012 vond het PNB het niet verstandig deze beleggingen in de portefeuille aan te houden. Met name in de tweede helft van het verslagjaar rendeerde de voornoemde sector, als gevolg van enige ontspanning in de eurozone, echter relatief goed. Gevolg is dat het rendement binnen de categorie Europese bedrijfsobligaties met een absoluut rendement van 10,8% ruim 2,8% is achtergebleven bij de benchmark voor deze categorie. De aandelen portefeuille heeft een rendement behaald van 14,8%. Dit rendement is nagenoeg gelijk aan het rendement van de benchmark. Binnen deze categorie hebben de vermogens-beheerders goed gepresteerd. Dat de categorie desondanks niet beter presteerde, is te wijten aan het feit dat de portefeuille pas gedurende het jaar is aangepast aan de nieuwe strategische regiogewichten. De categorie grondstoffen en alternatieve beleggingen zijn in 2012 afgebouwd. In de periode dat deze categorieën in de portefeuille aanwezig waren, hebben deze categorieën een negatief rendement behaald. Het besluit om de categorie grondstoffen af te bouwen, is gebaseerd op de onduidelijkheid inzake de maatschappelijk aspecten van deze categorie. Deze aspecten worden in 2013 in kaart gebracht. Beleid, strategie In 2012 werd de strategie die in 2011 is ingezet, voortgezet. Bij besluitvorming hanteert het Bestuur de onderstaande beleidsstaffel. Bijzonder kenmerk van deze beleidsstaffel is dat het Bestuur de beleggingsrisico’s vermindert bij een oplopende financiële gezondheid van het fonds en juist laat oplopen bij een verslechterende financiële gezondheid. In het laatste geval wordt het risico overigens in hoge mate beperkt door het uitgangspunt, dat de vereiste dekkingsgraad van het fonds op enig moment maximaal 115% mag bedragen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
37
Dekkingsgraad
Toeslagverlening
Premie
Beleggingsmix
170% of hoger
100% + inhaalindexatie
premiekorting
67,5% Matching*, 7,5% Europese Credits,
12,5% aandelen, 12,5% niet beursgenoteerd
vastgoed 150% - 170%
100% + inhaalindexatie
gedempte kdp
52,5% Matching*, 7,5% Europese Credits, 25% aandelen, 15% niet beursgenoteerd
vastgoed 130% - 150%
100%
gedempte kdp
52,5% Matching*, 7,5% Europese Credits, 25% aandelen, 15% niet beursgenoteerd
vastgoed 120% - 130%
50%
gedempte kdp
42,5% Matching*, 7,5% Europese Credits, 35% aandelen, 15% niet beursgenoteerd
vastgoed Lager dan 120%
0%
gedempte kdp
42,5% Matching*, 7,5% Europese Credits,
35% aandelen, 15% niet beursgenoteerd
vastgoed
In het beleid voor 2012 werd rekening gehouden met een dekkingsgraad per ultimo 2011 die binnen de staffel 115%-130% viel. Op basis van de destijds verwachte stijging van de rente werd besloten ook gedurende 2012 slechts 90% van het renterisico af te dekken. Beleid, besluitvorming 2012 De Beleggingscommissie is gedurende 2012 negen maal bijeengeweest. Naast de vier reguliere bijeenkomsten, heeft de commissie vijfmaal extra vergaderd. In deze vergaderingen zijn de portefeuille en de risico’s binnen de portefeuille beoordeeld. Daarnaast zijn de volgende onderwerpen door de Beleggingscommissie besproken en van advies voorzien: –– de mate van afdekking van het renterisico; –– de mate waarin het dollarrisico wordt afgedekt; –– de regio-allocatie van de aandelen; –– de Richtlijnen Vermogensbeheer 2013; –– de gevolgen van de invoering van de UFR, en –– het advies van Selectiecommissie inzake de selectie van een fiduciair manager. Met betrekking tot de bovenstaande onderwerpen heeft het Bestuur overeenkomstig het advies van de Beleggingscommissie besloten. Het bestaande beleid wordt gedurende 2013 gecontinueerd, waarbij het afdekkingspercentage voor het dollarrisico enigszins is verlaagd (75% in plaats van 100%) en de bandbreedte van de rente-afdekking is aangepast van 85%-100% naar 80%-100%. Extra vergaderingen hebben plaatsgevonden in het kader van de selectie van een fiduciair manager en over de invoering van de UFR. De UFR is geïntroduceerd op 24 september 2012. De Hoofdlijnennota Herziening FTK bevatte een voorstel voor een nieuwe rekenrente, gebaseerd op de Ultimate Forward Rate Methodiek. Onder deze methodiek wordt de rentetermijnstructuur tot looptijden van twintig jaar gebaseerd op de swaprente en wordt voor looptijden langer dan twintig jaar een rentestructuur geconstrueerd op basis van enerzijds de marktrente en anderzijds een vaste forwardrente na 60 jaar (de UFR). De hoogte van de UFR is een afspiegeling van de lange termijn groei, vermeerderd met de lange termijn inflatie. Hoewel de DNB de UFR voor Nederland geschat heeft op 4,2%, bestaat er discussie rondom dit niveau. Helder is echter dat pensioenfondsen de waarde van hun verplichtingen vooralsnog moeten berekenen op basis van deze UFR-curve.
38
De Beleggingscommissie heeft de gevolgen van de invoering voor het rente-afdekkingsbeleid onderzocht en heeft op basis hiervan geadviseerd vooralsnog de bestaande methodiek van renteafdekking te handhaven. Belangrijke reden hiervoor is dat wordt verwacht dat de nu voorgeschreven methode van afdekking op afzienbare termijn wederom zal worden aangepast. Dit voor wat betreft de hoogte van de UFR en de methodiek van rente afdekken. Het Bestuur heeft dit advies overgenomen, in de wetenschap dat het huidige afdekkingsbeleid feitelijk aansluit bij de UFR-methode. Dit omdat het PNB juist de risico’s van veranderingen in de lange rente (40 en 50 jaar) slechts beperkt afdekt. Het PNB gebruikt de door de wetgever voorgeschreven methodiek om de waarde van de verplichtingen te berekenen en de formele dekkingsgraad vast te stellen. In haar besluitvorming –zowel met betrekking tot de inrichting van de matching portefeuille als met betrekking tot het premie, indexatie en beleggingsbeleid– rekent het Bestuur echter vooralsnog met de ongemiddelde rentecurve, zoals deze was voorgeschreven tot november 2011. Op de website wordt daarom primair de marktwaarde-dekkingsgraad gepubliceerd. Organisatie vermogensbeheer In 2010 heeft het PNB het contract met de fiduciair beheerder slechts met 2 jaar verlengd. Een verdere verlenging van de relatie met deze beheerder wordt bezien in relatie tot de alternatieven die in Nederland beschikbaar zijn. Het Bestuur heeft een Selectiecommissie ingesteld om deze alternatieven in kaart te brengen. Doel van deze commissie is het formuleren van een advies aan het Bestuur met betrekking tot de toekomstige fiduciair beheerder. De Selectiecommissie, samengesteld uit leden van het Bestuur en de Beleggingscommissie, heeft gedurende 2012 onderzoek gedaan naar de alternatieve aanbieders van deze dienstverlening. Op 30 augustus is advies uitgebracht inzake de keuze voor de fiduciair manager. Dit advies is door de Beleggingscommissie besproken en van een zelfstandig advies voorzien. Op basis van dit laatste advies is besloten tot nader onderzoek. Dit onderzoek wordt medio 2013 afgerond. In afwachting de uitkomst van dit onderzoek en het definitieve besluit is de bestaande overeenkomst met ING IM ICS met 1 jaar verlengd. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het Bestuur van het PNB gelooft dat bedrijven die duurzaam en sociaal verantwoord hun bedrijfsprocessen inrichten op lange termijn meer waarde creëren vergeleken met bedrijven die dit niet doen. Gegeven het karakter van het fonds verdienen deze aspecten bovendien een voorkeursplaats in het beleid van het fonds. Het fonds kiest zowel uit pragmatische overwegingen alsmede uit oogpunt van transparantie om te werken met een zogenaamde uitsluitingenlijst. Dat is een lijst van ondernemingen die (op basis van de door het fonds vastgestelde criteria) aantoonbaar géén duurzame bedrijfsvoering hebben en waarin om die reden niet belegd wordt; managers is opgedragen om ondernemingen op deze lijst niet op te nemen in de beleggingsportefeuille. De uitsluitingslijst wordt opgesteld door de fiduciair manager op basis van aspecten die van belang zijn voor een duurzame en sociale ontwikkeling van de maatschappij. Bij die aspecten komen onder meer ethische kwesties en milieuaangelegenheden aan de orde. Het Bestuur van PNB heeft uitgangspunten opgesteld op basis waarvan ondernemingen niet in aanmerking komen voor een belegging door PNB. De gehanteerde uitgangspunten zijn: –– respect voor de kernrechten van de mens; –– het zich niet schuldig maken aan ernstige vormen van kinderarbeid; –– het zich onthouden van betrokkenheid bij dwangarbeid; –– het zich onthouden van zware milieuvervuiling; –– geen betrokkenheid bij de productie van controversiële wapens die geen onderscheid maken tussen militaire en burgerdoelen; –– geen betrokkenheid bij corruptie; –– het zich onthouden van discriminatie, en –– het respecteren van de vrijheid van vakvereniging en collectieve onderhandeling.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
39
In het verslagjaar is het beleid gecontinueerd dat niet zal worden belegd in ondernemingen die één of meer van de bovenstaande uitgangspunten voortdurend en op grove wijze schenden. Eind 2012 stonden voor wat betreft Europa 27 ondernemingen op de uitsluitingslijst, in Noord-Amerika betrof het 22 ondernemingen en in het Verre- en Midden-Oosten, alsmede overige landen 35 ondernemingen. Op verzoek van het AVO blijft het Bestuur alert ten aanzien van een ideale invulling van het beleid ter zake. Een aanscherping van dit beleid moet volgens het Bestuur wel worden afgezet tegen de meerkosten voor toetsing die dit met zich meebrengt. Code Tabaksblat en stembeleid Met de invoering in 2004 van de Nederlandse Corporate Governance Code (Code Tabaksblat) is de aandacht voor corporate governance in Nederland sterk toegenomen. Ondernemingen zijn in toenemende mate aandacht gaan besteden aan het onderwerp goed ondernemingsbestuur. Van institutionele beleggers wordt sedertdien verwacht dat zij zich opstellen als een betrokken aandeelhouder. Het Bestuur van het PNB onderkent het belang van goed bestuur bij de ondernemingen waarin wordt belegd. Het Bestuur is van oordeel dat bedrijven met aandacht voor goed ondernemingsbestuur, die bij de bedrijfsvoering de belangen van aandeelhouders en andere relevante stakeholders in ogenschouw nemen, uiteindelijk betere prestaties zullen leveren. Door actief gebruik te maken van het aan de aandelen verbonden stemrecht, kunnen aandeelhouders een positieve invloed uitoefenen op de corporate governance van de betreffende ondernemingen en kunnen zij zich bijvoorbeeld uitspreken over de benoeming van nieuwe bestuurders en commissarissen, het beloningsbeleid van de ondernemingen en over wijzigingen van de statuten. Aangezien het PNB geen eigen aandelenportefeuille bezit, maar belegt via beleggingsfondsen, is het fonds juridisch gezien geen eigenaar van de door deze beleggingsfondsen gehouden aandelen en kan zij het stembeleid op deze aandelen niet rechtstreeks ten uitvoer brengen. Het PNB sluit zich aan bij het gevoerde beleid binnen de verschillende door het fonds geselecteerde beleggingsfondsen. Tijdens aandeelhoudersvergaderingen van de vastgoedfondsen waarin het PNB belegt, laat het fonds zich vertegenwoordigen door de fiduciair beheerder. In bijzondere gevallen zal de fiduciair beheerder vooraf contact opnemen met het Bestuur om het stemgedrag af te stemmen.
40
Samenvatting actuarieel rapport De managementsamenvatting toont, naast de ontwikkelingen gedurende het boekjaar, de belangrijkste financiële cijfers van het fonds. Financiële positie De dekkingsgraad van het fonds steeg van 118,4% ultimo 2011 naar 119,7% ultimo 2012. De dekkingsgraad ultimo 2012 is hoger dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds verkeert daarom ultimo 2012 niet in een reservetekort.
140% 132,3% 125,0% 119,7%
118,4%
120% 112,0%
111,5%
104,1%
112,7%
104,1%
111,1%
104,1%
104,1%
100%
80%
60% 2012 Dekkingsgraad
2011
2010
Vereiste dekkingsgraad
2009
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling van de dekkingsgraad zien. De dekkingsgraad is gebaseerd op een technische voorziening waarbij de voorgeschreven rentetermijnstructuur is gebruikt voor de verdiscontering. Er is gerekend met een driemaandsmiddeling en er is gebruik gemaakt van de Ultimate Forward Rate (UFR)-methodiek. Indien de technische voorziening ultimo 2012 wordt vastgesteld op de rentetermijnstructuur met UFR-methodiek, maar zonder de driemaandsmiddeling, dan is de dekkingsgraad 116,2% ultimo 2012.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
41
De volgende grafiek geeft het vermogen en de technische voorziening(en) weer.
500.000 405.276
400.000
373.636
358.184
338.357
338.529 315.702
300.000
286.482 255.808
200.000
100.000
0 2012
2011
2010
Vermogen
Voorziening Langdurig Zieken
Voorziening ivm wijziging sterftetrend
Reglement I
2009
Reglement II
(Minimaal) vereiste financiële positie De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,1% ultimo 2012. De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds vastgesteld op basis van de feitelijke beleggingsmix en anderzijds op basis van de strategische beleggingsmix. Ultimo 2012 bedraagt de vereiste dekkingsgraad 111,9% op basis van de feitelijke beleggingsmix en 112,0% op basis van de strategische beleggingsmix. Voor de toetsing van de financiële positie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2012 vastgesteld als de hoogste uitkomst van beide beleggingsmixen. Dit is dus 112,0% op basis van de strategische beleggingsmix.
42
De volgende grafiek toont de verdeling van de vereiste dekkingsgraad over de verschillende risico-componenten die gehanteerd wordt voor de toetsing. Hierbij zijn de verdelingen opgenomen voor 2011 en 2012.
20% 18% 16% 14%
12,0%
12%
10,5%
11,5%
10,1%
10% 8% 6% 4% 2%
0,5%
0,5%
0,3%
0,3%
0,0%
0,0%
0,0%
0,7%
0,0%
0,7%
0,0%
0,0%
0%
2012
2011
Analyse van het resultaat De stijging van de dekkingsgraad van 1,3%-punt in 2012 volgt tevens uit het positieve resultaat van 8.813 in het boekjaar. In 2011 was er een negatief resultaat van 13.768. De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de grafiek weergegeven en uitgesplitst naar mutatie-oorzaak. Het effect van de overgang op de nieuwe AG-prognosetafel is hierin verantwoord onder ”overige mutaties technische voorzieningen”.
Beleggingsopbrengsten
2,5%
-6,2% -0,7%
Premie
-0,5% -0,1%
Waardeoverdrachten
0,0% 0,0% 0,1%
Kosten
1,0%
Uitkeringen
1,6%
-0,1%
Kanssystemen
-0,2% - 0,1%
Toeslagverlening
0,0%
-1,6% - 1,0%
Overige mutaties technische voorzieningen Andere oorzaken
0,4%
- 0,4%
-8%
-6%
-4%
-2% Realisatie 2012
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
0%
2%
4%
6%
Realisatie 2011
43
Kostendekkende premie De kostendekkende premie over 2012 is vastgesteld conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Dit betekent dat de premie is vastgesteld op basis van een gedempt premiebeleid, rekening houdend met een rente van 4%. De gedempte kostendekkende premie bedraagt 6.584. De feitelijk betaalde premie is met 6.883 hoger. De feitelijk betaalde premie, de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie worden achtereenvolgens in onderstaande grafiek weergegeven. Hierbij zijn de gedempte kostendekkende premie en de zuivere kostendekkende premie gesplitst conform de vereisten uit de Pensioenwet.
10.000 8.771
9.000
8.401
8.059
8.000 7.000
7.484 6.883
6.584
7.462
7.449
6.808
6.656
6.000 5.126
5.000
4.423
4.000 3.000 2.000 1.000 0 2012
2011
2010
2009
Inkoop onvoorwaardelijke opbouw
Risicopremies
Kostenopslag
Solvabiliteitsopslag
Feitelijke premie
Utrecht, 3 juni 2013
M.M.W. Frankort
Drs. L.J.W. Verhoeven pr.
(voorzitter) (vicevoorzitter)
Mr. Th.R. Kalb (secretaris)
Drs. A. Bultsma pr.
44
P.J. van Hecke pr.
Verslag van het Advies- en verantwoordingsorgaan Het AVO heeft zich over het jaar 2012 een oordeel gevormd over het handelen van het Bestuur ten aanzien van het gevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel is onder meer gebaseerd op het jaarverslag over het betreffende jaar, alsmede de actuariële rapporten en het accountantsverslag. Voorts zijn de gezamenlijke vergaderingen, andere contacten tussen Bestuur en AVO en het rapport van bevindingen van het ITO bij het oordeel betrokken. Het AVO is van oordeel dat het Bestuur bij de door haar in 2012 genomen besluiten met de belangen van alle betrokken doelgroepen op een evenwichtige wijze rekening heeft gehouden. Voorts heeft het Bestuur een prudent financieel beheer gevoerd. Verder heeft het Bestuur de kerkrechtelijke aspecten van het PNB zorgvuldig in het oog gehouden. Bestuursreactie Het Bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het AVO. Het huidige beleid zal worden voortgezet, waarbij steeds nieuwe wetgeving en wettelijke verplichtingen voor het Bestuur en het fonds zullen worden betrokken. Het Bestuur heeft de intentie over beleidswijzigingen overleg te voeren met het AVO en de Bisschoppenconferentie. Het Bestuur heeft conform Principe C4 van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur d.d. 16 december 2005, het AVO geïnformeerd over de bestuursreactie op het ITO-rapport.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
45
Verslag van het Intern toezichtorgaan In opdracht van het Bestuur heeft het ITO een algemeen onderzoek gedaan over een periode van drie jaar, te weten 2010-2012. Onderwerpen die daarbij aandacht kregen, waren de bestuurssamenstelling en -structuur, de kostenbewaking, de CRB, de zelfevaluatie door het Bestuur, alsmede de deskundigheid. Op 15 mei 2013 heeft een gezamenlijk overleg tussen het ITO en het Bestuur plaatsgevonden. Daarin zijn de opvattingen van beide organen over en weer besproken en nader toegelicht. Vragen zijn zoveel mogelijk beantwoord. Bestuursreactie Het Bestuur dankt het ITO voor zijn inspanningen, grondige aanpak van zijn onderzoek en gedane aanbevelingen. Het Bestuur zal de ITO-rapportage, conform de reeds genoemde Principes voor goed pensioenfondsbestuur, met het AVO bespreken. Het ITO kan in het najaar een nieuwe opdracht tegemoet zien over een of meer deelonderwerpen met betrekking tot het boekjaar 2013. In het kader van de opdrachtformulering zal worden nagegaan of reeds rekening moet worden gehouden met de wetgeving over de versterking van het intern toezicht.
46
Jaarrekening
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
47
Balans per 31 december (in duizenden euro; na resultaatdeling)
Activa 2012 2011 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken
28.833
29.874
Aandelen
113.036 94.025
Vastrentende waarden
226.144
Derivaten Overige beleggingen
210.342
29.853 30.984 0
402
397.866 365.627 Vorderingen en overlopende activa [2]
6.841
7.757
Liquide middelen [3]
1.479
1.571
406.186 374.955
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
48
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva 2012 2011 Reserves Algemene reserve [4]
66.747
57.934
66.747 57.934 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [5]
338.529
315.702
338.529 315.702 Kortlopende schulden en overlopende passiva [6]
910
1.319
406.186 374.955
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
49
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2012 2011 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten [7]
10.232
11.662
Indirecte beleggingsopbrengsten [8]
32.317
15.180
-694
-629
Kosten van vermogensbeheer [9]
41.855 26.213 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [10]
6.891
6.733
Saldo van overdrachten van rechten [11]
55
-157
Pensioenuitkeringen [12] -16.333 -16.409 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [13] Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
-7.283
-6.509
Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
-4.730
-3.590
-70
-309
Overgenomen pensioenverplichtingen Uitkeringen Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen Overgedragen pensioenverplichtingen Overige mutaties technische voorzieningen Toeslagverlening Wijziging rentecurve Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden
16.329 16.469 734
741
0
470
0
17
-12 -12 -23.236
-33.621
-4.312
-2.384
Resultaat op sterfte
-638
72
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
498
-615
Resultaat op mutaties
-107
51
-22.827 -29.220 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [14]
-828
-928
Saldo van baten en lasten
8.813
-13.768
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
50
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
2012 2011 Bestemming van het saldo Algemene reserve
8.813
-13.768
8.813 -13.768
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
51
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2012 2011 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Overgenomen pensioenverplichtingen
7.101
6.615
55
223
7.156 6.838 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen Overgedragen pensioenverplichtingen Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-16.322
-16.405
-9
-380
-1.096
-761
-17.427 -17.546 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten
10.878
13.919
Verkopen en aflossingen beleggingen
97.815
114.322
108.693 128.241 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-98.123
-117.155
-391
-638
-98.514 -117.793 Mutatie liquide middelen
-92
-260
Saldo liquide middelen 1 januari
1.571
1.831
Saldo liquide middelen 31 december
1.479
1.571
52
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Het PNB heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en BW2 Titel 9 toegepast. Beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Schattingswijziging In 2012 heeft de Commissie Overlevingstafels van het AG een herziening van de AG-prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd, zijnde de AG-prognosetafel 2012-2062, en heeft het fonds besloten over te gaan op deze nieuwe overlevingstafel. Dit wordt gezien als een schattingswijziging. Ultimo 2012 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verhoogd met 1,3%-punt als gevolg van deze schattingswijziging. Het cumulatief effect van de schattingswijziging op de technische voorziening ad. € 4,3 miljoen is als mutatie in het resultaat verwerkt. DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de nominale rentetermijnstructuur aangepast. Hierbij gaat het om een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar blijft de rente gelijk aan de driemaands gemiddelde rente. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). Dit wordt gezien als een schattingswijziging. Ultimo 2012 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verlaagd met 1,5% als gevolg van deze schattingswijziging. Het cumulatief effect van de schattingswijziging op de technische voorziening ad. € 5,0 miljoen is als mutatie in het resultaat verwerkt. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
53
bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden o mgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Het kasstroomoverzicht is een weergave van de daadwerkelijke geldstroom van 1 januari t/m 31 december. Dus zonder rekening te houden met overloopposten. Waardering Beleggingen Onroerende zaken De beleggingen in direct vastgoed zijn gewaardeerd op actuele waarde, zijnde de taxatiewaarde. De ter beurze genoteerde aandelen in vastgoedbeleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Zakelijke waarden De ter beurze genoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun a ctuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Vastrentende waarden De ter beurze genoteerde obligaties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun a ctuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
54
Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor deposito’s is het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde in het algemeen gering. Derivaten Beleggingen in beursgenoteerde derivaten worden gewaardeerd tegen de op 31 december bekende marktprijzen. Beleggingen welke onderhands zijn gekocht, waarvoor geen directe marktwaardering beschikbaar is, worden gewaardeerd op basis van actuele marktparameters, zijnde de risicovrije rente op basis van de EONIA-curve. In het verleden gold als disconteringsvoet de EURIBOR-curve. RJ610 schrijft voor dat derivaten met een negatieve waarde op de passiva zijde van de balans moeten worden weergegeven. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Algemene reserve Het jaarlijkse resultaat volgens de rekening van baten en lasten wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Per 1 januari 2007 is de Pensioenwet (PW) in werking getreden. Onderdeel van de PW is het FTK. In het FTK is de manier waarop DNB haar toezicht op pensioenfondsen uitoefent vastgelegd. Het FTK stelt daarbij de kaders waarbinnen een pensioenfonds moet opereren. Besloten is het FTK ook toe te passen voor de jaarverslaglegging daar dit aansluit bij het door het bestuur gehanteerde beleid. De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld als de contante waarde van de tijdsevenredig opgebouwde pensioenaanspraken. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers is de voorziening pensioenverplichtingen g ebaseerd op de te bereiken aanspraken. De voorziening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen: Intresttoevoeging Is gebaseerd op de 1-jarige intrest uit de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader. Voor boekjaar 2012 bedraagt deze 1,544% (2011: 1,296%). Rekenrente De rentetermijnstructuur ultimo 2012 zoals gepubliceerd door DNB. Voor ultimo 2012 is dit gelijkwaardig aan een vaste rente van 2,3%. Zie schattingswijziging, pagina 53. Sterfte AG Prognosetafel 2012-2062 (startjaar 2013), met een inkomensafhankelijke ervaringssterfte. Voor kinderen aan wie een wezen pensioen wordt uitgekeerd worden de sterftekansen op nihil gesteld. Zie schattingswijziging, pagina 53. Het fonds maakt bij de vaststelling van de voorziening gebruik van inkomensafhankelijke ervaringssterftepercentages. Voor de mannelijke hoofd- en medeverzekerde is daarbij gebruik gemaakt van ervaringssterftepercentages voor de inkomenscategorie “midden-hoog”. Voor de vrouwelijke hoofd- en medeverzekerde wordt gebruik gemaakt van ervaringssterftepercentages voor de inkomenscategorie “midden”.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
55
Gehuwdheid Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt bij de priesters geen rekening gehouden met partnerpensioen. Bij de vaststelling van de voorziening voor uitruilbaar p artnerpensioen wordt uitgegaan van het onbepaalde partnersysteem met 100% gehuwdheid. Bij de vaststelling van de voorziening voor niet-uitruilbaar partnerpensioen wordt uitgegaan van het bepaalde partnersysteem. Volgens dit systeem wordt alleen een partnerpensioen verzekerd indien er daadwerkelijk –dus niet bij wijze van fictie– van een partner sprake is. Vanaf leeftijd 65 neemt de partnerfrequentie af met de sterftekans van de partner. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. Leeftijden De leeftijd van de (gewezen) deelnemer, de nabestaande of de wees wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw). Kosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 4,5% van de netto voorziening. Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Indien deelnemers langer dan twee jaar ziek zijn kunnen ze arbeidsongeschikt verklaard worden. Aangezien het fonds het risico voor arbeidsongeschiktheid niet heeft herverzekerd, dient het fonds een voorziening voor langdurig zieken te vormen. De premie die in enig jaar betaald wordt, is ter dekking van de schade uit arbeidsongeschiktheid voor personen die over 2 jaar arbeidsongeschikt verklaard worden. Deze premie wordt toegevoegd aan de voorziening voor langdurig zieken en valt twee jaar later vrij ter dekking van de lasten in verband met arbeidsongeschiktheid in dat jaar. De voorziening is derhalve gelijk aan de som van de premies voor arbeidsongeschiktheid van de laatste twee boekjaren. In de ABTN wordt deze voorziening de voorziening voor langdurig zieken genoemd. Resultaatbepaling Algemeen De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. De intresten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen.
56
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder deze post worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde koersverschillen bij verkopen van vastrentende en zakelijke waarden; –– gerealiseerde koersverschillen bij (af )lossingen van leningen op schuldbekentenis, hypothecaire leningen en obligaties; –– boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis en hypothecaire leningen; –– gerealiseerde koersverschillen bij optie- en futuretransacties; –– valutaverschillen met betrekking tot vastrentende en zakelijke waarden, deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties; –– niet-gerealiseerde koersverschillen inzake vastrentende en zakelijke waarden. Kosten vermogensbeheer Onder de kosten vermogensbeheer worden de administratiekosten opgenomen die verband houden met het beheer van de beleggingen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
57
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Niet
Stand
Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo Verstrek- Verkopen/ koers- koers- ultimo
Categorie
2011
kingen aflossingen verschillen verschillen
2012
Vastgoed beleggingen Vastgoedfondsen, niet beursgenoteerd
29.874
80
-52
-1 -1.068 28.833
Aandelen Aandelen beleggingsfondsen
94.025 44.656 -39.465 2.276 11.544 113.036
Vastrentende waarden Obligaties
170.992 1.906 -3.801 -10 7.927 177.014
Vastrentende beleggingsfondsen
20.344 6.000 -1.400
Index Linked Bonds
18.770 0 0 0 2.780 21.550
Leningen op schuldbekentenis
236 210.342
0
-76
7.906 -5.277
61 2.414 27.419 -3
4
161
48 13.125 226.144
Derivaten Swaps
27.482 9.900 -14.924 1.105 5.632 29.195
Opties
1 0 -1 0 0 0
Valutatermijntransacties 1)
Commodityfutures
-439 1.074 0 -635 658 658 3.501 0 -3.241 -260 0 0 30.545 10.974 -18.166
210 6.290 29.853
Overige beleggingen Hedge funds
402 0 -324 -78 0 0
Totaal belegd vermogen voor risico pensioenfonds
365.188 63.616 -63.284 2.455 29.891 397.866
Derivaten (passiva zijde) Valutatermijntransacties Beleggingen activa zijde
1)
58
Aan- en verkopen zijn gesaldeerd.
439 365.627 397.866
Aansluiting beleggingen vóór en na toepassing Look Through:
Stand
ultimo
Categorie
2012
Liquide middelen-
Over-
Te vorderen
Debiteuren
Toepassing
lopende dividend- crediteuren intrest
belasting
effecten
Stand
Look Through
risico Paragraaf
Vastgoed beleggingen 28.833 0 28.833 Aandelen
113.036 -1.081 111.955
Vastrentende waarden 226.144 6.646 -3.599 229.191 Derivaten
29.853 3.000 32.853
Overige beleggingen Totaal
0 446 106
-3 1.680 2.229
397.866 446 6.646 106 -3
0 405.061
Methodiek bepaling marktwaarde Level 1 Directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2 Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt. Level 3 Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen.
Level 1
Level 2
Level 3
Modellen en
technieken
Directe
Afgeleide
niet
Stand
markt-
markt-
gebaseerd
ultimo
noteringen op marktdata
2012
Categorie
notering
Vastgoed beleggingen 6.155 22.678 28.833 Aandelen
111.955 111.955
Vastrentende waarden
229.191
0
229.191
Derivaten 32.853
0 32.853
Overige beleggingen
0 2.229
Totaal belegd vermogen
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
0 2.229 341.146
41.237
22.678
405.061
59
2012 2011 Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoed beleggingen
28.833
29.874
Aandelen
113.036 94.025
Vastrentende waarden
226.144
Derivaten Overige beleggingen
210.342
29.853 30.545 0
402
397.866 365.188 [2] Vorderingen en overlopende activa Coupon- en dividendbelasting
106
159
Vooruitbetaalde bedragen
1
0
Dubbel betaalde uitkeringen
0
7
Instituten
89 300
196 466 Lopende intrest en balansdividend Deze post omvat de onverschenen rente en dividend van de beleggingen per balansdatum. Vastrentende waarden
4168
Derivaten
2478 3.132
Banken
4.157
-1 2
6.645 7.291 Totaal vorderingen en overlopende activa
6.841
7.757
[3] Liquide middelen Depotbanken ING Bank N.V.
446 1.196 1033
375
1.479 1.571
60
Passiva 2012 2011 Reserves [4] Algemene reserve Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar
57.934
71.702
8.813
-13.768
Stand per 31 december
66.747
57.934
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt
13.987
104,1%
13.076
104,1%
Het vereist eigen vermogen bedraagt (feitelijk)
40.180
111,9%
32.483
110,3%
Het vereist eigen vermogen bedraagt (strategisch)
40.792
112,0%
36.222
111,5%
119,7%
118,4%
De dekkingsgraad bedraagt De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De berekening is als volgt: (€ 66.747 + € 338.529 / € 338.529) x 100% = 119,7% Technische voorzieningen [5] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds reglement I Beginstand 1 januari
298.470
269.889
Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
7.081
6.344
Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
4.478
3.388
53
289
Het verloop van de voorziening is als volgt:
Overgenomen pensioenverplichtingen Uitkeringen Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
-14.982 -15.041 -675
-678
Overgedragen pensioenverplichtingen
0
-456
Overige mutaties technische voorzieningen
0
-17
Toeslagverlening Wijziging rentecurve Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden
3 9 22.055
32.168
4.219
1.924
Resultaat op sterfte
852
89
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
-493
624
97
-62
Resultaat op mutaties
22.688 28.581
Totaal reglement I
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
321.158
298.470
61
2012 2011 reglement II Beginstand 1 januari
17.232
16.593
Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
202
165
Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
252
202
17
20
Het verloop van de voorziening is als volgt:
Overgenomen pensioenverplichtingen Uitkeringen Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
-1.347 -1.428 -59
-63
Overgedragen pensioenverplichtingen
0
-14
Toeslagverlening
9 3
Wijziging rentecurve Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden Resultaat op sterfte
1.181
1.453
93
460
-214
-161
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
-5
-9
Resultaat op mutaties
10
11
139 639
Totaal reglement II
17.371
17.232
Totaal VPV 338.529 315.702 reglement I Actieve deelnemers deelnemers gewezen deelnemers pensioengerechtigden
127.557 120.843 26.056
22.141
167.544 155.486
321.157 298.470 reglement II Actieve deelnemers deelnemers
2.654 2.807
gewezen deelnemers
1.821
pensioengerechtigden
1.617
12.897 12.808
17.372 17.232 Totaal 338.529 315.702
62
2012 2011 [6] Kortlopende schulden en overlopende passiva Kortlopende schulden Crediteuren effecten
3
Derivaten
0 439
Loonheffing
4
100 96
Sociale lasten
65
Accountant
36 39
Certificerend actuaris
16
16
AZL Vermogensbeheer B.V.
74
613
310
AZL N.V.
63
309
Overige
14 32
Totaal
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
910
1.319
63
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Algemeen Onkostenvergoeding bestuurs- en commissieleden De leden van het Bestuur ontvingen in het verslagjaar voor elke bijgewoonde bestuursvergadering tweemaal de basisvergoeding. De basisvergoeding is met ingang van 1 januari 2012 niet verhoogd en derhalve bevroren op het niveau dat gold vanaf 2008 (€ 200). De leden van het Advies- en verantwoordingsorgaan en van het Intern Toezichtorgaan ontvangen eenmaal de basisvergoeding, de voorzitter en secretaris van het Advies- en verantwoordingsorgaan tweemaal de basisvergoeding. De leden van de Beleggingscommissie ontvangen voor iedere bijgewoonde vergadering tweemaal de basisvergoeding. Voor het bijwonen van vergaderingen van commissies of werkgroepen, seminars en voor bijzondere bijeenkomsten wordt een vergoeding verstrekt van eenmaal de basisvergoeding. Personeel Het PNB had in 2012 geen personeel in dienst.
Baten en lasten
2012
2011
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [7] Directe beleggingsopbrengsten Vastgoed beleggingen
791
Aandelen
486 531
1.123
Vastrentende waarden
6.164
Derivaten (swaps) 1)
2.776 3.304
6.671
Overige beleggingsopbrengsten
13
Banken
-2 4
24
Waardeoverdrachten
1 2
Overige
3 3
10.232 11.662
1)
64
Saldering van de halfjaarlijks verschuldigde variabele rente en de jaarlijks ontvangen rente.
2012 2011 [8] Indirecte beleggingsopbrengsten ––
Gerealiseerde resultaten •
Onroerende zaken
•
Aandelen
•
Vastrentende waarden
-1
0
2.276 -468 48
1.029
•
Derivaten
210
-1.415
•
Overige beleggingen
-78
-1
•
Valutaverschillen banken
-29
-147
2.426 -1.002 –– Niet-gerealiseerde resultaten •
Vastgoed beleggingen
-1.068
•
Aandelen
11.544 -6.328
-370
•
Vastrentende waarden
13.125
12.788
•
Derivaten
6.290
10.124
•
Overige beleggingen (hedge funds)
0
-32
29.891 16.182 Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
32.317
15.180
[9] Kosten vermogensbeheer 1) Beheerloon
-616 -616
Korting op beheerfee
32
Advieskosten 2)
-74 -25
42
Bewaarloon effecten
-36
-30
Totaal kosten vermogensbeheer
-694
-629
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
41.855
26.213
[10] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Werkgevers
6.840 6.656
Bijdrage FVP regeling Inkoopsommen
8
77
43 0
6.891 6.733
1)
Voor een uitspltsing van de kosten vermogensbeheer naar de verschillende beleggingscategorieën, zie het bestuursverslag pag. 28.
2)
In het jaarverslag van 2011 zijn deze kosten bij de pensioenuitvoerings- en administratiekosten gepresenteerd.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
65
2012 2011 Kostendekkende premie
8.401
7.484
Gedempte kostendekkende premie
6.584
6.808
Feitelijke premie
6.883
6.656
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
7.277
6.196
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
837
815
–– Opslag voor uitvoeringskosten
287
473
8.401 7.484
De gedempte premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
5.704
5.636
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
656
742
–– Opslag voor uitvoeringskosten
224
430
6.584 6.808
[11] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen –– reglement I
40
207
–– reglement II
15
16
–– reglement I
0
-369
–– reglement II
0
-11
Overgedragen pensioenverplichtingen
55 -157
66
2012 2011 [12] Pensioenuitkeringen reglement I Ouderdomspensioen
-13.741 -13.911
Invaliditeitspensioen
-803 -663
Nabestaandenpensioen
-398 -383
Wezenpensioen
-9 -9
Andere uitkeringen Anw-hiaten
-28 -19
Afkoopsommen
-6 0
-14.985 -14.985 reglement II Ouderdomspensioen
-1.298 -1.372
Nabestaandenpensioen
-15 -10
Andere uitkeringen Anw-hiaten
-14 -14
Afkoopsommen
-21 -28
-1.348 -1.424 Totaal pensioenuitkeringen -16.333 -16.409 [13] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
-7.283
Benodigde intresttoevoeging technische voorzieningen
-4.730 -3.590
1)
Overgenomen pensioenverplichtingen Uitkeringen Vrijgevallen voor kosten uit de technische voorzieningen
-70
-6.509 -309
16.329 16.469 734
741
Overgedragen pensioenverplichtingen
0
470
Overige mutaties technische voorzieningen
0
17
Toeslagverlening Wijziging rentecurve
-12 -12 -23.236
-33.621
-4.312
-2.384
-638
72
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
498
-615
Resultaat op mutaties
-107
51
Wijziging van actuariële grondslagen en/of methoden Resultaat op sterfte
-22.827 -29.220
1)
De rentetoevoeging is gebaseerd op de rente uit de rentetermijnstructuur die gold per 1 januari 2012:1,544% (2011: 1,296%).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
67
2012 2011 [14] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 1) Administratie Accountant (controle jaarrekening)
-555 -636 -36
-39
Actuaris
-114 -142
Bestuur
-78 -73
DNB
-22 -16
Overig
-23 -22
-828 -928
2012 2011 Actuariële analyse van het resultaat De ontwikkeling van het fonds in het boekjaar volgt uit de hierna gegeven analytische verlies- en winstrekening. Premies en koopsommen Beleggingsopbrengsten
-679
-25
13.889 -10.973
Waardeoverdrachten
-15 4
Toeslagverlening
-12 -12
Sterfte
-638 72
Arbeidsongeschiktheid
498 -615
Uitkeringen Kosten Reguliere mutaties Overige oorzaken
-4 60 193 37 -107
51
-4.312
-2.367
Totaal jaarresultaat
1)
68
8.813
In het jaarverslag van 2011 was hier een post CVP advieskosten opgenomen. Deze post is in dit jaarverslag verschoven naar de kosten vermogensbeheer.
-13.768
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe) en wordt er rekening gehouden met recente ontwikkelingen zoals het gebruik van de UFR. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2012 groter dan het Minimaal/ Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds niet in een dekkings-/reservetekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico en leverage-risico,voornoemde risico’s worden verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) en concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2012: strategisch 112,0%/feitelijk 111,9%; 2011: strategisch 111,5%/feitelijk 110,3%).
2012 2011 Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4)
€
% VPV
€
% VPV
3.184 0,9 2.684 0,9 37.331
11,0
33.249
10,5
6.148 1,8 5.423 1,7 0 0,0 1.144 0,4
Kredietrisico (S5)
2.587 0,8 1.235 0,4
Verzekeringstechnisch risico (S6)
9.793
Concentratierisico (S8)
2.362 0,7 0 0,0
2,9
8.822
2,8
Diversificatie-effect
-20.613 -6,1 -16.335 -5,2
Vereist eigen vermogen (strategisch)
40.792
12,0
36.222
11,5
Aanwezige dekkingsgraad 119,7 118,4 Minimaal vereiste dekkingsgraad
13.987
104,1
13.076
104,1
Vereiste dekkingsgraad (feitelijk)
40.180
111,9
32.483
110,3
Vereiste dekkingsgraad (strategisch)
40.792
112,0
36.222
111,5
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
69
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het PNB (minus de passiefposten Kortlopende schulden en Overlopende passiva) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen. Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het PNB, gestegen van 118,4% (2011) naar 119,7% (2012). Renterisico (S1) Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 8,07 Duratie van de pensioenverplichtingen 12,99 Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
Feitelijke Strategische
verdeling verdeling
%
in €
Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
23.260
23.260
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
21.378
20.076
Renterisico
in €
%
1.882 0,3 3.184 0,5
Afdekkingspercentage (B/A) 92,0 86,3 Derivaten Het renterisico wordt, naast de impliciete afdekking door de portefeuille staatsleningen, voorts afgedekt door middel van aanvullende renteswaps, samen met de staatsleningen vormend de matching portefeuille. De afloopdata van de swaps variëren van 26 januari 2016 tot en met 28 januari 2051. Het ongerealiseerde resultaat bedraagt, inclusief opgelopen rente, € 31.674.000,-. Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 90% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 1.882 (0,3%) en voor het strategisch renterisico 3.184 (0,5%) ultimo 2012.
70
Zakelijke waarden risico (S2) Het pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen, vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waarden categorieën getoond.
2012 2011
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: 1) Vastgoed beleggingen Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets) Hedge funds
28.833 20,5 29.874 24,3 103.059
73,2
85.547
69,7
8.896
6,3
7.019
5,7
0 0,0 402 0,3 140.788 100,0 122.842 100,0
Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico en leverage-risico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 37.339 (11,0%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 37.331 (11,0%). Valutarisico (S3) Het PNB hanteert een strategische afdekking van 100% voor het neerwaarts risico van het Britse Pond, de Japanse Yen en de Australische Dollar. De bandbreedte voor het afdekkingspercentage van voornoemde valuta’s is 95-105%. De strategische afdekking voor het neerwaarts risico van de US Dollar bedraagt 75% (bandbreedte 70-80%). De overige valuta’s zijn niet afgedekt. Rekening houdend met bovenstaande strategische afdekkingspercentages en de niet-euro beleggingen van de benchmark, resulteert dit in een strategisch afdekkingspercentage van 68,0%, welke ook voor de vaststelling van het valutarisico op basis van de strategische mix is gehanteerd. Voor de berekening van het valutarisico op basis van de feitelijke mix is een afdekkingspercentage gebruikt van 68,2%.
1)
Hierin is opgenomen: vastgoed beleggingen, aandelen, en hedge funds.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
71
2012 2011
€ % € %
Onroerende zaken Onroerende zaken naar valuta voor afdekking met derivaten Euro
28.833 100,0 29.874 100,0
28.833 100,0 29.874 100,0
Onroerende zaken naar valuta na afdekking met derivaten Euro
28.833 100,0 29.874 100,0
28.833 100,0 29.874 100,0
Aandelen (inclusief Commodityfutures) Naar valuta voor afdekking met derivaten Euro
17.113 15,3 20.534 21,4
Amerikaanse dollar
52.357 46,8 32.726 34,1
Australische dollar
3.715 3,3 2.910 3,0
Canadese dollar
2.936 2,6 443 0,5
Britse pound sterling Deense kroon
11.107
9,9
15.500
16,1
868 0,8 598 0,6
Hongkong dollar
3.089 2,8 2.424 2,5
Japanse yen
8.398 7,5 7.278 7,6
Noorse kroon Zuid-Koreaanse won
739 0,7 747 0,8 1.107 1,0 946 1,0
Singaporese dollar
821 0,7 599 0,6
Zuid-Afrikaanse rand
798 0,7 473 0,5
Zweedse kroon
1.340 1,2 1.623 1,7
Zwitserse franc
4.007 3,6 6.603 6,9
Overige valuta
3.560 3,2 2.663 2,8
72
111.955 100,0 96.067 100,0
2012 2011
€ % € %
Naar valuta na afdekking met derivaten Euro
81.800 73,1 78.220 81,4
Amerikaanse dollar
11.873
Australische dollar
10,6
1.351
1,4
61 0,1 -46 0,0
Canadese dollar
2.936 2,6 443 0,5
Britse pound sterling
-1.174
Deense kroon Hongkong dollar Japanse yen Noorse kroon Zuid-Koreaanse won
-1,0
-625
-0,7
868 0,8 598 0,6 3.089 2,8 2.424 2,5 129 0,1 48 0,0 739 0,7 747 0,8 1.107 1,0 946 1,0
Singaporese dollar
821 0,7 599 0,6
Zuid-Afrikaanse rand
798 0,7 473 0,5
Zweedse kroon
1.340 1,2 1.623 1,7
Zwitserse franc
4.007 3,6 6.603 6,9
Overige valuta
3.561 3,2 2.663 2,8
111.955 100,0 96.067 100,0
Vastrentende waarden Vastrentende waarden naar valuta voor afdekking met derivaten Euro
229.191 100,0 213.242 100,0
229.191 100,0 213.242 100,0
Vastrentende waarden naar valuta na afdekking met derivaten Euro
229.191 100,0 213.242 100,0
229.191 100,0 213.242 100,0
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
73
Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerder valutatermijntransacties afgesloten. De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro per 31 december 2012:
aankoop
verkoop
uiterlijke
transacties transacties einddatum Euro
65.345
18 mrt2013
US dollar
40.484
18 mrt2013
Pound Sterling
12.281
18 mrt2013
Japanse yen
8.269
18 mrt2013
Australische dollar
3.654
18 mrt2013
65.345 64.688 Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2012 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag € 0,657 miljoen hoger uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerd hoger resultaat van € 0,657 miljoen). Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 6.192 (1,8%) en voor het strategisch valuta risico risico 6.148 (1,8%). Grondstoffenrisico Het pensioenfonds belegt niet in grondstoffen. Hoogte buffer Er is geen buffer nodig. Kredietrisico (S5) Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,64%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
74
2012 2011
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA AA A BBB Lager dan BBB Geen rating
165.920 72,5 193.003 90,5 37.929 16,5 2.551 1,2 8.939 3,9 7.845 3,7 14.286 6,2 8.906 4,2 437
0,2
90
0,0
1.680 0,7 847 0,4 229.191 100,0 213.242 100,0
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
4.892
2,1
3.832
1,8
Resterende looptijd <> 5 jaar
67.243
29,3
63.788
29,9
Resterende looptijd >= 5 jaar
157.056
68,6
145.622
68,3
229.191 100,0 213.242 100,0
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 2.171 (0,6%) en voor het strategisch kredietrisico van 2.587 (0,8%). Verzekeringstechnisch risico (S6) Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. In verband met het langlevenrisico wordt aanvullend boven het hanteren van de prudente grondslagen, de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico bedraagt 9.793 (2,9%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 9.793 (2,9%).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
75
Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “”grote posten”” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd
2012 2011
€ % € %
Onroerende zaken Verdeling onroerende zaken per sector: Kantoren
0 0,0 0 0,0
Winkels
0 0,0 0 0,0
Woningen
0 0,0 0 0,0
Overige
0 0,0 0 0,0
Participaties in vastgoed beleggingsfondsen
28.833
100,0
29.874
100,0
28.833 100,0 29.874 100,0
Verdeling onroerende zaken per regio: Europa
28.833 100,0 29.874 100,0
28.833 100,0 29.874 100,0
Grote posten: onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in onroerende zaken CBRE EUROSIRIS FUND CBRE DUTCH RESID.FUND IV
76
6.156
21,3
6.549
21,9
22.619
78,4
23.261
77,9
2012 2011
€ % € %
Zakelijke waarden Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa excl Verenigd Koninkrijk
24.423
21,8
29.204
31,5
Verenigd Koninkrijk
10.904
9,7
16.511
17,8
Afrika Noord-Amerika
0 0,0 0 0,0 53.035 47,4 27.809 30,0
Midden- en Zuid-Amerika
0
Azië
0 0,0 0 0,0
0,0
0
0,0
Japan
8.411 7,5 7.278 7,9
Pacific eclusief Japan
6.272
Opkomende markten
8.910 8,0 7.019 7,6
5,6
4.745
5,1
111.955 100,0 92.566 100,0
Verdeling zakelijke waarden per sector: Financiële instellingen
23.978 21,4 17.798 19,2
Informatietechnologie
14.507 13,0 10.634 11,5
Industriële ondernemingen
12.061
Niet-cyclische consumentengoederen
11.417 10,2 12.197 13,2
Cyclische consumentengoederen
14.807 13,2 10.466 11,3
Farmacie
10.495
Energie
10.343 9,2 9.283 10,0
10,8
8.581
9,3
9,4 10.544 11,4
Nutsbedrijven
2.420 2,2 2.258 2,4
Telecommunicatie
4.386 3,9 4.646 5,0
Basisindustrieën
7.341 6,6 6.117 6,6
Andere sectoren
200 0,2 42 0,0
111.955 100,0 92.566 100,0
Op basis van de look Through methode zijn geen onderliggende posten zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5%.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
77
2012 2011
€ % € %
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa excl Verenigd Koninkrijk
221.394
96,6
208.707
97,9
Verenigd Koninkrijk
3.470 1,5 2.565 1,2
Pacific excl Japan
1.182
Noord-Amerika
1.612 0,7 665 0,3
Opkomende markten
1.533 0,7 690 0,3
0,5
615
0,3
229.191 100,0 213.242 100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden Nederlandse staatsobligaties
108.719 47,4 107.974 50,6
Duitse staatsobligaties
54.328 23,7 51.834 24,3
Franse staatsobligaties
21.712
9,5
25.272
11,9
Hoogte buffer In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) becijferd voor de grootste concentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille. Het betreffen hier landenconcentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille die meer dan 2% van de totale marktwaarde in beslag nemen. De buffer voor het feitelijk concentratierisico bedraagt 2.362 (0,7%) en voor het strategisch concentratierisico risico 2.362 (0,7%). Er zijn geen beleggingen uitgeleend.
78
Vaststelling van de jaarrekening:
Utrecht, 3 juni 2013
M.M.W. Frankort
Drs. L.J.W. Verhoeven pr.
(voorzitter) (vicevoorzitter)
Mr. Th.R. Kalb
P.J. van Hecke pr.
(secretaris)
Drs. A. Bultsma pr.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
79
80
Overige gegevens
Resultaatbestemming Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2012 aan de algemene reserve toe te voegen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
81
Actuariële verklaring Opdracht Door Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen te Utrecht is aan Sprenkels en Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris terzake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
82
De vermogenspositie van Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen toereikend zijn. Er is voldaan aan de consistentietoets.
Amsterdam, 3 juni 2013
A.J.M. Jansen AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
83
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Instelling Pensioenfonds Nederlandse Bisdommen Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Instelling pensioenfonds Nederlandse Bisdommen te Utrecht gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de instelling. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de instelling gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Instelling Pensioenfonds Nederlandse Bisdommen per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
84
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Maastricht, 3 juni 2013
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. R.E.J. Pluymakers RA
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
85
86
Bijlagen
Begrippenlijst Actuariële grondslagen Wanneer een contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen moet worden bepaald, maakt de actuaris gebruik van actuariële grondslagen, zoals de rekenrente, de sterftekansen, arbeidsongeschiktheids- en revalideringskansen, frequenties van gehuwd zijn, soms ook toekomstige salarisontwikkeling of indexatiebeleid, kostenopslagen (bijvoorbeeld voor administratiekosten en uitbetalingskosten). Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) Vroeger een door de actuaris opgesteld document. Tegenwoordig is deze nota het bedrijfsplan van het pensioenfonds. Dit plan bevat een beschrijving van a. de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle; b. procedures voor de aansluiting van werkgevers en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers; c. de uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico’s die in eigen beheer zijn gehouden dan wel zijn herverzekerd of overgedragen; d. de financiële opzet: de reservering, het premie- en beleggingsbeleid, de wijze waarop met voorwaardelijke indexering wordt rekening gehouden; e. de financiële sturingsmiddelen. Actuele waarde De actuele waarde of marktwaarde is voor beleggingen waarvoor dagelijks openbare prijzen worden vastgesteld, zoals aandelen en obligaties, de beurswaarde. Voor andere vastrentende waarden, zoals onderhandse leningen en hypotheken, wordt de actuele waarde benaderd als de contante waarde van de toekomstige netto kasstromen. Als actuele waarde van de beleggingen in vastgoedfondsen wordt de intrinsieke waarde gehanteerd. AFM Autoriteit Financiële Markten. Deze instelling houdt, net als De Nederlandsche Bank (DNB), toezicht op pensioenfondsen, maar beperkt zich tot het zogenaamde effectentypisch gedragstoezicht. Het toezicht door DNB wordt aangeduid met prudentieel of bedrijfseconomisch toezicht. AFM houdt toezicht op het menselijke handelen, waaronder bijvoorbeeld de voorlichting en communicatie door het bestuur van het pensioenfonds. Zie ook Prudentieel toezicht. ALM Afkorting voor Asset Liability Management. Een ALM-studie betreft de analyse van het risicobeheer van de balans tussen activa en passiva van een pensioenfonds. Deze studie dient te resulteren in de formulering van het strategisch beleggingsbeleid, alsmede het pensioen-, premie- en toeslagenbeleid. Beheerloon Periodieke vergoeding voor het gevoerde beheer, meestal uitgedrukt in een promillage van het fondsvermogen.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
87
Beleggingsopbrengsten Deze worden onderscheiden in directe en indirecte opbrengsten. Directe beleggingsopbrengsten zijn dividend- en rente opbrengsten van de beleggingen. Onder de indirecte beleggingsopbrengsten vallen de gerealiseerde verkoopresultaten inclusief valutaresultaten en de niet-gerealiseerde herwaarderingsresultaten. Benchmark Vooraf vastgestelde, objectieve maatstaf voor de prestatie van (de beheerder van) een beleggingsportefeuille of pensioenfonds. Een beursindex bijvoorbeeld. Het PNB heeft bij aandelen gekozen de indices van FT/S&P Actuaries World Index (index ontwikkeld in samenwerking tussen FTSE International, Standard en Poor’s en Goldman Sachs & Co) en de MSCI (Morgan Stanley Capital International), terwijl bij vastrentende waarden als benchmark geldt de index EFFAS All Government Nederland > 1 jaar. In het strategisch beleggingsbeleid wordt door het pensioenfonds zelf vooraf een normportefeuille, al dan niet bestaande uit indices, bepaald. Aan de hand van de benchmark kunnen normwegingen voor de verdeling van de beleggingen over (sub)categorieën, en normrendementen bij een gegeven risicoprofiel van het fonds worden benoemd. Bewaarloon effecten De kosten die de bank berekent voor het in bewaring nemen van effecten. Certificerend actuaris De certificerend actuaris is belast met de beoordeling van de financiële positie van het fonds. Een en ander op basis van het actuariële rapport van de interne (adviserend) actuaris (van AZL) en eigen waarnemingen. Hij geeft jaarlijks een actuariële verklaring af, waarmerkt de actuariële verslagstaten en stelt een rapport op ter onderbouwing van zijn oordeel. Code Tabaksblat Zie onder Governance. Communicatiebeleidsplan Een plan waarin het bestuur van het pensioenfonds zijn organisatie en voornemens heeft vastgelegd met betrekking tot de communicatie met en voorlichting aan alle bij de instelling betrokken belanghebbende partijen, zoals de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en werkgevers. Contante waarde De contante waarde op een bepaald moment van (een serie) betalingen in de toekomst, is het bedrag dat bijvoorbeeld heden aanwezig moet zijn om, rekening houdend met rente-aangroei (rekenrente) en eventuele andere actuariële grondslagen, deze toekomstige betalingen te kunnen verrichten. Countervailing power Het bieden van tegenwicht door het bestuur van het pensioenfonds aan de verrichtingen van de vermogensbeheerder. Dit tegenwicht dwingt de vermogensbeheerder zijn prestaties steeds helder en goed onderbouwd te verantwoorden. Coupon Genummerd deel van de obligatie waarop de jaarlijkse rente wordt uitbetaald. Couponrendement Verhoudingsgetal tussen het bedrag aan ontvangen couponrente en de beurswaarde van de obligatie in kwestie op een bepaald moment, of van de beurswaarde bij aankoop van de obligatie.
88
Credits Obligaties uitgegeven door bedrijven; deze kennen normaliter een hoger risicoprofiel dan vergelijkbare staatsleningen. Dekkingsgraad Een maat voor de solvabiliteit c.q. de financiële positie van het pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door de mate waarin het beschikbaar vermogen zich verhoudt tot de voorziening pensioenverplichting (VPV), uitgedrukt in een percentage. Een dekkingsgraad van 100% geeft aan dat het beschikbaar vermogen juist toereikend is om aan de aangegane pensioenverplichtingen te voldoen, terwijl een percentage lager dan 100 aangeeft dat er sprake is van onderdekking. In de financiële opzet van het fonds wordt ervan uitgegaan dat de dekkingsgraad ruim boven de 100% ligt. Dekkingsgraadrapportage Zie RiskMap en QuickScan. Derivaten Financiële contracten waarvan de waarde afhankelijk is van een of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Voorbeelden van derivaten zijn opties, termijncontracten en rente- en valutaswaps. DNB De Nederlandsche Bank is de toezichthouder op pensioenfondsen. Duration De gewogen gemiddelde looptijd van de kasstromen van een obligatie, waarbij weging geschiedt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een graadmeter voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers daarvan het meest zal oplopen. Effectentypisch gedragstoezicht Zie Prudentieel toezicht. Excassokosten De kosten die samenhangen met het uitvoeren van de pensioenbetalingen. Fiduciair vermogensbeheer Een integrale benadering van het vermogensbeheer waarbij alle vermogensbeheeractiviteiten optimaal op elkaar worden afgestemd. Voor deze afstemming is de fiduciair vermogensbeheerder verantwoordelijk, die zelf meestal niet (meer) het feitelijk vermogen beheert, maar een en ander verder heeft uitbesteed aan specialisten. Financieel toetsingskader (FTK) De regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen. De hoofdlijnen van deze regeling zijn neergelegd in de Pensioenwet en uitvoeringsbesluiten. Het FTK bevat onder meer voorschriften met betrekking tot de reservering, waarbij een bepaalde mate van zekerheid is gedefinieerd dat de toegezegde pensioenen tot: –– uitbetaling zullen komen; –– solvabiliteit; –– de berekening van de technische voorzieningen en het eigen vermogen; –– het treffen van adequate maatregelen in geval van onderdekking en reservetekorten; –– de vaststelling van de (hoogte van de) premie;
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
89
–– de wijze waarop met voorwaardelijke indexaties moet worden omgegaan en de communicatie daarover met de verschillende doelgroepen. FVP Het FVP is een fonds van waaruit bijdragen worden gegeven in de premiebetaling van deelnemers die werkloos zijn geworden. De geldmiddelen zijn in het verleden gevormd door bevriezing van kinderbijslag en waren ooit bestemd voor het invoeren van een wettelijke aanvullende pensioenplicht. Deze plicht is er echter nooit gekomen, zodat het FVP een ander doel binnen het aanvullende pensioenterrein heeft gekregen. Geldmarktrente De korte rente of geldmarktrente is de rente voor kortlopend krediet (minder dan één jaar). Governance In tweeërlei zin wordt over governance gesproken: goed ondernemingsbestuur (corporate governance) en goed pensioenfondsbestuur (pension fund governance). Voor het goed ondernemingsbestuur bestaat de zogenaamde Code Tabaksblat. In deze code staan ook enige aanbevelingen die zich richten tot de institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen, in hun rol van aandeelhouder. Bij goed pensioenfondsbestuur gaat het om de formulering van een aantal aanbevelingen of gedragsregels die betrekking hebben op de onafhankelijkheid van het bestuur, transparante besluitvorming, goede communicatie, intern toezicht en controle, periodieke toetsing van deskundigheid, garanties voor een goede uitvoering van de pensioenregeling, kwaliteitsbewaking, (zelf )evaluatie van activiteiten en verantwoording naar doelgroepen. Handleiding Vermogensbeheer Een alomvattende handleiding waarin het beleggingsproces en risicomanagement worden beschreven. Door de beschrijving worden deze soms moeilijk te doorgronden aspecten van het pensioenfondsbedrijf duidelijker en transparanter gemaakt. Hedge fund Een hedge fund is een fonds met een grote verscheidenheid aan strategieën. Een hedge fund opereert onder andere met geleend geld en maakt gebruik van afgeleide producten. Huwelijksfrequentie De gehuwdheidsfrequentie wordt gebruikt voor het bepalen van de benodigde middelen voor het weduwen-, weduwnaars- of nabestaandenpensioen. Hierbij wordt het bestaan van een gehuwd echtpaar over een aantal jaren niet bepaald door de afzonderlijke levenskansen van de man en de vrouw, maar door de kans op het bestaan van een huwelijk. Vaak wordt het prudentiële overwegingen de gehuwdsheidsfrequentie vastgesteld op 1, waarmee wordt aangegeven dat wordt verondersteld dat elke deelnemer of gepensioneerde gehuwd is. Het duurdere verzekeringspakket van gehuwde deelnemers wordt dan deels betaald door de ongehuwd, alleenstaande deelnemers (solidariteit). Index Cijfer dat een gewogen gemiddelde uitdrukt en waaraan men kan zien hoe een grootheid (bijvoorbeeld de beurskoersen in Amsterdam) zich ontwikkeld heeft. Indexatie Hieronder wordt verstaan de aanpassing van de ingegane pensioenen van de gepensioneerden en de premievrije aanspraken van ‘slapers’ (gewezen deelnemers die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt) op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. Veelal worden daarvoor de prijsindexcijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) gehanteerd. Zie ook het begrip “Toeslag”.
90
Inhaalindexatiebeleid Als de middelen van het fonds niet toereikend zijn, kan het bestuur besluiten geen of gedeeltelijke indexatie toe te passen. Later kan het bestuur alsnog besluiten deze niet-indexering te repareren. Dat beleid wordt inhaalindexatie genoemd. Intrinsieke waarde De intrinsieke waarde per aandeel is de ‘werkelijke’ waarde van dat aandeel, afgeleid van de onderliggende beleggingen. De intrinsieke waarde wordt berekend door de waarde van de activa (bezittingen) te verminderen met de passiva (schulden) en het saldo te delen door het aantal uitstaande aandelen. Investment beliefs De investment beliefs vormen de basis en de filosofie voor de inrichting van het vermogensbeheer. Ze beschrijven de uitgangspunten die het bestuur hanteert bij de aansturing van het fonds en meer specifiek de invulling van de bestuursverantwoordelijkheid voor het vermogensbeheer. Onderdeel van die filosofie is bij het PNB onder meer de behoefte om duurzaam te beleggen. ISAE 3402 De ISAE 3402 is een internationale standaard die toeziet op zogenaamde Third Party Assurance rapportages. Met deze verklaring wordt aangegeven dat een serviceorganisatie (zoals AZL en ICS) alle processen beheerst en onder controle heeft. De ISAE 3402 standaard kent 2 type rapportages: –– Type I: voor de opzet en het bestaan van beheersmaatregelen; –– Type II: naast de opzet en het bestaan ook de effectieve werking van de beheersmaatregelen voor een bepaalde periode. Zie ook SAS 70 die de voorloper van ISAE 3402 is geweest. Kapitaalmarktrente De lange rente of kapitaalmarktrente is de rente voor langlopend krediet (langer dan één jaar). De lange rente zal bij oplopende inflatie gaan stijgen, omdat de uitleners verwachten bij het aflossen van het krediet geld een verminderde koopkracht te ontvangen. Daarvoor vragen zij een compensatie in de vorm van een hogere vergoeding. Koopsom Een koopsom is een eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling en een premie een periodieke betaling. Zowel premies als koopsommen dienen hetzelfde doel, namelijk de financiering van de pensioenen. Kostendekkende premie Hiermee wordt aangegeven dat de jaarlijkse premie(bijdrage) aan het pensioenfonds voldoende moet zijn om de in dat jaar aangegane pensioenverplichtingen te financieren. In het kader van het FTK is de definiëring van het begrip ‘kostendekkend’ nader bepaald. Elementen hiervan zijn: –– de actuarieel benodigde premie voor de ‘inkoop’ van de onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen; –– een opslag voor het bereiken en in stand houden van het vereiste eigen vermogen; –– een opslag voor de uitvoeringskosten, en –– een actuarieel benodigde premie voor voorwaardelijke pensioenverplichtingen, in de mate waarin die voorwaardelijkheid neigt naar een onvoorwaardelijke pensioentoezegging. Een en ander hangt af in hoeverre een pensioenfonds zich heeft vastgelegd of juist niet heeft vastgelegd ten aanzien van het verlenen van indexaties.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
91
Look through Look through betekent dat als het ware door de beleggingsfondsen (of bijvoorbeeld gestructureerde financiële producten) heen gekeken dient te worden om inzicht te krijgen in de onderliggende, feitelijke beleggingen. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld een obligatie beleggingsinstelling onder obligaties wordt verantwoord. Marktwaarde Zie Actuele waarde. Matching portefeuille De matching portefeuille heeft tot doel de rentegevoeligheid van het vermogen gelijk te stellen aan de verplichtingen, waardoor renteschommelingen op beide een even groot effect hebben. Nominaal pensioencontract Een pensioencontract met juridisch afdwingbare, nominale toezeggingen en een voorwaardelijke indexatieambitie. Een nominale pensioentoezegging kan alleen niet worden nagekomen, indien het fonds onvoldoende vermogen heeft en zich ook niet van een tekort kan herstellen. De pensioenaanspraak of het ingegane pensioen moet dan worden ‘afgestempeld’ of gekort. Zie verder Reëel pensioencontract. Nominale waarde De op het stuk (aandeel of obligatie) aangegeven waarde. Bij een koers van 100 (= 100%) is de prijs van het waardepapier gelijk aan de nominale waarde. Onderhandse lening Lening op schuldbekentenis tussen twee partijen die niet via de effectenbeurs wordt verhandeld. Onderweging Wanneer de verwachtingen ten aanzien van een bepaalde beleggingscategorie minder gunstig zijn, kan besloten worden om het belang in de desbetreffende categorie (tijdelijk) te verminderen, onderwegen. Onroerend goed Beleggingscategorie welke kan bestaan uit zowel beurs- en niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen als ook uit directe investeringen in panden (bijvoorbeeld winkels, woningen en kantoren). Optie Verhandelbaar recht om iets te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een van tevoren vastgestelde prijs gedurende een van tevoren vastgestelde termijn. OTC Afkorting voor Over The Counter. De OTC-markt is een markt voor effecten die niet worden verhandeld aan een beurs. Deze markt biedt voornamelijk maatwerkproducten voor professionele marktpartijen. Pensioenakkoord Op 10 juni 2011 hebben kabinet en sociale partners een pensioenakkoord gesloten. Dit akkoord bevat belangrijke afspraken met betrekking tot de herinrichting van het aanvullende pensioenstelsel. Voornaamste doel is om financiële schokken op te vangen en om de pensioenaanspraken te laten meegroeien met de levensverwachting.
92
Pensioenfederatie De Pensioenfederatie behartigt namens circa 350 pensioenfondsen de belangen van 5,6 miljoen deelnemers, 2,7 miljoen gepensioneerden en 8,3 miljoen gewezen deelnemers. De Pensioenfederatie is voortgekomen uit een samenwerking van de koepels voor ondernemings- (OPF), beroeps- (UvB) en bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Pensioenovereenkomst Een pensioenclausule of -formulering in de arbeidsovereenkomst van de pastoraal werkers of het huishoudelijke personeel, dan wel in de bisschoppelijke zendingsbrief van de priesters en diakens. Pensioenwet De wet die de Pensioen- en spaarfondsen (PSW) met ingang van 1 januari 2007 is gaan vervangen. De Pensioenwet bevat vele voorschriften waaraan het bestuur van het PNB zich moet houden. Voorts vormt de Pensioenwet de grondslag voor de bevoegdheden van de toezichthouders. Performance Het beleggingsresultaat. Als het resultaat beter is dan de benchmark, wordt gesproken over outperformance; bleef het resultaat daarbij achter, dan is sprake van underperformance. Premie-incassoprocedure Omschrijving van de wijze waarop de verschuldigde premie moet worden betaald en wordt ingevorderd. In de regel ontvangt de werkgever een voorschotnota, waarin alle bij de administrateur bekende gegevens zijn verwerkt. Op basis van deze nota dient binnen een gestelde termijn een betaling plaats te vinden. Na verloop van een bepaalde termijn volgen herinneringen en wordt mogelijk rente in rekening gebracht. De premie-incassoprocedure maakt onderdeel uit van de uitvoeringsovereenkomst. Het bestuur van een pensioenfonds is verplicht de DNB te informeren over betalingsachterstanden. Premiekorting Een tijdelijke verlaging van de (kostendekkende) premie. Een dergelijke verlaging kan bijvoorbeeld plaatsvinden indien het pensioenfonds goede beleggingsresultaten heeft behaald. Het verlenen van premiekortingen is aan strikte wettelijke voorwaarden verbonden. Premievrije aanspraken Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en weduwe- en weduwnaarspensioen. Een ander vorm van premievrije aanspraak is het bijzonder weduwe- en weduwnaarspensioen dat de gewezen echtgeno(o)t(e) ontvangt bij scheiding. Prudentieel toezicht Bedrijfseconomisch toezicht dat zich met name richt op de handhaving c.q. waarborging van de financiële soliditeit van het pensioenfonds. Dit type toezicht berust bij DNB. Prudentieel toezicht onderscheidt zich van effectentypisch gedragstoezicht dat vooral betrekking heeft op de gedragingen van verantwoordelijke directies en besturen van financiële instellingen, zoals de naleving van gedragscodes, corporate governance e.d. Het gedragstoezicht wordt uitgeoefend door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Een ander onderwerp van aandacht van het gedragstoezicht is de consumentenbescherming. QuickScan De QuickScan-rapportage geeft maandelijks inzicht in de hoogte van de verwachte dekkingsgraad. Hierdoor wordt onder andere het effect van rentewijzigingen en beleggingsresultaten op de financiële positie van het pensioenfonds zichtbaar. Aan de hand van deze
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
93
rapportage kan het bestuur de ontwikkeling van de dekkingsgraad volgen en toetsen aan een eventueel herstelplan. Tevens stelt deze rapportage het bestuur in staat om tijdig een situatie van dekkingstekort of onderdekking te signaleren en de nodige maatregelen te treffen. Rating Met een rating wordt de mening over de kredietwaardigheid van een instelling weergegeven. Ratingbureaus, zoals Moody’s en Standard & Poor’s, geven alle voor de belegger relevante informatie in een zo beknopt mogelijke rating weer. Een voorbeeld van een rating voor (oplopende) kredietwaardigheid is de A-, AA-, AAA-rating voor debiteuren waarin beleggingen van vastrentende waarden plaatsvinden. Reëel pensioencontract In het reële contract zijn de pensioenen voorwaardelijk geformuleerd en worden er geen (nominale) garanties meer afgegeven. Een van de veelgenoemde voordelen van een reëel contract is dat pensioenfondsen minder geld in de vorm van buffers behoeven aan te houden en met meer risico kunnen beleggen. Indexatie zou daardoor sneller mogelijk zijn. Rekenrente De rekenrente is het fictieve percentage dat het belegde pensioenvermogen wordt geacht op te brengen in de toekomst en waarvan bij de berekening van de contante waarden wordt uitgegaan. Rendement Het positieve of negatieve resultaat dat een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds behaalt met de belegging van daartoe beschikbare middelen. Rentecurve Curve die de rentestructuur in een land weergeeft. Per looptijd wordt het renteniveau getoond. Onder normale omstandigheden zullen beleggers voor langere uitzettingen een hogere rentevergoeding vragen, waardoor de rentecurve (ook wel yieldcurve genaamd) een stijgend verloop heeft. Rentetermijnstructuur Een rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Return portefeuille De return portefeuille heeft tot doel te beleggen in meer risicovolle beleggingscategorieën die waarde creëren die vooral wordt gebruikt om te kunnen indexeren. Risicopremie Additioneel vereist rendement boven op het risicovrije rendement als compensatie voor het extra gelopen risico. RiskMap De RiskMap wordt ieder kwartaal opgesteld en geeft inzicht in de ontwikkeling van de financiële positie en in het vereist eigen vermogen van het fonds. Het vereist eigen vermogen wordt zowel op basis van de feitelijke verdeling als op basis van de strategische verdeling vastgesteld. Verder worden de resultaten van gevoeligheidsanalyses grafisch en in een tabel aangegeven. Deze gevoeligheidsanalyses geven de impact op de dekkingsgraad weer van veranderingen in de rente en het rendement op zowel de beleggingen als de voorziening. De rapportage helpt het bestuur beter ‘in control’ te zijn, en daardoor de aanwezige risico’s beter te beheren en te managen, door het gevoerde en beoogde beleid van het fonds continu te monitoren aan de eisen van DNB.
94
SLA Service level agreements zijn afspraken die het bestuur van een pensioenfonds maakt met externe partijen (administrateur, vermogensbeheerder) die voor het fonds bepaalde werkzaamheden verrichten. Deze afspraken zijn geen juridisch afdwingbare contractverplichtingen, maar inspanningsverplichtingen. Meestal wordt gesproken dat de hiervoor bedoelde partij het fondsbestuur over de (niet)nakoming van deze verplichtingen informeert in een periodieke, administratieve rapportage. Voorbeelden van inspanningsverplichtingen zijn: het stellen van termijnen aan de verwerking van mutaties in de werkgevers- en deelnemersgegevens, aan het verzenden van premienota’s en pensioenopgaves, aan het vaststellen van pensioenen en pensioenaanspraken, aan het beantwoorden van vragen, aan het bijhouden van de financiële administratie, aan het uitvoeren van bestuursbesluiten. Voorts gaan de afspraken over de telefonische bereikbaarheid, de behandeling van klachten, de afhandeling van correspondentie, archivering e.d. Startbrief Degenen die op of na 1 januari 2008 voor het eerst zijn gaan deelnemen aan de pensioenregelingen van het PNB, ontvangen van het pensioenfonds een startbrief. Het PNB verstrekt deze startbrief, onder verantwoordelijkheid van de betrokken werkgever of het bisdom. De bedoeling van de startbrief is om de deelnemer bij de aanvang van zijn deelnemerschap over de hoofdlijnen van zijn of haar pensioensituatie te informeren. Sterftegrondslagen Deze grondslagen geven aan wat de levens- en sterftekansen zijn van mannen en vrouwen in Nederland afhankelijk van de bereikte leeftijd. Ze worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen door de actuaris. Strategisch beleggingsbeleid en normportefeuille Op het hoogste niveau vastgestelde wegingen voor de diverse beleggingscategorieën, waarin het pensioenfonds wil beleggen. Toeslag(verlening) Een toeslag is een verhoging van een pensioen of een aanspraak op pensioen, welke is gebaseerd op een in het pensioenreglement omschreven regeling, dan wel op incidentele basis wordt verleend. Totaal rendement Het totaal rendement van een belegging is samengesteld uit de koerswinst of het koersverlies (indirecte beleggingsopbrengsten) over de beschouwde periode, terwijl de directe beleggingsopbrengsten (dividend, rente, aflossingen, huur en dergelijke uitkeringen) meteen worden herbelegd en tijdsgewogen in het totaal rendement worden meegenomen. Het totaal rendement wordt uitgedrukt in een percentage ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen. Total return Zie onder Totaal rendement. Transactiekosten Kosten inherent aan het verhandelen van effecten en derivaten. Uitbesteding Hiermee worden die werkzaamheden aangeduid die door het pensioenfonds niet zelf wordt uitgevoerd (eigen beheer), maar zijn overgedragen aan een derde partij. In de Pensioenwet zijn regels vastgesteld waaraan de uitbesteding moet voldoen. Deze regels hebben tot doel dat het bestuur zijn verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van het pensioenfonds ook in een uitbestedingsrelatie steeds kan waarmaken.
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
95
Uitruil Meestal de omzetting van het pensioenvermogen, bestemd om te zijner tijd te worden gebruikt voor het doen van periodieke uitbetalingen van nabestaandenpensioen, in een hoger ouderdomspensioen. Andersom is ook mogelijk: omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in een nabestaandenpensioen. De uitruil is een wettelijk recht, waarvan de betrokkene overigens geen gebruik behoeft te maken en dat meestal eenmalig op de pensioendatum wordt verzilverd. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst waarin het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers (ondernemingen) hun afspraken neerleggen. Krachtens de Pensioenwet dienen verplicht een aantal onderwerpen in de uitvoeringsovereenkomst te worden behandeld; enkele aspecten zijn facultatief. Het PNB sluit een dergelijke overeenkomst met elk bisdom. De uitvoeringsovereenkomst is in de plaats gekomen van de aansluitings- en financieringsovereenkomst. UPO Deze afkorting staat voor Uniform Pensioen Overzicht. De UPO wordt jaarlijks aan alle deelnemers verzonden en geeft een overzicht van de opgebouwde pensioenaanspraken en het te bereiken ouderdomspensioen, indien de opbouw tot de pensioengerechtigde leeftijd wordt voortgezet. Het UPO-model is op landelijk niveau vastgesteld en geeft de deelnemer de gelegenheid zijn of haar pensioenaanspraken van het PNB te vergelijken met aanspraken, opgebouwd bij vorige of andere werkgevers. Het PNB hanteert vier modellen, t.w. één voor de priesters en ongehuwde diakens, één voor de gehuwde diakens, één voor de pastoraal werkers en één voor het huishoudelijke personeel. Valuta-exposure Blootstelling aan valutarisico. Valutarisico Het risico dat wordt gelopen dat de waarde van een vreemde valuta in bezit verandert ten opzichte van de thuisvaluta van een belegger. Valuta-termijntransacties Overeenkomst waarbij wordt afgesproken dat een vooraf vastgelegde hoeveelheid vreemde valuta op een bepaalde datum tegen een afgesproken koers wordt verhandeld. Vastgoed(fondsen), vastgoedmaatschappijen Beleggingsinstellingen welke investeren in onroerende zaken. Vastrentende waarden Hypotheken, onderhandse leningen en obligaties. Volatiliteit De beweeglijkheid van beurskoersen. Waardeoverdracht De overdracht van het vermogen, dat het opgebouwde pensioen vertegenwoordigt, van de ene pensioenuitvoerder naar een andere. Meestal vindt de overdracht plaats in verband met het aangaan van een nieuw of ander dienstverband. Een pensioenfonds kan derhalve te maken krijgen met zowel een uitgaande als een binnenkomende waardeoverdracht. De rechthebbende krijgt het vermogen nooit in handen, met het overgedragen vermogen worden pensioenaanspraken ingekocht bij de nieuwe
96
pensioenuitvoerder op basis van de grondslagen en rekenregels van die instelling. Indien de dekkingsgraad van het overdragende dan wel ontvangende pensioenfonds of verzekeraar lager is dan 100%, wordt de waardeoverdracht tijdelijk opgeschort. Zakelijke waarden Aandelen, converteerbare obligaties en onroerend goed(fondsen).
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen Jaarverslag 2012
97