Instantie Hof van Cassatie
Onderwerp Overeenkomst - Bestanddelen - Toestemming - Gebrek - Geweld - Morele dwang Gebrekkige wil - Voorwaarde - Artt. 1109 en 1112, BW
Datum 23 maart 1998
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - 1 mei 2002
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
CASSATIE 23/03/1998 Nummer : RC983N1_1 Datum : 1998-03-23 Juridictie : HOF VAN CASSATIE, FRANSTALIGE AFDELING, 3E KAMER Zetel : CHARLIER Verslaggever : CHARLIER Openb. Min. : LECLERCQ Rolnummer : S970031F OVEREENKOMST. - BESTANDDELEN. - Toestemming. - Gebrek. - Geweld. - Morele dwang. - Gebrekkige wil. - Voorwaarde. - Artt. 1109 en 1112, BW.
Samenvatting Morele dwang tast de geldigheid van de wil slechts aan voor zover hij onrechtmatig of ongeoorloofd is. Wettelijke basis -BURGERLIJK WETBOEK,ART 1109 -BURGERLIJK WETBOEK,ART 1112 Publicatie -ARRESTEN VAN HET HOF VAN CASSATIE VAN 1998(162) -PASICRISIE BELGE VAN 1998(I/162) Tekst HET HOF, Gelet op het bestreden arrest, op 5 november 1996 gewezen door het Arbeidshof te Brussel; Over het middel : schending van de artikelen 1107, 1108, 1109, 1111, 1112, 1114, 1134 van het Burgerlijk Wetboek, 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en 149 van de Grondwet, doordat het arrest oordeelt dat verweerder zijn beslissing om ontslag te nemen als juridisch raadgever van eiseres genomen had onder druk van geweld in de zin van artikel 1112 van het Burgerlijk Wetboek en dat die beslissing bijgevolg nietig was, en bijgevolg beslist dat eiseres gehouden is hem een opzeggingsvergoeding en een frank morele schadevergoeding te betalen; dat het daartoe als gronden opgeeft "dat het niet wordt betwist dat de bediende te dezen doctor in de rechten was en bijzonder goed kon oordelen of de door zijn werkgever aangevoerde redenen ernstig waren; dat hij, hoe 'intellectueel' ook, niettemin een gewone burger blijft die min of meer beïnvloedbaar is; dat hij als vader van een gezin, jonggehuwde, zoon van een notabele en zelf gewezen advocaat, bijzonder gevoelig was voor het geringste verwijt van de vennootschap die 1
hem tewerkstelde; dat te dezen de voorwaarde van geweld op een redelijk persoon vervuld is" en dat "het geweld alleen dient te worden aangenomen als de feiten als een dringende reden kunnen worden aangemerkt; uit de neergelegde stukken te dezen blijkt dat die door (verweerder) aan het licht gebrachte 'feiten' al lang te voorzien waren ... dat de onthulling door (verweerder) aan een malafide journalist te dezen geenszins als een dringende reden kan worden aangemerkt; dat (eiseres) niet eens poogt aan te tonen dat zij schade heeft geleden; dat het op (verweerder) gepleegde geweld onrechtmatig was in de door de rechtspraak hieraan gegeven betekenis; dat aldus alle voorwaarden voor het bestaan van een gebrek in de toestemming en geweld vervuld zijn en dat de overige voorwaarden niet worden betwist", terwijl, eerste onderdeel, het arrest eraan herinnert dat geweld alleen als een gebrek in de toestemming wordt beschouwd voor zover het indruk kan maken op een redelijk persoon; het arrest in de hierboven aangehaalde gronden vaststelt dat verweerder als doctor in de rechten op het ogenblik dat hij zijn ontslag gaf in staat was te oordelen of het hem verweten feit een dringende reden was, en beslist dat die reden niet als een dringende reden kon worden aangemerkt; het bijgevolg tegenstrijdig was niettemin te beslissen dat het feit dat die reden werd aangevoerd verweerder ertoe had kunnen doen besluiten om zijn ontslag in te dienen, terwijl hij, blijkens de vaststellingen zelf van het arrest, noodzakelijkerwijs moest weten dat de hem verweten feiten geen dringende redenen waren, zodat de dreiging met ontslag geen uitwerking kon hebben; het arrest wegens die tegenstrijdigheid artikel 149 van de Grondwet schendt; tweede onderdeel, eiseres betoogde dat het geweld, om als een gebrek in de toestemming in de zin van artikel 1109 van het Burgerlijk Wetboek te kunnen worden beschouwd : "onrechtmatig en ongeoorloofd diende te zijn, dat wil zeggen niet gemotiveerd door de normale uitoefening van een recht en niet gegrond op het louter bestaan van normale verhoudingen van morele of economische ondergeschiktheid" en dat "de werkgever het recht heeft tegen zijn werknemer klacht in te dienen of hem om een dringende reden te ontslaan en dat er alleen sprake is van misbruik in de uitoefening van dat recht als de aangevoerde reden uit de lucht gegrepen of belachelijk is; de rechtspraak van de arbeidsgerechten alleen op die voorwaarde beslist dat het geweld onrechtmatig of ongeoorloofd is geweest; ... dat de vennootschap de h. Beyens de keuze heeft gelaten tussen ontslagen worden om een dringende reden en zelf zijn ontslag geven; de vennootschap geen enkele andere bedreiging heeft geuit; die keuze op zich en, gelet op de rechtspraak van het Hof van Cassatie, geen aanwijzing van een gebrek in de toestemming oplevert"; het arrest, nu het de beslissing dat verweerder het slachtoffer van geweld was geweest, alleen grondt op de vaststelling dat de door eiseres aangevoerde feiten niet als een dringende reden konden worden aangemerkt, op die conclusie niet antwoordt (schending van artikel 149 van de Grondwet); derde onderdeel, eiseres in de in het tweede onderdeel weergegeven conclusie betoogde dat geweld de wilsuiting slechts ongeldig maakt als het onrechtmatig of ongeoorloofd is; het geweld bijgevolg niet kan worden afgeleid uit het feit dat de werkgever op rechtmatige wijze gebruik maakt van het recht om zich tegen zijn bediende te beroepen op een dringende reden, en uit de daaropvolgende beslissing van de bediende om zijn ontslag in te dienen teneinde wegzending zonder opzegging te voorkomen; het rechtmatig of geoorloofd karakter van het geweld moet worden beoordeeld op het ogenblik waarop de feiten die als zodanig zouden kunnen worden aangemerkt, worden gepleegd; het arrest bijgevolg niet wettig kon beslissen dat verweerder zijn ontslag had gegeven onder druk van geweld, nu het enkel heeft nagegaan of de door eiseres verweten feiten wel als een dringende reden konden worden aangemerkt zonder in concreto na te gaan of eiseres bij die gelegenheid misbruik had gemaakt van haar rechten; het arrest bijgevolg, nu het zijn beslissing alleen grondt op de vaststelling dat de aangevoerde reden niet dringend 2
was, bijgevolg het begrip moreel geweld in de zin van de artikelen 1109 en volgende van het Burgerlijk Wetboek miskent (schending van de in het middel aangewezen bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en van de wet van 3 juli 1978): Wat het derde onderdeel betreft: Overwegende dat moreel geweld de wil slechts aantast voor zover het onrechtmatig of ongeoorloofd is; Overwegende dat het arrest beslist dat de feiten, die eiseres aan verweerder verweet om diens onmiddellijke ontslagneming te verkrijgen, niet als een dringende reden kunnen worden aangemerkt en daaruit afleidt dat de dreiging met ontslag wegens die feiten geweld oplevert in de zin van artikel 1112 van het Burgerlijk Wetboek; Dat die omstandigheid alleen niet bewijst dat eiseres van haar rechten misbruik heeft gemaakt op het ogenblik dat zij verweerder bedreigde met ontslag om een dringende reden; Overwegende dat het arrest de beslissing dat het door eiseres op verweerder gepleegde morele geweld onrechtmatig was niet naar recht verantwoordt door de bovenstaande overwegingen; Dat het onderdeel gegrond is; OM DIE REDENEN, Vernietigt het bestreden arrest; Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest; Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over; Verwijst de zaak naar het Arbeidshof te Bergen.
3
4