Instantie Hof van Cassatie
Onderwerp Overeenkomst - Bestanddelen - Toestemming - Bedrog. - Vaststelling door feitenrechter Toezicht van het Hof - Art. 1116, BW
Datum 18 februari 1999
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.
© M&D Seminars - 1 mei 2002
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
Nummer : RC992I3_1 Datum : 1999-02-18 Jurisdictie : HOF VAN CASSATIE, FRANSTALIGE AFDELING, 1E KAMER Zetel : CHARLIER Verslaggever : PARMENTIER Openb. Min. : PIRET Rolnummer : C970443F
Kop OVEREENKOMST. - BESTANDDELEN. - Toestemming. - Bedrog. - Vaststelling door feitenrechter. - Toezicht van het Hof. - Art. 1116, BW.
Samenvatting De feitenrechter kan het bestaan van bedrieglijke praktijken die een persoon ertoe hebben bewogen een overeenkomst voor onderwijs per brief te sluiten, afleiden uit allerlei onjuiste vermeldingen in de reclame van de medecontractant en uit het misleidend karakter van een aan de kandidaten voorgestelde bekwaamheidstest.
Wettelijke basis -BURGERLIJK WETBOEK,ART 1116
Publicatie -ARRESTEN VAN HET HOF VAN CASSATIE VAN 1999(96) -PASICRISIE BELGE VAN 1999(I/96)
Tekst HET HOF, Gelet op het bestreden vonnis, op 17 juni 1997 in laatste aanleg gewezen door de vrederechter van het kanton Beauraing; Over het middel : schending van de artikelen 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, op 4 november 1950 gesloten te Rome en goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955, 1109 en 1116 van het Burgerlijk Wetboek, en schending van het algemeen beginsel van het recht van verdediging, doordat het bestreden vonnis, bij de uitspraak over de tegenvordering van verweerster, de op 4 mei 1993 tussen de partijen gesloten overeenkomst ten nadele van eiseres nietigverklaart en 1
haar veroordeelt om aan verweerster het bedrag van 11.569 frank te betalen en, bijgevolg, de hoofdvordering van eiseres, die ertoe strekt verweerster te doen veroordelen om haar het bedrag van 35.664 frank te betalen, niet gegrond verklaart op grond dat verweerster heeft geantwoord op een reclamebericht in een tijdschrift door een strook in te vullen, met de bedoeling inlichtingen te krijgen over thuiscursussen voor medische secretaresse; dat de rechtbank "vaststelt dat de tussen de partijen gesloten overeenkomst tal van ernstige aanwijzingen bevat van bedrog aan de zijde van eiseres; 1. In het in een tijdschrift verschenen reclamebericht : dat de rechtbank wijst op de volgende onjuiste gegevens, die eiseres maar met moeite zou kunnen bewijzen :'alle centra voor gezondheidsverzorging zijn op zoek naar medische secretaressen; de eerste school voor medisch secretariaat in België; het 'Centre de culture et de formation' is thans de school die het grootste aantal medische secretaressen opleidt in België; degelijke cursussen, opgesteld door leerkrachten die geselecteerd zijn op grond van hun deskundigheid, zeer praktijkgerichte cursussen die toegankelijk zijn voor iedereen'; dat de rechtbank in verband met de eerste vier syllabi, die bij het dossier van de rechtspleging zijn gevoegd, de vraag stelt wat een medische secretaresse kan aanvangen met de kennis van de geschiedenis van de geneeskunde; dat zij nergens op de syllabi een naam van een lesgever aantreft; dat de zeer korte taak achteraan elke syllabus geenszins aangepast schijnt te zijn aan wat van een medische secretaresse wordt verwacht, namelijk dat zij de door de geneesheer gedicteerde brieven foutloos leert schrijven; dat zij maar weinig heeft aan de kennis van een Gram-bacil, de Douglas-gil of een dwarsgestreepte spier; dat een medische secretaresse in de eerste plaats moet leren werken met een schrijfmachine, ja zelfs met een computer; dat de opleiding wat dat betreft in gebreke blijft en dat de toezending van twaalf, met de hand of met de machine geschreven taken zeker niet voldoende is; 2. de folder : dat de folder in geestdriftige bewoordingen spreekt over het Centrum en daartoe dagbladartikels inlast; dat de rechtbank met genoegen de overlegging van de kopieen van de bewuste artikelen zou vorderen, ware het niet dat zij haar overtuiging reeds gegrond had op de bedrieglijke praktijken van eiseres; dat, meer bepaald, de foto van een geneesheer die naar zijn secretaresse kijkt, bij de werkloze onbewust - overigens heel natuurlijke - verlangens wekt naar een hogere sociale status; 3. de bekwaamheidstest : dat de bekwaamheidstest totaal misleidend is; dat hij immers wordt aangeboden in de vorm van een vraag- en antwoordformulier 'juistverkeerd' (niet eens een test op zijn Amerikaans), zodat de geteste persoon louter op grond van een waarschijnlijkheidsberekening, reeds het vereiste minimum van 50 pct (25 punten) behaalt; dat het dan voldoende is enkele gemakkelijkere vragen in te lassen opdat de betrokkene hoe dan ook onvermijdelijk 60 tot 70 pct. zou behalen; dat de test geen enkele proef bevat, bestaande uit een gramm aticaal dictee en kennis van het machineschrift, waardoor zou kunnen worden nagegaan of de kandidate, alvorens haar gespecialiseerde opleiding aan te vangen, wel de minimum vereiste bekwaamheid van een secretaresse bezit; dat, meer bepaald, bij lezing van de brieven van 29 september 1993 blijkt dat verweersters kennis van de spelling zeer rudimentair kan worden genoemd; dat de rechtbank tot het besluit 2
komt dat eiseres bedrieglijke praktijken heeft aangewend om de ondertekening van het contract te verkrijgen en dat bijgevolg dat contract nietig moet worden verklaard", terwijl, eerste onderdeel, de vermeldingen waarop het bestreden vonnis wijst, in het van eiseres uitgaande reclamebericht, namelijk dat alle centra voor gezondheidsverzorging op zoek zijn naar medische secretaressen, dat de school van eiseres de eerste school voor medisch secretariaat in België is en het grootste aantal medische secretaressen opleidt, dat haar degelijke cursussen, die praktijkgericht en voor iedereen toegankelijk zijn, zijn opgesteld door ervaren en geselecteerde leerkrachten, zelfs als ze onjuist zouden blijken te zijn, geen feiten zijn waaruit de rechter wettig kan afleiden dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan bedrog, dat verweerster ertoe bewogen heeft het contract te sluiten; die vermeldingen immers, enerzijds, vallen onder de handelsreclame die door de beugel kan en waarvan het misleidend karakter niet voldoende vaststaat; het bestreden vonnis, anderzijds, na onderzoek van de eerste vier syllabi kritiek oefent op de pedagogisch concept van dat gedeelte van de cursussen, het gebruik van medische termen en de ontstentenis van elke verwijzing naar een leerkracht; die feiten, als ze gezien worden in samenhang met de vermeldingen in de reclame nochtans geen bedrieglijke of onrechtmatige praktijken zijn die verweerster ertoe zouden hebben bewogen het contract te sluiten; hetzelfde kan worden gezegd van de geestdriftige bewoordingen waarin de folder over het Centrum spreekt en van de weergave van de foto van de geneesheer die naar zijn secretaresse kijkt (schending van de artikelen 1109 en 1116 van het Burgerlijk Wetboek); tweede onderdeel, het bestreden vonnis, nu het beslist dat het eiseres niet gemakkelijk zou vallen aan te tonen dat alle centra voor gezondsheidsverzorging op zoek zijn naar medische secretaresses, dat zij de eerste school voor medisch secretariaat in België is, dat zij het grootste aantal medische secretaressen opleidt, dat haar cursussen degelijk, praktijkgericht en voor iedereen toegankelijk zijn, en dat ze opgesteld zijn door ervaren en geselecteerde leerkrachten, en nu het die vermeldingen als onjuist beschouwt zonder eiseres de gelegenheid te geven het bewijs van de juistheid ervan te leveren, het recht van verdediging van eiseres schendt (schending van artikel 6.1 van het Verdrag van 4 november 1950 en van het algemeen beginsel van het recht van verdediging); derde onderdeel, de rechter uit het feit dat de geschiktheidsproef aangeboden werd in de vorm van een vraag- en antwoordformulier "juist-verkeerd", waarbij de geteste persoon door de inlassing van enkele gemakkelijke vragen hoe dan ook 60 tot 70 pct. zou behalen, en uit het feit dat zij geen grammaticaproef bevat waardoor zou kunnen worden nagegaan of de kandidate, alvorens haar gespecialiseerde opleiding aan te vatten, wel de minimum vereiste bekwaamheid van een secretaresse bezit, gelet op het feit dat haar kennis van de spelling zeer rudimentair is, niet wettig kan afleiden dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan bedrog dat verweerster ertoe bewogen heeft het contract te sluiten; de gemakkelijkheid van de bekwaamheidstest en het belang dat aan het medisch aspect ervan wordt gehecht ten koste van de algemene kennis immers kadert in het pedagogisch concept dat eiseres met de test voor ogen stond; het niet gaat om feiten waarvan het bedrieglijk karakter voldoende zou vaststaan om ze wettig aan te merken als bedrieglijke praktijken die verweerster tot contracteren hebben aangezet (schending van de artikelen 1109 en 1116 van het Burgerlijk Wetboek) : Wat het eerste en het derde onderdeel betreft : Overwegende dat het weliswaar aan de feitenrechter staat om in feite het bestaan vast te stellen van het bedrieglijk opzet en van de praktijken die bedrog opleveren, alsook van de invloed van die praktijken op de voorwaarden waaronder de wederpartij ertoe is bewogen het contract te 3
sluiten, maar dat het aan het Hof staat na te gaan of de feitenrechter uit de door hem vastgestelde feiten wettig het bestaan heeft kunnen afleiden van het bedrog dat die partij ertoe heeft bewogen het contract te sluiten; Overwegende dat het bestreden vonnis wijst op "tal van ernstige aanwijzingen van bedrog aan de zijde van eiseres", zoals vooral bepaalde onjuistheden in haar reclame en het "totaal misleidend karakter" van een bekwaamheidstest die eiseres heeft afgenomen van de kandidaten voor onderwijs per brief; Dat de feitenrechter uit die feiten wettig het bestaan heeft kunnen afleiden van bedrieglijke praktijken die verweerster ertoe hebben bewogen het contract te sluiten; Wat het tweede onderdeel betreft : Overwegende dat eiseres in haar conclusie beweerde dat "de betrokken advertentie niet meer is dan een onschuldige commerciële reclametruc"; Dat het bestreden vonnis, nu het beslist dat het eiseres "niet gemakkelijk zou vallen" de juistheid "aan te tonen" van de in haar reclame vermelde kwaliteiten, het recht van verdediging van eiseres niet schendt; Dat het middel niet kan worden aangenomen; OM DIE REDENEN, Verwerpt de voorziening; Veroordeelt eiseres in de kosten.
4