Instantie Hof van Cassatie
Onderwerp Overeenkomst - Bestanddelen - Voorwerp - Rechtsgeldigheid - Brandverzekering Onroerend goed - Bouwvergunning - Ontstentenis - Gevolg - Art. 1101, 1108, 1126 en 1128, BW
Datum 8 april 1999
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.
© M&D Seminars - 1 april 2002
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
Nummer : RC99482_1 Datum : 1999-04-08 Juridictie : HOF VAN CASSATIE, FRANSTALIGE AFDELING, 1E KAMER Zetel : CHARLIER Verslaggever : ECHEMENT Openb. Min. : HENKES Rolnummer : C980042F
Kop OVEREENKOMST. - BESTANDDELEN. - Voorwerp. - Rechtsgeldigheid. Brandverzekering. - Onroerend goed. - Bouwvergunning. - Ontstentenis. - Gevolg. - Art. 1101, 1108, 1126 en 1128, BW.
Samenvatting Niet naar recht verantwoord is het arrest dat, zonder te vermelden dat het voorwerp van een verzekeringsovereenkomst tegen het risico brand erin bestaat een onwettige toestand te scheppen of te handhaven, bij de beslissing om de vordering tot schadevergoeding te verwerpen, overweegt dat de overeenkomst nietig is omdat het voorwerp ervan ongeoorloofd is wegens het feit dat het verzekerde gebouw zonder bouwvergunning is opgetrokken.
Wettelijke basis -BURGERLIJK WETBOEK,ART 1101 -BURGERLIJK WETBOEK,ART 1108 -BURGERLIJK WETBOEK,ART 1126 -BURGERLIJK WETBOEK,ART 1128
Publicatie -ARRESTEN VAN HET HOF VAN CASSATIE VAN 1999(199) -PASICRISIE BELGE VAN 1999(I/199)
Tekst HET HOF, Gelet op het bestreden arrest, op 13 oktober 1997 gewezen door het Hof van Beroep te Bergen; 1
Over het middel: schending van de artikelen 6, 1101, 1108,1126, 1128, 1131, 1133, 1134 van het Burgerlijk Wetboek, 149van de gecoördineerde Grondwet en, voor zover nodig, van artikel 41, § 1, van het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening en stedenbouw, zoals het gold op de dag van het arrest, doordat het arrest het hoger beroep van verweerster ontvankelijk en gegrond verklaart, het beroepen vonnis tenietdoet en, met wijziging ervan, de op 17 februari 1990 tussen (verweerster) en (eiseres) gesloten brandpolis betreffende het aan dechaussée de l'Espérance, 11 in Quaregnon gelegen pand nietigverklaart en doordat het arrest bijgevolg de oorspronkelijke hoofdvordering van de eisers ontvankelijk maar niet gegrondverklaart, hun vordering afwijst en hen daarenboven ten voordele van verweerster veroordeelt in de kosten op grond dat "de partijen, ingevolge het beginsel van de wilsautonomie aan de overeenkomsten en verbintenissen gelijk welk voorwerp kunnen geven op voorwaarde, o.a., dat het geoorloofd is; dat de overeenkomst evenwel geen eigenlijk voorwerp heeft, maar enkel een gevolg, namelijk het ontstaan van een of meer verbintenissen; dat het voorwerp van de verbintenis bestaat in de beloofde prestatie, die varieert naar gelang van de wil van de partijen die de inhoud ervan bepaalt; dat het uiteindelijk altijd valtonder één van de drie in de artikelen 1101 en 1126 van het Burgerlijk Wetboek vermelde basiscategorieën, namelijk, geven, doen of niet doen; dat te dezen de tussen (de eiseres en verweerster) gesloten verzekeringsovereenkomst voor laatstgenoemde een verbintenis tot dekking inhoudt die, als zodanig beschouwd, uiteraard een geoorloofd voorwerp is, inclusief het brandrisico waarop de overeenkomst betrekking heeft; dat evenwel, naast het voorwerp van de verbintenis, zoals hierboven omschreven, tevens acht moet worden geslagen op 'de zaak die het voorwerp uitmaakt van de beloofde prestatie' of nog 'op de aard zelf van de zaak die het voorwerp van de overeenkomst, of meer bepaald van de hoofdverbintenis ervan uitmaakt' zoals bijvoorbeeld wordt bepaald in de artikelen 1128 en 1598 van het Burgerlijk Wetboek (zie J. Ghestin, La formation du contrat, in Traité de droit civil, Parijs, 1993, p. 655 en 803); dat aldus het voorwerp van de prestatie bestaat in het verzekerde pand dat 'in concreto', d.w.z., als zodanig, wordt beschouwd; dat moet worden vastgesteld dat een bouwvergunning van de bevoegde overheid vereist was vóór de bouw van dat pand, zijnde een chalet, bestaande uittwee aan elkaar gekoppelde caravans, op een betonnen sokkel meteen garage in de kelderverdieping; dat artikel 41, § 1, van het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening en stedenbouw immers luidt als volgt: 'niemand mag zonder voorafgaande schriftelijk een uitdrukkelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen ... bouwen, een grond gebruiken voor het plaatsen van een of meer vaste inrichtingen ...; onder het bouwen en plaatsen van vaste inrichtingen wordt verstaan het oprichten van een gebouw of een constructie of het plaatsen van een inrichting, zelfs uit niet duurzame materialen, die in de grond is ingebouwd, aan de grond is bevestigd of op de grond steun vindt ten behoeve van de stabiliteit, en bestemd is om terplaatse te blijven staan, al kan zij ook uit elkaar genomen of verplaatst worden ...'; dat bovendien het gemeentebestuur van Quaregnon in een brief van 24 september 1992 aan (verweerster)heeft bevestigd dat er voor het litigieuze pand geen bouwvergunning was uitgereikt (...); dat ten slotte, zoals de eisers trachten te doen geloven, de omstandigheid dat op genoemd pandonroerende voorheffing is geheven, niets afdoet aan het feit dat het onwettig gebouwd is; dat het immers gaat om een belasting waarvan de wettigheid niets te maken heeft met de 2
administratieve regels m.b.t. de gebouwen en met de beginselen die eraan ten grondslag liggen; dat artikel 41, § 1, van het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening en stedenbouw een bepaling van openbare orde is, in zoverre het op dat vlak de neerslag is vaneen overheidsbeleid 'dat voor alle burgers van belang is' en op de schending waarvan bovendien straffen staan (P. Van Ommeslaghe, Examen de jurisprudence, Les obligations, in R.C.J.B., 1986, n° 37); dat de tussen (verweerster) en (eiseres) gesloten verzekeringsovereenkomst tegen brand derhalve moet worden nietig verklaard omdat het voorwerp ervan ongeoorloofd is; dat de (eisers) er geen belang bij hebben te beweren dat de nietigheid van de verzekeringsovereenkomst gedekt was op grond dat zij te goeder trouw waren bij het aangaan ervan, of nog dat (verweerster) wel moest weten dat het voorwerp ervan ongeoorloofd was, daar zij, alvorens haar dekking te verlenen,de nodige onderzoekingen had kunnen verrichten om de administratieve toestand van het pand te kennen; dat immers aan particuliere belangen geen waarde kan worden gehecht die ze niet kunnen hebben, daar de nietigheid wegens het ongeoorloofd karakter van het voorwerp van de eraan ten grondslag liggende overeenkomst op de eerste plaats gevolgen heeft voor de openbare orde, die primeert, aangezien de overeenkomst uiteindelijk slechts door het recht wordt beschermd in zoverre ze maatschappelijk nuttige verrichtingen mogelijk maakt", terwijl alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan degenen die ze hebben aangegaan tot wet strekken; het arrest incasu vaststelt dat eiseres op 17 februari 1990 met verweerster een brandverzekeringsovereenkomst heeft gesloten voor het aan de eisers toebehorende pand gelegen in Quaregnon, chaussée de l'Espérance 11; het arrest eveneens vaststelt dat genoemd pandis afgebrand; dat het niettemin beslist dat voornoemde verzekeringsovereenkomst nietig is omdat het voorwerp ervan ongeoorloofd is en het dus geen uitwerking kan hebben; het "voorwerp" van de overeenkomst ongeoorloofd zou zijn, aangezien het vernielde pand zonder vergunning is gebouwd en de desbetreffende wettelijke bepalingen van openbare orde zijn; de geldigheid vaneen overeenkomst luidens artikel 1108 van het Burgerlijk Wetboek afhangt van vier essentiële voorwaarden, namelijk (i) de toestemming van de partij die zich verbindt (ii) haar bekwaamheid om contracten aan te gaan, (iii) een bepaald voorwerp als inhoud van de verbintenis en (iiii) een geoorloofde oorzaak als verbintenis; de toestemming en de bekwaamheid om contracten aan te gaan te dezen niet werden betwist; uit de feitelijke vaststellingen van het arrest blijkt dat de verzekeringsovereenkomst tussen de partijen een bepaald voorwerp als inhoud van de verbintenis had; het voorwerp van de overeenkomst alleen bestond in de verzekering van het litigieuze pand tegen brand; het voorwerp van een overeenkomst of van een verbintenis in se niet zonder meer geoorloofd of ongeoorloofd kan zijn; artikel1108 van het Burgerlijk Wetboek overigens enkel vereist dat het voorwerp van de overeenkomst bepaald is; de artikelen 1126 tot1130 van het Burgerlijk Wetboek bepalen aan welke eigenschappen het voorwerp van de overeenkomst moet voldoen, zonder daarom te verwijzen naar het al dan niet geoorloofd karakter ervan; zulks op zich nauwelijks belang heeft, daar het gaat ofwel om een materiële kwestie, ofwel om precieze voorschriften, ofwel om het algemeen beginsel dat enkel zaken die in de handel zijn het voorwerp van overeenkomsten kunnen uitmaken; artikel 1108 van het Burgerlijk Wetboek daarentegen vereis t dat de oorzaak van de overeenkomst, d.w.z. de doorslaggevende beweegredenen van de partijen en dus de doelstellingen van de overeenkomst, geoorloofd moet zijn; 3
dat vereiste in verband moet worden gebracht met artikel 6 van het Burgerlijk Wetboek, volgens hetwelk aan de wetten die de openbare orde en de goede zeden aanbelangen, door bijzondere overeenkomsten geen afbreuk kan worden gedaan; artikel 1133 van het Burgerlijk Wetboek aldus bepaalt dat de oorzaak ongeoorloofd is wanneer zij door de wet verboden is, of wanneer zij strijdig is met de goede zeden of met de openbare orde; noch de wet, noch de hoven en rechtbanken mogen meewerken en uitwerking verlenen aan overeenkomsten tussen particulieren die de openbare orde of de goede zeden zouden schenden; artikel1131 van het Burgerlijk Wetboek meer in het bijzonder bepaalt dat een verbintenis aangegaan zonder oorzaak of uit een valse oorzaak of uit een ongeoorloofde oorzaak, geen gevolg kan hebben; de sanctie dat een overeenkomst waarvan de inhoud of het gevolg strijdig zou zijn met de openbare orde een ongeoorloofd karakter heeft moet worden beoordeeld in het licht van het begrip openbare orde (of goede zeden), eensdeels, en in het licht van het begrip oorzaak, anderdeels; de volstrekte nietigheid van een overeenkomst of van een verbintenis die voortvloeide uit de ongeoorloofde aard van het "voorwerp" of van de oorzaak - waarbij overigens tussen die begrippen geen onderscheid werd gemaakt zoals thans het geval is - reeds in het oude recht werd uitgelegd aan de hand van het begrip "laidecause"; R.J. Pothier, die de traditie van vóór het Burgerlijk Wetboek verwoordde, aldus stelde: "tout engagement doit avoir une cause honnête"; de artikelen 6, 1108, 1131 en 1133 van het Burgerlijk Wetboek de traditionele regel alleen maar overnemen volgens welke de openbare orde verbiedt dat tussen particulieren overeenkomsten worden gesloten die strijdig zijn met het algemeen belang, omdat de oorzaak of het gevolg ervan ongeoorloofd is; de wetgever dus alleen de overeenkomsten met een ongeoorloofde oorzaak of doel heeft willen verbieden, strafbaar stellen en ontkrachten; de wet m.a.w. niet mag meewerken aan enig opzet waarvan het doel of het gevolg erin bestaat een ongeoorloofde toestand te scheppen of de instandhouding er van te vergemakkelijken, te waarborgen of mogelijk te maken; de rechter uiteraard, in elk geval, volgens het positief recht moet oordelen of de overeenkomst als oorzaak of tot gevolg heeft dat een wet van openbare orde of van dwingend recht wordt geschonden; de eisers in hun conclusie voor de appèlrechters aanvoerden, eensdeels, dat te dezen geenszins een overeenkomst is gesloten om de begunstigde van de verzekering een voordeel te verschaffen dat gebaseerd is op een strafbaar feit of zwaar in strijd is met goede zeden en dat het, om dezelfde redenen waarom een verzekering tegen verbeurdverklaring van gesmokkelde goederen door douaniers volstrekt nietig zou zijn, perfect te begrijpen valt dat de verzekering tegen de door de gemeente bevolen afbraak van een zonder bouwvergunning gebouwd pand -maar niet de brandverzekering - volstrekt de gemeenschappelijke beweegreden dus niet erin bestond een met de openbare orde strijdige toestand in stand te houden of aan te moedigen; de appèlrechters, ofschoon daartoe aangezocht door de partijen, niet hebben nagegaan of de verzekeringsovereenkomst die zij wegens strijdigheid met de openbare orde nietig verklaarden, als oorzaak of tot gevolg had dat de schending van een dwingende wetsbepaling of van een bepaling die de openbare orde raakt of de goede zeden beschermt, werd mogelijk gemaakt, instandgehouden of aangemoedigd; het arrest bijgevolg, nu het de verzekeringsovereenkomst van 17 februari 1990 die het brandri sico van het litigieuze pand van de eisers dekt, nietig verklaart, alleen op grond dat genoemd pand zonder vergunning is gebouwd, zonder daarbij na te gaan of de oorzaak van die overeenkomst, d.w.z. de doorslaggevende beweegredenen van de partijen, al dan niet geoorloofd was, en zonder, in concreto na te gaan of die overeenkomst tot doel of tot gevolg heeft dat de schending van de wet werd instand gehouden, mogelijk gemaakt of aangemoedigd, en aldus strijdig is met de openbare orde of de goede zeden, zijn beslissing niet naar recht 4
verantwoordt, terwijl toch het enkele feit dat het voorwerp van een overeenkomst bestaat in de verzekering tegen brand van een zonder vergunning gebouwd pand, op zich geen grond van volstrekte nietigheid oplevert (schending van alle, in de aanhef van het middel aangegeven bepalingen met uitzondering van artikel 149 van de gecoördineerde Grondwet); het arrest althans, nu het geen acht slaat op de vorenaangehaalde verweermiddelen van de eisers en niet vaststelt dat de verzekeringsovereenkomst van 17 februari 1990ertoe strekte een ongeoorloofde toestand, namelijk de bouw en het bestaan van een zonder vergunning gebouwd pand, mogelijk te maken of in stand te houden, het Hof niet in staat stelt de nietig verklaring van de litigieuze verzekeringsovereenkomst te toetsen en derhalve niet regelmatig met redenen omkleed is (schending van artikel 149 van de gecoördineerde Grondwet): Overwegende dat het voorwerp van de verbintenis bestaat inde door de schuldenaar beloofde prestatie; dat het voorwerp vaneen verzekeringsovereenkomst bestaat in de dekking van een welbepaald risico tegen een bepaalde prijs; dat genoemd voorwerp geoorloofd moet zijn; Overwegende dat, blijkens het arrest, de partijen een verzekeringsovereenkomst hebben gesloten waarvan het voorwerp met name bestaat in de dekking van een aan de eisers toebehorend chalet tegen brand; Dat het arrest niet zegt dat een dergelijk voorwerp een onwettige toestand mogelijk maakt of instandhoudt; dat het arrest bij het de vordering tot vergoeding van de schade tengevolge van de brand die het pand heeft vernield, verwerpt op grond dat de overeenkomst nietig is omdat het voorwerp ervan ongeoorloofd is, daar dat pand zonder vergunning is gebouwd; Dat het arrest, nu het op die overweging gegrond is, de in het middel aangegeven bepalingen van het Burgerlijk Wetboek schendt; Dat, in zoverre, het middel gegrond is; OM DIE REDENEN, Vernietigt het bestreden arrest; Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest; Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over; Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Luik.
5