Instantie Hof van Beroep te Gent
Onderwerp Strafrecht. Intellectuele rechten en heling. Wet 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten. Opheffing wet 1 april 1879 fabrieks- en handelsmerken. Artikel 505,1° Swb. Merknaam Rolex. Voorwerpen door een misdrijf verkregen
Datum 14 april 2008
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - 2008
M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38 - 9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17
[email protected] - www.mdseminars.be
Nr. 187/06 van het Parket Nr. C/ 697/08 van het Arrest 8° Kamer Het Hof van beroep te Gent, 8° Kamer, recht doende in correctionele zaken. A. Ten nadele van Rolex Benelux NV twee namaakhorloges zijnde weggenomen, verduisterde of door een misdaad of wanbedrijf verkregen zaken of een gedeelte ervan geheeld te hebben, met name: 1. te Aalst minstens op 18 juli 2004: een Rolex type GMT‐Master II 2. te Aalst minstens op 24 oktober 2004: een Rolex type GMT‐Master II B. Een merk nagemaakt te hebben en/of bedrieglijk gebruik gemaakt te hebben van een nagemaakt merk, en/of op producten van hun nijverheid of op de voorwerpen van hun handel een aan een ander toebehorend merk bedrieglijk te hebben aangebracht of hebben doen verschijnen, door bijvoeging, weglating of om het even welke verandering, en.of wetens producten met een nagemaakt merk of een bedrieglijk aangebracht merk te hebben verkocht, te koop gesteld of in de handel gebracht en aldus een inbreuk te hebben gepleegd op de artikelen 8,9,11,12,13,14 en 15 van de wet van 1 april 1879 betreffende de fabrieks‐ en de handelsmerken, meer bepaald : 1. te Aalst minstens op 18 juli 2004: een Rolex type GMT‐Master II 2. te Aalst minstens op 24 oktober 2004: een rolex type 'GMT‐Master II De voormelde goederen neergelegd zijnde ter correctionele griffie te Dendermonde onder O.S nrs. 04374/2004 en 05697/2004. Tevens gedagvaard teneinde zich overeenkomstig art.42 en 43 van het .Swb te horen veroordelen tot de bijzondere verbeurdverklaring van de zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken, en welke gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf, wanneer zij eigendom van de veroordeelde zijn en de zaken die uit het misdrijf voortkomen.
Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, 13° correctionele Kamer, not.nr. 68.LB.3110751045126, dd. 24 oktober 2005 bij verstek gewezen werd, toepassing makend van artikel 65 Sw., ° de beklaagde wegens de bewezen verklaarde tenlasteleggingen A. 1‐2 en 8. 1‐2 samen veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van ZES MAANDEN en een geldboete van TWEEHONDERD EURO, vermeerderd met 45 opdeciemen, ( = x5,5), 1.100 euro bedragende, welke geldboete bij gebreke van betaling binnen de door de wet bepaalde termijn zal kunnen vervangen worden door een gevangenisstraf van 60 dagen; ° aan de beklaagde de verplichting opgelegd om éénmaal een bedrag van TIEN EURO, met 45 opdecimes verhoogd, VIJFENVIJFTIG EURO bedragende, te betalen bij wijze van bijdrage tot financiering van het Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden; ∙
de beklaagde veroordeeld tot de gerechtskosten deze in hun geheel begroot op 13,37 euro alsmede tot het betalen van een vergoeding van 25 euro als bijdrage in de beheerskosten in strafzaken;
∙
overeenkomstig artikel 12 van de wet van 1 april 1879 en de artikelen 42 en 43 van het Strafwetboek de producten eigendom van de beklaagde, vermeld onder overtuigingsstuk nr. 0437412004 en 0569712004 van het register van overtuigingsstukken van de correctionele rechtbank te Dendermonde VERBEURD verklaard en krachtens artikel 12 voormeld de vernietiging van de merken van deze voorwerpen bevolen;
∙
op burgerrechtelijk gebied de beklaagde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de burgerlijke partijen
NV Rolex vennootschap naar Zwitsers recht een bedrag van 250 euro, meer de moratoire intresten vanaf de datum van huidig vonnis tot de datum van algehele betaling aan de wettelijke intrestvoet en de kosten; NV Rolex Benelux, een bedrag van 250 euro, meer de moratoire intresten vanaf de datum van huidig vonnis tot de datum van algehele betaling aan de wettelijke intrestvoet en de kosten; ∙
op burgerrechtelijk gebied het meer en anders gevorderde als ongegrond afgewezen.
Bij exploot van gerechtsdeurwaarder A.De Troyer, met standplaats te Aalst, betekend aan de procureur des Konings te Dendermonde tekende de beklaagde‐opposant op 7 december 2005 verzet aan tegen voormeld verstekvonnis op strafrechtelijk gebied; Bij exploot van gerechtsdeurwaarder G. Victor loco gerechtsdeurwaarder P. Jespers, met standplaats te Elsene betekend aan de burgerlijke partijen, tekende beklaagde‐opposant op 8 december 2005 verzet aan tegen voormeld verstekvonnis op burgerrechtelijk gebied. Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, 13° correctionele kamer, dd. 9 januari 2006 bij verstek en op verzet gewezen werd,
∙
het verzet ontvankelijk verklaard doch afgewezen als ONGEDAAN;
∙
de beklaagde‐opposant veroordeeld tot de gerechtskosten op huidig verzet gevallen deze in hun gehele begroot op 117,20 euro, zijnde de kosten van betekening van het verstekvonnis en de kosten gevallen op het verzet.
Tegen alle beschikkingen van voormeld vonnis werd hoger beroep ingesteld door het Openbaar Ministerie op 24 januari 2006. Gehoord in openbare terechtzitting van 26 februari 2008 in het Nederlands, waarbij de zaak volledig hernomen wordt met de huidige samenstelling van de zetel ‐ de beklaagde in zijn middelen van verdediging, voorgedragen door zichzelf en tevens bijgestaan door zijn raadsman meester Jo Muylle, advocaat te Lede, loco meester Jef Vermassen, advocaat te Lede; ‐ de heer Luc Decreus, advocaat‐generaal in zijn vordering; I. Voorafgaandelijk 1.‐ Het hoger beroep van het Openbaar Ministerie tegen het vonnis van de 13de Kamer van de Correctionele Rechtbank te Dendermonde van 9 januari 2006, waarbij het verzet van de beklaagde tegen het verstekvonnis van dezelfde rechtbank en kamer van 24 oktober 2005 ongedaan werd verklaard, is regelmatig naar tijd en vorm. Het hoger beroep is ontvankelijk 2.‐ Door de eerste rechter werd het verzet van de beklaagde terecht ongedaan verklaard nu de beklaagde naliet voor de eerste rechter te verschijnen op de eerstkomende terechtzitting na het verstrijken van de termijn van vijftien dagen na het verzet waarop de zaak ingevolge dagvaarding was gesteld. Door het hoger beroep tegen het vonnis van ongedaan verklaring wordt aan de appelrechter zowel de beslissing van ongedaan verklaring als de beslissing op verstek onderworpen. (VERSTRAETEN, R., Handboek Strafvordering, Antwerpen, Maklu, 1999, p. 833, nr. 2047).
Het hoger beroep van de beklaagde heeft dus voor gevolg dat ook de beslissing bij verstek van 24 oktober 2005 aan het oordeel van het Hof wordt onderworpen. 3.‐ De tenlasteleggingen A.1 en A.2 betreffen ‐ in zoverre bewezen ‐ feiten van heling. Deze feiten vallen onder de toepassing van het artikel 505, al.1, 1 ° Strafwetboek. Deze kwalificaties dienen te worden geactualiseerd, in die zin dat het Hof toepassing dient te maken van het artikel 505 Strafwetboek zoals gewijzigd bij Wet van 10 mei 2007 houdende diverse maatregelen inzake de heling en inbeslagneming (B.S.22 augustus 2007). Het betreft dezelfde feiten als degene, opgenomen in de initiële dagvaarding. Deze actualisering heeft geen enkel impact, noch op de strafbaarstelling van dit wanbedrijf, noch op de wettelijk voorziene strafmaat. 4. ‐ De tenlasteleggingen B.1 en B.2 betreffen ‐ in zoverre bewezen ‐ feiten van namaak. Per 1 oktober 2007 is de Wet van 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten (B.S. 18 juli 2007) in werking getreden. Ingevolge het artikel 34, 1 ° van voormelde wet van 15 mei 2007 is de wet van 1 april 1879 betreffende de fabrieks‐ en handelsmerken, opgeheven. Inbreuken op het merkenrecht zijn thans strafbaar gesteld op grond van de artikelen 8, § 1, 13, § 2 en 15 van de wet van 15 mei 2007. De volgende aanvulling dient te gebeuren bij de tenlasteleggingen B.1 en B.2: ' ... thans strafbaar gesteld blijkens de artikelen 8, § 1, 13, § 2 en 15 van de Wet van 15 mei 2007 (B.S. 18 juli 2007) betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten' Beklaagde werd ter terechtzitting van het Hof van 26 februari 2008 in kennis gesteld van deze aanvulling en heeft terzake zijn verdediging kunnen aanpassen. 5.‐ De verjaring van de strafvordering is op heden niet ingetreden.
II. Strafrechtelijk De feiten 6.‐ De beklaagde was op 18 juli 2004 drager van een polshorloge van het merk Rolex, type GMT‐ Master II. Op de voorkant van de sluiting was het logo van 'Rolex' gegraveerd. Achteraan de sluiting was de merknaam 'Rolex' gegraveerd. Tevens was een groene sticker bevestigd met het logo van Rolex en het nummer 16233. Later bleek dat het om een namaakuurwerk ging. De beklaagde verklaarde dat hij het uurwerk ongeveer een maand voordien had aangekocht te Antwerpen voor de som van 750 euro. Op 24 oktober 2004 werd de beklaagde opnieuw gecontroleerd. Hij was drager van een polshorloge Rolex, type GMT‐Master Il, Dit uurwerk droeg het nummer 16523. Het betrof opnieuw een namaakuurwerk. De tenlasteleggingen A.1 en A.2 7.‐ De beklaagde wordt vervolgd wegens heling van twee namaakuurwerken Rolex. Artikel 505,1° van het Strafwetboek bestraft het helen van weggenomen, verduisterde of door misdaad of wanbedrijf verkregen zaken of een gedeelte ervan. Heling is een misdrijf tegen de eigendom dat enkel betrekking heeft op stoffelijke zaken (vgl. Cass., AR. P.04.0834.N, 30 november 2005, 1507, noot DELBROUCK, L.) Op grond van de voorhanden zijnde gegevens van het strafdossier komt niet bewezen voor dat de uurwerken door een misdrijf zijn verkregen. Het merkenrecht verleent bovendien geen eigendom op een stoffelijke zaak, maar verleent wel de intellectuele eigendom.
In geval van inbreuk op het intellectuele eigendomsrecht, maakt dit een schending uit van andermans recht doch blijft het bezit van het recht bij de titularis. Het feit dat een uurwerk op onrechtmatige wijze een merknaam draagt, betekent niet dat de bezitter van dit uurwerk zich schuldig maakt aan heling in de zin van artikel 505, 1 ° Strafwetboek. De tenlasteleggingen A.1 en A.2 komen aldus in hoofde van de beklaagde niet bewezen voor zodat hem ontslag van rechtsvervolging dient te worden verleend. De tenlasteleggingen B.1 en B.2 8.‐ Ingevolge het artikel 34, 1 ' van voormelde wet van 15 mei 2007 is de wet van 1 april 1879 betreffende de fabrieks‐ en handelsmerken, opgeheven. Inbreuken op het merkenrecht zijn thans strafbaar gesteld op grond van de artikelen 8, § 1, 13, § 2 en 15 van de wet van 15 mei 2007. Het (thans opgeheven) artikel 8.A van de Wet van 1 april 1879 stelde strafbaar degene die bedrieglijk gebruik maakt van een nagemaakt merk. Wanneer een nieuwe strafwet dezelfde aangelegenheid regelt als de wet die ze opheft, blijft strafbaar een feit gepleegd onder gelding van de opgeheven wet, voor zover dit feit ook door de nieuwe wet als misdrijf wordt aangemerkt en strafbaar gesteld (vgl. Cass., 21 januari 1986, Arr.Cass., 1985‐86, 691). Artikel 8, § 1 van de Wet van 15 mei 2007 stelt strafbaar degene die, in het economisch verkeer, met kwaadwillig of bedrieglijk opzet inbreuk maakt op de rechten van de houder van een product‐ of dienstmerk. Naast het materieel element van de inbreuk dient ook een moreel element, in de betekenis van een kwaadwillig of bedrieglijk opzet, te worden bewezen. Onder 'kwaadwillig' dient te worden verstaan 'de wil om al dan niet materiële belangen van de rechthebbenden te schaden'. 'Bedrieglijk' betekent in de zin van artikel 8 van de Wet van 15 mei 2007 dat 'de dader de wil zou hebben om zichzelf of iemand anders een onrechtmatig voordeel te bezorgen, zelfs als dit niet financieel of onrechtstreeks zou zijn. JANSSENS, M.C., 'Drie wetten inzake handhaving van intellectuele rechten openen nieuwe horizonten in de strijd tegen namaak en piraterij', R.W. 20072008,p.943.
In casu is het kwaadwillig noch het bedrieglijk opzet in hoofde van de beklaagde aanwezig. Het bezit en het dragen op zich van een nagemaakt uurwerk is onder de toepassing van de Wet van 15 mei 2007 niet strafbaar. De nieuwe wet situeert bovendien het misdrijf in het economisch verkeer hetgeen in casu al evenmin het geval is. De constitutieve elementen van het ten laste gelegde misdrijf zijn in hoofde van de beklaagde niet verenigd. Aan de beklaagde dient ontslag van rechtsvervolging te worden verleend. De bijzondere verbeurdverklaring 9.‐ Gelet op de te verlenen vrijspraak dient het Hof geen beslissing te nemen aangaande de schriftelijk gevorderde bijzondere verbeurdverklaring van de in beslaggenomen uurwerken (O.S. nrs. 043752004 en 0569712004,1, III. Burgerrechtelijk De burgerlijke vorderingen zijn ontvankelijk doch dienen, gelet op de te verlenen vrijspraak, als ongegrond te worden afgewezen. OP DEZE GRONDEN Het Hof, Rechtdoende op tegenspraak, GELET OP ‐ het artikel 24 van de Wet van 15 juni 1935, ‐ de artikelen 42 en 43 van het Strafwetboek ‐ het artikel 505 al 1, 1 " Strafwetboek zoals gewijzigd bij Wet van 10 mei 2007 houdende diverse maatregelen inzake de heling en inbeslagneming
‐ de artikelen 8, § 1, 13, § 2 en 15 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten. ‐ de artikelen 185 § 1, 188, 189, 190, 194, 210 , 211 en 212 van het Wetboek van Strafvordering; ‐ de overige niet strijdige artikelen aangehaald door de eerste rechter; al deze wetsbepalingen aangehaald op de terechtzitting van heden; VERKLAART het hoger beroep tegen het vonnis van de 13de kamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Dendermonde van 9 januari 2006 ontvankelijk en hierover rechtdoende : STELT VAST dat ingevolge het hoger beroep tegen voormeld vonnis waarbij het verzet van de beklaagde tegen het verstekvonnis van 24 oktober 2005 ongedaan werd verklaard, ook laatst vermeld vonnis aan het oordeel van het Hof wordt onderworpen. Actualiseert de tenlasteleggingen A.1 en A.2 zoals aangeduid sub 3; Actualiseert de tenlasteleggingen B.1 en B.2 zoals aangeduid sub 4; Op strafrechtelijk gebied Verklaart de tenlasteleggingen A.1, en A.2 (zoals geactualiseerd) , B.1 en B.2 (zoals geactualiseerd) in hoofde van G.R. niet bewezen. Ontslaat G.R. van verdere rechtsvervolging zonder kosten Stelt vast dat er geen beslissing dient te worden genomen aangaande de schriftelijk gevorderde bijzondere verbeurdverklaring van de in beslaggenomen uurwerken (O.S. nrs. 04374/2004 en 05697/2004). Laat de kosten van de beide aanleggen, gevallen aan de zijde van het Openbaar Ministerie, ten laste van de Staat. Op burgerrechtelijk gebied
Verklaart de vorderingen van de burgerlijke partijen, de vennootschap naar Zwitsers recht N.V. Rolex en de N.V. Rolex Benelux, ontvankelijk doch wijst deze af als zijnde ongegrond. Stelt dat de kosten gevallen aan de zijde van deze burgerlijke partijen door henzelf dienen gedragen te worden. Aldus uitgesproken in openbare terechtzitting van ZEVEN MEI TWEEDUIZEND EN ACHT Aanwezig I. Mallems,
wnd. voorzitter,
M. Ryde en M. De Busscher, L. Decreus,
raadsheren,
advocaat‐generaal,
L. Van Isterdael,
griffier,