Inhoudsopgave Inleiding
_________________________________________________________ 2
Hoofdstuk 1. Introductie van het probleem __________________________________ 3 1.A. Situatie __________________________________________________________ 3 1.B. Onderwerp _______________________________________________________ 4 1.C. Praktijkvraag ______________________________________________________ 4 Hoofdstuk 2. Probleemverkenning__________________________________________ 6 2.A. Verkenning vanuit de praktijk __________________________________________ 6 2.B. Verkenning vanuit de literatuur ________________________________________ 8 2.C. Onderzoeksvraag __________________________________________________ 11 Hoofdstuk 3. Beschrijving kansrijke interventies ______________________________ 12 Hoofdstuk 4. Onderzoek _________________________________________________ 13 4.A. Keuze voor onderzoeksstrategie _______________________________________ 13 4.B. Keuze en beschrijving onderzoeksgroep _________________________________ 14 B.1. Keuze en beschrijving onderzoeksgroep _____________________________ 14 B.2. Rol en taken en kritische vrienden __________________________________ 15 4.C. Beschrijving en operationalisering van beoogde uitkomsten __________________ 18 C.1. Beschrijving van de interventie _____________________________________ 18 C.2. Waarom is deze interventie kansrijk _________________________________ 19 C.3. Vanuit praktisch kader ___________________________________________ 19 C.4. Verwachte uitkomsten interventie ___________________________________ 20 4.D. Beschrijving van gekozen onderzoeksinstrumenten ________________________ 21 D.1. Passende onderzoeksinstrumenten _________________________________ 21 D.2. Data verwerking ________________________________________________ 22 4.E. Tijdspad voor interventiegedeelte ______________________________________ 23 5. Literatuurlijst ____________________________________________________ 24 6. Reflectie________________________________________________________ 26 7. Bijlagen________________________________________________________ 29 Bijlage 1: enquête vooronderzoek____________________________________ 30 Bijlage 2: interview docent__________________________________________ 32 Bijlage 3: meetinstrument enquête____________________________________ 33 Bijlage 4: meetinstrument observatie__________________________________ 34 Bijlage 5: observatie formulier en logboek______________________________ 35
1
Inleiding Voor docenten die les geven op een middelbare school is het opgeven en bespreken van huiswerk en vast onderdeel van de les. Wanneer ik het heb over huiswerk bedoel ik; “taken ontwikkeld door docenten voor leerlingen, bedoeld om uit te voeren buiten schooltijd” (Cooper & Valentine, 2001 p. 145). Docenten vinden over het algemeen het maken van huiswerk door hun leerlingen om diverse redenen nuttig. Huiswerk is bijvoorbeeld een belangrijk hulpmiddel voor het herhalen en oefenen van de lesstof. ‘Leerlingen die huiswerk maken begrijpen de stof beter en kunnen de stof ook beter toepassen en halen beter cijfers’ (Cooper & Valentine, 2001). Het maken van huiswerk draagt bij aan de betrokkenheid bij de les en kan gezien worden als een goede voorbereiding op de volgende les. Waar docenten, waaronder ik zelf, genoeg redenen hebben om huiswerk op te geven hebben de leerlingen helaas genoeg redenen om het huiswerk niet maken. Op mijn huidige stageplaats, een vijf vwo klas op een lyceum in Noord-Holland, kom ik geregeld tegen dat leerlingen niet gemotiveerd zijn om huiswerk te maken. Voor mij als docent is dit lastig. Doordat leerlingen geen huiswerk maken ben ik veel extra tijd kwijt aan uitleg en herhaling van de lesstof. Mijn collega’s en ik komen daardoor in de knel met het afronden van de lesprogramma. Naast de last die wij als docenten ervaren heeft het ook invloed op de prestaties van de leerlingen. In dit onderzoeksverslag richt ik mij op de praktijkvraag “hoe kan ik de leerlingen van vwo vijf motiveren om toch huiswerk te maken?”. In dit verslag benader ik het onderwerp vanuit de praktijk en de literatuur en doe met behulp van verschillende onderzoeksinstrumenten onderzoek. Het eindproduct bevat een antwoord op de praktijkvraag in de vorm van een beschrijving en uitvoering van een passende en onderbouwde interventies.
2
Hoofdstuk 1. Introductie van het probleem In dit hoofdstuk introduceer ik het probleem. Als eerste geef ik een beschrijving van de huidige situatie waarin het probleem zich voordoet. Vervolgens geef ik een korte beschrijving van het onderwerp waar ik het onderzoek op wil richten. Ik eindig met een uiteenzetting van de praktijkvraag die gedurende het onderzoek centraal zal staan. 1.A. Situatie Voor OWPO doe ik onderzoek op de school waar ik stage loop, een Lyceum in NoordHolland. Hier geef ik sinds enige tijd onder begeleiding van mijn stagebegeleider les aan vijf vwo. De eerste weken van mijn stage zat ik als observant achter in de klas. Tijdens deze observaties viel mij een probleem op waar ik later ook tijdens mijn eigen lessen tegen aan zou gaan lopen. Het viel mij de eerste weken al op dat dat de lessen anders verliepen dan mijn eigen lessen op het vmbo. Ik zag een verschil in interactie tussen de leerlingen en leerkracht, de leerlingen van vijf vwo worden vrijer gelaten dan op het vmbo, ze worden meer gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid. Wanneer de leerkracht de huiswerkopdrachten klassikaal ging bespreken viel mij op dat een groot gedeelte van de leerlingen geen antwoord kon geven op de opdrachten die ze thuis hadden moeten maken. Het maken van het huiswerk viel blijkbaar ook onder hun eigen verantwoording. Ik zag dat er geen sancties werden opgelegd wanneer het huiswerk onvoldoende of helemaal niet gemaakt was. Wel werden de betreffende leerlingen ter verantwoording geroepen door de leerkracht en gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van het maken van huiswerk. Toen ik na een aantal weken zelf les ging geven aan vijf vwo, liep ik zelf tegen het huiswerk probleem aan. Iedere les weer waren er opvallend veel leerlingen die hun huiswerk niet maakten of overgeschreven hadden uit de antwoordenboekjes. Dit tot mijn grote ergernis. Aan de hand van de zes W-vragen uit het boek Praktijkonderzoek in de school dat geschreven is door van der Donk en van Lanen (2012) wil ik het probleem rondom het huiswerk in kaart brengen. • Wat is het probleem? De leerlingen maken het huiswerk niet of schrijven het over uit het antwoordenboek. Doordat de leerlingen het huiswerk niet maken gaat er veel tijd verloren aan uitleg en het bespreken van huiswerk. Omdat ik een deel van de les hier tijd aan kwijt ben heb ik onvoldoende tijd voor de rest van de lesopbouw. •
Waarom is het een probleem?
Voor de leerlingen is het niet maken van het huiswerk een probleem omdat zij achter lopen en daardoor de lesstof minder goed begrijpen. Voor mij als docent is het een probleem omdat ik tijdens mijn lessen veel tijd aan uitleggen kwijt ben. Mijn lesopbouw raakt hierdoor verstoord. •
Wie zijn de betrokkenen bij dit probleem?
De docent, de sectiegenoten en de leerlingen •
Wanneer is het een probleem?
Tijdens het bespreken van het huiswerk. Tijdens de overgang naar nieuw blok. 3
• Waar doet het probleem zich voor? . Tijdens iedere les bij het onderdeel bespreken van huiswerk. En wanneer ik het volgende blok uitleg. •
Op welke wijze vindt het probleem plaats?
De leerlingen begrijpen de stof niet goed omdat ze het huiswerk niet hebben gemaakt en daardoor achter lopen. En er gaat veel tijd verloren aan uitleg van de theorie doordat ze thuis niet hebben geoefend en daardoor vertragen de lessen 1.B. Onderwerp Het onderwerp dat ik tijdens dit onderzoek ga behandelen is het probleem dat de leerlingen van vwo vijf niet of nauwelijks hun huiswerk maken. Met behulp van dit onderzoek wil ik er achter komen hoe ik er voor kan zorgen dat de leerlingen hun huiswerk (beter) gaan maken. Waardoor zij de stof beter gaan begrijpen en ik minder tijd kwijt ben aan uitleg en mijn lesopbouw niet langer verstoord raakt. 1.C. Praktijkvraag De vraag vanuit de praktijk waar ik een antwoord op wil vinden luidt als volgt: “Hoe motiveer ik mijn leerlingen om huiswerk te maken?” Om een antwoord te vinden op deze vraag heb ik een aantal vragen opgesteld: • Waarom maken de leerlingen hun huiswerk niet? • Aan welke eisen moet het huiswerk voldoen? • Hoe krijg ik leerlingen gemotiveerd om huiswerk te maken? • Hoe werkt hun brein ten opzichte van planning en organisatie? • Hoe bevorder ik de intrinsieke motivatie van leerlingen? Ik hoop met mijn onderzoek een methode te vinden waardoor mijn leerlingen beter hun huiswerk gaan maken en hogere cijfers halen. Voor mijzelf wil ik dat de les efficiënter verloopt, dat ik minder tijd kwijt ben aan het bespreken van huiswerk en mijn lesplanning aan kan houden. Collega`s in mijn sectie kunnen gebruik maken van mijn onderzoek en daardoor hopelijk ook hun leerlingen zover krijgen op het huiswerk te maken. Door middel van het doel – middelschema op de volgende pagina wil ik aangeven welke vragen in de probleemverkenning beantwoord moeten worden en op welke manier ik tot dit antwoord wil komen .
4
Tabel 1. Doel-middelschema
Doel-middelschema Probleem: Het huiswerk wordt door mijn leerlingen niet of nauwelijks gemaakt. Doel Leerlingen huiswerk Leeftijdsfase Manier van laten maken leerlingen onderwijs/lesopbouw
Omgevingsfactoren
Middel Verschillende auteurs Literatuur met elkaar vergelijken over huiswerk attitude bij leerlingen
Middel Interview
Interview met een leerlingbegeleider om verdere verdieping op de huiswerkattitude van leerlingen.
Middel Enquête
Via een enquête erachter komen wat het huiswerkattitude van de leerlingen is.
Adolescentiefase en puberfase onderzoeken met behulp van literatuur. Het brein van pubers! Welke fases? Leerling interviewen huiswerkattitude
Zijn er werkvormen en lesopbouw die invloed kunnen hebben op de huiswerkattitude van leerlingen?
Welke omgevingsfactoren hebben bij pubers invloed op de huiswerkattitude?
Hoe vinden leerlingen de werkvormen en manier van lesopbouw.
Heeft huiswerk maken nut?
Doormiddel van het geven van een enquête erachter zien te komen welke lesopbouw en manier van onderwijs het beste bij hun past (vastgesteld aan een vast criterium)
Door leerlingen te interviewen krijg ik een beter beeld welke omgevingsfactoren meespelen bij het maken van huiswerk. Via een enquête erachter zien te komen welke omgevingsfactoren invloed hebben op hun huiswerkattitude.
Wanneer ik het in dit verslag heb over huiswerkattitude bedoel ik de manier waarop leerlingen met het opgegeven huiswerk omgaan. Er zijn mogelijkheden ter verbetering van de situatie. Hieronder noem ik er aantal: • • • • •
Het huiswerk meer richten op de belangstelling van leerlingen Met het huiswerk veel variëren en steeds andere elementen aandragen Leerlingen zelf laten kiezen in hun activiteit en onderwerp Fantasie van de leerlingen prikkelen waardoor ze meer na gaan denken over het huiswerk Simulaties gebruiken tijdens de les die relevant zijn voor het huiswerk (Brophy 1999)
Ik kom tot de conclusie dat er voldoende mogelijkheden tot verbetering zijn. En daarmee is het onderwerp geschikt om te onderzoeken en geschikt om tot passende interventies te komen .
5
Hoofdstuk 2. Probleemverkenning Het praktijkprobleem ga ik op twee manieren verkennen. Als eerste zal ik probleem vanuit de praktijk verkennen (2.A.). Vervolgens zal ik het probleem vanuit de literatuur verkennen (2.B.). Bij beide manieren geef ik beschrijving van de aanpak en de uitkomsten en trek ik tot slot een conclusie. 2.A. Verkenning vanuit de praktijk Hier volgt een weergave van hoe de praktijk tegen het probleem aankijkt. Met de praktijk bedoel ik de drie betrokken partijen: collega docent, de leerlingen en ik zelf vanuit de rol als stagiair. Daardoor krijg ik een beter beeld van mijn probleem en kan ik gerichter te werk gaan. 1. Probleem vanuit mijn perspectief: Gedurende zes lessen heb ik bij klas vijf vwo per les bijgehouden hoeveel leerlingen het huiswerk gemaakt hebben en hoeveel leerlingen het niet gemaakt hebben dan wel hebben overgeschreven. Tabel één geeft de resultaten weer. De resultaten uit tabel één ondersteunen mijn eerdere bevindingen zoals beschreven bij de introductie van het probleem. Het grootste gedeelte van de leerlingen maakt het huiswerk niet of schrijft het huiswerk over. Wanneer de meerderheid van de klas het huiswerk niet maakt betekend dit dat het grootste gedeelte van de klas onvoldoende op de hoogte is van de stof en waarschijnlijk een achterstand oploopt. Dit betekend voor mij dat ik meer tijd moet besteden aan het bespreken van het huiswerk en de uitleg van de stof. Mijn lesopbouw raakt hierdoor verstoort en uiteindelijk loop ik met het lesprogramma achter. Tabel 2. Huiswerk controle over zes lessen
Lessen 1 2 3 4 5 6 totaal
Huiswerk gemaakt 4 6 3 4 5 7 29
Niet gemaakt/overgeschreven 17 15 18 17 14 13 94
6
2. Probleem vanuit het perspectief van de leerlingen Naast het bijhouden van het aantal leerlingen dat het huiswerk wel/niet maken heb ik steekproefsgewijs iedere les vier leerlingen gevraagd naar hun redenen voor het niet maken van het huiswerk. De leerlingen gaven uit een lopende redenen, bijvoorbeeld: “de opdrachten zijn moeilijk”, “de opdrachten zijn niet interessant”. Ook geven zij aan dat; “de opdrachten niet uitdagend genoeg zijn” en “de theorie uit het boek Biologie voor jou eentonig en niet relevant (meer) is”. Zoals gezegd waren de antwoorden verschillend, mijn nieuwsgierig was gewekt. Om een betrouwbaarder beeld te krijgen van de redenen van de leerlingen om het huiswerk niet maken besloot ik een enquête af te nemen onder de leerlingen van vijf VWO, in totaal 21 leerlingen. In bijlage één staat de beschrijving van de enquête die ik heb opgesteld en heb afgenomen met behulp van de informatie uit het boek ‘Basisprincipes praktijkonderzoek’ (Harinck, 2010). Resultaten kunt u aflezen in de grafiek in bijlage één. Hieronder geef ik mijn conclusie na aanleiding van de resultaten van de enquête weer. Conclusie perspectief leerlingen Leerlingen vinden dat ze hogere cijfers voor hun proefwerk halen wanneer zij het huiswerk wel maken. Ook vinden de leerlingen dat zij door het maken van het huiswerk de stof beter begrijpen. Daarnaast geven de leerlingen aan dat zij het huiswerk verouderd, eentonig en niet meer relevant vinden. Wat mij vooral opvalt is dat de meeste leerlingen het huiswerk wel erg belangrijk vinden om te maken maar dat ze het huiswerk erg eentonig en niet uitdagend genoeg vinden.
3. Het probleem vanuit het perspectief collega’s In een (kort) interview heb ik mijn begeleider bevraagd op wat hij ervan vindt dat veel leerlingen hun huiswerk niet maken. Ik heb gekozen voor een ‘semigestructureerd interview’ over één onderwerp dat ik in een aantal hoofdvragen aan de orde stel (Harinck, 2010). In bijlage twee vindt u een weergave van het semigestructureerd interview met mijn begeleider.
Conclusie perspectief docent Uit dit interview concludeer ik dat mijn collega docent het ook vervelend vindt dat het huiswerk slecht gemaakt wordt door de leerlingen. En concludeer ik dat hij is onvoldoende op de hoogte van de oorzaken die ten grondslag liggen aan het probleem rondom het huiswerk. Hij noemt wel een aantal mogelijke oorzaken voor het niet maken van het huiswerk, namelijk dat; “er misschien te veel huiswerk wordt opgegeven of dat het misschien te moeilijk is voor de leerlingen om zelfstandig te maken”. Mogelijk doordat hij niet de exacte oorzaak weet hij ook niet eerder tot een oplossing is gekomen.
7
B. Verkenning vanuit de literatuur Vanuit de praktijk, in dit geval mijn stageplaats, kwam ik op het praktijkprobleem ‘huiswerk’. Door middel van dit onderzoeksverslag wil ik een antwoord vinden op de praktijkvraag “hoe krijg ik de leerlingen zover dat ze wel hun huiswerk gaan maken?”. In de literatuur wordt er veel onderzoek gedaan naar onder andere het nut van huiswerk maken. ‘Deze artikelen kunnen soms erg tegenstrijdig zijn, waarschijnlijk omdat er veel verschillende factoren invloed hebben het huiswerk gedag van de leerling’ (Trautwein & Snyder & Niggli & Lüdtke, 2009). Ik wil door verschillende artikelen met elkaar te vergelijken het praktijkprobleem verkennen en in kaart brengen en onderzoeken wat er in de literatuur bekend is over mijn praktijkprobleem. Na aanleiding van het praktijkprobleem heb ik een aantal vragen opgesteld die ik middels de literatuur wil beantwoorden, namelijk: • Waarom is het maken van huiswerk belangrijk? • Aan welke eisen moet het huiswerk voldoen? • Hoe kan ik leerlingen stimuleren om huiswerk te maken? • Welke omgevingsfactoren hebben invloed op het huiswerkgedrag van puberende leerlingen? • Hoe werkt het puberbrein met betrekking tot leren, planning en organisatie? • Hoe bevorder je de motivatie van leerlingen? • Waarom is het maken huiswerk belangrijk? ‘Uit onderzoek is gebleken dan het maken van huiswerk een positief effect heeft op de studieresultaten van de leerling’ (Trautwein & Snyder & Niggli & Lüdtke, 2009). Huiswerk is een manier voor het herhalen en oefenen van de lesstof. ‘Leerlingen die huiswerk maken begrijpen de stof beter en kunnen de stof ook beter toepassen en halen beter cijfers’ (Cooper & Valentine, 2001). ‘Het maken van huiswerk draagt bij aan de betrokkenheid bij de les en kan gezien worden als een goede voorbereiding op de volgende les’ (Muhlenbruck, L., Cooper, H., Nye, B., & Lindsay, J. J. (2000). • Aan welke eisen moet het huiswerk voldoen? Het moet dan wel een duidelijk doel hebben, bijvoorbeeld ter introductie van een nieuw onderwerp. Deze doelen moet reëel zijn, dat wil zeggen dat de leerling het huiswerk wel af moet kunnen krijgen. ‘Het huiswerk moet de leerling voldoende uitdaging geven, dus niet te makkelijk of te weinig huiswerk’ (Marzano en Robert, 2007). • Hoe kan ik leerlingen stimuleren om huiswerk maken? Om mijn leerlingen te kunnen stimuleren is het belangrijk voor mij om erachter te komen welke factoren er samenhangen met de huiswerk attitude van leerlingen. Met huiswerk attitude bedoel ik de manier waarmee de leerlingen omgaan met het huiswerk. De huiswerk attitude bij leerlingen hangt samen met verschillende factoren, namelijk: het soort huiswerk (maakwerk of leerwerk) en de rol van de ouders is hierin belangrijk. Uit dit onderzoek is ook gebleken dat huiswerkcontrole alleen bij leerlingen werkt die anders niet hun huiswerk maken. ‘Daarnaast blijkt dat leerlingen harder werken aan hun huiswerk wanneer ze denken dat dit effect heeft op de hoogte van hun cijfer’ (Jong; Klompen; Rijnders; Laasri, 2008 ).
8
Uit onderzoek een ander onderzoek, onder 170 leerlingen van de bovenbouw klassen vwo, is gebleken dat de leerlingen het huiswerk niet maken wanneer de leerkracht dit niet belangrijk vindt en het niet goed bespreekt tijdens de les. En dat de leerlingen huiswerk maken wel belangrijk vinden omdat ze vinden dat het helpt om de stof beter te begrijpen (de Jong; Klompen; Rijnders; Laasri, 2008). •
Welke omgevingsfactoren hebben invloed op het huiswerkgedrag van puberende leerlingen? Een aantal omgevingsfactoren heeft invloed op het huiswerkgedrag van pubers en leerlingen. Volgens Trautwein zijn er vele factoren binnen een school en klas die van invloed zijn, denk hierbij aan: de sfeer, de docent, de thuissituatie en de leerling zelf natuurlijk. ‘Om dit verder te onderzoeken is er een uitgebreid en tijdrovend onderzoek nodig om conclusies uit te trekken en de resultaten te bediscussiëren’ (de Jong; Klompen; Rijnders; Laasri, 2008). • Hoe werkt het puberbrein met betrekking tot leren, planning en organisatie? Er gaapt een diepe kloof tussen pubers en school. De leerling krijgt de kans om zelfstandig te plannen, te werken en te leren. Maar dat vraagt veel van een nog lang niet uitgegroeid puberbrein (Met name de prefrontale functies ontwikkelen zich tijdens de puberfase). Dit zijn de functies die planning, organisatie vermogen en vooruitdenken ontwikkelen (Nelis; van Sark 2012). • Hoe bevorder je de motivatie van leerlingen? In de literatuur wordt er onderscheidt gemaakt in twee soorten motivatie. Een is de ‘extrinsieke motivatie’, hierbij krijgt de persoon de beloning voor bepaalde prestatie van buitenaf (Beemen 2001, p 281). De tweede vorm van motivatie is de ‘intrinsieke motivatie’. Het boek ontwikkelingspsychologie geeft de volgende definitie, “de intrinsieke motivatie berust op de individuele behoefte te excelleren en het behaalde succes is voldoende beloning om zich allerlei inspanningen te getroosten” (Beemen (2001), p. 176). Bij de intrinsieke motivatie gaat het dus om innerlijke gestuurde motivatie. Van Beemen stelt dat het intrinsieke gemotiveerde kind de prestatie zelf als beloning ziet en daarom een hoger streef niveau heeft dat extrinsieke gemotiveerde kind (Beemen (2001), p. 176) Ik vind het belangrijk dat de leerlingen het huiswerk gaan maken omdat ze het ook nuttig gaan vinden. Daarom heb ik gekozen voor interventies die vooral op de intrinsieke motivatie van de leerling inspelen. Hierbij kom ik op de volgende manieren om bij de leerling zijn aanwezige intrinsieke motivatie aan te sporen: • Aansluiten op de belangstelling van leerlingen • Nieuwe elementen aandragen, veel variëren • Leerlingen vrij laten in hun activiteit en onderwerp • Fantasie prikkelen • Simulaties gebruiken (Brophy 1999) Na aanleiding van het beantwoorden van de vragen concludeer ik dat het maken van huiswerk wel degelijk een positief effect heeft op de studieresultaten van de leerling. Belangrijk is om als docent rekening te houden met de beleving van leerlingen betreft huiswerk maken. Huiswerk opdrachten moeten nuttig zijn en de doelen reëel. Verder is belangrijk dat het huiswerk op allerlei manieren de intrinsieke motivatie van de leerling prikkelt. Mijn conclusie na aanleiding van de theorie geef schematisch weer in een ‘pijlenschema’ (Harinck, 2010). De schematisch weergave van de theorie kunt u op de volgende pagina, in figuur één, terug vinden.
9
Figuur 1. Motivatie en huiswerkattitude
10
2.C. Onderzoeksvraag De leerlingen maken het huiswerk niet of nauwelijks met de gevolgen zoals genoemd bij de beschrijving van het probleem. Mijn speerpunt voor dit onderzoek is de motivatie van de leerlingen voor het maken van huiswerk. Ik wil onderzoeken waarom leerlingen wel of geen huiswerk maken. En daar opvolgend wil ik te weten komen op welke manier ik de motivatie van de leerlingen wel kan prikkelen zodat zij toch hun huiswerk gaan maken. Na aanleiding van het onderzoek wil ik een passende interventie ontwikkelen. Met die interventie wil ik bereiken dat de intrinsieke motivatie van leerlingen geprikkeld wordt waardoor zij zelf het nut inzien voor het maken van huiswerk en tenslotte het huiswerk zullen gaan maken. Mijn onderzoeksvraag luidt: 1. Hoe kan ik de motivatie van leerlingen prikkelen zodat ze huiswerk gaan maken? Met behulp van deze deelvragen wil ik een beter beeld krijgen over het huiswerk gedrag van mijn leerlingen en neem dan ook hun ervaring betreft huiswerk maken mee. De deelvragen luiden als volgt: 1.1 Hoe kan ik leerlingen motiveren? 1.2 Waarom is het maken van huiswerk belangrijk? 1.3 Aan welke eisen moet het huiswerk voldoen? 1.4 Hoe kan ik ervoor zorgen dat leerlingen het huiswerk niet als tijdverspilling gaan zien? 1.5 Welke omgevingsfactoren hebben invloed op het huiswerk gedrag van de leerlingen? 1.6 Hoe werkt het puberbrein met betrekking van planning, organisatie en leren. Ik maak gebruik van het onderstaande schema (tabel 3) (Lange de, et al.,2011, p.77), om na te gaan of: • mijn onderzoeksvraag haalbaar is • ik voldoende data kan verzamelen • de vraag legitiem is • de theorie nuttig is om de vraag te beantwoorden Tabel 3. Legitimering onderzoeksvraag (Lange de, et al., 2011, p.77)
Onderzoeksvraag
Data, bronnen methoden Hoe kan ik de motivatie Data: kwantitatief van leerlingen prikkelen zodat ze huiswerk gaan Enquête leerlingen maken? nul en nameting. Interventie: lessenreeks Concept context benadering Volgorde: - voormeting - interventie - nameting Conclusie: analyse van de enquêtes
Legitimering
Benodigde Verwachte uitkomst theorie Vooronderzoek: Huiswerkattitude Leerlingen hun huiswerk gaan maken Leerlingen Puberbrein geven aan dat ze het huiswerk Motivatie bij saai en niet leerlingen relevant vinden. Zie verkenning praktijk.
11
Hoofdstuk 3. Beschrijving kansrijke interventies Hieronder volgt een beschrijving van een aantal eerste ideeën over kansrijke interventies, hoe deze concreet vorm te geven. Ik hoop met deze interventies te bereiken dat de leerlingen beter hun huiswerk gaan maken en gemotiveerder zijn om dit te doen. Tenslotte geef ik een beschrijving van hoe de interventies ga meten. Interventie 1 Met mijn eerste interventie laat ik het huiswerk en de stof die ik behandel tijdens de les meer met elkaar samenkomen en ga ik meer aan te sluiten op de belangstelling van de leerlingen (Brophy 1999). Hierin laat ik de leerlingen huiswerk combineren met hun eigen leefwereld en die van beroeps,- en onderzoekcontexten. Het huiswerk wat ze moeten maken is anders dan de opdrachten die ze normaal moeten maken. Deze opdrachten zijn meer gekoppeld met hun eigen leefwereld en geven daarom meer relevantie. Interventie 2 Bij mijn tweede interventie geef ik leerlingen een keuze wat betreft het maken van huiswerk. Volgens Brophy (1999) is leerlingen vrij laten in hun activiteit en onderwerp bij het maken van huiswerk een manier om de motivatie aan te sporen. Meting Als eerst zal ik een nulmeting onder de leerlingen houden door middel van een enquête over hun eigen huiswerkattitude. Middels deze resultaten van de enquête wil ik er achter komen hoeveel leerlingen huiswerk maken en wat hun motivatie is om dit wel of niet te maken. Deze interventies voer ik vervolgens een blok lang uit en doe hierna een nameting met dezelfde enquête. De uitkomsten van de laatste meting leg ik naast mijn eerste meting en vergelijk of de houding ten opzichte van het maken van huiswerk is veranderd en of het huiswerk nu beter gemaakt wordt. Deze lessenserie sluiten ze af met een proefwerk. Ik wil weten of deze interventies invloed hebben gehad op het cijfer en zal daarom de cijfers van het proefwerk vergelijken met de cijfers van leerlingen uit eerdere blokken.
12
Hoofdstuk 4. Onderzoek 4.A. Keuze voor onderzoeksstrategie Volgens het boek praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals (2011), zijn onderzoeksstrategieën strategische bundelingen van onderzoeksmethoden. Via de gekozen onderzoeksstrategie leg ik een link tussen het theoretisch kader en de methoden van data verzameling en data analyse. Harinck (2011) beschrijft twee hoofdvormen van onderzoek, namelijk; • ‘wetenschappelijk onderzoek’, hierbij komen de vragen voort uit de theorie • ‘praktijkgericht onderzoek’ hierbij komen de vragen voort uit de praktijk. Omdat mijn hoofdvraag voortkomt uit een concrete verlegenheidsituatie tijdens mijn lessen, dus uit de praktijk, maak ik gebruik van een praktijkgericht onderzoek. Praktijkgericht onderzoek/actie onderzoek Mijn onderzoek komt voort uit een praktijkvraag en heeft als doel om de praktijksituatie te verbeteren, daarom kies ik voor actieonderzoek als onderzoeksstrategie. Deze strategie heeft namelijk als doel de praktijksituatie te verbeteren doormiddel van een interventie op de bestaande situatie, met daarop sluitend een evaluatie van de interventie (Lange de, et al., 2011, p. 108). Mijn onderzoek is klasgericht, doormiddel van een interventie op de bestaande situatie. Doelstellingen onderzoek Voorafgaande aan mijn onderzoek moeten er doelen worden geformuleerd. Om mijn doestellingen precies te formuleren maak ik gebruik van de techniek operationaliseren. Operationaliseren omvat twee hoofdaspecten: • ‘Definiëren’ • ‘Het omschrijven van meethandelingen die nodig zijn om vast te stellen of het (gedefinieerde) verschijnsel inderdaad optreedt’(Lange de, et al., 2011, p. 140). Tabel 4 Doelstelling en meethandelingen
Doelstellingen te bereiken voor docent Minder lang uitleg hoeven geven van de stof
Meethandelingen Observatie
Leerlingen enthousiast maken over het Observatie onderwerp Leerlingen handvaten geven voor het maken Enquêtes bij leerlingen van huiswerk Minder ergernis hebben door oponthoud en Interview tijdsdruk Doelstellingen te bereiken voor leerlingen Leerlingen maken het huiswerk
Vragenlijst
Leerlingen doen beter mee tijdens de lessen
Observatie
Leerlingen zijn rustiger tijdens de lessen
Observatie
Leerlingen snappen de stof beter
Vragenlijst
Leerlingen halen hogere cijfers bij toetsen
Toets resultaten
13
B 1. Keuze en beschrijving onderzoeksgroep Hier volgt een beschrijving van de onderzoeksgroep. Ik heb er voor gekozen om praktijkonderzoek uitvoeren in mijn eigen (stage) klas. Dit doe ik omdat ik het praktijkprobleem ook in deze klas heb ondervonden. Gezien ik de klas dus les geef en daarom nauw betrokken ben bij het praktijkprobleem wil deze klas, vijf vwo, als onderzoeksgroep nemen. In het tabel hieronder geef ik relevante informatie over mijn klas en de school. Tabel 5 Onderzoeksgroep
Klas Niveau Aantal leerlingen Verhouding jongen / meisjes Leeftijd
5 vwo 21 leerlingen Ongeveer 10 jongens en 11 meisjes 16-18 jaar
Tabel 6 Informatie school
School Grootte
Havo/ vwo school 1100 leerlingen
Plaats
Een grote stad in Noord Holland
Provincie Onderwijs Sectie
Noord Holland Gymnasium, vwo en havo Biologie havo/vwo bestaat uit 8 docenten die boven en onderbouw lesgeven. Opstelling: tafels in groepjes van vijf leerlingen
Manier van opstelling en werken binnen de school
Personeel Visie school over huiswerk beleid
Het ontwikkelen van zelfstandigheid en het vergroten van kennis staat centraal. • Leerlingen werken in veel in groepjes om van elkaar te leren • Er wordt veel gedaan aan sport en cultuur binnen de school • Leerlingen mogen mee denken over de structuur van de lessen. • Iedereen binnen een sectie geeft boven en onderbouw les. • Leerlingen worden gecoacht om actief en zelfstandig te kunnen leren Docenten mogen hun eigen manier van lesgeven aanhouden. Binnen je eigen sectie doe je aan intervisie. Huiswerk is een belangrijk thema voor deze school gezien afgelopen jaar bleek dat veel leerlingen geen huiswerk maakten en dit terug te zien was in de studieresultaten. Sinds dit jaar heeft school een huiswerkcoach aangesteld. Deze coach kan leerlingen die problemen hebben met hun huiswerk helpen om huiswerk beter te structureren. Leerling wordt bij de coach aangemeld door de mentor wanneer de leerling 2 of meer onvoldoendes heeft op zijn/haar rapport. 14
B 2. Rollen en taken en kritische vrienden Als onderzoeker van dit praktijkonderzoek ben ik verantwoordelijk voor alle activiteiten in het binnen het traject. Ik kan steun zoeken bij critical friends, bij mijn begeleider of eventueel bij andere collega’s. Ook zal ik leerlingen inzetten. Maar de hoofdverantwoordelijkheid ligt bij mijzelf, ik ben de professional. Dat geldt voor het onderzoeken maar ook voor het planmatig handelen: ik heb in mijn rol als praktijkonderzoeker dus meerdere petten op, ook wel “multiple roles” genoemd (Harinck, 2010, p. 147). Rollen en taken Bij mijn keuze voor een onderzoeksstrategie is het ook belangrijk dat ik de juiste paradigma kies waarin ik mijn onderzoek past. De Lange schrijft hier namelijk over dat de onderzoeker voor zichzelf eerst helderheid moeten scheppen binnen welke paradigma zij hun onderzoekontwerp gaan ontwikkelen, afhankelijk van de eigen onderzoeksdoelen, visie op de wereld en de wijze waarop zij kennis menen te kunnen genereren (de Lange, 2011). Mijn onderzoek kan vallen onder drie verschillende wetenschapsparadigma`s namelijk: het positivisme, het interpretatieve onderzoek en het kritisch emancipatorische onderzoek. In het boek de Lange et al. (2011) staat in bijlage A schematisch weergegeven de onderzoeks-paradigma’s waarin per onderzoeksbenadering de drie verschillende paradigma`s worden uitgelegd. Volgens de lange et al. (2011) is het voor een praktijkgericht onderzoek in het onderwijs vaak meer voor de hand om voor een ‘interpretatieve of kritisch-emancipatorische benadering’ te kiezen dan voor een ‘positivistische benadering’. Ik heb voor mijzelf schema (tabel 7) gemaakt en beschreven waarom ik voor deze benaderingen kies. Tabel 7. Paradigma`s die overeenkomen met mijn onderzoek
Onderzoeks benadering Hoofd kenmerken
Object van onderzoek
1: Positivisme, 2: Interpretatief onderzoek 3: Kritisch-emancipatorische theorie. Hiermee kom in het meest overeen met kritisch-emancipatorische theorie. • 3. Waarden geladen en context gebonden doordat ik mijn onderzoek tijdens mijn lessen ga uitvoeren en op eigen inzichten is gebaseerd. • 3. Ik ben bezig met het verbeteren en vernieuwen van het huiswerk. • 3. Ga de resultaten kritisch analyseren en reflecteren en is proces georiënteerd. • 3. Door een andere methode van huiswerk te ontwikkelen ben ik bezig met innoveren • 3. Professionele ontwikkeling • 2.Onderzoeksrelaties zijn duidelijk dus meer interpretativisme •
3. Dit is een praktisch probleem namelijk slechte huiswerk attitude van de leerlingen. 15
Doelstelling
• • •
Menselijk gedrag
3.Het beter begrijpen van een bepaald concept namelijk huiswerk attitude bij de leerlingen 3.Verbeteren en vernieuwen door huiswerk op een andere manier aan te bieden 3.Ik ga mij verdiepen in huiswerk attitude van leerlingen en ga hiermee aan de slag tijdens mijn eigen lessen. Als de leerlingen het huiswerk beter gaan maken komt dit door empowerment van betrokkenen
•
2. Inzicht in huiswerk attitude bij leerlingen kan lijden tot verandering
Rol van Onderzoeker
•
3. Actief betrokken bij het onderzoek als coach, practitioner en collega. Bij paradigma 2 gaat het over een buitenstaander maar ben actief betrokken bij het proces.
Onderzoeks methoden
•
3. Mixed-method benadering waarbij zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden worden toegepast voor dit onderzoek.
•
3. Veelal kwalitatief, waarbij de subjectieve invloed van betrokkenen en hun context expliciet gemaakt is.
•
3. Reflecteren op een als ongewenst beoordeelde situatie, nieuwe inzichten kunnen ontstaan die mee kunnen helpen activiteiten te onderbouwen om tot een meer gewenste situatie te komen. 2. Inzicht en begrip die het zelfbewustzijn versterken waardoor, wellicht, verandering mogelijk wordt.
Soort data
Uitkomsten
•
Bij agogisch handelen waarbij het doel is om te veranderen en te verbeteren heeft van Strien de regulatieve cyclus ontwikkeld. Deze bevat de stappen: ‘probleemstelling diagnose plan ingreep evaluatie’ (de lange et al. 2011). Door deze stappen in te vullen vindt er een adequate formulering plaats van mijn probleemformulering: wie is de probleemhouder, welke deelaspecten zijn er en welk plan kan ik ontwerpen om het probleem gericht aan te pakken. Dit plan wordt uitgevoerd en na afloop geëvalueerd. In de evaluatie komt naar voren of de interventies het gewenste effect hebben gehad en wat de consequenties daarvan zijn voor mijn dagelijks handelen als professional (de Lange et al. 2011). In tabel 8 doorloop ik de stappen van de regulatieve cyclus.
16
Tabel 8 De regulatieve cyclus (bron: van Strien, 1984)
Stappen
Formulering
Probleemstelling
Huiswerk wordt slecht gemaakt
Diagnose
Leerlingen zijn niet gemotiveerd om huiswerk te maken - Nulmeting enquête huiswerkmotivatie - Interventies - Nameting enquête huiswerkmotivatie Interventie 1: meer aansluiten op de belangstelling van leerlingen Interventie 2: leerlingen een keuze laten maken bij het maken van huiswerk Kijken of de interventies het gewenste effect hebben gehad en welke consequenties dit heeft op het dagelijks handelen van de professional de onderzoeker
Plan
Ingreep
Evaluatie
Vanuit de kritisch-emancipatorische theorie beschrijf ik mijn rollen en taken als onderzoeker Zie tabel 9. Tabel 9. Rollen en taken (Harinck, 2010 p. 147-148)
Rol
Taak
Theoreticus
Opzoek naar objectieve kennis over huiswerk attitude en motivatie. Expert In het onderwerp verdiepen vanuit de literatuur en vanuit de praktijk Buitenstaander Met een objectieve blik naar de situatie kunnen kijken. Technicus met verzamelde feiten advies Beschrijven, verklaren, voorspellen en geven controleren. Mentor van de praktijkmensen
Leerlingen de interventie laten uitvoeren en daar in begeleiden.
Rol kritische vrienden ‘Praktijkgericht onderzoek stelt hoge eisen aan de omgangs- en communicatievormen binnen de context waarin het onderzoek gedaan wordt’ (Lange de et al., 2011, p. 53). ‘In eerste plaats vereist het de bereidheid van deelnemers om hun eigen, vaak routinematig handelen kritisch te bekijken en te bespreken met anderen’ (Lange de et al., 2011, p. 53). ‘Er moet sprake zijn van transparantie en reflectie van de onderzoeksleider en de bereidheid om aan alle betrokkenen verantwoording af te leggen over de werkwijze en uitkomsten van het onderzoek’ (Lange de et al., 2011, p. 53). Daarom evalueer ik met mijn kritische vrienden de door mij ontwikkelde interventies en onderzoeksinstrumenten. Ook betrek ik ze tijdens het onderzoek bij de stappen die ik zal gaan nemen en houden we elkaar scherp door vragen te stellen en elkaar feedback te geven. 17
4.C. Beschrijving en operationalisering van beoogde uitkomsten C 1. Beschrijving van de interventies: De nulmeting Voor de nulmeting neem ik onder de leerlingen van vwo vijf een enquête af om de motivatie voor het maken van huiswerk te peilen. Volgens Driscoll (2005) kan de mate en vorm van motivatie voor en tijdens het leerproces veranderen. Om de motivatie van leerlingen bij aanvang van het onderzoek te meten maak ik gebruik van het instrument MSLQ (Motivated Strategies for Learning Questionnaire) van Pintrich (1990). Een argument voor gebruik van deze methode is dat veel onderzoekers in het buitenland hebben de MSLQ methode gebruikt. Dit gegeven is volgens Artino (2005) een teken van validiteit en bruikbaarheid. De resultaten van deze enquête werk ik uit in tabellen en grafieken om een duidelijk en overzichtelijk beeld van de uitkomsten. Interventie 1. Huiswerk opgeven wat aansluit op de belangstelling van de leerlingen. Mijn interventie bestaat uit het opzetten van een andere lesopbouw waarin het huiswerk en de lesstof meer met elkaar samenkomen. Ik ga huiswerkopdrachten opgeven dat meer aansluit op de belangstelling van leerlingen door de opdrachten te combineren met hun eigen leefwereld en die van beroeps- en onderzoek contexten. Dit is een van de belangrijkste speerpunten voor de vernieuwing van het examenprogramma: leerlingen het idee geven dat ze niet alleen studeren voor een examen, maar ze ook in laten zien dat ze kennis opdoen waar ze iets mee kunnen. Interventie 2. leerlingen een keuze geven wat betreft het maken van huiswerk Mijn tweede interventie bestaat uit de leerlingen een keuze geven binnen de te maken huiswerkopdrachten. Volgens Brophy (1999) is leerlingen vrij laten in hun activiteit en onderwerp bij het maken van huiswerk een manier om de motivatie aan te sporen.
18
C 2.Waarom zijn deze interventies kansrijk Als oplossing voor mijn praktijkprobleem wil ik mijn interventie richten op een ander manier huiswerk opgeven. In deze lesopbouw laat ik het huiswerk meer aansluiten op de belangstelling van de leerlingen. Hierin gaan de leerlingen de opdrachten combineren met hun eigen leefwereld en die van beroeps,- en onderzoekcontexten. Bij interventie één zijn de opdrachten meer gekoppeld met hun eigen leefwereld en geven daarom meer relevantie. Bij interventie twee mogen leerlingen zelf een keuze maken voor wat betreft activiteit en onderwerp. Ik denk dat deze interventies kansrijk zijn om verschillende redenen. Hieronder noem ik drie redenen voor de interventies: Reden 1. Volgens Pintrich en Schunk (2002) hebben kinderen het gevoel nodig om zelf invloed uit te kunnen oefenen over hun eigen leergedrag. ‘Motivatie van leerlingen gaat achteruit als ze het gevoel hebben dat alles opgelegd wordt’ (Pintrich en Schunk, 2002). Reden 2. Leerlingen gaan dus harder werken als ze de taken zelf hebben gekozen en leuk vinden om te doen (Pintrich en Schunk, 2002). Reden 3. Volgends Brophy (1999) zijn de volgende methodes geschikt om leerlingen te motiveren: • Aansluiten op de belangstelling van leerlingen. • Nieuwe elementen aandragen, veel variëren. • Leerlingen vrij laten in hun activiteit en onderwerp. • De fantasie van de leerlingen prikkelen. • Simulaties gebruiken (Brophy 1999) C 3 Vanuit praktisch kader Deze interventie kan plaats vinden in blok drie . Blok 3 heeft als thema planten. Het is om twee reden praktisch: 1. Dit blok vindt plaats aan het einde van het jaar wat mij de mogelijkheid geeft om de voorbereiding in het begin van het jaar uit te voeren. 2. Met dit onderwerp kan ik veel contexten geven vanuit beroepscontext bijvoorbeeld een veredelaar en vanuit eigen leefwereld over het thema voeding door middel van de jeugddocumentaire RAUW (2008) van Anneloek Sollart
19
C 4 Verwachte uitkomsten interventies Door de hiervoor genoemde interventie toe te passen tijdens mijn lessen verwacht ik het volgende: • leerlingen gemotiveerder in de lessen zijn • leerlingen het huiswerk maken • leerlingen de stof beter begrijpen • leerlingen hoge cijfers halen bij het proefwerk • de docent minder tijd kwijt is aan uitleg en herhaling Docent, de veranderaar Als veranderaar probeer ik een huiswerkopzet met een andere benadering van de theorie. Ik merk als docent dat leerlingen enthousiast worden als ze biologie betrekken op hun eigen leerwereld. Doormiddel van de enquête heb ik het beeld gekregen dat de huidige huiswerkopdrachten niet meer relevant, eentonig en saai zijn. Operationaliseren Door middel van enquêtes en logboeken wil ik te weten komen in hoeverre mijn gekozen interventies een positieve invloed hebben op de motivatie van leerlingen om huiswerk te maken. . Dit ga ik doen doormiddel van een enquête onder de leerlingen de ik afneem voor de interventie, halverwege de interventie en na de interventie om de eventuele groei van motivatie vast te leggen. Ook ga ik om eigen waarnemingen bij houden hiervoor maak ik gebruik van een logboek. Om rekening mee te houden Niet voor alle leerlingen kun je een onderwerp kiezen die dicht bij hun leefwereld past of de relevantie hier niet van inzien. Hierdoor zullen er altijd leerlingen zijn die minder gemotiveerd mee doen. Ik zal hierin een duidelijke rol moeten spelen om dit goed te begeleiden en misschien de lessenserie moeten aanpassen aan deze type leerlingen.
20
4.D. Beschrijving van gekozen onderzoeksinstrumenten In dit hoofdstuk behandel ik verschillende onderzoeksinstrumenten om een beeld te krijgen van de beginsituatie (nulmeting) en de situaties na de twee interventies. In tabel vier heb ik beschreven wat ik precies wil onderzoeken en welke onderzoeksinstrumenten daarvoor geschikt zijn. In dit hoofdstuk zal ik beschrijven hoe de instrumenten zijn ontwikkeld is en hoe ik de data zal verwerken.
D. 1. Passende onderzoeksinstrumenten Tabel 10. Passende onderzoeksinstrumenten
Uitkomsten Leerlingen zijn gemotiveerd om huiswerk te maken.
Onderzoeksinstrumenten van uit de praktijk Enquête (bijlage 3) Ik kies voor een schriftelijke enquête, bestaande uit alleen gesloten vragen.
Onderbouwing vanuit de literatuur Kwantitatief gegevens verzamelen Veel andere landen gebruiken de MSLQ methode dit is volgens Artino (2005) een teken van validiteit en bruikbaarheid.
Voordelen: • In korte tijd veel opvattingen en meningen vergaren en daarvan een kwantitatieve analyse gemaakt kan worden. De snelle weergave van • Betrouwbaarheid is relatief groot gegevens is voor mij een Nadelen: reden om te kiezen voor dit • ‘Oppervlakkig’ ‘ onderzoeksinstrument. • Validiteit kan laag zijn (Lange de, et al., 2011, p. 202) Leerlingen maken het Observatie (bijlage 4) Observatie kun je snel gebeurtenissen of huiswerk. Middels een observatie wil ik situaties registreren en analyseren. erachter komen of leerlingen Bij observaties kun je ook werkelijk meten wel of geen huiswerk hebben of ze het doen (Lange de, et al., 2011, p. gemaakt dit doe ik in het 153). begin van de lessen. Leerlingen halen hoge Toets resultaten Valide manier om de kennis van de cijfers bij het proefwerk Ik vergelijk de cijfers met leerlingen te testen. voorgaande lesblokken. Draagt bij aan het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag. (Lange de, et al., 2011, p.61-62) De docent is minder tijd kwijt Observatiel/logboek(bijlage5) aan uitleg en herhaling Zelf bijhouden hoeveel tijd ik Observatie kun je snel gebeurtenissen of kwijt ben aan uitleg en situaties registreren en analyseren. huiswerk bespreking. ‘Bij observaties kun je ook werkelijk meten of ze het doen’ (Lange de, et al., 2011, p. Ik vind een logboek een 153). handig instrument om herinneringen en waarnemingen bij te houden (van tijdens de les) zodat ik hier later kan gebruiken bij het De kwantitatieve gegevens kan ik gemakkelijk om zetten in grafieken en tabellen.
21
analyseren. Triangulatie Om voor dit onderzoek vanuit verschillende invalshoeken informatie of feedback te krijgen maak ik van meerdere meetinstrumenten gebruik. Dit noem je ook wel triangulatie, dat betekent letterlijk driehoeksmeting (Lange de, et al., 2011, p. 27). ‘In de onderzoeksmethodologie betekent triangulatie dat hetzelfde verschijnsel met verschillende methoden en vanuit verschillende theoretische invalshoeken wordt bestudeerd’ (Lange de, et al., 2011, p. 27). ‘Indien zorgvuldig en doelgericht toegepast, leidt triangulatie veelal tot grotere nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van het onderzoek’ (Lange de, et al., 2011, p. 27). Mijn enquête geeft informatie weer over de huiswerkattitude van leerlingen en of hierin iets veranderd tijdens mijn interventie. Door de observatie krijg ik informatie over mijn tijdsplanning en of leerlingen nu wel huiswerk maken. Door middel van het logboek verzamel ik informatie over de gebeurtenissen tijdens mijn lessen die ik mee kan nemen bij reflectie en conclusie. De toets resultaten zeggen mij iets over het niveau en voortgang van mijn leerlingen. D. 2. Data verwerking Logboek Het logboek ga ik gebruiken om mijn eigen ontwikkeling aan te tonen op het gebied van coachen tijdens de lessen. Ik zet mijn logboek in de bijlage van mijn onderzoeksverslag Toets resultaten Het gemiddelde van de klas zet ik uit in een grafiek met de resultaten van vorige jaren. Hierdoor krijg ik een beeld van mijn prestatie van mijn klas. Observatie Deze resultaten zet ik uit in een grafiek wel of niet maken van huiswerk. Dit doe ik iedere les zodat ik een duidelijk beeld krijg. Enquête De enquête bestaat alleen uit gesloten vragen (stellingen) wat het erg makkelijk maakt voor de verwerking. Deze gegevens zet ik uit in een grafiek om een duidelijk beeld te krijgen van eventuele verschillen of overeenkomsten.
22
4.E. Tijdspad voor interventiegedeelte Hiervoor gebruik ik het model die we tijdens OWPO hebben besproken. Figuur 2. Opzet doormiddel van een schema van Kemmis en McToggart uit Hopkins, D
(2008).Ateachers guide to classroom research. Maidenhead: Open University Press Blauw: 2013-2014 periode 3 Oranje: 2013-2014 periode 4
23
5. Literatuurlijst Artino Jr, A.R. (2005). A review of the motivated Strategies for learning Questionnaire, University of Connecticut. Geraadpleegd 25 juli 2013, via http://www.sp.uconn.edu/~aja05001/comps/documents/MSLQ_Artino.pdf Brophy, J. (1999). Toward a model of value aspects of motivation in education. Educational psychologist,1999, 34(2), 75-85. Geraadpleegd 25 maart 2013, via http://ammonwiemers.com/IdetPortfolio/articles/Toward%20a%20Model%20of%20the%2 0Value%20Aspect%20of%20Motivation%20in%20Education%20Developing%20Appreciatio n%20for%20Particular%20Learning%20Domains%20and%20Activities.pdf Cooper, H., & Valentine, J. C. (2001). Using research to answer practical questions about homework. Educational Psychologists, 36, 143-153. Geraadpleegd 30 maart 2013, via http://www.centerforpubliceducation.org
De Lange, R., Schuman, H., Montesano Montessori, N. (2011). Praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals. Antwerpen/Apeldoorn: Garant
De Jong, L., Klompen, L., Rijnders, M., Laarsi, A. (2008). Alle smoezen zijn al verzonnen’: wat motiveert een leerling om het huiswerk wel te maken? Geraadpleegd 23 maart 2013, via http://igitur-archive.library.uu.nl/student-theses/2009-0708201052/PGO%20artikel_definitief.pdf Driscoll, M.P. (2005). Psychology of learning for instruction. Boston: Pearson, Allyn and Bacon Harinck, F. (2010). Basisprincipes praktijkonderzoek. Antwerpen/Apeldoorn: Garant Marzano, Robert J. (2007). The art and science of teaching: a comprehensive framework for effective instruction. Geraadpleegd 28 maart 2013, via http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=JBeFD6sTx_IC&oi=fnd&pg=PA1&dq=marzano+20 07&ots=iqJSEE39bD&sig=higbx7fFnF0L28Icg4Ypgm5pNho#v=onepage&q=marzano%202007&f =false Muhlenbruck, L., Cooper, H., Nye, B., & Lindsay, J. J. (2000). Homework and achievement: Explaining the different strengths of relation at the elementary and secondary school levels.Social Psychology of Education, 3, 295–317.
Nelis, H., van Sark, Y. (2012). Puberbrein binnenstebuiten. Utrecht/Antwerpen: Kosmos uitgevers Paul R. Pintrich & Dale H. Schunk (2002.) Motivation in Education. Theory, Research, and Applications. 2nd Edition. Upper Saddle River, New Jersey: Merrill Prentice Hall.
Pintrich, R. R., & De Groot, E. V. (1990). Motivational and self-regulated learning components of classroom academic performance, Journal of Educational Psychology, 82, 33-40. Geraadpleegd via 30 juni, via http://www.indiana.edu/~p540alex/MSLQ.pdf
24
Randy Glasbergen, used with special permission from www.glasbergen.com. Geraadpleegd 26 maart 2013, via http://www.glasbergen.com/?count=6&s=homework
Trautwein, U., Schnyder, .I, Niggli, A., Ludtke, O. (2009). Between-Teacher Differences in Homework Assignments and the Development of Students’ Homework Effort, Homework Emotions, and Achievement. Journal of Educational Psychology,2009, Vol. 101, No. 1, 176-189. [Adobe Digital Editions version]. Doi : 10.1037/0022-0663.101.1.176 Van Beemen, L. (2001) Ontwikkelingspsychologie. Groningen: Wolters-Noordhoff Van Dam, J., Vermeer E., Struijk, A., van Rosmalen, M. Wat maakt huiswerk nuttig? Onderzoek naar de eisen waaraan huiswerk moet voldoen om door 4e klas havo/vwo leerlingen en docenten als nuttig te worden ervaren. Geraadpleegd 20 maart 2013, via http://igiturarchive.library.uu.nl/student-theses/2009-0421200802/Artikel%20wat%20maakt%20huiswerk%20nuttig.pdf Van der Donk, C., Van Lanen, B. (2012) Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho Westra (2013). Voordelen van concept-contextonderwijs. Geraadpleegd 15 mei 2013, via http://www.onderwijsvanmorgen.nl/voordelen-van-concept-contextonderwijs/
25
6. Reflectie
Door mijn stage en het volgen van OWPO ben ik mij gaan oriënteren op een onderwerp voor mijn afstudeeronderzoek. Met name de observaties tijdens de lessen hebben mij geprikkeld om mij in dit onderwerp te verdiepen. Van een afstand zag ik dat er tijdens de les heel veel vragen worden gesteld over het huiswerk. In eerst instantie heb ik mij voornamelijk gericht op het huiswerkgedrag van de leerlingen. Dit was achteraf gezien een iets te snel gekozen onderwerp omdat dit een observatie was van alleen de eerste les. Achteraf gezien had ik meer observaties moeten afnemen om een beter beeld te krijgen van het onderwerp. Gelukkig kwam ik door verder onderzoek erachter dat het, niet maken huiswerk, een terugkerend probleem is, ook tijdens mijn eigen lessen. Voor dat ik van start ging met het onderzoek naar mijn onderwerp heb ik eerst via het doelmiddelen schema vragen opgesteld die voor mijn onderzoek relevant zijn. Deze vragen hebben mij enorm geholpen bij het gericht zoeken naar informatie en te blijven focussen. Hierdoor ik niet bleef zwemmen in al deze informatie zoals ik bij eerdere opdrachten deed. Met behulp van hoofdstuk vier uit Praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals (Lange de, et al., 2011) heb ik geleerd hoe ik literatuur het beste kan opzoeken, bijvoorbeeld doormiddel van nuttige bronnen die door onderzoekers geraadpleegd worden. Zoals Google Scholar en Google Books.
a. Wat zou ik bij een volgend onderzoeksplan anders aanpakken? Ik ben van mijzelf een doener en als ik een probleem zie ga ik gelijk over in actie, hierdoor verlies ik snel doel en het overzicht. Ik heb geleerd om eerst goed stil te staan bij het probleem en hoe ik dit moet gaan onderzoeken. Ook zal ik voortaan meteen gedegen onderzoeksinstrumenten gebruiken en niet zomaar wat gesprekjes met leerlingen en docenten. b. Wat heb ik inhoudelijk geleerd over mijn onderwerp? Vooraf wist ik niet dat er zo veel invloeden het huiswerkgedrag van leerlingen bepalen. Hieronder een aantal begrippen over mijn onderwerp: a. Het puberbrein Hoe puberbrein werkt ter betrekking tot de planning en organisatie van het maken van huiswerk. b. Motivatie Welke methoden ik kan gebruiken tijdens mijn lessen om leerlingen te motiveren. c. Huiswerk Waarom huiswerk belangrijk is en aan welke eisen dit moet voldoen.
c. Feedback ontvangen De lessen van OPWO hebben mij geholpen met het opzetten en ordenen van de informatie. Bijvoorbeeld de zes W- vragen hebben mij geholpen om een beter beeld te krijgen van mijn probleem. En doormiddel van de feedback vanuit mijn critical friends groep heb ik mijn probleem kunnen aanscherpen. Voor mij is dit zeer leerzaam geweest om met behulp van anderen te verbeteren en aan te scherpen. Ik merk dat ik dit nog veel te weinig doe, maar ik zie nu wel de voordelen hier van. Het blijft voor mij een leer punt. 26
Ik heb veel informatie kunnen verzamelen en mijn onderwerp kunnen aanscherpen met mijn critical friends. Echter had ik geen idee hoe ik dit allemaal moest gaan ordenen, hierbij heeft het toepassen van het doel-middelenschema mij enorm mee geholpen.
weten
2 Willen onderbouwen van keuzes (kritisch, logisch; objectief) 3 Methoden willen gebruiken voor gegevensverzameling 4 Strategieën willen gebruiken voor onderzoek 5 Willen delen van informatie 6 Geen drempels voor onderzoek zien Onderzoekend houding (gemiddelde 1-6)
Nameting
Gemiddelden 1 Aanleidingen zien en willen (volhouden, informatie willen verzamelen)
Voormeting
1 helemaal oneens 2 gedeeltelijk oneens 3 niet eens / niet oneens 4 gedeeltelijk eens 5 helemaal eens
Tussenmeting
d. Onderzoekende houding voor en tussenmeting
2
3
3
3
3
4
3.5
3
3
4
3.5
3
3
3.3
e. Voornemens op het gebied persoonlijke onderzoeksvaardigheden. Ik heb als docent een beter beeld gekregen van hoe ik een probleem kan herkennen. En hoe ik dit vervolgens goed in kaart kan brengen doormiddel van onderzoeksinstrumenten (Harinck., 2010) en daar een gedegen onderzoek op te zetten. Wel moet ik nog groeien in het door onderzoek ondersteunde lesmateriaal. Nu betrap ik mij er zelf soms op dat ik daar nog erg makkelijk in ben. Wanneer ik een probleem zie ga ik gelijk oplossing gericht te werk en maak daar een praktische opdracht van, zonder daar gedegen onderzoek naar te doen. De keuzes die ik maak tijdens mijn onderzoek moeten worden getest op waarheid dit deed ik eerst vooral vanuit mijn eigen perceptie maar nu leer ik steeds beter om mijn keuzes tijdens een onderzoek te testen. Bijvoorbeeld doormiddel van triangulatie. De methodes die er zijn om een gegevens in kaart te brengen weet ik steeds beter te gebruiken. Waar ik eerst gewoon naar meningen vroeg doormiddel van een kort gesprekje op de gang, weet ik nu hoe een gerichte vragenlijst of interview te maken en in te zetten. Bijvoorbeeld bij dit onderzoek over huiswerkattitude van leerlingen. Ook krijg ik een steeds beter beeld van hoe ik de resultaten van deze onderzoeksinstrumenten moet verwerken en hoe ik daar mijn conclusies uit kan trekken. Nu weet ik wel doormiddel van onderzoeksinstrumenten mijn onderzoek in kaart te brengen maar moet ik nog wel meer doen met de resultaten uit deze instrumenten (de Lange et al., 2010). Het statische gedeelte is voor mij ook nog niet goed ontwikkeld waardoor ik de conclusie nog niet goed kan onderbouwen ik ga mij hier beter op oriënteren. 27
Als laatste wil ik noemen dat ik merk dat ik steeds vaker met mijn begeleider en medecollega`s in discussie ga. Bijvoorbeeld over hoe zij bepaalde problemen aanpakken betreft huiswerkattitude bij leerlingen en neem dit mee in mijn onderzoek. Erg leerzaam!. f. Ontwikkeling onderzoeksonderwerp Het hoofddoel van mijn onderzoek een manier vinden om leerlingen meer te motiveren voor huiswerk. Tijdens dit onderzoek krijg ik alle steun van collega`s om mijn onderzoek volgend jaar goed te laten verlopen. Ook van de leerlingen krijg ik de toestemming om mee te werken aan mijn onderzoek. Om mijn onderzoek goed te laten verlopen noem ik hier een aantal voornemens: • In overleg blijven met critical friends en mede collega`s voor een kritische blik op mijn onderzoeks voortgang. • De twee interventie en meetinstrumenten wil ik van tevoren goed uitwerken en voorbereiden zodat alles klaar ligt om te gebruiken. • Ik wil de resultaten van deze instrumenten verwerken in tabellen en grafieken zodat ik snel mijn conclusies kan schrijven. • Ook wil ik mijn onderzoek evalueren met collega`s en vrienden zodat ik mijn onderzoek kan aanscherpen. • Al ik mijn onderzoek heb afgerond wil ik mijn resultaten delen met mijn collega`s.
28
7.
Bijlagen
Bijlage 1: enquête vooronderzoek
Bijlage 2: interview docent
Bijlage 3: meetinstrument enquête
Bijlage 4: meetinstrument observatie
Bijlage 5: observatie formulier en logboek
29
Bijlage 1 enquête vooronderzoek De enquête bestaat uit zeven stellingen die over het huiswerk gaan die ze kunnen beantwoorden met helemaal mee oneens, oneens, mee eens en helemaal mee eens. Ik geef per stelling de uitkomst weer, de resultaten worden vervolgens weergegeven in grafiek één. Stelling 1: Als ik mijn huiswerk maak haal ik een hogere cijfer voor mijn proefwerk. Resultaat: 8 leerlingen ‘mee eens’, 7 leerlingen ‘helemaal mee eens’, 4 leerlingen ‘mee oneens’
Stelling 2: Door het huiswerk wel te maken begrijp ik de stof beter. Resultaat: 7 leerlingen ‘mee eens’, 3 leerlingen ‘helemaal mee eens’, 6 leerlingen ‘mee oneens’
Stelling 3: Ik vind het huiswerk te moeilijk. Resultaat: 8 leerlingen ‘mee oneens’, 6 leerlingen ‘helemaal mee eens’ en 5 ‘helemaal mee oneens’.
Stelling 4: Als ik het huiswerk maak kan ik de uitleg tijdens de les beter volgen. Resultaat: 10 leerlingen ‘mee eens’, 5 leerlingen ‘helemaal mee eens’ en 4 leerlingen ‘mee oneens’
Stelling 5: Het huiswerk vind ik relevant Resultaat: 14 leerlingen ‘mee oneens’ en 5 leerlingen ‘mee eens’.
Stelling 6: Het huiswerk vind ik eentonig. Resultaat: 13 leerlingen ‘mee eens’ en 3 ‘mee oneens’, 3 ‘helemaal mee eens’.
Stelling 7: Het huiswerk is niet uitdagend genoeg Resultaat: 12 leerlingen ‘mee eens’ 4 leerlingen ‘mee oneens’ en 3 ‘helemaal mee eens’
30
Grafiek 1. Verwerking resultaten enquête
31
Bijlage 2: interview docent biologie V: Waarom is huiswerk maken belangrijk? A: Dit vind ik heel erg belangrijk vooral voor het begrijpen van de stof. Als leerlingen hun huiswerk maken hebben ze gemiddeld een hoger cijfer dan de leerlingen die het niet maken. V:Wat valt je op als je het huiswerk gaat bespreken tijdens de les? A: Wat mij opvalt als ik het huiswerk wil bespreken dat altijd dezelfde leerlingen aan het woord zijn en veel leerlingen niet actief mee doen. Veel leerlingen maken hun huiswerk niet of schrijven het dit over. V:Waarom niet? A: Ik denk dat veel leerlingen het huiswerk gewoon niet maken omdat ze de stof niet goed begrijpen of daar gewoon geen zin in hebben of te druk hebben. V: Waarom is het vervelend voor jou dat leerlingen hun huiswerk niet maken? A: Dit is vervelend zijn omdat ik veel tijd kwijt ben met de nabespreking van het huiswerk. V: Wat is het beleid vanuit school betreft huiswerk maken? A: Binnen de school is huiswerk een belangrijk thema er zijn veel leerlingen vorig jaar blijven zitten door hun slechte huiswerk attitude. School wil dat de huiswerkattitude bij leerlingen verbeterd wordt. Docenten mogen hun eigen manier van lesgeven aanhouden. Leerlingen worden gecoacht om actief en zelfstandig te kunnen leren.
32
Bijlage 3: meetinstrument enquête Enquête huiswerk motivatie bij leerlingen Volgend jaar ga ik onderzoek doen naar huiswerk motivatie bij biologie. Om jullie motivatie kunnen meten wil ik deze enquête bij jullie afnemen. Ik wil jullie vragen om deze enquête eerlijk in te vullen, alle gegevens zullen discreet en anoniem worden verwerkt. Beantwoord de volgende stellingen. Deze stellingen gaan over het opgegeven huiswerk bij biologie 1=helemaal niet mee eens 7=helemaal wel mee eens stellingen 1. Het huiswerk is uitdagend en ik leer nieuwe dingen. 2. Het huiswerk kan ik gebruiken bij andere vakken. 3. Door het maken van dit huiswerk begrijp ik de stof beter. 4. Ik denk dat ik beter leer doordat ik dit huiswerk maak. 5. Ik vind het mooi wat ik leer van het huiswerk 6. Door dit huiswerk snap ik meer het idee achter deze lessenserie. 7. Door het huiswerk te maken doe ik het goed tijdens de lessen. 8. Door het maken van dit huiswerk verwacht ik op SO en toets een goed cijfer 9. Bij het maken van dit huiswerk heb ik een ongemakkelijk gevoel 10. Het maken van dit huiswerk is erg waardevol voor me 11. In vergelijking tot andere studenten denk ik dat ik veel weet over dit onderwerp door het maken van dit huiswerk 12. Ik vind het dit soort huiswerk erg interessant 13. Ik weet dat door het maken van huiswerk de theorie beter ga begrijpen 14. Wanneer ik studeer voor deze toets bestudeer ik het huiswerk 15. Als ik dit huiswerk maak probeer ik terug te halen wat de docent heeft gezegd tijdens de lessen 16. Doormiddel van dit huiswerk kan ik het onderwerp begrijpen. 17. Door dit type huiswerk wordt het vak leuker 18. Als ik het huiswerk maak denk ik steeds dat ik achter loop en niet weet wat ik moet doen 19. Bij dit huiswerk weet ik niet wat het doel hiervan is 20. Het huiswerk vind ik interessant en ben meer gemotiveerd
1
2
3
4
5
6
7
Hartelijk dank voor jullie medewerking!.
33
Bijlage 4: Meetinstrument: observatie huiswerkcontrole Klas:
___________________
Naam leerling
Huiswerk gemaakt
gecontroleerd door: ________________________
overgeschreven
Niet gemaakt
34
Bijlage 5 Observatieformulier en logboek huiswerkattitude bij leerlingen. Klas:
___________________
Geobserveerd door: ________________________
Datum: ___________________ Gedrag van leerling Start van de les: Huiswerkcontrole
Gedrag van leerkracht
Huiswerk bespreking
Herhaling van de stof Midden van de les: Vragen van leerkracht over de stof uitleg van nieuw onderwerp Opdrachten tijdens de les Einde van de les: Nakijken van de opdrachten Opgeven van het huiswerk Huiswerk maken tijdens de les
Logboek Datum/tijd
Activiteit
Resultaten/waarnemingen
Huiswerkcontrole Huiswerkbespreking Opdrachten tijdens de les Uitleg van de nieuwe stof Huiswerk tijdens de les
35