1
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding
4
2. Data analyse 1. Inleiding 2. Algemeen 3. Tevredenheid 3.1 Agenten 3.2 Belangenbehartiging 4. Inkomen 5. Werk 6. Kwaliteit 7. Dagprijs 8. Herhalingsvergoedingen 9. ACT 10. Conclusie
5 5 5 5 6 6 7 9 13 14 15 16 16
3. Interviewanalyse 1. Inleiding 2. De organisatie van ACT 2.1 Kracht van ACT 2.2 Commissies 2.3 Korte samenvatting 3. De rol van agentschappen 3.1 Korte samenvatting 4. Knelpunten 4.1 Waarom acteurs niet voor hun rechten opkomen 4.2 Zwakte van ACT 4.3 Korte samenvatting 5. ACT over drie jaar 5.1 Ondersteuning die ACT zou moeten bieden 5.2 Korte samenvatting 6. Belangen in het buitenland 6.1 Korte samenvatting 7. Prioriteiten 7.1 Korte samenvatting 8. Conclusie
17 17 17 17 17 18 18 19 19 19 19 20 20 20 20 20 21 21 21 21
4. Literatuuranalyse 1. Inleiding 2. Rol van de overheid 2.1 Cultuurbeleid 2.1.1 Excelleren 2.1.2 Een sterke culturele sector 2.2 Cultureel ondernemerschap 3. De non-professionaliteit van het beroepsveld 4. Ontwikkelingen in de Film/TV sector 4.1 Productie 4.2 Financiering 4.3 Arbeidsomstandigheden 4.4 Inkomsten en arbeidsvoorwaarden 5. Ontwikkelingen in de theatersector 5.1 Rijksfinanciering 5.2 Nieuwe theatermakers 6. Conclusie
22 22 22 22 22 23 23 24 25 25 25 26 26 26 26 27 27 3
1. Inleiding Er heerst een algemene onvrede in het beroepsveld van de acteurs. ACT is in het leven geroepen om acteurs te verenigingen en zo voor vakverbetering te zorgen. De professionele acteur heeft zich verenigd, dat was de eerste stap. Door middel van dit onderzoek is er een tweede stap gemaakt. Er is een inventarisatie gemaakt van de problemen die de professionele acteur tegenkomt in het beroepsveld. Met dit onderzoek kan ACT hun standpunten kracht bij zetten en zo hun bestaansrecht valideren. Dit onderzoek vormt een basis voor het visiestuk: ‘Tussen droom en werkelijkheid, visie 2009-2011’. Voor het ontwikkelen van de visie van ACT was het noodzakelijk om te kijken hoe het gesteld is met het werkveld van de professionele acteurs. Wat hun wensen en ideeën zijn over verschillende aspecten van hun werk en hoe ACT zich kan inzetten voor het verbeteren van het beroepsveld. Er is onderzocht wat de actoren zijn waarom acteurs niet actief inzetten voor hun rechten en waarom het beroepsveld het toelaat om de kwaliteit en bescherming van het vak, niet te waarborgen. De veronderstelling is dat acteurs weinig verdienen, geen of weinig werk hebben en moeten werken met slechte secundaire voorwaarden. Deze veronderstelling is in dit onderzoek uitgezocht en door middel van de analyses zijn er een aantal conclusies getrokken. Dit onderzoek bestaat uit een kwalitatief en een kwantitatief deel. In hoofdstuk 1 staat de uitwerking van de enquête die is verspreid onder en ingevuld door de leden van ACT; professionele acteurs. Hierbij is vooral gekeken naar de basis aspecten van het acteurs beroep. In hoofdstuk 2 wordt er aan de hand van interviews dieper ingegaan op een aantal onderwerpen. Hiermee wordt gekeken wat de visie is van degenen die nauw betrokken zijn bij de organisatie van ACT. In hoofdstuk 3 is een literatuuranalyse gemaakt, hierin is gekeken naar het gehele werkveld, waar overheid, belangenorganisaties en de verschillende sectoren waarin acteurs werkzaam zijn. Over het algemeen spreken de resultaten voor zich en kan er geconcludeerd worden dat de problematiek die acteurs dagelijks ondervinden bij het uitoefenen van hun beroep bestaat en niet meer genegeerd kan worden. ACT zal zich zowel moeten inzetten voor het verbeteren van het acteursvak, gericht op inkomen, rechten en secundaire arbeidsvoorwaarden, als voor de verbetering van het hele beroepsveld.
Guusje Smit, 2009
4
2. Data analyse 1. Inleiding
2. Algemeen
Door middel van een enquête is er een inventarisatie gemaakt van de problemen die een acteur tegenkomt in het beroepsveld. Er is onderzocht wat de breedgedragen problemen zijn die professionele acteurs tegenkomen. Het is zo veel mogelijk algemeen gehouden, zodat alle leden van ACT de enquete naar believen konden invullen.
Totaal benaderd: 699 Aantal respondenten: 300, waarvan 252 de volledige enquête hebben ingevuld.
Dit is gedaan in de vorm van een digitale enquête waarin voornamelijk gesloten vragen gesteld zijn die direct verband hebben met de problematiek van de professionele acteur. Dit zijn problemen die kwantitatief goed te onderzoeken zijn, zoals inkomen, werklast en tevredenheid. Het inventariseren van de problemen is in drie clusters verdeeld, met als vraagstellingen: - welke problemen komen acteurs tegen bij het uitoefen van hun vak? - welke problemen komen acteurs tegen bij het verwerven van werk? - Welke problemen zijn er op het gebied van de arbeidsvoorwaarden? Hierbij is onderscheid gemaakt in geslacht, leeftijd en in de verschillende sectoren waar acteurs werkzaam in zijn. In de volgende paragrafen zijn de resultaten te vinden van de gestelde vragen.
3. Tevredenheid
5
3.1 Agenten
3.2. Belangenbehartiging
6
4. Inkomen
7
8
5. Werk
9
10
11
12
6. Kwaliteit
13
7. Dagprijs
14
8. Herhalingsvergoedingen
15
9. ACT
10. Conclusie Uit de analyse komen de volgende punten duidelijk naar voren. 1 Acteurs vinden hun werk bevredigend, maar denken wel beter te kunnen presteren als er optimalere werkomstandigheden zouden zijn. 1 64% van de acteurs is aangesloten bij een agentschap, zij voelen zich redelijk goed vertegenwoordig door hun agentschap. 1 Het merendeel is lid van NORMA en 50% is lid van een vakbond. Al vinden ze gezamenlijk dat hun belangen matig behartigd worden. 1 Het inkomen is niet echt hoog. Wel zie je dat op latere leeftijd acteurs meer verdienen. dit kan ook komen doordat er minder acteurs op latere leeftijd werkzaam zijn. Vrouwen verdienen over het algemeen minder dan mannen. Ook zien de acteurs een stijging in inkomen in de afgelopen tien jaar. 1 Acteurs zijn veelal werkzaam in zowel de film/TV sector als de theater sector. Al is maar 20% aangesloten bij een theatergezelschap. 1 Ze geven aan dat hun agentschap geen werk voor ze regelt. Aan de andere kant hebben ze veelal tussen de 1 en 10 audities per jaar, waarvan een erg laag percentage van de audities tot een opdracht leidt. 1 Acteurs gaan vrijwel niet in onderhandeling over hun contract. Veelal omdat hun agent dit voor hun doet, maar ook vanwege redenen die te maken hebben met de relatie met de producent en het risico de opdracht te verliezen. 1 Acteurs zijn van mening dat in de theatersector de meeste aandacht is voor kwaliteit. Binnen de film sector is er een redelijke aandacht voor kwaliteit en in de TV sector is deze aandacht echt onder de maat. 1 Ze zien veel middelen om deze kwaliteit omhoog te halen. In de film/TV sector ligt de focus sterk op meer repetitiemogelijkheden en het tijdig ontvangen van het script. In de theatersector zijn dit voornamelijk een hoger salaris en het werken met ervaren acteurs. 1 Acteurs zijn van mening dat er een minmimum dagprijs moet komen voor acteurs en dat ze recht hebben op herhalingsvergoedingen. 16
3. Interviewanalyse 1. Inleiding Door middel van de gehouden interviews is er meer inzicht verkregen van de visie die de betrokkenen bij ACT hebben over de organisatie. Om zicht te krijgen op de manier waarop de belangenbehartiging binnen ACT vormgegeven wordt, zijn betrokkenen geïnterviewd die actief aan de organisatie een bijdrage leveren. Ook is er door middel van deze interviews inzicht verkregen in de problematiek die acteurs in het werkveld tegenkomen. Waldemar Torenstra (oprichter), Lot van Lunteren (hoofd scholingscommissie), Sieger Sloot (Federatie filmbelangen), Vincent Croiset (opvolger Waldemar Torenstra), Martijn Mewe (coördinator) en Derek de Lint (bestuurslid) zijn geïnterviewd, voornamelijk omdat zij een belangrijke rol hebben binnen ACT. In eerste instantie was er sprake van dat er ook extern betrokken partijen benaderen zouden worden voor een gesprek over ACT, maar dit is vanwege de volgende argumenten niet gedaan. Wat ten eerste opviel was dat het contact met bijvoorbeeld producenten niet altijd even makkelijk gaat en dat ACT op zijn hoede moet zijn voor wat zij zeggen. De relatie met ACT zou hierdoor snel op het spel gezet kunnen worden, als er verkeerde vragen worden gesteld. Ten tweede verwoord dit onderzoek uitsluitend de visie van de leden en de betrokkenen van ACT. De mening van een buitenstaander zou deze visie kunnen vertroebelen.
2. De organisatie van ACT De essentie van ACT is: ‘voor acteurs, door acteurs’. Het is van belang dit te behouden en te blijven benoemen, vanwege de betrokkenheid en de bewustwording van acteurs bij de organisatie. ACT is een beroepsvereniging die opkomt voor de belangen van de professionele acteurs en deze met elkaar verenigt. Iedereen is gelijk aan elkaar en iedereen heeft evenveel verantwoordelijkheid om de organisatie draaiende te houden. Het is een platform waar acteurs elkaar kunnen ontmoeten en inhoudelijk in discussie kunnen gaan over onderwerpen als verbetering van het vak, rechten en plichten, e.d. Het zorgt ervoor dat de inhoudelijke en zakelijke kant van acteurs verbetert. ACT is de verbindingsfactor als het gaat om de belangen van acteurs. Ze controleren de andere partijen of die goed omgaan met de belangen van acteurs. Zo geven de acteurs en de belangenorganisaties
een signaal af dat ze allen moeten zorgen voor verbetering van het vak. Hierin stellen ze zich proactief op en wachten niet af tot andere partijen naar hen toe stappen. Acteurs moeten gaan beseffen dat zij makers zijn en dat zij medeverantwoordelijk zijn voor het verbeteren van de gehele sector.
2.1. Kracht van ACT ‘Omdat alles nu zo slecht geregeld is, kan het alleen maar beter gaan’ (Torenstra). Door zich met elkaar te verbinden en hun netwerk in te zetten voor collectieve belang, staan ze sterk. Acteurs hebben veel passie voor hun vak en willen zich daar 100% voor inzetten. De uitstraling van ACT in sympathiek.
2.2. Commissies ACT bestaat uit een aantal commissies, hierbij zal ik een korte uitleg geven over de functies van de commissies. - Scholing De taak van de scholingscommissie is het contact met de HBO-instellingen en het formuleren van een visie waarop ACT zich op het gebied van scholing wil gaan richten. Ze hebben een adviserende rol naar de instellingen en de overheid toe. Ze zijn gesprekspartner in de veranderingen die door deze instellingen gemaakt worden, waardoor er altijd rekening gehouden word met het belang van acteurs. Ze zijn van mening dat er teveel acteurs op de markt komen, zodat deze verzadigd raakt. De HBO instellingen zijn teveel gericht op kwantiteit in plaats van kwaliteit, waardoor er in de markt tevens geen ruimte is voor kwaliteit. Ook is ACT tegen de MBO-scholen, deze instellingen voegen niets toe aan het acteursberoep, in feite haalt het de kwaliteit alleen maar naar beneden. Het is wenselijk dat er minder scholen komen en dat er minder mensen worden toegelaten (en dus ook afstuderen) op de HBO-instellingen. Het is de taak van de onderwijsinstellingen de studenten goed voor te bereiden op hun toekomst. Dat betekent ook dat er les gegeven moet worden in cultureel ondernemerschap, want dat is wat de acteur in feite wordt. De commissie zal zich proactief opstellen ten behoeve van het informeren en bewust maken van het nut van het opkomen voor het collectief belang. Ze zullen dat onder meer doen door middel van een jaarlijks vast programma op het ITs festival. Ook zien ze 17
graag dat er meer mensen in de commissie komen om dit te bewerkstelligen. - Federatie filmbelangen ACT is lid van de federatie filmbelangen. Hierin zitten andere belangenorganisaties, bijvoorbeeld die van regisseurs en producenten. De federatie heeft dit jaar een doorstart gemaakt en nu is ACT ook hierbij aangesloten. Het doel is om de gehele sector samen beter te maken. Het is een platform waar ACT met andere partijen kan praten. ACT wil graag het gesprek aangaan en de beste manier is het om dat via deze weg dat te doen. ACT moet het centrale aanspreekpunt worden als het gaat om acteursbelangen, de federatie filmbelangen draagt hieraan bij. Ook al is het nu soms lastig om het gesprek aan te gaan, alle partijen zien de voordelen van dit verband in. ‘Daarnaast wil ik binnen ACT vijf ideeën formuleren, over hoe de gehele filmsector beter zou kunnen worden. Je moet het stapje voor stapje aanpakken.’(Sloot) - NORMA Op dit moment is ACT voornamelijk bezig om meer inzicht te verkrijgen in de organisatie van Stichting NORMA. Ze gaan samen met hen de strijd aan voor de herhalingsrechten. Aan de andere kant wil ACT ook een controlerende functie hebben bij Stichting NORMA. Ze zijn niet tevreden over de werkwijze tot nu toe en willen dat het geld dat wordt verdiend door acteurs ook uiteindelijk weer terecht komt bij acteurs. Daarnaast ziet Stichting NORMA ACT als onderdeel van hen, terwijl Stichting NORMA ACT net zoveel nodig heeft als ACT hen. Beide organisaties zullen hechter moeten samenwerken. ACT moet zichzelf positioneren ten opzichte van Stichting NORMA. - CAO De onderhandelingen voor het Theater-CAO zullen in 2010 plaatsvinden. Hieraan wil ACT een actieve bijdrage leveren. Ze moeten het goed voorbereiden en bedenken wat zij willen: wat zijn hun eisen? Dit zullen ze samen met de FNV doen. De ACT-clausule voor film en TV zal dit jaar af moeten zijn. Dit is een clausule die in de toekomst standaard onderdeel moet uitmaken van elk contract dat een lid van ACT ondertekent. Hierin zijn bijvoorbeeld de minimale dagprijzen en vergoedingen voor promotionele werkzaamheden opgenomen. Op de algemene ledenvergadering van 7 september zal hierover gestemd worden. De agentschappen staan er positief tegenover en zullen zich ervoor inzetten om deze clausule standaard bij elk contract te krijgen. Ook producenten staan er positief tegenover, al moeten er wel nog gesprekken gevoerd over de voorwaarden die de producenten stellen, willen ze 18
deze clausule in de contracten opnemen. Hierbij valt te denken aan; de acteur is op tijd op de set en kent zijn tekst. Dit zijn zaken waar producenten vaak bij acteurs tegenaan lopen. - Werving ACT is dit jaar begonnen met wervingstrajecten op scholen. Dit is succesvol gebleken, dus ze zullen dit traject voortzetten. Ze willen in ieder geval dit jaar het quorum van 750 leden halen. Ze zullen niet alleen acteurs enthousiast moeten maken voor ACT, maar hen ook helpen met het inschrijven en hen er nogmaals op wijzen dat ze zich moeten inschrijven. Ook zal de ACT-pas in het leven worden geroepen, waardoor het voor acteurs een stuk aantrekkelijker word om lid te worden - Avonden Drie à vier keer per jaar zullen er inspiratie avonden gehouden worden. Acteurs kunnen tijdens deze avonden gezellig bij elkaar komen en vakmatige, inhoudelijke en zakelijke informatie met elkaar delen. De avonden zullen wel constructiever moeten worden: ze zullen er zijn om een gezamenlijke richting te bepalen. En ze zullen zorg dragen voor het vergroten van de betrokkenheid van leden. - Website De website is een belangrijk onderdeel van ACT. Acteurs kunnen hun foto en gegevens op de website plaatsen en ze kunnen informatie vinden over belangrijke zaken die van belang zijn voor acteurs. De website zal de platformfunctie van ACT ondersteunen en mogelijk maken.
2.3 korte samenvatting 1 ACT is een beroepsvereniging die opkomt van de belangen voor de professionele acteur. 1 ACT is een platform waar leden terecht kunnen voor inhoudelijke, vakgerichte en juridische informatie, tevens vormen de leden een sterk netwerk. 1 ACT heeft een controlerende functie ten opzichte van andere belangenorganisaties. 1 ACT bestaat uit commissies met elk hun eigen taak.
3. De rol van agentschappen Agenten worden gezien als de zakelijke kant van acteurs. Ze zijn er voor het gemak, want dan hoeft de acteur niet de onderhandeling te voeren. Agenten zijn belangrijk, want als acteurs zelf de onderhandelingen met de producent moet voeren er vervelende situaties kunnen ontstaan. Ze hebben de rust en ruimte nodig om zich volledig op hun werk te kunnen concentreren. Dat betekent wel dat de agentschappen alle mogelijkheid moeten krijgen om de onderhandeling te kunnen voeren, met een positief
resultaat voor de acteur. Hiervoor is de ACT-clausule belangrijk. Daarmee kunnen agentschappen veel eenvoudiger randvoorwaarden scheppen en de onderhandeling voeren. Nu ACT vorm begint te krijgen, zal dat betekenen dat de agentschappen hun meerwaarde moeten bewijzen. Dat zij in staat zijn de acteur goed te kunnen ondersteunen en goed de onderhandeling aangaan. Ze hebben ook de verantwoordelijkheid om een acteur iets extra te bieden. Daarbij is te denken aan carrièreplanning en inventariseren wat er in het werkveld speelt dat belangrijk is voor de acteurs.
3.1 korte samenvatting 1 Agenten voeren de onderhandelingen voor acteurs en worden gezien als de zakelijke kant. 1 Agentschappen moeten hun meerwaarde gaan bewijzen.
4. Knelpunten Het opzetten van een beroepsvereniging is geen eenvoudige zaak, dat beseffen de initiatiefnemers zich terdege. In de maatschappij is er nog geen plaats geclaimd door de acteurs. Om deze plaats te verwerven is inzicht nodig en transparantie, zodat de acteurs richting kunnen geven aan de ontwikkeling en professionalisering van het beroepsveld. In deze ontwikkeling komen zij een aantal knelpunten tegen, die zij moeten aanpakken. Om een plaats te kunnen verwerven moet je beschikken over zakelijk inzicht. Acteurs worden hier niet voor opgeleid. Het zijn creatievelingen die zich volledig in zetten voor hun vak, maar de omstandigheden zijn zo slecht geregeld dat zij hierin niet optimaal kunnen functioneren. Het werkveld is versnipperd en onprofessioneel georganiseerd. Producenten houden geen rekening met de rechten van de acteurs en zullen koste wat kost een productie zo goedkoop mogelijk willen regelen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat, doordat de markt waarin de producenten zich bevinden stagneert, er weinig mogelijkheden en financiële middelen beschikbaar zijn. De acteurs hebben zich niet laten horen en hebben de omstandigheden geaccepteerd. Nu ACT in het leven is geroepen, zal dit niet zomaar veranderen. Zij moeten een positie verwerven bij de producenten en ervoor zorgen dat ze overal waar acteurs belang bij hebben, bij worden betrokken. “Er zijn teveel acteurs op de markt”, is een veel gehoord probleem. Er zijn teveel theateropleidingen, die zich meer bezig houden met de kwantiteit dan de kwaliteit van hun opleidingen. Dit heeft ervoor gezorgd dat acteurs altijd voor hun eigen belang gaan, in plaats van te kijken naar het belang voor het collectief.
ACT is ontstaan doordat Waldemar Torenstra met zijn inzicht en zakelijke denkvermogen de zaak heeft opgestart. Hij heeft ervoor gezorgd dat acteurs zich actief, naast hun werk en vrijwillig, willen inzetten voor het collectieve belang. Dit brengt ook problemen met zich mee. Omdat alles op vrijwillige basis gebeurt is het moeilijk om de continuïteit te behouden. Acteurs zijn drukke mensen en zullen altijd hun werk op de eerste plaats zetten. Daarnaast is het moeilijk om de boodschap van het collectieve belang over te brengen op andere acteurs en hen bewust te maken van het nut van ACT.
4.1. Waarom acteurs niet voor hun rechten opkomen. Acteren is een zeer solistische bezigheid. Je ontmoet je collega’s wel op het werk, maar dit zijn kortstondige contacten. Als je een contractonderhandeling moet doen, sta je daar ook alleen in. Eigenlijk ben je als acteur een cultureel ondernemer, maar dit word niet door de opleiding aangeleerd. Je bent als acteur een ‘maker’ en niet zoals velen dat zien (inclusief de acteurs) alleen maar een uitvoerder. Ze moeten zich bewust worden van het feit dat ze deel uitmaken van een productie, waar zij gezamenlijk verantwoordelijkheid hebben en nemen voor het eindresultaat. Er heerst een gevoel dat er weinig aan te doen is, omdat alles zo slecht geregeld is. Ze zien het als een grote berg die het beklimmen niet waard is. De sector is te ondoorzichtig. Er zijn veel organisaties die zeggen op te komen voor de belangen van acteur, maar die de acteur niet naar hun mening vragen. Daarnaast doen de acteurs over het algemeen niet hun best om inzicht te krijgen in de structuur van de sector en hoe zij de sector kunnen veranderen/ verbeteren. Mede doordat ze het te druk hebben met het zoeken naar en verwerven van werk, en vanwege de angst voor het verliezen of niet verkrijgen van werk.
4.2. Zwakte van ACT Waldemar Torenstra is er in geslaagd de acteurs te verenigen. Dit was een pittige klus, waar zijn voorgangers niet in geslaagd waren. Het is moeilijk om een collectieve mening vanuit acteurs te verkrijgen. Er is een gebrek aan collegialiteit en er is te weinig inhoudelijke kennis bij acteurs. Je moet ze bewust maken van het collectieve belang en hen enthousiasmeren om hieraan mee te werken. Dit enthousiasme is er nu en velen zijn blij met de komst van ACT. Maar er schuilt wel een gevaar in dat dit enthousiasme verdwijnt, iets dat in het verleden wel vaker is voorgekomen. Daarnaast word ACT door buitenstaanders gezien als de club die geld wil. De buitenwereld denkt dat acteurs veel geld verdienen en zich gelukkig mogen 19
prijzen met het werk dat ze doen. Terwijl dit niet het geval is.
4.3 korte samenvatting 1 Er zijn teveel theateropleidingen, die gaan voor een te lage kwaliteit. 1 De acteur mist de zakelijke kant en is niet gewend om zich in te zetten voor het collectieve belang. 1 Er zijn teveel acteurs op de markt. 1 De producenten houden te weinig rekening met de belangen van de acteurs. 1 ACT is een vrijwilligersorganisatie en moet nog een positie verwerven binnen het werkveld. 1 Acteurs moeten bewust worden van hun cultureel ondernemerschap en van het feit dat ze makers zijn die een verantwoordelijkheid hebben om het vak te verbeteren.
5. ACT over drie jaar De visie is dat ACT over drie jaar nog steeds ‘voor acteurs, door acteurs’ is. Het is een professionele organisatie met betaalde medewerkers in dienst. Ze hebben een positie verworven tussen de andere organisaties en betrokken partijen en ze worden gezien als serieuze gesprekspartner. Ze hebben een structurele subsidiering en een kantoor dat fungeert als thuisbasis. Acteurs zijn nog steeds enthousiast en betrokken bij de organisatie. Ze zijn actiever geworden en hebben meer inhoudelijke en zakelijke kennis verworven. Ze zijn gegroeid in hun vakbekwaamheid en het werkveld is geprofessionaliseerd op het gebied van arbeidsvoorwaarden. ACT is een inspiratie voor acteurs in het werkveld. Het ledenaantal is gegroeid en ze hebben een zekere vorm van bescherming gecreëerd. Ze hebben een aantal belangrijke zaken die de grootste problemen bij acteurs waren veranderd. ACT is een platform geworden voor de professionele acteurs in Nederland, waar zij informatie en juridische adviezen kunnen krijgen over hun vak. Acteurs zijn over het algemeen beter geïnformeerd en bewust van hun rechten. Ze vormen één groot netwerk en gaan allen voor het collectieve belang. De organisatie is gegroeid qua aantal leden. Er is een automatisch incassosysteem, waardoor er zorg gedragen wordt voor continuïteit.
5.1. Ondersteuning die ACT zou moeten bieden ACT moet een platform zijn voor alles wat een professionele acteur nodig heeft in het beroepsveld. Dit zal voornamelijk op zakelijk gebied zijn. Bij ACT kan de acteur terecht voor informatie over hoe zij zaken moeten aanpakken. De website draagt hieraan bij. In eerste instantie is het vreemd dat de website zo’n belangrijke rol speelt, want welke andere belangenvereniging heeft zo’n uitgebreide site waar elk lid op te vinden is? De acteurs willen allemaal graag met 20
hun foto en CV op de site een plekje bemachtigen. Dit draagt aan de ene kant bij aan de betrokkenheid van de leden bij ACT en aan de andere kant is dit een goede dienst die ACT de acteurs biedt. De meeste castingbureaus hebben naast de professionele acteurs ook amateurs in hun bestand. En de agentschappen representeren alleen de top 40 % van de professionele acteurs. Door de site zo op te zetten zijn alle professionele acteurs met elkaar verbonden en levert dit nu al meer werk voor ze op. Dat betekent, dat als producenten op zoek zijn naar professionele acteurs, en dus zoeken naar kwaliteit, zij bij ACT terecht kunnen. Dit draagt bij aan het proces van het creëren van een beschermt beroep. Ook op juridisch gebied moeten acteurs bij ACT terecht kunnen. Hierbij moet samengewerkt worden met de FNV en Stichting NORMA en zullen ook juridisch adviseurs zich beschikbaar moeten stellen voor ACT. De ACT-pas wordt dit jaar in het leven geroepen. Hierdoor kunnen acteurs korting krijgen op theaterstukken in de schouwburgen. Dit draagt bij aan de professionele ontwikkeling van de acteur. Ook kan met deze pas op ten duur korting verkregen worden bij sportcentra en andere instellingen waar acteurs belang bij hebben. Er zullen inspiratieavonden georganiseerd worden, die zullen bijdragen aan de saamhorigheid van acteurs. De acteurs kunnen met elkaar in gesprek komen over het verbeteren van het vakgebied en ze kunnen inhoudelijke informatie en problemen met elkaar delen.
5.2 korte samenvatting 1 Ze hebben over drie jaar een positie verworven en worden serieus genomen. 1 In de toekomst is het leden aantal gegroeid en is er een vorm van bescherming gecreëerd. 1 Ze vormen één groot netwerk en komen op voor het collectieve belang. 1 De acteurs kunnen bij ACT terecht voor informatie die zij nodig hebben om hun vak goed uit te oefenen. 1 De ACT-pas is in het leven geroepen.
6. Belangen in het buitenland In het buitenland (denk dan aan Canada, VS en Engeland) bestaan de belangenorganisaties voor acteurs al langere tijd. Ze zijn een stuk beter georganiseerd en gevestigde instituten. Ze zijn een serieuze gesprekspartner en alle acteurs zijn lid. Het is zelfs zo dat in de VS je geen baan als acteur kan krijgen als je niet lid bent van de Screen Actors Guild (SAG). Hieraan zijn strenge regels verbonden. Hou je je niet aan deze regels, dan word je uit de Union gezet en zal het bijna onmogelijk worden om als acteur werk
te vinden. Ook de arbeidsvoorwaarden zijn beter. Acteurs krijgen bijvoorbeeld een eigen ruimte waar ze zich rustig kunnen voorbereiden op hun scene en krijgen voor promotionele werkzaamheden een vergoeding en wordt daar tijd voor vrijgemaakt. Ook is de buy-out van de rechten van acteurs anders geregeld. Hier worden je rechten voor onbepaalde tijd afgekocht door de producent. In bijvoorbeeld Canada zijn deze voor een maximum aantal jaar afgekocht. Er is nog een groot verschil met ACT en SAG. ACT is een beroepsvereniging voor de professionele acteurs. Terwijl bij SAG iedereen lid kan worden die maar enigszins een rolletje ergens in heeft gehad. Dit wil ACT ook zo behouden omdat dit een kans is waardoor ze enige vorm van een beschermd beroep kunnen vormen. Door vast te houden aan deze criteria, sluit je een grote groep mensen uit die wel aangesloten zijn bij de castingbureaus. Hierdoor zullen producenten gaan realiseren dat ACT voor kwaliteit staat.
6.1 korte samenvatting 1 Er zijn veel verschillen met het buitenland. 1 Om een beschermd beroep te kunnen creëren hanteert ACT andere criteria dan SAG.
7. Prioriteiten In de vorige paragrafen is er een schets gegeven van de huidige situatie en de toekomst visie, maar nu zijn er een aantal zaken die prioriteit hebben. Op dit moment zijn er nog te weinig financiële middelen om de professionaliseringsslag te maken. Er zal een automatisch incassosysteem worden ingevoerd om de ledencontributie te innen. Er zal ook structurele subsidie moeten komen, waar op dit moment onderhandelingen over zijn met Stichting NORMA. Het strijdplan herhalingsvergoedingen is een grote prioriteit. Niet alleen omdat het van groot belang is voor acteurs, maar ook omdat ACT hierdoor een serieuze gesprekspartner kan worden en daarmee de leden sterker aan zich bindt. Er moeten op korte termijn ook basisvoorwaarden gecreëerd worden waar een contract aan moet voldoen. De ACT-clausule is hier een middel voor. Hierover moeten gesprekken gevoerd worden met de producenten en de agentschappen. De website moet verbeterd worden, zodat dit echt een platform voor acteurs wordt. Het systeem moet meer interactieve mogelijkheden hebben en zal beter beveiligd moeten worden.
7.1 korte samenvatting 1 De financiële middelen moeten worden vergroot 1 Het strijdplan herhalingsvergoedingen is een grote prioriteit 1 Er moeten basisvoorwaarden worden gecreëerd. 1 De website moet worden verbeterd
8. Conclusie ACT is een beroepsvereniging die opkomt voor de belangen van de professionele acteur. ACT biedt een platform waar leden terecht kunnen voor inhoudelijke, vakgerichte en juridische informatie, tevens vormen de leden een sterk netwerk. ACT heeft een controlerende functie ten opzichte van andere belangenorganisaties, zodat de belangenbehartiging voor acteurs kan worden geoptimaliseerd. De uitvoerende taken liggen grotendeels bij commissies. Deze commissies hebben een aantal specifieke taken en hun eigen visie over de toekomst van de commissie. Bij het uitvoeren van haar werkzaamheden komt ACT een aantal knelpunten tegen. Eén van de belangrijkste knelpunten is dat er teveel acteurs zijn. Dit zorgt voor een sterke onderlinge concurrentie en draagt niet bij aan het collectieve gedachtegoed. Dit is voornamelijk veroorzaakt doordat er teveel theateropleidingen zijn, zodat er jaarlijks teveel nieuwe acteurs op de markt komen. Daarnaast is er weinig focus op de zakelijke kant van het acteursberoep. Dit draagt niet bij aan de mogelijkheden die acteurs hebben om voor hun belang op te komen. Acteurs moeten zich bewust worden van hun cultureel ondernemerschap en van het feit dat ze makers zijn die een verantwoordelijkheid hebben om het vak te verbeteren. Voor de knelpunten zullen oplossingen moeten worden gevonden om in de toekomst een professionele organisatie te worden. Een aantal concrete oplossingen voor de korte termijn zijn al gegeven in paragraaf 7. Verder moet ACT een positie verwerven in het werkveld en zorgen dat zij serieus wordt genomen. Doordat het ledenaantal van ACT is gegroeid kan er één groot netwerk worden gecreëerd wat het mogelijk maakt om op te komen voor het collectieve belang en een bescherming te bieden voor professionele acteurs. ACT is een platform dat hier aan bijdraagt en waar leden de informatie kunnen vinden die zij nodig hebben. De website draagt hier een groot deel aan bij. ACT biedt de basis waaraan de belangenbehartiging voor professionele acteurs aan moet voldoen. ACT heeft daarom bestaansrecht. ACT heeft een visie over hoe de belangenbehartiging van professionele acteurs in de toekomst moet worden verbeterd en hoe aan acteurs ondersteuning moet worden geboden om hun beroep goed uit te voeren. 21
4. Literatuuranalyse 1. Inleiding Voor het opstellen van een visie voor ACT is het van belang een goed beeld te kunnen weergeven van het beroepsveld waarin acteurs werkzaam zijn, daarom is de volgende vraag gesteld: Welke ontwikkelingen zijn er in het beroepsveld gaande die voor beroepsacteurs van belang zijn? Aan de hand van deze literatuuranalyse is geprobeerd daar een antwoord op te geven. Er is gekeken naar literatuur die op verschillende gebieden van het beroepsveld ingaat. Ten eerste naar het globale beleid van cultuur, dat door het ministerie van OC&W uiteen is gezet. Hierbij word ook gekeken naar de waarde en het beleid van het kunstvakonderwijs. Verder is gekeken naar de zakelijke kant van de acteur en zijn cultureel ondernemerschap. Een van de veronderstellingen van acteurs is dat hun werkveld niet professioneel is, ten slotte is daarom ook gekeken naar de mening van andere partijen binnen de culturele sector betreffende professionaliteit. Hierbij aansluitend zijn ook de ontwikkelingen en problematiek binnen de theater en film/tv sectoren onderzocht.
2. Rol van de overheid ‘Kunst is zaak voor het gehele volk en, daar aan de Overheid de zorg voor het welzijn van het gehele volk is opgedragen, is de kunst regeringszaak bij uitnemendheid’, zei in 1947 PvdA-politicus G. van der Leeuw. 1
2.1. Cultuurbeleid De overheid stimuleert cultuur vanwege verschillende redenen. Zij willen in de cultuursector de excellentie bevorderen, de top versterken en vernieuwing stimuleren. Het is daarbij van belang dat er zoveel mogelijk mensen kunnen participeren en dat de sector sterk is. Als we het hebben over subsidiering, is het belonen van succes, de erkenning van talent en de professionaliteit van culturele instellingen inherent aan de verdeling van de cultuursubsidies. ‘een vrij, divers, toegankelijk en internationaal hoogstaand cultureel aanbod heeft een waarde in zichzelf’, luiden de verwoorde inzichten van de raad van cultuur in ‘Kunst van leven’2 . ‘Kunst, cultureel erfgoed en media vertegenwoordigen onze immateriële rijkdom.’ Deze inzichten worden door het ministerie meegenomen in het beleidsprogramma, zij streven 1 De Volkskrant, Een linkse spagaat tussen Thorbecke en ‘de Overheid’, 9 november 2005 2 Ministerie OC&W, ‘Kunst van Leven’, hoofdlijnen cultuurbeleid, 22 juni 2007
22
ernaar zoveel mogelijk mensen in aanraking te laten komen met kunst, cultureel erfgoed en media.
2.1.1. Excelleren Één van de thema’s van het cultuurbeleid is excellentie. Hiermee doelt het ministerie op de begeleiding en ontwikkeling van (top)talent. Dit staat niet in contrast met het verbreden van de basis van cultuur, door een grote deelname aan cultuur ontstaat ruimte voor excellentie. ‘geen hoge top zonder brede basis’, wordt beweerd in ‘Kunst van Leven’. In ‘Kunst van Leven’ gaat het ministerie er vanuit dat talent niet voldoende word benut en aan excellentie te weinig aandacht wordt besteed. Dit willen ze op lossen door duidelijke prioriteiten te stellen, meer keuzes te maken en toptalent en topinstellingen beter te ondersteunen. ‘een veel gehoorde klacht is dat subsidies van het rijk en de fondsen vaak onvoldoende zijn om kunstenaar en instellingen in staat te stellen de kwaliteit te leveren waarnaar zij streven.’ In de kunst komt het vaak aan op persoonlijke en eigenzinnige keuzes. Het ministerie is van mening dat juist deze keuzes met voldoende geld worden ondersteund. Ze vragen de fondsen om met voorstellen te komen om toptalent meer ruimte te geven. Hierbij geeft het ministerie de productie huizen en prestatie-instellingen een stevige positie, zij zijn de vrijhavens voor experiment en vernieuwing en zorgen voor organisatorisch onderdak aan initiatieven. Het kunstvakonderwijs speelt ook een belangrijke rol in het thema excelleren. Het is volgens het ministerie van belang dat het kunstvakonderwijs zorg draagt voor een goede startpositie op de arbeidsmarkt. De raad voor cultuur heeft in een advies gewezen op het feit dat er een gebrek is aan doorstroming na het afronden van een kunstvakopleiding. Er wordt hiervoor een nieuwe functie in het leven geroepen; de ontwikkelfunctie, waarin productiehuizen en prestatieinstellingen een belangrijke rol spelen in het verder ontwikkelen en stimuleren van excellent talent. Het ministerie stelt de kunstvakopleidingen evenals de werkgevers uit het kunstveld medeverantwoordelijk voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt. De publieke omroep wordt door het ministerie geprezen, maar ook gewezen op het niet nakomen van hun goede voornemens om het aanbod van kwalitatief hoogstaand drama op televisie te verwezenlijken. De minister is van plan extra middelen voor de publieke omroep vrij te maken voor het versterken van de culturele programmering. De publieke omroep
stelt zelf als doel in hun ‘Tussentijds Concessiebeleidsplan’3 ; op elk televisienet tenminste 1 nieuwe (= 1ste uitzending) Nederlandstalige dramaserie per jaar, op elk televisienet op primetime - passend binnen het netprofiel - minstens 250 uren fictie (Nederlandstalig en buitenlands), vaste geprofileerde slots op alle netten, aantrekkelijker fictieaanbod voor prioritaire groepen, jaarlijkse coproductie in minimaal 17 Nederlandse speelfilms: participatie in (grote) publieksfilms (evenredig verdeeld over de netten) en in artistieke films (N3) en jaarlijkse productie van 6 Telefilms (per thema gegroepeerd op één net). Op het gebied van film zijn er een aantal speerpunten geformuleerd; scherpere keuze voor eigenzinnigheid, sterke internationale oriëntatie, het stimuleren van het ondernemerschap van producenten, een betere afstemming tussen filmfonds en publieke omroep en een versterking van de sector. Er is een nieuwe stimuleringsubsidie in het leven geroepen om de productie van films voor een groter publiek te stimuleren. De uitvoering van deze regeling komt te liggen bij het Nederlandse fonds voor de film. Het fonds en het ministerie zijn in gesprek over de beoordelingsystematiek. Ook wil het ministerie een keurmerk voor producenten ontwikkelen en een transparantere regelgeving en werkwijze bewerkstelligen. Het doel is het cultureel ondernemerschap van producenten te versterken. Er wordt ook gestreefd naar een heldere rolverdeling en een betere afstemming van het Nederlandse fonds voor de film en de publieke omroep.
2.1.2. Een sterke cultuursector In ‘kunst van leven’ wordt door het ministerie van OC&W gesteld dat ‘een sterke cultuursector, die verankerd is in de maatschappij, een voorwaarde is voor een bloeiend cultureel leven. Daarbij is de eigen kracht het uitgangspunt om verbindingen met andere maatschappelijke sectoren te leggen en meer eigen inkomsten te kunnen genereren.’ Er is in de jaren negentig een impuls gegeven aan de professionalisering van de cultuursector, de instellingen hebben tevens hun slagkracht weten te vergroten. Het ministerie gaat in op de vraag; hoe zorgen we voor een sterkere cultuursector? Om dit verder uit te werken wordt er een commissie aangesteld die een tweetal aandachtspunten hierin meeneemt. Ten eerste de wijze waarop verbindingen worden gelegd tussen de culturele sector en andere maatschappelijke sectoren. Ten tweede de mogelijkheden van zakelijke verbeteringen bij cultuurproducerende instellingen. 3 Publieke Omroep, ‘Tussentijds Concessiebeleidsplan’, 20062010
Verder stelt het ministerie dat ‘om het financiële en maatschappelijk draagvlak van culturele instellingen te vergroten ondernemerschap en verdere professionalisering van de sector nodig zijn.’ Dit houdt ondermeer in dat er van culturele instellingen verwacht wordt dat zij een sterkere aansluiting vinden bij het publiek. Tevens word belangenbehartiging genoemd als middel naar professionalisering.
2.2. Cultureel Ondernemerschap Een cultureel ondernemer is meer dan een ondernemer in de kunst en cultuursector. Zowel zelfstandige kunstenaars als leidinggevenden binnen cultuurinstellingen kunnen zichzelf opstellen als cultureel ondernemer als zij zich richten op markgerichte cultuurontwikkeling en exploitatie. 1 De cultureel ondernemer zoekt een weg voor de artistieke ambities enerzijds en de verkoopbaarheid, toegankelijkheid en publieksvoorkeuren anderzijds. 1 De ondernemer maakt gebruik van moderne zakelijke inzichten, richt zich op het best denkbare werk, en voor een zo groot mogelijk publiek. 1 Cultureel ondernemerschap heeft te maken met het realiseren van alternatieve organisatievormen en financieringsstructuren binnen en buiten de kunstwereld De klassieke ondernemer is zelfstandig, werkt voor eigen rekening en risico, bezit productiemiddelen en kapitaal, produceert een product voor een markt en zijn streven is maximale winst tegen minimale kosten. In het cultureel ondernemerschap worden verschillende accenten gelegd. De acteurs als cultureel ondernemer of de acteur ìs een cultureel ondernemer. In de praktijk blijkt dat het juist aan dat ondernemerschap een gebrek is bij de acteurs. Volgens Peter Blom, directeur Triodosbank, in Matching, oktober 2007 wil de overheid dat iedereen dat cultureel ondernemerschap bezit. Blom zegt: “dat het de taak van de overheid is om hier de randvoorwaarden voor te scheppen. De culturele activiteiten van de bank kunnen daar volgens een rol in vervullen en zo een extra dimensie aan het cultureel ondernemerschap toevoegen.” Hij geeft als mogelijkheid: het voorfinancieren van kunstenaars en kunstinstellingen, zodat ze kapitaal kunnen opbouwen. Dit zonder inkorting van de subsidies, zodat ze uiteindelijk onafhankelijk worden van subsidies en kapitaal kracht zijn zichzelf te financieren. Uit de literatuur blijkt dat men vindt dat het niet alleen een taak van de overheid is om de kunstenaars ondernemender te maken, maar ook een taak van de onderwijsinstellingen. ‘Tot nu toe geeft steeds ongeveer 70% van de afgestudeerde studenten kunst, aan dat zij onvoldoende voorbereid zijn op de prak23
tijk en hoe die zelfstandig invulling te geven.’4 Dit zouden diverse onderwijsinstellingen kunnen realiseren door meer maatwerk te leveren. Hierdoor creëer je ruimte voor ontwikkeling van hun talenten en ambities. Een divers onderwijsprogramma brengt ook vragen met zich mee. Veel studenten weten niet wat zij specifiek willen. Acteurs hebben dat ook, want zij hebben moeite te verwoorden wie zij zijn en wat ze exact doen, dit hangt samen met het romantische en autonome beeld dat van hen bestaat. Het belangrijkste punt blijft nu dat net afgestudeerden niet weten waarin ze terecht komen doordat de onderwijsinstelling gebrek aan contact heeft met het beroepsveld. ‘Ondernemerschap ontwikkeling is een kwestie van levenslang leren, het kunstvakonderwijs legt daarvoor slechts de basis; maar die basis moet dan wel goed zijn, en ook het besef bijbrengen bij de acteurs dat de eigenlijke ontwikkeling dan pas begint.5‘ Dan komen we weer terug op de rol van de overheid. Het levenslang en levensbreed leren is geen nieuw onderwerp in het onderwijssysteem, maar wel in het kunstvakonderwijs. Het is dan ook de taak van de overheid en de onderwijsinstellingen om daar een goede invulling aan te geven voor het onderwijsprogramma.
3. De non-professionaliteit van het beroepsveld “De organisatie in de culturele sector is niet effectief.”: Alexander Rinnooy Kan (Sociaal-Economische Raad).6 ‘De Cultuurformatie is een flexibel samenwerkingsverband van enkele tientallen culturele koepels en kunstenaarsorganisaties. Met name op (cultuurpolitiek) strategisch belangrijke momenten zoekt de Cultuurformatie het gesprek, in vaak verrassende formaties.’7 De gesprekken worden georganiseerd met het idee de vergaande versnippering van de sector tegen te gaan en het imago van de kunstensector te verbeteren. Daarnaast wordt er gewerkt aan het versterken van de maatschappelijke impact van kunst en het vergroten van de publieke erkenning voor de waarde van kunst en cultuur. Uit de gespreksestafettes die door de Cultuurformatie zijn georganiseerd in juni 2008, zijn een aantal problemen in kaart gebracht waarmee de sector kampt als het gaat om de professionaliteit en organisatie in de culturele sector. Over deze onderwerpen zijn mensen vanuit de culturele sector, alsmede mensen 4 Boekman 73, 19e jaargang, winter 2007 5 Boekman 73, 19e jaargang, winter 2007 6 De Cultuurformatie, ‘Dat moet in de cultuurwereld ook lukken!’, onderzoek naar nieuwe organisatievormen in de culturele sector, juni 2008 7 www.cultuurformatie.nl
24
uit andere maatschappelijke sectoren, in een estafette met elkaar in gesprek gegaan. Waarbij gekeken is naar de mogelijkheden voor een gezamenlijke toekomstvisie en het verbeteren van het imago van de culturele sector. Hieruit is een rapportage voortgekomen; ‘Dat moet in de cultuurwereld ook lukken!’8 die een schets geeft van de problematiek in de sector. In de culturele sector is het niet gelukt een inhoudelijke eenheid op te bouwen en uit te stralen. Het is wel van belang deze eenheid te creëren, want alleen daardoor kan de sector een positie bemachtigen waarbij de overheid niet meer om de sector heen kan. Er worden door de aanwezigen van de gespreksestafette verschillende oorzaken geopperd, waarom een dergelijke situatie nog niet is gelukt: 1 Het solistische beroep: ‘Kunstenaars zijn individualisten met een grote solidariteit binnen de eigen discipline, en weinig contacten erbuiten; de kunstensector is organisatorisch en financieel verschot. Men heeft weinig voeling met wat er aan de ‘andere kant van de schutting’ gebeurt.’ 1 Instellingen en fondsen: ‘Binnen disciplines is vaak sprake van instellingen c.q. fondsen en zelfstandigen. Die instellingen of fondsen doen het vaak voorkomen alsof zij namens hun discipline en soms zelfs namens de hele sector spreken, maar dat is lang niet altijd het geval.’ 1 Schaalvergroting: ‘In de kunstensector heeft schaalvergroting anders dan in het bedrijfsleven een averechts effect: overgekwalificeerde mensen in kleine eenheden zijn zeer betrokken en werken hard tegen relatief lage betaling. Bij schaalvergroting in het bedrijfsleven gaan de betrokkenheid en kwaliteit van de inzet omlaag en de salarissen omhoog.’ 1 Samenwerking: ‘In het bedrijfsleven wordt samenwerking gezocht door kleine partijen, om te voorkomen dat zij door één grote partij uit de markt worden gedrukt. Als voorbeeld: men organiseert inkoopcoöperaties als de Spar. Door de dominantie van de overheid speelt deze dynamiek van de markt nauwelijks in de kunstensector.’ Het proces van het professionaliseren van de culturele sector is een langdurig proces. Er zijn een aantal elementen die van belang zijn voor het succes van het proces; een lange aanlooptijd, vertegenwoordigers die het vertrouwen hebben van hun achterban, onderling vertrouwen tussen de verschillende spelers, bereidheid om in de samenwerking te geven en te nemen en achterbannen die bereid zijn zich te committeren aan de resultaten van de onderhandelingen. De culturele sector is aanbeland in tijden van marktwerking, volgens Herman Leisink (FNV KIEM). Dit 8 De Cultuurformatie, ‘Dat moet in de cultuurwereld ook lukken!’, onderzoek naar nieuwe organisatievormen in de culturele sector, juni 2008
houdt impliciet in dat de sector vertrouwen moet kweken op het gebied van zaken doen. De culturele instellingen zullen zich moeten organiseren als een coalitie van zakelijke partners. Bert Holvast (federatie kunstenaarsverenigingen) pleit ervoor de passie die er in de sector is voor kunst en cultuur te verbinden met koele zakelijkheid en trots uit te dragen dat zowel de intrinsieke betekenis van de kunst als de sociale en economische effecten waardevolle ijkpunten zijn voor cultuurbeleid. Holvast geeft ook aan dat als de overheid en de cultuursector elkaar niet als vijanden tegemoet treden, maar als tegenspelers in onderhandeling, waar gedeelde en conflicterende belangen zijn, er misschien meer te winnen valt voor beide partijen. Dit betekent wel dat de sector een ‘kleine agenda’ moet opstellen waar zij het met de overheid over willen hebben. De sector moet volgens Alexander Rinnooy Kan (Sociaal-Economische Raad) zichzelf zo organiseren dat zij in beperkte of substantiële mate autonomie kan claimen richting de zakelijke relaties, anders blijft het een ‘jungle van individualisme’. Ook wordt er in de rapportage een vergelijking gemaakt met de sport sector. In de sport sector is er één overkoepelende organisatie, de NOC*NSF, zij zijn de belangenbehartiger voor de sport en zij hebben Erica Terpstra als aansprekend en inspirerend boegbeeld. De leden van NOC*NSF zijn heel divers, er is altijd een spanningsveld tussen het gezamenlijk en het individueel belang van bonden. Deze situatie is volgens Mavis Carrilho (i-Nova/NOC*NSF) universeel en zal dus ook opgaan voor de cultuur sector. De cultuur sector moet in staat zijn gemeenschappelijke belangen te formuleren. Zij moeten hun intrinsieke maatschappelijk waarde uitdragen en doelstellingen formuleren en op basis daarvan in gesprek gaan met politiek, het bedrijfsleven en andere partners. Dit zorgt ervoor dat men niet om de cultuursector heen kan. Jaap Jong (Federatie van werkgeversverenigingen in de cultuur) meldt dat Liverpool een lange termijn agenda heeft opgesteld en zich nu profileert als cultuurstad. Het idee is dat het gezien wordt als een maatschappelijke investering waaraan meetbare doelen worden gekoppeld, zoals het dalen van criminaliteit en het stijgen van werkgelegenheid. Zo zorg je ervoor dat cultuur geen kostenpost meer is, maar een investering in de toekomst. Morris Tabaksblat (voormalig voorzitter unilever) constateert dat de cultuursector last heeft van versnippering. Aan de ene kant moeten de instellingen voldoen aan de eisen van de overheid. Aan de andere kant treedt de sector niet als eenheid naar buiten. De overkoepelende organisatie voor de cultuursector zou niet alleen geld moeten verdelen en een visie opstellen, maar ze moeten volgens Tabaksblat ook de kwaliteit moeten bewaken. ‘het moet gaan om
een organisatie die uitstraalt dat de vereiste kwaliteit ook word gehaald’.
4. Ontwikkelingen Film / TV sector In 2005 is in opdracht van de Federatie Filmbelangen een sectoronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft als doel gehad inzicht te verschaffen in de Nederlandse film- en televisiesector. De sector is niet homogeen en bestaat uit diverse partijen die zeer verschillende activiteiten uitvoeren met uiteenlopende doelstellingen. De acteurs vormen één van die partijen, echter besteedt het onderzoek weinig aandacht aan de rol van de acteurs. Deze partijen zijn met elkaar verbonden omdat zij deel uitmaken van de verschillende schakels die nodig zijn voor het maken van film en televisie. ‘de sector onderscheidt zich van andere sectoren door de wijze van organisatie van het werk, het samenvallen van commercie en cultuur binnen één sector en het karakter van het eindproduct.’ Hierbij wordt gesproken over netwerken van samenwerkende zelfstandigen, gesubsidieerde activiteiten naast puur commerciële producten en de onzekerheid van de opbrengsten. De zelfstandigen nemen een specifieke positie in binnen het ontwikkelingsproces van een film of een tv programma en zijn tijdens een deel van de fasen betrokken. Acteurs worden als een groep, met een geschatte omvang van 550 werkende acteurs, van zelfstandigen omschreven binnen deze sector.
4.1. Productie De productie in de filmsector is volgens het onderzoek niet gedaald of gestegen in de afgelopen jaren. Het gemiddeld (toegekende) budget is echter wel gestegen, wat volgens het onderzoek bijdraagt aan het produceren van kwalitatief betere films. De productie van tv-drama is wel gedaald, wat een negatief effect kan hebben op de hoeveelheid werk in de sector. De opbrengsten waarvan de producenten hun inkomsten krijgen zijn beperkt. Als een productie een succes is hoeft dit niet te betekenen dat de producent daardoor meer verdient. Dat betekent dat de producenten afhankelijk zijn van het verwerven van subsidie, want alleen dan slagen ze erin om hun volgende project weer te financieren.
4.2. Financiering In het bioscoop bezoek constateert het onderzoek ook een forse daling, waarbij het marktaandeel van Nederlandse films terugloopt. ‘door de hoge kosten zijn met name voor speelfilms en bioscoopdocumentaires veel investeringen nodig. De mogelijkheden deze investeringen terug te verdienen zijn echter zeer beperkt. Om deze reden is bijna altijd subsidie noodzakelijk.’ Het is een complex financieringsproces en de totale hoeveelheid geld van fondsen is beperkt. De publieke omroep heeft een grote rol als financier van producties. Omdat de overheid de rijksbijdrage 25
aan de publieke omroep heeft gekort heeft dit negatieve consequenties aan degenen die in deze sector werkzaam zijn. Doordat producenten bijna altijd van subsidies afhankelijk zijn en deze teveel versnipperd zijn over teveel partijen is er een groot gebrek aan continuïteit. De continuïteit heeft te maken met de activiteiten en inkomsten van vooral speelfilm- en documentaireproducenten. De partijen blijven zelfstandig opereren, terwijl het verstandiger zou zijn voor de continuïteit als ze gaan voor schaalvergroting en concentratie om de moeilijke marktomstandigheden beter aan te kunnen. Het is relatief eenvoudig om als producent te starten, hierdoor blijven continu kleine partijen toetreden die proberen een positie te verwerven op de markt.
4.3. Arbeidsomstandigheden De fluctuerende omzet heeft grote gevolgen voor degenen (waaronder acteurs) die voor de producenten werkzaam zijn. Er zijn weinig mensen in vaste dienst en de meesten zijn voornamelijk via een payroll organisatie in dienst. Ook zijn de arbeidsvoorwaarden bij producenten vrij sober voor degenen die voor hen werken. Deze werkzame mensen zijn erg betrokken bij wat ze doen, volgens het onderzoek. Ze hebben veel vrijheid en zelfstandigheid in hun werk, maar deze beroepspraktijk heeft ook mindere kanten; het brengt een risico met zich mee, arbeidscontracten zijn flexibel, de beloning is wisselend en er wordt weinig geregeld voor hun toekomst. Dit dwingt de werkzame mensen meerdere activiteiten uit te voeren, binnen en buiten de sector. Bij acteurs komt dit het meest voor, waarbij theater regelmatig wordt genoemd. In het onderzoek wordt ook gekeken naar hoeveel dagen de werkzame mensen werk hebben, hierbij blijven ook de acteurs ruim achter bij het gemiddelde (53 betaalde dagen t.o.v. 105 dagen gemiddeld). ‘opvallend kenmerk van de werkzame mensen is het hoge opleidingsniveau. Bijna 80% heeft een HBO of universitaire opleiding genoten.’
4.4. Inkomsten en arbeidsvoorwaarden Het gemiddelde inkomen ligt volgens het onderzoek boven de €30.000,- per jaar, al moet de meerderheid rondkomen van een beneden modaal inkomen. Omdat het acteursvak een aantrekkelijk beroep is, zorgt dit voor een negatieve invloed op het inkomen: veel mensen zijn bereid voor lage beloningen te werken. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de acteur zelf om te zorgen voor een goede pensioenregeling en verzekeringen. Dit heeft als effect dat veel acteurs niet aan pensioenopbouw doen en veel acteurs geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben. Met de secundaire arbeidsvoorwaarden is het helemaal slecht gesteld, het onderzoek geeft aan dat veel mensen in het werkveld helemaal geen arbeidsvoorwaarden kennen. Voornamelijk de lange werkdagen 26
en de tijdsdruk zijn zwaartepunten. Als oorzaak voor de slechte omstandigheden en het beperkte inkomen word de grote toestroom van jonge professionals genoemd. Zij willen graag werken, ook al zijn de omstandigheden niet goed en verdienen ze minder. Hierdoor word de onderlinge concurrentie erg sterk.
5. Ontwikkelingen Theatersector 5.1. Rijksfinanciering ‘De rijksfinanciering maakt de podiumkunsten groter, mooier en gedurfder.’9 In het rapport van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) word het belang van de rijksfinanciering aan de podiumkunsten erkend en geprezen, want zonder deze financiering kunnen de podiumkunsten niet bestaan. De vereniging is echter niet tevreden over de bemoeienis van het rijk met de podiumkunsten. Ze is van mening dat de financiering niet in balans is, wat ervoor zorgt dat de betekenis van de financiering klein is. Hiervoor doen zij in het rapport een aantal aanbevelingen om de betekenis van de rijksfinanciering te vergroten door middel van het creëren van een nieuw evenwicht. De directies gaan ervan uit dat als de financiering beter georganiseerd zou worden, er versterking van de betekenis mogelijk is op het gebied van talent, energie, geld en publiek. ‘Kern van deze veranderingen is dat het Rijk meer vertrouwen moet opbrengen in de professionaliteit van alle betrokkenen binnen de sector en niet voor elke functie of elk onderdeel aparte geldstromen met aparte regelingen, commissies en beoordelingen vooraf moet willen formuleren, maar moet durven denken in bredere opdrachten en beoordeling achteraf.’ Ook in ‘Uit!’10, een adviesrapport in opdracht van onder andere het fonds voor amateurkunst en podiumkunsten, wordt aangegeven dat de wijze waarop de subsidies in Nederland geregeld zijn voor de podium kunsten, moet worden veranderd. De afgelopen decennia hebben er een aantal ontwikkelingen in het cultuurbeleid plaatsgevonden, met als gevolg privatisering, functionele en territoriale decentralisatie en verzelfstandiging. De decentralisatie betekende dat het rijk, de provincies en de gemeentes hun eigen verantwoordelijkheid hadden. Vooral bij de gemeentes werd deze verantwoordelijkheid niet altijd genomen en de functie van de provincie in het cultuurbeleid stond niet vast. Het adviesrapport concludeert dat deze taakverdeling aan herziening toe is. De raad van cultuur en de fondsen bepalen het aanbod. Er wordt door steeds meer instellingen beroep gedaan 9 Vereniging van schouwburg- en concertgebouwdirecties, ‘Het Kan Zoveel Mooier in de Podiumkunsten’, Versterking van de betekenis van de rijksfinanciering, Sectorbeschouwing en aanbevelingen, mei 2006. 10 D’Ancona, Hedy, Kramer, Harry, Mulders, Jaap, Saraber, Laurien en Schnabel, Paul, ‘Uit!’, naar gesubsidieerde podiumkunsten met een nieuw Élan, Den Haag, September 2006
op de beschikbare middelen, terwijl het beschikbare budget niet toereikend is. ‘een steeds groter aantal aanvragers verdringt elkaar rond minimale subsidies. … Er zijn dan ook veel klachten over de bureaucratie van het systeem en de kwaliteit van de beoordeling’. Als aandachtspunt geeft het adviesrapport ook aan dat de subsidiebeoordeling meer rekening moet houden met de relatie tussen vraag en aanbod en/of het cultureel profiel van de stad of regio.
5.2. Nieuwe Theatermakers In de masterthesis ‘Rode Pluche niet meer als einddoel’ van Janneke den Bol11, in opdracht van Het Theater Instituut Nederland, wordt door haar geconcludeerd dat “De beleidsmakers in het theaterbestel een behoefte hebben de nieuwe generatie talentvolle theatermakers een ontwikkeling door te laten gaan en ze te laten ‘doorstromen’ “. Hierin ziet zij ook een belangrijke rol voor de productiehuizen weggelegd. ‘Een opvallende bevinding is dat minister Plasterk aangeeft dat vernieuwing wat hem betreft juist ook buiten grote instellingen plaats kan vinden.’ Het is van belang voor nieuwe theatermakers dat ze niet beperkt worden door de artistieke signatuur van de organisatie. Ze vinden de plannen van de beleidsmakers te bepalend voor het ontwikkelingstraject en vragen aandacht voor de autonomie van de kunstenaar. De term ‘doorstroom’ heeft in de ogen van de beleidsmakers een andere betekenis dan die van de theatermakers, die van de beleidsmakers is namelijk ‘vervanging van het bestaande’. ‘Een nieuwe theatermaker zou zich moeten ontwikkelen binnen bestaande patronen en door moeten stromen van de kleine naar de grote zaal.’ Deze visie sluit niet aan bij de nieuwe generatie theatermakers, het heeft iets conservatiefs. Ze interpreteren de term als persoonlijke en artistieke doorstroming, van carrière en eigen ontwikkeling en minder als systeembegrip. ‘De nieuwe generatie is gewend aan meerdere kanalen en een breder spectrum aan expressiemogelijkheden. Zij zijn opgegroeid in een individuelere wereld en interpreteren het begrip doorstroming daarom meer vanuit een idee van persoonlijke ontwikkeling en als iets waar ze zelf controle over willen hebben en dat niet door het systeem bepaald zou moeten zijn.’ Den Bol concludeert dat het beleid wel mee moet gaan met de beweging van de nieuwe theatermakers om zo een bloeiend toneelklimaat te stimuleren. Het moet minder rigide worden en meer aansluiting hebben bij wat de nieuwe generatie theatermakers nodig hebben.
6. Conclusie De overheid laat zien dat zij veel ambitie heeft op het gebied van cultuur en draagt een sterke visie uit. 11 Bol, Janneke den, ‘Rode Pluche niet meer als einddoel’, Onderzoek naar de doorstroming van nieuwe theatermakers binnen het veranderende Nederlandse toneelbestel, oktober 2007.
Ondanks het feit dat zij weten waar de problemen liggen, zijn ze niet in staat deze problemen op te lossen. Vooral de subsidie structuur is hierin het grote struikelblok. Er wordt geacht te letten op kwaliteit en excellentie, maar als we de experts mogen geloven, zijn de resultaten niet zoals de overheid die voor ogen heeft. Ook het kunstvakonderwijs laat te wensen over. Zij moet ervoor zorgen dat de acteur goed voorbereid de arbeidsmarkt op gaat, maar in werkelijkheid is dit niet het geval. Er is weinig werkgelegenheid en de acteurs worden niet voorbereid op het cultureel ondernemerschap en een levenlang leren. Er zijn veel verschillende organisaties werkzaam in de cultuursector, waar acteurs kunnen aankloppen met hun problemen. Echter deze organisaties zijn er niet enkel voor acteurs en de informatie die geschreven is, is dus niet specifiek gericht op de problematiek van het acteursberoep, maar over de cultuursector als geheel. Hieruit blijkt dat de sector een bepaalde mate van professionaliteit ontbeerd. Een van de grote problemen is de zelfstandigheid en het individualisme en de geringe samenwerking. Deze samenwerking zien we wel in bijvoorbeeld de sportsector. De uitkomsten van de bestaande literatuur over de problematiek van het acteursberoep zijn echter niet echt positief. In het onderzoek van Federatie Filmbelangen komt naar voren dat door het financieringsstelsel van de Nederlandse film de acteur altijd laatste in de rij is. Hierdoor en door de slechte financiële situatie van de sector moeten acteurs werken met slechte arbeidsvoorwaarden, voor een laag loon en hebben ze te maken met een moordende concurrentie. Ook de rijksfinanciering van de podiumkunsten zorgt voor een onevenwichtig bestel. Zo is het gevolg van de decentralisatie die de overheid in werking heeft gezet, dat meerdere partijen verantwoordelijk zijn voor het cultuurbeleid, maar niet alle partijen nemen evenveel verantwoordelijkheid. Het budget is ontoereikend en er zijn teveel instellingen die een beroep doen op de beschikbare middelen. Binnen deze instellingen kampt nog een ander probleem, namelijk de ontwikkeling en doorstroom van talent. Dit wordt in de ogen van de beleidsmakers anders gezien dan in de ogen van de theatermakers, waardoor de ontwikkeling van een bloeiend toneelklimaat tegengewerkt word. De bevindingen van deze literatuuranalyse klinken de acteurs niet vreemd in de oren, integendeel ze staan juist in lijn met wat de acteurs al vele jaren veronderstellen. Acteurs zullen nu zelf voorop moeten gaan lopen en gezamenlijk met alle verschillende partijen deze problematiek aanpakken. 27
28