Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1
2
Bezitsverzekeringen
3
2.1
Organisatorische maatregelen
5
2.2
Bouwkundige maatregelen
6
2.3
Technische en elektronische maatregelen
6
2.4
Inbraakgevoeligheid
7
2.5
Verbeterde Risicoklassen-indeling voor bedrijven (2009) 2.5.1 Structuur van het gebouw (externe schil) 2.5.2 Inbraakwerend compartiment
8 8 9
2.6
Het politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW)
12
2.7
Certificatieschema
12
2.8
Inspectieschema
13
3
Verkeer
15
3.1
No-claimbeschermer
15
3.2
Bedrijfsregelingen binnen de verzekeringsbranche
16
3.3
Centraal registreren van schadevrije jaren; roy-data
16
3.4
Legitieme maatregelen tegen het omkatten van motorrijtuigen
17
3.5
Verzekeringsplicht voor de Segway
18
3.6
Omschrijving motorrijtuig
18
3.7
Verbond wil kentekenplaten op de Segway
19
3.8
Publiekscampagne blikschade
20
3.9
Brommercertificaat is niet meer om te zetten in een brommerrijbewijs
20
4
Inkomen en arbeidsongeschiktheid
21
4.1
Standaardtarief
23
4.2
Budgettarief
23
4.3
Combinatietarief
23
4.4
Ongevallenverzekering
24
4.5
Rubrieken 4.5.1 Rubriek A 4.5.2 Rubriek B 4.5.3 Rubriek C 4.5.4 Rubriek D
25 25 25 27 27
4.6
Woonlastverzekering impactvol product
27
4.7
Ingewonnen informatie moet uit het klantdossier blijken
28
4.8
Verzekeringsoplossingen bij arbeidsongeschiktheid
28
4.9
Arbeidsongeschiktheidspensioen en de pensioenwet
29
4.10
65 jaar, maar nog niet uitgewerkt!
30
4.11
13e weeks ziekteaangifte is veranderd in 42e weeks ziekteaangifte
30
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
4.12
Uitbreiding regresrecht voor de werkgever bij ziekte en re-integratiekosten
30
4.13
Vangnetverzekering voor startende ondernemer
31
4.14
Vrijwillige voortzetting ZW en WIA
32
4.15
Zwangerschapsverlof voor zelfstandig onderneemster
32
4.16
WIA-verzekeringsmogelijkheden voor de werkgever
33
4.17
Premieverhoging WGA zorgwekkend
34
4.18
Omgaan met bezwaren van “UWV-blijvers”
34
5
Gezondheid en zorg
37
5.1
Wijzigingen in de basisdekking
38
5.2
Verhoging verplicht eigen risico
39
5.3
Voorbeeld: Geen eigen risico dankzij zorgbemiddeling
39
5.4
Premie en Eigen risico in 2010
40
5.5
Convenant samenloop zorg-/reisverzekeringen
40
5.6
Regeling wanbetaling basisverzekering Zorgverzekeringswet 5.6.1 Kern van wetswijziging per 1 september 2009 5.6.2 Regeling onverzekerden basisverzekering Zorgverzekeringswet
41 41 42
6
Aansprakelijkheid en rechtsbijstand
43
6.1
Aansprakelijkheid van werkgever t.o.v. zijn werknemer 6.1.1 Artikel 7:658 BW 6.1.2 Voorbeeld werkgeversaansprakelijkheid 6.1.3 Het Arena arrest
46 46 46 47
6.2
Toegenomen mate van aansprakelijkheid voor werkgevers 6.2.1 Vingers in machine 6.2.2 Workshop rollerskates 6.2.3 Spelen met hijskraan
47 48 48 48
6.3
Tips voor de werkgever 6.3.1 Aansprakelijkheid taxichauffeur 6.3.2 Geen gordel; werkgever toch vergoedingsplichtig?
49 49 50
6.4
Woon-werkverkeer
51
6.5
Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (AVB) 6.5.1 Betrokkenen, verzekerden en benadeelden 6.5.2 Inloop en uitloop
51 51 52
6.6
De Bedrijfsrechtsbijstandverzekering
54
6.7
Gevolgen voor de risico-analyse en het verzekeringspakket
55
7
Inkomensverzekeringen in de volmacht
57
7.1
Inleiding 7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.1.4
57 57 57 58 58
7.2
Redenen verstrekken of verkrijgen van zorg- of inkomensvolmachten Verschillen ten opzichte van andere schadeverzekeringen Bij een nieuwe zorg- of inkomensvolmacht gaat het heel anders Afsluitende opmerkingen
Uitkeringsregelingen bij arbeidsongeschiktheid 7.2.1 Loondoorbetaling bij ziekte 7.2.2 De ziektewet 7.2.3 De wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) 7.2.4 De IVA uitkering 7.2.5 De WGA uitkering
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
58 58 59 59 59 60
Syllabus Permanente Educatie
7.2.6 7.2.7 7.2.8 7.2.9 7.2.10 7.2.11
WGA loongerelateerde uitkering WGA loonaanvulling WGA vervolguitkering De factor F (reductiefactor) Aanvulling toeslagenwet Minder dan 35% arbeidsongeschikt
Wft Schade
60 61 61 61 61 61
7.3
Verzekeringen voor inkomensderving 7.3.1 De ziekteverzuimverzekering 7.3.2 De WGA hiaatverzekering 7.3.3 WGA aanvulling tot 70% 7.3.4 WIA dekking in vaste bedragen 7.3.5 WIA bodemverzekering 7.3.6 WIA excedentverzekering 7.3.7 WGA eigen risicodragerschap
62 62 62 62 62 62 62 62
7.4
Werking en doelstelling Arbo-diensten 7.4.1 De Arbo-dienst 7.4.2 De kerntaken binnen de Arbowet
63 63 63
8
Index
65
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
Syllabus Permanente Educatie
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
Wft Schade
Syllabus Permanente Educatie
1
Wft Schade
Inleiding
Voor financiële dienstverleners gelden naast diploma-eisen ook doorlopende deskundigheidseisen. Deze hebben tot doel de vakinhoudelijke deskundigheid op peil te houden, die nodig is voor de beroepsbeoefening. Door de financiële crisis staat de financiële wereld onder druk en neemt het toezicht op de dienstverleners toe. Het is belangrijk om in deze tijd in te kunnen spelen op de snelle veranderingen, die in de financiële dienstensector plaatsvinden. Op basis van het advies van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) heeft het Ministerie van Financiën de toetstermen voor de PE Wft 2010-2011 vastgesteld. De toetstermen omvatten de relevante actuele ontwikkelingen van de diverse Wftonderdelen. De PE Wft 2010-2011 is van start gegaan op 1 januari 2010 en eindigt op 27 juni 2011. In deze periode heb je de tijd om je Wft-diploma’s rechtsgeldig te houden. Dukers & Baelemans is geaccrediteerd door het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD). Dit houdt in dat Dukers & Baelemans met succes de erkenningsprocedure heeft doorlopen, die ziet op de wijze van kwaliteitsborging, de opzet en inhoud van het aan te bieden programma, de wijze waarop toetsende elementen in het programma zijn verwerkt en de kwaliteit van de docenten. Dukers & Baelemans is geaccrediteerd, zowel voor e-learning als voor contactonderwijs, voor alle PE Wft-onderdelen: Basismodule Deskundigheid; Consumptief Krediet; Hypothecair Krediet; Levensverzekeringen; Schadeverzekeringen; en Volmacht. Deze syllabus omvat de module Schadeverzekeringen. In deze module komen alle relevante ontwikkelingen op het gebied van schadeverzekeringen aan bod. Aan het begin van ieder hoofdstuk staat in het kader de relevante actuele ontwikkeling en de bijbehorende toetsterm.
1.1
Studietips
Onze opleiding PE Wft Schadeverzekeringen bestaat naast deze syllabus ook uit e-learning. Wij adviseren je het volgende: - bestudeer de syllabus; - bestudeer vervolgens de e-learning; - controleer of je de lesstof beheerst aan de hand van de toetstermen. Je bent dan optimaal voorbereid op de lesdag. 1.1.1
Lesmateriaal
Wij bieden het lesmateriaal aan via e-learning en via contactdagen. In de e-learning vind je de syllabus inclusief de bijlagen en een aanvullende lesmodule. Tijdens de contactdag maken we gebruik van een presentatie en casuïstiek. Je vindt dit lesmateriaal daags na je contactdag op Mijn D&B.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
1
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Mocht je tijdens je studie vakinhoudelijke vragen hebben dan kun je deze stellen aan het Bureau Vaktechniek. Voor overige vragen, bijvoorbeeld over je cursusdag, kun je contact opnemen met het team van Logistiek & Planning. Wij wensen je veel succes met het bestuderen van deze syllabus!
Dukers & Baelemans Bureau Vaktechniek:
[email protected] Team Logistiek & Planning:
[email protected] Telefoon 013 - 580 2714
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
2
Syllabus Permanente Educatie
2
Wft Schade
Bezitsverzekeringen Relevante actuele ontwikkelingen
Verbeterde risicoklasse indeling VRKI 2009 voor woningen en bedrijven
Eindterm
Toetsterm
Beheersniveau
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE
2b
2b.1.1 2b.1.2 2b.1.3 2b.1.4 2b.1.5 2b.1.6 2c.1.1 2c.1.2 2c.1.3 2c.1.4 2c.1.1 2c.1.3
K K B B B B Ti Ti K K Ti K
Nee
2c
Twee nieuwe schema's voor het Politiekeurmerk Veilig Wonen op 1 juli 2008 ingegaan
2b 2c
Bezitsverzekeringen zijn schadeverzekeringen die de eigenaren (bezitters) van objecten (zaken) van waarde beschermen tegen de financiële risico’s van verlies of beschadiging Verzekerde zaken van hun eigendommen. Bij objecten/zaken kunt u denken aan auto’s, tenten, caravans, Gevaarsobject een garderobe, levensmiddelen, bedrijfspanden, woonhuizen, schilderijen, sieraden, een berg teelaarde, een dwergschnautzer, etc. Fysieke zaken dus die een zekere economische waarde vertegenwoordigen. Alles buiten de mens zelf dat fysiek is en waarde heeft (dus ook dieren) zijn verzekeringstechnisch zaken dan wel verzekerde zaken. Het jargon voor Bezitsverzekeringeneen zaak die op een bezitsverzekering verzekerd kan worden is gevaarsobject. Een gevaarsobject is de zaak (het ding) die de risico’s kan overkomen waar in de (bezits)polis tegen verzekerd is. Voorbeelden van bezitsverzekeringen zijn: inboedelverzekering; woonhuisverzekering; kostbaarhedenverzekering; goederentransportverzekering; winkelpandverzekering; fietsverzekering; motorverzekering (voor schade aan de motor zelf); personenautoverzekering (voor schade aan het eigen voertuig); vrachtautoverzekering (voor schade aan het eigen voertuig); pleziervaartuigverzekering (voor schade aan het eigen vaartuig); caravanverzekering (voor schade aan de eigen caravan). Verzekeraars zijn bij het accepteren van verzekeringen steeds strenger als het gaat om preventie. Preventiemaatregelen zijn maatregelen ter voorkoming van schade. De gewenste (vaak vereiste) preventiemaatregelen verschillen per verzekerd object en per te lopen risico. Een villa met een rieten dak is gevoeliger voor brand dan met een pannen dak. Een woonhuisverzekeraar zal een huis met een rieten dak dan ook: niet verzekeren; of extra brandpreventiemaatregelen van de verzekerde verlangen. Stel dat een huis met een rieten dak ook nog een open haard heeft. De verzekeraar verlangt dan de plaatsing van een vonkenvanger op de schoorsteen om te voorkomen dat vonken terecht komen op het riet met brandschade tot gevolg.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
3
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Vonkenvangers als brandpreventie
Ook de inboedelverzekeraar van iemand die een huis met rieten dak huurt kan deze (vonkenvanger) en andere preventiemaatregelen verlangen. Een brand die het huis treft, treft ook de inboedel. Daarnaast is inboedel weer erg gevoelig voor inbraak en diefstal. Daarom kan de inboedelverzekeraar ook preventiemaatregelen verlangen, zoals goed hang- en sluitwerk (dat aan bepaalde normeringen voldoet) en/of een alarminstallatie.
Onverzekerbare risico’s
Preventiemaatregelen kosten geld en zijn voor rekening van de verzekerde. Ze bieden de volgende voordelen: bepaalde onverzekerbare risico’s worden met preventiemaatregelen wel verzekerbaar; sommige preventiemaatregelen bieden korting op de (jaarlijkse terugkerende) premie; preventie biedt een verzekerde en zijn gezin extra bescherming. Voorbeeld voordelen preventie: Jasper Groenwoud heeft een mooi groot huis in Amsterdam. Hij heeft nogal wat kostbare zaken, zoals schilderijen en audiovisuele apparatuur in huis. Daarom eist zijn inboedelverzekeraar, onder andere, een inbraakalarm met doormelding naar een meldkamer van een beveiligingsbedrijf. Door deze maatregel is de inboedel van Jasper verzekerbaar. Daarnaast biedt de installatie ook extra bescherming aan Jasper en zijn gezinsleden die liever geen inbreker naast hun bed aantreffen.
Risicopreventie Nationaal Centrum voor Preventie Certoplan
Op het terrein van de risicopreventie speelde tot voor kort het Nationaal Centrum voor Preventie (NCP) een belangrijke rol op het gebied van voorlichting. Die taak is inmiddels overgenomen door Certoplan (www.certoplan.nl). Ondernemers, verzekeraars, assurantietussenpersonen en particulieren kunnen bij Certoplan terecht voor advies op preventiegebied. Certoplan geeft, onder andere, brochures uit met adviezen op bepaalde sectoren van het preventiebeleid. Preventie richt zich op drie gebieden: organisatorische maatregelen; bouwkundige maatregelen; technische maatregelen.
Risicobeheersing
Als we het als verzekeringsbedrijf hebben over preventie, bedoelen we in de regel preventiemaatregelen die zijn gericht op het voorkomen van schade aan zaken, zoals brand– en inbraakpreventie zowel voor particulieren als voor bedrijven. Dat is echter zeker niet het enige terrein waarop preventie betrekking heeft. Preventiemaatregelen kunnen ook op andere terreinen betrekking hebben, zoals de zorg voor het personeel of voorkomen dat er milieuschade ontstaat. Voordat wordt overgegaan tot het nemen van maatregelen, wordt eerst bekeken in welke mate risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt of wellicht kunnen worden vermeden. Risicobeheersing vindt, onder andere, plaats door het treffen van preventiemaatregelen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
4
Syllabus Permanente Educatie
2.1
Wft Schade
Organisatorische maatregelen
Organisatorische preventiemaatregelen hebben te maken met de wijze waarop een bedrijf is georganiseerd. We kunnen een bedrijf voorzien van prachtig hang- en sluitwerk, een alarminstallatie en buitenverlichting, als er niemand is die de deuren op slot doet, de alarminstallatie aanzet en de buitenverlichting ontsteekt zal het allemaal weinig helpen. Daar moeten dus afspraken over worden gemaakt. Dergelijke afspraken zijn organisatorisch van aard. Een aantal voorbeelden van organisatorische aard die betrekking hebben op het voorkomen van brand: een goede bereikbaarheid van blusmiddelen; het instellen van een rookverbod; het duidelijk aangeven van vluchtwegen; het instrueren van personeel hoe gehandeld moet worden in geval van brand en in het bijzonder hoe met de beschikbare blusmiddelen moet worden omgegaan; regelmatige controle en onderhoud van de brandblusapparatuur; regelmatige controle van stekkers en snoeren; voorkomen dat losse snoeren beschadigd kunnen worden doordat voertuigen daar overheen rijden, etc.; afval in deugdelijk afsluitbare containers opbergen (zodat baldadige jongeren de inhoud niet in brand steken); verpakkingsmaterialen behoorlijk opslaan; zorgen voor een goede orde en netheid in een bedrijf. Een volgepropt magazijn met opslag tussen de stellingen vormt een hoog risico; brandgevaarlijke stoffen, zoals verf, lijm en oplosmiddelen opbergen in een brandvrije ruimte; brandgevaarlijke werkzaamheden uitvoeren in een beschermde ruimte en in de nabijheid van voldoende blusmiddelen; pallets zo mogelijk niet opslaan tegen gebouwen.
Pallets kunnen zeer brandgevaarlijk zijn; zeker als ze zo liggen opgestapeld in de buurt van een bedrijfspand Ook om inbraak te voorkomen, kunnen binnen een bedrijf afspraken worden gemaakt die organisatorisch van aard zijn. Voorbeelden hiervan: een goede toegangs- en uitgangscontrole; controleren van afsluitingen voordat het huis of bedrijf verlaten wordt; goed sleutelbeheer; niet iedereen hoeft altijd toegang te hebben tot dezelfde ruimten; buiten– en binnenverlichting aan; geen geld achterlaten, maar afstorten bij een bank; waardevolle documenten beveiligen door ze te bewaren in een inbraakwerende kluis; kasladen open laten staan, zodat een inbreker kan zien dat er niets in zit.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
5
Syllabus Permanente Educatie
2.2 Bouwkundige preventiemaatregelen
Wft Schade
Bouwkundige maatregelen
Bouwkundige preventiemaatregelen hebben te maken met de wijze waarop een gebouw is gebouwd en welke voorzieningen tijdens de bouw of verbouw zijn aangebracht om brand en/of inbraak te voorkomen. Voorbeeld van bouwkundige maatregelen, met als doel brand te voorkomen of de gevolgen te beperken, zijn: het gebruik van brandvrij of brandvertragend materiaal; het plaatsen van een spuitcabine; brandmuren; compartimenteren. Bouwkundige maatregelen ter voorkoming of beperking van inbraak zijn bijvoorbeeld: het toepassen van deugdelijk hang- en sluitwerk voorzien van een keurmerk en aanvullende afsluitingen, zoals hulpvergrendelingen, dievenklauwen, dievenpinnen en ééntoerschroeven; het plaatsen van slagvast glas; het plaatsen van rolluiken of -deuren; het plaatsen van een hekwerk rondom een bedrijventerrein.
Dievenklauw; eenvoudig aan te brengen en zeer effectief in relatie tot de gemaakte kosten
2.3 Technische maatregelen
Technische en elektronische maatregelen
Technische maatregelen worden getroffen als aanvulling op de organisatorische en bouwkundige maatregelen. Het is vaak niet mogelijk een inbraak met technische of elektronische maatregelen te voorkomen. Ze dienen veel vaker om een brand of inbraak te signaleren, zodat andere maatregelen kunnen worden getroffen. Voorbeelden van technische maatregelen: het aanleggen van een sprinklerinstallatie; het plaatsen van brandhaspels, het plaatsen van handblusmiddelen, zoals poederblussers; een brandmeldinstallatie. Een brandmeldinstallatie wordt vaak gecombineerd met een inbraakdetectiesysteem.
Bouwkundige ingrepen
Zoals je ziet, kunnen technische maatregelen maar zelden worden toegepast zonder bouwkundige ingrepen. Je kunt hierbij denken aan het aanleggen van een sprinklerinstallatie. Technische maatregelen, gericht op inbraakpreventie, zijn vooral bedoeld om de aanwezigheid van een dief te detecteren. Er kan dan een melding plaatsvinden aan een alarmcentrale (stil alarm). Eenvoudige systemen geven bij een detectie geluids- en/of lichtsignalen (luid alarm).
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
6
Syllabus Permanente Educatie
2.4 Inbraakgevoeligheid
Wft Schade
Inbraakgevoeligheid
De inbraakgevoeligheid van een pand wordt vooral bepaald door de inhoud van het pand. Bij een particulier woonhuis neemt de kans op inbraak toe naarmate er meer kostbare zaken binnen zijn. Een verzekeraar zou de inbraakgevoeligheid bijvoorbeeld uit kunnen drukken in risicopunten. Aan die risicopunten kunnen preventiemaatregelen zijn gekoppeld die moeten worden genomen om een verzekering te kunnen sluiten. Daarbij zijn de volgende factoren van belang: de waarde van de inboedel exclusief de attractieve zaken; de waarde van de attractieve zaken.
Attractieve zaken
Waarde inboedel exclusief attractieve zaken
Risicopunten
< € 68.000,€ 68.000,- tot € 90.000,€ 90.000,- tot € 226.890,> € 226.890,-
5 10 15 30
Naast de waarde van de inboedel speelt uiteraard ook de waarde van de attractieve zaken een belangrijke rol. Ook hieraan kunnen risicopunten worden toegekend. Attractieve zaken zijn gemakkelijk te vervoeren en te verhandelen zaken, zoals audiovisuele apparaten, computers, lijfsieraden, makkelijk te vervoeren kunstvoorwerpen, etc.
Waarde attractieve zaken
Risicopunten
< € 11.000,2 € 11.000,- tot € 18.000,5 € 18.000,- tot € 27.000,10 € 27.000,- tot € 36.000,15 € 36.000,- tot € 45.000,20 > € 45.000,25 Bij meer dan € 11.345,- aan attractieve zaken wordt u aangeraden uw verzekeraar om advies te vragen over vloerkluizen of inbraakwerende kasten.
Risicopunten’ Risicoklassen Beveiligingsmaatregelen
Wanneer geld, lijfsieraden, verzamelingen en andere zaken zijn opgeborgen in een inbraakwerende kast of kluis die aan bepaalde eisen voldoet hoeven ze bij de bepaling van de punten niet te worden meegeteld. Aan de hand van het aantal risicopunten wordt er ingedeeld in vier risicoklassen. Bij elke risicoklasse hoort een beveiligingsklasse. Bij elke klasse hoort weer een aantal beveiligingsmaatregelen. De maatregelen zijn ingedeeld in: bouwkundige maatregelen (B); elektronische maatregelen (E); of compartimentering (C).
Compartimentering
Deze laatste klasse houdt in dat er gebruik moet worden gemaakt van inbraakwerende kasten of kluizen of worden bouwkundige afzonderlijke compartimenten toegepast.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
7
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
De beveiligingsmaatregelen zijn weer ingedeeld in drie niveaus: − standaard niveau (s); − normaal niveau (n); of − zwaar niveau (z). Bij risicoklasse en niveau hoort een pakket beveiligingsmaatregelen.
2.5
Risicoklassenindeling
Risicopunten
Risicoklasse
7-14 15-24 25-29 30 en meer
1 2 3 4
Risicoklasse
Beveiligingsmaatregelen
1 2 3 4
Bs Bn of Bs +Es Bn + En Bz + En of Bn + Ez
Verbeterde Risicoklassen-indeling voor bedrijven (2009)
Voor het ‘meten’ van het inbraakrisico en het bepalen en vastleggen daarbij van de meest geschikte diefstalpreventieve maatregelen, heeft het Verbond van Verzekeraars samen met het Verbond van Beveiligings Organisaties (VvBO) de verbeterde risicoklassen-indeling (VRKI) ontwikkeld. De inbraakgevoeligheid van bedrijven wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van goederen die voor inbrekers (zeer) attractief zijn. De beste aanpak van de diefstalpreventie is om ervoor te zorgen dat de meest attractieve goederen worden ondergebracht in een deugdelijk afgesloten inbraakwerend compartiment óf worden voorzien van ‘meeneembeperkende maatregelen’, dit in combinatie met rond om deze voorzieningen een sabotagevrije elektronische detectie en een afgestemde alarmopvolging. 2.5.1
Structuur van het gebouw (externe schil)
Voor de zwaardere inbraakrisico's vormt de bouwkundige ‘buitenschil’ een belangrijke hindernis voor de inbreker die hij moet doorbreken om bij de buit te komen. Met de ‘buitenschil’ bedoelen we niet alleen ramen en deuren, maar ook platte daken, verlichtingsof verluchtingskoepels, tot de bouwkundige afscheiding met andere gebouwen of delen van het gebouw, dus ook de afbakening van de winkel met de bijhorende magazijnruimten, de winkelpui, scheidingswanden en zelfs de vloeren. De inbraakwerendheid van de ‘buitenschil’ moet in overeenstemming zijn met het vastgestelde risiconiveau. Daarom moeten alle ramen en deuren, voor zover deze voor inbrekers bereikbaar zijn, voorzien worden van inbraakvertragend hang- en sluitwerk. Dit volstaat nog niet, omdat de inbreker ook vaak gebruik maakt van andere zwakke punten in de ‘buitenschil’, zoals een te licht geconstrueerde deur of een lichtkoepel in het dak, het uitstalraam of zelfs een kelderraam, of door zich toegang te verschaffen door een gat te knippen in de geprofileerde stalen beplating van het dak of de gevel. In de hogere risicocategorieën moet zeker aandacht geschonken worden aan de inbraakwerendheid van gevels en daken.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
8
Syllabus Permanente Educatie
2.5.2
Wft Schade
Inbraakwerend compartiment
Men moet niet steeds het hele gebouw ‘overbeveiligen’. Door het analyseren van de risico’s kan men bepalen in welke ruimtes zich voorwerpen bevinden die beslist niet mogen ontvreemd of vernield worden. Dat kan zijn omdat het om dure zaken gaat (voorraden), ofwel omdat het om dingen gaat die onontbeerlijk zijn voor het goed functioneren van het bedrijf (apparatuur). Door de meest aantrekkelijke artikelen onder te brengen in een inbraakwerend compartiment, ontstaat een tweede barrière voor de inbreker. Een inbraakwerend compartiment is een versterkte ruimte of kast in het bedrijf, die inbrekers veel tijd doen verliezen. In combinatie met een alarmsysteem (elektronische inbraakdetectie) wordt met een compartiment in veel gevallen een optimale beveiliging gerealiseerd. Het voordeel van een inbraakwerend compartiment is ook dat de buitenkant van het gebouw (‘de eerste schil’) minder uitgebreid moet beschermd worden. Een stevig compartiment is een grotere barrière voor daders, uiteraard op voorwaarde dat het voldoende inbraakwerend is. De sterkte van wanden, bodem, dak, deuren en sloten moet voldoen aan bepaalde eisen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
9
Syllabus Permanente Educatie
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
Wft Schade
10
Syllabus Permanente Educatie
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
Wft Schade
11
Syllabus Permanente Educatie
2.6
Beheerplan
Wft Schade
Het politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW)
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen werkt preventief tegen woninginbraak, overlast, vandalisme en criminaliteit op straat. Hoe? Door eisen te stellen aan het ontwerp van de woonomgeving (wijk en buurt), het wooncomplex en de individuele woning. Het keurmerk stelt ook andere eisen, gericht op voorzieningen (bijvoorbeeld verlichting en begroeiing) of een beheerplan. Door het nemen van bepaalde preventieve maatregelen kunnen bewoners ook veel zelf doen om inbraak te voorkomen. Denk aan de deuren 's nachts op slot doen, zorgvuldig met sleutels omgaan, ramen dichtdoen tijdens het slapen, afspraken met buren maken, etc. De certificeringsregeling Politiekeurmerk Veilig Wonen is een veiligheidsinstrument dat bijdraagt aan de sociale veiligheid in en rond woningen, wooncomplexen en buurten en wijken. Woningen met het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) hebben tot 90% minder kans op een geslaagde inbraak. Het keurmerk maakt onderscheid tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Bij nieuwbouw werkt het keurmerk voor de gehele woonomgeving, inclusief maatregelen aan de woning. Voor bestaande bouw richt het keurmerk zich op drie afzonderlijk te certificeren niveaus: woning, wooncomplex en woonomgeving.
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Veiligheidspartners
Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) beheert het Politiekeurmerk Veilig Wonen (hierna afgekort als: PKVW). Zij bewaakt de toepassing van het keurmerk en bevordert de kwaliteit zodat de effecten zo groot mogelijk zijn. Het CCV richt zich op instanties, instellingen en brancheorganisaties en niet op burgers of individuele ondernemers. Veiligheidpartners zoals gemeente, woningcorporatie, politie en brandweer kunnen met vragen over voorlichting over een veilige wijk, promotionele activiteiten of het beheer van het keurmerk, contact opnemen met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Er zijn twee schema's voor het Politiekeurmerk Veilig Wonen vastgesteld die op 1 juli 2008 zijn ingegaan. Voor beide schema's geldt een separate overgangstermijn die in de schema's zelf wordt aangegeven. De nieuwe regeling is toegespitst op de nieuwe organisatiestructuur waarbij de regie van de politie naar de gemeenten is verschoven. Dat heeft geleid tot de volgende wijzigingen: Beheer en uitvoering van de schema's is ontvlochten, het CCV doet het beheer, marktpartijen (m.n. Certificatie en Inspectie Instellingen) de uitvoering. Bij grote hoeveelheden woningen in nieuwbouw en bestaande bouw wordt door middel van inspectie geconstateerd of aan de eisen is voldaan. Omgeving- en woningeisen worden hierbij beide recht gedaan waardoor een integraal beeld ontstaat. Bij individuele woningen in de bestaande bouw wordt het product woningbeveiliging gecertificeerd. Bedrijven kunnen zich hiervoor zoals voorheen laten erkennen door Certificatie Instellingen. Er wordt meer dan in de oude regeling gekeken naar de uitvoering van het werk door middel van een verder uitgewerkte steekproeftabel. De eisen in de handboeken zijn meer op prestatieniveau gebracht in plaats van de voorschrijvende wijze waarop ze eerst weergegeven waren. De nieuwe regeling is voorbereid door een werkteam met deskundigheid uit de hoek van politie, woningcorporaties en de hang- en sluitwerkindustrie. Het werkteam heeft zich laten bijstaan door vertegenwoordigers van Certificatie en Inspectie Instellingen.
Certificatieschema Inspectieschema
De regeling Politiekeurmerk Veilig Wonen heeft een nieuwe structuur gekregen. Een de meest opvallende wijzigingen zijn twee nieuwe schema’s: het certificatieschema en het inspectieschema.
2.7
Certificatieschema
Dit schema is gericht op de certificatie van de individuele woning in de bestaande bouw. De directe verantwoordelijkheid voor certificatie van woningen ligt bij de certificatie-instellingen, die daarvoor nauw samenwerken met de circa 500 PKVW-erkende beveiligingsbedrijven.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
12
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Ten opzichte van de huidige methodiek verandert in dit schema eigenlijk het minst. Het meest opvallende is dat er een steekproeftabel wordt gehanteerd, waarbij er in het kader van kwaliteitsbeheer wat strenger wordt gecontroleerd dan tot nu toe in de praktijk het geval was. De doelstelling is dat dit schema ook onder de vlag van de Raad van Accreditatie (RvA) gaat draaien. Dit houdt in dat vanuit de RvA er kwaliteitscontroles plaatsvinden op het functioneren van de certificatie-instellingen.
2.8
Opleveringsinspectie
Inspectieschema
Dit schema is gericht op certificatie van nieuwbouw en in bepaalde gevallen ook op woningcertificatie in de nieuwbouw en bestaande wijken inclusief de drie bekende certificaten (Omgeving, Complex en Woning). Voor de woning moet hierbij gedacht worden aan een meer projectmatige benadering. Het is bij deze vorm van certificatie de bedoeling dat een inspectie-instelling inspecteert en rapporteert en bij een positieve conclusie ook certificeert. De rol van een certificatie-instelling is in dit schema niet meer terug te vinden. Bij de Nieuwbouw is er formeel slechts één toetsmoment en dat is bij de opleveringsinspectie. De opleveringsinspectie vindt plaats op basis van een normatief document en wel het betreffende handboek PKVW 2008. Hierin staan alle eisen en aanbevelingen vermeld. Het gaat steeds meer om het eindresultaat en minder om de weg naar dat eindresultaat toe. Een aanvrager van het PKVW in de nieuwbouw kan in een later stadium het project aanmelden bij een inspectie-instelling. De aanvrager kan zich bij het ontwerp bij laten staan door een bouwplanadviseur en/of (daar waar ze nog zijn) een regionale keurmerkcommissie. Deze commissie heeft vanaf 1 juli 2008 een adviserende rol en het gebruik hiervan is dan niet meer zoals voorheen verplicht. Aan uitspraken van een regionale keurmerkcommissie kunnen geen rechten ontleend worden richting de inspectie-instelling. Om toch enige zekerheid vooraf te creëren in de fase van planvorming bestaat er de mogelijkheid het plan te laten beoordelen door de Landelijke beoordelingscommissie van het CCV. Dit geldt overigens ook voor de bestaande bouw.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
13
Syllabus Permanente Educatie
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
Wft Schade
14
Syllabus Permanente Educatie
3
Wft Schade
Verkeer
Relevante actuele ontwikkelingen
No-claimbescherming als aanvullende dekking en afschaffing van noclaimbescherming Brommercertificaat is niet meer om te zetten in een brommer rijbewijs na 1-102009. Nu moet men een brommerrijbewijs halen om een brommer te mogen besturen Invoering Roy-data
Eindterm
Toetsterm
Beheersniveau
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE
2a
2a.2.3 2a.2.4
K
Nee
3a
3a.2.9 3a.2.10 3a.2.11 3a.2.12
B B K K
Nee
3b
3b.2.1 3b.2.2 5d.2.1 5d.2.2 2a.2.1 2a.2.2 2a.2.5 2a.2.6 2a.2.33 5e.2.1 5e.2.2 5e.2.3 5e.2.4
B B Ti Ti B B Ti Tp
Nee
Bedrijfsregeling 16 is per 1-7-2008 uitgebreid Segway (mag op de openbare weg) en is een verzekeringsplichtig motorrijtuig
5d
De publiekscampagne ‘Blikschade? Zoek een parkeerplaats op!’ Een auto schade hoeft niet altijd bij de politie gemeld te worden. Samen een SAF invullen is voldoende
5e
3.1
2a
K K Ti Ti
Nee Nee
Nee
No-claimbeschermer
De no-claimbeschermer is een relatief nieuw bijproduct voor de autoverzekering. Als de klant er, tegen premiebijbetaling, voor kiest, dan biedt de no-claimbeschermer als voordeel dat bijvoorbeeld een schuldschade op de WA-verzekering geen terugval in tredes op de bonus/malus- zogenaamde bonus/malusladder veroorzaakt. En zo werkt het ook bij de autocascoladder verzekering. Het nieuwe product is zelfs zinvol, als een verzekerde door een hoog aantal schadevrije jaren al “automatisch” een zekere bonusbescherming heeft. Een verzekerde is vaak nog behoorlijk gedupeerd als hij al een (flink) aantal jaren schadevrij rijdt en door een schuldschade (een deel van) de zorgvuldig opgebouwde korting op de premie van de autoverzekering of bestelautoverzekering kwijt raakt. Het duurt zonder noclaimbeschermer meestal jaren voordat men weer op het niveau is van voor de schade. Meestal gaat het om veel geld als men over de jaren heen gaat berekenen wat de verlaagde korting aan extra premie kost. Zonder no-claimbeschermer kan de autoverzekering dan al snel flink duurder worden. Als iemand een no-claimbeschermer afsluit op zijn autoverzekering, wordt bijvoorbeeld de volgende tekst op de polis geplaatst: ‘Op deze verzekering is de zogenaamde no claim garantie van toepassing. Dit betekent dat u eenmaal per verzekeringsjaar een schade, die anders gevolgen zou hebben gehad voor de premiekorting, kan claimen met behoud van de bonus/malus trede. In dat geval blijft het eerstvolgende verzekeringsjaar het kortingpercentage ongewijzigd. De schade heeft wel invloed op de vaststelling van het rekenkundig aantal schadevrije jaren’.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
15
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Voorbeeld In enig verzekeringsjaar heeft een verzekerde op een motorrijtuigverzekering bijvoorbeeld 60% korting op zijn autoverzekering. In dat jaar claimt hij een schade die voor terugval in de korting zou zorgen naar bijvoorbeeld 40%. In het volgende verzekeringsjaar behoudt deze verzekerde zijn trede op de bonus/malusladder met de bijbehorende korting van 60%. BM-ladder No-claimbeschermer
Volgens het bonus/malussysteem stijgt een verzekerde ieder jaar een trede op de BM-ladder als er in dat jaar geen schuldschade is geclaimd. Zonder no-claimbeschermer daalt de verzekerde drie tot vier treden bij een schuldschade. Met de no-claimbeschermer stabiliseert de verzekerde zijn bonus/maluspositie in het jaar dat hij een schuldschade claimt. Op de achtergrond wordt het werkelijk aantal schadevrije jaren dat de verzekerde heeft opgebouwd, wel aangepast. Dit merkt de verzekerde dus als hij van verzekeraar wisselt. De premies voor een no-claimbeschermer kunnen, afhankelijk van de gekozen autoverzekeraar, verschillen van € 3,- tot ongeveer € 6,- per maand. Ook verzekerden die al op de hoogste trede van de bonus/malusladder staan kunnen baat hebben bij de noclaimbeschermer. Zij hebben al een vorm van bonusbescherming. Bij een schade die op de bonuskorting van invloed is, vallen zij doorgaans terug naar trede 14. Dat betekent vaak dat men nog steeds de hoogste korting op de autoverzekering heeft. Maar bij een tweede schade in hetzelfde verzekeringsjaar daalt de korting wel sterk. Dan komt trede 7 of 8 in zicht. En dat heeft wel een hogere premie tot gevolg. De noclaimbeschermer voorkomt deze terugval. Wat gebeurt er wanneer men nog niet veel schadevrije jaren heeft opgebouwd en met een afgesloten bonusbeschermer in een verzekeringsjaar twee maal schade heeft? Het antwoord is, dat de verzekerde van de noclaimbeschermer slechts een keer per jaar gebruik kan maken. Een tweede schade in het betreffende jaar leidt in dat geval dus wel tot terugval van tredes (en dus vaak ook de korting) op de autoverzekering. Inmiddels hebben de meeste motorrijtuigverzekeraars de bonusbescherming weer afgeschaft. Uit de cijfers bleek dat juist dankzij de bonusbescherming verzekerden sneller schade claimden dan voorheen. Dit leidde tot een grotere schadelast bij de verzekeraars.
3.2
Bedrijfsregelingen binnen de verzekeringsbranche
Het woord bedrijfsregeling heeft verschillende betekenissen. Binnen een bedrijf heeft het woord bedrijfsregeling vaak de betekenis van een personeelsreglement. Binnen de verzekeringsbranche betekent het begrip bedrijfsregeling dat verzekeraars onderling afspraken maken en procedures met elkaar vaststellen. Zo zouden verzekeraars onderling afspraken kunnen maken over de premie en voorwaarden van bepaalde verzekeringsvormen. Dat gebeurde in het verleden ook, maar dat is sinds de invoering van de antikartelwetgeving verboden. Maar afspraken met elkaar maken over diefstal- en fraudebestrijding en het efficiënter maken van schaderegelings- en administratieprocressen e.d. mag wel en daar is iedereen bij gebaat. De verzekeraars onderling, maar ook de consument die door efficiëntere processen lagere premies betaalt en/of sneller geholpen wordt. Een bedrijfsregeling waar consumenten, verzekeringsadviseurs en motorrijtuigverzekeraars veel plezier aan beleven is een bedrijfsregeling die gaat over het centraal registreren van schadevrije jaren bij het beëindigen en aanvragen van een motorrijtuigverzekering.
3.3
Centraal registreren van schadevrije jaren; roy-data
Voor iedereen in de verzekeringsbranche die actief is in motorrijtuigverzekeringen is “roy-data” nu een begrip. Dit systeem is op 1 september 2007 in gebruik genomen. Binnen roy-data worden schadevrije jaren geregistreerd van motorrijtuig-verzekeringen die worden beëindigd (geroyeerd). Alle bij het Verbond van Verzekeraars aangesloten motorrijtuigverzekeraars voeden het systeem met informatie (de hoogte van het aantal schadevrije jaren). Daarnaast kunnen alle motorrijtuigverzekeraars het systeem raadplegen. © 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
16
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Hoe werkt het in de praktijk? De (ex)verzekerde ontvangt van de motorrijtuig verzekeraar een schriftelijke bevestiging van het royement met daarop o.a. een opgave van het aantal schadevrije jaren. Daarop staat ook een mededeling dat de schadevrije jaren centraal worden opgeslagen. Bij roy-data kan de nieuwe verzekeraar de schadevrije jaren van de aanvrager opvragen. Vóór de invoering van roy-data was het wisselen van autoverzekeraar in administratief opzicht omslachtiger. De invoering van roy-data geeft consumenten die van motorrijtuigverzekeraar wisselen meer gemak. De consument hoeft niet meer zoals voorheen de papieren royementsverklaring (met daarop de mededeling “waardepapier”) door te sturen naar de nieuwe verzekeraar. Het zoekraken van een royementsverklaring (en de bijkomende beslommeringen voor verzekerde/intermediair) behoort nu tot het verleden. Roy-data vergroot daarmee de efficiency en doorlooptijd. Doordat alle verzekeraars bij royement en schorsing, verplicht zijn de schadevrije jaren aan roy-data aan te leveren vervalt de aparte malus-regeling in het Systeem Vertrouwelijke Mededelingen. De werkwijze voor leaseverklaringen en buitenlandverklaringen blijft ongewijzigd. Het systeem heeft betrekking op auto's, bestelauto's, kampeerauto's, motoren en bromfietsen. De bedrijfsregeling waar de procedure en het gebruik van roy-data in beschreven en geregeld wordt is bedrijfsregeling nummer 11. Deze regeling heeft ook de bedoeling om een gelijke situatie tussen de motorrijtuigverzekeraars te creëren, zodat de consument bij iedere maatschappij dezelfde inschaling krijgt. De eenduidigheid ten aanzien van bm-ladders en dergelijke is in de loop van de tijd verdwenen, aangezien verzekeraars commerciële treden in diverse vormen hebben ontwikkeld. In de nieuwe regeling is het uitgangspunt om tot een voor maatschappijen goed hanteerbaar begrip van ‘schadevrije jaren’ te komen waarmee een goede inschatting van het verzekeringsrisico van de aspirant verzekerde kan worden gemaakt. Hierna een voorbeeld van de tekst over roy-data zoals die op een royementaanhangsel van een motorrijtuigverzekering staat zoals dat wordt afgegeven door een gevolmachtigde. Merk: ………………………………… Kenteken: ……………………………. Hierbij wordt aangetekend dat deze verzekering is/wordt beëindigd per......................... Vanaf laatstgenoemde datum kunnen aan deze verzekering geen rechten meer worden ontleend. Uw opgebouwde schadevrije jaren bedragen ... per .................... zijnde de eerstvolgende hoofdpremievervaldatum. Deze opgave van schadejaren heeft ......................(gevolmachtigde) namens: ................................................(volmachtverzekerar) vastgelegd in de centrale database Roy-data, die wordt beheerd door de Stichting Efficiënte Processen Schadeverzekeraars te Apeldoorn. Slechts motorrijtuigenverzekeraars hebben toegang tot dit systeem en daarmee tot uw schadevrije jaren. Schadevrije jaren zijn mede bepalend voor de hoogte van de premie voor een motorrijtuigenverzekering. Roy-data zorgt er voor dat motorrijtuigenverzekeraars efficiënter kunnen werken en dat u als cliënt geen royementsverklaring meer naar uw nieuwe verzekeraar hoeft te sturen. Voor inzage in uw registratie in Roy-data kunt u het formulier 'inzage in registratie Roy-data' downloaden op www.seps.nl/inzagerecht of bellen met het nummer 071 - 3641872 van de helpdesk Roy-data. Aan het verkrijgen van inzage zijn kosten verbonden.
3.4
Legitieme maatregelen tegen het omkatten van motorrijtuigen
Met Bedrijfsregeling 16 beoogt het Verbond om het omkatten van auto’s zoveel als mogelijk tegen te gaan. Bedrijfsregeling 16 is vanaf 1 juli 2008 niet alleen meer van toepassing op personenauto’s en motoren, maar ook op andere gekentekende voertuigen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
17
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
De bedrijfs-regeling zorgt er voor dat schadevoertuigen niet meer gebruikt kunnen worden bij omkat-praktijken en is in het leven geroepen nadat bleek dat criminelen de identiteit van totaal-verliesvoertuigen overzetten op gestolen auto’s. Het toezicht op de uitvoering wordt verzorgd door het Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (VbV). Tot 1 juli was de bedrijfsregeling vooral van toepassing op personenvoertuigen, lichte bedrijfswagens en motoren, maar vanaf 1 juli wordt het toepassingsgebied uitgebreid naar vrachtwagens, caravans, brom- en snorfietsen en aanhangwagens. Een belangrijke wijziging is dat de verschillende categorieën gekentekende voertuigen die onder de regeling vallen, voortaan expliciet worden benoemd. Daarnaast zijn de criteria of een voertuig als demontage moet worden bestempeld, per categorie bepaald en sluiten ze ook beter aan op de specifieke problematiek per categorie. De leden nemen het volgende in hun polisvoorwaarden cascoverzekering gekentekende voertuigen op: ‘Bij aanspraken op schadevergoeding door verzekerden ingeval van totaal verlies van het voertuig heeft de verzekeraar het recht de restanten van het betrokken voertuig over te doen dragen aan een door hem aan te wijzen partij. De uitkering van de schadepenningen zal in dat geval niet eerder plaatsvinden dan nadat de verzekerde de eigendom heeft overgedragen aan de verzekeraar.’
3.5 Motorrijtuigen
Verzekeringsplicht voor de Segway
Er is in de Nederlandse wet zeer veel geregeld over het bezitten en gebruiken van motorrijtuigen. Nederland is dichtbevolkt en er zijn enorm veel auto’s, vrachtauto’s, brommers, etc. Helaas zijn er ook jaarlijks veel doden en gewonden te betreuren in het verkeer. De wettelijke regels over motorrijtuigen zijn dan ook voornamelijk ingesteld om andere verkeersdeelnemers te beschermen tegen de financiële gevolgen van schade die wordt berokkend door of met motorrijtuigen. Er zijn twee wettelijke regelingen die voor de verzekeringsbranche het meest belangrijk zijn: de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM); artikel 185 van de wegenverkeerswet (WVW).
WAM
Waarborgfonds Motorverkeer
De WAM regelt allerlei financiële waarborgen voor iedereen die schade kan lijden door toedoen van een motorrijtuig. Wat bijna iedere Nederlander weet van de WAM is de wettelijke plicht om je motorrijtuig te verzekeren. Maar er zijn meer financiële waarborgen geregeld in de WAM. Waarborgen om diegenen die schade lijden door toedoen van motorrijtuigen – hierna te noemen benadeelden – financieel extra te beschermen. Een van die waarborgen is het Waarborgfonds Motorverkeer. Benadeelden van motorrijtuigen (bijvoorbeeld een slachtoffer van een verkeersongeval, waarbij de auto is doorgereden) kunnen, onder bepaalde voorwaarden, een beroep doen op het fonds voor de vergoeding van hun schade. Artikel 185 van de Wegenverkeerswet (WVW) regelt risicoaansprakelijkheid voor de eigenaar/houder van een motorrijtuig. Inmiddels is bij het grote publiek ook enige bekendheid ontstaan met de uitwerking van artikel 185 in de praktijk. Zowel de WAM als de WVW hebben beide een eigen definitie van wat een motorrijtuig is. De omschrijvingen zijn nagenoeg aan elkaar gelijk. Het komt in niet-juridische bewoordingen op het volgende neer.
3.6
Omschrijving motorrijtuig Een motorrijtuig is een voertuig op twee of meer wielen dat door een eigen mechanische krachtbron (motor) kan worden voortbewogen. Geen motorrijtuigen zijn voertuigen die langs spoorstaven worden voortbewogen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
18
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Voorbeelden van motorrijtuigen zijn personenauto’s, vorkheftrucks, vrachtauto’s, bromfietsen, bussen, motoren, scooters, elektrisch voortbewogen invalidenwagentjes en Spartamets. Een Spartamet is een fiets met hulpmotor. Geen motorrijtuigen zijn bakfietsen (tenzij er een motor op zit), fietsen, steps, treinen of trams.
Verzekeringsplicht
Het onderscheid wel of geen motorrijtuig is in diverse situaties van belang. Zo geldt er voor niet-motorrijtuigen geen verzekeringsplicht en voor motorrijtuigen wel. Het is zelfs een misdrijf als men onverzekerd met een motorrijtuig deelneemt aan het verkeer. Ook voor werken met een heftruck op een bedrijfsterrein, geldt een verzekeringsplicht. De Segway is ook een motorrijtuig. Wat is een Segway? Een Segway is een elektrisch aangedreven voertuigje met twee parallel geplaatste wielen. De Segway mag vanaf 1 juli 2008 voor algemeen gebruik de openbare weg op. Bestuurders van de Segway moeten minstens 16 jaar oud zijn en hoeven geen helm te dragen of rijbewijs te hebben. Reflectoren zijn wel verplicht. Bovendien geldt er voor de Segway verzekeringsplicht omdat het een motorrijtuig is. Bij gebruik in de avonduren moet de tweewieler beschikken over verlichting. Bestuurders van de Segway moeten zich in het verkeer hetzelfde gedragen als bestuurders van snorfietsen. Dit betekent onder andere dat mobiel bellen en naast elkaar rijden niet zijn toegestaan. De maximum snelheid is 25 km/u.
De Segway is een motorrijtuig waarvoor verzekeringsplicht geldt.
3.7
Verbond wil kentekenplaten op de Segway
Het Verbond van Verzekeraars heeft er bij de Tweede Kamer op aangedrongen dat er een kentekenplicht komt voor Segways, onder meer om onnodige administratieve lasten voor de aangesloten verzekeraars te voorkomen. "Omdat in Nederland de gehele infrastructuur van mobiliteit geënt is op kentekenregistratie van motorrijtuigen, pleiten wij ervoor dat hierbij een consequente lijn wordt gevolgd ten aanzien van de Segway en overige soortgelijke voertuigen, die in de toekomst op de markt komen. Wij vragen u om hiermee bij de verdere behandeling van dit onderwerp rekening te houden", zo luidt het in een brief aan de vaste Kamercommissies voor Verkeer & Waterstaat en Justitie. Aanvankelijk leek de overheid te kiezen voor reguliere kentekening van de Segway, die sinds 1 juli 2008 legaal de weg op mag in ons land. Volgens het Verbond ziet het er nu echter toch naar uit dat de ministers op hun eerdere schreden zullen terugkeren en mogelijk voor 'ontkentekening' gaan kiezen. Tegenstanders van de kentekening vrezen namelijk voor hogere kosten voor de Segwaybezitters. Update! Alle argumenten van het Verbond van Verzekeraars ten spijt, wil verkeersminister Camiel Eurlings toch geen kentekenplicht voor Segways. In plaats daarvan zal het (bromfiets)verzekeringsplaatje zijn intrede doen op de elektrische tweewieler. In een brief aan de Tweede Kamer stelt Eurlings dat "de kosten en moeite die gepaard gaan met het verkrijgen van een kenteken" hem hebben doen besluiten de kentekenplicht voor de Segway te beëindigen. Daarmee geeft hij uitvoering aan twee door de Kamer in maart aangenomen moties.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
19
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Voor eigenaren van Segways die reeds een kenteken hebben aangevraagd, geldt dat zij dit moeten blijven voeren totdat het wetsvoorstel in werking treedt. Dan worden de verzekeringspolissen vernieuwd en krijgen zij ook een verzekeringsplaatje. Zij kunnen de kosten die ze hebben gemaakt voor de goedkeuring en kentekening van hun Segway vergoed krijgen, zodra het kentekenbewijs en het kenteken zijn ingeleverd bij de RDW.
3.8
Publiekscampagne blikschade
Auto's die bij ongevallen op snelwegen betrokken raken, moeten zo snel mogelijk van de rijstrook af, zodat files worden verminderd of voorkomen: dat is de inzet van de campagne 'Blikschade? Zoek een parkeerplaats op!'. Veel automobilisten denken dat ze bij een ongeval -hoe klein ook- moeten wachten totdat de politie ter plaatse is. Ook denken ze dat een proces-verbaal nodig is voor de verzekering. Maar dat is een misvatting. De verzekeraar kan een zaak zeer goed afhandelen op basis van de visie van alle betrokkenen. De ingevulde schadeformulieren geven voldoende informatie om de zaak snel af te handelen. Ook zonder politierapport. De campagne, die deel uitmaakt van het FileProof-project van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, moet mensen er dan ook op wijzen dat als niemand gewond is en de auto's gewoon kunnen rijden, ze het beste kunnen doorrijden naar de eerstvolgende parkeerplaats of afrit. Daar kunnen ze de schadeformulieren invullen. Dat is veiliger dan op de vluchtstrook te blijven staan en het voorkomt of vermindert bovendien de files. In een nieuwsbrief van het Verbond van Verzekeraars staan de volgende tips: Een aanrijding kan een emotionele gebeurtenis zijn, ook al is enkel sprake van blikschade. Geef emoties niet de overhand. Gezond verstand Blijf niet midden op de snelweg stilstaan. Zoek een veilige plaats om de schadeformulieren in te vullen, bijvoorbeeld een parkeerplaats of afrit. Zo voorkom je dat een file ontstaat of dat een bestaande file onnodig langer wordt en voorkom je ergernis bij medeweggebruikers. Kom in actie Overleg kort en zakelijk en wissel gegevens uit. Vergeet het kentekennummer niet! Vul de schadeformulieren in en rij daarna voorzichtig verder. Veiligheid Is het niet mogelijk of veilig om verder te rijden? Forceer dan niets, maar bel alsnog de hulpdiensten via 112. Veiligheid gaat voor alles!
3.9 Bromfietscertificaat
Brommercertificaat is niet meer om te zetten in een brommerrijbewijs
Houders van het destijds verplichte bromfietscertificaat konden deze bij hun gemeente tot 1 oktober 2009 inruilen voor het nieuwe bromfietsrijbewijs (AM-rijbewijs). Na 1 oktober 2009 is dit niet meer mogelijk en moet voor het verkrijgen van een bromfietsrijbewijs een theorieexamen worden afgelegd. Daarnaast is al enige tijd sprake van de invoering van een praktijkexamen. Deze wordt naar verwachting op 1 maart 2010 ingevoerd. De invoering hiervan moet de veiligheid van de bromfietser en de brommobielrijder vergroten. Het praktijkexamen komt naast het al verplichte theorie-examen voor brom- en snorfietsers en bestuurders van brommobielen. De brom- en snorfietsers (tweewielig) en brommobielen (vierwielig) krijgen aparte praktijkexamens. Personen die in het bezit van een auto- of motorrijbewijs (B of A rijbewijs) hoeven geen bromfietsexamen af te leggen om de bromfiets- en mobiel te besturen. Voor het rijden met een scootmobiel (gehandicaptenvoertuig) verandert er niets in de regelgeving.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
20
Syllabus Permanente Educatie
4
Wft Schade
Inkomen en arbeidsongeschiktheid
Relevante actuele ontwikkelingen
Eindterm
Toetsterm
Beheersniveau
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE
De vrijstelling voor een adviestraject voor aan een krediet gekoppelde verzekeringen is komen te vervallen per 1-7-2008. (woonlastenverzekering is een impactvol product) Er zijn diverse verzekeringsvormen en CAOregelingen ontstaan voor de werknemer die na twee jaar ziekte niet in de WIA komt, maar minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2a
2a.5.1 2a.5.3 2a.5.5 2a.5.7
B K Ti Ti
Nee
2a
2a
B B K K Ti Ti B B K K Ti Ti
Nee
Vanuit de Pensioenwet is bepaald welke verzekeringsvormen rond arbeidsongeschiktheid als arbeidsongeschiktheidspensioen moeten worden beschouwd. Met alle verplichtingen daaromtrent als gevolg. Voor de startende ondernemer is de vangnetverzekering AOV (waarvoor acceptatieplicht geldt) verbeterd.
2a
B K K Ti B K K Ti B B K K
Nee
Voor de startende ondernemer is de aanmeldtermijn voor de vrijwillige voortzetting ZW en WIA verlengd van 4 naar 13 weken.
2a.5.1 2a.5.2 2a.5.3 2a.5.4 2a.5.7 2a.5.8 2a.5.1 2a.5.2 2a.5.3 2a.5.4 2a.5.5 2a.5.6 3a.5.20 2a.5.2 2a.5.4 2a.5.18 2a.5.20 2a.5.2 2a.5.4 2a.5.18 2a.5.20 3a.5.24 2a.5.2 2a.5.4 2a.5.18
2a
2a.5.2 2a.5.4
B K
Nee
2a
2a.5.13
Ti
Nee
2c
2c.5.5
Ti
Nee
2a
2a.4.2
B
Nee
Voor de zelfstandig onderneemster is er dekking voor zwangerschapsverlof op grond van de WAZO Meer werkgevers houden werknemers van 65 jaar en ouder in dienst. Welke regeling geldt bij ziekte en is dit ziekterisico te verzekeren? Steeds meer bedrijven kiezen voor het eigen risicodragen voor de WGA. Bij langdurige ziekte gold de regeling dat de werkgever in de 13e week een zogeheten 13e weeksmelding moest doen bij het UWV. Dit is veranderd in een 42e week melding. Ook de gevolgen bij niet-melden zijn veranderd. Uitbreiding regresrecht voor de werkgever bij ziekte en reintegratiekosten
3a 2a
3a 2a
Nee
Nee
Als iemand ziek wordt of een ongeval krijgt, kleven daar, naast de pijn en ellende, ook nog (soms zeer forse) financiële consequenties aan. Ziekte of ongeval heeft vaak inkomensderving tot gevolg. Geen arbeid, geen geld. De overheid heeft met diverse sociale verzekeringen (zoals de WIA) en voorzieningen (zoals de Bijstand) een basisoplossing in het leven geroepen voor dit probleem. © 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
21
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Werknemers worden daarbij vaak extra beschermd door bijvoorbeeld de WIA, die niet voor zelfstandigen geldt. Voor zelfstandigen en DGA’s is er weinig tot niets geregeld. Alleen de basisvoorziening van de bijstand geldt ook voor zelfstandigen en DGA’s. Naast de hiervoor beschreven basisvoorziening (bijstand) voor zelfstandigen en DGA’s kennen we de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV). De AOV heeft als doel de inkomensderving op te vangen bij arbeidsongeschiktheid. Van oudsher was de AOV een aanvulling op de WAZ. Om die reden bestond en bestaat de AOV veelal nog uit twee rubrieken. De WAZ kende namelijk een wachttijd van 52 weken. Een verzekerde had dus gedurende het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid behoefte aan een hogere uitkering dan daarna. Na één jaar ontving de verzekerde immers ook op grond van de WAZ een uitkering. De twee rubrieken zijn: Rubriek A Rubriek B Rubriek A dekt het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid. De verzekerde is volgens rubriek A arbeidsongeschikt, indien hij of zij voor tenminste 25% ongeschikt is, door medisch vast te stellen gevolgen van ongeval of ziekte om het eigen beroep uit te oefenen. De uitkering vangt aan na afloop van een wachttijd. De lengte van wachttijd (of eigenrisicotermijn) is afhankelijk van de keuze die verzekerde heeft gemaakt bij het sluiten van de verzekering. Rubriek B dekt de periode van arbeidsongeschiktheid na het eerste jaar. Rubriek B kent een ander arbeidsongeschiktheidscriterium dan rubriek A. In de zin van rubriek B is de verzekerde arbeidsongeschikt als hij voor tenminste 25% ongeschikt is, door medisch vast te stellen gevolgen van ongeval of ziekte, om werkzaamheden te verrichten die voor zijn krachten, bekwaamheden en opleiding zijn berekend en die gezien zijn vroegere werkzaamheden in redelijkheid van hem kunnen worden verlangd (passende arbeid). Ook is het mogelijk een arbeidsongeschiktheidsverzekering te sluiten die, zowel voor rubriek A als voor rubriek B, bij het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid alleen rekening houdt met het eigen beroep van de verzekerde. Er zijn verzekeraars die nog een derde arbeidsongeschiktheidscriterium hanteren, namelijk die voor gangbare arbeid. Gangbare arbeid betekent dat verzekerde ongeschikt is voor algemeen geaccepteerde arbeid. De hoogste premie moet worden betaald voor die verzekering, die het snelst zal uitkeren bij arbeidsongeschiktheid. In volgorde van hoog naar lage premie: beroepsarbeidsongeschiktheid Ö passende arbeid Ö gangbare arbeid. Elke rubriek kan afzonderlijk worden verzekerd en voor elke rubriek geldt een afzonderlijk verzekerde rente. Afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt een deel van de verzekerde rente of de gehele rente per jaar uitgekeerd. Wanneer de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld aan de hand van het arbeidsongeschiktheidscriterium, kan worden bepaald hoeveel procent van de verzekerde rente wordt uitgekeerd. In de regel vinden de uitkeringen periodiek plaats. Bijvoorbeeld eenmaal per maand. De mate van arbeidsongeschiktheid bepaalt namelijk de hoogte van de uitkering. In de polisvoorwaarden is een uitkeringstabel opgenomen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
22
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Hieronder een voorbeeld: Mate van arbeidsongeschiktheid 25 – 35% 35 – 45% 45 – 55% 55 – 65% 65 – 80% 80 – 100%
Uitkeringspercentage 30% 40% 50% 60% 75% 100%
Naast een uitkering vergoedt de verzekeraar ook kosten die gemaakt moeten worden om bijvoorbeeld de werkplek aan te passen, zodat de verzekerde weer sneller arbeidsgeschikt is. Of kosten verband houdende met arbeidsbemiddeling, herplaatsing, revalidatie, her- en/of omscholing. Overigens bestaat er alleen recht op vergoeding van deze kosten voor zover de verzekeraar hiervoor toestemming geeft en niet elders aanspraak op vergoeding bestaat. Veel verzekeraars hanteren drie verschillende vormen van tarieven: het standaardtarief; het budgettarief; en het combinatietarief. Voor welk tarief een verzekerde kiest is veelal afhankelijk van de persoonlijke financiële situatie.
4.1
Standaardtarief
Bij het standaardtarief wordt de hoogte van de premie bepaald door de leeftijd van de verzekerde bij aanvang van de verzekering. Na het sluiten van de verzekering zal de premie niet meer worden verhoogd. Naarmate de verzekerde ouder wordt neemt echter wel de kans op arbeidsongeschiktheid toe. Hier heeft de verzekeraar bij het vaststellen van de hoogte van de vaste premie rekening mee gehouden. De premie is bij aanvang van de verzekering hoger dan op grond van het risico nodig zou zijn. Met de teveel betaalde premie wordt een reserve gevormd om het tekort op te vangen voor de periode waarin de premie lager is dan op grond van het arbeidsongeschiktheidsrisico Vergrijzingsreserve nodig zou zijn. Deze reserve noemen we de vergrijzingsreserve. De startpremie van het standaardtarief is dan ook hoger dan die van het budgettarief of het combinatietarief.
4.2
Budgettarief
Dit tarief is aantrekkelijk voor startende ondernemers, die nog weinig inkomsten hebben. De premie wordt bepaald door de leeftijd bij aanvang van de verzekering. Maar bij dit tarief stijgt de premie naarmate de verzekerde ouder wordt. De hoogte van de premie wordt dus jaarlijks bepaald aan de hand van het arbeidsongeschiktheidsrisico op een bepaalde leeftijd. Er wordt vanuit gegaan dat het inkomen van de verzekerde in de loop van de tijd zal toenemen en een stijgende premie hiermee kan worden opgevangen.
4.3
Combinatietarief
Zoals de naam al aangeeft is het combinatietarief een combinatie van het budgettarief en het standaardtarief. Het budgettarief heeft namelijk als nadeel dat de premie met het stijgen van de leeftijd een sterke stijging van de premie tot gevolg heeft. Bij het combinatietarief daarentegen stijgt de premie voor rubriek B met het stijgen van de leeftijd, totdat de premie het niveau heeft bereikt van het standaardtarief. Vanaf dat moment wordt een vaste premie berekend. Veel verzekeraars kennen een vaste overstapleeftijd.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
23
Syllabus Permanente Educatie
4.4
Wft Schade
Ongevallenverzekering
De ongevallenverzekering keert een afgesproken bedrag uit als het, in de polis afgesproken, evenement zich voordoet. Ongevallenverzekeringen zijn sommenverzekeringen. Er is geen verband met werkelijk geleden, objectief vast te stellen schade. Ook de schuldvraag is niet relevant, een ongeval is een ongeval. Als dat leidt tot (algehele of gedeeltelijke) blijvende invaliditeit dan keert de ongevallenverzekering het afgesproken bedrag uit. Als een ongevallenverzekering uitkeert bij een ongeval, dan is het nuttig om te definiëren wat een ongeval precies is. Dat voorkomt problemen als er wat gebeurt. Definitie ongeval Een plotseling, van buitenaf, onafhankelijk van de wil van de verzekerde, rechtstreeks op het lichaam inwerkend geweld met lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Veel verzekeraars hebben een uitgebreide reeks van voorvallen gedefinieerd wat ook als ongeval kan worden beschouwd. Uit de polisvoorwaarden van een willekeurige verzekeraar Ongeval Naast het begrip ongeval, zoals dat in de Algemene Begripsomschrijvingen staat vermeld, verstaan wij onder ongeval ook: a. acute vergiftiging door het plotseling en ongewild binnenkrijgen van gassen, dampen en vloeibare of vaste stoffen. Vergiftiging door het binnenkrijgen van allergenen of ziektekiemen is hiervan uitgezonderd; b. plotseling en ongewild binnenkrijgen van stoffen of voorwerpen in het spijsverteringskanaal, de luchtwegen, de ogen en/of de oren, waardoor inwendig letsel ontstaat. Letsel door het binnenkrijgen van allergenen of ziektekiemen is hiervan uitgezonderd; c. besmetting of vergiftiging door een onvrijwillige val in het water of een andere vloeibare of vaste stof; d. bevriezing, verbranding, verdrinking, verstikking, zonnesteek, hitteberoerte, blikseminslag en de lichamelijke gevolgen van elektrische ontladingen en etsing door bijtende stoffen; e. verhongering, verdorsting, uitputting en zonnebrand als de verzekerde geïsoleerd raakt bij een natuurramp, instorting, invriezing, insneeuwing, noodlanding, schipbreuk of door een andere grote algemene ramp; f. plotselinge verstuiking, ontwrichting en spier- en bandweefselscheuring. De aard en de plaats van deze letsels moeten geneeskundig vast te stellen zijn; g. complicaties en verergeringen van het ongevalletsel die een direct gevolg zijn van eerstehulpverlening of van een behandeling die door een ongeval noodzakelijk is geworden. Deze behandeling moet zijn verricht door of op voorschrift van een door de bevoegde instanties erkende arts; h. wondinfectie of bloedvergiftiging die een direct gevolg is van een ongevalletsel; i. HIV-besmetting die het gevolg is van een bloedtransfusie of een injectie met een besmette naald tijdens een (be)handeling die door een arts is voorgeschreven. Deze (be)handeling moet uitgevoerd zijn door een door de bevoegde instanties erkende arts of verpleegkundige in een door de bevoegde instanties erkend ziekenhuis; j. whiplashtrauma gevolgd door het post-whiplashsyndroom, waaronder wij in ieder geval verstaan lichamelijk functionele beperkingen die het gevolg zijn van een cervikaal of lumbaal acceleratie-/deceleratieletsel van de wervelkolom; k. een ongeval dat de verzekerde overkomt tijdens handelingen die hij verricht om mensen, dieren, zaken en/of zichzelf te redden; l. een ongeval dat de verzekerde overkomt tijdens rechtmatige zelfverdediging.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
24
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Voorbeeld Leon Kruiswater is enthousiast duiker. Door zuurstofgebrek moet Leon heel snel naar boven. Door het drukverschil dat hierdoor ontstaat, krijgt hij caissonziekte. Letsel door acute vergiftiging als gevolg van het plotseling en ongewild binnenkrijgen van stoffen is weliswaar geen ongeval, maar wordt wel als zodanig beschouwd. Heeft Leon een ongevallenverzekering afgesloten met bijvoorbeeld de rubrieken A en B dan keert de verzekeraar de schade uit. De dekking is van kracht over de gehele wereld, 24 uur per dag, alle dagen van het jaar.
4.5
Rubrieken
Gekozen kan worden uit verschillende te verzekeren rubrieken al dan niet in combinatie met elkaar. Het uitsluitend verzekeren van het invaliditeitsrisico (rubriek B) is meestal niet mogelijk. Per rubriek wordt een bedrag verzekerd, dat wordt uitgekeerd als het evenement zich voordoet; het gaat daarbij om een bedrag ineens bij overlijden en bij invaliditeit en om een periodieke uitkering van maximaal twee jaar bij arbeids-ongeschiktheid. Bij gedeeltelijke invaliditeit en/of arbeidsongeschiktheid volgt een prorata-uitkering. Doorgaans kan ook nog tot een beperkt maximum medische kosten of tandartskosten als gevolg van een ongeval worden meeverzekerd. De meest voorkomende rubrieken in de ongevallenverzekering zijn: overlijden; blijvende invaliditeit; tijdelijke arbeidsongeschiktheid; geneeskundige kosten. 4.5.1
Rubriek A
Op rubriek A is verzekerd een kapitaaluitkering bij overlijden tengevolge van een ongeval. In de praktijk bieden verzekeraars bedragen aan tot ongeveer € 10.000,-. Mocht er al een uitkering gedaan zijn in verband met blijvende invaliditeit dan wordt de overlijdensuitkering met dat bedrag gekort. Als de uitkering voor blijvende invaliditeit hoger is dan de overlijdensuitkering, dan wordt het meerdere niet teruggevorderd. De premie voor rubriek A is niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. De uitkering is niet belast. Wel zijn mogelijk successierechten verschuldigd. 4.5.2
Rubriek B
Rubriek B geeft een uitkering bij gehele of gedeeltelijke blijvende invaliditeit. Het verzekerd bedrag is een vast bedrag en vaak een veelvoud van het verzekerde kapitaal onder rubriek A. Bij gedeeltelijke invaliditeit wordt in een percentage uitgekeerd. Voor verlies of functieverlies van ledematen of zintuigen is een tabel opgenomen, waarin de mate van invaliditeit is vastgesteld. Deze tabel wordt de Gliedertaxe genoemd.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
25
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Voorbeeld: deel Gliedertaxe van een willekeurige verzekeraar In de gevallen die hierna staan vermeld, keren wij het daarachter vermelde percentage van het verzekerde bedrag uit: − verlies van het gehele gezichtsvermogen van beide ogen 100%; − verlies van het gehele gezichtsvermogen van 1 oog 30%. Als wij op grond van deze verzekering al een uitkering voor verlies van het gehele gezichtsvermogen van het andere oog hebben gedaan 70%; − verlies van het gehele gehoorvermogen van beide oren 60%; − verlies van het gehele gehoorvermogen van 1 oor 25%. Als wij op grond van deze verzekering al een uitkering voor verlies van het gehele gehoorvermogen van het andere oor hebben gedaan 35%; − verlies van het gehele spraakvermogen 50%; − verlies van een long 25%; − verlies van de milt 5%; en bij algeheel verlies of het verlies van het gebruiksvermogen van: − een arm tot in het schoudergewricht 75%; − een arm in of boven het ellebooggewricht 70%; − een hand of een arm beneden het ellebooggewricht 65%; − een duim 25%; − een wijsvinger 15%; − een middelvinger 12%. De vaststelling van de mate van invaliditeit is van groot belang bij de keuze voor een verzekeraar. Een goede polis kent een maximale termijn voor de vaststelling van de schade. Sommige verzekeringsmaatschappijen hebben helaas geen termijn gesteld en dat zou kunnen betekenen dat je klant bij een ongeval vele jaren moet wachten voordat de verzekeraar tot een uitkering zou overgaan. Uit de polisvoorwaarden van een willekeurige (goede) verzekeraar Het bedrag van de uitkering voor blijvende invaliditeit stellen wij vast, zodra met betrekking tot het letsel dat de verzekerde heeft opgelopen een eindtoestand is bereikt. De mate van invaliditeit wordt uiterlijk 24 maanden na de melding van het ongeval vastgesteld. Als de verzekerde daar de voorkeur aan geeft stellen wij de vaststelling uit. Als tot een dergelijk uitstel wordt besloten, kunnen wij één of meer voorschotten op het vermoedelijk uit te keren bedrag verlenen. De premie voor rubriek B is, als het gaat om een kapitaalsuitkering ineens, niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. De uitkering is dan ook niet belast. Er bestaan ongevallenverzekeringen waarbij rubriek B een periodieke uitkering kent. In dat geval is de premie wel fiscaal aftrekbaar, maar is de uitkering ook belast. Voorbeeld Sjoerd, een fervent amateur deltavlieger, heeft een probleem tijdens zijn landing. Door een windvlaag raakt hij uit de koers en hoewel hij uit alle macht probeert op de juiste plek te landen, raakt hij een kerktoren en komt spinnend en rollend op de grond terecht. Sjoerd breekt hierbij zijn hand en heeft blijvend ernstig rugletsel. Sjoerd heeft een ongevallenverzekering met voor rubriek A een verzekerd bedrag van € 25.000,- en voor rubriek B € 125.000,-. Er is sprake van een ongeval in de zin van de voorwaarden van de ongevallen-verzekering (er is geen uitsluiting van toepassing). De verzekeraar zal de mate van invaliditeit kunnen vaststellen op basis van een medische rapportage omdat rugletsel niet met name genoemd wordt in de Gliedertaxe.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
26
Syllabus Permanente Educatie
4.5.3
Wft Schade
Rubriek C
Rubriek C keert, gedurende een bepaalde periode een bedrag per dag of week uit bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval. De uitkeringen op rubriek C zijn periodieke uitkeringen. De premie is dus aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. De uitkering is belast. 4.5.4
Rubriek D
Rubriek D vergoedt de medische kosten gemaakt ten gevolge van een ongeval. Er staat een maximum bedrag voor. Als deze kosten ook op een andere polis, bijvoorbeeld de basiszorgverzekering zijn gedekt, dan worden deze kosten niet op de ongevallenverzekering uitgekeerd. Rubriek D is dus een subsidiaire dekking.
De premie voor rubriek D kon tot 31 december 2008 worden aangemerkt als buitengewone lasten in verband met ziekte. De premie was hierdoor, rekening houdend met een drempel, fiscaal aftrekbaar. Per 1 januari 2009 heeft een wijziging in de wet IB 2001 plaatsgevonden. Conform art 6.18 lid 1 sub b is de premie niet meer aftrekbaar. De rubrieken A, B en C zijn sommenverzekeringen. Rubriek D is een zuivere schadeverzekering. De verzekeraar kan dus de door hem betaalde schade verhalen op een eventueel aansprakelijke derde. De rubrieken A en B worden in de praktijk het meest gesloten. Zo langzamerhand zie je in verband met de beperkingen in de zorgverzekering dat er ook tandheelkundige kosten worden opgenomen in verband met een ongeval. Die wordt dan verzekerd op rubriek E.
4.6
Woonlastverzekering impactvol product
De vrijstelling voor een adviestraject voor aan een krediet gekoppelde verzekeringen is komen te vervallen per 1-7-2008 (woonlastenverzekering is een impactvol product). Bij complexe en impactvolle producten dient altijd, in de adviesfase, vooraf een klantenprofiel ingevuld te worden. De gebieden waarop de adviseur moet doorvragen zijn in de wet genoemd en betreffen: de kennis en ervaring van de cliënt met het betreffende financiële product; de financiële situatie van de cliënt; de doelstelling welke de cliënt met de eventuele aanschaf van het financiële product heeft; de risicobereidheid van de cliënt met betrekking tot het eventueel aan te schaffen product.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
27
Syllabus Permanente Educatie
4.7
Wft Schade
Ingewonnen informatie moet uit het klantdossier blijken
De wet eist voorts dat de financieel dienstverlener aannemelijk moet kunnen maken dat hij deze informatie ook daadwerkelijk heeft ingewonnen voordat hij zijn advies heeft gegeven. Concreet betekent dit dat in het klantdossier de informatie aanwezig moet zijn waaruit blijkt dat de adviseur bovenstaande zaken bij de cliënt heeft geïnventariseerd. De aldus gevonden informatie moet reproduceerbaar zijn. Het is dus onvoldoende dat de informatie uitsluitend in het hoofd van de adviseur zit. Hoewel dit enigszins voor de hand lijkt te liggen, bepaalt de wet verder dat het advies van de adviseur moet zijn gebaseerd op de ingewonnen informatie. Dit betekent dat wanneer de informatie niet of niet volledig is ingewonnen, het advies hierop ook niet kan zijn gebaseerd. En er in dat geval per definitie sprake is van een ondeugdelijk advies.
4.8
Verzekeringsoplossingen bij arbeidsongeschiktheid
Door de terugtredende overheid zijn de inkomensvoorzieningen in de eerste pijler steeds verder geslonken. Dat is bijvoorbeeld gebeurd bij de ANW (ANW-hiaat), maar ook bij de WAO/WIA (WAO/WIA-gat). Werknemers kunnen in geval van arbeidsongeschiktheid te maken krijgen met (forse) inkomensderving. Ook werkgevers kunnen geconfronteerd worden met hoge kosten in verband met arbeidsongeschiktheid van zieke werknemers. Bijvoorbeeld Loondoorbetalings- de loondoorbetalingsplicht als vervanger van de Ziektewet. Gevolg is dat er een toenemende plicht behoefte is aan adequaat advies voor collectieve en individuele voorzieningen of verzekeringen (tweede, respectievelijk derde pijler). Inkomensvoorzieningen
Werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn krijgen geen uitkering meer. Zij moeten er samen met de werkgever alles aan doen om te blijven werken. Soms betekent dit dat de werknemer minder uren gaat draaien of een lagere functie gaat uitoefenen. Een lager salaris is meestal het gevolg. Een WIA-bodemverzekering (ook WIA-compensatieverzekering genoemd) geeft een uitkering aan de werkgever voor het in dienst houden van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn. Deze werknemers blijven in principe en voor zover mogelijk in dienst van de werkgever, alleen dit zal gepaard kunnen gaan met extra kosten. Denk aan een aangepaste werkplek, re-integratieactiviteiten, etc. In bijzondere gevallen zal de uitkering ook gebruikt kunnen worden om de periode van ontslagaanvraag en verlening te overbruggen. De uitkering bedraagt, afhankelijk van de verzekeringsmaatschappij, 20% of 25% van het verzekerde loon van de medewerker. Dit wordt maximaal één of twee jaar uitgekeerd, per maand achteraf. Meestal kan deze verzekering alleen gesloten worden in combinatie met een ziekteverzuimverzekering, die dan bij dezelfde maatschappij gesloten is. Als de werknemer deze verzekering individueel wil sluiten kan die vaak alleen in combinatie met een WGA-aanvullingsverzekering worden gesloten. De premie wordt uitgedrukt in een percentage van het verzekerde loon. De premie die de werkgever betaalt voor collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekeringen is fiscaal aftrekbaar als ‘bedrijfslast’. Wanneer de werknemer meebetaalt aan deze premie, dan kan de werkgever de bijdrage van de werknemer bruto in mindering brengen op het loon van de werknemer. Hierdoor is over de premie geen belasting verschuldigd. De WIA-bodemverzekering is er ook in de vorm van een langdurende uitkeringsvariant en kent daarom ook een uitkeringsduur langer dan 1 jaar. Met deze collectieve verzekeringsoplossing kan de werkgever invulling geven aan een toezegging, bijvoorbeeld uit een CAO. In deze CAO kan staan dat voor werknemers die tussen de 15% en 35% arbeidsongeschikt zijn, een lager salaris als gevolg van minder arbeidsmogelijkheden gedurende zekere tijd gecompenseerd moet worden, al dan niet langzaam afbouwend. De WIA-bodemverzekering met langdurige uitkering, dekt dit risico.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
28
Syllabus Permanente Educatie
4.9
Wft Schade
Arbeidsongeschiktheidspensioen en de pensioenwet
Bij pensioen wordt doorgaans vooral gedacht aan ouderdomspensioen en aan pensioenregelingen. Maar ook bij sommige inkomensverzekeringen is er sprake van pensioen, namelijk arbeidsongeschiktheidspensioen. Wanneer er sprake is van een arbeidsongeschiktheidsverzekering waarbij de hoogte van de uitkering alleen afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid, dan is er sprake van pensioen in de wettelijke zin van het woord.
Pensioentoezegging / -overeenkomst
Sinds de invoering van de Pensioenwet (PW) als opvolger van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) per 1 januari 2007 is het begrip “pensioentoezegging” vervangen door het begrip “pensioenovereenkomst”. Met het woord “overeenkomst” komt het tweezijdige karakter beter tot uitdrukking. De pensioenovereenkomst is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer waarin arbeidsvoorwaardelijke pensioenafspraken tussen de werkgever en de werknemer worden vastgelegd. Een werkgever is echter niet verplicht zijn werknemers een arbeidsongeschiktheidspensioen toe te zeggen. Maar als de werkgever dat wel doet dan geldt een aantal wettelijke regelingen. Er zijn bijvoorbeeld voorschriften met betrekking tot de duur van de uitkering, gelijke behandeling, de regeling bij ontslag of wijziging van de pensioentoezegging. Binnen één maand na indiensttreding van de werknemer moet een werkgever op grond van de Pensioenwet een werknemer schriftelijk informeren of hij de werknemer een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet. Als een werkgever de werknemer een aanbod doet, moet hij tevens vermelden binnen welke termijn het aanbod wordt gedaan en wie de pensioenuitvoerder is. De werkgever is verder verplicht om ervoor te zorgen dat de pensioenuitvoerder, binnen drie maanden nadat de werknemer daadwerkelijk pensioen is gaan opbouwen, een zogenaamde “startbrief” aan de werknemer verstrekt. Aangezien de informatie helder en begrijpelijk moet zijn verwoord kan de pensioenuitvoerder niet volstaan met alleen het toezenden van een pensioenreglement. Deze startbrief is ook vereist als er een pensioenovereenkomst voor een arbeidsongeschiktheidspensioen is gesloten. Een andere verplichting is volgens de PW dat de pensioenovereenkomst via een uitvoeringsovereenkomst extern wordt ondergebracht bij een pensioenuitvoerder. Een werkgever heeft daarbij de keuze om de pensioenregeling uit te laten voeren door één van de volgende soorten pensioenuitvoerders: een bedrijfstakpensioenfonds; een ondernemingspensioenfonds; een (pensioen)verzekeraar. Die keuze is niet altijd vrij. Voor ondernemingen binnen bepaalde bedrijfstakken geldt dat zij zich verplicht moeten aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds. De Pensioenwet legt een pensioenuitvoerder verschillende verplichtingen op. Zo moet een pensioenuitvoerder een pensioenreglement vaststellen, informatie verstrekken aan deelnemers en andere belanghebbenden en veelal meewerken aan waardeoverdracht. De Pensioenwet stelt een groot aantal eisen aan de financiële opzet van ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen. Financiële eisen voor verzekeraars zijn veelal opgenomen in de Wet op het financieel toezicht. Een arbeidsongeschiktheidspensioen is vooral bedoeld als aanvulling op de WIA loonaanvulling en vervolguitkering en mag in de vorm van een WGA-hiaatverzekering als arbeidsongeschiktheidspensioen worden aangeboden. Belangrijke voorwaarde is dat deze uitsluitend betrekking heeft op het arbeidsongeschiktheidspensioen, verbonden aan een arbeidsverhouding en tot een geldelijke uitkering leidt.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
29
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
De hoogte van de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen moet gekoppeld zijn aan de mate van arbeidsongeschiktheid.
4.10
65 jaar, maar nog niet uitgewerkt!
Het huidige kabinet wil het in dienst nemen of behouden van personeel ouder dan 65 jaar stimuleren. Daartoe wil zij wettelijke belemmeringen wegnemen. Dan gaat het vooral over CAO’s en pensioenregelingen die betaald werken na het 65ste jaar belemmeren. Ook wil zij maatregelen nemen om mensen te stimuleren langer door te werken, zoals deeltijdpensioen vanaf 65 jaar. Arbeidsrechtelijk is er geen verschil in rechten en plichten van werknemers die jonger of ouder zijn dan 65 jaar. Zo zijn bij ziekte de regels van loondoorbetaling onverkort van toepassing. Een werkgever is namelijk verplicht een zieke werknemer 2 jaar loon door te betalen. Deze verplichting is ongeacht de leeftijd en geldt dus ook voor de groep medewerkers die na hun 65e nog doorwerken. Voor deze loondoorbetalingplicht kunnen werkgevers zich tegen premiebetaling verzekeren. Maar omdat verzekeringsmaatschappijen zich nog niet hebben ingesteld op werknemers boven de 65 jaar kunnen werkgevers dit risico nu (nog) niet verzekeren. De Sociaal-Economische Raad adviseert in haar rapport “Wegnemen belemmeringen doorwerken na 65 jaar” onder andere dat de huidige verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte van de werknemer gedurende twee jaar, voor 65-plussers niet gewenst of noodzakelijk is. De SER gaat nu onderzoeken of een verplichte loondoorbetalingperiode van één jaar toereikend is.
4.11
13e weeks ziekteaangifte is veranderd in 42e weeks ziekteaangifte
Per 1 november 2008 is de 13e weeks ziekteaangifte aan het UWV komen te vervallen. Werkgevers hoeven hun zieke werknemer pas in de 42e week ziek te melden bij het UWV. In de nieuwe situatie wordt het proces voor werkgevers eenvoudiger. Het kabinet nam deze maatregelen om de administratieve lasten bij het ziekmelden van werknemers te verminderen. Maar werkgevers die hun zieke werknemer te laat aanmelden kunnen een boete krijgen van maximaal € 455 per werknemer. De verplichte loondoorbetaling voor werkgevers wordt in dit geval verlengd voor de periode dat de werkgever te laat was met ziekmelden. Het UWV stuurt de werkgever en werknemer in de 44e week een brief waarin ze worden gewezen op hun verplichtingen voor re-integratie. Verder is de wettelijke melding dat de werknemer weer beter is, komen te vervallen. Overigens geeft het UWV wel de mogelijkheid van het weer beter melden, maar stelt dat deze melding niet verplicht is.
4.12
Uitbreiding regresrecht voor de werkgever bij ziekte en re-integratiekosten
Een zieke werknemer is voor de werkgever een forse kostenpost. Werkgevers die kosten maken voor zieke werknemers, kunnen deze volgens het regresrecht verhalen op de veroorzaker van de ziekte of handicap. Door een herziening op 13 juni 2008 van de Wet Uitbreiding Loondoorbetaling bij Ziekte (sinds 1998 in het Burgerlijk Wetboek opgenomen in artikel 7:629 BW), is dit nu een stuk gemakkelijker. Vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid heeft de werkgever 5 jaar de tijd om het regresrecht toe te passen. Het is aan te bevelen dat er in het arbeidscontract een beding wordt opgenomen waarin de werknemer de schadeclaim aan de werkgever overdraagt. Hiermee kan de werkgever de loonschade direct op de aansprakelijke derde verhalen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
30
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Het maakt overigens niet uit of de gebeurtenis tijdens of na werktijd heeft plaatsgevonden. Belangrijke voorwaarden zijn: -
De schade moet aantoonbaar zijn toegebracht door een derde persoon. Een aanrijding veroorzaakt door een derde met als gevolg dat de medewerker langdurig arbeidsongeschikt raakt is een duidelijk voorbeeld. In "sport en spel" is de oorzaak van een blessure veel lastiger te meten en is de aansprakelijkheid van de tegenpartij beperkter. Alleen als er sprake is van ernstig overschrijden van de spelnormen dan is verhaal mogelijk.
-
Er moet een "medisch causaal verband" bestaan tussen het ongeluk en de loonschade. De arbeidsongeschiktheid is derhalve een direct gevolg van de actie van de derde partij. Als de schade aan de werknemer is toegebracht door een andere eigen werknemer, geldt als extra voorwaarde dat het letsel met opzet of bewuste roekeloosheid is veroorzaakt.
Volgens het regresrecht kan verhaald worden maximaal het nettoloon gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid. Maar ook de herstelkosten (geneeskundige-, verpleeg- en revalidatiekosten) en loonkosten voor zover de werknemer die kosten ook zelf zou kunnen verhalen. Het regresrecht geldt ook voor de re-integratiekosten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kosten van de arbodienst, revalidatie, taxikosten, aanpassing van de werkplek en kosten van reactiverende trainingen en bij- en herscholingen Niet geclaimd kunnen worden bijvoorbeeld de ingehouden loonbelasting en sociale premies en de kosten van vervanging van de arbeidsongeschikte medewerker. Uitzonderingen Er bestaan situaties dat de schade niet door de werkgever kan worden verhaald en blijven de loonkosten en overige kosten voor diens rekening. Belangrijke uitzondering zijn: het ongeval is veroorzaakt door een andere werknemer maar gebeurde niet met opzet; Het ongeval ontstond door schade op het wegdek en moet de medewerker in dit geval zelf de schade verhalen op de wegbeheerder; Het ongeluk is veroorzaakt door een kind of geestelijk gestoorde.
4.13
Vangnetverzekering voor startende ondernemer
Hoewel verzekeraars natuurlijk hun uiterste best doen om iedereen (soms onder voorwaarden) te accepteren voor een reguliere arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV), kan het voorkomen dat een startende ondernemer er, vanwege medische problemen, niet in slaagt om een reguliere AOV af te sluiten. In dat geval is de vangnetverzekering die veel verzekeraars aanbieden, een alternatief. Deze al een paar jaar bestaande vangnetverzekering is op verzoek van de overheid en organisaties van zelfstandigen door veel verzekeraars verbeterd. De verbeterde vangnetverzekering heeft over het algemeen de volgende eigenschappen. Voor exacte voorwaarden en ook voor de premies, kan men informatie inwinnen bij de verzekeraar of verzekeringsadviseur.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
31
Syllabus Permanente Educatie
Wachttijd
Eén jaar (was twee jaar)
Verzekerd bedrag
€ 12.100,(70% minimumloon)
Uitkeringscriterium
Gangbare arbeid
Wft Schade
In het geval van arbeidsongeschiktheid start de uitkering na één jaar. Als men gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, ontvangt men een percentage van dit bedrag. Bij iemand die arbeidsongeschikt is, wordt beoordeeld of de betrokkene eventueel nog ander werk kan doen.
Premievrijstelling bij Ja arbeidsongeschiktheid
Er is geen premie verschuldigd bij arbeidsongeschiktheid.
Indexering
Ja
Jaarlijkse aanpassing van het te verzekeren risico, de uitkering en de premie met hetzelfde percentage als het wettelijk minimumloon.
Beperkte uitkeringsduur
Nee
Als men arbeidongeschikt is en blijft, loopt de uitkering door tot de leeftijd van 65 bereikt is.
De vangnetverzekering is bedoeld voor moeilijk verzekerbare risico’s. Het gaat dan om zelfstandigen die geweigerd worden door een verzekeraar of alleen een verzekering kunnen afsluiten met uitsluitingen of hoge premies. Voorwaarde is wel dat er binnen drie maanden na de start van de onderneming een offerte is aangevraagd voor een (normale) arbeidsongeschiktheidsverzekering.
4.14
Vrijwillige voortzetting ZW en WIA
Zelfstandigen die hun onderneming starten vanuit de situatie van in loondienst werkzaam zijn (of recent zijn geweest), hebben de mogelijkheid om de publieke regelingen op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid, respectievelijk ziektewet (ZW) en WIA, op vrijwillige basis voort te zetten. Om van deze mogelijkheid gebruik te maken dient de betrokkene het jaar daarvoor wel verplicht verzekerd te zijn geweest voor de ZW en WIA. Bovendien moet de betrokkene binnen dertien weken (dit was 4 weken) na beëindiging van het arbeidscontract zich melden voor vrijwillige voortzetting bij het UWV. Zelfstandigen die daarnaast in loondienst blijven werken, kunnen zich ieder gewenst moment aanmelden voor deze regeling. Je dient dan wel minimaal drie jaar verplicht verzekerd te zijn voor de ZW en WIA oftewel reeds drie jaar in loondienstverband te werken. De vrijwillige voortzetting van de ZW en WIA heeft een aantal voordelen. Zo heeft het UWV een acceptatieplicht, waardoor je geen medische keuring hoeft te ondergaan. Ook kan de ZW al na twee dagen van ziekte in gaan. De maximale uitkeringsduur van de ZW is 104 weken, waarna men een keuring voor de WIA kan aanvragen als men nog steeds niet volledig zou kunnen werken.
4.15
Zwangerschapsverlof voor zelfstandig onderneemster
Tot 1 december 2001 viel de zwangere onderneemster onder de regeling van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ). Dit hield in dat de onderneemster bij zwangerschap ook recht had op 16 weken verlof en uitkering, zonder dat daarvoor (naast de WAZ-premie) een afzonderlijke premie verschuldigd was. De hoogte van de uitkering was 100% van de uitkeringsgrondslag (het inkomen in de periode voorafgaand aan de bevalling), maar niet meer dan 100% van het minimumloon. Op 1 december 2001 trad de Wazo in werking en had de zwangere onderneemster recht op zwangerschapsverlof en –uitkering op grond van deze wet. De financiering vond nog steeds plaats door middel van de WAZ-premies. © 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
32
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Op 1 augustus 2004 is de WAZ ingetrokken en daarmee is ook het artikel in de Wazo dat bepaalde dat de zwangere onderneemster recht had op uitkering tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof komen te vervallen. Als gevolg hiervan bestond alleen nog recht op uitkering op grond van een publiekrechtelijke regeling tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof voor de vrouwelijke werkneemsters. De zwangere ondernemer, beroepsbeoefenaar of meewerkende echtgenote kan sinds juni 2008 een zwangerschaps- en bevallingsuitkering van UWV krijgen. Zij kan dan tijdig stoppen met werken en zij hoeft na de bevalling niet gelijk weer aan de slag te gaan. Deze regeling heet Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) en is een onderdeel van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO).
4.16
WIA-verzekeringsmogelijkheden voor de werkgever
Veel van je gesprekspartners als MKB-adviseur zijn niet op de hoogte van de kosten van langdurige arbeidsongeschiktheid. Het kan zijn dat de bedrijven de risico’s niet in beeld hebben en daarom geen interesse hebben in het onderwerp. Maar die interesse laat niet lang op zich wachten. Want naar verwachting zal de premie van “UWV-blijvers” flink stijgen. Daarnaast overweegt de overheid volledige privatisering. Een werkgever kan immers zelf bepalen hoe hij wil omgaan met het risico van gedeeltelijke arbeids(on)geschiktheid van zijn werknemers. Bovendien zijn er verschillende mogelijkheden om dit risico te verzekeren. Deze mogelijkheden zijn op hoofdlijnen als volgt: een publieke verzekering bij UWV (de “UWV-blijver”); geen verzekering sluiten; de werkgever draagt zelf het financiële risico; een polis afsluiten bij een private verzekeraar. Als de werkgever eigenrisicodrager wordt, blijft hij, ook na 104 weken loondoorbetaling, verantwoordelijk voor re-integratie. Neemt de werkgever het WGA-risico voor eigen rekening, dan hoeft hij geen gedifferentieerde WGA-premie aan het UWV te betalen. De eigenrisicodragersverzekering heeft als doel om voor de werkgever de uitkeringslasten krachtens de WIA te vergoeden. De eigenrisicodrager kan de schadelast afwentelen op de verzekeringsmaatschappij. Werkgevers die voor deze verzekering in aanmerking willen komen moeten eigenrisicodrager worden voor de WGA. De uitkeringen van deze verzekering zijn volledig WIA-volgend; het UWV bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid en de hoogte van de te betalen uitkering. Als assurantieadviseur kun je argumenten aandragen om de zakelijke klant te overtuigen dat het verzekeren bij een private verzekeraar de risico’s van grote financiële stroppen kan beperken. Je kunt aangeven wat de risico’s zijn als de werkgever geen verzekering sluit. De belangrijkste risico’s zijn: De werkgever blijft maximaal tien jaar een WIA-uitkering betalen (tenzij de werknemer in de tussentijd beter wordt). Daarna neemt het UWV de betaling over. De werkgever gaat ook de WIA-uitkeringen betalen van werknemers die al ziek zijn op het moment dat deze eigenrisicodrager wordt. Dit is het zogenaamde inlooprisico. Als de werkgever besluit het eigenrisicodragerschap te beëindigen, blijft hij wel de WGA-uitkeringen betalen van werknemers die voor het beëindigen van het eigenrisicodragerschap ziek zijn geworden. Dit is het zogenaamde uitlooprisico. De werkgever betaalt de re-integratiekosten van alle deels arbeidsgeschikte werknemers, ook van de werknemers die al een uitkering kregen voordat de werkgever eigenrisicodrager werd. Op het moment dat het eigenrisicodragerschap wordt beëindigd, betaalt het UWV deze kosten weer. De premie voor de eigenrisicodragersverzekering is afhankelijk van de leeftijdsopbouw, loonsom en sector. Gebruikelijk is dat verzekeraars een premie-aanpassingsclausule opnemen. © 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
33
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Dit houdt in dat de premie mede afhankelijk is van het schadeverloop en jaarlijks wordt herzien met inachtneming van een bepaald maximum (experience-rating). De premie wordt uitgedrukt in een percentage van de loonsom. De loonsom is het totaal van alle individuele salarissen bij elkaar opgeteld; afgetopt op het maximum SV-loon. Eigenrisicodragerschap is mogelijk per 1 juli en 1 januari van enig jaar. Een aanvraag hiervoor dient uiterlijk 13 weken voor de ingangsdatum van eigenrisicodragerschap bij de belastingdienst te zijn ingediend. De verzekeraar heeft voor het afgeven van een offerte voor een eigenrisicodragersverzekering een aantal gegevens nodig. Die zijn nodig om het arbeids-ongeschiktheidsrisico van het bedrijf te beoordelen. Uiteraard zijn dat de algemene gegevens van het bedrijf (NAW-gegevens e.d.), maar ook in welke sector het bedrijf actief is. Daarnaast is nodig: een overzicht van alle werknemers met daarin: leeftijd en aantal werknemers, jaarsalaris en beroep; gegevens om het verzuimrisico van het bedrijf in te schatten; gegevens over de schadehistorie WAO- en WIA-instroom. Zo kan worden bepaald of het verzuim boven of juist onder het sectorgemiddelde ligt.
4.17
Premieverhoging WGA zorgwekkend
Er is alle reden om de mogelijkheden voor het eigenrisicodragerschap onder de aandacht van de zakelijke klanten te brengen. De premiestelling voor de zogeheten Werkhervattingskas 2010 is fors hoger dan in 2009. De “UWV-blijvers” gaan dat zeker merken. Kleine werkgevers zonder instroom gaan meer dan het dubbele betalen. Werkgevers die wel WAO-of WGA-instroom hebben betalen helemaal fors meer.
4.18
Omgaan met bezwaren van “UWV-blijvers”
Zoals gezegd bestaat er de keuze voor werkgevers om in de WGA omslaglid te blijven (bij het UWV) of om eigenrisicodrager te worden voor de WGA. Het verschil is in de praktijk, dat niet het UWV de langdurig arbeidsongeschikten meer begeleidt, maar een private verzekeraar. Voor veel werkgevers zou dit als muziek in de oren moeten klinken, toch zijn veel werkgevers erg honkvast en hiermee UWV-blijvers. Zijn het gegronde bezwaren om niet de overstap naar de private sector te maken? Want de overstap kan de werkgever veel geld opleveren, met name op langere termijn. De WGAgedifferentieerde premie hoeft niet meer betaald te worden aan de Belastingdienst (wie wil dat niet, de blauwe envelop negeren?), maar daarvoor in de plaats komt een verzekeringspremie. En in de meeste gevallen is deze lager, voor een langere tijd en met als extra voordeel premiestabiliteit voor de nabije toekomst. Bezwaar 1: Eigenrisicodragerschap leidt tot een administratieve rompslomp De regeling in de WIA met betrekking tot het eigenrisicodragerschap is zo gemaakt dat het UWV een belangrijke uitvoerende taak kan blijven behouden, namelijk het vaststellen en uitbetalen van de uitkeringen per werknemer. De werkgever die zelf wil uitkeren aan de werknemers, kiest hier zelf voor. Eenmaal per jaar (achteraf) verstrekt het UWV een uitkeringspecificatie, die de eigenrisicodrager kan indienen bij de verzekeraar.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
34
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Bezwaar 2: De eigenrisicodrager heeft zware re-integratieverplichtingen Een eigenrisicodrager voor de WGA is inderdaad niet alleen financieel verantwoordelijk, maar heeft ook de verplichting om tot adequate re-integratie van de werknemer te komen. En dit gedurende 10 jaar, ook als de werknemer inmiddels uit dienst is. Daarentegen maken de meeste eigenrisicodragers de keuze om met een private verzekeraar het risico te managen. De verzekeraar staat de werkgever hierin dus bij. Want het is ook in het belang van de verzekeraar om te werken aan schadelastbeheersing. Daarnaast heeft de werkgever al 104 weken lang zoveel als mogelijk gedaan aan reintegratie, in het kader van de Wet verbetering poortwachter. De grote vraag is hoeveel re-integratieinspanningen er nog nodig zijn of gedaan kunnen worden, zodra de werknemer in de WGA zit. Bezwaar 3: Het UWV vergoedt alle re-integratiekosten en de verzekeraar niet Op basis van de uitvoering van de WIA is het UWV voor de omslagleden (nieteigenrisicodragers) actief op het vlak van re-integratie en zal de hierbij gemaakte kosten vergoeden. Deze worden betaald uit de WAO/WIA basispremie. Maar ook het UWV hanteert hierbij het principe van kosten / batenanalyses. Dus als de vergoeding qua investering niet uitkan ten opzichte van de mogelijke opbrengsten, zal het UWV ook een ander reintegratietraject voorstellen. Een belangrijk verschil met de WGA eigenrisicodragersverzekeraars is dat het UWV pas in actie komt op het moment dat de werknemer recht heeft op de WGA-uitkering. Dus na twee jaar ziekte. Pas dan zal het UWV de overweging kunnen maken om tot reintegratievergoedingen over te gaan. De periode voor die tijd komt voor rekening van de werkgever op basis van de Wet verbetering poortwachter. De werkgever die eigenrisicodrager is, kan veel eerder aankloppen bij de verzekeraar om tot meefinanciering van de re-integratie te komen. Waarbij de verzekeraar al in een vroegtijdig stadium tot een kosten-batenanalyse kan komen. Bezwaar 4: Een eigenrisicodrager moet een bezwaar- en beroepsprocedure inrichten De WGA-eigenrisicodrager is niet alleen financieel verantwoordelijk voor een WGA’er voor de eerste tien jaar van de uitkering, maar ook voor de re-integratie van de betreffende werknemer(s). Dit kan leiden tot het opleggen van maatregelen, als de werknemer niet voldoende meewerkt aan re-integratie. Op het moment dat er maatregelen worden opgelegd, moet er voldaan worden aan vereisten rond een bezwaar- en beroepsprocedure. En dit zal de gemiddelde WGA-eigenrisicodrager niet zomaar voor elkaar kunnen krijgen. De WGA-eigenrisicodrager hoeft deze procedure alleen maar in te richten op het moment dat er werkelijk maatregelen worden opgelegd. Dus als een werknemer in de WGA zit en de eigenrisicodrager de uitkering van de WGA- verzekeraar ontvangt, zal er voor de betreffende werkgever geen of nauwelijks reden zijn om tot extra controle van de re-integratieinspanningen van de werknemer over te gaan. Let wel: er is dan al 104 weken aan re-integratie gewerkt. De verzekeraar van de WGAeigenrisicodrager zal uiteraard wel aan schadelastbeheersing willen doen en de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer blijven volgen. En als dit leidt tot het opleggen van maatregelen, dan is de verzekeraar ook in staat om de bezwaar- en beroepsprocedure op de juiste wijze namens de werkgever in te richten. Dit is (doorgaans) een van de meeverzekerde dekkingsuitbreidingen op een WGA-eigenrisicodragersverzekering. Bezwaar 5: Een WGA-eigenrisicodrager zit vast aan de verzekeraar Als een werkgever eigenrisicodrager wil worden, zal er in de meeste gevallen sprake zijn van een WGA-eigenrisicodragersverzekering. Deze verzekering heeft vaak een contractsduur van 3 jaar. Zolang er niets verandert, is er een contractuele binding gedurende deze 3 jaar, met daarna stilzwijgende verlenging voor vaak weer 3 jaar. Maar er kunnen tussentijds veranderingen zijn, die leiden tot heroverweging: premieaanpassing: als de premie tussentijds stijgt met meer dan 25% ten opzichte van het voorgaande jaar, dan kan de werkgever de verzekering opzeggen en overstappen naar een andere verzekeraar (zie ook bezwaar 6) intrekken WGA-eigenrisicodragerschap: als de werkgever niet tevreden is over de activiteiten van de verzekeraar rond het eigenrisicodragerschap, dan is er de
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
35
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
mogelijkheid om het verzoek tot eigenrisicodragen WGA in te trekken. Het verzekerd belang komt dan te vervallen, omdat de werkgever dan weer terugkeert naar het UWV als omslaglid. De verzekering zal op dat moment beëindigd worden. Bezwaar 6: Bij een WGA-schade zit ik vast aan de verzekeraar Een verzekerde WGA-schade komt voor rekening van de verzekeraar, met daarbij de bepaling dat het uitlooprisico is meeverzekerd. Dus wordt de WGAeigenrisicodragersverzekering opgezegd, dan blijft deze WGA’er voor rekening van de verzekeraar. De werkgever kan dan aan het eind van de contractperiode de keuze maken om te kiezen voor een andere verzekeraar, maar ook om te kiezen voor terugkeer naar het UWV. Deze werkgever keert dan zonder uitkeringen terug bij het UWV, zodat vanaf dat moment er een lage WGA-gedifferentieerde premie zal gelden. Ook de switch naar een andere verzekeraar zal vaak zonder problemen blijven, omdat bij veel werkgevers de WGA’er een toevalligheid is, en geen gevolg van een slecht beleid rond verzuimen arbeidsongeschiktheid. In een concurrerende markt is de kans groot dat er een of meer verzekeraars zullen zijn die deze werkgever graag als nieuwe verzekeringsrelatie aan zich willen binden. Bezwaar 7: De overheid heeft besloten tot volledige privatisering, waarom zal ik nu zelf al kiezen? Op het moment dat de overheid besluit om over te gaan tot volledige privatisering zullen er bedrijven zijn met WGA-schades bij het UWV in de vorm van een publieke verzekering. Hier zal een rekening voor moeten worden betaald, maar niet door de bedrijven die al uit eigen beweging gekozen hebben voor het eigenrisicodragerschap. Maar hoe dit precies uitpakt is nog niet bekend, omdat de plannen nog niet gepresenteerd zijn. Tenslotte: al deze mogelijke bezwaren kun je afzetten tegen een zekere winst in de vorm van een lagere premie en een betere service bij een private verzekeraar. Zie het als ketenaanpak: de eerst twee ziektejaren (privaat) en de WGA-financiële prikkels (keuze voor privaat) onderbrengen in één keten.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
36
Syllabus Permanente Educatie
5
Wft Schade
Gezondheid en zorg
Relevante actuele ontwikkelingen
Convenant Samenloop zorgverzekeringen/reisverzekeringen
Wijzigingen basisdekking (jaarlijks terugkerend)
Verhoging verplicht eigen risico per 1-1-2009 en per 1-1-2010 Bij het eigen risico geldt de mogelijkheid voor de zorgverzekeraar om in bepaalde situaties het eigen risico niet toe te passen. Ook is de ontwikkeling zichtbaar vanuit zorgverzekeraars om de voor het verplichte eigen risico vrijgestelde dekkingsonderdelen ook van toepassing te laten zijn voor het vrijwillige eigen risico. Regeling rond onverzekerden voor de basisverzekering in de Zorgverzekeringswet Regeling rond wanbetaling voor de basisverzekering in de Zorgverzekeringwet
Eindterm
Toetsterm
Beheersniveau
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE
5a
B Ti B Ti K Ti
Nee
3a
5a.6.1 5a.6.5 5b.6.1 5d.1.1 5e.6.1 3a.6.1 3a.6.2 3a.6.3 3a.6.4 3a.6.5 3a.6.6 3a.6.10
K
Nee
3a
3a.6.10
K
Nee
3a
3a.6.15
Tp
Ja
3a
3a.6.16
Tp
Ja
5b 5d 5e 3a
Nee
De zorgverzekering is een verzekering tegen ziektekosten. Iedereen in Nederland is wettelijk verplicht zich te verzekeren voor kosten van medische zorg, waaronder de huisarts, het ziekenhuis of medicijnen. Dat is vastgelegd in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De zorgverzekeraars hebben een acceptatieplicht. Dat betekent dat ze in principe iedereen voor het wettelijke basispakket moeten accepteren, ongeacht leeftijd of gezondheidssituatie. Na het afsluiten van een polis is men verzekerd voor voorzieningen uit het basispakket. Naast de basisverzekering die medische zorg dekt uit het basispakket, hebben de zorgverzekeraars ook aanvullende verzekeringen. Een verzekerde die meer wil dan de zorg uit het basispakket, kan zich daarvoor aanvullend verzekeren. De verzekeraar heeft voor de aanvullende verzekering geen wettelijke acceptatieplicht. Men kan hiervoor eventueel geweigerd worden. Verzekerden met een laag inkomen kunnen de kosten van de basisverzekering soms gedeeltelijk vergoed krijgen. Dat kan door het aanvragen van een zorgtoeslag. In de Zorgverzekeringswet staat dat iedereen verzekerd moet zijn. Wie niet verzekerd is, riskeert een boete. De zorgverzekering kent verschillende soorten polissen. Gekozen kan worden voor een natura- of een restitutiepolis, of voor een combinatie daarvan. Ìedereen in Nederland moet zich verzekeren voor het basispakket van de zorgverzekering. Het basispakket is bij elke zorgverzekeraar gelijk. Maar zorgverzekeraars kunnen de zorg uit het basispakket op verschillende manieren aanbieden. Soms is er sprake van gecontracteerde zorg. Dan zijn er prijs- en kwaliteitsafspraken gemaakt tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. © 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
37
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Deze afspraken zijn van invloed op de kosten en de manier waarop men de zorg vergoed krijgt. Kiest men voor een naturapolis, dan kan de verzekerde alleen gebruik maken van de diensten van zorgaanbieders (zoals huisartsen en ziekenhuizen) waarmee hun zorgverzekeraar een contract heeft gesloten. De zorgverzekeraar betaalt alle rekeningen rechtstreeks aan de zorgaanbieders. De zorgverzekeraar zorgt ervoor dat hij voldoende zorgverleners heeft gecontracteerd. Wil een verzekerde toch door een andere zorgverlener worden geholpen, dan betaalt de zorgverzekeraar mogelijk niet alle kosten. Kosten van spoedeisende hulp worden wel altijd vergoed. Bij een restitutiepolis kiest de verzekerde zelf door welke zorgverlener hij wordt geholpen. De verzekerde betaalt eerst zelf de rekening. Vervolgens stuurt de verzekerde de rekening naar zijn zorgverzekeraar. Die vergoedt doorgaans alle door de verzekerde gemaakte zorgkosten uit het basispakket volledig. Wel kan de manier van vergoeden verschillen. Ook is de restitutiepolis meestal iets duurder dan een zorgverzekering in natura. Een combinatiepolis vergoedt sommige kosten in natura, en andere kosten op rekening. De verzekerde kan zelf kiezen door wie hij zich laat helpen, maar soms moet hij de zorgverlener eerst zelf betalen. Vrijwel iedereen in Nederland kan een collectief contract afsluiten, bijvoorbeeld via de werkgever, sportclub of een vakbond. De premie van een collectief contract kan tot tien procent lager zijn dan de premie van een gelijkwaardige individuele zorgverzekering. Het basispakket van de zorgverzekering bevat: geneeskundige zorg, waaronder zorg verleend door huisartsen, ziekenhuizen, medisch specialisten en verloskundigen; geneesmiddelen; ivf (reageerbuisbevruchtingen) tot drie behandelingen; kraamzorg; medische hulpmiddelen; paramedische zorg: beperkt fysiotherapie/oefentherapie, logopedie, ergotherapie, dieetadvisering; tandheelkundige zorg tot 22 jaar; specialistische tandheelkunde en het kunstgebit; ziekenhuisverblijf; ziekenvervoer per ambulance en zittend vervoer. In de voorwaarden bij de zorgverzekering staat wat de verzekering precies dekt, en onder welke voorwaarden. In de polisvoorwaarden leest je ook hoe vaak een behandeling wordt vergoed en of je klant iets moet bijbetalen.
5.1
Wijzigingen in de basisdekking
Sinds 1 januari 2009 is het volgende veranderd in het basispakket van de zorgverzekering: Alle basisschoolkinderen vanaf 7 jaar met ernstige dyslexie (woordblindheid) hebben recht op dyslexiezorg. Een voorwaarde is dat intensieve begeleiding bij het lezen en spellen niet heeft geholpen. De vergoeding van sommige slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen (benzodiazepinen) is beperkt. Deze middelen worden alleen nog vergoed als men wordt behandeld voor epilepsie, angststoornissen, meervoudige psychiatrische problemen en als bewustzijnsverlagend middel bij zorg in de laatste levensfase (palliatieve sedatie). Middelen voor erectiestoornissen worden niet langer vergoed. Bij de vergoeding van cholesterolverlagers hebben gelijkwaardige maar goedkopere middelen de voorkeur. Sta-op-stoelen, allergeenvrije en stofdichte bedhoezen en faxapparatuur voor doven worden niet meer vergoed. Wie een sta-op-stoel in eigendom heeft gekregen, kan de stoel houden. Voor psychotherapie is geen eigen bijdrage meer verschuldigd. Voor de eerstelijnspsycholoog betaalt men nog wel een eigen bijdrage van tien euro per zitting voor de eerste acht zittingen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
38
Syllabus Permanente Educatie
5.2
Wft Schade
Verhoging verplicht eigen risico
Bij de basisverzekering volgens de Zorgverzekeringswet hoort een eigen risico. Dit betekent dat men in principe een eerste deel van de zorg die men ontvangt, zelf betaalt. Het verplicht eigen risico in 2010 is € 165. In 2009 was dat € 155,-. Iedereen van 18 jaar of ouder heeft een verplicht eigen risico in de zorgverzekering. Daarnaast kan men vrijwillig kiezen voor een hoger eigen risico. De maandelijkse premie is dan lager. Niet alle zorg valt onder het verplichte eigen risico. Dat betekent dat deze zorgkosten niet meetellen voor het eigen risico. Het betreft de zorgkosten voor: de huisarts; tandheelkundige zorg in het jeugdpakket tot 22 jaar; verloskundige zorg en kraamzorg; verloskundige zorg en kraamzorg. De zorgverzekeraar kan (een deel van) van het eigen risico kwijtschelden als de verzekerde: zorg afneemt van een zogenaamde voorkeursaanbieder (een aanbieder waarmee de verzekeraar afspraken heeft gemaakt); gebruik maakt van geneesmiddelen of hulpmiddelen die de zorgverzekeraar aanbeveelt; een preventieprogramma volgt tegen diabetes, depressie, hart- en vaatziekten, chronisch obstructief longlijden of overgewicht. De verzekerde krijgt niet automatisch een korting op het eigen risico als hij aan bovenstaande voorwaarden voldoet. De zorgverzekeraar kan zelf beslissen voor welke gevallen een korting geldt. Hierna volgt een voorbeeld van hoe een zorgverzekeraar het kwijtschelden van het verplichte eigen risico kan regelen.
5.3
Voorbeeld: Geen eigen risico dankzij zorgbemiddeling
Wij zien het als onze verantwoordelijkheid u te helpen met het vinden van de beste en snelste zorg. Bij ‘ABC Verzekeraar’ hoeft u met ingang van 2009 voor een aantal behandelingen geen wettelijk verplicht eigen risico te betalen. Onze afdeling zorgbemiddeling geeft u graag een vrijblijvend zorgadvies. En ook al kiest u uiteindelijk voor een ander ziekenhuis, dan nog vervalt uw verplicht eigen risico. Als wij het maar voor u regelen. Het blijft uw eigen keuze, maar wel onze zorg! Stap 1 Schakel zorgbemiddeling in voor de volgende ziekenhuisbehandelingen en betaal geen verplicht eigen risico: − staaroperatie − liesbreuk − artrose van heup, inclusief plaatsen of vervangen van gewrichtsprothese − artrose van knie, inclusief plaatsen of vervangen van gewrichtsprothese − galblaasoperatie − incontinentie − meniscus- of voorste kruisbandletsel − (verdenking van) borstkanker − (verdenking van) rug- of nekhernia en overige wervelkolomchirurgie door orthopeed of neurochirurg Neem contact met ons op via onze Klantenservice: 0123 – 456 789. Stap 2 De zorgbemiddelaar geeft u een vrijblijvend zorgadvies en regelt verder alles voor u, zoals de afspraak, het intakegesprek, datum van behandeling etc. Ook als u kiest voor een ander ziekenhuis en u laat het regelen door zorgbemiddeling, dan nog vervalt uw eigen risico.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
39
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Let op, dit geldt niet voor: − het vrijwillig eigen risico − behandelingen die worden uitgevoerd door een zorgverlener in het buitenland − andere dan bij stap 1 genoemde behandelingen Stap 3 Onze service gaat nog verder. Als u gebruik maakt van de vrijstelling via zorgbemiddeling en u heeft in hetzelfde kalenderjaar andere zorgkosten, die meetellen voor het verplicht eigen risico, neemt ABC Verzekeraar dit verplicht eigen risico voor haar rekening. Wat u verder nog moet weten over eigen risico In Nederland heeft iedere verzekerde van achttien jaar en ouder een wettelijk verplicht eigen risico. Dit betekent dat u een deel van uw zorg-kosten zelf moet betalen. In 2009 bedraagt het verplicht eigen risico € 155,-. Naast het verplicht eigen risico kunt u elk jaar kiezen voor een vrijwillig eigen risico. Er zijn meerdere varianten mogelijk; € 100,-, € 200,-, € 300,-, € 400,- of € 500,- per kalenderjaar. Hoe hoger het vrijwillig eigen risico, hoe lager de premie. Verwacht u weinig zorgkosten te maken? Dan is het dus het overwegen waard om een vrijwillig eigen risico te nemen. Het bedrag kunt u elk jaar aanpassen. Dit dient u dan wel vóór 1 januari aan ons door te geven. Hoe werkt het? Uw declaraties worden altijd eerst verrekend met een eventuele eigen bijdrage en daarna met het verplichte eigen risico en tot slot (als u hiervoor heeft gekozen) met het vrijwillig eigen risico.
5.4
Premie en Eigen risico in 2010
De zorgpremie stijgt in 2010 met gemiddeld € 20 naar een gemiddeld bedrag van € 1085. De inkomensafhankelijke bijdrage stijgt licht tot 7,05 procent. Daarnaast stijgt het verplichte eigen risico in 2010 van € 155 naar € 165. Verzekerden zijn daarmee gemiddeld € 5 meer kwijt aan het eigen risico.
5.5
Convenant samenloop zorg-/reisverzekeringen
Een reisverzekering heeft altijd, in meerdere of mindere mate, overlap met de zorgverzekering. In verzekeringstermen heet dit ‘samenloop’. Een voorbeeld: Mieke valt tijdens een wandeling in de Zwitserse Alpen en breekt haar been. Ze wordt geopereerd en met een ambulance terug naar Nederland vervoerd. Bij wie klopt ze aan: haar reis- of zorgverzekering? Beide dekken de medische kosten en de kosten van de ambulance. Mieke kan niet tweemaal claimen; dat is in strijd met het verzekeringsrecht. Maar het is ook lastig als zij, in haar toestand, zelf moet gaan uitzoeken wie ze moet aanspreken. Om dit probleem op te lossen, hebben verzekeraars op 1 juli 2007 het convenant “Samenloop zorgverzekeringen/reisverzekeringen” gesloten. Uitgangspunt van het convenant is dat (de alarmcentrale van) de verzekeraar bij wie de hulpvraag/schademelding binnenkomt de noodzakelijke acties onderneemt om de hulpverlening in gang te zetten en zorg te dragen voor beperking van de schadelast. Hiertoe behoort ook het eventueel afgeven van garanties aan hulp- en zorgverleners voor aan de zorgverlening verbonden geneeskundige kosten. Hiermee wordt voor de verzekerde noodzakelijke hulp- en zorgverlening gewaarborgd vanuit één aanspreekpunt. Deze verzekeraar draagt ook zorg voor de verdere afhandeling van de schade en neemt eventueel regres op andere verzekeraar(s). De eerst aangesproken verzekeraar kan dus zowel een zorg- als een reisverzekeraar zijn. Achter dit loket vindt dan de afstemming met de (andere) verzekeraar(s), plaats en de noodzakelijke informatie-uitvraag en de vaststelling van de verschillende verzekeringsaanspraken.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
40
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
De afspraak in het convenant doet niets af aan de afspraken die verzekeraars met hun alarmcentrales hebben gemaakt of aan de afspraken van de alarmcentrales onderling over het wederzijds informeren en bieden van zekerheden, die er veelal op zijn gericht al in een vroegtijdig stadium tot afstemming te komen. Veelal immers zal een reisverzekeraar in geval van medische kosten, de zorgverzekeraar vragen een garantie af te geven voor de medische kosten, omdat diens belang vaak groter is dan dat van de reisverzekeraar. Ook is van belang dat afspraken die met zorginstellingen in het buitenland zijn gemaakt uit een oogpunt van beheersing van de schadelast kunnen worden nagekomen. Dan ligt het afgeven van een garantie door de contracterende partij vanzelfsprekend voor de hand. Het enig belang dat met de afspraak is gediend, is het snel in gang kunnen zetten van de noodzakelijke hulpverlening en het bieden van één aanspreekpunt voor de verzekerde. Essentieel voor het kunnen nakomen van de convenantafspraak is een goede informatieuitwisseling tussen de (alarmcentrales van de) verzekeraars. Verzekeraars kunnen vrijwillig intekenen op dit convenant.
5.6
Regeling wanbetaling basisverzekering Zorgverzekeringswet
Sinds 1 januari 2006 zijn alle inwoners van Nederland verplicht zich voor ziektekosten te verzekeren. Zorgverzekeraars hebben in beginsel een acceptatieplicht. Het aantal wanbetalers is groot. In totaal betreft het ongeveer 300.000 personen, waarvan meer dan 86.000 ruim vier jaar als wanbetaler te boek staan. De nieuwe Regeling voor Wanbetalers moet nu het tij keren. De regeling geeft zorgverzekeraars sinds 1 september 2009 meer mogelijkheden om de premie te innen. Zorgverzekeraars moeten voorstaan wanbetalers na een premieachterstand van 6 maanden aanmelden bij het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Die int vervolgens een ‘bestuursrechtelijke premie’ van zo’n 130 euro per maand. Dit is aanzienlijk hoger dan de premie die de wanbetaler aan zijn zorgverzekeraar betaalt. Als iemand loon of een uitkering heeft wordt het bedrag zoveel mogelijk ingehouden op het loon of de uitkering. 5.6.1
Kern van wetswijziging per 1 september 2009
De wet verplicht zorgverzekeraars een betalingsregeling aan te bieden aan verzekerden die een betalingsachterstand van twee maanden of meer hebben Als wanbetalers een betalingsachterstand van zes maanden of meer hebben, dan wordt een hogere premie rechtstreeks op hun inkomen ingehouden. De regeling kent 4 fasen. Fase 1 Bij 2 maandpremies betalingsachterstand moet de zorgverzekeraar binnen 10 werkdagen aan de verzekeringnemer een aanbod doen van een betaalregeling. Daarbij stuurt hij een machtiging tot automatische incasso van de toekomstige premies. De verzekering blijft wel in stand. De verzekeringnemer krijgt 4 weken tijd om het aanbod van de verzekeraar te aanvaarden, waarbij de verzekeraar wijst op de consequenties van niet betalen van achterstallige premie of niet meewerken aan de aangeboden betaalregeling en wijst de verzekeringnemer op mogelijkheid van hulpverlening bij betalingsproblemen. Uitgangspunt is dat meewerken de schuld beperkt. Zolang de grens van 6 maanden zuivere premieschuld niet wordt overschreden wordt bronheffing voorkomen. Verzekeraars moeten schriftelijk aanbieden dat eventuele medeverzekerden een eigen polis nemen en zelf verzekeringnemer worden. Deze medeverzekerden beginnen dan met een schone lei ofwel zonder premieachterstand. Voor de "oude" verzekeringnemer blijft de schuld beperkt tot de schuld die tot dan totaal is opgebouwd en is hij daarna alleen premie verschuldigd voor zichzelf.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
41
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Fase 2 Als de verzekeringnemer niet ingaat op het aanbod uit fase 1 en hij blijkt ook niet op andere wijze te gaan betalen, dan ontvangt de verzekeringnemer nadat de premieachterstand is opgelopen tot 4 maandpremies de waarschuwing van verzekeraar dat de zorgverzekering(en) voor het bestuursrechtelijke premieregiem zullen worden aangemeld vanaf moment dat de schuld (per verzekering) tot zes maandpremies is gestegen. Uiteraard krijgt de verzekeringnemer de mogelijkheid de premieachterstand te betwisten. Fase 3 Vanaf het moment dat de schuld tot 6 maandpremies is gestegen en de achterstallige premie niet is voldaan meldt de zorgverzekeraar dit bij het CVZ. De verzekering loopt bij de betreffende zorgverzekeraar gewoon door en is er dus dekking tegen ziektekosten. De verzekeringnemer is echter geen premie meer verschuldigd aan deze zorgverzekeraar. Vanaf de 1e dag volgende op de maand waarin door de zorgverzekeraar melding is gedaan gaat de verzekeringnemer bestuursrechtelijke premie betalen aan het CVZ. Die bedraagt 130% van de standaard nominale premie, zo ongeveer € 130,- per maand. Deze premie wordt door het CVZ geïnd via de werkgever, het pensioenfonds of de uitkeringsinstantie van de wanbetaler. Dit wordt de bronheffing genoemd. De opbrengst van deze inning wordt gestort in het Zorgverzekeringsfonds, waaruit de betrokken zorgverzekeraar als compensatie van premiederving een bijdrage ontvangt. De verzekeraar moet immers wel gewoon dekking geven. Eventuele zorgtoeslag die de wanbetaler ontvangt, gaat rechtstreeks naar het CVZ. Let op: het feit dat er door het CVZ vanaf de 6e maand premie wordt geïnd betekent niet dat daarmee de schuld aan de zorgverzekeraar is voldaan. Fase 4 Pas als de wanbetaler zijn schuld bij de zorgverzekeraar heeft voldaan, meldt de zorgverzekeraar dit bij het CVZ en is de betrokkene daarna geen publiekrechtelijke premie meer verschuldigd en dient hij weer de gewone nominale premie aan zijn zorgverzekeraar te betalen. 5.6.2
Regeling onverzekerden basisverzekering Zorgverzekeringswet
Het Nederlandse zorgverzekeringsstelsel was tot eind 2005 gebaseerd op de Ziekenfondswet (ZFW) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De ZFW behoorde tot de categorie werknemersverzekeringen. Niet iedereen viel verplicht onder de ZFW. Zo waren bijvoorbeeld de meeste zelfstandigen niet verzekerd. Zij konden zich (vrijwillig) verzekeren via een particuliere ziektekostenverzekering. Het voorgaande gold ook voor werknemers boven een bepaalde inkomensgrens. De AWBZ is een volksverzekering en nog steeds van kracht. Met ingang van 1 januari 2006 is de Ziekenfondswet vervangen door de Zorgverzekeringswet (ZVW). Het onderscheid tussen verplicht en particulier verzekerd is daarmee komen te vervallen. De ZVW is evenals de AWBZ een volksverzekering. De zorgverzekeringswet regelt medische zorg waarbij behandeling en genezing het uitgangspunt is. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is meer bedoeld voor langdurige zorg. In de Zorgverzekeringswet is precies aangegeven voor wie de verplichting geldt een basisverzekering te sluiten en welke regels van toepassing zijn bij oversluiten van de ene naar de andere zorgverzekeraar. De aanmelding voor de basisverzekering dient binnen 4 maanden plaats te vinden nadat de verzekeringsplicht voor de eerste maal is ontstaan. Te denken valt onder andere aan een geboorte of (legale) vestiging in Nederland. Als iemand zijn basisverzekering naar een andere zorgverzekeraar oversluit geldt in beginsel dat de nieuwe verzekering exact moet aansluiten op de oude verzekering. Als aan bovenstaande regels niet wordt voldaan is men onverzekerd tot de ingangsdatum van de nieuwe verzekering en bestaat er geen recht op vergoeding van de gemaakte kosten. Het CVZ legt de verzekeringnemer een boete op over de gehele periode dat iemand onverzekerd is, met een maximum van vijf jaar. De boete bedraagt 130% van de zorgpremie van de zorgverzekeraar bij wie de verzekering wordt afgesloten.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
42
Syllabus Permanente Educatie
6
Wft Schade
Aansprakelijkheid en rechtsbijstand
Relevante actuele ontwikkelingen
Diverse uitspraken van de Hoge Raad inzake werkgeversaansprakelijkheid gevolgen voor Wegam/Wegass Diverse uitspraken van de Hoge Raad inzake werkgeversaansprakelijkheid (zorgplicht en goed werkgeverschap)
Eindterm
Toetsterm
Beheersniveau
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE
2a
2a.2.13
Ti
Nee
2a
2a.4.2 2a.4.4 2a.4.6 2a.4.11 2a.4.13 2a.4.15 2a.4.17 3a.4.2 3a.4.4 3a.4.8 3a.4.10 3a.4.12 5a.4.4 5a.4.7 5a.4.8 5a.4.15 5a.4.17 5b.4.4 5d.4.2 5d.4.4 5d.4.6
B K Ti Tp K Ti Ti Ti Ti B B K Tp Tp Ti Tp B B Ti Ti B
Nee
3a
5a
5b 5d Als iemand schade toebrengt aan een ander (of aan de spullen van een ander) dan blijkt uit de wet of die ander (de benadeelde) de schadetoebrenger met succes kan aanspreken. Het geheel van deze wettelijke regels noemt men het aansprakelijkheidsrecht. Klanten kunnen voor hun eigen daden door anderen worden aangesproken (persoonlijke aansprakelijkheid), maar in sommige situaties kan de klant ook aansprakelijk zijn voor de daden van anderen of voor schade die zaken veroorzaken aan anderen. Ouders bijvoorbeeld zijn aansprakelijk voor de schade die hun kinderen onder de 14 jaar toebrengen aan anderen. Zo zijn werkgevers bijvoorbeeld aansprakelijk voor de schade die door hun werknemers aan anderen wordt toegebracht. In welke situaties is je klant nu wel of niet aansprakelijk? Het antwoord is ondermeer te vinden in de Nederlandse wet. In het Burgerlijk wetboek (BW) staan de regels voor aansprakelijkheid beschreven; het aansprakelijkheidsrecht en dan met name in boek 6 vanaf artikel 6:162 BW. Dit artikel is het basisartikel voor de algemene bepaling van aansprakelijkheid. Straks gaan we wat dieper op dit artikel in. Na artikel 6:162 BW staan andere artikelen die in specifieke situaties regelen wanneer er sprake is van aansprakelijkheid. Zo is bijvoorbeeld de bezitter (meestal de eigenaar) van een gebouw aansprakelijk voor de schade die het gebouw veroorzaakt aan anderen doordat het gebouw onvoldoende veilig is. Denk bijvoorbeeld aan een stuk dak dat zomaar naar beneden valt en op het hoofd terechtkomt van een voorbijganger. Ouders zijn in bepaalde situaties aansprakelijk voor de daden van hun kinderen. Bezitters van dieren weer voor hun dierenen werkgevers voor hun werknemers. Bij wettelijke aansprakelijkheid wordt onderscheid gemaakt tussen: 1. Schuldaansprakelijkheid; 2. Risicoaansprakelijkheid.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
43
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Ingeval van schuldaansprakelijkheid moet de benadeelde schuld van de veroorzaker van de onrechtmatige daad bewijzen. Het BW kent ook een aantal situaties waarin aansprakelijkheid tot stand komt puur op grond van een bepaalde hoedanigheid die iemand bezit en onafhankelijk van enige verwijtbaarheid (schuld). Dit is de zogenaamde risicoaansprakelijkheid. Voorbeelden hiervan zijn de aansprakelijkheid van eigenaren van dieren en opstallen. Wanneer iemand schade ondervindt door een dier of een opstal, is de eigenaar hiervoor aansprakelijk, ongeacht of deze zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. De enkele hoedanigheid van eigenaar brengt aansprakelijkheid met zich mee. Iets dergelijks bestaat tevens voor werkgevers en ondergeschikten. Het verschil met schuldaansprakelijkheid is er dus in gelegen dat van verwijtbaarheid geen sprake hoeft te zijn. Een ander verschil is gelegen in de bewijslast wanneer het op een procedure aankomt. In geval van schuldaansprakelijkheid dient het slachtoffer het bewijs te leveren, in geval van risicoaansprakelijkheid ligt de bewijslast van het tegendeel bij de aangesproken partij. Men is dus risicoaansprakelijk vanuit een bepaalde hoedanigheid (bijvoorbeeld als bezitter van een huisdier). Deze vorm van aansprakelijkheid wordt ook met de formele titel ‘kwalitatieve aansprakelijkheid’ aangeduid. Degene die vanuit deze vorm volgens de wet aansprakelijk is, is dan aansprakelijk, zelfs als er geen sprake is van een onrechtmatige daad of onrechtmatig nalaten. Ondernemers worden vaak geconfronteerd met aansprakelijkheid. Naast wettelijke aansprakelijkheid krijgen zij vaak te maken met contractuele aansprakelijkheid. Aan alles waar bedrijven omzet mee genereren liggen afspraken, contracten, ten grondslag. Stilzwijgende afspraken, mondelinge afspraken, al dan niet later schriftelijk vastgelegd. Binnen een schriftelijke overeenkomst worden de rechten en plichten van de contractpartijen vastgelegd. De partijen dienen de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst na te komen. Een schilder die belooft om op woensdag te beginnen met schilderen moet zijn belofte nakomen en niet op donderdag aankomen. En als hij een klodder verf knoeit op de bank bij zijn klanten, is hij verplicht de schade te vergoeden. Een loodgieter die later of helemaal niet komt opdagen bij een klant die een dreigende lekkage heeft, moet niet vreemd opkijken als hij later met succes wordt aangesproken om de waterschade te vergoeden. Binnen het aansprakelijkheidsrecht noemt men het niet, of niet tijdig nakomen van de verplichtingen uit een overeenkomst ‘een toerekenbare tekortkoming’ in de nakoming van de verbintenis. Deze terminologie komt uit het huidige aansprakelijkheidsrecht. Men spreekt dan ook wel van wanprestatie. Zowel uit de aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad als de aansprakelijkheid uit overeenkomst (contractuele aansprakelijkheid) kan onder meer de verplichting ontstaan om de schade die een ander als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden. Bij contractuele aansprakelijkheid is daarbij vereist dat het moet gaan om een toerekenbare tekortkoming. Daarvan is sprake als de tekortkoming: − aan de schuld van de schuldenaar te wijten is; of − voor risico van de schuldenaar komt (voor diens risico). Schuld houdt in dat de schuldenaar zich verwijtbaar gedraagt. Als een loodgieter te laat komt bijvoorbeeld, of als een spuiter een auto met de verkeerde kleur spuit, zijn voorbeelden van verwijtbaar gedrag. Daarnaast zijn er situaties waarbij een ondernemer geconfronteerd wordt met een toerekenbare tekortkoming, terwijl hijzelf niets verwijtbaars heeft gedaan. Daarvan kan sprake zijn als de ondernemer anderen inschakelt om zijn verplichtingen na te komen. Dat kunnen werknemers, maar ook een ingeschakelde freelancer of een onderaannemer zijn. Diegene die anderen inschakelt voor het nakomen van zijn contractuele verplichting, blijft verantwoordelijk voor die anderen. Hetzelfde geldt voor bedrijfsmiddelen die worden ingezet.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
44
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Voorbeeld Pcfix is een gespecialiseerd herstelbedrijf voor computers. Het is erg druk en daarom besteedt Pcfix een opdracht uit aan een collegabedrijf. Omgekeerd komt dat ook wel eens voor. Het andere bedrijf, DataRecover, vergeet om bij de klant van Pcfix langs te gaan. Daardoor ligt het, door een computerstoring getroffen bedrijf, een dag langer stil dan nodig. Terwijl het euvel in vijf minuten door Pcfix of Datarecover te verhelpen was geweest. De financiële schade die het getroffen bedrijf lijdt, bedraagt € 2.300,-. Pcfix is hiervoor aansprakelijk en daarmee vergoedingsplichtig. Mogelijk heeft Pcfix weer een mogelijkheid om dit bedrag, na betaling, te verhalen op DataRecover. Want DataRecover is zijn verplichting ten opzichte van Pcfix niet nagekomen.Stel dat Pcfix de verplichting om tijdig de computer te repareren niet nakomt vanwege autopech. Daar kan je niets aan doen, maar de schade wordt je toch toegerekend. Geen verwijtbaarheid, maar toch een toerekenbare tekortkoming. Conclusie Als contractant die een verplichting moet nakomen ben je aansprakelijk als er schade ontstaat omdat je die verplichting niet, niet goed, of niet tijdig nakomt. En dat geldt ook als je daarvoor anderen inschakelt, of daarbij bedrijfsmiddelen inzet die falen. De benadeelde kan het volgende eisen: − −
alsnog nakomen van de overeenkomst; ontbinden van de overeenkomst.
In beide gevallen mag de benadeelde daarnaast een schadevergoeding eisen voor de schade die hij heeft geleden. Toch zijn er ook situaties dat de ondernemer/contractant zich kan vrijpleiten. Bijvoorbeeld als er omstandigheden zijn waarmee de ondernemer geen rekening kon houden. Neem het voorbeeld van de defecte auto uit het voorbeeld van Pcfix hierboven. Stel nu dat de auto door een andere auto wordt aangereden. De schuld bij de andere auto staat vast. Daar kon de opdrachtnemer geen rekening mee houden. Er is nu sprake van een niet toerekenbare tekortkoming. Men spreekt ook wel van overmacht. Andere vormen van aansprakelijkheid waar ondernemers mee geconfronteerd kunnen worden, is werkgeversaansprakelijkheid: − voor schade die ondergeschikten toebrengen aan derden; en − personenschade aan ondergeschikten door onveilige werkomstandigheden; − productaansprakelijkheid. Een ondernemer kan, naast contractuele aansprakelijkheid, ook geconfronteerd worden met wettelijke aansprakelijkheid. Denk daarbij aan schade die hijzelf veroorzaakt in het verkeer. En aan de dakpan die van zijn bedrijfspand waait en een voorbijganger verwondt. Tegen de meeste vormen van aansprakelijkheid kan de ondernemer zich verzekeren door middel van een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven; de AVB. Sommige ondernemingen en organisaties hebben behoefte aan speciale vormen van aansprakelijkheidsverzekering. Voorbeelden zijn: − Beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor financieel adviseurs, advocaten, architecten, medici, etc. − Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering, specifiek voor bestuurders van ondernemingen en andere organisaties die, ook privé, kunnen worden aangesproken voor de (financiële) schade die ontstaat door hun handelen of nalaten. − De vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering voor beroepsvervoerders die kunnen worden aangesproken door hun opdrachtgevers voor schade aan de, aan hen toevertrouwde, goederenlading. © 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
45
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Dit zijn speciale aansprakelijkheidsverzekeringen die op specifieke gebieden wel dekking bieden, daar waar een gemiddelde AVB geen dekking voor biedt.
6.1
Aansprakelijkheid van werkgever t.o.v. zijn werknemer
Een van de vormen van contractuele aansprakelijkheid is de aansprakelijkheid van de werkgever ten opzichte van zijn werknemers. De werknemer die schade lijdt tijdens werkzaamheden kan zijn werkgever aanspreken op grond van het artikel 7:658 BW. 6.1.1
Artikel 7:658 BW
1. De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. 2. De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. 3. Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6, bepaalt over de aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken. 4. Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid. De werkgever kan slechts verweer voeren door aan te tonen dat hij al zijn verplichtingen op de juiste wijze is nagekomen, of dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. 6.1.2
Voorbeeld werkgeversaansprakelijkheid
Hendrik van Deurne werkt bij drukkerij FastPrint. Hij moet vaak stapels papier snijden met een grote snijmachine. Deze machine is beveiligd. Hendrik kan het snijmes alleen bedienen als hij twee knoppen links en rechts van de machine tegelijkertijd indrukt. Omdat hij een knop heeft ‘afgeplakt’ hoeft hij maar één knop in te drukken om te kunnen snijden. Met de andere hand kan Hendrik de stapels papier onder het snijmes nog wat heen en weer bewegen totdat ze goed liggen. Het gaat een keer mis. Hendrik moet het de rest van zijn leven stellen zonder linkerhand. FastPrint is aansprakelijk. Zij had als werkgever deze gevaarlijke handelswijze (knop afplakken) moeten verbieden en moeten controleren dat dat verbod wordt nageleefd. Als een werknemer (ondergeschikte) tijdens werktijd schade veroorzaakt aan anderen, dan is de werkgever daarvoor risicoaansprakelijk. Voorwaarde is wel dat de werknemer zelf ook aansprakelijk is. En als de werknemer dat is, dan is de werkgever het ook. Altijd. De werkgever kan zijn aansprakelijkheid afwijzen door aan te tonen dat hij al zijn verplichtingen op de juiste wijze is nagekomen of dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. De aansprakelijkheid van de werkgever kan ver gaan. Werkgevers kunnen worden aangesproken als de werknemer in een eigen motorvoertuig of een motorvoertuig van het bedrijf tijdens een ‘dienstreis’ letsel oploopt door een ongeval. Dit blijkt onder meer uit het Arena arrest.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
46
Syllabus Permanente Educatie
6.1.3
Wft Schade
Het Arena arrest
Voor montagewerkzaamheden aan de Arena (stadion) dient een werknemer samen met een collega en twee werknemers van een ander bedrijf dagelijks van Didam naar Amsterdam op en neer te rijden. Bij toerbuurt dienen de werknemers te chaufferen. Doordat de twee wielen aan de linkerzijde in de middenberm komen stuurt de werknemer tegen. De auto slipt en gaat meerdere keren over de kop. Alle vier de inzittenden raken gewond. Juridische achtergrond De eiser (de bestuurder die ernstig letsel oploopt) stelt dat de werkgever niet heeft voldaan aan zijn wettelijke zorgplicht 7.658 BW en voorts strookt het met het arbeidsrecht (en de daarmee verband houdende arbeidsovereenkomst) dat de werkgever uit eisen van redelijkheid en billijkheid de schade moet vergoeden. De zaak is via de Kantonrechter en Rechtbank tenslotte voor de Hoge Raad gekomen. Deze heeft de werknemer in het gelijk gesteld. Belangrijke overwegingen waren: De werknemer was in het kader van de uitoefening van zijn beroep verplicht dagelijks van Didam naar Amsterdam te rijden. Hij was verplicht bij toerbeurt te chaufferen. Voor alle betrokkenen werd de schade vergoed door de WA-verzekering van de auto, alleen niet voor de bestuurder (dit is een wettelijke uitsluiting). De dagelijkse omgang met auto’s maakt dat men niet altijd zo voorzichtig is als wel zou moeten om ongevallen te voorkomen. De werknemer was niet roekeloos en ook was er geen sprake van opzet. Voorts heeft in 1992 (16 oktober) de Hoge Raad geoordeeld dat de werkgever aansprakelijk is voor schade aan de eigen auto van de werknemer die gebruikt werd in het kader van het dienstverband. De nieuwe uitspraak strookt met deze eerdere uitspraak. Waarom werd de schade niet door een verzekering vergoed? De WA-verzekering van een motorvoertuig volgt de wet, (de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen W.A.M.). Deze wet kent slechts een paar gevallen waarin de WA-verzekering niet hoeft uit te keren. De bekendste is bij diefstal van de auto. De benadeelde die schade heeft opgelopen door schuld van de bestuurder van een gestolen motorrijtuig kan overigens een beroep doen op het Waarborgfonds. Minder bekend is de uitsluiting dat letselschade van de bestuurder niet vergoed hoeft te worden. De WAverzekering van de auto dekt de schade dus niet. Vrijwel altijd beschikt een bedrijf over een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven. Deze verzekering wil echter niet het motorrijtuigrisico afdekken. Daar zijn aparte autoverzekeringen immers voor. Vandaar dat de aansprakelijkheidsverzekering van het bedrijf schade met of door motorrijtuigen uitsluit. De oplossing Vrijwel alle maatschappijen hebben een verzekering ontwikkeld die de werkgever af kan sluiten om gevrijwaard te zijn van claims van een werknemer die door eigen schuld in het kader van zijn/haar dienstverband letselschade oploopt door een ongeval in een motorrijtuig. Vaak wordt voor eigen motorrijtuigen van de werkgever een schadeverzekering voor inzittenden afgesloten. Voor lease-auto’s en eigen auto’s van de werknemers die tijdens dienstreizen worden gebruikt is per verzekeringsmaatschappij een aparte oplossing gemaakt.
6.2
Toegenomen mate van aansprakelijkheid voor werkgevers
De laatste jaren is de aansprakelijkheid van werkgevers naar werknemers, onder meer door uitspraken van de Hoge Raad, waaronder het Arena-arrest, aanzienlijk verruimd. De wet bepaalt, kort gezegd, dat de werkgever zich als “goed werkgever” moet gedragen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
47
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Dat is een vage hoofdregel die verder in de wet wordt uitgewerkt: de werkgever is aansprakelijk voor schade die werknemers tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden lijden. De werkgever kan zijn aansprakelijkheid afwenden als hij bewijst dat hij heeft voldaan aan zijn plicht om voor een veilige werkplek te zorgen. Verder kan de werkgever zijn aansprakelijkheid “ontlopen” als de werknemers opzettelijk of bewust roekeloos hebben gehandeld waardoor de schade is ontstaan. De vraag of een werkgever aansprakelijk is voor schade van werknemers moet worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Hierna volgen aansprekende voorbeelden uit de rechtspraak. Daarbij laten we in het midden of de werkgever aansprakelijk was op grond van “goed werkgeverschap” (artikel 7:611 BW) of op grond van “bedrijfsongeval” (artikel 7:658 BW). 6.2.1
Vingers in machine
Een werknemer werkte met een verpakkingsmachine. Die machine kon worden stopgezet door het indrukken van een rode knop die zich op enige afstand van de machine bevond. De machine liep op enig moment vast en de werknemer probeerde handmatig het vastgelopen bakje los te maken, zonder dat hij eerst op de rode stopknop had gedrukt. De werknemer verloor bij die actie twee kootjes. De werkgever was aansprakelijk voor de schade. Het werd de werkgever aangerekend dat hij had nagelaten om een gevaarlijke opening in de machine te dichten. De werkgever had zich moeten bedenken dat bij een dergelijke storing - die zich vaker voordeed - de werknemers niet steeds naar de rode stopknop zouden lopen voordat het vastgelopen bakje eruit zou worden gehaald. Er golden geen schriftelijke instructies. 6.2.2
Workshop rollerskates
Werkgevers kunnen ook aansprakelijk zijn voor activiteiten die in de “semi-werksfeer” plaatsvinden. Zoals een workshop “dansen op rollerskates”. Op een vrijdagmiddag na werktijd maar op het werk, valt een werkneemster tijdens de workshop en lijdt schade. De workshop werd door een ander bedrijf, ingeschakeld door de werkgever, georganiseerd. De werkneemster stelt de werkgever aansprakelijk. Het Hof wijst de vordering toe omdat de werkgever zich niet als “goed werkgever” zou hebben gedragen. Het Hof hechtte waarde aan het feit dat de workshop plaats vond op het kantoor van de werkgever, dat de werkgever de activiteit mede had georganiseerd en dat er geen polsbeschermers e.d. waren uitgedeeld. Dat het organiserende bedrijf onvoldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen kwam in dit geval voor rekening van de werkgever, aangezien hij dit bedrijf had ingehuurd. Ook had hij zijn werknemers niet ingelicht over het feit dat er voor hen kennelijk geen aansprakelijkheidsverzekering was afgesloten. De werkgever had volgens het Hof kortom onvoldoende gedaan om haar werknemers te beschermen tegen het gevaar van vallen tijdens de workshop en om dekking te bieden tegen de door hen als gevolg van een val geleden schade. 6.2.3
Spelen met hijskraan
Opzet of bewust roekeloos gedrag van werknemers wordt niet snel aangenomen. De nu volgende casus biedt echter een duidelijk voorbeeld uit de rechtspraak waar wel sprake was van roekeloos gedrag: een werknemer (uitzendkracht) werkt bij het afladen van materialen van een 35 meter hoge hijskraan. Na de laatste vracht laat de werknemer zich door de hijskraan bij wijze van spel enkele meters optakelen. Hij wordt plots door een windvlaag ophoog geblazen, houdt krampachtig aan de takel vast, maar hij houdt het niet en valt 13 meter omlaag. De werknemer vordert schade van zijn werkgever. De vordering wordt afgewezen, mede omdat de werknemer zich bewust roekeloos heeft gedragen. Uit de jurisprudentie (de hierboven genoemde uitspraken zijn slechts een topje van de ijsberg) is niet eenvoudig een algemene leer te distilleren.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
48
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
De omstandigheden van elk geval zijn uniek en moeten dus iedere keer afzonderlijk worden beoordeeld. Toch zijn er voor de werkgever wel enkele tips.
6.3
Tips voor de werkgever
Onderzoek de mogelijkheden om een veilige werkplek te creëren. Neem de redelijkerwijs mogelijke maatregelen om die veilige werkplek te creëren. Het voldoen aan ARBO-richtlijnen is soms zelfs niet genoeg. Stel (veiligheids)instructies op. Zorg ook dat deze instructies nageleefd worden. Treed - zonodig hard - op als de (veiligheids)instructies niet nageleefd worden. Een slechte gewoonte (van werknemers) ontstaat immers snel als de werkgever daartegen niet consequent optreedt (zie het geval van de verpakkingsmachine). Denk daarbij aan het schriftelijk vastleggen van de overtreding van de werknemer; waarschuw de werknemer dat een volgende overtreding consequenties heeft voor het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst. Zorg dat de werknemers zich bewust zijn van het gevaar. Tracht begrip te kweken voor uw situatie bij de werknemers; dat de werkgever aansprakelijk kan zijn en dat hij dus ook zal (moeten) optreden tegen overtredingen van de (veiligheids)voorschriften. Verzeker uw werknemers behoorlijk. Let ook op bedrijfsuitjes en andere werkgerelateerde activiteiten. Zorg ook daar voor veilige omstandigheden en sluit zonodig verzekeringen voor de werknemers af. Dat de aansprakelijkheid van de werkgever richting de werknemer steeds verder toeneemt blijkt onder meer uit recente uitspraken van de Hoge Raad. Ook hier gaat om ongevallen die ontstaan zijn buiten de feitelijke arbeidssfeer, maar die daar wel aan gerelateerd waren. Het gaat nog steeds om de vraag: “Is een werkgever aansprakelijk voor de schade die zijn werknemer lijdt wanneer hij of zij tijdens werktijd bij een verkeersongeval betrokken raakt?” In deze arresten heeft de Hoge Raad zich weer over deze vraag uitgelaten. 6.3.1
Aansprakelijkheid taxichauffeur
In het ene arrest gaat het om een taxichauffeur die betrokken raakt bij een botsing met een trein bij het oversteken van een onbewaakte spoorwegovergang. De taxichauffeur loopt hierbij ernstig letsel op. De werkgever had - conform CAO Taxivervoer - een ongevallenverzekering en een inzittendenverzekering voor haar werknemers afgesloten. Door deze verzekeringen wordt slechts een deel van de schade vergoed; de taxichauffeur stelt zijn werkgever aansprakelijk voor de overige schade. De kantonrechter en het hof wijzen de vordering van de taxichauffeur af. Zij vinden dat van de werkgever niet verwacht kan worden dat hij de schade moet vergoeden die niet door de verzekeraars wordt vergoed. Dat had onder bepaalde omstandigheden anders kunnen zijn, maar van die omstandigheden was volgens het hof geen sprake. De Hoge Raad denkt anders over de zaak en construeert de aansprakelijkheid van de werkgever als volgt. Het beginsel van goed werkgeverschap brengt met zich mee dat de werkgever een ‘behoorlijke verzekering’ voor werknemers moet afsluiten, wier werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval. Voor een antwoord op de vraag wat onder een ‘behoorlijke verzekering’ dient te worden verstaan, moet gekeken worden naar alle omstandigheden; in het bijzonder naar de verzekeringsmogelijkheden en naar de hoogte van de premie waarvan in redelijkheid van een werkgever verwacht mag worden dat de werkgever die voor haar rekening neemt. Verder moet gekeken worden naar de heersende maatschappelijke opvattingen omtrent de vraag voor welke schade een behoorlijke verzekering dekking dient te verlenen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
49
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
De Hoge Raad stelt een grens voor de omvang van de verzekeringsplicht. In de eerste plaats dient gekeken te worden naar de situatie waarin wel een ‘behoorlijke verzekering’ zou zijn afgesloten en tot welk bedrag dan dekking zou zijn verleend. En in de tweede plaats hoeft de verzekering geen dekking te verlenen voor bewust roekeloos of opzettelijk gedrag van de werknemer. Het enkele feit dat de verzekeringen conform cao waren afgesloten, maakt volgens de Hoge Raad nog niet (noodzakelijkerwijs) dat er sprake is van een ‘behoorlijke verzekering’. De zaak is terugverwezen naar het hof die moet gaan onderzoeken of de door de werkgever afgesloten verzekeringen als ‘behoorlijk’ zijn aan te merken. Als alternatief (voor het afsluiten van een ‘behoorlijke verzekering’) kan de werkgever er volgens de Hoge Raad ook voor kiezen om de werknemer financieel in staat te stellen zelf een ‘behoorlijke verzekering’ af te sluiten, mits hierover voldoende duidelijkheid tussen de werkgever en de werknemer wordt gecreëerd. Dit alternatief speelt met name bij werknemers die gebruik maken van hun eigen auto voor de uitoefening van hun werkzaamheden. 6.3.2
Geen gordel; werkgever toch vergoedingsplichtig?
In andere zaak was de werknemer op weg naar een bijeenkomst waar hij voor zijn werkgever een presentatie zou geven. Op de route naar deze bespreking liggen polderwegen. De werknemer heeft aangevoerd dat hij bij het rijden over deze wegen geen gordel droeg omdat hij bang was om niet op tijd uit zijn auto te komen als hij te water zou raken. De werknemer raakt tijdens deze rit niet te water, maar wordt aangereden, terwijl hij geen gordel droeg. Hij houdt een whiplashtrauma aan de aanrijding over. De rechtbank - in de procedure tussen de (verzekeraars van de) bestuurders - heeft vastgesteld dat de andere bestuurder voor 75% van de schade aansprakelijk is. De overige 25% dient volgens de rechtbank door de werknemer zelf te worden gedragen, aangezien hij zijn gordel niet droeg. De werknemer vordert deze 25% - in de hier behandelde procedure - van zijn werkgever. Een verschil met de casus ‘taxichauffeur’ is dat de werkgever in deze procedure zich op het standpunt heeft gesteld dat zij niet verantwoordelijk voor de schade is, aangezien de werknemer door het niet dragen van de gordel bewust roekeloos heeft gehandeld. De kantonrechter en het hof volgen de werkgever in haar verweer en wijzen de vordering van de werknemer af. De Hoge Raad echter oordeelt ook in deze zaak anders dan de lagere rechters. De werkgever dient in beginsel de 25% die niet werd uitgekeerd door de (verzekeraar van de) andere bestuurder te vergoeden. De redenering van de Hoge Raad is dezelfde als onder de hierboven genoemde casus: de werkgever dient voor een ‘behoorlijke verzekering’ voor haar werknemers te zorgen en als zij dit nalaat dan is de werkgever aansprakelijk voor de door de werknemer geleden schade. Over het bewust niet dragen van de gordel oordeelt de Hoge Raad dat dit niet (per definitie) maakt dat er sprake is van bewust roekeloos handelen. Het verweer van de werkgever houdt bij de Hoge Raad dus geen stand. Beide procedures (de taxichauffeur en de ‘whiplash’) zijn terugverwezen naar het hof. De hoven moeten nu - de hierboven genoemde instructies van de Hoge Raad in het achterhoofd houdende - onderzoeken of de verzekeringen die wel waren afgesloten als ‘behoorlijke verzekering’ kunnen worden aangeduid. Het is dus niet uitgesloten dat het hof tot de conclusie komt dat de werkgevers in beide zaken hebben voldaan aan hun verzekeringsplicht. En dat de werknemer dus (alsnog) zelf het deel dat hij van de werkgever vorderde dient te dragen. In beide situaties gaat om een bestuurder-werknemer en niet om een passagier-werknemer. Het is de vraag of deze arresten ook voor passagierswerknemers gelden, nu de Hoge Raad spreekt van ‘bestuurders wier werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij betrokken raken bij een verkeersongeval’.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
50
Syllabus Permanente Educatie
6.4
Wft Schade
Woon-werkverkeer
In de twee hierboven behandelde casussen gaat het om een ongeval dat tijdens werktijd gebeurde. Maar hoe zit het dan met ongevallen die gebeuren in het schemergebied van werktijd en privé tijd; met andere woorden, ongevallen tijdens het woon-werkverkeer? Het gaat dan immers (strikt genomen) niet om ongevallen tijdens werktijd. In dit soort gevallen is de aansprakelijkheid van de werkgever in de rechtspraak nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Als leidraad kan - naar de huidige stand van de rechtspraak - worden aangenomen dat ongevallen tijdens woon-werkverkeer niet onder de aansprakelijkheid van de werkgever vallen. De werkgever hoeft in beginsel dus geen ‘behoorlijke verzekering’ voor het woonwerkverkeer van haar werknemers af te sluiten. Let wel: een ‘harde hoofdregel’ is niet te geven, veel zal afhangen van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Zo werd de werkgever niet aansprakelijk gehouden in de zaak van de werkneemster die na (declarabele) overuren te hebben gemaakt op weg naar huis in haar lease-auto bij een ongeval betrokken raakte. De Hoge Raad vond in dat geval dat er te weinig verband was tussen het ongeval en de werkzaamheden. Er zijn daarentegen ook uitspraken waarin de werkgever wel aansprakelijk was voor ongevallen die - strikt genomen - onder woonwerkverkeer te scharen zijn. Zo was de werkgever wel aansprakelijk voor de schade ten gevolge van een verkeersongeval die haar werknemer leed toen hij met enkele collega’s op weg was van huis naar een bouwplek. De CAO bood een extra vergoeding voor de tijd die dat woon-werkverkeer in beslag nam. Daarmee was er volgens de Hoge Raad een voldoende nauwe band met het werk. Het lijkt al met al raadzaam om voor dit soort gevallen toch een ‘behoorlijke verzekering’ af te sluiten. Deze kwesties verdienen aandacht binnen de risico-analyse en het verzekeringsvoorstel van de verzekeringsadviseur.
6.5
Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (AVB)
Net als particulieren kunnen bedrijven niet zonder een geschikte aansprakelijkheidsverzekering, om de eenvoudige reden dat één schadegeval een bedrijf failliet kan laten gaan. Net als bij de AVP dekt de AVB alleen schade aan zaken en personen. Zuivere vermogensschade valt niet onder de dekking. Voorbeelden van zuivere vermogensschade in Architect de zakelijke sfeer is de architect die een schrijffout maakt op een bouwtekening, waardoor een op zich goed gebouwd gebouw weer moest worden afgebroken en opnieuw gebouwd. Belastingconsulent En de belastingconsulent die te laat bezwaar aantekende tegen een aanslag, waardoor de cliënt veel belastingteruggave misliep. Hiertegen verzekeren is wel mogelijk via een speciale Beroepsberoepsaansprakelijkheidsverzekering. Belastingconsulenten, architecten, aansprakelijkheids- verzekeringsadviseurs, makelaars in onroerende zaken en dergelijke zijn allemaal verzekering doelgroepen voor een dergelijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering. AVB
6.5.1
Betrokkenen, verzekerden en benadeelden
Op een AVB is het vermogensrisico verzekerd van het bedrijf zelf. Bij een eenmansbedrijf is de eigenaar tevens verzekeringnemer. Het is ook de eigenaar die het risico loopt. Er is dus geen scheiding tussen het privévermogen en het bedrijfsvermogen. Bij een BV of een NV ligt dat anders. Niet een persoon, maar het bedrijf is de verzekeringnemer (contractant) en verzekerde. Het is ook het bedrijf dat het aansprakelijkheidsrisico loopt. Ook de werknemers (omwille van de definitie spreekt men van ondergeschikten) van het bedrijf zijn verzekerden. Dat is geen overbodige luxe, want de AVP biedt tijdens werktijd geen dekking (uitsluiting voor schade ontstaan tijdens de uitoefening van een beroep) en een AVB wel.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
51
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Het bedrijf kan tijdens de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten schade veroorzaken aan: − cliënten; denk aan de verhuizer die (per ongeluk) wat vernielt van de te verhuizen huisraad; − werknemers van het bedrijf zelf; bijvoorbeeld door (kennelijk) onveilige arbeidsomstandigheden; − willekeurige anderen (derden); bijvoorbeeld omdat een werknemer met de fiets (tijdens werktijd) schade toebrengt aan een geparkeerde auto; − de ondernemer/werkgever zelf (bijvoorbeeld door werknemers). Wiens aansprakelijkheid is er nu verzekerd op een AVB? Dit zijn in het algemeen: − de verzekeringnemer in zijn verzekerde hoedanigheid als omschreven in de polis; − de bestuurders en commissarissen van verzekeringnemer, handelend als zodanig; − de ondergeschikten, familieleden en huisgenoten van verzekeringnemer, voorzover zij werkzaamheden verrichten voor verzekeringnemer binnen het raam van zijn verzekerde hoedanigheid; − de personeelsverenigingen, pensioen- en andere fondsen, instellingen en stichtingen in het kader van de verhouding tussen verzekeringnemer en zijn ondergeschikten, alsmede de bestuurders en ondergeschikten daarvan, handelend als zodanig; − andere mede in de polis omschreven natuurlijke of rechtspersonen, waaronder mede te verstaan de bestuurders en commissarissen, in de verzekerde hoedanigheid. Bedrijfsverzekeringen, zoals de AVB, blijken in de praktijk veel gevoeliger voor mutaties. Als deze mutaties niet tijdig worden gemeld aan de verzekeraar, dan kan dat in de praktijk leiden tot dekkingshiaten. Ondernemers zijn ondernemend. Een installatiebedrijf ontdekt bijvoorbeeld dat het plaatsen van dakkapellen wel erg lucratief is. Maar het plaatsen van dakkapellen geeft andere risico’s dan het aanleggen van waterleidingen. De AVB biedt dekking voor het bedrijf in haar hoedanigheid als installatiebedrijf. Het plaatsen van dakkapellen behoort daarmee niet tot de verzekerde activiteit. Als een voorbijganger, tijdens het plaatsen van een dakkapel een dakpan op zijn hoofd krijgt en zwaargewond raakt, kan dat het einde betekenen van het installatiebedrijf. Als een ondernemer kiest voor een andere rechtsvorm, moet de polis ook aangepast worden. Bij de omzetting van een eenmanszaak naar een BV, moet de BV op het polisblad worden aangetekend als verzekeringnemer. 6.5.2
Inloop en uitloop
De AVB verzekeraar kan geconfronteerd worden met aansprakelijkheidsclaims uit het verleden. Zelfs voor de tijd dat de polis nog niet was ingegaan. De oorzaak van de schade is van maanden, soms jaren geleden, maar nu wordt duidelijk welke schade dit teweeg heeft gebracht. Het is ook mogelijk dat de schade is ontstaan vóór de ingangsdatum van de AVB. Als jaren daarna de schade zich openbaart, moet de huidige AVB verzekeraar de schade dan betalen? Als het antwoord daarop ja is, dan spreekt men van het zogenaamde inlooprisico. Het is ook mogelijk dat een schade tijdens de verzekeringstermijn ontstaat, maar zich pas openbaart na beëindiging van de verzekering. We spreken dan over het uitlooprisico. Tussen het moment waarop schade ontstaat en het moment waarop schade wordt geclaimd, kan veel tijd zitten. Drie momenten zijn dan van belang: − de oorzaak van de schade; − het ontstaan (openbaren) van de schade; − het moment dat de schade bij de AVB verzekeraar wordt geclaimd.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
52
Syllabus Permanente Educatie
Loss occurence
Wft Schade
Enige jaren geleden hebben veel AVB verzekeraars paal en perk gesteld aan het in- en uitlooprisico. Maatregelen om de risico’s van inloop en uitloop te beperken hebben geresulteerd in wat men het claims madesysteem noemt. De AVB polissen waarbinnen deze maatregelen nog niet zijn doorgevoerd duidt men aan met loss occurence. Het loss-occurencesysteem
Inloop dekking Schade wordt veroorzaakt
Claims-made systeem
Verzekeringsduur dekking Schade wordt veroorzaakt of ontstaat
Uitloop dekking Schade wordt gemeld / geclaimd
Bij dit systeem dekt de AVB het inloop- en uitlooprisico. Schade die is ontstaan (geopenbaard) tijdens de duur van de verzekering wordt vergoed, ook al ligt de oorzaak ver voor de ingangsdatum van de verzekering. De schade ‘loopt in’. Schade die is veroorzaakt of ontstaan binnen de verzekeringsduur, is ook gedekt. Ook als de schade na het beëindigen van de verzekering wordt gemeld/geclaimd. Wereldwijd wordt deze systematiek nog veel gebruikt in AVB polissen. En ook in Nederland komt deze systematiek nog voor bij bedrijfsaansprakelijkheidspolissen die zijn afgesloten vóór 1997. Na deze datum zijn bijna alle AVB polissen afgesloten en/of gecontinueerd volgens het claims-madesysteem. Het claims madesysteem
Inloop dekking Schade wordt veroorzaakt en of ontstaat
Verzekeringsduur dekking Schade wordt veroorzaakt of ontstaat en wordt gemeld
Uitloop geen dekking Schade wordt gemeld / geclaimd
Bij een claims-madesysteem is het moment van melden belangrijk. Bij een zuivere claimsmadepolis is er dekking als de aanspraak wordt ingediend tijdens de looptijd van de polis. Onder aanspraak wordt verstaan: “een aanspraak tot vergoeding van schade ingesteld tegen een verzekerde”. De AVB-polis kent net als iedere andere verzekering, uitsluitingen. Veel uitsluitingen uit de AVP komen terug in de AVB. De belangrijkste zijn: − opzet van de verzekeringnemer; − opzicht; − schade toegebracht met of door motorrijtuigen; − schade aan zaken van verzekeringnemer zelf; − schade als gevolg van een (geleidelijke) milieuaantasting. De AVB heeft nogal wat uitsluitingen en beperkingen. Sommige bedrijven hebben behoefte aan aansprakelijkheidsdekking voor (sommige van) deze hiaten. Er zijn speciale aansprakelijkheidsverzekeringen die dekking bieden, daar waar de AVB geen (of beperkt) dekking biedt zoals: − beroepsaansprakelijkheidsverzekering; − bestuurders- en commissarissenaansprakelijkheidsverzekering; − milieuschadeverzekering; − vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering; − motorrijtuigverzekering. Daarnaast zijn speciale verzekeringen die naast cascodekkingen ook aansprakelijkheidsdekkingen hebben. Bepaalde polissen zijn specifiek ontworpen voor een bepaalde branche, zoals de CAR verzekering; een rubriekenpolis voor aannemers.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
53
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
En de landmateriaalverzekering, bestemd voor land- en werkmateriaal van onder andere aannemers en beroepsvervoerders. De aansprakelijkheidsdekking op deze speciale verzekeringen is vaak een aanvulling/uitbreiding op (de dekkingshiaten van) de AVB. Soms is er ook sprake van onnodige overlap. Dan is het zinvol, om premieverkwisting te voorkomen, de aansprakelijkheidsdekking op een van de polissen te schrappen.
6.6
De Bedrijfsrechtsbijstandverzekering
Deze verzekering biedt het bedrijf of de ondernemer bijstand bij juridische problemen, met inbegrip van juridisch advies en vergoeding van advocaten- en proceskosten (onbeperkt). Deze verzekeringsvorm lijkt heel sterk op de gezinsrechtsbijstandverzekering. Veel dekkingen en overige bepalingen en productkenmerken komen in grote lijnen met elkaar overeen. De meeste polissen bieden een algemene dekking die kan worden uitgebreid met specifieke aanvullende dekkingsrubrieken. Zo kan een polis op maat worden gemaakt. In de praktijk geldt de dekking voor problemen op het gebied van: − administratief recht en sociaal verzekeringsrecht (bijvoorbeeld problemen met bouwen hinderwetvergunningen, bestemmingsplannen, etc. en bijstand in beroepsprocedures); − arbeidsrecht ambtenarenrecht (arbeidsrechtelijke geschillen met werknemers, bijvoorbeeld loon- en ontslagkwesties); − overeenkomsten-/contractrecht (overeenkomsten die door de ondernemer als koper, opdrachtgever of afnemer van diensten is gesloten; ook geschillen over verwerving, onderhoud, reparatie of verbouwing van bedrijfspanden bestemd voor eigen gebruik, vallen hier onder); − strafrecht en verhaalsrecht (juridische hulp bij strafrechtelijke vervolging voor een niet opzettelijk bega(a)n(e) overtreding of misdrijf, en bijstand om geleden schade op een derde te verhalen); − burenrecht en erfdienstbaarheden (met betrekking tot de bedrijfspanden en de daarbij behorende grond). Op hiervoor niet genoemde rechtsterreinen kan vaak wel advies bij de verzekeraar worden ingewonnen. De dekking voor contractsrechtsbijstand (overeenkomstenrecht) kent veelal beperkingen, met name voor problemen met afnemers van goederen en diensten. De bijstand geldt alleen voor de in de polis omschreven verzekerde activiteiten. Rechtsbijstand met betrekking tot motorrijtuigen en (lucht)vaartuigen is meestal niet standaard in de dekking opgenomen, beperkt verzekerd of aanvullend te verzekeren. Faillissement, fiscaalrechtelijke conflicten en geschillen over vermogensbeheer en incassovorderingen zijn veelal uitgesloten. Ook vorderingen uit onrechtmatige daad zijn uitgesloten. De polis kent een wachttijd (meestal drie maanden). Lopende zaken of juridische geschillen die in de lucht hangen, vallen daarmee buiten de dekking. De wachttijd geldt niet voor het verhalen van schade en voor overeenkomsten die zijn gesloten na het aangaan van de verzekering. Verzekerde is in beginsel vrij in zijn keuze van advocaat. Kandidaten voor een bedrijfsrechtsbijstandverzekering zijn het midden- en kleinbedrijf, medici, paramedici, agrariërs, gemeentes, verenigingen (van eigenaren) en stichtingen. Ook komt het voor dat (kleinere) gemeenten een rechtsbijstandverzekering afsluiten. Zij kunnen via de rechtsbijstandverzekering ook toegang krijgen tot een breed spectrum aan juridische kennis en bijstand. Zo kan het voorkomen dat een burger die in conflict komt met zijn gemeente, te maken krijgt met diens rechtsbijstandverzekeraar. Als zowel de burger en de gemeente beiden dezelfde rechtsbijstandverzekeraar hebben, kan een beroep worden gedaan op de geschillenregeling. Deze wordt in een ander hoofdstuk uitgebreid behandeld als onderdeel van de gezinsrechtsbijstandverzekering. Zeer grote bedrijven hebben meestal minder behoefte aan een bedrijfsrechtsbijstandverzekering, omdat zij een eigen juridische afdeling of regelmatige contacten hebben met een advocatenkantoor.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
54
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
De premie wordt opgebouwd aan de hand van een aantal kerngegevens van het bedrijf, zoals de omzet en het aantal werknemers. Daarnaast zijn de bedrijfstak, de kwaliteit van het bedrijf en de mee te verzekeren extra dekkingen van invloed op de premie. Specifieke rechtsbijstanddekkingen worden op afzonderlijke polissen gesloten, maar ook in combinatie met elkaar op één polis. Zo zijn er de bedrijfs-/gezinscombinatie, de bedrijfs/motorrijtuigcombinatie en andere combinaties mogelijk. De bedrijfs-/gezinscombinatie wordt vooral gesloten door kleine bedrijven en beoefenaren van vrije beroepen. De bedrijfsrechtsbijstandverzekering en de gezinsrechtsbijstandverzekering zijn dan gecombineerd op een polis. Daarnaast is er een speciale bedrijfs-/gezinscombinatie van de rechtsbijstandverzekering voor agrariërs, medische beroepen en voor eigenaren van binnenvaartschepen.
6.7
Gevolgen voor de risico-analyse en het verzekeringspakket
Het antwoord op de vraag: ‘Ben ik als werkgever aansprakelijk voor de schade die mijn werknemer lijdt wanneer hij of zij tijdens werktijd bij een verkeersongeval betrokken raakt?’ luidt: ‘Ja, tenzij de werkgever een behoorlijke verzekering voor zijn werknemers heeft afgesloten. Het antwoord is ‘nee’ als er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de kant van de werknemer. Op werkgevers rust de plicht een ‘behoorlijke verzekering’ af te sluiten - dan wel haar werknemers financieel in staat te stellen zelf een ‘behoorlijke verzekering’ af te sluiten - voor haar werknemers die in de uitoefening van hun werkzaamheden als bestuurder van een motorvoertuig deelnemen aan het verkeer. Als de werkgever dat niet of onvoldoende behoorlijk doet, dan is hij - behalve wanneer er sprake is van bewuste roekeloosheid of opzet van de werknemer - aansprakelijk voor de schade die de werknemer ten gevolge van het ongeval tijdens werktijd heeft geleden, voor zover een ‘behoorlijke verzekering’ dekking zou hebben geboden. Wat betreft ‘besturende’ werknemers financieel in staat te stellen zelf een ‘behoorlijke verzekering’ af te sluiten, is de nodige zorgzaamheid geboden. Er zullen duidelijke afspraken moeten worden gemaakt waarvoor de financiële bijdrage gebruikt zal moeten worden. Het is raadzaam om te controleren of de werknemer een behoorlijke verzekering heeft afgesloten. Om discussies over de vraag of de werknemer de financiële bijdrage goed heeft besteed te voorkomen, verdient het de voorkeur dat de werkgever de verzekeringen zelf afsluit en alleen de werknemers die hun eigen auto voor werk gebruiken een financiële bijdrage te geven. Werk aan de winkel voor de assurantie-adviseur in het MKB. Onderzoek de mogelijkheden om de ‘besturende’ werknemers ‘ van je klanten in het MKB behoorlijk’ te verzekeren en adviseer deze verzekering(en). Houd daarbij rekening met het feit dat de Hoge Raad van de werkgever verwacht dat de werkgever een ‘behoorlijke verzekering’ afsluit. En dat schade als gevolg van bewust roekeloos of opzettelijk handelen niet gedekt hoeft te zijn. En dat zelfs het niet dragen van een gordel onder bepaalde omstandigheden niet als bewuste roekeloosheid wordt aangemerkt. Verder wordt van de werkgever verwacht dat hij bereid is een in verhouding staande premie te betalen. Kortom: het is voor je, als assurantieadviseur in het MKB, raadzaam om bij je MKB-relaties na te gaan of de lopende verzekeringen als ‘behoorlijk’ zijn aan te merken.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
55
Syllabus Permanente Educatie
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
Wft Schade
56
Syllabus Permanente Educatie
7
Wft Schade
Inkomensverzekeringen in de volmacht
Relevante actuele ontwikkelingen
Eindterm
Toetsterm
Beheersniveau
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE
Volmachtgevers bieden de mogelijkheid om zorg/inkomen producten in volmacht te sluiten. Een toenemend aantal GA’s maakt van deze mogelijkheid gebruik
2c
2c 2c.3 2c.5 2c.10
B K K
Nee
7.1
Inleiding
Van oorsprong zijn door verzekeraars hoofdzakelijk volmachten verleend voor schadeverzekeringen. Daarnaast zijn er een aantal gespecialiseerde volmachtbedrijven die volmachten hebben voor levensverzekeringen. De laatste jaren zijn daar gespecialiseerde volmachtbedrijven op het gebied van employee benefits bijgekomen. Dit betreft alle verzekeringen die rondom het in dienst hebben van werknemers gesloten kunnen worden. Naast gespecialiseerde volmachtkantoren zien wij nu ook volmachten op het gebied van zorg- en inkomensverzekeringen bij algemene volmachtkantoren die voorheen alleen volmachten op het gebied van schadeverzekeringen hadden. De algemene gevolmachtigde gaat specialistische verzekeringen in volmacht behandelen. 7.1.1
Redenen verstrekken of verkrijgen van zorg- of inkomensvolmachten
Er zijn diverse redenen waarom een gevolmachtigde geïnteresseerd kan zijn in het verkrijgen van deze specialistische volmachten. Ook bij de maatschappijen zijn verschillende redenen denkbaar waarom zij deze volmachten uitzetten. De gevolmachtigde die zich bezig houdt met zakelijke verzekeringen ziet het als een aanvulling op zijn dienstverlening om zijn assortiment uit te breiden, zodat ook zorg- en inkomensverzekeringen in volmacht kunnen worden aangeboden. Het gehele pakket van de klant kan binnen de volmacht worden behandeld. Naast argumenten als dienstverlening komt het ook voor dat de gevolmachtigde denkt extra omzet en winst te kunnen genereren door andere marktgebieden te betreden. Soms ook nemen verzekeraars het initiatief. Zij werven actief een gevolmachtigde voor een zorg- en of inkomensvolmacht. Verzekeraars willen marktaandeel in de zorg- en inkomensmarkt behouden of veroveren en denken een deel hiervan te kunnen verwerven door meer volmachten uit te zetten. Een gevolmachtigde vult liever zijn eigen volmacht dan zijn productie onder te brengen bij een provinciale maatschappij. Zo stelt de verzekeraar die een volmacht verstrekt, zijn omzet veilig. 7.1.2
Verschillen ten opzichte van andere schadeverzekeringen
Een gevolmachtigde die een volmacht heeft voor schadeverzekeringen heeft over het algemeen kennis en ervaring op het gebied van deze verzekeringen, zowel op het gebied van acceptatie als van schadebehandeling. Als een gevolmachtigde naast zijn volmacht voor autoverzekeringen een nieuwe volmacht voor bromfietsverzekeringen krijgt, dan is dit een kleine stap. Veel processen zijn hetzelfde. Dezelfde wettelijke regels zijn van toepassing en ook acceptatie en schaderegeling verschillen weinig. Een jonge bestuurder is een groter risico bij een autoverzekering en dat geldt ook voor een bromfietsverzekering. Nietgemotoriseerde weggebruikers zijn beschermd als zij worden aangereden door een auto. Deze bescherming geldt op dezelfde wijze als ze worden aangereden door een bromfiets.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
57
Syllabus Permanente Educatie
7.1.3
Wft Schade
Bij een nieuwe zorg- of inkomensvolmacht gaat het heel anders
Een korte opsomming van nieuwe zaken die op de weg van de gevolmachtigde komen: − − − − − − −
Toepassing van wetten op het gebied van zorg- en inkomensverzekeringen; Omgaan met verzekeringsplicht en boetestelsels; Specifieke (accountants)controles; Vereiste van medische kennis; Samenwerking met arbodiensten; Abonnement op de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA); Uitvoerige administratieve vereisten: o Uitgebreide verzekerden administratie; o Op de juiste wijze registreren van schade uitkeringen; o Contacten met nieuwe organisaties; o Verstrekken Uniforme Pensioenoverzichten (UPO) op basis van de regels van de Pensioenwet; o Bewaking van de verplichtingen uit de Wet Poortwachter en de WIA; o Informatie verkrijging over UWV beschikkingen.
Alle bovengenoemde zaken leiden tot extra kosten voor de gevolmachtigde. De uitdaging van nieuwe volmachten met extra eisen en verplichtingen geldt zowel voor de zorg- als voor de inkomensvolmachten. 7.1.4
Afsluitende opmerkingen
Een gevolmachtigde die begint met een zorg- of inkomensvolmacht moet zich realiseren dat hij een geheel nieuw werkterrein betreedt. Met een geheel andere set wetten en gebruiken. Voorwaarde voor het succesvol hebben van een zorg- of inkomens-volmacht is een zeer uitgebreid automatiseringssysteem. Dit zijn dure en omvangrijke systemen. Om deze uitgebreide systemen rendabel te kunnen gebruiken dient de volmacht over voldoende omvang te beschikken. Anders kunnen de kosten niet worden terugverdiend. Bij het verkrijgen van een extra volmacht op het gebied van schadeverzekeringen volstaat meestal het huidige automatiseringssysteem dat met enige inspanning geschikt kan worden gemaakt voor een extra polissoort. Bij zorg- of inkomensvolmachten gaat het vaak om een geheel nieuw systeem, met alle kosten van dien, hardware, software, installatie, opleiding.
7.2
Uitkeringsregelingen bij arbeidsongeschiktheid
7.2.1
Loondoorbetaling bij ziekte
Werkgevers moeten hun werknemers doorbetalen als die werknemers wegens ziekte niet kunnen werken. De hoogte en duur van de loondoorbetaling is bepaald in artikel 7:629 BW. De regels zijn: − −
de werkgever betaalt tijdens ziekte minstens 70% van het loon (maximaal het maximum dagloon) voor de duur van twee keer 52 weken; de werkgever betaalt gedurende de eerste 52 weken minstens het minimumloon. Voor het tweede jaar geldt de minimumloongarantie niet meer.
De werkgever mag meer betalen. Dat wordt geregeld in de (collectieve) arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft geen recht op loondoorbetaling als hij zijn ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt of als de ziekte het gevolg is van een gebrek waarover hij bij zijn in dienst treden valse inlichtingen heeft verstrekt. De werknemer heeft ook geen recht op loondoorbetaling als hij zijn genezing belemmert of vertraagt.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
58
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Als de werknemer niet meewerkt aan zijn re-integratie of weigert om passende arbeid te verrichten is er ook geen recht op loondoorbetaling. 7.2.2
De ziektewet
De Ziektewet bestaat nog als vangnetvoorziening. Als de werkgever failliet gaat of de arbeidsovereenkomst afloopt tijdens ziekte. Ook geldt de ziektewet voor uitzendkrachten, oproepkrachten en gelijkwaardige krachten en zieke werkelozen. De Ziektewet geldt ook voor die gevallen waarin het niet redelijk is de kosten voor rekening van de werkgever te laten komen. Denk aan ziekte tijdens zwangerschap, transplantatie, donorschap of ziekte van in dienst genomen arbeidsgehandicapten. Het UWV keert in deze situaties ziekengeld uit. 7.2.3
De wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
Een werknemer krijgt bij langdurige arbeidsongeschiktheid te maken met de WIA. De WIA is te verdelen in twee regelingen: − een regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA); − een regeling voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten en voor volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikten. Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Accent op werken In de WIA staat werken voorop. Het accent in de wet ligt op wat mensen nog wel kunnen. Financiële prikkels om te blijven werken, inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer aan de slag kunnen komen. Vaststelling mate van arbeidsongeschiktheid De bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid binnen de WIA gebeurt aan de hand van wat een arbeidsongeschikte werknemer nog kan verdienen. Deze verdiencapaciteit wordt door het UWV vastgesteld op basis van gangbare arbeid. Gangbare arbeid is wat iemand met algemeen geaccepteerde arbeid nog kan verdienen. 7.2.4
De IVA uitkering
Personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn komen in de IVA. Volledig arbeidsongeschikt houdt in dat er sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage vanaf 80% tot 100%. Duurzaam betekent dat er geen verbetering van de belastbaarheid van de arbeidsongeschikte werknemer te verwachten is. De IVA kent de volgende uitkering: −
75% * oud (gemaximeerd) loon
De uitkeringsduur is tot 65-jarige leeftijd. De wachttijd voor de WIA is 104 weken. Als binnen de eerste 104 weken van ziekte al duidelijk is dat het om volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid gaat, kan de IVA uitkering eerder worden aangevraagd. De uitkering kan vanaf de 13e week van ziekte ingaan en niet later dan de 78e week.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
59
Syllabus Permanente Educatie
7.2.5
Wft Schade
De WGA uitkering
Werknemers die door ziekte of gebrek een loonverlies hebben van 35% of meer, maar nog wel mogelijkheden tot werken hebben, vallen onder de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Werken is altijd lonend.
Loondoorbetalingsperiode 2 jaar
Poortwachterstoets en keuring door het UWV
< 35% arbeidsongeschikt
35 tot 80% arbeidsongeschikt of volledig arbeidsongeschikt, maar niet duurzaam
> 80% en duurzaam arbeidsongeschikt
Geen WIA uitkering
WGA uitkering
IVA uitkering
De WGA prikkelt om te werken naar vermogen. Hoe eerder er met re-integratie begonnen wordt, hoe beter het is. Snelle re-integratie verhoogt de kans op succes. De Wet verbetering poortwachter geeft het proces aan. Het succes van de re-integratie hangt voor het grootste deel af van de motivatie van de werknemer. 7.2.6
WGA loongerelateerde uitkering
De WGA loongerelateerde uitkering in formule: 70% * (oud (gemaximeerd) dagloon -/- nieuw loon * factor F) Voor factor F zie paragraaf 7.2.9. De uitgangspunten voor de loongerelateerde uitkering zijn dezelfde als voor de WW. Dat is te verklaren doordat het hier in beide situaties gaat om werkzoekenden. Ook de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer is een werkzoeker. Daarom zijn de uitgangspunten van de WW en de WGA om een loongerelateerde uitkering te krijgen gelijk. De uitgangspunten zijn: − een referte-eis, er moet in de periode voor de ingangsdatum van de WIA gewerkt zijn in minimaal 26 van de 36 weken. Is sprake van volledige arbeidsongeschiktheid, dan geldt de referte-eis vanaf de eerste ziektedag. − beperkte uitkeringsduur, gekoppeld aan het arbeidsverleden. De duur van de loongerelateerde WGA uitkering is gelijk aan de duur van de werkloosheidsuitkering, afhankelijk van het arbeidsverleden en is maximaal 3 jaar en 2 maanden. − de eerste 2 maanden bedraagt de uitkering 75% * (oud (gemaximeerd) dagloon -/nieuw loon). De hierop volgende periode is de loongerelateerde uitkering gebaseerd op 70%. (In dit hoofdstuk is de volledige loongerelateerde uitkering gebaseerd op 70%). Na afloop van de loongerelateerde WGA uitkering volgt de WGA loonaanvulling of de WGA vervolguitkering. Dit is afhankelijk van de vraag of de arbeidsongeschikte voldoende werkt. © 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
60
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
De grens voor voldoende werken ligt bij het behalen van een inkomen van 50% van de resterende verdiencapaciteit. 7.2.7
WGA loonaanvulling
Als minimaal de helft van de verdiencapaciteit wordt benut dan biedt de WGA loonaanvulling na afloop van de WGA loongerelateerde uitkering een loonaanvullingsuitkering. De WGA loonaanvulling in formule: 70% * (oud (gemaximeerd) dagloon -/- verdiencapaciteit * factor F). 7.2.8
WGA vervolguitkering
Indien 50% van de rest verdiencapaciteit niet wordt gehaald, dan geldt de WGA vervolguitkering. De WGA vervolguitkering is gekoppeld aan het minimumloon en niet aan het verdiende inkomen van voor de arbeidsongeschiktheid. De WGA vervolguitkering in formule: minimumloon * uitkeringspercentage (klassensysteem) Tabel WGA vervolguitkering Uitgangspunt is een minimumloon van € 18.242,50 (per 1 januari 2010): Mate van arbeidsongeschiktheid 35-45%
Uitkeringspercentage 28%
Jaarbedrag WGA vervolguitkering € 5.107,90
45-55%
35%
€ 6.384,86
55-65%
42%
€ 7.661,85
65-80%
50,75%
€ 9.258,07
7.2.9
De factor F (reductiefactor)
De factor F zorgt ervoor dat bij de berekening van de uitkering rekening gehouden wordt met het deel van het inkomen boven het maximum dagloon. Als verdiensten of rest verdiencapaciteit worden gebruik in de berekening van een uitkering van iemand die boven het maximumdagloon verdiende, dan worden de bedragen naar verhouding verlaagd. Alleen het deel wat betrekking heeft op het inkomen onder de loongrens wordt in mindering gebracht. 7.2.10
Aanvulling toeslagenwet
Is het (gezins-)inkomen wat resteert te laag, zodat het inkomen uitkomt onder het bestaansminimum, dan kan er recht zijn op een toeslag vanuit de Toeslagenwet. Deze toeslag wordt aangevraagd bij het UWV, aanvullend op de uitkering van de WIA. De Toeslagenwet kent wel een inkomenstoets, maar in tegenstelling tot de Wet werk en bijstand geen vermogenstoets. 7.2.11
Minder dan 35% arbeidsongeschikt
In dit geval volgt geen uitkering en moeten werkgever en werknemer het samen oplossen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
61
Syllabus Permanente Educatie
7.3
Verzekeringen voor inkomensderving
7.3.1
De ziekteverzuimverzekering
Wft Schade
Werkgevers kunnen het risico van loondoorbetaling verzekeren. De verzekering vergoedt de loonschade en ondersteunt de werkgever bij verzuimregistratie, het uitvoeren van de verplichtingen uit de Wet verbetering poortwachter en vergoeding bij reïntegratietrajecten. Soms is ook de arbodienstverlening inbegrepen in de verzekering. De meest voorkomende verzekering is de conventionele ziekteverzuim-verzekering. Deze verzekering neemt na een aantal wachtdagen de loonschade van de werkgever over. De stop lossverzekering vergoedt de loonschade die meer bedraagt dan een afgesproken bedrag (eigen behoud). 7.3.2
De WGA hiaatverzekering
Een op collectieve basis door veel maatschappijen aangeboden verzekering is de WGA hiaatverzekering. De WGA hiaat verzekering keert uit als er sprake is van arbeidsongeschiktheid tussen 35 en 80% en de verzekerde een vervolguitkering ontvangt. De hoogte van de verzekeringsuitkering wordt als volgt berekend: 70% * (oud (gemaximeerd) loon -/- minimum loon) * arbeidsongeschiktheid % 7.3.3
WGA aanvulling tot 70%
Deze verzekering kent een uitkering die altijd aanvult tot 70% van het (maximum)salaris. Deze verzekering dekt ook de werkloosheidscomponent. De hoogte van de verzekeringsuitkering wordt als volgt berekend: 70% * (oud (gemaximeerd) loon) – uitkering 7.3.4
WIA dekking in vaste bedragen
Deze verzekering dekt een vooraf vastgesteld bedrag. De vaststelling kan zijn: 5, 10, 20 tot 40% van het salaris. 7.3.5
WIA bodemverzekering
Deze verzekering dekt (kortdurend) de extra kosten van een werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Er kunnen bijvoorbeeld werkplekaanpassingen of taxiritten nodig zijn. De werknemer kan baat hebben bij een dergelijke verzekering om achteruitgang in inkomen aan te vullen. De WIA bodemverzekering keert meestal uit op basis van het percentage arbeidsongeschiktheid maal het oude loon. Uitkeringstermijnen variëren van 1 jaar tot een uitkering tot de pensioengerechtigde leeftijd. 7.3.6
WIA excedentverzekering
Deze verzekering keert uit als aanvulling op een uitkering onder het maximum dagloon of verzekerd een uitkering voor werknemers die meer dan het maximale dagloon verdienen 7.3.7
WGA eigen risicodragerschap
Een werkgever is financieel verantwoordelijk voor instroom van zijn (ex)werknemers in de WGA. Dit risico kan hij verzekeren bij het UWV, of bij een verzekeringsmaatschappij.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
62
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Wanneer een werkgever niet verzekerd is bij het UWV wordt hij WGA eigen risicodrager genoemd, hij is dan gedurende 10 jaar verantwoordelijk voor het betalen van (een deel) van de uitkering van de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer.
Arbowet Arbodienst
7.4
Werking en doelstelling Arbo-diensten
7.4.1
De Arbo-dienst
De Arbowet heeft tot doel om de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemers te bevorderen. De meeste werkgevers laten zich voor de uitvoering van allerlei verplichtingen bijstaan door een gecertificeerde arbodienst, zij mogen dat ook anders oplossen, mits zij een contract hebben met een bedrijfsarts. Een werkgever die zich aansluit bij een arbodienst heeft meestal twee keuzes. Hij maakt gebruik van een compleet dienstverleningspakket of een pakket op verrichtingenbasis. Een verzekeraar van ziekteverzuim stelt in de regel minimumvoorwaarden aan de inhoud van een arbopakket van een prospect. De arbodienst ondersteunt de werkgever bij het vervullen van de kerntaken van de Arbowet. 7.4.2
De kerntaken binnen de Arbowet
De risico inventarisatie en evaluatie (RI&E) bestaat uit een inventarisatie van de risico's van veiligheid, gezondheid en welzijn. De inventarisatie van risico's gebeurt veelal op basis van vragenlijsten gecombineerd met een rondgang langs de werkplekken. Sinds 1 juli 2005 hoeven kleine bedrijven de RI&E niet meer verplicht te laten toetsen. Zij kunnen onder voorwaarden werken met branche- of sector RI&E. De vragenlijsten van deze branche- of sector RI&E zijn gratis te downloaden vanaf de website www.rie.nl. Bij risicovolle bedrijfstakken is er geen branche- of sector RI&E, zodat de RI&E altijd volledig uitbesteed moet worden aan een arbo-deskundige. Met een preventief medisch onderzoek (PMO) worden de gezondheidsrisico's in het werk vroegtijdig gesignaleerd. Hiermee worden de gezondheidklachten en ziekteverzuim van de medewerkers voorkomen of zoveel mogelijk beperkt. De medewerkers worden zich meer bewust van de invloed, die werk en gezondheid op elkaar hebben. De verplichting tot het voeren van een ziekteverzuimbeleid vloeit min of meer voort uit de Wet verbetering poortwachter. De werkgever is verantwoordelijk om de werknemer de noodzakelijke verzuimbegeleiding te geven en alles op alles te zetten om de werknemer snel terug te laten keren in het arbeidsproces. Een goed verzuimbeleid besteedt onder andere aandacht aan: − preventie, − voorkoming van uitval door goede arbeidsomstandigheden, − opvang van signalen van de werknemer, − controle, − begeleiding van de zieke werknemer, − reïntegratie, het bevorderen van terugkeer in het werk, bijvoorbeeld door gefaseerde werkhervatting, (tijdelijke) aanpassing van de functie, treffen van voorzieningen op de werkplek. Werkgevers en werknemers kunnen zelf bepalen hoe ze het arbeidsgezondheidskundig spreekuur inzetten binnen het verzuimmanagement-beleid. Bij het spreekuur kunnen werknemers vragen stellen op het gebied van de relatie tussen arbeid en gezondheid.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
63
Syllabus Permanente Educatie
Wft Schade
Naast de verplichte dienstverlening bieden arbodiensten een breed scala aan andere diensten aan: − aanstellingskeuringen indien de aard van de functie een bepaalde belastbaarheid van de werknemer vereist; − Sociaal Medisch Team (SMT), dit is een periodiek overleg tussen de verschillende disciplines die bij een probleemsituatie in het werk betrokken zijn; − arbeidshygiënisch of ergonomisch onderzoek
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
64
Syllabus Permanente Educatie
8
Wft Schade
Index
A arbodienst.............................................. 63 Arbowet ................................................. 63 attractieve zaken ..................................... 7
N Nationaal Centrum voor Preventie .......... 4 no-claimbeschermer ........................ 15, 16 O
B beheerplan ............................................ 12 beroepsaansprakelijkheidsverzekering . 51 beveiligingsmaatregelen ......................... 7 bezitsverzekeringen................................ 3 BM-ladder .............................................. 16 bonus/malusladder ................................ 15 bonusbescherming ................................ 15 bouwkundige ingrepen ............................ 6 bouwkundige preventiemaatregelen ....... 6 bromfietscertificaat ................................ 20 budgettarief ........................................... 23 C Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid ........................................... 12 certificatieschema ................................. 12 Certoplan ................................................. 4 claims-madesysteem ............................ 53 combinatietarief ..................................... 23 compartimentering .................................. 7 D definitie ongeval .................................... 24 G gevaarsobject ......................................... 3 I inbraakgevoeligheid ................................ 7 inkomensvoorzieningen ........................ 28 inspectieschema ................................... 12 L loondoorbetalingsplicht ......................... 28 loss occurence ...................................... 53 M
ongevallenverzekering .......................... 24 onverzekerbare risico’s ........................... 4 opleveringsinspectie .............................. 13 organisatorische maatregelen ................. 5 P pensioenovereenkomst ......................... 29 pensioentoezegging .............................. 29 politiekeurmerk Veilig Wonen ................ 12 preventiemaatregelen ............................. 3 R risicobeheersing ...................................... 4 risicoklassen ............................................ 7 risicoklassen-indeling .............................. 8 risicopreventie ......................................... 4 risicopunten ............................................. 7 S schuldschade ........................................ 15 T technische maatregelen .......................... 6 V veiligheidpartners .................................. 12 vergrijzingsreserve ................................ 23 verzekerde zaken ................................... 3 verzekeringsplicht.................................. 19 verzekeringsrecht .................................... 3 W Waarborgfonds Motorverkeer ............... 18 WAM ...................................................... 18 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigverzekering (WAM) .......... 18 woonhuisverzekering............................... 3
motorrijtuigen ........................................ 18
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-2)
65