westvoorne kruiningergors
ontwerpbestemmingsplan
procedure plannummer
datum
7325.00
raad
gedeputeerde staten
14 nov. 2006
opdrachtleider
: mw. drs J.P. Zevenbergen-Herweijer
LL
OYD’S REGI
E ST
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
beroep
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
© RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dna waarvoor het is vervaardigd.
toelichting
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
Aanleiding tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan Doelstellingen van het plan Opbouw van de toelichting
2. Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Inleiding Het Rijk Provinciaal en regionaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusies
3. Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8.
Bodem en waterhuishouding Landschap, cultuurhistorie en archeologie Ecologie Toerisme en recreatie Overige functies Milieuhygiëne Externe veiligheid Verkeer
4. Beleidsvisie 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
Samenvatting problematiek Samenvatting beleidskader Hoofduitgangspunten beleidsvisie Zonering Water
1
blz. 3 3 3 3 5 5 5 7 11 12 13 13 16 21 25 33 35 39 42 45 45 45 45 47 49
5. Planbeschrijving
51
6. Handhaving
59
7. Uitvoerbaarheid
61 61 61 61 61
7.1. 7.2.
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.2.1. Achtergrond 7.2.2. De inspraakreacties uit de tweede inspraakperiode (2005)
8. Overleg ex artikel 10 Bro
89
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5.
Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Berekeningsuitgangspunten SRM I. Onderzoek luchtkwaliteit. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten. Inspraakreacties 2001.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
1. Inleiding
3
1.1. Aanleiding tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de polder Kruiningergors, gelegen aan de noordwestrand van de gemeente Westvoorne. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het Brielse Meer. Aan de westzijde wordt de plangrens globaal gevormd door de Brielse Maasdam en de in zuidelijke richting lopende grasdijk (Noorddijk). Deze grasdijk sluit aan op de Heindijk, die de zuidelijke en zuidoostelijke begrenzing vormt van het bestemmingsplan (zie figuur 1). Een klein deel van het gebied tussen de Heindijk en de Zeehoeveweg maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. In het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling worden hier kassen gesaneerd en wordt, ter vervanging daarvan, de mogelijkheid geboden om een drietal woningen te bouwen. De betreffende gronden maken deel uit van het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte, dat in de raadsvergadering van 31 oktober/2 november 2006 door de raad is vastgesteld. Het plangebied heeft een belangrijke recreatieve functie. Behalve het Recreatiepark Kruininger Gors, dat circa 2.200 verblijfseenheden omvat in de vorm van zomerhuisjes en standplaatsen voor stacaravans en andere kampeermiddelen, zijn er enkele kleinere kampeerterreinen, een jachthaven en voorzieningen voor dagrecreatie. Het resterende deel van de polder heeft voornamelijk een woonfunctie. Veel van de voormalige tuinderswoningen zijn in de loop van de jaren als burgerwoning in gebruik genomen. Tevens komen er enkele niet-agrarische bedrijven voor, zoals een tuincentrum en een opslagbedrijf voor auto-onderdelen. De geldende juridisch-planologische regeling dateert grotendeels uit 1947. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het landelijk gebied van Oostvoorne eind jaren '80 is er − ondanks het feit dat sprake was van een sterk verouderde regeling − bewust voor gekozen om de polder Kruiningergors niet op te nemen in dit plan. Overwegingen daarbij waren het specifieke karakter van het gebied, dat zeker in functioneel opzicht weinig overeenkomsten heeft met het overige deel van het landelijk gebied en het feit dat de polder Kruiningergors een duidelijk afgeronde ruimtelijke eenheid vormt. Vanwege het ontbreken van een actueel juridisch-planologisch instrumentarium is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan echter dringend noodzakelijk.
1.2. Doelstellingen van het plan De doelstelling van dit plan is enerzijds de ontwikkeling en verbetering van het recreatiegebied mogelijk te maken en anderzijds de natuurwaarden van duin- en oevergebied te behouden. Voor het gebied dat geen recreatieve functie heeft, is het van belang dat er mogelijkheden zijn om de woningen aan te passen aan de huidige eisen. Voorts is behoud van een herkenbare landschapsstructuur van belang. Deze doelstellingen houden in dat de bestemmingslegging voor de verschillende plandelen verschillend zal zijn, ten dele ontwikkelingsgericht en ten dele consoliderend.
1.3. Opbouw van de toelichting De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 is allereerst het beleidskader geschetst, zoals dat in de verschillende nota's van het Rijk, de provincie en de gemeente is neergelegd. Dit beleidskader bepaalt mede de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Een analyse van de verschillende relevante aspecten, zoals landschap, recreatie, verkeer en milieu, is weergegeven in hoofdstuk 3. Behalve een beknopte beschrijving van de huidige situatie is tevens een beeld geschetst van mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Op basis van een afweging van de belangen, die aan de verschillende aspecten zijn verbonden, is een beleidsvisie geformuleerd. Deze afweging en de daaruit voortvloeiende beleidsvisie zijn beschreven in hoofdstuk 4.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Inleiding
4
Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van het bestemmingsplan, onderverdeeld in een algemeen gedeelte en een beschrijving van de verschillende bestemmingen. Handhaving komt in hoofdstuk 6 aan de orde. Hoofdstuk 7 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. De resultaten van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn neergelegd in hoofdstuk 8.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
2. Beleidskader
5
2.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van relevant beleid van de verschillende overheden om inzicht te krijgen in de betekenis van mogelijke randvoorwaarden voor en marges van het gemeentelijk ruimtelijk beleid inzake het plangebied.
2.2. Het Rijk Nota Ruimte (2006) Het Rijk heeft het ruimtelijk beleid voor de lange termijn (tot 2030) neergelegd in de Nota Ruimte. De nota formuleert vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. De vitaliteit van het platteland wordt versterkt door ruimte te geven aan hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied, vergroting en aanpassing van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden en door een duurzame en vitale landbouw. Als uitwerking van deze doelen voor het water en de groene ruimte van Nederland, kiest het Rijk voor "anticiperen op en meebewegen met water", "investeren in de kwaliteit van natuur" en "landschap ontwikkelen met kwaliteit" als ruimtelijke strategieën. De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderende behoefte van de samenleving en om zich tot een economische drager van (delen) van het platteland te ontwikkelen. Daarmee is ook de vitaliteit van de meer landelijke gebieden van Nederland gebaat. Provincies dienen in hun streekplannen voldoende ruimte te scheppen voor nieuwe vormen van recreatie en toerisme en met uitbreiding en aanpassing van bestaande toeristische en verblijfsrecreatieve voorzieningen. Het gaat daarbij ook om vergroting van de mogelijkheden voor recreatie als nevenactiviteit op agrarische bedrijven. Nieuwbouw van recreatiewoningen is mogelijk op plaatsen waar ook gewone woningen zijn toegestaan en op complexen van recreatiewoningen waar het recreatieve gebruik van deze recreatiewoningen door middel van een bedrijfsmatige exploitatie kan worden verzekerd. De exploitant en gemeente zijn ervoor verantwoordelijk dat permanente bewoning op het complex wordt tegengegaan. Het is niet de bedoeling dat complexen waar thans niet of nauwelijks permanent wordt gewoond (dus grotendeels recreatief gebruik), worden omgezet in woningen voor permanente bewoning. De bereikbaarheid en toegankelijkheid van de groene ruimte moeten worden verbeterd en vergroot, zowel door het wandel-, fiets- en waterrecreatienetwerk te vergroten als door belemmeringen weg te nemen. Verdrag van Malta (1988) In 1998 is door het Rijk het Verdrag van Malta ondertekend, waarin de bescherming en het behoud van archeologische waarden wordt nagestreefd. Het Verdrag van Malta wordt op dezelfde wijze geïmplementeerd als de Natuurbeschermingswet en de Monumentenwet. Aantasting en vernietiging van archeologische waarden kunnen reden zijn tot het onthouden van goedkeuring voor een bestemmingsplan. Het criterium voor weigering van goedkeuring houdt mede een beoordeling en afweging in van alle bij een goede ruimtelijke ordening spelende belangen, waarbij het belang van het archeologisch erfgoed meetelt. In het Verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidskader
6
Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (2001) In het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw wordt aangegeven op welke wijze invulling moet worden gegeven aan een nieuwe aanpak van het waterbeheer van WB21. Naast thema's als veiligheid en wateroverlast, wordt hierbij tevens ingegaan op thema's als water(bodem)kwaliteit, watertekort en verdroging. Belangrijke uitgangspunten zijn: anticiperen op thema's als klimaatveranderingen, veiligheid, wateroverlast en water(bodem)kwaliteit in plaats van reageren; voorkomen van het afwentelen van waterhuishoudkundige problemen door toepassing van de drietrapsstrategie primair vasthouden, vervolgens bergen en pas in laatste instantie aan- en/of afvoeren van water; oplossingen voor (potentiële) waterhuishoudkundige problemen zoeken in een goede mix van ruimtelijke (zoals waterberging en retentie) en technische maatregelen (zoals dijkverhoging en extra bemaling), waarbij de voorkeur ligt bij ruimtelijke maatregelen; creëren van meer ruimte voor water, waarbij de benodigde ruimte tegelijkertijd wordt gecombineerd met andere doeleinden en waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen. Nationaal bestuursakkoord Water (2003) e In vervolg op de Startovereenkomst 21 eeuw is op 1 juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend door het Rijk, de provincies (IPO), de waterschappen (Unie van Waterschappen) en de gemeenten (VNG). Het doel van het NBW is om in 2015, rekening houdend met klimaatverandering, zeespiegelrijzing, bodemdaling en verstedelijking, het watersysteem op orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De afspraak is onder meer dat: de waterschappen in 2003-2005 het regionale watersysteem toetsen aan de afgesproken normen, rekening houdend met de deelstroomgebiedsvisies; op basis daarvan geven zij de ruimteclaims op aan gemeenten en provincies; de gemeenten tussen 2003 en 2006 gemeentelijke waterplannen maken met de stedelijke wateropgave, rekening houdend met de reeds beschikbare (deelstroomgebieds)visie en tevens moet de provincie erbij worden betrokken. Flora- en faunawet (2002) Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het doel van deze wet is de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. Indien bekend is dat (leefgebieden van) beschermde dier- en plantensoorten in of nabij een te ontwikkelen locatie aanwezig zijn die mogelijk kunnen worden aangetast, dan is een ontheffing op grond van de Floraen faunawet vereist voordat de ingreep wordt uitgevoerd. De vraag dient te worden beantwoord of de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten niet in het geding is. Sinds begin 2005 geldt het gewijzigde Besluit beschermde plant- en diersoorten (Staatsblad 2004, 501). Dit besluit van 10 september 2004 maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten. De noodzaak van een ontheffing is door deze wijziging afhankelijk gemaakt van de aard van de activiteit en van de te beschermen soort. Natuurbeschermingswet 1998 Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. Voor de onder a genoemde gebieden geldt dat voor nieuwe bestemmingsplannen die significante gevolgen voor het betrokken gebied kunnen hebben, een "passende beoordeling" van de gevolgen die het plan voor het gebied kan hebben, gemaakt dient te worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidskader
7
Voor de gebieden zoals bedoeld onder b is het verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten handelingen te (doen) verrichten, die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, het landschap, de natuurwetenschappelijke waarde, de dieren en de planten in het gebied. Daarbij is bepaald dat, indien handelingen significante gevolgen voor het betrokken gebied kunnen hebben, een vergunning slechts wordt verleend, indien met zekerheid vaststaat dat hierdoor de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Dit tenzij zwaarwegende belangen tot het verlenen van vergunning noodzakelijk. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden nagegaan of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit zal zich voordoen, wanneer de uitvoering van het plan tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. In dat geval zou het bestemmingsplan niet uitvoerbaar zijn en zou daaraan goedkeuring moeten worden onthouden. Intrekkingswet Wet op de openluchtrecreatie (2004) Het Rijk heeft besloten om de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) in te trekken. De Intrekkingswet Wor is inmiddels van kracht geworden. Aan de intrekking van de Wor ligt de gedachte ten grondslag dat wat in de Wor is geregeld, ook uitstekend op decentraal niveau kan worden gerealiseerd met andere wettelijke instrumenten. Voor de spreiding en diversiteit van het kampeeraanbod vormt het bestemmingsplan een goed beleidsinstrument.
2.3. Provinciaal en regionaal beleid Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (2005) In 2005 is een nieuw streekplan voor het Rijnmondgebied vastgesteld, het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020. Het plangebied is in RR2020 aangegeven als "Verblijfsrecreatiegebied" en "Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen". De aanduiding Verblijfsrecreatiegebied heeft betrekking op het Recreatiepark Kruininger Gors (met uitzondering van het sportveld) en de camping De Gorshoeve. Buiten de gebieden met de aanduiding Verblijfsrecreatiegebied is geen vestiging van campings of recreatiehuisjes mogelijk. De overige gronden in het plangebied hebben de aanduiding Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen. Gebieden met deze aanduiding hebben als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen (verspreid) natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden voorkomen die beschermd dienen te worden. Het Brielse Meer is als "Water" aangeduid. In oost-westrichting is een "Groene verbinding" aangegeven. Dit zijn belangrijke ecologische verbindingen, waar mogelijk met recreatief medegebruik. Nota Regels voor Ruimte (2005) Samen met het streekplan RR2020 vormt de nota Regels voor Ruimte het toetsingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor bestemmingsplannen. De nota Regels voor Ruimte vertaalt daarin de nieuwe sturingsfilosofie van het rijksbeleid uit de Nota Ruimte. Daarnaast anticipeert de provincie hiermee op nieuw wettelijk kader, zoals de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Centraal in het provinciaal ruimtelijk beleid staat de accentverschuiving van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie. Hierbij legt de provincie de nadruk op het ontwikkelen van een duurzame omgevingskwaliteit met een actieve invulling aan economische, ecologische en sociaal-culturele duurzaamheid. Om ontwikkelingsplanologie te stimuleren, richt de nota Regels voor Ruimte zich vooral op het beschermen van de wezenlijke ruimtelijke belangen in de provincie. De gemeenten krijgen daarbij de ruimte om de belangen op lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidskader
9
Belangrijke aandachtspunten zijn onder andere: in ruimtelijke plannen moeten ecologische verbindingszones uit het rapport "Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland" worden veilig gesteld; nieuwe recreatiewoningen zijn in beginsel toegestaan: • binnen de aanduiding stads- en dorpsgebied; • op complexen binnen de aanduiding Verblijfsrecreatiegebied; • overeenkomstig streekplanuitwerkingen; • overeenkomstig door Gedeputeerde Staten goedgekeurde (regionale) structuurvisies; er moeten voldoende waarborgen zijn tegen permanente bewoning van recreatiewoningen; er moet rekening worden gehouden met de verschillende milieunormen, zoals luchtkwaliteit, externe veiligheid, geluid en bodem; in ruimtelijke plannen voor te ontwikkelen gebieden of stedelijke herstructureringsgebieden dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor open water; de primaire en regionale waterkeringen en het stelsel van hoofdaan- en afvoer van oppervlaktewateren moeten als zodanig worden bestemd. Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 (2006) In 2006 is het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 vastgesteld, het betreft een concretisering van het streven van de provincie naar duurzaamheid. In dit plan is het provinciale beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de Kaderrichtlijn Water en de Natuurbeschermingswet. De provincie wil met het beleidsplan een gezond, groen en veilig leef- en investeringsklimaat realiseren. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming). Integraal Waterbeheersplan Zuid-Holland Zuid 2 (1999-2003) In het Integraal Waterbeheersplan Zuid-Holland Zuid 2 wordt het waterbeleid van de waterbeheerders in Zuid-Holland Zuid (waaronder Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden en 1) waterschap De Brielse Dijkring ) uiteengezet. Thema's die aan de orde komen zijn: minimaliseren van wateroverlast en watertekort, veiligstellen van natte natuurwaarden, duurzaam peilbeheer, verbetering van de waterkwaliteit, waar mogelijk realiseren van natuurvriendelijke oevers en streven naar duurzaam stedelijk waterbeheer. Om dit te bereiken gaat in het beleid van de waterbeheerders veel aandacht uit naar: meer ruimte voor water; water als ordenend principe bij ruimtelijke ontwikkelingen; versterken van de rol van de waterbeheerders als maatschappelijke partners. Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid (2003) In de Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid worden de waterhuishoudkundige problemen in het gebied op hoofdlijnen beschreven. Vervolgens worden de te kiezen oplossingsrichtingen in beeld gebracht. Deze richtingen worden gekoppeld aan relevante ruimtelijke ontwikkelingen en een kwantificering van het bijbehorende ruimtebeslag en de uitvoeringskosten. Uiteindelijk wordt in de deelstroomgebiedsvisie een aanzet gegeven tot een maatregelenpakket voor de aanpak van de problemen. Dit alles is met name bedoeld om goed te kunnen anticiperen op klimaatveranderingen. Overigens wordt in de visie ook de wateropgave per beheersgebied in beeld gebracht, zowel in ruimte als in investeringskosten. Waterstructuurplan Voorne-Putten (2002) De waterbeheerders hebben in het kader van de afstemming met het ruimtelijke beleid en de ruimtelijke wateropgave een waterstructuurplan opgesteld, waarbij, rekening houdend met klimaatverandering, de visie op het watersysteem tot 2050 is aangegeven met een vertaling naar de middellange termijn (2015). Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten voor diverse grondgebruiksfuncties opgesteld.
1) Per 1-1-2005 waterschap Hollandse Delta. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidskader
10
Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland - Aanwijzingen voor inrichting en beheer De oever van het Brielse Meer maakt onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Over een lengte van ongeveer 4 km en een breedte van 10-20 m wordt een aaneengesloten moerasverbinding nagestreefd die geschikt is voor kritische diersoorten. Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland regio Voorne-Putten en GoereeOverflakkee (2002) In 2002 heeft de provincie Zuid-Holland de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee vastgesteld. Hierin is het Verdrag van Malta verwerkt. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuren zijn belangrijke archeologische en andere cultuurhistorische waarden aangegeven zoals landschappelijk waardevolle elementen (zie ook paragraaf 3.2). Recreatievisie 2000+, provincie Zuid-Holland De belangrijkste aandachtspunten in deze provinciale recreatievisie kunnen als volgt worden geformuleerd: verbreding van de kwaliteit en de bereikbaarheid van de recreatiegebieden; verbreding van het aanbod, multifunctionaliteit van recreatiegebieden en versterking van recreatieve netwerken in het landelijk gebied (groenblauwe netwerk); vergroting van de diversiteit en aantrekkelijkheid van recreatiegebieden, onder andere doelgroepgerichte benadering; het dichter bij elkaar brengen van binnen- en buitenstedelijke recreatie, het stimuleren van recreatievoorzieningen dichter bij de woonplaats; het realiseren van goede verbindingen en verbindingszones tussen zowel woon- en groengebieden als groengebieden onderling; in de Recreatievisie 2000+ wordt gestreefd naar verbreding van de kuststrook en versterking van recreatieve verbindingen met het achterland. Actieplan Toerisme 2001-2005: Strategisch productontwikkelings- en promotieplan (2001) Dit Actieplan, dat Provinciale Staten in 2001 hebben vastgesteld, is uitgangspunt voor de uitvoering van het provinciale toeristische beleid. Het beleid is gericht op het stimuleren van binnenlands en buitenlands toeristisch bezoek in en naar de provincie Zuid-Holland. Doelstellingen zijn onder andere het profileren van Zuid-Holland als toeristische bestemming en toename van de verblijfsduur van toeristen. Het thema "kust" is gekozen als een van de drie speerpunten. Het kustproduct van Zuid-Holland is verouderd, te weinig onderscheidend en slecht bereikbaar. Kwaliteit is het belangrijkste sleutelbegrip ter reparatie van dit euvel. Hierbij is kwaliteitsverbetering gewenst in de openbare ruimte langs de kust en bij de verblijfsaccommodaties. De Deltakust onderscheidt zich door natuur, ruimte en watersportmogelijkheden (onder andere Brielse Meer en Oostvoornse Meer) en een cultuurhistorisch achterland. Specifieke kansen van de regio Voorne-Putten zijn: samenwerking tussen ondernemers, overheden en andere partijen; eiland profileren als onderdeel van de Deltakust; aanleg tweede kwalitatief hoogwaardig bungalowpark; kwaliteitsverbetering en productinnovatie bij ondernemers; aanleg tweede Maasvlakte. Gebiedsgerichte aanpak Voorne-Putten Rozenburg (1999) De Gebiedsgerichte aanpak Voorne-Putten Rozenburg is een gebiedsgericht groenproject. Hierin zijn ook ruimtelijke ordeningsaspecten meegenomen waardoor de samenhang tussen de verschillende beleidsaspecten wordt versterkt. Het doel van het project is te komen tot versterking van de recreatieve en ecologische infrastructuur. Het project betreft een samenwerking tussen de provincie, de betrokken gemeenten en andere instanties. Een van de geselecteerde projecten heeft betrekking op de versterking van de zuidoever van het Brielse Meer. Het gebied waarop het voorliggende bestemmingsplan betrekking heeft, is in de ontwikkelingsvisie van de gebiedsgerichte aanpak vrijwel geheel aangeduid als recreatiegebied met lokale natuurwaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidskader
11
Nabij de Kleidijk is een te ontwikkelen toeristisch-recreatief knooppunt aangegeven. Op knooppunten komen verschillende vervoerswijzen bij elkaar, worden verschillende recreatiemogelijkheden aangeboden en bevinden zich specifieke voorzieningen. Realisering van een rotonde ter plaatse van de aansluiting Brielseweg/Kleidijk maakt het mogelijk om de ontsluiting van Kruiningergors te verbeteren, zodat op deze wijze de noodzakelijke kwaliteitsverbetering mede gestalte krijgt. Tevens ontsluit deze rotonde een voorgenomen transferium aan de noordzijde van de Brielseweg van waaraf fietsers hun weg over VoornePutten kunnen vinden. Vanaf de rotonde zullen fietspaden moeten worden aangelegd om met het recreatieve fietspadennet in verbinding te komen (met name over de Noorddijk en onderlangs de Heindijk). Deze rotonde en het fietspad langs de Heindijk dragen eveneens bij aan de verbetering van de ontsluiting van de Steenenbaak en de kogelgloeioven. Ter plaatse zijn initiatieven voor een museumfunctie en opwaarderen van de horecafaciliteiten. Eveneens wordt gestreefd naar het opnieuw openstellen van het wandelpad langs de noordzijde van Kruiningergors, dat door de huidige eigenaar van het recreatiepark werd afgesloten. Gebiedsgerichte verkenning Voorne-Putten-Rozenburg (2003) In deze gebiedsgerichte verkenning hebben de gemeentebesturen op Voorne-Putten-Rozenburg hun visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling voor de periode na 2010 vastgelegd. Voor Kruiningergors bevat de gebiedsgerichte verkenning weinig informatie. Op de zeer globale kaart van de Toekomstvisie 2020 is het dichtst bebouwde deel van de polder Kruiningergors aangeduid als "Bestaand wonen (tot 2010)". Het overige deel is aangeduid als "Bosgebied".
2.4. Gemeentelijk beleid Structuurvisie Westvoorne (1996) In de Structuurvisie Westvoorne wordt door de gemeente Westvoorne voor het duingebied een zonering van de recreatie voorgesteld. De binnenduinrand is aangegeven als "verblijfsrecreatie met landschappelijke inpassing", het duingebied als "vrij toegankelijk duingebied met intensief recreatief medegebruik" en het Brielse Meer als "zeegebied met recreatief medegebruik". De omgeving van het Brielse Meer is aangegeven als een van de gebieden die kan fungeren als afleiding van de recreatie van ecologisch meer kwetsbare duingebieden. De inrichting dient hierop te worden afgestemd door middel van uitbreiding van bosgebieden, routegebonden recreatievormen en verbetering van voorzieningen. Convenant Molecaten groep Door middel van een convenant/intentieverklaring heeft de gemeente Westvoorne zich bereid verklaard om bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het gebied Kruiningergors ernaar te streven dat de belangen van zowel de eigenaar als de gemeente zo dicht mogelijk bij elkaar worden gebracht. Punten die daarbij voor de gemeente van belang zijn, zijn: de huidige begrenzing van het Kruiningergors dient te worden aangehouden; eventueel noodzakelijke uitbreiding als gevolg van een herstructurering zal in ieder geval in het gebied tussen de Heindijk en de Noorddijk gezocht moeten worden; verandering van de bestemming van natuur- en duingebied (en dus bebouwing) is uitgesloten; de bouw van recreatiewoningen kan in principe worden toegestaan, mits ingepast in de aanwezige bebouwing en landschapsstructuur; in ieder geval dient dit geen afbreuk te doen aan het uitgangspunt dat het huidige gebruik zoveel mogelijk dient te worden voortgezet; eventuele verbetering of verandering van de infrastructuur zal moeten gebeuren met zo min mogelijk effecten op de directe omgeving. Het huidige aantal kampeereenheden hoeft niet het maximum te zijn. Voldoen aan de vereisten van de Wet op de openluchtrecreatie is uiteraard noodzakelijk. Het openbaar zijn van (delen van) het terrein wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van particuliere woningen. Onttrekking van wegen aan de openbaarheid is niet aan de orde.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidskader
12
2.5. Conclusies Het beleidskader geeft inzicht in de randvoorwaarden voor en marges van het gemeentelijk ruimtelijk beleid inzake het plangebied. De volgende conclusies kunnen worden getrokken. Recreatie Door de afstemming van het beleid van de diverse overheden op elkaar is er veelal sprake van een overeenstemming, uitwerking of complementaire werking van het beleid. In de verschillende beleidsnota's is het beleid voor het plangebied ten aanzien van de recreatie gericht op het volgende: verhoging van de kwaliteit van het bestaande toeristisch-recreatieve product; terughoudendheid ten aanzien van uitbreiding met nieuwe kampeerterreinen; versterking van het huidige voorzieningenniveau; verdere ontwikkeling van het groene netwerk.
-
Water Meer aandacht voor water in het ruimtelijke ordeningsbeleid.
Natuur en landschap Ten aanzien van natuur en landschap is het beleid gericht op behoud en versterking van de natuurwaarden en landschappelijke kwaliteiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
3. Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
13
3.1. Bodem en waterhuishouding De opbouw en kwaliteit van bodem en water (abiotische omstandigheden) zijn in belangrijke mate bepalend voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De situatie van bodem en water bepaalt immers in belangrijke mate de natuur- en landschapswaarden en de gebruiksmogelijkheden. In dit hoofdstuk wordt beknopt ingegaan op de abiotische omstandigheden in het plangebied in relatie tot de genoemde waarden en potenties. Huidige situatie Bodemopbouw Binnen het plangebied bevindt zich een overgang van de kalkrijke duinen (zandgronden), via het strandwallengebied (geestgronden) naar het buiten het plangebied gelegen jonge zeekleigebied. De geestgronden zijn ontstaan door afgraving (afgeesten) van de strandwallen. Het doel hiervan was om de afstand tussen het grondwater en het maaiveld te verkleinen ten behoeve van de vollegrondstuinbouw, zodat tijdens de groeiperiode optimaal van het grondwater kan worden geprofiteerd. Vanwege het voorkomen van klei- en veenlagen in de ondergrond, waarop het grondwater stagneert en vanwege het ontbreken van grootschalige grondwaterwinning zijn de Voornse duinen natter dan de duinen in andere kustgebieden. De overgebleven duinen in het plangebied kunnen als aardkundig waardevol worden aangemerkt. Bodemkwaliteit De provincie Zuid-Holland hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de bodemkwaliteit ter plaatse. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op een schone bodem te worden gerealiseerd. Voor het Recreatieterrein Kruininger Gors is in het verleden een bodemonderzoek uitgevoerd (DCMR, 1993). Hierbij is gebleken dat er een aantal potentieel verontreinigende activiteiten op het terrein hebben plaatsgevonden. Het betreft met name de opslag van huisbrandolie, de brandstofpomp aan de Kamplaan 2c, de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de technische dienst en de op- en overslagplaats voor onder andere huisvuil en puin en de vroegere stortplaats voor fecaliën. In algemene zin kan de bodemkwaliteit als goed worden gekwalificeerd. De achtergrondwaarde voor EOX (extraheerbare organochloorverbindingen) is zowel in de grond als in het grondwater licht verhoogd. Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat het om maritieme afzettingen gaat. Daarnaast komt overal in het grondwater een licht verhoogd chroomgehalte voor en plaatselijk een licht verhoogd kopergehalte. Ter plaatse van de voormalige stortplaats blijkt dat de grond matig verontreinigd is met lood en zink en licht verontreinigd met vluchtige aromaten en EOX. Het grondwater bevat een licht tot sterk verhoogd gehalte aan koper en zink. Gelet op de bestemming is sanering van de voormalige vuilstort niet vereist. DCMR heeft wel een monitoringprogramma opgesteld, om de verontreiniging te bewaken en om te controleren of deze zich verspreid. Monitoring zou in principe gedurende 10 jaar plaatsvinden. Aan de hand van de resultaten van de eerste jaren van dit monitoringprogramma is de conclusie getrokken dat het niet noodzakelijk is om dit programma te continueren. Bij enkele bovengrondse tanks bleek de bovengrond licht tot matig verontreinigd te zijn met minerale olie. Op één locatie was sprake van een sterkte verontreiniging van het grondwater met minerale olie. Inmiddels heeft een sanering van huisbrandolietanks plaatsgehad. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient er rekening mee te worden gehouden dat plaatselijk sanering van de bodem nodig kan zijn of dat er gebruiksbeperkingen gelden voor bij werkzaamheden vrijgekomen grond.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
14
In het overige deel van het plangebied kan de bodem met name als gevolg van agrarische en niet-agrarische bedrijfsactiviteiten plaatselijk verontreinigd zijn. Ter plaatse van de vroegere autosloperij aan de Zeehoeveweg is de bodem, in samenhang met het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse, gesaneerd. Waterhuishouding Het plangebied kan worden aangemerkt als infiltratiegebied. De maaiveldhoogte varieert van NAP +5 m in de duinen tot 0 m NAP rond de Heindijk, waar het poldergebied van zeekleigrond begint. Juist ten zuiden van het plangebied, ter plaatse van de zeekleigronden, is sprake van kwel. Het plangebied is over het algemeen goed ontwaterd. Het gebied Kruiningergors wordt apart bemalen. Het oppervlaktewatersysteem in het plangebied bestaat uit gegraven sloten. Het gebied watert via enkele gemalen af op het Brielse Meer en het Hartelkanaal. Verder liggen in het gebied, verspreid tussen de bebouwing en vaak niet bereikbaar of zichtbaar, een aantal (kleinere) oorspronkelijke duinrellen. Het Brielse Meer is een belangrijke leverancier van schoon zoet water voor Voorne-Putten, Rozenburg, maar ook voor bijvoorbeeld het Westland (wordt via een leiding getransporteerd). Het Brielse Meer wordt gevoed met water dat vanuit het Spui wordt ingelaten in de Bernisse. De waterkwaliteit van het Brielse Meer is zeer goed (klasse IIIA) (bron: Waterhuishoudingsplan Zuid-Holland). In het provinciaal beleid en het beleid van het waterschap is aan het Brielse Meer een functie als recreatie- en zwemwater toegekend. Het chloridegehalte is, vergeleken met de omgeving laag, namelijk 70 tot 110 mg per liter. Zuidelijk van Kruiningergors treedt brakke kwel op, in het plangebied is dit echter niet merkbaar. Voor de glastuinbouw en de vollegrondstuinbouw die in het plangebied plaatsvinden, geldt een chloriderichtwaarde voor het oppervlaktewater van maximaal 200 mg/l respectievelijk 300 mg/l, voor substraatteelt geldt zelfs een norm van 50 mg/l. In droge perioden vindt waterinlaat plaats vanuit het Brielse Meer. Omdat het schoon, zoet water betreft, betekent dit in het algemeen een verbetering van de heersende waterkwaliteit in het plangebied. De inlaat van gebiedsvreemd zoet water betekent echter dat het water een andere samenstelling krijgt dan het oorspronkelijke gebiedseigen water, waardoor effecten voor met name actuele en potentiële natuurwaarden kunnen optreden. In het zuiden van het plangebied langs de Heindijk, waar zich de laagste delen in het maaiveld bevinden, treedt vooral bij hevige zomerbuien wateroverlast op. De oorzaak van deze wateroverlast is tweeërlei: de smalle watergangen hebben te weinig waterbergingscapaciteit en ze hebben te weinig afvoercapaciteit richting het gemaal. Het waterschap hanteert voor het plangebied om waterhuishoudkundige redenen een open wateroppervlak van 6% bij een gemengd en 8% bij een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. In de huidige situatie ligt het percentage oppervlaktewater in de orde van grootte van 2%. Zowel het Recreatiepark als niet-recreatieve deel van het plangebied zijn aangesloten op de riolering. Het water wordt gezuiverd ter plaatse van de ten zuiden van het plangebied gelegen rioolwaterzuivering. In het plangebied is alleen sprake van een gescheiden stelsel. De bebouwing aan de Heindijk voert regenwater van verhard oppervlak rechtstreeks af naar het oppervlaktewater. De overige bebouwing in het plangebied, inclusief alle recreatiewoningen, zijn alleen aangesloten op het vuilwaterstelsel. Regenwater van alle verharde oppervlakken van de recreatiewoningen stroomt oppervlakkig af naar het omliggende onverhard terrein, waar het infiltreert. Watertoets Het waterschap De Brielse Dijkring was tot 31 december 2004 verantwoordelijk voor het waterkwantiteitsbeheer in het plangebied en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden voor het waterkwaliteitsbeheer. Per 1 januari 2005 zijn beide waterschappen opgegaan in het waterschap Hollandse Delta. De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de riolering. In het kader van de watertoets heeft op 30 juni 2004 overleg met het waterschap De Brielse Dijkring en het Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden plaatsgevonden over dit ontwerpbestemmingsplan. Daarbij zijn de mogelijke verbeteringen van het watersysteem van Kruiningergors, in relatie tot de beperkte ruimtelijke ontwikkelingen, besproken. De resultaten van dit overleg zijn verwerkt in deze waterparagraaf. De gemeente en waterbeheerder zijn in de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
15
tweede helft van 2006 begonnen met het opstellen van een gemeentelijk waterplan, waarin enkele aspecten, zoals het oplossen van de wateroverlast en het vergroten van de waterberging in dit gebied, nader worden uitgewerkt. In dat kader zal ook het percentage open wateroppervlak nogmaals aan de orde komen. Verwachte ontwikkelingen water De waterbeheerders en de gemeente streven naar een duurzaam (stedelijk) waterbeheer. Dit is noodzakelijk om het bestaande watersysteem op orde te krijgen en toekomstige problemen als gevolg van klimaatveranderingen te voorkomen (hogere buitenwaterstanden door zeespiegelrijzing, meer en hevigere neerslag in de winter en drogere zomers). Conform het recente waterbeleid houdt dat in dat in stedelijk gebied, waartoe Kruiningergors ook behoort, met name bij nieuwe ontwikkelingen de trits "vasthouden, bergen, aan- en afvoeren" en de trits "schoonhouden, scheiden, zuiveren" het uitgangspunt vormen. De waterbeheerders hebben het duurzaam waterbeleid en de afstemming met de ruimtelijke ordening nader uitgewerkt in het Waterstructuurplan Voorne-Putten (2002). Voor het boezemland langs het Brielse Meer, in dit geval de hoger gelegen duinrand, streeft men naar maximale voorraadvorming en buffering in de bodem en als berging, om de voor Voorne-Putten waardevolle zoetwatervoorraad ook in de toekomst met klimaatverandering te waarborgen. Er wordt in de langetermijnvisie gekozen voor het blijven doorspoelen met zoetwater uit het Brielse Meer, omdat deze voorraad zeer ruim is en feitelijk "voor de deur" ligt. Voor het overige is het plangebied aangeduid als stedelijk gebied, waarvoor het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer geldt. Dit houdt in (voor dit plangebied): schoon verhard oppervlak zoveel mogelijk afkoppelen; vervuilingsbronnen (diffuse en puntbronnen) saneren. Om te komen tot maximale voorraadvorming, wordt in dit infiltratiegebied automatisch gestreefd naar infiltratie van schoon hemelwater vanaf de verharde oppervlakken, waardoor nog een extra zuivering ontstaat. Een ontwikkeling die binnen enkele jaren zijn beslag krijgt is het gewijzigde beheer van de Haringvlietsluizen (zogenaamde Kierbesluit). In het Kierbesluit garandeert Rijkswaterstaat handhaving van de huidige waterkwaliteit bij de inlaat van het Spui richting de Bernisse. Dat betekent dat het Kierbesluit dus geen effect zal hebben op de voorraad zoetwater in het Brielse Meer. Het rijks- en provinciale beleid is voorts gericht op uitbreiding van de Maasvlakte in de richting van de Noordzee. De effecten die optreden als gevolg van de uitbreiding van de Maasvlakte zullen zich met name voordoen in het noordwestelijk deel van de Voornse Duinen. Met betrekking tot de inlaat van gebiedsvreemd water heeft het waterschap een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van vermindering hiervan. Hoewel de waterkwaliteit van het inlaatwater goed is, betreft het toch water met een andere chemische samenstelling dan het gebiedseigen brakke water. Uit het onderzoek bleek dat dit direct leidt tot een sterke verslechtering van de waterkwaliteit. Het reduceren van de hoeveelheid inlaatwater ten behoeve van het terugbrengen van de oorspronkelijke aanwezige waterkwaliteit is niet haalbaar. In dat licht is in het Waterstructuurplan Voorne-Putten gekozen voor het ook op lange termijn blijven doorspoelen met water uit het Brielse Meer. -
Gewenste ontwikkelingen Bescherming van het waardevolle reliëf in het duingebied. Handhaving van de hydrologische situatie (relatief natte karakter van de duinen). Waar mogelijk vergroten oppervlak open water en robuuster maken watergangen; ook ten behoeve van de waterkwaliteit. Herstellen van aanwezige kleine duinrellen. Geen verdichting in duingebied om infiltratie van regenwater in de duinen en kwel ter plaatse van de zeekleigronden te handhaven. Voorkomen diffuse verontreiniging van regenwater. Nieuwe ontwikkelingen alleen op een schone bodem laten plaatsvinden. Bij nieuwbouw alleen toepassing van niet-uitloogbare bouwmaterialen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
16
3.2. Landschap, cultuurhistorie en archeologie In deze paragraaf worden de aspecten landschap, cultuurhistorie en archeologie geanalyseerd. Deze analyse vormt mede een basis voor de visievorming. Bij de beschrijving van de huidige situatie wordt allereerst ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het plangebied. De ontstaansgeschiedenis verschaft inzicht in de samenhang tussen het abiotische basissysteem en het landschapsbeeld. Vervolgens vindt een analyse plaats van de volgende aspecten: landschappelijke hoofdstructuur; cultuurhistorie en archeologie. Huidige situatie Ontstaansgeschiedenis Het plangebied maakt deel uit van een omvangrijk veengebied dat − in ieder geval − vanaf de IJzertijd (circa 800 voor Christus-begin jaartelling) werd bewoond. Oudere bewoningssporen kunnen evenwel ook voorkomen, gelet op vondsten in de wijdere omgeving van het plangebied. In de Romeinse tijd (begin jaartelling-circa 300 na Christus) is sprake van een intensieve bewoning in dit deel van westelijk Voorne. De bewoning is vooral gesitueerd op de zogenaamde Afzettingen van Duinkerke I, een klei-/zandpakket dat op het veen is afgezet vanaf de eerste eeuwen voor het begin van de jaartelling. In de wijdere omgeving van het plangebied zijn verschillende vindplaatsen uit de Romeinse tijd bekend, maar ook in het plangebied zelf en in de omgeving ervan. Zo zijn er resten van bouwwerken en aardewerk gevonden in het Brielse Meer, aan het strand van de Kruiningergors, nabij de Noorddijk en direkt ten zuiden van de Heindijk. Na de Romeinse tijd breekt de bewoning af en begint door vernatting van het gebied plaatselijk weer veen te groeien. e e Vanaf de 10 /11 eeuw wordt het veengebied ontgonnen. Door het graven van sloten wordt het gebied ontwaterd en voor bewoning en landbouw geschikt gemaakt. Door de toenemende ontwatering treedt een maaivelddaling op, waardoor het land voor het buitenwater kwetsbaarder wordt. In het derde kwart van de 12e eeuw treden grote overstromingen op in dit deel van Voorne. De Maasmond verplaatst zich vanaf die tijd zuidwaarts. Dit proces gaat vermoedelijk door tot in de 18e eeuw toen het Brielse Gat, nu Brielse Meer, haar meest zuidelijke positie bereikte. In de noordelijke helft van het plangebied Kruiningergors zijn jonge duin- en strandafzettingen aanwezig die met de verplaatsing van de riviermonding samenhangen, en dus waarschijnlijk uit de 17e/18e eeuw dateren. In 1797 werd de Kruiningergorspolder gevormd.
Aan de noordzijde van Voorne wordt vanaf de 12e eeuw een aantal ringdijken aangelegd om woongronden en landerijen voor het water veilig te stellen. Hierdoor ontstonden de oudste polders op Voorne: de ringpolders van Goudhoek, Rugge, Zwartewaal en Heenvliet. De middeleeuwse dorpskern van Oostvoorne met het burgterrein bevinden zich binnen de ringpolder Goudhoek, waarvan de binnen het plangebied gelegen Noorddijk, de oostelijke bedijking vormde. De ten zuiden van het plangebied lopende Heindijk vormde het noordelijk deel van de polder Groot Oosterland. De noordkant van Voorne veranderde in de 20e eeuw ingrijpend door de zeewaartse uitbreiding van het Rotterdamse industriegebied en door de aanleg van de Brielse Maasdam en de Brielse Gatdam. Hierbij zijn het Brielse Meer en het Oostvoornse Meer ontstaan. Vanwege de grote bodemkundige verschillen binnen de polder Kruiningergors (zie paragraaf 3.1) herbergen het plangebied en de directe omgeving op zeer kleine schaal alle in westelijk Voorne voorkomende landschapstypen, te weten: duingebied, achterduingebied en poldergebied. De Gorslaan markeert ongeveer de overgang van het duingebied naar het achterduingebied, terwijl de Kamplaan/Zeehoeveweg op de landschappelijke grens van het achterduin- en poldergebied ligt. In het duingebied kwamen van oudsher afwisselend duinen en duingraslandjes voor. Na 1900 is in het duingebied bos ontstaan, deels spontaan, deels aangeplant. Het recreatiepark is ontstaan in het achterduingebied. Strand en duinen oefenden een grote aantrekkingskracht uit voor ver-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
18
schillende vormen van recreatie. Van oudsher kwamen in het achterduingebied tuinbouwbedrijven voor. De in het Recreatiepark Kruininger Gors nog aanwezige kenmerkende kleine tuinderswoningen herinneren aan deze periode. De recreatieve ontwikkeling is al vroeg van de grond gekomen, aanvankelijk veelal in de vorm van eenvoudige onderkomens bij tuinderijen, maar allengs met een bestendiger karakter (tenthuisjes, stacaravans, eenvoudige zomerhuisjes) en beheer door de gemeentelijke overheid. Hierdoor ontstond in de zomermaanden een waar "vakantiedorp", met een eigen sociale structuur en voorzieningen zoals verenigingsgebouwen, artsenpost en winkel. De ruimtelijke kwaliteit is bij deze ontwikkeling geen belangrijk aandachtspunt geweest. Ten behoeve van de continuïteit en duurzaamheid van de bedrijfsvoering (toekomstwaarde) is herstructurering en kwaliteitsverbetering echter noodzakelijk. Landschappelijke hoofdstructuur Voorne, waar het plangebied is gesitueerd, maakt deel uit van het voor Nederland kenmerkende kustlandschap. Het plangebied zelf ligt langs de zuidoever van het Brielse Meer ten noorden van de Heindijk. De gebieden ter weerszijden van de Heindijk hebben zich in de loop der tijd sterk verschillend ontwikkeld. Het gebied ten zuiden van de Heindijk heeft een belangrijke functie als akkerbouwgebied, terwijl het plangebied (ten noorden van de Heindijk) voor een groot deel bestaat uit intensief (verblijfs)recreatiegebied. Ondanks de sterke recreatieve ontwikkeling is de oorspronkelijke landschappelijk hoofdstructuur in het plangebied nog duidelijk herkenbaar. Deze hoofdstructuur bestaat uit een drietal parallel aan de kust georiënteerde landschappelijke zones. Dit zijn (zie figuur 3): de strand- en duinzone langs het Brielse Meer met recreatieve voorzieningen (onder andere de jachthaven) en restanten van duin- en bosgebieden; de binnenduinrandzone waarin zich het Recreatiepark Kruininger Gors bevindt met een lineaire structuur (oost-westgeoriënteerde hoofdrichting, dwars daarop secundaire verbindingen); de overgangszone, globaal gelegen tussen de Kamplaan/Zeehoeveweg en de Heindijk; in dit van oorsprong agrarisch gebied is sprake van een gevarieerd ruimtegebruik (woonbebouwing, verblijfsrecreatie, enkele bedrijven) en dientengevolge van een gevarieerd ruimtelijk beeld. De landschappelijke hoofdstructuur bepaalt tevens de recreatieve kwaliteiten van het plangebied. Een belangrijk aandachtspunt is derhalve behoud en versterking van de herkenbaarheid van de landschappelijke hoofdstructuur in de toekomst. Cultuurhistorie In het plangebied komen twee cultuurhistorisch waardevolle elementen voor (zie figuur 4), te weten de Steenenbaak (voormalige vuurtoren) en een kogelgloeioven (restanten van de kustbatterij). Beide behoren tot een voormalige vesting die deel uitmaakte van een verdedigingslinie langs de kust van het westelijk deel van Voorne. De Steenenbaak was naast vuurbaken tevens een uitkijkpost naar zee. De kogelgloeioven diende ervoor om projectielen, alvorens zij werden afgeschoten op het vijandelijke doel, roodgloeiend te maken. Hierdoor werd het te beschieten object (schip) niet alleen vernield, maar ook in brand gestoken. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee (provincie Zuid-Holland, 2002) is de Heindijk aangeduid als historisch-landschappelijke lijn van hoge waarde. Bouwkundig is de Steenenbaak beschermd op basis van de Monumentenwet 1988. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee (provincie Zuid-Holland, 2002) laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met redelijke tot grote kans op archeologische sporen. De Steenenbaak is bovendien aangeduid als terrein van zeer hoge archeologische waarde. In het plangebied kunnen bewoningssporen aangetroffen worden uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. De middeleeuwse sporen kunnen samenhangen met de ontginningsperiode, maar ook met de bewoning op en langs de dijk van de ringpolder Goudhoek (het tracé van de Noorddijk) en op en langs de iets jongere Heindijk. Ook bewoningssporen uit latere tijd zijn uiteraard binnen het plangebied te verwachten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
20
Verder zijn binnen het plangebied in het Brielse Meer naar verwachting verschillende archeologische waardevolle locaties aanwezig. Het Brielse Meer maakte, voor de aanleg van de Brielse Gatdam, onderdeel uit van de monding van de Maas en daarmee van een eeuwenoude scheepsroute. In en rondom het Oostvoornse Meer (buiten het plangebied) zijn vele oude scheepswrakken aangetroffen. Het is aannemelijk dat binnen het plangebied ook dergelijke wrakken onder water of onder het zand aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de nabijheid van de kogelgloeioven. Gewenste ontwikkelingen Landschap Het is gewenst om bij een herstructurering van het recreatiepark de landschappelijke hoofdstructuur te behouden en indien mogelijk te versterken. Tevens is het gewenst om bij een herstructurering voldoende ruimte te reserveren voor de aanleg van een groenstructuur binnen het park. Door de aanleg van beplantingen kunnen de ruimtelijke kwaliteiten van het recreatiepark sterk worden verbeterd. Gedacht kan worden aan circa 5 noord-zuidgerichte groene lobben. Door de aanleg van beplantingen krijgt het recreatiepark een groener karakter en kan de relatie tussen het verblijfsgebied en het dagrecreatieve gebied (strand) worden versterkt (zie ook gewenste ontwikkelingen recreatie). Ook voor het gedeelte buiten het recreatiepark is behoud van de landschappelijke hoofdstructuur wenselijk. Verdere "verstening" van dit gebied dient vanuit landschappelijk oogpunt zoveel mogelijk te worden voorkomen, de ontwikkeling zal vooral op "vergroening" gericht moeten zijn. Cultuurhistorie en archeologie De Steenenbaak en de kogelgloeioven dienen, vanwege hun directe relatie met de geschiedenis van het gebied, behouden te blijven. Om archeologische waarden veilig te stellen is het wenselijk om voor werkzaamheden die leiden tot verstoring van de bodem aan een aanlegvergunning te binden. Ook voor het bouwen in dergelijke gebieden moeten de nodige waarborgen worden geschapen dat geen onevenredige verstoring van het bodemarchief plaatsvindt. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld technische maatregelen worden voorgeschreven, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden of kunnen de werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het gebied van archeologie. Het bodemarchief ter plaatse van de Steenenbaak en de kogelgloeioven op de Heindijk dat vermeld staat op de archeologische Monumentenkaart (terrein 37A-001) dient behouden te blijven. In verband met de waarde van dit terrein is het niet wenselijk dat hier zonder vergunning graaf- of andere werkzaamheden plaatsvinden beneden het maaiveld. Voor het tracé van de Heindijk en de Noorddijk is het niet wenselijk om zonder vergunning werkzaamheden (inclusief bouwen) uit te voeren die dieper gaan dan 50 cm beneden maaiveld. Gelet op de hoge trefkans op archeologische sporen uit de ijzertijd en Romeinse tijd en middeleeuwen is voor het landgedeelte van het plangebied (tussen Heindijk/Noorddijk en Brielse Meer) een aanlegvergunning wenselijk voor grondwerkzaamheden die dieper reiken dan 80 cm onder maaiveld. Evenmin is het wenselijk dat zonder nadere voorwaarden dieper dan 80 cm onder het maaiveld kan worden gebouwd. Voor het Brielse Meer is een aanlegvergunning wenselijk voor werkzaamheden die dieper gaan dan de huidige waterbodem (met uitzondering van de normale onderhoudswerkzaamheden). Ook bij het bouwen van bouwwerken beneden de huidige waterbodem moeten mogelijke archeologische waarden in acht worden genomen. Samenvatting gewenste ontwikkelingen: behoud en verbetering van de herkenbaarheid van de landschappelijke hoofdstructuur (strand- en duinzone, binnenduinrandzone, overgangszone); ontwikkeling van een duidelijke groenstructuur binnen het recreatiepark; behoud van cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen (onder andere Steenenbaak, kogelgloeioven) en veilig stellen bodemarchief.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
21
Tabel 1 Landschappelijke en cultuurhistorische waarden (zie ook figuur 3) zone
karakteristiek
waardevolle elementen
strand- en duinzone
- open strandruimte overgaand in duinen met struweel en bos
- afwisseling tussen open ruimten en bossages/struweel
- deze zone kent met name in de zomer een zeer intensief (dag)recreatief gebruik
- kogelgloeioven en Steenenbaak (cultuurhistorisch waardevolle elementen
recreatiezone
- verblijfsrecreatiepark met een zeer besloten karakter
- (laan)beplanting langs wegen en paden
overgangszone
- deze zone wordt gekenmerkt door de afwisseling tussen open ruimten en besloten elementen behorend bij het gemengd grondgebruik; de Heindijk vormt een duidelijke grens tussen deze zone en het aangrenzende open poldergebied.
- afwisseling tussen open- en beslotenheid
3.3. Ecologie Huidige situatie Het plangebied maakt onderdeel uit van een reeks van natuurgebieden langs de noord- en westrand van Voorne (zie figuur 5). Een deel van deze gebieden, rondom het plangebied, heeft een beschermde status op grond van de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Daarnaast zijn ook ecologische verbindingszones aanwezig. Het plangebied bestaat uit een grote diversiteit aan terreinen, waaronder bos, ruigte en struweel, kassen, graslandjes, open water van het Brielse Meer, duingebiedjes, een dijk en verder veel recreatiewoningen in het middendeel van het plangebied. Toetsingskader Beleid De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur is een uitwerking van de landelijke ecologische hoofdstructuur en bestaat behalve uit natuurgebieden, waaronder de bovengenoemde speciale beschermingszones, ook uit verbindingen tussen natuurgebieden. De oevers van het Brielse Meer zijn als een te ontwikkelen ecologische verbindingszone aangewezen. Deze zone zal gaan bestaan uit stukjes rietmoeras van 10-20 m breed met goed ontwikkelde natte tot vochtige moerasvegetaties met vooral veel riet en hier en daar wilgen(bosjes). Doelsoorten zijn waterspitsmuis en dwergmuis. Soorten als rietzanger, rietgors, bloedrode heidelibel, houtpantserjuffer en rietsprinkhaan kunnen van de maatregelen mee profiteren. Deze verbindingszone is nog niet gerealiseerd. Het natuurgebied Tomatenwei of Ommeloop aan de Katteweg bevindt zich ten oosten van (en niet binnen) het plangebied. Ook hiervoor geldt dat consolidatie van het huidige gebruik geen nieuwe negatieve effecten genereert ten aanzien van dit natuurgebied. Normstelling Flora- en faunawet De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
-
23
er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor − voor zover vereist − geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. Natuurbeschermingswet 1998 Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Voornes Duin bevindt zich ten westen van het plangebied en is een speciale beschermingszone in het kader van zowel de Habitat- als de Vogelrichtlijn. Beide richtlijnen zijn inmiddels geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Deze wet heeft een externe werking, zodat ook ingrepen buiten de speciale beschermingszones moeten worden getoetst op eventuele negatieve ecologische effecten. Gelet op het karakter van het bestemmingsplan, zullen er geen nieuwe ontwikkelingen met negatieve effecten optreden binnen deze beschermingszone. Aard en intensiteit van het recreatief gebruik zullen niet ingrijpend wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Beschermde soorten Flora Bijzondere flora is met name geconcentreerd langs de Heindijk en op de overgang tussen land en water. Langs de noordrand waren in 1989 nog soortenrijke duinvegetaties aanwezig die enige overeenkomst vertonen met het aangrenzende duingebied van Voorne. Kenmerkende soorten uit die tijd waren onder meer strand- en fraai duizendguldenkruid, heelblaadjes, sierlijke vetmuur, grote tijm en bleekgele droogbloem. Voor de instandhouding van deze vegetaties is een zekere milieudynamiek vereist. Verstuiving, betreding en begrazing door konijnen spelen in dit opzicht een rol. De dijk langs de zuidrand was tot 15 jaar geleden plaatselijk eveneens waardevol. Afhankelijk van de beheersintensiteit, waren hier waardevolle grazige vegetaties aanwezig met onder meer echte kruisdistel en gestreepte klaver. Onbekend is of deze vegetaties hier nog steeds aanwezig zijn. Het Natuurloket geeft voor de betreffende kilometerhokken verschillende beschermde soorten aan. Het gaat daarbij naar verwachting om soorten als brede wespenorchis en zwanenbloem die verspreid in het gebied kunnen voorkomen in bermen en struwelen, respectievelijk sloten en oevers. Zwaar beschermde soorten zijn vooral op de noordoever van het Brielse Meer aanwezig. Het gaat daarbij om rietorchis, vleeskleurige orchis, moeraswespenorchis en bijenorchis. De laatset soort wordt ook in toenemende mate in wegbermen aangetroffen in de gehele delta. Fauna Naar verwachting komen in het gehele gebied in Nederland min of meer algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën voor, zoals egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol, hermelijn, wezel, bunzing, dwergmuis, haas en konijn (Atlas van de Nederlandse zoogdieren, 1992). Verder kunnen foeragerende gewone dwergvleermuizen en laatvliegers in het gebied voorkomen. Onbekend is of van deze soorten vaste verblijfplaatsen in het gebied aanwezig zijn (Atlas van de Nederlandse vleermuizen, 1997). Verder zijn beschermde amfibieën aanwezig, te weten kleine watersalamander, gewone pad en bruine kikker (Atlas van de Nederlandse amfibieën en reptielen, 1986). Alle genoemde soorten zijn wettelijk beschermd. Met uitzondering van de vleermuizen zijn deze soorten echter dermate algemeen dat voor het verstoren van deze soorten geen ontheffing meer behoeft te worden aangevraagd. Beschermde insecten zijn naar verwachting niet aanwezig.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
24
Vogels De noordrand van het plangebied is vooral van betekenis voor bos- en struweelvogels. Aanwezige broedvogels zijn onder meer nachtegaal, goudvink, zomertortel en grasmus. Uit het verleden zijn ook broedgevallen bekend van ransuil, boomvalk en groene specht. De genoemde soorten stellen vrij hoge eisen aan hun leefgebied met betrekking tot voedselaanbod, ouderdom en variatie van milieutypen en mate van verstoring en kunnen daarom worden beschouwd als indicatoren van waardevolle bossen en struwelen. Een aantal aanwezige soorten is in ZuidHolland bovendien zeldzaam en geheel aangewezen op de duinstrook (groene specht, nachtegaal, goudvink). Vermeldenswaardig zijn verder de hoge tot zeer hoge dichtheden van soorten als fitis, tjiftjaf en zwartkop. Langs de oevers zijn kleine karekiet en rietgors als broedvogel aanwezig. In de winter vormt het Brielse Meer het rust- en foerageergebied voor grote aantallen eenden en futen uit Noord-Europa. Alle vogelsoorten zijn wettelijk beschermd; verstoring van broedende vogels is op grond van de Flora- en faunawet niet toegestaan; ontheffing wordt niet verleend. In tabel 2 is aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 2 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime ontheffingsregeling Ffw
vrijstellingsregeling Ffw
licht beschermde soort
zwaar beschermde soort
(categorie 1)
(categorie 2)
(categorie 3)
zwanenbloem, brede wespenorchis
alle soorten inheemse vogels
alle vleermuizen
egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol, hermelijn, wezel, bunzing, dwergmuis, haas en konijn gewone pad, bruine kikker, kleine
watersalamander Effecten als gevolg van het bestemmingsplan Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Voor ruimtelijke ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. Herinrichting van het recreatieterrein zal mogelijk leiden tot het verstoren van broedplaatsen van vogels. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) worden opgestart is er qua vogels geen strijdigheid met de Flora- en faunawet. Indien uit voorafgaand onderzoek blijkt dat in de te slopen gebouwen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn, dan dient ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Vanwege de extra beschermde status van deze dieren zijn dan mitigerende en compenserende maatregelen vereist. Aangezien het hier gaat om algemene soorten, is de gunstige staat van instandhouding niet in het geding. De Flora- en faunawet zal de uitvoering van het plan derhalve niet in de weg staan. -
-
Conclusie Het plangebied herbergt verschillende wettelijk beschermde soorten. Deze soorten worden mogelijk beïnvloed door de herinrichting van het recreatieterrein die in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Voor de meeste geldt echter een vrijstelling van de relevante verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Het starten van werkzaamheden tijdens het broedseizoen (maart tot en met juli) is niet toegestaan, aangezien dit verstoring van de broedvogels zou betekenen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het behoud van eventuele vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen van vleermuizen aangezien deze soorten extra worden beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. De te beschermen soorten komen echter alle in Nederland algemeen voor; de gunstige staat van instandhouding van deze soorten is daarom niet in het geding. Derhalve staat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
25
3.4. Toerisme en recreatie In deze paragraaf worden de toeristisch-recreatieve functies in het plangebied beschreven en wordt aangegeven welke ontwikkelingen mogelijk en gewenst zijn. Waar dat relevant is, wordt ook ingegaan op de recreatieve voorzieningen in de omgeving van het plangebied. Na een beschrijving van de huidige situatie worden de gewenste ontwikkelingen beschreven. Huidige situatie Recreatiepark Kruininger Gors Ontstaansgeschiedenis Het Recreatiepark Kruininger Gors vindt zijn oorsprong in een vroegere vorm van kamperen bij de boer vanuit de nabijgelegen steden in de jaren '20 (ruim 80 jaar geleden). Op initiatief van de toenmalige gemeente Oostvoorne is direct na de Tweede Wereldoorlog gezocht naar een bestuursvorm voor het recreatiegebied om de wildgroei van kampeerterreintjes tegen te gaan. In 1948 werd een gemeenschappelijke regeling tussen Rotterdam en Oostvoorne getroffen om de ontwikkelingen beter te kunnen sturen. Sinds het begin van de ontwikkelingen waren er reeds enkele verenigingen van verblijfsrecreanten ontstaan. In 1948 werd het oprichten van verenigingen verplicht gesteld teneinde de saamhorigheid te bevorderen en de zelfwerkzaamheid te coördineren. Tot het begin van de jaren '60 zijn er nieuwe verenigingen ontstaan en tot het begin van de jaren '70 zijn er gronden aangekocht voor verdere uitbreidingen. Het Recreatiepark Kruininger Gors is sinds juni 1994 geprivatiseerd. Sindsdien is het verplichte lidmaatschap van een kampeervereniging opgeheven. Het eigendom van de terreinen behorend tot het recreatiepark is overgegaan naar de Molecaten groep uit Hattem. Het aantal kampeerverenigingen binnen het Kruininger Gors bedroeg in 1995 ruim 20. Een aantal verenigingen heeft zich de laatste jaren opgeheven. De terreintjes van deze voormalige verenigingen worden thans aangeduid als vrije terreinen. Het Recreatiepark Kruininger Gors bestaat uit twee gedeelten; het terrein met hoofdzakelijk huisjes en het kampeerterrein. Het kampeerterrein bestaat voor een groot deel uit standplaatsen voor stacaravans die eind jaren '60 en begin jaren '70 zijn aangelegd op basis van de eisen en wensen van die tijd. Voor zover geen verbetering heeft plaatsgehad voldoen deze niet meer aan de veranderde minimumeisen van kwaliteit en luxe. Ook is een deel van de accommodatie vervangen door chalets. Situering De verblijfsrecreatieterreinen van het Recreatiepark Kruininger Gors liggen direct achter een smalle duinstrook langs het Brielse Meer. Het recreatiepark heeft een totale oppervlakte van 107,6 ha, hiervan is circa 60 ha ingericht als verblijfsgebied, de overige circa 47 ha bestaan uit duin- en strandgebied, bos en een hertenkamp (zie figuur 6). Aan de zuidzijde wordt het terrein begrensd door een gebied dat vroeger vooral voor tuinbouw werd gebruikt, maar dat nu nauwelijks meer een agrarische functie heeft. Op het recreatiepark zijn circa 2.200 eenheden aanwezig, waarvan circa 1.740 recreatiewoningen, 400 vaste standplaatsen met stacaravans en chalets en 45 toeristische standplaatsen voor tenten en toercaravans. Het terrein voor recreatiewoningen heeft een oppervlakte van 41,4 ha. Volgens de meting van januari 1996 varieert de kavelgrootte van deze woningen van minder dan 70 m² tot meer dan 270 m². In totaal hebben 465 woningen een kavelgrootte die kleiner is dan 100 m². Het kampeerterrein heeft een oppervlakte van 18,3 ha, de kavelgrootte van de meeste caravans bedraagt 100 à 120 m². In het hoogseizoen bevinden zich 6.000 à 7.000 recreanten op het recreatiepark. De recreanten bestaan voor een belangrijke deel uit 55-plussers. De laatste jaren is het aantal 55-plussers echter niet toegenomen, maar heeft er een voorzichtige verjonging plaatsgevonden. Het toeristisch terrein wordt door een overwegend jong publiek (gezinnen met kinderen) bezocht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
27
Landschappelijke inpassing Aan de noordzijde worden de verblijfsrecreatieterreinen begrensd door de duinen langs het Brielse Meer en bossen, aan de westzijde door de hooggelegen Brielse Maasdam en een grasdijk. Aan de zuidzijde naar het poldergebied toe wordt het recreatiegebied voor een deel afgeschermd door de Heindijk en voor een deel door (voormalig) agrarisch gebied. Het kampeergedeelte van het recreatiegebied is gesitueerd in het bosrijke, noordelijke deel van het plangebied. Ontsluiting Voor de beschrijving van de ontsluiting wordt verwezen naar paragraaf 3.8 Verkeer. Centrale voorzieningen Ter hoogte van het centrum van het terrein voor recreatiewoningen zijn direct aan de hoofdontsluiting (Gorslaan) de centrale voorzieningen gesitueerd (zie figuur 6). De bebouwing is gegroepeerd rondom het Gorsplein en bestaat uit winkels, een recreatiezaal, een wasserette, een dokterskamer, een werkplaats en een kantoor. In het verleden kwam verspreid over het terrein nog een gering aantal kleine winkels voor, zoals de winkel in doe-het-zelf-artikelen. Op een aantal verenigingskampeerterreinen is voorzien in een verenigingshuis en gezamenlijke bergruimte. Op het caravanterrein is eveneens een recreatiezaal gesitueerd ('t Praethuys). Nuts- en sanitaire voorzieningen Alle recreatiewoningen en vaste standplaatsen hebben een aansluiting op het elektriciteitsnet, de waterleiding en de riolering. Tevens is voor alle standplaatsen een CAI-aansluiting beschikbaar. In vrijwel alle recreatiewoningen is een toilet en een douche aanwezig. Op een deel van de terreinen voor recreatiewoningen, de oudste delen, functioneert nog een drietal toiletgebouwen. Het gebruik hiervan is minimaal. Ook vrijwel alle caravans beschikken over een eigen toilet en wasvoorziening. Van de douches in de sanitaire ruimten op de caravanvelden wordt met name door de toeristische kampeerders gebruikgemaakt. Tevens is op het kampeerterrein een wasserette aanwezig. Woningen Binnen het gebied dat wordt aangemerkt als Recreatiepark Kruininger Gors komt nog een aantal woningen voor (zie ook paragraaf 3.5). De aanwezigheid hiervan hangt samen met de ontstaansgeschiedenis van het terrein. Overige terreinen voor verblijfsrecreatie De ligging nabij het Brielse Meer met zijn strand en duinen en de aanwezigheid van het recreatiepark, zijn er aanleiding toe geweest dat een deel van de gronden buiten het recreatiepark ook een verblijfsrecreatieve functie heeft gekregen. Nabij de jachthaven zijn twee kleine kampeerterreintjes gesitueerd. Het ene terrein, gelegen aan de zuidwestzijde van de jachthaven, is ingericht voor 20 seizoenplaatsen. Het terrein aan de zuidoostzijde van de haven biedt plaats aan 10 vaste standplaatsen. Deze zijn uitsluitend via de bij de jachthaven behorende werf te bereiken. Aansluitend aan het Recreatiepark Kruininger Gors ligt aan de Kamplaan 4 de camping De Gorshoeve met een capaciteit van in totaal 125 standplaatsen. De inrichting van het oorspronkelijke, westelijke terreingedeelte is vooral gericht geweest op het realiseren van een zo groot mogelijk aantal standplaatsen. De ruimtelijke kwaliteit van de inrichting is hierdoor onder druk komen te staan. Door de exploitant is ook het naastgelegen terrein bij het kampeerterrein betrokken. Op dit terrein ligt de nieuwe kantine, die ook een functie heeft als eetcafé voor de omgeving. Op het oostelijk terreindeel wordt ruimte geboden aan 35 van de in totaal 125 standplaatsen. Voorts ligt aan de noordzijde van de Zeehoeveweg, op de achterzijde van een perceel, even een klein kampeerterrein met een capaciteit van 10 stacaravans. Dit terrein sluit aan op de huisjes van het Recreatiepark Kruininger Gors, die zijn gelegen aan de binnen het Kruininger Gors genoemde J.H. van de Voornlaan. Ten oosten van de Maasweg ligt een kleinschalig kampeerterrein met 4 kampeermiddelen. Eerder was tussen de Zeehoeveweg en de Heindijk nog het kampeerterrein Dijkzicht aanwezig.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
28
Dit kleinschalige kampeerterrein, gelegen op een lange, smalle kavel bood plaats aan 10 caravans. Het terrein is inmiddels opgeheven. Op het vrijkomende gedeelte is een woning gebouwd ter vervanging van de woning Zeehoeveweg 4. Dagrecreatie Wandelen en fietsen Het plangebied is goed ontsloten door middel van routes voor wandelaars en fietsers. Aangezien het Recreatiepark Kruininger Gors met inbegrip van het strand, bos- en duinterrein particulier eigendom is, is het gebied – behoudens de Gorslaan – gesloten voor recreanten van buiten het Recreatiepark. Op alle wandelpaden is het reglement van het Recreatiepark van toepassing. Langs de rand van het plangebied lopen de wandelroutes "Kruiningergors" en enkele lange afstand wandelroutes (LAW 5-1 Deltapad en LAW 6-1 Oeverloperpad). De routes maken deel uit van het Groene Netwerk. De belangrijkste wegen op het terrein van Recreatiepark Kruininger Gors hebben voor een deel een langsliggend wandelpad; vrijliggende fietspaden zijn niet aanwezig. Langs een deel van de wegen ontbreekt elke voorziening voor fiets- en voetgangersverkeer. Een groot deel van de zijlanen is alleen bedoeld voor voetgangers. Deze lanen zijn met paaltjes of hekken afgesloten voor auto's. De hoofdstructuur voor fiets- en voetgangersverkeer valt in grote lijnen samen met de structuur van de hoofdlanen en is derhalve sterk oost-westgericht. De noordzuidrichting (relatie met strand) is aanwezig in de vorm van talrijke zijpaden en enkele dwarsroutes tussen Gorslaan en Kamplaan, Zeehoeveweg en Maasweg). De laatstgenoemde wegen worden eveneens gebruikt door het autoverkeer. Jachthaven en omgeving In de noordwesthoek van het plangebied ligt een jachthaven. De jachthaven is voorzien van een werf en een kleinschalige horecavoorziening. Behalve de genoemde kampeerterreintjes, is nabij de jachthaven een restaurant met midgetgolfbaan aanwezig. De eigenaar van de midgetgolfbaan heeft in het verleden plannen ontwikkeld om nabij de Zanddijk een hotel te ontwikkelen. Een kampeerterrein nabij de Zanddijk en de midgetgolfbaan zullen daarbij vervallen. De plannen hebben echter nog geen vaste vorm gekregen. Overige dagrecreatieve voorzieningen Het terrein voor dagrecreatie nabij de Steenenbaak sluit aan op een dagrecreatieve zone langs de Brielse Maas. Op het terrein is een horecagelegenheid aanwezig. Ter plaatse zijn langs de oever van het Brielse Meer een zwemsteiger en enkele botensteigers aangebracht. Het grote veld kan worden benut voor evenementen. Westelijker liggen langs het Brielse Meer verschillende strandjes. Het Brielse Meer zelf biedt mogelijkheden om te zwemmen, surfen en andere vormen van watergebonden dagrecreatie. Gewenste ontwikkelingen Algemeen De verwachting is dat het toerisme in zijn algemeenheid voor de komende jaren een (bescheiden) groeimarkt blijft waarbij er een toenemende behoefte aan kwaliteit is. Tevens is er een toename van het aantal korte vakanties, veelal in eigen land en een groei van de seniorenmarkt. Een bovengemiddelde groei is er met name ten aanzien van de waterrecreatie. Daarnaast kent de sportieve recreatie en extensieve, natuurgerichte recreatie (fietsen, wandelen) een meer dan gemiddelde groei. Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat in het plangebied, als gebied in een omgeving met natuur- en landschapswaarden en watersportmogelijkheden, de vraag naar recreatieve mogelijkheden zal toenemen. Dit geldt met name in verband met de directe nabijheid van omvangrijke stedelijke gebieden (Randstad). Er is echter sprake van discrepantie tussen de huidige kwaliteit van de accommodatie en de toenemende vraag naar meer luxe. De grotere vraag naar meer luxe komt ook tot uitdrukking in de vraag naar grotere recreatiewoningen en grotere stacaravans. Bij de stacaravans vervaagt geleidelijk het onderscheid tussen de "echte" caravan in de betekenis van een onderkomen op wielen met disselboom, dat verplaatsbaar is over de weg. Meer en meer krijgen de grotere caravans de vorm van een "chalet". Op zich is het niet bezwaarlijk wanneer stacaravans worden vervangen door chalets, mits de omvang van het per-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
29
ceel is afgestemd op de grotere omvang van het onderkomen in vergelijking met de traditionele stacaravan. Bovendien verdient het de voorkeur wanneer vervanging van stacaravans door chalets zo veel mogelijk in aaneengesloten gebiedjes plaats vindt, zodat de totale structuur van het betreffende gebied kan worden aangepast. Kruiningergors Uitgangspunten Door de beoogde herstructurering van het Recreatiepark Kruininger Gors kan gestalte worden gegeven aan de toenemende behoefte aan kwaliteit. Als gevolg van de herstructurering wordt de kwaliteit van de kampeermiddelen verbeterd en wordt het recreatiepark ruimer van opzet. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten voor verbetering van de kwaliteit van het Recreatiepark van belang: meer ruimte tussen de recreatiewoningen en kampeermiddelen, conform het convenant tussen gemeente en Molecaten groep (paragraaf 2.4); 1) behoud van hetzelfde aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen; grotere kavels per recreatiewoning; verbetering samenhang kampeerterreinen/meer ruimte tussen stacaravans; parkeerplaatsen dichter bij verblijfsmiddelen (max. 200 m loopafstand) en uitbreiding tot 1,4 parkeerplaats per recreatiewoning (in verband met grote aantallen bezoekers); bevordering samenhang verblijfsgebied en dagrecreatiegebied (groene en recreatieve verbindingen); zo mogelijk herschikking van elementen (bijvoorbeeld parkeerterreinen) op het huidige recreatiepark; zo nodig verplaatsing van kampeermiddelen en recreatiewoningen naar locaties aansluitend aan het bestaande recreatiepark; daarbij zijn de natuur- en duingebieden uitgesloten; verhoging van het voorzieningenniveau . Bij de berekening van de benodigde oppervlakte voor de kavels en standplaatsen voor kampeermiddelen bij verplaatsing buiten het terrein wordt uitgegaan van de volgende (minimale) ruimtebehoefte: 50 toeristische standplaatsen per ha (standplaatsgrootte 80 m², excl. auto); 45 seizoenstandplaatsen per ha (standplaatsgrootte 100 m², excl. auto); 40 vaste standplaatsen per ha (standplaatsgrootte 130 m² excl. auto); 45 recreatiewoningen per ha (kaveloppervlakte 100 m² excl. auto). Ruimtebehoefte (zie tabel 3) De ruimtebehoefte wordt door verschillende kwaliteitseisen bepaald. Onderlinge afstand en oppervlakte Om aan de kwaliteitseisen van meer ruimte tussen de recreatiewoningen (minimaal 3 m; convenant) en grotere kavels (minimaal 100 m²) te voldoen, is het noodzakelijk om ruim 600 recreatiewoningen te verplaatsen. Een deel van deze woningen kan na herschikking worden herplaatst. Om het aantal recreatiewoningen op peil te houden, is het noodzakelijk om circa 260 recreatiewoningen buiten het huidige recreatieterrein een plaats te geven (zie tabel 3). Van de laatstgenoemde recreatiewoningen moeten er 50 worden uitgeplaatst, omdat het soms niet mogelijk is om de bestaande laantjes na uitplaatsing van één of meerdere huisjes, geheel opnieuw in te delen. Mogelijk kan de restruimte die hierdoor ontstaat (1,25 ha) voor andere doeleinden worden benut. Ook het caravanterrein (bijna 400 eenheden) zal geherstructureerd moeten worden om de onderlinge afstand van de kampeermiddelen te vergroten en de terreininrichting te verbeteren. Hiervoor is het noodzakelijk om circa 70 stacaravans buiten het huidige terrein een plaats te geven. Voorzieningen toeristisch kampeerterrein Om op het huidige toeristisch kampeerterrein (45 eenheden) een kwalitatief goed voorzieningenniveau (onder andere toiletaccommodatie) te kunnen handhaven, is een uitbreiding tot circa 100 standplaatsen noodzakelijk. Dit betekent dat het gewenst is het toeristisch kampeerterrein met 55 plaatsen uit te breiden. 1) Hierbij is nog geen rekening gehouden met de vervanging van stacaravans door chalets. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
31
Integratie verblijfs- en dagrecreatie Het terrein voor recreatiewoningen wordt nu gescheiden van het dagrecreatieterrein (strand) door de Gorslaan. Via wegen en paden haaks op de Gorslaan zijn routes naar het strand aanwezig. Ter bevordering van de relatie tussen het verblijfsgebied en het dagrecreatiegebied (strand) verdient het aanbeveling aantrekkelijke recreatieve groene routes te realiseren in noordzuidrichting. Hierbij wordt gedacht aan 5 groene noord-zuidverbindingen met een breedte van circa 10 m. Hiertoe dienen circa 90 recreatiewoningen te worden verplaatst. Parkeeraccommodatie De wens is om per verblijfseenheid (recreatiewoning of kampeermiddel) 1 parkeerplaats binnen een straal van 200 m aan te kunnen bieden. Na de herstructurering blijft er een tekort bestaan van circa 300 parkeerplaatsen in de directe nabijheid van de recreatiewoning. Ten behoeve van de realisering van deze 300 parkeerplaatsen is het noodzakelijk om 70 recreatiewoningen uit te plaatsen. Het verdient echter aanbeveling om 1,4 parkeerplaatsen per recreatiewoning aan te bieden. Na 1) herstructurering van het recreatiepark resteren circa 1.320 recreatiewoningen op het huidige park. Dit betekent dat circa 1.850 parkeerplaatsen nodig zijn. Het huidige aantal parkeerplaatsen voor recreatiewoningen bedraagt 1.700 stuks. Na de herstructurering komen er 300 extra parkeerplaatsen beschikbaar, waarvan er 150 kunnen worden benut om aan het gewenste aantal van 1.850 parkeerplaatsen voor recreatiewoningen te komen. Kwaliteitssprong Het is denkbaar dat na de herstructurering een deel (circa 10%) van de recreatiewoningen niet zal worden herbouwd. Dit komt neer op circa 65 eenheden. Het verdient aanbeveling – in aansluiting op de vraagontwikkeling – deze uitval te benutten om de kwaliteit van de accommodaties te verbeteren. Gedacht kan daarbij worden aan houten stacaravans (zogenaamde "chalets"). Indien voor de standplaatsen hiervoor een dichtheid van 35 per ha wordt berekend, betekent dit een ruimtebehoefte van circa 1,8 ha. Globale ruimtelijke mogelijkheden Uit tabel 3 blijkt dat de berekende benodigde ruimte voor de herstructurering circa 12,7 ha bedraagt. Bij de gehanteerde ruimtebehoefte voor verblijfsaccommodatie is echter de benodigde ruimte voor parkeren in de dichtheid per ha meegenomen. In parkeerruimte is reeds voorzien. Voor de te situeren 500 eenheden gaat het om een minder benodigde ruimte voor parkeren van 1,2 ha. Een deel van deze ruimte is binnen het recreatiepark beschikbaar. Deze ruimte bestaat uit 't Praethuys/botenloods, groepsterrein camping, een klein deel van het perceel Zeehoeveweg 19 en 150 verplaatste parkeerplaatsen. Een eventuele extra mogelijkheid is om (een deel van) de restruimte (1,25 ha) die bij de herindeling van de recreatiewoningen verloren gaat, te benutten voor groenvoorzieningen. In totaal is hierdoor krap 4 ha op eigen terrein beschikbaar. Een andere deel zal buiten het bestaande terrein moeten worden gezocht. Hierbij is het vanuit recreatief oogpunt gewenst om te zoeken naar recreatief aantrekkelijke locaties (op niet te grote afstand van strand en duin). Mogelijke uitbreidingslocaties zijn het populierenbos ten noorden van het 't Praethuys en een deel van het kampeerterrein (veld 8), het populierenbos ten noorden van toeristisch kampeerterrein en twee aangrenzende agrarische terreinen aan de zuidzijde. De terreinen hebben een gezamenlijke oppervlakte van 4,64 ha. Het populierenbos en het bosgebied ten noorden van het toeristisch kampeerterrein (respectievelijk 1,5 en 1,2 ha) zullen echter elders gecompenseerd moeten worden. Uit de verkenning van de behoefte aan ruimte die nodig is voor kwaliteitsverbetering en herstructurering blijkt dat het niet mogelijk is om deze binnen de huidige omvang van het Recreatiepark Kruininger Gors op te vangen. Het uitgangspunt om het aanwezige aantal verblijfseenheden te handhaven, kan daardoor op gespannen voet komen met andere uitgangspunten voor de kwaliteitsverbetering. Desondanks is deze verbetering nodig om een aantrekkelijk recreatiepark te behouden. 1) 1740 – (260 + 90 + 70). Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
32
Herinrichting oostelijk deel In 2000 zijn door de Molecaten groep plannen ontwikkeld voor een herinrichting van een deel van het oostelijke terrein van het recreatiepark, ongeveer ter plaatse van de kampeervereniging 't Hertekamp. Het plan voorziet in vorming van clusters van standplaatsen, elk met een eigen sfeer. Bijvoorbeeld op een van deze clusters (Hofland) zijn de standplaatsen gegroepeerd rond een centraal, gezamenlijk grasveld. Op een ander terrein (Bosland) liggen de standplaatsen tegen de bosrand en worden deze ontsloten door slingerende paden. Op een andere cluster zijn de standplaatsen meer gericht op uitzicht op het water (Waterland). Ook wordt voorzien in een − zij het bescheiden − centraal deel waar gasten elkaar kunnen ontmoeten en voor kinderen speelgelegenheid wordt gecreëerd. De bestaande hoofdwatergang die door dit deel van het recreatiepark loopt behoudt zijn functie. In het plan wordt voorts voorzien in circa 450 parkeerplaatsen, zoveel mogelijk verspreid over verschillende kleinere parkeerterreintjes. Uitgangspunt is om de herstructurering in fasen uit te voeren. De eerste fase heeft betrekking op 260 vaste (jaar)plaatsen en 50 toeristische kampeerplaatsen. Dit aantal komt vrijwel overeen met het huidige aantal plaatsen op de te herstructureren kampeervelden. De oppervlakte van de standplaatsen wordt groter dan nu het geval is. De volgende omvang van de standplaatsen wordt beoogd. oppervlakte vaste standplaatsen
aantal standplaatsen
150 - 200 m²
60
200 - 250 m²
140
groter dan 250 m²
60
De toeristische standplaatsen krijgen een minimale oppervlakte van 100 m². Uitgangspunt is dat op de vaste standplaatsen wordt voorzien in eigen sanitair. De benodigde voorzieningen zijn hiervoor op de standplaats aanwezig. Op het toeristisch kampeerterrein wordt voorzien in een sanitaire unit. Een deel van het herstructureringsplan heeft betrekking op het populierenbos ten noorden van het huidige toeristische kampeerterrein. Zoals hiervoor is aangegeven, zal, voordat het plan in zijn totaliteit kan worden uitgevoerd, het bosgebied dat door de herinrichting verloren gaat, elders moeten worden gecompenseerd. Tabel 3 benodigde ruimte: 261 recreatiewoningen uitplaatsen i.v.m. afstand 3 m en 100 m²
5,8 ha
90 recreatiewoningen uitplaatsen i.v.m. recreatieve verbindingen
2,0 ha
70 stacaravans uitplaatsen i.v.m. herinrichting
1,7 ha
70 recreatiewoningen uitplaatsen i.v.m. 300 parkeerplaatsen
1,5 ha
uitbreiding toeristisch kampeerterrein met 55 plaatsen
1,1 ha
uitval van 10% vervangen door zogenaamde chalets (65)
0,4 ha ** subtotaal
500 reeds aanwezige parkeerplaatsen
12,7 ha -1,2 ha
totaal
11,5 ha
beschikbare ruimte op eigen terrein: voormalige vuiloverslagplaats (60 x 80 m)
0,48 ha
't Praethuys/botenloods (70 x 70 m)
0,49 ha
groepsterrein camping (gem. 60 x 60 m)
0,36 ha
gedeelte terrein Zeehoeveweg 19 (60 x 75 m)
0,45 ha
150 parkeerplaatsen (150 x 25 m² = 3750 m²)
0,36 ha
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
33
benodigde ruimte: hertenkamp
1,50 ha subtotaal
3,64ha
totaal beschikbaar op eigen terrein
4,89 ha
restruimte optimaal benutten voor groenvoorzieningen
1,25 ha
overwogen uitbreidingslocaties: populierenbos ten noorden van 't Praethuis en veld 8
1,50 ha
#
populierenbos ten noorden van toeristisch kampeerterrein
1,20 ha
#
2 aangrenzende agrarische terreinen
1,94 ha
** #
totaal uitbreidingslocaties
4,64 ha
totaal beschikbaar
9,53 ha
65 eenheden zouden herplaatst worden op 45/ha, dit is 1,4 ha. In plaats hiervan zogenaamde chalets op 35/ha, dit is 1,8 ha. Dit betekent 0,4 ha meer ruimte. Deze terreinen moeten elders worden gecompenseerd.
Conclusie Kwaliteitsverbetering op het Recreatiepark Kruininger Gors is dringend noodzakelijk om ook in de toekomst aan de eisen van de verblijfsrecreant te kunnen voldoen. Deze kwaliteitsverbetering vraagt een aanzienlijke hoeveelheid ruimte. Met de beschikbare ruimte op eigen terrein kan voor een deel in de terreinbehoefte voor kwaliteitsverbetering worden voorzien. Voor uitbreiding van het aantal recreatiewoningen of kampeerplaatsen is echter onvoldoende ruimte beschikbaar. Dit zou ten koste gaan van de noodzakelijke ruimte voor kwaliteitsverbetering. Door realisering van het herinrichtingsplan in het oostelijk deel van het recreatiepark wordt al een belangrijke stap gezet in het proces van kwaliteitsverbetering van het kampeerterrein.
3.5. Overige functies Inleiding In dit gedeelte van de toelichting worden de functies beschreven van gronden en gebouwen die voor het merendeel weinig of geen relaties hebben met recreatieve ontwikkelingen die in het plangebied hebben plaatsgevonden. Huidige situatie Algemeen In het gebied tussen het Recreatiepark Kruininger Gors en de Heindijk is het gebruik van de gronden zeer gevarieerd. Mede daardoor kenmerkt het zich door het kleinschalige karakter. Evenals op overig Voorne, komen in de zone achter de duinen vanouds tuinbouwbedrijven voor. Een groot deel hiervan is in de loop der jaren opgeheven. In 2005 is het initiatief genomen om in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling een deel van de glasopstanden in het plangebied te saneren en er drie woningen voor terug te bouwen. De betreffende gronden maken nu geen onderdeel meer uit van het bestemmingsplan Kruiningergors. Deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Ruimte-voor-Ruimte. De onbebouwde gronden bestaan voornamelijk uit grasland. Deze gronden hebben nauwelijks meer een agrarische functie en zijn veelal hobbymatig in gebruik als weide voor paarden en klein vee. Er is echter geen sprake van intensief gebruik. Sommige terreinen worden in het hoogseizoen gebruikt als parkeerterrein, met name langs de Maasweg. Achter de woningen van de Zeehoeveweg ligt een relatief groot en onbebouwd graslandperceel. Aan de Kamplaan worden (hobbymatig) eigen gekweekte producten op zeer kleinschalige wijze aan huis verkocht. Woningen Het merendeel van de burgerwoningen buiten het Recreatiepark Kruininger Gors zijn van oorsprong voormalige agrarische bedrijfswoningen, veelal tuinderswoningen. Deze woningen zijn vrijstaand gebouwd en hebben in het algemeen een lage goothoogte. Bij veel woningen zijn, Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
34
gezien het voormalige agrarische gebruik, nog grote tuinen aanwezig. Hierdoor heeft het gebied buiten het recreatiepark een ruim en groen karakter. Ook binnen het recreatiepark zelf komt nog een aantal woningen voor, voortvloeiend uit de ontstaansgeschiedenis van de verblijfsrecreatie. De woningen Gorslaan 6, Gorslaan 8, Gorslaan 20, Maasweg 1 en Kamplaan 2c zijn eigendom van het Recreatiepark Kruininger Gors. Deze woningen zijn voor een groot deel verhuurd aan particulieren. De woningen Gorslaan 27 en Zeehoeveweg 19, die eveneens in bezit waren van de Molecaten groep, zijn vanwege de slechte bouwkundige staat inmiddels afgebroken. Herbouw van de woning Gorslaan 27 op dezelfde plaats is echter, vanwege de korte afstand tot de recreatiewoningen, minder wenselijk. In verband daarmee is voor deze woning een vervangende woningbouwmogelijkheid geboden aan de Zeehoeveweg 19. Op deze locatie is ook de hier eerder gesloopte woning vervangen. De woningen Gorslaan 29 en Gorslaan 31 zijn particulier eigendom. De bijbehorende grond, die eigendom is van het Recreatiepark Kruininger Gors, is door middel van erfpacht uitgegeven. Niet-agrarische bedrijven Aan de Zeehoeveweg was in het verleden een autosloperij gevestigd. Op het terrein van de voormalige autosloperij vindt thans opslag van van auto's afkomstige materialen plaats. Aan de Kamplaan, nabij de Heindijk, was voorheen een groothandel in groenten en zuidvruchten gevestigd. De bedrijfsvoering is inmiddels gestaakt. Tussen de Zeehoeveweg en de Heindijk ligt een tuincentrum. De bebouwing bestaat uit twee bedrijfswoningen en kassen. Naast een groot assortiment tuin- en kamerplanten, zijn de bedrijfsactiviteiten gericht op de aanleg en onderhoud van tuinen. Aan de Heindijk ligt voor dit bedrijf een ruime parkeervoorziening. Aan de Zeehoeveweg is een bedrijf gevestigd dat voorziet in de behoefte aan bouwmaterialen en dergelijke voor de bewoners/gebruikers van het recreatieterrein. Dit bedrijf voert tevens onderhoudswerkzaamheden uit aan de recreatiewoningen en stacaravans op het centrum. Het betreffende bedrijf was in het verleden op het Recreatiepark Kruininger Gors gevestigd. De destijds gesloten huurovereenkomst voor de gebouwen is echter niet verlengd. Vanwege de gebondenheid van de bedrijfsvoering aan dit centrum is in de directe nabijheid een nieuwe vestigingsmogelijkheid geboden. Bij de jachthaven is een watersportbedrijf aanwezig dat onder andere bedrijfsmatig boten opslaat. Gewenste ontwikkelingen De onbebouwde gronden hebben geen agrarische functie meer en worden voornamelijk hobbymatig gebruikt als weide voor paarden en kleinvee of voor de teelt van groente en fruit. Het open en groene karakter dient gehandhaafd te blijven. Bouwmogelijkheden worden slechts in zeer beperkte mate voorgestaan. Deze worden beperkt tot een kleine schuilhut voor vee of een berging voor klein tuingereedschap en -materialen. Vanwege de negatieve uitstraling die paardenbakken vaak hebben op het landschap zijn deze niet wenselijk. Zoals bij de beschrijving van de recreatieterreinen is aangegeven, komen enkele percelen in principe in aanmerking om te worden betrokken bij de herstructurering van het Recreatieterrein Kruininger Gors. Voorwaarden voor een eventuele functiewijziging is, dat deze bijdraagt aan de kwaliteitsverbetering op het recreatieterrein. Omdat de uitvoerbaarheid nog niet is aangetoond, is in het bestemmingsplan echter nog geen rekening gehouden met een dergelijke functiewijziging. Woningen Er zijn geen redenen om bestaande woningen niet als zodanig te bestemmen. Een uitbreiding van het aantal woningen wordt − overeenkomstig het beleid zoals dit geldt voor het gehele landelijk gebied − niet voorgestaan. Zeker de kleinere woningen moeten over uitbreidingsmogelijkheden te kunnen beschikken. Omdat de polder Kruiningergors in feite onderdeel uitmaakt van het landelijk gebied, worden de uitbreidingsmogelijkheden gelijk gesteld aan de mogelijkheden van andere woningen elders in het buitengebied van Westvoorne.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
35
Niet-agrarische bedrijven Vestiging van nieuwe bedrijven wordt niet voorgestaan. Aan het bestaande opslagbedrijf van automaterialen zullen in beperkte mate uitbreidingsmogelijkheden geboden dienen te worden. Wanneer dit bedrijf zijn activiteiten beëindigt of verplaatst, zal een soortgelijk ander bedrijf zijn toegestaan. De mogelijkheid van een beperkte uitbreiding geldt niet voor het betrekkelijk recent vanuit het Recreatiepark Kruininger Gors naar de Zeehoeveweg verplaatste onderhoudsbedrijf en handel in bouwmaterialen. De bestemmingslegging voor dit bedrijf wordt afgestemd op de vrijstelling die op basis van artikel 19 WRO van het vigerende bestemmingsplan is verleend. Samenvattende gewenste ontwikkelingen overige functies: voor de onbebouwde voormalige agrarische percelen, hobbymatige (tuin)activiteiten in onder meer de vorm van het houden van (klein)vee en dergelijke mogelijk maken; uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande woningen overeenkomstig het beleid voor het overige buitengebied; geen nieuwe vestigingsmogelijkheden voor bedrijven; verplaatsing van woningen vanuit het Recreatiepark Kruininger Gors of het wijzigen van een bedrijfsbestemming in een recreatieve functie is in principe wenselijk, mits de vrijkomende ruimte wordt benut voor de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruininger Gors; in verband met onzekerheden omtrent de uitvoerbaarheid wordt hiermee in het bestemmingsplan echter nog geen rekening gehouden.
3.6. Milieuhygiëne In het plangebied is sprake van activiteiten waarmee uit milieuhygiënisch oogpunt rekening moet worden gehouden. Daarnaast is het nabijgelegen industriegebied Europoort/Maasvlakte van grote invloed op de milieukwaliteit in het plangebied. Niet-agrarische bedrijven In het plangebied is sprake van enkele niet-agrarische bedrijfsactiviteiten. Het betreft een opslagbedrijf van automaterialen aan de Zeehoeveweg 27a. Er vinden op het terrein van Zeehoeveweg 27a geen autosloperijactiviteiten meer plaats. Aan de Zeehoeveweg (tussen Zeehoeveweg 2a en Kamplaan 12) is een bedrijf gevestigd dat voorziet in de behoefte aan bouwmaterialen en dergelijke voor de bewoners/gebruikers van het recreatieterrein. Dit bedrijf voert tevens onderhoudswerkzaamheden uit aan de recreatiewoningen en stacaravans op het centrum. De bedrijven hebben een kleinschalig karakter en veroorzaken weinig milieuhinder in de omgeving. De bedrijven krijgen daarom een specifieke bestemming voor de huidige bedrijfsactiviteiten. Bij de jachthaven vinden eveneens bedrijfsmatige, jachthavengerelateerde bedrijfsactiviteiten plaats. Gelet op de aard van de functies in de omgeving zijn dergelijke activiteiten toegestaan tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar opklimmende belasting voor het milieu. In de toelichting op de algemene aanpak van milieuzonering met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden globale criteria aangegeven voor de toelaatbaarheid van de verschillende bedrijfscategorieën. Bepalend is de aanwezigheid van milieugevoelige bestemmingen in de omgeving (bijvoorbeeld woningen) en het karakter van het gebied. Voor een algemene toelichting op de algemene aanpak van milieuzonering met de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 1. Horeca In het plangebied komen ook enkele horecabedrijven voor, namelijk bij de jachthaven, binnen het Recreatiepark Kruininger Gors, bij camping De Gorshoeve en bij het dagrecreatiegebied aan de oostzijde van het plangebied. Om de horecafunctie te reguleren, wordt in dit bestemmingsplan een verdeling gemaakt in verschillende soorten horecabedrijven. Het onderscheid in de verschillende soorten horecabedrijven is wenselijk, omdat horecabedrijven hinder kunnen veroorzaken voor de omgeving. Ruimtelijk relevant zijn daarbij vooral de mogelijke hinder die samenhangt met de sluitingsuren van de horecabedrijven en de verkeersaantrekkende werking. De verschillende soorten horecabedrijven zijn aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten. Voor een toelichting op deze Staat wordt verwezen naar bijlage 2. In het plangebied worden horeca-activiteiten uit categorie 1 en 2 toegelaten. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor de omgeving. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
36
Industrielawaai Het plangebied ligt geheel binnen de invloedssfeer van het industrieterrein Europoort/Maasvlakte. Op dit industrieterrein zijn inrichtingen gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (zogenaamde grote lawaaimakers). De bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Ingevolge artikel 53 van de Wet geluidhinder dient het industrieterrein te worden gezoneerd. De betreffende geluidszone is medio 1993 vastgesteld door de Kroon. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Uit de kaart behorende bij het zonebesluit blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van het overgrote deel van het plangebied tussen de 55 en 60 dB(A) bedraagt. Alleen het uiterste noordoostelijke deel van het plangebied ondervindt een geluidsbelasting van meer dan 60 dB(A). Voor bestaande en in aanbouw zijnde woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A) en een uiterste grenswaarde van 65 dB(A). Voor nieuw te bouwen woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Wanneer niet aan deze voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, is ontheffing nodig. Bij nieuw te bouwen woningen binnen een bestaande geluidszone van een zeehavengebonden industrieterrein is vaststelling van een hogere waarde tot 60 dB(A) mogelijk. In het kader van het Beleidsconvenant Rijnmond-West (GRW) wordt een vermindering van de geluidsbelasting beoogd als gevolg van de industrieterreinen Europoort/Maasvlakte en Botlek/Pernis. Doelstelling is het reduceren van het aantal saneringswoningen (met een geluidsbelasting van meer dan 55 dB(A)) en het aangeven van de toekomstige geluidsruimte voor bedrijven. Het project heeft alleen betrekking op de 55 dB(A)-contouren en niet op de 50 dB(A)-contouren. Belangrijk voor het bestemmingsplan zijn de uitgangscontour (de contour 2000 na verwerking van het effect van de saneringsmaatregelen op korte termijn) en de eindcontour (geeft de uiteindelijk benodigde geluidsruimte voor bedrijven weer ver na 2000). Het saneringsprogramma is door Gedeputeerde Staten vastgesteld en door de minister van VROM goedgekeurd. Uit het onderzoek blijkt dat een groot deel van het plangebied binnen de 55 dB(A)-contour blijft liggen. Uit milieuhygiënisch oogpunt is het gemeentelijk beleid erop gericht om zo min mogelijk nieuwe woningen te bouwen op locaties waar de geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai meer dan 55 dB(A) bedraagt. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe woningen. Recreatieverblijven zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder. Wel biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om op het Gorsplein recreatieappartementen te realiseren. Voor mogelijke nieuwe recreatieappartementen dient een aanvaardbaar verblijfsklimaat te worden gegarandeerd. De waarde van 60 dB(A) (de uiterste grenswaarde voor nieuwe "gewone" woningen binnen de geluidszone van een zeehavengebonden industrieterrein) wordt niet overschreden. Uit het oogpunt van industrielawaai kan daarom worden gesteld dat sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Wegverkeerslawaai In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van: woonerven; 30 km/h-gebieden; wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting aan de gevels van aanliggende woningen op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Alle wegen binnen het plangebied kennen een 30 km/h-regime, met uitzondering van de Heindijk welke een maximumsnelheid van 60 km/h kent. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Tot geluidsgevoelige bestemmingen worden onder andere geprojecteerde (maar nog niet gerealiseerde) woningen gerekend. In nieuwe situaties bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde aan de gevel 50 dB(A). Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere, nader omschreven situaties een hogere waarde vaststellen indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
37
In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder mogelijk gemaakt. Wel maakt het plan de realisering van nieuwe recreatieappartementen en de verplaatsing van recreatieverblijven mogelijk. De locaties hiervoor liggen buiten de 50 dB(A)-contour van de Heindijk (zie bijlage 2). Voor de overige wegen in het plangebied geldt een maximumsnelheid van 30 km/h. De wegen zijn relatief smal en hebben betrekkelijk weinig verkeer. De gemiddelde intensiteit op de Kamplaan, Zeehoeveweg, en Maasweg bedraagt 350-400 mvt per dag. Op de Gorslaan is meer verkeer, de gemiddelde intensiteit hier bedraagt bijna 900 mvt per dag. In verband met het recreatieve karakter van het plangebied treden er wel verschillen op, afhankelijk van de tijd van het jaar. Gelet op de lage intensiteiten kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van wegverkeerslawaai sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Spoorweglawaai In verband met het aanpassen van de Havenspoorlijn is akoestisch onderzoek uitgevoerd (DGMR L.98.1109.E). Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het noordoostelijk deel van het plangebied binnen de 57 dB(A)-etmaalcontour komt te liggen. Dit gebied ligt echter buiten de wettelijke onderzoekszone van 700 m uit de spoorlijn. Luchtkwaliteit Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) opgenomen grenswaarden. Het voorliggende bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard. Wel wordt in het gebied met centrumvoorzieningen de realisatie van recreatieappartementen mogelijk gemaakt. De realisatie van recreatieappartementen kan mogelijk gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast te worden nagegaan of de realisering van de appartementen aanvaardbaar is, gelet op de luchtkwaliteit ter plaatse. Beleid en normstelling Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof van belang (zie bijlage 3). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof
toetsing van
grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
2010
jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
40 μg/m³ maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 μg/m³
2005 2005
1)
geldig vanaf
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling).
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
38
Onderzoek en resultaten In het plangebied wordt de realisatie van een beperkt aantal recreatieappartementen mogelijk gemaakt. Er is nog niet bekend hoeveel appartementen er precies gerealiseerd zullen worden. Op basis van de beschikbare ruimte is het aantal extra recreatieappartementen geschat op maximaal 50. Om deze ontwikkeling te kunnen toetsen aan het Blk is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving (bijdrage van de ontwikkeling) en de luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande appartementen. In bijlage 3 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Uit het onderzoek blijkt dat de beoogde ontwikkeling een zeer beperkte bijdrage levert aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. Deze toename leidt echter niet tot een overschrijding van de grenswaarden uit het Blk. Langs geen van de ontsluitende wegen worden in de drie prognosejaren (2006, 2010 en 2016) grenswaarden overschreden. Ook ter plaatse van de geplande appartementen wordt in de onderzochte prognosejaren aan alle grenswaarden uit het Blk voldaan. Conclusie Het Blk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Leidingen In het plangebied ligt een tweetal afvalwaterpersleidingen van het waterschap Hollandse Delta. De ene persleiding loopt van de Katteweg in Oostvoorne naar de zuiveringsinstallatie aan de Scheitweekseweg en heeft een diameter van 160 mm. De andere betreft een persleiding van het dorpsgebied van Oostvoorne eveneens naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie aan de Scheitweekseweg. Deze leiding heeft een diameter van 300 mm. Langs de Heindijk ligt een ondergrondse hoogspanningsleiding van 150 kV, die ter plaatse van de Bollaarsdijk in noordelijke richting afbuigt. Door het westelijk deel van het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding van 380 kV. Er bestaat mogelijk een verhoogde kans op leukemie bij kinderen, indien zij zich langdurig binnen het magnetische veld van bovengrondse hoogspanningsleidingen bevinden. In een brief van 4 oktober 2005 heeft staatssecretaris Van Geel zijn advies vastgelegd over de aan te houden afstanden tussen bovengrondse hoogspanningsleidingen en nieuwe gevoelige functies (functies waarin kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals woningen, scholen en kinderopvangvoorzieningen). Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke nieuwe gevoelige functies. In het bestemmingsplan hoeft daarom geen rekening te worden gehouden met de bedoelde afstanden. In tabel 5 zijn voor de verschillende leidingen de relevante gegevens aangegeven. De aardgasleidingen en aardolieleiding in de omgeving van het plangebied komen aan de orde in paragraaf 3.7. Tabel 5 Leidingen en aan te houden afstandsmaten soort leiding afvalwaterpersleiding afvalwaterpersleiding bovengrondse hoogspanningsleiding ondergrondse hoogspanningsleiding 1)
diameter (in mm) 300 160 -
voltage (in kV)
380 150
zakelijk rechtstrook 1) (in m) 3 3 38 25
Aan weerszijden van de hartlijn van de leiding. Binnen de zakelijk rechtstrook is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Binnen de verschillende zakelijk rechtstroken stelt dit bestemmingsplan beperkingen aan het grondgebruik.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
39
Externe ontwikkelingen Door de uitbreiding van het zeehaven- en industrieterrein op de Maasvlakte zal de milieukwaliteit mogelijk verslechteren. Uit onderzoek dat door het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit van Amsterdam 1) is uitgevoerd, blijkt dat het hierbij vooral gaat om een toename van de geluidsbelasting en een verslechtering van de luchtkwaliteit. Externe veiligheid is niet betrokken bij dit onderzoek.
3.7. Externe veiligheid Algemeen Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: inrichtingen waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, water of spoor of door buisleidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR, voorheen individueel risico) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij zich onafgebroken 2) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De onderzoeksresultaten in deze paragraaf zijn gebaseerd op het advies dat de DCMR Milieudienst Rijnmond in het kader van het bestemmingsplan Kruiningergors heeft uitgebracht. 3) Inrichtingen Normstelling Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 4). Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriënterende waarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. Onderzoeksresulaten DCMR De inrichtingen buiten de gemeente Westvoorne, met name op de Maasvlakte en in de Europoort, zijn niet van belang zijn voor de externe veiligheid in het plangebied Kruiningergors. Wat de inrichtingen binnen de gemeente Westvoorne betreft zijn het Shell tankstation Oostvoorne (Brielseweg 115, verkoop LPG) en Kruininger Gors B.V. (Gorsplein 2, opslag propaan) mogelijk relevant voor de externe veiligheid. Beide inrichtingen blijken geen belemmering te vormen voor het bestemmingsplan Kruiningergors. Voor het LPG-tankstation is daarbij uitgegaan van een doorzet van minder dan 1.500 m³ LPG per jaar. De DCMR acht het wel noodza5) kelijk de doorzet van LPG per jaar in de milieuvergunning van het tankstation te begrenzen. 1) Effecten van een Maasvlakte 2 op het woon- en leefmilieu in de gemeente Westvoorne (Vrije Universiteit Amsterdam, juni 1998). 2) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. 3) DCMR Milieudienst Rijnmond, Externe Veiligheid Bestemmingsplan "Kruiningergors", Advies in verband met een nieuw bestemmingsplan, september 2005. 4) Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. 5) De huidige jaarlijkse LPG-doorzet bedraagt minder dan 1.000 m³ per jaar. De maximaal toelaatbare jaarlijkse LPGdoorzet is nog niet in de milieuvergunning vastgelegd en hierover bestaat ook nog geen overeenstemming met Shell. Gelet op de beoogde routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de gemeente zal de jaarlijkse LPGAdviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
40
Transport over wegen, vaarwegen en spoorwegen Beleid In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriënterende waarde 1) voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Volgens het provinciale beleid geldt dat vaarwegen voor gevaarlijke stoffen tot op een afstand van 40 m moeten worden vrijgehouden en tot op een afstand van 65 m vrij moeten blijven van bebouwing. Onderzoeksresultaten DCMR Wegtransport Wat het wegtransport betreft zijn de N15/A15 Europaweg en de N218 tussen het Stenen Baakplein en de N57 mogelijk van belang. Het PR en GR van de N15/A15 blijken niet relevant te zijn voor de ontwikkelingen binnen het plangebied Kruiningergors. -6 De N218 kent ter hoogte van het plangebied geen 10 -contour. Het PR van de N218 vormt derhalve geen probleem. Het GR van de N218 blijkt ter hoogte van het plangebied ruim onder de oriënterende waarde te liggen. Er is binnen het invloedsgebied geen sprake van toename van het GR. Op basis van de circulaire hoeft het GR daarom niet te worden verantwoord. De DCMR adviseert echter om de hoogte van het GR wel te verantwoorden (en hierover advies van de Regionale Hulpverleningsdienst Rijnmond (thans Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond) te vragen). Daarbij kan worden vermeld dat het een bestaande situatie betreft.
Vaarwegen Wat de vaarwegen betreft is het Hartelkanaal relevant. Zowel het PR als het GR vormen geen probleem voor het bestemmingsplan Kruiningergors. Het bestemmingsplan is in lijn met het vigerende provinciale beleid ten aanzien de aan te houden afstanden tot vaarwegen voor gevaarlijke stoffen. Spoortransport Wat het spoortransport betreft is met name traject 90: Europoort-Maasvlakte van belang. Zowel het PR als het GR vormen geen probleem voor het bestemmingsplan Kruiningergors.
doorzet echter niet kunnen doorgroeien tot meer dan 1.500 m³ per jaar (gebaseerd op mondelinge informatie DCMR d.d. 17 oktober 2006) 1) De oriënterende waarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: -4 - 10 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; -6 - 10 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; -8 - 10 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriënterende waarde). Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
41
Transport door buisleidingen Beleid Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd zijn de volgende circulaires van belang: de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen; de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3-categorie. Afhankelijk van druk en diameter gelden verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden 1). De afstand die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de zakelijk rechtstrook. Binnen deze afstand is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan. Momenteel wordt de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen herzien. Hierbij worden ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw bekeken. VROM adviseert rekening te houden met deze nieuwe regelgeving. De vaststelling van nieuwe afstanden is nog niet afgerond. Tot die tijd kan het RIVM om de maximale afstand worden gevraagd. Onderzoeksresultaten DCMR Ten zuiden en zuidwesten van het plangebied bevindt zich een leidingbaan langs de N218 met twee hogedrukaardgasleidingen en één hogedrukaardolieleiding. Hoewel deze leidingen (inclusief zakelijk rechtstroken) buiten het plangebied zijn gelegen, kunnen deze vanwege veiligheidsaspecten leiden tot beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. Hogedrukaardgasleidingen Er wordt voldaan aan de huidige bebouwingsafstand. Er bevinden zich circa 180 bestaande verblijfseenheden van het Recreatiepark Kruininger Gors tussen deze bebouwingsafstand en de door het RIVM berekende maximale afstand (200 m). Het recreatiepark betreft een kwetsbaar object. Aangezien het een bestaande situatie betreft, kan deze situatie positief worden bestemd. Het bestemmingsplan voorziet niet in de realisering van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de berekende maximale afstanden. Omdat een groot deel van het plangebied binnen het invloedsgebied (1.060 m) van beide hogedrukaardgasleidingen valt, adviseert de DCMR om de Regionale Hulpverleningsdienst Rijnmond (thans Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond) om advies te vragen over de rampbestrijding en zelfredzaamheid. Hogedrukaardolieleiding Er wordt voldaan aan de bebouwingsafstand Binnen het plangebied bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de toetsingsafstand. Het bestemmingsplan voorziet ook niet in ontwikkelingen van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de toetsingsafstand. De hogedrukaardolieleiding heeft daarom geen invloed op de besluitvorming voor het bestemmingsplan. Verantwoording groepsrisico en advies Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) heeft op verzoek van de gemeente advies uitgebracht over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening 2) en zelfredzaamheid in het plangebied . Zelfredzaamheid De zelfredzaamheid bij nieuwe ontwikkelingen acht de VRR adequaat, zij het dat ¼ van de aanwezigen niet in staat zal zijn om te vluchten, omdat zij direct slachtoffer worden van een potentieel incident met de hogedrukaardgasleidingen 1).
1) De toetsingsafstand is de afstand die zoveel mogelijk dient te worden aangehouden tot kwetsbare objecten. Alleen indien er planologische, technische of economische argumenten zijn, mogen binnen de toetsingsafstand kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Als kwetsbare objecten zijn aangemerkt: woonbebouwing, bijzondere objecten, recreatieterreinen en industrieterreinen. Indien van de toetsingsafstand wordt afgeweken, dient in ieder geval ten minste de bebouwingsafstand in acht te worden genomen. Bij aardgasleidingen heeft de bebouwingsafstand betrekking op woonbebouwing en bijzondere objecten, waarbij een onderscheid is aangebracht in verschillende typen woonbebouwing en bijzondere objecten. 2) Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, Veiligheidsadvies "Kruiningergors", nummer 3805/005, 3 november 2006. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
42
Hulpverlening: bluswater en bereikbaarheid De bereikbaarheid van het plangebied is adequaat. De bluswatervoorzieningen zijn niet adequaat voor de hier beschouwde incidenten met de hogedrukaardgasleidingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N218. Opgemerkt wordt dat een leidingbrand bij de hogedrukaardgasleidingen kortsluiting kan veroorzaken op de hoogspanningskabels, waarvan de gevolgen niet bekend zijn. De inzetmogelijkheden van de brandweer zijn hierdoor beperkt, wat kan leiden tot branduitbreiding. Maatregelen hiervoor zijn niet echt mogelijk. Advies De Regionale brandweer adviseert het college van burgemeester en wethouders de volgende voorzieningen te realiseren teneinde de zelfredzaamheid te vergroten en een goede hulpverlening mogelijk te maken: 2) 1. geen kwetsbare objecten binnen de 1% lethaliteitsgrens van de hogedrukaardgasleiding (dit is binnen een afstand van 375 m) plaatsen, tenzij deze objecten een beschermingsniveau hebben dat gelijkstaat aan 15 kW/m² van 30 minuten (weerstand bij branddoorslag en brandoverslag); het verdient aanbeveling om binnen deze zone geen (kampeerterrein voor) tenten te bestemmen, omdat deze constructies bij voorbaat niet aan de voorwaarden kunnen voldoen; 2. binnen deze 30 minuten kan de hulpverlening een bescherming opstellen ten aanzien van een incident met de hogedrukaardgasleiding; hiervoor dient wel voldoende bluswater aanwezig te zijn; 3. ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N218, adviseert de VRR de gemeente in overleg te treden met de wegbeheerder om de mogelijkheden voor een adequate bluswatervoorziening voor de N218 te bezien (hierbij gaat het niet om een resultaatsverplichting, maar om een inspanningsverplichting); 4. ten aanzien van bluswater is door de Intergemeentelijke Brandweer Voorne Putten (IBVP) opgemerkt dat er onvoldoende bluswater in het buitengebied is. De VRR adviseert om samen met IBVP plan op te stellen hoe hiermee om te gaan. Standpunt gemeente Binnen 375 m vanaf de hogedrukaardgasleidingen worden geen nieuwe kwetsbare objecten 3) toegestaan . De gemeente zal de adviezen ten aanzien van de bluswatervoorzieningen opvolgen. Conclusie ten aanzien van het groepsrisico Geconcludeerd kan worden dat het GR aanvaardbaar is. Conclusie Het bestemmingsplan voldoet aan de normen en het beleid voor externe veiligheid.
3.8. Verkeer Huidige situatie Verkeersontsluiting Het Recreatiepark Kruininger Gors wordt extern ontsloten vanaf de Kleidijk/Brielse Maasdam (N218). Kruiningergors is hier op de ANWB-borden aangegeven. De Brielse Maasdam geeft via de Suurhoffbrug verbinding met de N15/A15 (Europaweg) in de richting Rotterdam. De Kleidijk geeft via de in het verlengde daarvan gelegen Schrijversdijk verbinding met de N57, de kern Brielle en via de Westvoorneweg met Rockanje. De relatie met de kern van Oostvoorne wordt verzorgd door twee lokale wegen: de Noordweg en de rotonde Kleidijk/Brielseweg. De Noordweg is echter slechts op specifieke tijden buiten de spitsuren opengesteld. 1) Het voorontwerpbestemmingsplan bevatte nog de mogelijkheid verblijfsaccommodatie te verplaatsten naar de sportvelden en het parkeerterrein ten zuiden van de Kamplaan. Hiervan is mede naar aanleiding van het advies van de VVR afgezien. 2) Dit is de afstand waarop nog 1% van blootgestelde mensen komt te overlijden. 3) Het voorontwerpbestemmingsplan bevatte nog de mogelijkheid verblijfsaccommodatie te verplaatsten naar de sportvelden en het parkeerterrein ten zuiden van de Kamplaan. Hiervan is mede naar aanleiding van het advies van de VVR afgezien. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
43
De interne ontsluitingsstructuur van het recreatieterrein wordt gevormd door twee openbare wegen, de Gorslaan en Kamplaan. Deze wegen doorsnijden het gebied in de lengterichting (oost-west). Aan de westzijde geven deze wegen aansluiting op de Kleidijk/Brielse Maasdam (N218) en de interne wegenstructuur van de kern Oostvoorne. Aan de oostzijde bevindt zich het landelijk gebied met landelijke wegen. De oriëntatie van het verkeer ligt in hoofdzaak in westelijke richting. De belangrijkste ontsluitingswegen vanaf het hoofdwegennet is de aan de westzijde gelegen Noordweg. Ook de Polderweg wordt relatief veel gebruikt door verkeer van en naar Kruiningergors. De veel bredere gereconstrueerde route via de Bollaarsdijk (breedte wegdek 5,5 m) heeft, in tegenstelling tot wat met de reconstructie werd beoogd, slechts een zeer beperkte ontsluitingsfunctie. Het gevolg van deze ontsluitingsstructuur is dat in het westelijk gedeelte van het plangebied sprake is van een relatief grote verkeersdruk, terwijl het oostelijk gedeelte juist relatief rustig is. Verkeerstellingen in het verleden in de zomerperiode door het waterschap De Brielse Dijkring wijzen uit dat de verkeersintensiteiten op de landelijke wegen de 1.000 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) niet overschrijden, zodat van geen overmatige verkeersbelasting kan worden gesproken. Verkeersveiligheid De verkeersveiligheid op en nabij het recreatiepark vormt een aandachtspunt. Nabij de noordoostelijke toegang van het recreatiepark zijn de wegen zeer smal, terwijl het uitzicht slecht is. Ook is sprake van gemengde afwikkeling van langzaam en gemotoriseerd verkeer op de smalle dijkwegen met een maximumbreedte van 4 à 4,5 m. Dit brengt vooral voor het langzaam verkeer verkeersonveilige situaties met zich mee. De verkeersveiligheid is de afgelopen jaren echter wel verbeterd door de aanleg van de rotonde in de Kleidijk in het verlengde van de Brielseweg. Deze rotonde geeft vanaf een nieuw weggedeelte aansluiting op de Tichelarijweg. De veel gebruikte gevaarlijke kruising van de Tichelarijweg met de N218 is daarmee komen te vervallen. Eind 2006 moeten er nog enkele aanpassingen worden uitgevoerd ter plaatse van de aansluiting met de Breeweg in verband met de noodzaak tot het verleggen van enkele leidingen. De Breeweg wordt verbreed tot en met de stoep naar de Heindijk. Vandaar kan een route worden gekozen naar de Kamplaan. Door de verschillende routes naar het recreatiepark vindt een zekere spreiding van het verkeer plaats. De Gorslaan en Kamplaan doorsnijden een groot aantal looproutes tussen de verblijfseenheden en het strand (Brielse Meer). Op enkele plaatsen is sprake van een slechte uitzichtsituatie ter plaatse van zijpaden. Langs een deel van de interne wegen zijn geen voetpaden aanwezig. Vrijliggende fietsvoorzieningen zijn op het recreatiepark nergens aanwezig. De Gorslaan maakt voorts deel uit van een regionale fietsroute langs het Brielse Meer en Oostvoornse Meer, waardoor ook recreatief fietsverkeer, dat geen relatie heeft met het recreatiepark, gebruik maakt van deze weg. Vooral wielrenners die met hoge snelheid het recreatiegebied doorkruisen zorgen voor veel overlast. Dit maakt het extra noodzakelijk dat aandacht aan het fietsverkeer wordt besteed. De interne wegen binnen het Recreatiepark Kruininger Gors zijn ingericht als 30 km/hgebied. Openbaar vervoer De buslijnen 100/103 van Connexxion verzorgen de openbaarvervoersontsluiting van Oostvoorne. Deze buslijnen halteren niet in het plangebied, maar langs de Ruy, de Brielseweg en de Kleidijk. De halten van deze busdiensten bevinden zich op 10 tot 20 minuten loopafstand van het recreatieterrein. Lijn 103 geeft verbinding met Rockanje enerzijds en Brielle en Spijkenisse (metro) anderzijds. Lijn 100 heeft een sneldienst op deze route (één keer per uur en vaker in de spitsuren). Daarnaast kan bij het busstation in Brielle worden overgestapt op andere regionale busdiensten. Als aanvullende openbaarvervoersverbinding rijdt op vrijdagavond tussen 18:00 en 21:00 uur een buurtbus vanaf de Ruy naar Kruiningergors en weer terug. Voor een reguliere busverbinding is structureel sprake van een te gering aanbod van passagiers. Deze buurtbus rijdt in deze periode drie diensten ten behoeve van weekendrecreanten. De ontsluiting van het plangebied door het openbaar vervoer is voor een recreatieterrein matig te noemen, aangezien alleen op vrijdagavond een busdienst bij het recreatieterrein halteert. De verbetering van de ontsluiting door het openbaar vervoer vormt een aandachtspunt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen
44
Parkeren Het parkeren is geconcentreerd op grotere en kleinere parkeerterreinen verspreid over het gehele plangebied. De grotere parkeerterreinen bevinden zich voornamelijk in het oostelijk deel van het plangebied. De parkeerterreinen zijn vrijwel allemaal alleen toegankelijk voor vergunninghouders. Tevens biedt een particulier parkeerruimte aan dagbezoekers tegen een vergoeding. Een ander parkeerterrein dat door een particulier werd geëxploiteerd, is verworven door het Recreatiepark Kruininger Gors. Het verharde speelveld werd nauwelijks gebruikt en is ingericht als parkeerterrein voor bezoekers. Bij het centrum (Gorsplein) bevindt zich een openbaar parkeerterrein met een parkeerbeperking van maximaal één uur (met uitzondering van de avond). Ondanks het verbod tot langsparkeren op de Gorslaan en Kamplaan, wordt veelvuldig illegaal (kort) geparkeerd langs deze wegen. Door een intensieve controle wordt illegaal parkeren echter zo veel mogelijk beperkt. Het totale recreatiepark heeft de beschikking over ruim 2.600 parkeerplaatsen. Het dagparkeren voor bezoekers geschiedt op 3 parkeerterreinen en is uitgebreid tot 270 parkeerplaatsen (exclusief de 50 kortparkeerplaatsen op het Gorsplein). De loopafstanden tussen de parkeerterreinen en de recreatie-eenheden variëren van 0 tot maximaal 500 m. Voor een aantal recreatiewoningen zijn de loopafstanden relatief gezien dan ook groot. Enige jaren geleden is een globale schets vervaardigd van de gewenste ruimtelijke hoofdstructuur van het recreatieterrein. Om de knelpunten die zich nu voordoen op de Gorslaan op te lossen, werd destijds uitgegaan van vervanging van de huidige oost-westoriëntatie van de wegenstructuur door een noord-zuidgericht wegenpatroon in dit gebied. De centrale ontsluiting van het recreatieterrein zou daarbij aan de Kamplaan komen te liggen. Het recreatieterrein wordt daarbij optimaal bereikbaar gemaakt door insteekwegen vanaf de achterliggende oost-westverbinding. Deze "instekers" komen uit op min of meer centraal gelegen parkeerterreinen. De KamplaanZeehoeveweg kan als oost-westverbinding dienst doen. Inmiddels zijn er geen plannen meer om de verkeersstructuur van Kruiningergors wezenlijk te veranderen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
4. Beleidsvisie
45
4.1. Samenvatting problematiek Het vigerende bestemmingsplan voor het gebied Kruiningergors is zeer oud (1947) en stemt niet overeen met de huidige situatie. Het gebied vormt een afzonderlijk deel van het landelijk gebied van de gemeente Westvoorne. Het heeft een eigen ontwikkeling doorgemaakt en er speelt een zodanig uitzonderlijke problematiek dat dit gebied niet is opgenomen in het bestemmingsplan voor het landelijk gebied. Voorheen was dit gebied overwegend agrarisch. De ligging aan het Brielse Meer met strand en duin en de ongunstige (kleinschalige) agrarische omstandigheden hebben ertoe geleid dat de recreatieve ontwikkelingen in dit gebied de overhand hebben gekregen. Naast het zeer grootschalige en intensief bezette Recreatiepark Kruininger Gors hebben zich ook andere recreatieve ontwikkelingen voorgedaan in de vorm van kleinschalige kampeerterreinen, parkeerruimten ten behoeve van Recreatiepark Kruininger Gors, jachthavens met verblijfsrecreatieve voorzieningen en stallingplaatsen voor caravans en bootjes. Het totale gebied vertoont hierdoor een sterke afhankelijkheid van en dooradering met recreatieve aspecten. Een belangrijk aandachtspunt vormt de grote ruimtebehoefte van het Recreatiepark Kruininger Gors ten behoeve van de − voor een duurzame bedrijfsvoering − noodzakelijke kwaliteitsverbetering van dit terrein. Een belangrijk knelpunt vormen de beperkte uitbreidingsmogelijkheden van het recreatiepark in de richting van het vooral als "agrarisch" aangemerkte gebied.
4.2. Samenvatting beleidskader Richtinggevend voor de ontwikkelingen in het betreffende gebied is het beleidskader. Dit houdt voor de hogere overheden in dat er een accent ligt op zowel ruimte voor recreatie als voor natuur. Voor de gemeente zijn vooral richtinggevend de Structuurvisie Westvoorne en het convenant dat met het Recreatiepark Kruininger Gors is afgesloten. Het beleid in de Structuurvisie is gericht op behoud van natuurwaarden in het duingebied en op de kwaliteitsverbetering van de verblijfsrecreatie. In het convenant is de kwaliteitsverbetering vastgelegd met het streven naar een kavelgrootte voor de recreatiewoningen van ten minste 100 m². Deze kwaliteitsverbetering heeft tot direct gevolg: ruimtebehoefte voor het recreatiepark. Voorts zal bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het gebied ruime aandacht moeten worden besteed aan de aspecten water en externe veiligheid.
4.3. Hoofduitgangspunten beleidsvisie Het plangebied vormt een duidelijk afgebakend gebied. Er wordt van uitgegaan dat de problematiek van het gebied binnen de eigen grenzen wordt opgelost en dat daarbij gestreefd wordt naar een algehele verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden dienen te worden beschermd, dit houdt in: het duin-, strand- en watergebied en de − het gebied omringende − dijk. Deze afbakening van natuur- en landschapswaarden houdt tevens een beperking in voor de ontwikkelingsmogelijkheden (kwaliteitsverbetering) van de verblijfsrecreatie. Een en ander leidt ertoe dat verblijfsrecreatie zich alleen kan ontwikkelen op ruimten op het eigen terrein. Daarbij moeten de veiligheidsnormen uit het oogpunt van externe veiligheid in acht worden genomen. Voorts moet in vrijwel het gehele plangebied rekening worden gehouden met mogelijke archeologische waarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidsvisie
47
4.4. Zonering Deze hoofduitgangspunten voor de planvorming leiden tot een zonering van het plangebied (zie figuur 8). Deze zonering bestaat uit de landschappelijke hoofdstructuur die is opgebouwd uit het kustgebied aan de noordzijde en de dijk aan de zuidzijde van het plangebied. Binnen deze omkadering worden twee gebieden onderscheiden: het verblijfsrecreatieve gebied en het kleinschalige "(voormalige) agrarische" gebied. Kustgebied Het kustgebied bestaat uit de deelgebieden Brielse Meer, duingebied, strandgebied, dagrecreatieterrein en verblijfsrecreatieve accommodatie (inclusief jachthavens). In het kustgebied prevaleert het behoud van de natuur- en landschapswaarden en het recreatieve (mede)gebruik. Voor het kustgebied geldt het volgende beleid. Het water van het Brielse Meer: Behoud van de natuur- en recreatieve functie en het bodemarchief naast de functie voor de waterhuishouding. Het strand- en duingebied: Dagrecreatie centraal voor de bestaande strandjes aan het Brielse Meer. Voor her overige deel van het strand- en duingebied rustige vormen van recreatie zoals wandelen of paardrijden. In ieder geval geen gemotoriseerde activiteiten. Bescherming en waar mogelijk versterking van de landschappelijke en natuurwaarden. Verblijfsrecreatie, jachthaven: Eveneens tussen het Brielse Meer en de duinen bevinden zich twee gebieden met een verblijfsrecreatieve functie: de jachthaven met verblijfsaccommodatie aan de westzijde en een caravanterrein dat bij het Recreatiepark Kruininger Gors behoort aan de oostzijde van het plangebied. Beide gebieden zijn volledig ingeklemd onder andere door gebieden met natuurwaarden en kunnen niet verder worden uitgebreid. De beschikbare ruimte is volledig benut, zodat eventuele ontwikkelingen beperkt zijn tot kwaliteitsverbetering of functieverandering. Mogelijk zal in de toekomst sprake zijn van een dergelijke functiewijziging door realisering van een hotel nabij de Zanddijk. De ontwikkelingen zijn echter nog onvoldoende uitgekristalliseerd, zodat geen zicht bestaat op de uitvoerbaarheid. In verband daarmee wordt in het voorliggende plan geen rekening gehouden met een hotel nabij de Zanddijk. Bij wijzigingen in de bedrijfsvoering van de jachthaven dient aandacht te worden besteed aan milieuaspecten in verband met de situering nabij gebieden met natuurwaarden. Dagrecreatieterrein: In de uiterste oostpunt van het plangebied bevindt zich langs de oever van het Brielse Meer een voor dagrecreatie ingericht terrein. Het terrein kan ook worden gebruikt voor evenementen. Het grotendeels onbebouwde karakter dient gehandhaafd te blijven. De aanwezige horecavoorziening kan in beperkte mate aansluitend aan de huidige bebouwing worden uitgebreid. Dijk langs zuidzijde Aan de zuidzijde wordt het plangebied afgebakend door een dijk. De waterkerende en gedeeltelijke verkeersfunctie (Heindijk) dient behouden te blijven. Tevens wordt de landschappelijke en cultuurhistorische waarde (afbakening en geleding van het landschap, afleesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis, bodemarchief) beschermd. Dit geldt in het bijzonder voor de cultuurhistorische betekenis van de kogelgloeioven en de Steenenbaak. Verblijfsrecreatief gebied Kwaliteitsverbetering Het verblijfsrecreatiegebied omvat het Recreatiepark Kruininger Gors, het kampeerterrein De Gorshoeve en twee kleinschalige kampeerterreinen (aan de Zeehoeveweg en de Maasweg). In het verblijfsrecreatieve gebied geldt de noodzaak tot kwaliteitsverbetering. Gestreefd wordt naar een ruimere plaatsing in een groenere setting. Een groter aantal verblijfseenheden is binnen de grenzen van het bestaande recreatiepark niet of nauwelijks mogelijk zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit. In verband daarmee is de bestemmingsregeling gebaseerd op het huidige aantal verblijfseenheden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidsvisie
48
Uitbreidingslocaties Recreatiepark Kruininger Gors De potentiële uitbreidingslocaties betreffen aangrenzende delen van het kleinschalige agrarische gebied, benutting van niet effectief gebruikte terreindelen (zoals het hertenkamp) en de "populieren"bossen aan de noordzijde van het oostelijke terreindeel). Uitbreiding in de richting van het kleinschalige "agrarische gebied" gaat niet ten koste van aanwezige waarden en kan worden ingevuld op voorwaarde van een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van Recreatiepark Kruininger Gors en voldoende landschappelijke inpassing. De uitvoerbaarheid moet echter nog nader worden onderzocht. Om deze reden maakt het voorliggende bestemmingsplan uitbreiding van het recreatiepark op deze gronden niet mogelijk. De voormalige vuilstortplaats kan weliswaar als recreatieve uitloop/speelruimte benut worden als de milieukwaliteit (bodem) dit toelaat. Echter, bebouwing met recreatiewoningen wordt uit landschappelijke overwegingen (te veel in de duinen) niet aanvaardbaar geacht. Bij benutting van niet effectief gebruikte terreindelen dient in het oog te worden gehouden dat collectieve ruimte (parkeeraccommodatie en sport-, speel- en recreatievoorzieningen) in voldoende mate aanwezig blijft. Ook moeten externe veiligheidsaspecten daarbij worden betrokken. De "populieren"bossen hebben slechts beperkte landschappelijke en natuurwaarde. Ze zijn aangeplant op voormalige agrarische gronden en duingraslanden. De belangrijkste waarde bestaat uit de afscherming tussen verblijfsrecreatiegebied en duingebied en visueel worden de bossen ook als buffer ervaren tussen het gebied Kruiningergors en het haven- en industriegebied aan de noordzijde hiervan. Voor een dergelijke afscherming kan ook worden volstaan met een beplantingsstrook van geringere omvang. Benutting van grote delen van dit populierenbos is derhalve aanvaardbaar. Dit bosgebied valt echter onder de Boswet en zal elders moeten worden gecompenseerd (circa 2,7 ha). Wanneer het Recreatiepark Kruininger Gors zou willen overgaan tot het benutten van het bos voor verblijfsaccommodatie, zal zij voldoende zekerheid moeten geven dat de compensatie ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dit kan door het aantonen dat de voor compensatie benodigde gronden zijn verworven of anderszins zekerheid bestaat over de verwerving, het reeds ingericht hebben van de gronden of het overleggen van een inrichtingsplan, afgestemd op de beoogde natuurdoeleinden met een financiële zekerheidstelling voor de uitvoering daarvan. Kleinschalige kampeerterreinen De twee kleinschalige kampeerterreinen aan de noordzijde van de Zeehoeveweg (10 eenheden) en de Maasweg (4 eenheden) sluiten aan op het Recreatiepark Kruininger Gors. De standplaatsen op deze terreinen zijn voldoende ruim. Gestreefd wordt naar een verbetering van de landschappelijke inpassing. Kleinschalig (voormalig) "agrarisch" gebied Het kleinschalig (agrarisch) gebied − aan te duiden als agrarisch randgebied − wordt omsloten door verblijfsrecreatieve terreinen en de Heindijk. Van een belangrijke agrarische functie is echter geen sprake meer. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het gewenst dat het groene karakter van dit gebied gehandhaafd blijft. De betreffende gronden kunnen hobbymatig worden gebruikt voor het telen van producten of voor beweiding met dieren. Niet-agrarische bedrijven Aan het opslagbedrijf voor automaterialen zal een − voor zover ruimte aanwezig is − beperkte uitbreidingsmogelijkheid worden geboden. Het betrekkelijk recent verplaatste onderhoudsbedrijf en handel in bouwmaterialen wordt bestemd overeenkomstig de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO, die is gevolgd om de verplaatsing mogelijk te maken. Wonen In het plangebied wordt, evenals in het overige deel van het landelijk gebied, geen uitbreiding van het aantal woningen voorgestaan. Aan bestaande woningen zullen beperkte uitbreidingsmogelijkheden worden geboden. Deze mogelijkheden worden afgestemd op het beleid voor burgerwoningen in het landelijk gebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidsvisie
49
De onbebouwde percelen horen veelal bij de in het gebied aanwezige woningen. Het hobbymatig gebruik van deze percelen in de vorm van het houden van vee of tuinieren en bosaanplant zal mogelijk zijn.
4.5. Water Bij alle ontwikkelingen in het plangebied is aandacht nodig voor het aspect water. Vooral in het zuidelijk deel van het plangebied, dat het laagst ligt, bestaat het risico van wateroverlast bij hevige (zomer)buien. In de huidige situatie bedraagt het percentage oppervlaktewater in het plangebied in de orde van grootte van 2%. Een percentage van 10%, afhankelijk van de aard van het rioleringsstelsel, is als algemene richtlijn wenselijk. Waar mogelijk moet dan ook worden gestreefd naar een vergroting van de hoeveelheid oppervlaktewater en het robuuster en schoner maken van de watergangen. Ook het herstel van de aanwezige kleine duinrellen is daarbij wenselijk.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Beleidsvisie
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
50
199.7325.00
5. Planbeschrijving
51
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop het geformuleerde beleid is vertaald naar voorschriften en plankaart. De gekozen bestemmingen en de bijbehorende voorschriften zijn in beginsel afgestemd op de bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen hebben voor het merendeel betrekking op kwaliteitsverbetering van de bestaande recreatieve voorzieningen. Opbouw regeling De juridische regeling is gestructureerd in drie hoofdstukken. Het eerste bevat een aantal algemene bepalingen. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. De overgangs- en slotbepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk III. Algemene bepalingen De algemene bepalingen hebben onder andere betrekking op de gehanteerde begrippen en de wijze van meten. Daarnaast zijn ook andere bepalingen opgenomen, die op nagenoeg alle bestemmingen van toepassing zijn. Enkele zaken zijn hieronder toegelicht. Begripsbepalingen In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de voorschriften worden gehanteerd. Bij toepassing van het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Een essentieel begrip is "peil", omdat de hoogte van bouwwerken vanaf hier wordt gemeten. Voor bouwwerken die op een afstand van minder dan 5 m tot de weg zijn gelegen, is de kruin van de weg het peil. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt maaiveld. Onder aansluitend afgewerkt maaiveld moet worden verstaan het maaiveld nadat het geschikt gemaakt is voor de verwezenlijking van de bestemming. Bij de bepaling van de hoogte van een bouwwerk mag geen rekening worden gehouden met de ophoging van het terrein, tenzij de noodzaak van ophoging vaststaat (zie ABRS, 8 augustus 1996, nr. H01.95.548 BR 1997, 37). Wijze van meten Bij de wijze van meten van de vloeroppervlakte (bij bedrijfsvloeroppervlakte en verkoopvloeroppervlakte) is aansluiting gezocht bij NEN 2580 en het Bouwbesluit 2003. Hoogteaanduidingen In dit artikel is aangegeven wat het cijfer op de plankaart ter aanduiding van de hoogte betekent (lid 1). Voorts is vermeld voor welke onderdelen van gebouwen de aangegeven hoogte mag worden overschreden (lid 2) en wat de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is (lid 3). Wanneer in hoofdstuk II afwijkende maten zijn opgenomen, gaan die voor het in dit artikel bepaalde. Bestaande maten Voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit is het noodzakelijk maten voor te schrijven voor onder andere de omvang van de bebouwing en onderlinge afstanden. In sommige situaties kan het voorkomen dat deze maten niet overeenkomen met de feitelijke situatie. Het is niet redelijk om bestaande − legaal tot stand gekomen − afwijkingen onder het overgangsrecht te laten vallen. Daarom worden de bestaande afwijkingen (afstanden, hoogten, aantallen en/of oppervlakten) positief bestemd met behulp van dit artikel. De bestaande afmetingen mogen echter niet worden vergroot, tenzij de uitbreiding qua maatvoering en locatie past binnen de bij de bestemming behorende voorschriften. Het artikel is niet van toepassing op de regeling voor de omvang van woningen en erfbebouwing. Daarvoor is binnen de bestemming Woondoeleinden een saneringsregeling opgenomen. Ondergrondse gebouwen In dit artikel is bepaald dat ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op plaatsen waar ingevolge de bestemming gebouwen zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte van de ondergrondse gebouwen is bepaald op 3 m. Bij de wijze van meten is aangegeven dat de bouwhoogte van ondergrondse bouwwerken wordt gemeten tussen de onderkant van het bouwwerk Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Planbeschrijving
52
en de gemiddelde hoogte van het ter plaatse aanwezige maaiveld. Ondergrondse bouwwerken tellen mee bij het bebouwingsoppervlak, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw zijn gelegen. Algemene vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden Er is een algemene vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor afwijkingen van maten en voor overschrijdingen van bouwgrenzen voor zover dit geen bestemmingsgrenzen betreft. De vrijstellingsbevoegdheid zal met terughoudendheid worden gehanteerd. Deze is ook bedoeld voor uitzonderingssituaties, waarbij het toepassen van de bestemmingsplanbepalingen leidt tot een uitkomst die in redelijkheid niet kan worden verlangd. Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen, indien dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemming of bouwwerken of voor zover dat noodzakelijk is in verband met de feitelijke situatie van een terrein. Overschrijding van een bestemmingsvlak betekent in alle gevallen een wijziging van de aangrenzende bestemming. Hiervoor kan niet het instrument van de vrijstellingsbevoegdheid worden gebruikt. Om die reden is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Specifieke wijzigingsbevoegdheid Ter plaatse van het op de kaart aangegeven wijzigingsgebied mag de bestemming Bos worden gewijzigd in de bestemming Verblijfsrecreatie, subbestemming recreatiepark (vRrp). Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden gebruikt voor de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruininger Gors. Het gebied mag zowel met recreatiewoningen als met kampeerplaatsen en trekkershutten worden ingevuld. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat hierdoor het totaal aantal recreatie-eenheden op het recreatiepark toeneemt. Voor de toelaatbare maatvoering van de verblijfsrecreatieve accommodaties zijn de bepalingen van de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden van toepassing. Voorafgaand aan de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid moet zeker zijn gesteld dat eenzelfde oppervlakte bosgebied elders wordt gecompenseerd. Saneringsregeling solitaire gebouwen Het komt in de praktijk voor dat op de gronden die niet bij een nabijgelegen woning horen, bebouwing aanwezig is in de vorm van een schuur, een schuilhut of een stal. Dit is veelal voormalige agrarische bebouwing. Qua karakter is deze bebouwing vergelijkbaar met erfbebouwing. Omdat deze "solitaire" bebouwing over het algemeen is wegbestemd en, in verband met gebrek aan herbouwmogelijkheden, niet snel zal worden gesloopt, is voor deze situaties een saneringsregeling opgenomen. Omdat herbouw niet geconcentreerd plaatsvindt, is het toegestane oppervlak na sanering minder dan vóór sanering. Bestemmingen en hun gebruik Verblijfsrecreatieve doeleinden Deze bestemming is toegekend aan terreinen met een verblijfsrecreatieve functie en de daarbij behorende voorzieningen. Het betreft voornamelijk het Recreatiepark Kruininger Gors (subbestemming vRrp). De 4 particuliere recreatiewoningen aan De Bree hebben de subbestemming vRrw gekregen. Daarnaast is aan enkele kleine kampeerterreinen een verblijfsrecreatieve bestemming toegekend (subbestemming vRk). Het gebied met centrumvoorzieningen in het Recreatiepark Kruininger Gors is voorzien van de nadere aanwijzing (c). Hier geldt een aantal specifieke bepalingen. In het plan is in beperkte mate rekening gehouden met de doorwerking van de grotere ruimtebehoefte ten gevolge van kwaliteitsverbetering. Waar echter een daadwerkelijke functiewijziging noodzakelijk is, zal de uitvoerbaarheid nader moeten worden onderzocht. Wanneer deze voldoende is aangetoond, zal in principe onder een aantal voorwaarden medewerking worden verleend aan deze functiewijziging door middel van een afzonderlijke planologische procedure. Omdat alle beschikbare ruimte nodig is voor verbetering van de ruimtelijk-functionele kwaliteiten is voor de gronden met de subbestemming vRrp bepaald dat het gezamenlijk aantal recreatiewoningen, standplaatsen en trekkershutten niet meer mag bedragen dan 2.196. De mogelijke recreatieappartementen op gronden met de nadere aanwijzing (c) blijven hierbij buiten be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Planbeschrijving
53
schouwing. Het genoemde aantal komt overeen met het aantal zoals dat aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. Er zijn beperkingen opgelegd aan de oppervlakte van recreatiewoningen. Deze oppervlakte is gerelateerd aan het grondoppervlak van het perceel waarop de woning is gesitueerd. Bij een bouwperceelgrootte van minder dan 180 m² mag het grondoppervlak van de woning niet meer bedragen dan 45 m². Bij een groter bouwperceel mag de oppervlakte van de woning ten hoogste 1/4 deel van het bouwperceel bedragen met een maximum van 80 m². Bij/aan/in iedere recreatiewoning is een berging of overkapping toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m. Verder is een onderlinge afstand tussen de bebouwing op naast elkaar gelegen percelen voorgeschreven (minimaal 3 m). Voor het parkeren wordt voornamelijk gebruikgemaakt van de geconcentreerde parkeervoorzieningen. Indien in verband met de kwaliteitsverbetering behoefte bestaat aan een nieuwe locatie voor geconcentreerde parkeervoorzieningen, mag deze in het gebied ten westen van de Zeehavenweg, uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de plankaart aangegeven gebied met de nadere aanwijzing (p). Op de terreinen met de subbestemming vRk wordt eveneens, vooral in verband met de kwaliteitseisen die aan een kampeerterrein worden gesteld, een toename van het aantal standplaatsen niet voorgestaan. De maximaal toelaatbare aantallen zijn op de plankaart ingeschreven. Standplaatsen kunnen eventueel worden ingewisseld voor trekkershutten. Voor stacaravans is een maximumoppervlakte voorgeschreven. Deze geldt zowel op de gronden met de subbestemming vRrp als op de gronden met de subbestemming vRk. Bij een standplaatsgrootte van minder dan 145 m² mag het oppervlak van de stacaravan niet meer bedragen dan 35 m². Bij een standplaatsgrootte van 145 m² of meer mag de oppervlakte van een stacaravan ten hoogste 1/4 deel van de standplaats bedragen, met een maximum van 50 m². "Caravans" die groter zijn dan 50 m² worden niet meer als kampeermiddel beschouwd, maar als (bouwvergunningplichtig) bouwwerk. Bij iedere stacaravan is een berging of overkapping toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m. Dagrecreatieve doeleinden Deze bestemming is onder meer toegekend aan het terrein nabij de Steenenbaak en de kogelgloeioven en aan het hertenkamp. Binnen de bestemming Dagrecreatieve doeleinden zijn gebouwen en overkappingen toegestaan tot een gezamenlijk oppervlak van 500 m². Hierbij valt te denken aan sanitaire voorzieningen en dierenverblijven. Gemengd recreatiegebied Deze bestemming heeft betrekking op het gebied met een gemengd recreatief karakter, gelegen nabij de jachthaven in het noordwestelijk deel van het plangebied. Op de gronden zonder subbestemming zijn dagrecreatie, een jachthaven (met bijbehorende horecagelegenheid), kampeerterreinen en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Ter plaatse van de subbestemming GRwb zijn uitsluitend watersportgebonden bedrijven met bijbehorende detailhandel en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Het maximumaantal standplaatsen op de kampeerterreinen is op de plankaart aangegeven. Ten behoeve van het behoud van de aanwezige ruimte is in de voorschriften een maximumoppervlak voor een stacaravan en voor een bijbehorende berging/overkapping opgenomen (conform de regeling binnen de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden). De maximaal toelaatbare oppervlakte van overige gebouwen en overkappingen is in de voorschriften geregeld. Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden De gronden die als zodanig zijn bestemd, zijn gelegen tussen het Brielse Meer en de verblijfsrecreatieve terreinen. Het betreft voornamelijk duingebied met natuur- en/of landschapswaarden. Het overgangsgebied tussen duin en water wordt gebruikt voor op het water van het Brielse Meer gerichte dagrecreatie. De duinen worden gebruikt voor andere vormen van dagrecreatie, zoals wandelen. Gemotoriseerde dagrecreatie is niet toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Planbeschrijving
54
Gebouwen zijn op deze gronden in beginsel niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het bouwen van gebouwen voor sanitaire voorzieningen tot een gezamenlijk oppervlak van maximaal 40 m². Met het oog op de natuur- en landschapswaarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Bepaalde werken en werkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd nadat door burgemeester en wethouders hiervoor een (aanleg)vergunning is afgegeven. Hieronder vallen niet de werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor normaal onderhoud en beheer. Voordat een dergelijke vergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een deskundige inzake natuur en landschap. Dijken met landschaps- en natuurwaarden Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden van de Heindijk en de Noorddijk. In de doeleindenomschrijving is tevens aangegeven dat de gronden voor verkeersdoeleinden zijn bestemd. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Evenals bij de regeling voor andere gebieden met een natuurfunctie is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Bos Het bestaande bos, gelegen in het oostelijke deel van het plangebied, is bestemd tot Bos. Naast het gebruik van de gronden als bosgebied zijn tevens kleinschalige vormen van dagrecreatie toegestaan. Gebouwen mogen op deze gronden niet worden gebouwd. Ook voor deze bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Woondoeleinden De in het plangebied voorkomende woningen, die geen recreatiewoningen zijn, zijn bestemd tot Woondoeleinden. Gezien de ruimtelijke karakteristiek van het gebied is een toename van het aantal woningen niet wenselijk. Het toelaatbare aantal woningen (exclusief recreatiewoningen) per bestemmingsvlak is daarom gefixeerd op de situatie ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en door middel van een omcirkeld cijfer op de plankaart aangegeven. Binnen de bestemming is geen onderscheid gemaakt tussen de gronden waarop de woning is gebouwd en de gronden die voor erfbebouwing in aanmerking komen. Er is in principe gekozen voor één maximum (basis)oppervlaktemaat voor de woning en de erfbebouwing tezamen. Waar nodig is in de regeling een onderscheid gemaakt in de hoofdbouwmassa (woning met aangebouwde gebouwen en overkappingen) en vrijstaande erfbebouwing (vrijstaande bijgebouwen en overkappingen). De bestemmingsregeling bevat de volgende hoofdelementen: 1. waar minder dan 190 m² aan bebouwing (in de vorm van gebouwen en overkappingen) aanwezig is, mag de totale oppervlakte van de bebouwing worden uitgebreid tot 190 m²; het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa mag echter ten hoogste 175 m² bedragen; 2. waar tussen 190 m² en 240 m² aan bebouwing aanwezig is, vormt het bestaande bebouwingsoppervlak het maximum; bij vervangende nieuwbouw of vergroting van de hoofdbouwmassa mag het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa echter ten hoogste 175 m² bedragen; 3. via een binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid kan bij vervangende nieuwbouw van de hoofdbouwmassa een grotere hoofdbouwmassa dan 175 m² worden gerealiseerd, mits de bestaande verhoudingen gehandhaafd blijven en bestaande horizontale en verticale maten met ten hoogste 10% worden vergroot; 4. waar meer dan 240 m² aanwezig is, is algehele vernieuwing van één of meerdere gebouwen en overkappingen alleen mogelijk, indien het meerdere boven de 240 m² met minimaal de helft wordt verminderd; het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen na sanering mag ten hoogste 400 m² bedragen; 5. kassen mogen tot een grondoppervlak van ten hoogste 100 m² bij de sanering worden betrokken; 6. ook gebouwen en overkappingen die zijn gesitueerd op bij de woning behorende gronden met een andere bestemming dan Woondoeleinden, Voortuinen of Tuinen mogen bij de sanering worden betrokken, mits ze in het plangebied zijn gelegen; 7. als meer dan 240 m² aanwezig is, maar geen sanering plaatsvindt, is het overgangsrecht van toepassing; 8. maximumgoothoogte hoofdbouwmassa 4 m, maximumbouwhoogte hoofdbouwmassa 9 m;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Planbeschrijving
9.
55
maximumgoothoogte vrijstaande erfbebouwing 3 m, maximumbouwhoogte 4,5 m.
Op sommige bouwpercelen van woningen komt naast de woning een recreatiewoning voor. Deze recreatiewoningen zijn door middel van de subbestemming Wrw positief bestemd. Voor de recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken gelden specifieke bouwvoorschriften; de hierboven beschreven regeling voor de omvang van woning en erfbebouwing is hierop niet van toepassing. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huisgebonden beroepen zijn onder voorwaarden toelaatbaar binnen de bestemming Woondoeleinden. Onder kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden verstaan kap- en schoonheidssalons, pedicuren en kinderdagopvang, maar ook activiteiten met een meer technisch karakter zoals bijvoorbeeld de reparatie van radio's, tv's en computers. Bij "vrije beroepen" kan worden gedacht aan medische, therapeutische, administratieve en daarmee gelijk te stellen beroepen. Horecadoeleinden Deze bestemming is toegekend aan het horecabedrijf gelegen in het gebied voor dagrecreatie in het oostelijk deel van het plangebied en aan het horecabedrijf nabij de midgetgolfbaan in het westelijk deel van het plangebied. Hiervoor is op de plankaart een bouwvlak met hoogteaanduiding aangegeven. De maximumoppervlaktemaat voor de gebouwen en overkappingen is op de plankaart aangegeven, waarbij rekening is gehouden met enige uitbreiding. Ook de horecavestiging op het kampeerterrein aan de Kamplaan is bestemd tot Horecadoeleinden. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Maatschappelijke doeleinden Deze bestemming is toegekend aan de Steenenbaak en de kogelgloeioven aan de Heindijk alsmede aan het terrein van het waterschap aan de Noorddijk. Dit laatste terrein is als nutsvoorziening aangemerkt en voorzien van de subbestemming Mn. De Steenenbaak en de kogelgloeioven zijn monumenten die voorkomen op de rijkslijst van beschermde objecten. Gezien de beschermende werking van de Monumentenwet 1988 is hiervoor in het bestemmingsplan geen afzonderlijke regeling opgenomen. Bedrijfsdoeleinden De bestaande bedrijven zijn als zodanig bestemd. Het betreft een bedrijf voor automaterialen aan de Zeehoeveweg en − nabij de aansluiting van de Zeehoeveweg en de Kamplaan − een toeleveringsbedrijf van voornamelijk producten en materialen die in nauwe relatie staan met het gebruik en het onderhoud van de verblijfsrecreatieve accommodaties. Dit laatste bedrijf was voorheen op het recreatieterrein gevestigd. Voor elk van de bedrijven is een op de activiteiten afgestemde subbestemming opgenomen. Aan de voorschriften is een Staat van Bedrijfsactiviteiten toegevoegd. De bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze behoren tot de categorieën 1 en 2 van deze Staat. De maximumoppervlakte van de gebouwen en overkappingen, die uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan, is op de plankaart opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met een geringe uitbreiding. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Tuincentrum Deze bestemming is opgenomen voor het aan de Heindijk gelegen tuincentrum. De bebouwing bestaat voornamelijk uit kassen. De maximumoppervlakte van de kassen is op de plankaart aangegeven. De maximumoppervlakte van de overige gebouwen is in de voorschriften geregeld en bedraagt 250 m².
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Planbeschrijving
56
Voortuinen en Tuinen De gronden die zijn gelegen tussen de openbare weg en de woningen zijn bestemd voor Voortuinen. In deze voortuinen zijn geen gebouwen toegestaan. De voormalige agrarische bedrijfsgronden, die thans in gebruik zijn voor onder andere het (hobbymatig) houden van (klein)vee, zijn bestemd tot Tuinen. Op de gronden met de bestemming Tuinen mag op het perceel bij iedere woning één gebouwtje (zoals een dierenverblijf of hobbykas) worden gebouwd van ten hoogste 10 m². Voor de aanwezig kas op de gronden met de nadere aanwijzing (k) geldt een uitzondering op deze maximale oppervlaktemaat. Voor de terreinen die in het hoogseizoen worden of kunnen worden gebruikt als parkeerterrein is een nadere aanwijzing (p) opgenomen. Verkeersdoeleinden, Groenvoorzieningen en Water Deze bestemmingen spreken voor zich en hebben voornamelijk betrekking op de openbare ruimte. Binnen de bestemming Verkeersdoeleinden is onderscheid gemaakt tussen wegen met een verkeersfunctie en wegen die zijn gericht op het verblijf. De laatstbedoelde gronden hebben de subbestemming Vg (verblijfsgebied) gekregen. De bestemming Water is toegekend aan de hoofdwatergangen in het plangebied. Maar ook binnen andere bestemmingen is water toegestaan. Gebouwen zijn op de gronden met de voornoemde bestemmingen niet toegestaan. Op gronden met de bestemming Verkeersdoeleinden en Groenvoorzieningen zijn bergbezinkbassins toegestaan. Water met natuurwaarden Deze bestemming is toegekend aan het water van het Brielse Meer. Het meer heeft een belangrijke functie voor de watersport en de waterhuishouding. Daarnaast heeft het gebied natuurwaarden. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van het verkeer te water en de dagrecreatie zijn uitsluitend toegestaan na vrijstelling. Voor de bescherming van de aan de gronden toegekende waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Primair waterkering Deze bestemming heeft betrekking op de Heindijk en de Noorddijk en de direct daaraan grenzende gronden (beschermingszone ingevolge de keur van het waterschap). Deze dijken vervullen een belangrijke rol als tweede waterkering. Bouwwerken vanwege de samenvallende bestemmingen mogen alleen worden gerealiseerd als hierdoor het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad. Bouwwerken mogen daarom − op enkele uitzonderingen na − alleen na vrijstelling worden gebouwd. Voordat burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om vrijstelling, dienen zij schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering. Leidingen De hoogspanningsleidingen en de afvalwaterpersleidingen met de bijbehorende zakelijk rechtstroken zijn mede bestemd voor leidingen. Voor de ondergrondse hoogspanningsleiding en de afvalwaterpersleidingen is een lijnaanduiding op de plankaart opgenomen. In de voorschriften is geregeld dat een bepaalde zone ter weerszijden van deze leidingen mede als zodanig is bestemd. Een deel van de bovengrondse hoogspanningsleiding, nabij de Noorddijk, is buiten het plangebied gelegen. De bijbehorende zakelijk rechtstrook is echter gedeeltelijk in het plangebied gelegen. Alle mede tot bovengrondse hoogspanningsleiding bestemde gronden zijn daarom op de plankaart aangeven. Bouwwerken vanwege samenvallende bestemmingen mogen alleen worden gerealiseerd als hierdoor het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad. Met het oog op de bescherming van de leidingen is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Voordat burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om vrijstelling of aanlegvergunning, dienen zij schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de leiding.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Planbeschrijving
57
Archeologisch waardevol gebied Het hele plangebied is vanwege de archeologisch (verwachtings)waarde mede bestemd tot Archeologisch waardevol gebied. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemming is − op een aantal uitzonderingen na − uitsluitend toegestaan via vrijstelling. De directe bouwmogelijkheden vormen het resultaat van een afweging van de belangen van de gebruikers van het plangebied en de archeologische belangen. Voor diverse werken en werkzaamheden geldt een aanlegvergunningplicht. Voordat burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om vrijstelling of aanlegvergunning, dienen zij schriftelijk advies in te winnen bij de provinciaal archeoloog. De opgenomen regeling is gedifferentieerd voor verschillende deelgebieden (zie paragraaf 3.2). Deze deelgebieden zijn op een apart kaartblad weergegeven. Overgangs- en slotbepalingen Gebruik in strijd met het plan Dit artikel betreft de overgangsbepalingen met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht heeft verkregen. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de bestaande afwijkingen hierdoor naar aard en omvang worden verkleind. Gebruik dat in strijd is met het voorgaande bestemmingsplan (inclusief de overgangsbepalingen) en waartegen nog wordt of kan worden opgetreden, wordt niet door dit overgangsrecht beschermd. Bouwen in strijd met het plan Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen is in dit artikel bepaald. Enige bouwmogelijkheden in afwijking van de voorschriften blijven bestaan voor die gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Alleen gedeeltelijke vernieuwing of verandering is toegestaan (tenzij sprake is van een calamiteit). Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met een vrijstelling van burgemeester en wethouders. Van deze vrijstellingsbevoegdheid zal terughoudend gebruik worden gemaakt (bijvoorbeeld in gevallen waarin daarvoor een technische noodzaak bestaat). Strafbepaling Overtreding van gebruiksverboden in het bestemmingsplan is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten. Titel In dit artikel is bepaald onder welke naam het bestemmingsplan kan worden aangehaald.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Planbeschrijving
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
58
199.7325.00
6. Handhaving
59
Algemeen Op 30 november 2004 is de Handhavingsnota Westvoorne vastgesteld. Deze nota beschrijft het handhavingsbeleid van de gemeente Westvoorne op het gebied van de ruimtelijke ordening en het bouwen. In de nota is aangegeven op welke wijze het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt tegen geconstateerde overtredingen van de betrokken regelgeving. Bestemmingsplannen maken een belangrijk onderdeel uit van deze regelgeving. Bestemmingsplannen bevatten bouw- en gebruiksvoorschriften waaraan een ieder zich dient te houden. Het college van burgemeester en wethouders ziet toe op de naleving van deze voorschriften. De Handhavingsnota Westvoorne bevat een afwegingskader op basis waarvan wordt bepaald aan welke overtredingen prioriteit wordt toegekend. Uit dit afwegingskader volgt onder andere dat aan gebruik in strijd met het bestemmingsplan in de vorm van illegale bewoning of illegale bedrijfsmatige activiteiten een zeer hoge prioriteit wordt toegekend. De handhavingsnota en het jaarlijks op te stellen handhavingsprogramma vormen de basis voor het op een structurele en systematische wijze organiseren en uitvoeren van de handhaving. Er zullen periodieke en gebiedsgewijze controles worden uitgevoerd. Op deze manier worden alle bestaande illegale situaties per gebied in beeld gebracht. Voor iedere illegale situatie zal afzonderlijk, op basis van dossieronderzoek en veldwerk, moeten worden bepaald of handhavend wordt opgetreden. Teneinde de handhaving beheersbaar te houden, zal een aantal criteria worden gehanteerd om te bepalen tegen welke overtredingen wordt opgetreden. Deze criteria zullen in het betreffende handhavingsprogramma worden aangegeven en kunnen per gebied verschillen. Kruiningergors Eind 2001 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het plangebied. Doel van deze inventarisatie was om na te gaan of het bestaande gebruik van de gronden en bouwwerken in overeenstemming was met het geldende bestemmingsplan (uit 1947). Voorts is nagegaan of er gebouwd is zonder of in afwijking van een bouwvergunning. Tijdens deze inventarisatie is een groot aantal strijdigheden geconstateerd. Vervolgens is bezien welke strijdigheden in aanmerking kunnen komen voor legalisatie (op basis van het voorontwerpbestemmingsplan Kruiningergors). Ten aanzien van strijdigheden die niet in overeenstemming waren met dit voorontwerpbestemmingsplan is een afweging gemaakt. Alle bebouwing die op de luchtfoto van 1994 al waarneembaar was, wordt gedoogd. Dit geldt in principe ook voor bebouwing die waarneembaar was op de luchtfoto van 2000, tenzij sprake is van een excessieve omvang of uitstraling van deze illegale bebouwing. In situaties waarin na 1994 illegale bebouwing met een excessieve omvang of uitstraling is opgericht, wordt waar mogelijk aangeschreven. Dat geldt ook voor situaties waarin sprake is van strijdig gebruik in de vorm van illegale bewoning Deze toetsing heeft geresulteerd in het verzenden van een aantal "wrakingsbrieven". De betreffende eigenaren/gebruikers zijn schriftelijk geïnformeerd over het feit dat het college van burgemeester en wethouders voornemens is handhavend op te treden tegen de geconstateerde strijdigheden. Dit om te voorkomen dat deze strijdigheden eventueel worden beschermd door het overgangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan. In 2005 heeft op basis van recente luchtfoto's een naverkenning van het plangebied plaatsgevonden. Op basis daarvan is een aantal percelen opnieuw bezocht en is handhaving bezien. Naast de gerichte (na)verkenning wordt het Kruiningergors uiteraard ook incidenteel door de gemeente bezocht in het kader van het reguliere bouwtoezicht. Tot slot dient opgemerkt te worden dat het onderhavige plangebied een belangrijke recreatieve functie heeft. Er is een groot aantal recreatiewoningen, stacaravans en andere kampeermiddelen aanwezig. Op grond van het bestemmingsplan mag in deze bouwwerken alleen recreatief worden verbleven. Het bewonen en laten bewonen van een recreatiewoning, stacaravan of anAdviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Handhaving
60
der kampeermiddel is, ongeacht de tijdsduur, in strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan (onrechtmatige bewoning). Zoals hierboven reeds is aangegeven, heeft handhavend optreden ten aanzien van onrechtmatige bewoning een zeer hoge prioriteit. Een bestemmingswijziging is in geen geval aan de orde.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
7. Uitvoerbaarheid
61
7.1. Economische uitvoerbaarheid Voor zover maatregelen worden genomen ter verbetering van de kwaliteit op het recreatiepark, zullen de kosten daarvan ten laste komen van de exploitant van dit centrum. De aanleg van een nieuwe ontsluitingsstructuur voor het recreatiecentrum is vooralsnog niet uitvoerbaar gebleken. Mogelijkheden daartoe zijn daarom nog niet in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.
7.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.2.1.
Achtergrond
In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening is een inspraakprocedure gehouden over het voorontwerpbestemmingsplan. Hiertoe is het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 28 mei 2001 gedurende vier weken ter inzage gelegd en zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun schriftelijke reacties kenbaar te maken. Ook is op 14 juni 2001 een informatieavond gehouden. Vervolgens zijn de inspraakreacties in concept beoordeeld en van commentaar voorzien. Daarna stagneerde de planvoorbereiding geruime tijd, voornamelijk omdat het gemeentebestuur opteerde voor een gewijzigde regeling voor de burgerwoningen in het landelijk gebied. Dit vergde de nodige tijd, onder andere vanwege overleg met het provinciaal bestuur. Ook bleek actualisatie nodig van enkele andere onderdelen van het voorontwerpplan. Deze aanpassingen en de lange tijd die is verstreken sinds de inspraakprocedure uit 2001 is voor het gemeentebestuur aanleiding geweest om de inwoners van Westvoorne en andere belanghebbenden opnieuw in de gelegenheid te stellen om hun mening kenbaar te maken over het aangepaste voorontwerpbestemmingsplan. Vanaf 11 maart 2005 heeft het voorontwerpbestemmingsplan gedurende vier weken opnieuw ter inzage gelegen en is er gelegenheid geboden om schriftelijke reacties kenbaar te maken. Tijdens beide inspraakperiodes zijn diverse inspraakreacties ontvangen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de inspraakreacties die zijn ontvangen in 2005. De samenvatting en beantwoording van de reacties die zijn ontvangen in de eerste inspraakperiode in 2001 zijn als bijlage bij de ze toelichting opgenomen. Deze zijn inmiddels voor een deel achterhaald vanwege het tijdstip tussen de eerste inspraakreactie en de afronding van het bestemmingsplan.
7.2.2. 1.
De inspraakreacties uit de tweede inspraakperiode (2005)
W. Booy en J.W. Booy-Langendoen, Bakenweg 2, 3233 XA Oostvoorne W.J. Borremans, Zeehoeveweg 2a, 3233 XK Oostvoorne mw. W.H. Hoekendijk, Heindijk 9, 3233 LR Oostvoorne Y. van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3222 XK Oostvoorne M.R. Kariem, Heindijk 19, 3233 LE Oostvoorne B. Kluwen en N. Verkouter, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne A.G. Knegt, Bakenweg 5, 3233 XA Oostvoorne M.E.M. Kruse, Heindijk 29, 3233 LE Oostvoorne W.J. Langendoen, Heindijk 7a, 3233 LE Oostvoorne J.G. van der Linde, Maasweg 2, 3233 XE Oostvoorne J. v.d. Marel, Polderweg 4a, 3233 LR Oostvoorne A.P. Niemeijer, Maasweg 4, p.a. 's-Gravelandseweg 726, 3119 ND Schiedam A.J. van Oudenaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne P.A. Pijnenburg, Heindijk 11, 3233 LE Oostvoorne E. Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne H. Stoppelenburg, Heindijk 21, 3233 LE Oostvoorne Fam. Storm, Zeehoeveweg 8, 3233 XK Oostvoorne H.L. Turenhout, Gorslaan 29, 3233 XB Oostvoorne W.M. Vrij, Zeehoeveweg 29, 3233 XK Oostvoorne
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
62
De reacties van deze personen zijn gelijkluidend. Deze worden als een reactie samengevat en van commentaar voorzien. a.
b.
c.
d.
e.
f. g. h.
a.
b.
Reactie Insprekers betwijfelen of de inspraak van de zijde van de gemeente gewenst is, vanwege de opgenomen tekst in de bij het ontwerpbestemmingsplan behorende oplegnotitie "gewoon het plan 4 weken ter visie leggen en vervolgens de brieven die zijn binnen gekomen beantwoorden". Het bestemmingsplan is op een aantal punten zeer vaag. Voorbeelden die genoemd worden zijn het ontbreken van een visie of stellingname op de gevolgen van het vergroten van het oppervlaktewater binnen het plangebied met een factor 3 of 4. Ook het waterschap De Brielse Dijkring duidde al op het ontbreken van een waterparagraaf. De vaagheid geldt ook voor de ontsluiting van het recreatiepark en de voorkeur voor de variant C voor de ontsluiting, waarvoor tegelijkertijd wordt uitgesproken dat de benodigde financiële middelen ontbreken. Ten aanzien van de kwalitatieve verbeteringen die aangebracht zullen worden in het recreatiepark, met onder meer versterking van de dagrecreatieve functie met de daaruit voortvloeiende verkeersintensiteit, wordt voorzien dat de verkeersvrijheid en -veiligheid verder in het geding komen. Zeker omdat inmiddels bekend is dat de Tichelarijweg op korte termijn wordt afgesloten. De Heindijk, Maasweg en Zeehoeveweg kunnen mogelijk een significante toename van verkeer verwachten, maar zijn hier niet op ingericht. In aanvulling op het bovenstaande punt wordt opgemerkt dat het autoluw maken van de Gorslaan onwenselijk is vanwege de verschuiving van het verkeer naar wegen die hiervoor niet zijn ingericht, zoals de Heindijk. De problemen die worden veroorzaakt door het recreatiepark worden naar de directe omgeving verschoven. Dit gaat ten koste van de reguliere bewoners van Kruiningergors. Tegen de achtergrond van zoveel onduidelijkheden vinden insprekers het niet wenselijk om tot besluitvorming over te gaan. Insprekers vinden dat de mogelijkheden voor uitbreiding van (bestaande) woningen te marginaal zijn. Hieruit zou mogelijk opgemaakt kunnen worden, dat het lijkt of er een ontmoedigingsbeleid voor reguliere bewoning plaatsvindt, waarbij op de lange termijn een recreatievoorziening wordt gecreëerd met de Heindijk als natuurlijke zuidgrens. Insprekers vinden het toestaan van één (bij)gebouw per perceel te weinig. Zij vinden dat (een combinatie van) meerdere gebouwtjes, zoals een kippenhok en een hobbykas, een bijdrage kunnen leveren aan het landschappelijke karakter van het gebied. De noodzaak tot verandering van de bestemming voor de grond van de vaste bewoners van Agrarische doeleinden in Tuinen, anders dan dat hier een (toekomstig) commercieel belang voor de Molecatengroep ligt, is voor de insprekers onacceptabel. Het kappen, ten behoeve van commerciële belangen, van het in het plan aangegeven (populieren)bos is voor de insprekers niet acceptabel. Argumenten die insprekers geven zijn de kans op mogelijke toename van geluidsoverlast en visuele aspecten (horizonvervuiling) vanuit Europoort. De vernietiging van flora en fauna staat volgens de insprekers niet in verhouding tot de gewenste verbetering van het recreatiepark. Commentaar Er is in 2005 besloten om over het voorontwerpbestemmingsplan een tweede inspraakprocedure te volgen. In paragraaf 7.2.1 zijn de redenen hiervoor aangegeven. Betrokkenen leggen de woordkeus in de oplegnotitie verkeerd uit; met gewoon wordt bedoeld dat, hoewel al een inspraakprocedure was gehouden, er werd geadviseerd "gewoon" een nieuwe inspraakprocedure te houden. Het is zeker niet de bedoeling geweest om geen inhoudelijke afweging te maken. Met het toenmalige waterschap De Brielse Dijkring heeft medio 2004 een goed overleg plaatsgehad over de waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied. Dit is aanleiding geweest om de waterparagraaf aan te vullen. Daarbij is vooral van belang dat in vergelijking met de huidige richtlijnen er te weinig oppervlaktewater in het plangebied aanwezig is. De plannen hiervoor moeten echter nog worden uitgewerkt. In dit verband kan worden vermeld dat in de tweede helft van 2006 een begin is gemaakt met het opstellen van een gemeentelijk waterplan. In een gemeentelijk waterplan wordt de waterhuishoudkundige situatie in de gemeente in beeld gebracht. Er worden verder maatregelen aangegeven om knelpunten op te lossen. Een gemeentelijk waterplan is ook, in vergelijking met het be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
c.
d.
e.
f.
g.
h.
63
stemmingsplan, meer op uitvoering gericht. Het bestemmingsplan geeft vooral de kaders aan, waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Voor de ontsluiting van het plangebied is een aantal jaren geleden onderzocht wat de mogelijkheden zouden zijn om deze te verbeteren. Vooral delen van de Gorslaan werden op sommige tijden als "druk" ervaren, gelet op de doorgaande functie en de menging van langzaam en gemotoriseerd verkeer. Hiervoor is een drietal modellen opgesteld. Daarbij is − zoals insprekers ook hebben geconstateerd − een voorkeur uitgesproken voor model C. Dit model gaat uit van de aanleg van een rotonde ter plaatse van de aansluiting Brielseweg/N218. Vanaf de rotonde wordt een nieuw weggedeelte aangelegd, aansluitend aan de Breeweg. Vervolgens wordt het verkeer naar de Heindijk geleid en wordt vanaf de Heindijk een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd naar de Kamplaan/Zeehoeveweg. Het noordelijk deel van de Zeehoeveweg vormt in die visie dan een centrale ontsluiting van het recreatiecentrum. Op basis van de huidige inzichten houdt de Gorslaan zijn functie als belangrijke ontsluiting van het Recreatiepark Kruininger Gors. Wel is ter plaatse van de aansluiting Brielseweg/N218 inmiddels een rotonde aangelegd. Vanaf deze rotonde is via de Breeweg aansluiting mogelijk op de Heindijk. Door deze nieuwe verbinding kan de oversteek van de N218 ter plaatse van de Tichelarijweg vervallen. De gemeente verwacht dat de gevolgen van deze wijzigingen in de wegenstructuur op de intensiteiten op de Maasweg en Zeehoeveweg zeer beperkt zullen zijn. De Heindijk zelf wordt namelijk niet verbreed, waardoor de route via deze dijk niet echt aantrekkelijk wordt. Er zijn geen concrete plannen voor uitbreiding van de dagrecreatieve functie van het recreatiepark voor derden. In het verleden zijn wel plannen ontwikkeld voor bijvoorbeeld een surfschool/watersportcentrum aan het Brielse Meer. Hiervoor zijn vergunningen verleend, maar deze zijn ook weer ingetrokken. De mogelijkheid om aan het Brielse Meer een watersportcentrum te realiseren wordt dan ook geschrapt. Het is niet de bedoeling om de Gorslaan verkeersluw te maken. Om de verkeersveiligheid op de Gorslaan te verbeteren, is voor het gemotoriseerde verkeer een maximumsnelheid van 30 km/h ingesteld. Dit geldt overigens ook voor een aantal andere wegen in het plangebied. De verkeersintensiteiten op de Gorslaan maken een wijziging van de verkeersstructuur niet noodzakelijk. Het betreffende onderdeel van de toelichting over de verkeersstructuur wordt aangepast. Het gemeentebestuur voert een terughoudend beleid voor de uitbreidingsmogelijkheden van woningen in het landelijk gebied om "verstening" van het landelijk gebied tegen te gaan. Voor de woningen in het gebied Kruiningergors gelden daarbij dezelfde uitgangspunten als voor het overige landelijke gebied. Er is zeker geen sprake voor een ontmoedigingsbeleid voor Kruiningergors. Het gemeentebestuur gaat bij de bestemmingsregeling voor burgerwoningen in het landelijk gebied uit van één maximale maat voor woning en erfbebouwing, zoals bergingen en dierenverblijven, tezamen. Aan de bewoners is dan de keuze voor een grotere woning en minder erfbebouwing, of een ruime oppervlakte erfbebouwing en een kleinere woning. Het uitgangspunt is, dat erfbebouwing nabij de woning wordt gebouwd, binnen de bestemming Woondoeleinden. Het bestemmingsvlak is hiervoor voldoende ruim. Door de erfbebouwing bij de woning te situeren, houden de overige perceelsgedeelten zoveel mogelijk hun groene karakter. Omdat er wel behoefte kan bestaan aan het bouwen van een gebouwtje of overkapping op wat grotere afstand van de woning is, na afweging van het landschappelijk belang en de belangen van de individuele bewoners, gekozen voor een regeling waarbij het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt één gebouwtje of overkapping met een maximumoppervlakte van 10 m² te bouwen. Het gemeentebestuur deelt de mening van insprekers niet, dat het bouwen van meerdere gebouwen in de vorm van bijvoorbeeld hobbykassen en kippenhokken, bijdraagt aan de landschappelijke kwaliteit. De bestemming Tuinen in plaats van Agrarische doeleinden is gebaseerd op het feitelijk gebruik van de gronden. Hoewel het grondgebruik in de polder Kruiningergors van oorsprong overwegend agrarisch was, is er op dit moment nog nauwelijks meer sprake van een bedrijfsmatig agrarisch gebruik. In verband daarmee is er geen aanleiding meer om de onbebouwde percelen tussen de woningen en andere functies te bestemmen voor de bestemming Agrarische doeleinden. In het ontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming van het bos te wijzigen in verblijfsrecreatie. Het doel daarvan is om kwaliteitsverbetering op het recreatiecentrum mogelijk te maken. Het aantal verblijfseenheden mag dan ook in principe
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
64
niet toenemen. Het gemeentebestuur hecht een grote waarde aan de mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering en is dan ook bereid om functiewijziging van het bos toe te staan. Een voorwaarde hiervoor is echter de volledige compensatie van het bos. Wanneer dit onvoldoende is verzekerd, dan is ter plaatse van het huidige bos alleen bos toegestaan. Gelet op de opmerkingen van verschillende insprekers en ook de jurisprudentie van de afgelopen jaren, is het onderdeel van het voorschrift dat betrekking heeft op de compensatieplicht, aangescherpt. De zinsnede dat overeenstemming moet bestaan tussen degene die een compensatieverplichting heeft en de gemeente is aangepast. Het voorschrift is nu zo geformuleerd, dat zeker moet zijn gesteld dat de compensatie wordt uitgevoerd. De zekerstelling van de compensatie kan het gemeentebestuur toetsen door middel van eigendom van gronden, inrichtingsplannen en financiële zekerheid over de uitvoering van werkzaamheden. Conclusie De verkeersparagraaf in de toelichting en het voorschrift dat betrekking heeft op de compensatie van het bos worden aangepast. Voor het overige geven de reacties geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
2.
a.
b.
c.
d.
mr. A. Bakker, rechtskundig adviseur, namens dhr. J. Punt, Van der Meerweg 25, Oostvoorne Reactie In het voorontwerpbestemmingsplan is onder Maatschappelijke uitvoerbaarheid verwezen naar het feit, dat het voorontwerpplan in het kader van de inspraakverordening vanaf 28 mei gedurende 4 weken ter inzage heeft gelegen. Op pagina 66 wordt mede gewezen op een zienswijze die door de heer Bakker namens de heer Punt werd ingediend. Dit is in zoverre onjuist, dat een zienswijze werd ingediend op het voorontwerpbestemmingsplan Kruiningergors en niet een reactie op een inspraakgebeuren. Ten onrechte wordt de indruk gewekt dat het voorontwerp 2001 juridisch synoniem zou zijn aan het voorontwerp 2005. Tussen het opstellen van het voorontwerp 2001 en het voorontwerp 2005 hebben essentiële wijzigingen in omstandigheden plaatsgevonden, die meebrengen dat de zienswijze van 2001 niet meer past op het voorontwerp 2005. In 2001 is verzocht om een bedrijfswoning bij het bedrijf van de heer Punt te kunnen realiseren. Aan deze wens is niet tegemoet gekomen, omdat op provinciaal en gemeentelijk niveau een zeer terughoudend beleid wordt gevoerd ten aanzien van het realiseren van nieuwe woningen in het buitengebied. Dit beleid was een gevolg van het rijksbeleid dat werd bewaakt door de rijksinspecteur. In de Stellingnamebrief Ruimtelijk Beleid van november 2002 wordt gesteld dat het rijksbeleid zal zijn gericht aan het opheffen van de ruimtelijke beperkingen aan de natuurlijke groei van kleine kernen en dat bouwbeperkingen voor landelijke gebieden worden opgeheven. Het beleid van provincie en gemeente kan in dat opzicht worden bijgesteld. In dat kader dient de noodzaak voor de bouw van een bedrijfswoning uit overwegingen van veiligheid mede in aanmerking te worden genomen. Nu er in juridisch-planologische zin geen belemmeringen meer zijn voor de realisering van een woning, zou de doelstelling om de recreatieve functie te versterken nog een beletsel kunnen vormen. In dat kader vindt inspreker het merkwaardig, dat wel de mogelijkheid wordt geboden om voormalige agrarische bedrijfswoningen die niet meer aan de huidige wooneisen voldoen, elders in het plangebied te vervangen door voor permanente bewoning bedoelde landhuizen. Dit vormt een uitzondering op de doelstelling om het hele gebied een puur recreatieve functie te laten behouden. De voormalige agrarische bedrijfswoningen zijn uitermate geschikt voor een niet-permanente recreatieve functie. Nu de gemeente de bovengenoemde uitzondering op de beleidsuitgangspunten maakt, is inspreker van mening dat zijn cliënt ook aanspraak moet kunnen maken op een uitzondering. De woning is essentieel voor de controle op het bedrijf buiten de openingsuren. Inbraak en zinloze vernieling in groepsverband zijn in de huidige tijd aan de orde van de dag. Binnen het bedrijf zijn veel goederen aanwezig die binnen de verblijfsrecreatie zeer gewild zijn en bovendien een aanmerkelijke waarde vertegenwoordigen. Ook bij calamiteiten, zoals brand- en/of stormschade is het van groot belang dat iemand die direct bij het bedrijf betrokken is, in de onmiddellijke omgeving beschikbaar is.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
e.
a.
b.
c.
d.
e.
65
De onder c bedoelde landhuizen liggen aan dezelfde weg waaraan ook het perceel van inspreker is gelegen. Aan weerszijde van het perceel liggen percelen die ook al de functie "wonen" hebben. In verband daarmee is het in de ogen van inspreker logisch en ook mogelijk om ook aan zijn perceel een woonbestemming toe te kennen. Het betreffende perceelsgedeelte waarop deze bestemming betrekking zou dienen te hebben is op een kaart ingetekend. Commentaar Vanaf 28 mei tot 18 juni 2005 is een inspraakprocedure gehouden over het voorontwerpbestemmingsplan Kruiningergors. In die periode zijn inwoners van Westvoorne en andere belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om in het kader van deze inspraakprocedure een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan. Daarna stagneerde de planvoorbereiding gedurende langere tijd. Een van de reden hiervoor was dat het gemeentebestuur op een andere wijze vorm wilde geven aan de regeling voor burgerwoningen in het landelijk gebied. Het gemeentebestuur heeft, na aanpassing en actualisering van het voorontwerpbestemmingsplan, het besluit genomen om opnieuw een inspraakprocedure te houden, voordat wordt gestart met de vaststellingsprocedure. Juridisch gezien heeft het plan, waarover in 2005 een inspraakprocedure heeft plaatsgevonden, dezelfde status als het voorontwerpplan uit 2001. De beoordeling van de reacties in 2001 moet worden gezien tegen de achtergrond van het plan zoals dat in 2001 luidde. In het kader van de vaststellingsprocedure, die naar verwachting begin 2007 start, kunnen zienswijzen worden ingediend op het ontwerpbestemmingsplan. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan Kruiningergors onderdeel uitmaakt, blijft het restrictieve beleid voor het wonen gehandhaafd. Het eind 2005 vastgestelde streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan, waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. Kruiningergors hoort hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-Ruimteregeling van de provincie. Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing. Van de in de inspraakreactie veronderstelde ruimere beleidsvrijheid is derhalve geen sprake. Het gemeentebestuur hecht er vooral veel waarde aan dat in kwalitatieve zin de recreatieve functie van het plangebied wordt versterkt. Functiewijziging van voormalige agrarische bedrijfswoningen − die nu in gebruik zijn als burgerwoning − in recreatiewoningen is geen reële optie. Hiervoor zou het gemeentebestuur de woningen moeten verwerven om deze vervolgens weer als recreatiewoning te verkopen. Hiervoor zijn geen financiële middelen aanwezig en het belang hiervan is zo gering, dat dit geen verschuiving in beleidsprioriteiten rechtvaardigt. De vervangende nieuwbouw voorziet bovendien uitsluitend in een consolidatie van de woonfunctie. Het betreft immers woningen die al jaren lang voor permanente bewoning worden gebruikt. Bestaande rechten worden hierdoor gerespecteerd. In de visie van het gemeentebestuur is er geen strikte noodzaak voor het realiseren van een bedrijfswoning. Ook andere, min of meer gelijksoortige bedrijven, beschikken veelal niet over een bedrijfswoning. Op nieuwe bedrijventerrein is de bouw van bedrijfswoningen veelal niet meer mogelijk, terwijl de sociale controle daar in de avonduren en gedurende het weekend vaak geringer is dan in een gebied als Kruiningergors. Hiervoor is al aangegeven, dat het beleid er niet op is gericht om de bouw van een bedrijfswoning mogelijk te maken. De bouw van de twee woningen aan de overzijde van de Zeehoeveweg betrof uitsluitend de vervanging van bestaande woningen. Het feit, dat aan weerszijde van het perceel van inspreker woningen aanwezig zijn, doet niets af aan het standpunt om geen medewerking te verlenen aan de bouw van een bedrijfswoning.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
3.
J.C.J.L. Barendregt, Gildenlaan 1, 3233 DA Oostvoorne
Reactie Inspreker is van mening dat in het bestemmingsplan vooral meer recreatie wordt bevorderd en dat er niet of nauwelijks rekening wordt gehouden met de wensen van de huidige eigenaren van woningen of percelen. Inspreker verzoekt de gemeente om het bestemmingplan Kruinigergors Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
66
aan te passen, waarmee het mogelijk wordt om een bouwvergunning te verlenen voor het perceel aan de Zeehoeveweg tussen nr. 35 en 37. Commentaar Het voorontwerpbestemmingsplan is niet zozeer gericht op het bevorderen van meer recreatie. Voor het recreatiecentrum Kruiningergors wordt vooral kwaliteitsverbetering voorgesteld. Voor de bouwmogelijkheden van woningen en de daarmee samenhangende erfbebouwing worden dezelfde mogelijkheden geboden als voor de overige woningen in het landelijk gebied. Voor Kruiningergors geldt een restrictief beleid voor de bouw van nieuwe woningen. Bij de beoordeling van de reactie uit 2001 is onder andere aangegeven dat het provinciaal beleid is gericht op het voorkomen van een toename van het aantal woningen in het landelijk gebied. Het nieuwe streekplan RR2020, dat eind 2005 is vastgesteld, brengt hierin voor het gebied Kruiningergors geen verandering. In verband daarmee kan niet aan het verzoek om de bouw van een woning op het betreffende perceel aan de Zeehoeveweg worden tegemoet gekomen. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
4.
Mw. G.A. Doorduin – Waalboer, Bakenweg 7, 3233 XA Oostvoorne
Reactie Inspreker is verontrust over de kap van bomen in het plangebied. Hoewel op Voorne-Putten momenteel 1.378 ha G.O.S./P.E.H.S. wordt aangelegd, wordt in het bestemmingsplan voorzien in de kap van natuur, die als afscheiding dient tussen de industrie en de woningen op het Kruiningergors. Commentaar In het ontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming van het bos te wijzigen in verblijfsrecreatie. Het doel daarvan is om kwaliteitsverbetering op het recreatiecentrum mogelijk te maken. Het aantal verblijfseenheden mag dan ook in principe niet toenemen. Het gemeentebestuur hecht een grote waarde aan de mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering en is dan ook bereid om functiewijziging van het bos toe te staan. Voorwaarde hiervoor is echter de volledige compensatie van het bos. Het mogelijk kappen van (een deel van) het bos gaat dus niet ten koste van de hoeveelheid groen. Wanneer de compensatie onvoldoende is verzekerd, is er geen mogelijkheid voor een bestemmingswijziging en moet ter plaatse bos gehandhaafd te blijven. Gelet op de opmerkingen van verschillende insprekers en ook de jurisprudentie van de afgelopen jaren wordt het onderdeel van het voorschrift dat betrekking heeft op de compensatieplicht, aangescherpt. De zinsnede dat overeenstemming moet bestaan tussen degene die een compensatieverplichting heeft en de gemeente is aangepast. Het voorschrift wordt nu zo geformuleerd, dat zeker moet zijn gesteld dat de compensatie wordt uitgevoerd. De zekerstelling van de compensatie kan het gemeentebestuur toetsen door middel van eigendom van gronden, inrichtingsplannen en financiële zekerheid over de uitvoering van werkzaamheden. Conclusie De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het voorschrift dat betrekking heeft op de compensatie van het bos.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
5.
67
E.B.H. Advocaten, namens E. Storms en mw. M.J. Mulder, Zeehoeveweg 8(a) en B. Kluwen en mw. N. Verkouter, Zeehoeveweg 8
Reactie Op het perceel Zeehoeveweg 8/8a staan twee aaneengebouwde woningen op twee afzonderlijke kadastrale percelen. Volgens het voorontwerpbestemmingsplan zijn ook twee woningen toegestaan. Betrokkenen hebben het voornemen om de woningen te zijner tijd te vervangen door nieuwbouw. Volgens het voorontwerpbestemmingsplan bestaat een hoofdbouwmassa uit een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen. Nu er twee hoofdgebouwen aanwezig zijn, moet worden uitgegaan van twee hoofdbouwmassa's. Het maximaal toelaatbaar grondoppervlak dient per individuele hoofdbouwmassa, dus per woning, te worden berekend. Wanneer de gemeente deze interpretatie niet deelt, dan wordt verzocht de reactie als een tijdig ingediende zienswijze te beschouwen. Tevens wordt verzocht om de twee individuele woningen als zodanig op de plankaart aan te geven. Commentaar De interpretatie van insprekers is juist. Zeehoeveweg 8 en Zeehoeveweg 8a vormen afzonderlijke bouwpercelen. Voor iedere woning geldt een afzonderlijke maximale oppervlaktemaat. Om juridisch-technische redenen is het niet mogelijk om de woningen als afzonderlijke woning op de bestemmingsplankaart aan te geven. Om de woningen afzonderlijk aan te geven is een grens tussen de woningen nodig. Beide woningen hebben echter dezelfde bestemming Woondoeleinden. Er kan daarom geen bestemmingsgrens tussen de woningen worden aangegeven. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
6. a.
b.
a.
b.
F.A. Hoek, Velgersdijk 29, 3079 HV Rotterdam Reactie Afsluiting van de Gorslaan voor gemotoriseerd verkeer vindt de inspreker geen goede ontwikkeling. Juist door de openheid en de veelzijdige toegang wordt het park opgenomen in de omgeving. Tevens is in geval van een noodsituatie maar één nooduitgang beschikbaar, wat levensbedreigende situaties op kan leveren. De gemeente heeft met de eigenaar van het recreatiepark afspraken gemaakt, dat recreatiewoningen met een onderlinge tussenruimte van minder dan 3 m verplaatst dienen te worden. Inspreker is van mening dat terreindelen die tot nu toe niet effectief gebruikt worden, zoals het voetbalveld, groot parkeerterrein, hertenkamp en populierenbos, in de toekomst doelmatiger gebruikt gaan worden voor het uitplaatsen van recreatiewoningen die te dicht op elkaar staan. Het is nu het goede moment om deze vrijkomende terreinen te gaan gebruiken voor het uitplaatsen van recreatiewoningen die te dicht op elkaar staan. Het belang van de recreanten die een recreatiewoning hebben die niet aan de afstandseisen voldoet, gaat voor de realisatie van nieuwbouw en/of andere plannen. Indien hier geen rekening mee wordt gehouden voorziet inspreker dat in de toekomst geen ruimte meer is om noodgedwongen verplaatsingen uit te voeren. Commentaar Er zijn geen plannen om de Gorslaan voor gemotoriseerd verkeer af te sluiten. Dat zou alleen kunnen wanneer de verkeersstructuur in Kruiningergors wordt gewijzigd. De verkeersintensiteiten maken dit niet noodzakelijk. Met het oog op de verkeersveiligheid is de Gorslaan inmiddels ingericht als 30 km/h-gebied. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan kwaliteitsverbetering van Kruiningergors, onder andere door het vergroten van de onderlinge afstand tussen de huisjes. Hiervoor biedt het voorontwerpbestemmingsplan mogelijkheden. Om te voorkomen dat beschikbare ruimte wordt gebruikt voor andere doeleinden dan kwaliteitsverbetering mag het aantal huisjes niet worden uitgebreid. In de voorschriften van het bestemmingsplan is dan ook een maximum opgenomen voor het aantal recreatiewoningen, standplaatsen voor caravans en tenten en trekkershutten. De ondernemer stelt echter zelf de prioriteiten voor de delen van het recreatiepark die voor kwaliteitsverbetering in aanmerking komen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
68
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
7. a.
b.
c. d. e. f.
a.
b.
c.
d.
e.
Y. van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3233 XK Oostvoorne Reactie Inspreker is van mening dat er een (groene) buffer tussen de huisjes/percelen van de Molecatengroep en de aangrenzende percelen van de vaste bewoners moet blijven bestaan. Deze buffer zou bij voorkeur uit het bestaande grasland moeten blijven bestaan. Inspreker wil dit graag vastgelegd hebben in het bestemmingsplan. Inspreker wenst de geluidsbuffer te behouden of een geluidsbuffer te realiseren om geluidsoverlast van de spoorbrug en Europoort te beperken. De geluidsbuffer zou kunnen bestaan uit bebossing aan de zuidkant van het Brielse Meer of groenbuffers tussen het recreatiecentrum en vaste bewoners. Inspreker wil weten wat robuust waterbeheer inhoudt en wat de consequenties hiervan zijn. Het afsluiten van de Gorslaan/Tichelarijweg als toegangsweg wordt niet als wenselijk ervaren. Om het verkeer te kunnen verwerken en in geval van calamiteiten in Europoort is het van groot belang dat er meerdere toegangswegen naar het Kruiningergors zijn. Inspreker wil uitleg over de wijziging van de bestemming Agrarische doeleinden in Tuinen. De in het bestemmingsplan genoemde compensatie voor het bos moet op het Kruiningergors gerealiseerd worden. Dit zou bij voorkeur in het bestemmingsplan vastgelegd moeten worden. Commentaar Het parkeerterrein naast de woning van betrokkene is bestemd tot Tuinen. In de zomermaanden wordt dit gebruikt als collectieve parkeervoorziening voor het recreatiecentrum. Door middel van een "nadere aanwijzing" op de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan is met dit gebruik rekening gehouden. Er mogen geen recreatiewoningen worden gebouwd en ook geen kampeermiddelen worden geplaatst. In zoverre is sprake van een buffer tussen de bebouwing van het recreatiecentrum en de woning van inspreker. Om parkeren op te korte afstand van het perceel van betrokkene te voorkomen zal een zone van 3 m grenzend aan de noordzijde van het perceel Maasweg uitsluitend worden bestemd tot Tuinen. Het gemeentebestuur hecht belang aan een groene aanblik van Kruiningergors. Echter, ook de mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering op het recreatiecentrum hebben een hoge prioriteit. In verband daarmee biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om het populierenbos te gebruiken voor het verplaatsen van recreatiewoningen, wanneer dat voor de kwaliteitsverbetering nodig is. Voorwaarde hiervoor is, dat het (deel van het) bos dat hierdoor verloren gaat, wordt gecompenseerd. Tussen het recreatiepark en de woningen aan de Zeehoeveweg zijn onbebouwde percelen aanwezig, die zijn bestemd tot Tuinen. Deze percelen zijn veelal ingezaaid met gras. Hoewel er hierdoor geen visuele buffer is, blijft er hierdoor wel voldoende afstand tussen de verblijfsaccommodatie en de woningen aan de Zeehoeveweg. Een robuust watersysteem betekent een watersysteem wat zo is ingericht dat dit in staat is zowel natte als droge periodes op te vangen. Er moeten dan voldoende mogelijkheden zijn om water te bergen en te sparen zonder dat dit leidt tot overlast. De inrichting van het watersysteem moet goed zijn afgestemd op de verschillende functie daarvan (bijvoorbeeld water aan- en afvoer, maar ook recreatieve functies als viswater of zwemwater). Daarbij zijn de kosten voor beheer en onderhoud geoptimaliseerd. Het is niet de bedoeling om de Gorslaan af te sluiten als toegangsweg naar Kruiningergors. Bij de aanleg van de rotonde op de kruising N218/Brielseweg is op dit punt ook een veilige aansluiting van het gebied ten noorden van de N218 op deze weg tot stand gekomen. De relatief onveilige oversteek van de Tichelarijweg kan hierdoor vervallen. Per saldo is sprake van een verbetering van de situatie. Gronden met de bestemming Agrarische doeleinden zijn bestemd voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven. In het gebied Kruiningergors is er nauwelijks sprake meer van bedrijfsmatig gebruik van de rond de woningen liggende onbebouwde percelen. Om die
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
f.
69
reden is gekozen voor de bestemming Tuinen in plaats van de bestemming Agrarische doeleinden. Het is niet noodzakelijk dat compensatie van bos binnen het plangebied plaats vindt. Hiervoor is te weinig ruimte beschikbaar. Voorwaarde is wel dat voldoende zekerheid bestaat over de compensatie van het bos bij functieverandering. Deze compensatie zal dan elders gebeuren.
Conclusie Het onderdeel van de reactie onder a geeft aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.
8.
a.
b.
a.
b.
J. Kluijtmans, Kamplaan 4, 3233 XD Oostvoorne Fam. Van Oudenaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne Reactie In het verleden zijn vrijwel alle greppels en watergangen ten noorden van de Kamplaan gedempt, zonder vervangende voorzieningen te treffen voor de opvang van water. Hiervan ondervinden lager gelegen percelen aan de Kamplaan regelmatig extreme overlast. Inspreker verzoekt om een nadere detaillering van de in het bestemmingsplan genoemde verhoging van het percentage oppervlaktewater, teneinde een goed waterbeheer voor de toekomst veilig te stellen. Over de gehele lengte van de Kamplaan is aan de noordelijke zijde de bestemming parkeervoorzieningen opgenomen. Inspreker verzoekt om landschappelijke inpassing van deze parkeervoorzieningen door middel van een groenstrook die bij voorkeur als bestemming "Groen" opgenomen wordt in het bestemmingsplan. Het woongenot voor de bewoners aan de Kamplaan zal in ernstige mate negatief worden beïnvloed door de uitgestrekte oppervlakte aan bestrating en de overlast ten aanzien van geluidshinder die de parkeerplaats met zich mee draagt. Commentaar Zowel het gemeentebestuur als het waterschap zijn bekend met het feit dat in het zuidelijk deel van het plangebied wateroverlast optreedt. In het gebied Kruiningergors is op dit moment te weinig oppervlaktewater aanwezig dat als berging kan dienen bij hevige regenval. Het noodzakelijke percentage oppervlaktewater dat in het plangebied aanwezig zou moeten zijn is bepaald door het waterschap. Het vinden van goede oplossingen is echter niet eenvoudig, omdat vrijwel het gehele plangebied particulier terrein is. In de tweede helft van 2006 is begonnen met het opstellen van een gemeentelijk waterplan en begin 2007 zal een conceptwaterplan gereed zijn. In het kader van de planvoorbereiding van dit plan wordt zeker aandacht besteed aan Kruiningergors. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan mogelijkheden tot het treffen van maatregelen met ruimtelijke gevolgen zou blokkeren, is binnen de doeleindenomschrijving van een groot aantal bestemmingen aangegeven dat de betreffende gronden ook zijn bestemd voor water. Voor het ruimtelijk beeld is het niet wenselijk dat collectieve parkeervoorzieningen direct langs de Kamplaan worden gerealiseerd. In verband daarmee wordt het voorschrift zo aangepast, dat een afstand van 3 m tussen deze voorzieningen en de Kamplaan moet worden aangehouden. Deze zone kan dan worden uitgebruikt voor de landschappelijke inpassing. Uiteraard zal wel rekening moeten worden gehouden met in- en uitritten van de parkeerplaatsen op de Kamplaan.
Conclusie Onderdeel b van de reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.
9.
M. Kluijtmans, Kamplaan 6, 3233 XD Oostvoorne
a.
Reactie In het verleden zijn vrijwel alle greppels en watergangen ten noorden van de Kamplaan gedempt, zonder vervangende voorzieningen te treffen voor de opvang van water. Hiervan
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i. j.
70
ondervinden lager gelegen percelen aan de Kamplaan regelmatig extreme overlast. Inspreker verzoekt om een nadere detaillering van de in het bestemmingsplan genoemde verhoging van het percentage oppervlaktewater, teneinde een goed waterbeheer voor de toekomst veilig te stellen. De in het voorontwerpbestemmingsplan genoemde rotonde op de Heindijk is volgens inspreker nog niet gerealiseerd, waarmee de aanname dat de verkeersveiligheid verbeterd is niet kan worden hard gemaakt. Inspreker verzoekt duidelijkheid ten aanzien van het "selectief" afsluiten van wegen. Het selectief afsluiten van de Gorslaan is volgens inspreker geen optie, omdat het probleem hiermee verplaatst wordt naar de Kamplaan. Het afsluiten van een belangrijke toegangsweg zonder het creëren van een nieuwe toegang, vindt inspreker geen goede oplossing. Inspreker verzoekt om onderzoek naar mogelijkheden A en B van het gewenst ontsluitingsmodel Kruiningergors, waarbij niet uitsluitend op financiële haalbaarheid een overweging wordt gemaakt. Inspreker is van mening, dat kwaliteitsverbeteringen binnen de huidige omvang van het recreatiepark wel degelijk mogelijk zijn, waarbij het inherent is dat plaatsen opgeofferd worden. Het verloren gaan van bosgebied als gevolg van economische belangen heeft wellicht negatieve consequenties voor recreanten en omwonenden die op dit moment niet zijn te overzien. Ook is het nog maar de vraag waar de compensatie van het bosgebied plaatsvindt, zodat recreanten en omwonenden hiervan nog enig profijt zullen ondervinden. Er wordt geen aandacht geschonken aan de recreatieve mogelijkheden voor de recreanten van het recreatiepark. Wel wordt het verdwijnen ervan besproken zonder dat er sprake is van het terugplaatsen van dergelijke voorzieningen. Het bieden van recreatieve voorzieningen aan de gasten van het recreatiepark zou aan minimum eisen gebonden moeten zijn. Over de gehele lengte van de Kamplaan is aan de noordelijke zijde de bestemming parkeervoorzieningen opgenomen. Inspreker verzoekt om landschappelijke inpassing van deze parkeervoorzieningen door middel van een groenstrook die bij voorkeur als bestemming "Groen" opgenomen wordt in het bestemmingsplan. Het woongenot voor de bewoners aan de Kamplaan zal in ernstige mate negatief worden beïnvloed door de uitgestrekte oppervlakte aan bestrating en de overlast ten aanzien van geluidshinder die de parkeerplaats met zich mee draagt. Op de plankaart is bij de westelijke grens van camping Gorshoeve een groenstrook ingetekend op het terrein dat hoort bij het Recreatiepark Kruininger Gors. Bij de functie hiervan worden vraagtekens gezet, omdat van een landschappelijke inpassing al sprake is aangezien het een grens vorm tussen twee terreinen met de bestemming verblijfsrecreatie. Het is mogelijk dat de recreanten op de Gorshoeve schaduwhinder ondervinden wanneer de groenstrook een bepaalde hoogte overschrijdt. Verzocht wordt om deze bestemming te wijzigen of een maximale hoogtemaat op te nemen. Het deel van de groenstrook op de Gorshoeve blijft gehandhaafd. De groenstrook op het deel van het Recreatiepark Kruininger Gors kan worden gebruikt voor de landschappelijke inpassing zoals aangegeven onder e. de noordoostelijke hoek van het perceel van camping Gorshoeve is gedeeltelijk bestemd als "Voortuin". Dit is geen afzonderlijk deel van de camping. Inspreker verzoekt om de bestemming te wijzigen in "Verblijfsrecreatieve doeleinden", omdat het gebruik past binnen de doeleindenomschrijving van de verblijfsrecreatieve bestemming (voorzieningen voor afvalinzameling en beheers- en onderhoudsvoorzieningen. Het bij camping de Gorshoeve gevestigde eetcafé is bestemd als "kantine". Het eetcafé blijkt in een behoefte te voorzien die verder gaat dan de bestemming "kantine". Niet alleen voor de recreanten op de camping en het recreatiepark, maar ook bewoners uit de nabije kernen maken gebruik van het eetcafé. De bestemming "Kantine" heeft een beperking voor de bestaande en toekomstige exploitatie. Inspreker verzoekt om de bestemming te wijzigen in "Horeca". Vanuit de direct omwonenden wordt geen probleem verwacht ten aanzien van de bestemmingswijziging omdat inspreker aan de ene zijde en zijn ouders aan de andere zijde wonen. Ook verwacht de inspreker geen invloed van de bestemmingswijziging van "Kantine" naar "Horeca" op de woonsituatie van derden. Het bestemmingsplan maakt geen onderscheid tussen toeristische en vaste standplaatsen. Dit is juist en biedt de mogelijkheid om te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de markt. Verzocht wordt deze gebruiksbestemming als zodanig vast te leggen. Aan de noordzijde van het woonhuis aan de Kamplaan 6 bevindt zich een schuur annex garage. De betreffende schuur staat dicht op de perceelgrens met de buren en de techni-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
k.
l.
a. b.
c.
d.
e.
71
sche staat laat te wensen over. Inspreker verzoekt om een bestemmingswijziging in Woondoeleinden aan de noordzijde van de woning, zodat de schuur vervangen kan worden door nieuwbouw die tegen de noordzijde van de woning gebouwd zou kunnen worden, aangepast op de stijl van de woning. Onder e van deze reactie is aangegeven dat bij de westelijke grens van camping Gorshoeve een groenstrook is ingetekend. Hier is ook een watergang aanwezig. De schouwstrook, die nodig is om noodzakelijk onderhoud aan deze watergang uit te voeren, ontbreekt op de plankaart. Het ontwerpbestemmingsplan wijkt af van de Nota Planbeoordeling 2002. In plaats van een maximale inhoudsmaat voor de woningen en de bijbehorende erfbebouwing is een maximale oppervlaktemaat opgenomen. Dit is nadelig voor de bewoners van het plangebied. De in de berekeningen gehanteerde goothoogte van 4 m levert een grote beperking op ten opzichte van een "normalere" goothoogte van 3 m. De gemiddelde grootte van de percelen laat een grotere oppervlaktemaat toe. In andere bestemmingsplannen worden op kleinere percelen grotere woningen toegelaten. Verzocht wordt om van de rekenwijze af te zien, dan wel een meer acceptabele goothoogte te hanteren. Commentaar Dit deel van de reactie is gelijkluidend aan de reactie onder 8a. Voor de beantwoording op dit deel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording van deze reactie. De rotonde in de Kleidijk is in 2006 gerealiseerd. Het selectief afsluiten van de Gorslaan voor gemotoriseerd verkeer is een optie, die in het verleden is overwogen, maar op dit moment niet − gelet op de verkeersintensiteiten − niet noodzakelijk wordt geacht. Om de verkeersveiligheid te verbeteren is de Gorslaan inmiddels ingericht als een 30 km/h-gebied. Het gemeentebestuur hecht belang aan een groene aanblik van Kruiningergors. Echter, ook de mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering op het recreatiecentrum hebben een hoge prioriteit. In verband daarmee biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om het populierenbos te gebruiken voor het verplaatsen van recreatiewoningen of standplaatsen, wanneer dat voor de kwaliteitsverbetering nodig is. Voorwaarde hiervoor is, dat het (deel van het) bos dat hierdoor verloren gaat, wordt gecompenseerd. Er zijn nog geen concrete plannen om het bos daadwerkelijk te gaan gebruiken voor verblijfsaccommodatie. In samenhang daarmee zijn ook nog geen plannen voor compensatie uitgewerkt. De mogelijkheden voor compensatie binnen het gebied Kruiningergors zijn echter zeer beperkt. Er kan er daarom vanuit worden gegaan dat het − wanneer sprake zal zijn van functiewijziging van het bos − aannemelijk is dat compensatie elders zal plaatsvinden. Gelet op de opmerkingen van verschillende insprekers en ook de jurisprudentie van de afgelopen jaren, wordt het onderdeel van het voorschrift dat betrekking heeft op de compensatieplicht, aangescherpt. De zinsnede dat overeenstemming moet bestaan tussen degene die een compensatieverplichting heeft en de gemeente wordt zo aangepast, dat zeker moet zijn gesteld dat de compensatie wordt uitgevoerd. De zekerstelling van de compensatie kan het gemeentebestuur toetsen door middel van eigendom van gronden, inrichtingsplannen en financiële zekerheid over de uitvoering van werkzaamheden. Op en in de nabijheid van het recreatiecentrum is een aantal voorzieningen aanwezig. Het strand aan het Brielse Meer vormt een belangrijke trekpleister, strand en water bieden mogelijkheden voor verschillende activiteiten. Op het recreatiecentrum zelf is een recreatiezaal, speelgelegenheid voor de kinderen en er is een fietsenverhuur. De omgeving biedt ruime mogelijkheden om te fietsen en te wandelen. Het bieden van recreatieve voorzieningen aan gasten is in de ogen van het gemeentebestuur een primaire verantwoordelijkheid van de ondernemer. Om zijn marktpositie veilig te stellen zal hij hieraan voldoende aandacht moeten besteden. Het gaat te ver om in het kader van het bestemmingsplan hiervoor minimumeisen op te nemen. Bovendien kan het bestemmingsplan uitsluitend randvoorwaarden aangeven voor het realiseren van voorzieningen, maar de feitelijke realisering hiervan niet afdwingen. Voor het ruimtelijk beeld is het niet wenselijk dat collectieve parkeervoorzieningen direct langs de Kamplaan worden gerealiseerd. In verband daarmee wordt het voorschrift zo aangepast, dat een afstand van 3 m tussen deze voorzieningen en de Kamplaan moet worden aangehouden. Deze zone kan dan worden uitgebruikt voor de landschappelijke in-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
f.
g.
h. i. j.
k. l.
72
passing. Uiteraard zal wel rekening moeten worden gehouden met in- en uitritten van de parkeerplaatsen op de Kamplaan. Ondanks dat inspreker aangeeft dat de groenstrook op de Gorshoeve gehandhaafd blijft, acht het gemeentebestuur het wenselijk dit ook in het bestemmingsplan tot uitdrukking te brengen. Het is ongebruikelijk om een maximale hoogte voor de beplanting in het bestemmingsplan op te nemen. Voor zover de groenvoorzieningen op het eigen terrein van de Gorshoeve liggen heeft de exploitant de hoogte zelf in de hand. Voor het overige wordt ervan uitgegaan dat in goed overleg tussen betrokkenen de hoogte van de beplanting kan worden geregeld in geval problemen zouden ontstaan door de schaduwwerking hiervan. Het betreffende perceelsgedeelte ligt direct aan de Kamplaan. Aan deze zijde van de weg is het wenselijk om zoveel mogelijk een groen beeld met voortuinen te handhaven. In verband daarmee gaat de voorkeur er naar uit om voor het betreffende perceelsgedeelte de bestemming Voortuinen te handhaven. Aan het verzoek wordt niet tegemoet gekomen. Gelet op de huidige functie van de voorziening is het niet bezwaarlijk om de nadere aanwijzing "kantine" te laten vervallen en het eetcafé te bestemmen tot Horecadoeleinden. In de voorschriften is, of rechtstreeks of door middel van een verwijzing naar de bestemmingsplankaart, het maximumaantal toegestane verblijfseenheden vastgelegd. Deze wijze van bestemmen moet voldoende worden geacht. In het verre verleden is bouwvergunning verleend voor een berging in de voortuin bij de woning Kamplaan 6. Hiermee is in de bestemmingslegging rekening gehouden. In afwijking van de bestemmingslegging op andere woonpercelen zijn de gronden vóór de woning bestemd tot Tuinen (T) in plaats van Voortuinen (vT). Binnen de bestemming Tuinen mag 1 gebouw of 1 overkapping worden gebouwd met een maximum grondoppervlak van 10 m³ en een bouwhoogte van 2,5 m. Het vervangen van de bestaande berging door een aangebouwde garage aan de voorzijde van de woning, is op basis van de regeling in het voorontwerpbestemmingsplan niet mogelijk, omdat de garage een grotere oppervlakte heeft dan 10 m³. Het gemeentebestuur vindt het niet wenselijk om de bouwmogelijkheden ter plaatse te verruimen. De gronden liggen tussen de voorgevel van de woning en de openbare weg. In het algemeen zijn de voortuinen beeldbepalend voor het ruimtelijk beeld. Er is voor het betreffende perceel Kamplaan 6 al een uitzonderling gemaakt in vergelijking met andere percelen door het toekennen van de bestemming Tuinen aan de gronden tussen de woning en de openbare weg in plaats van de bestemming Voortuinen. Het toekennen van nog ruimere bouwmogelijkheden maakt de uitzondering alleen nog maar groter. De betreffende watergang is geen hoofdwatergang. De schouwstrook is voldoende veiliggesteld in de Keur van het waterschap. De maximale maten voor burgerwoningen zijn afgestemd op de regeling zoals deze is opgenomen in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor het landelijk gebied. Het gemeentebestuur streeft naar uniformiteit in de regeling voor de burgerwoningen in het hele landelijk gebied. Hieraan is een langdurig proces voorafgegaan, waarin alle van belang zijnde aspecten uitgebreid zijn overwogen. Ook heeft overleg met de provincie over de door de gemeente voorgestane regeling plaats gehad. Er is geen aanleiding om deze nu voor Kruiningergors aan te passen.
Conclusie De onderdelen van de reactie onder c, e en h geven aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. De overige onderdelen geven geen aanleiding tot aanpassing.
10. Recreatiepark Kruiniger Gors, Gorsplein 2, 3233 XC Oostvoorne a. b.
Reactie Inspreker vindt de communicatie rond de eerste inspraakronde voor verbetering vatbaar. Op de inspraakreacties is door de gemeente binnen een afzienbare tijd geen beantwoording verstuurd. Het voorontwerpbestemmingsplan bevat een aantal passages over het afsluiten van het wandelpad aan de noordzijde van het Recreatiepark Kruininger Gors. Dit pad is particulier eigendom en niet openbaar. In de toelichting is opgenomen dat dit wandelpad gerealiseerd en mede gefinancierd is door de provincie als samenhangende openbare ruimte. Dit is onjuist en niet relevant gelet op de privatisering van het recreatiepark in 1994. Het is passend dat de gemeente zich bij particulier eigendom terughoudend opstelt en dus ook geen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
73
beleid voert om het duingebied zoveel mogelijk open en bereikbaar te houden, ook voor recreanten van buiten het recreatiegebied. Verzocht wordt om de aanduiding "ontsluiting wandel- en/of ruiterpad" van de plankaart te verwijderen. De verwijzing naar het convenant tussen de gemeente Westvoorne en Recreatiepark Kruininger Gors behoeft een nadere toelichting. Hierin is opgenomen dat "verandering van de bestemming van natuur en duingebied is uitgesloten". Hiermee was het niet bedoeld om vooruit te lopen op de feitelijke bestemmingslegging. De afspraak is gemaakt om bij de voorgeschreven herstructurering de strand- en duinzone niet te gebruiken voor het uitplaatsen van recreatiewoningen en kampeermiddelen. De passage "Het recreatiepark is ontstaan in het achterduingebied." is te summier voor wat betreft de ontstaansgeschiedenis. De relatie tussen de betekenis van de strand- en duinzone en de ontwikkeling van de huidige intensieve vormen van (verblijfs)recreatie zou hierbij aanvullend opgenomen moeten worden. Er wordt gesproken over de kans dat in het plan archeologische sporen zijn achtergebleven. Een verkennend archeologisch onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Ondanks de omschrijving van het plan als "archeologisch waardevol", zou op basis van deze hypothese bij de voorschriften terughoudendheid in acht moeten worden genomen. Er zijn twee te onderscheiden archeologische (verwachtings)waarden, namelijk de Steenenbaak en kogelgloeioven (zeer hoge archeologische (verwachtings)waarde en het overige plangebied een redelijk tot hoge archeologische (verwachtings)waarde. Het onderscheid zou moeten worden mee gewogen bij het vaststellen van de voorschriften. Het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek bij werkzaamheden die dieper gaan dan 30 cm is niet redelijk en onnodig bezwarend. Gevraagd wordt om een wijziging van het voorschrift, waarbij archeologisch onderzoek moet plaatsvinden bij werkzaamheden die dieper gaan dan 100 cm Op basis van de opgenomen kaart van de ecologische hoofdstructuur kan geen beschermende natuurbestemming worden toegekend aan het strand- en duingebied van Kruiningergors. Het overheidsbeleid voor de ecologische hoofdstructuur geeft − anders dan in het bestemmingsplan is aangegeven − geen aanleiding om aan het strand- en duingebied van Recreatiepark Kruininger Gors een beschermde natuurbestemming toe te kennen. Uit diverse beleidskaders blijkt dat de bestemming "Natuur en dagrecreatie" onvoldoende tegemoet komt aan de betekenis van dit gebied voor de recreatie c.q. aan de behoeften van huidige en toekomstige recreanten van het recreatiepark. Dat ook beleid moet worden gevoerd op de in het strand- en duingebied aanwezige natuurwaarden wordt niet betwist. De functie "recreatie" moet echter prevaleren. Voor de gehele strand- en duinzone van het recreatiepark is de bestemming "Dagrecreatie met natuurwaarden" de enige juiste. De Gorslaan is een drukke doorgaande weg. De smalle toegang aan de oostzijde leidt echter tot onduidelijke en gevaarlijke situaties. Bij nader inzien is het geheel afsluiten van de Gorslaan aan de westzijde geen goed plan. Met de aanleg van de rotonde op de N218 wordt verwacht dat meer verkeer met de bestemming Kruininger Gors zal kiezen voor een route via de Breeweg, Kamplaan en Zeehoeveweg. Afsluiting van de Gorslaan aan de westzijde zou daarom achterwege kunnen blijven. Het verkeer op de oost-west route over de Gorslaan kan − zoals gewenst − verder worden beperkt door de Gorslaan aan de oostzijde voor het autoverkeer af te sluiten. Door het afsluiten met behulp van een eenvoudig te demonteren paal, zal de doorgang voor fietsers blijven bestaan en zullen eventuele hulpdiensten niet gehinderd worden. Een van de uitgangspunten voor het verbeteren van de kwaliteit van het recreatiepark is het bevorderen van de oever- en waterrecreatie. Het recreatiepark beschikt over zo'n 100 botenligplaatsen ter hoogte van de velden 10 t/m 13. De vraag naar deze ligplaatsen is groter dan het aanbod. Door het toevoegen van de uitbreiding van het aantal botenligplaatsen kan in deze gewenste ontwikkeling worden voorzien. De bestemming "Water met natuurwaarden" doet geen recht aan deze belangrijke recreatieve voorziening in het Brielse Meer. Voor de botenligplaatsen zou de bestemming "Dagrecreatie" veel beter aansluiten. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor uitbreiding en herstructurering van de verblijfsrecreatie. Met het oog op de exploitatiemogelijkheden is uitgangspunt daarbij het behoud van hetzelfde aantal recreatiewoningen en kampeereenheden. Behoud van hetzelfde aantal recreatie-eenheden kan vanwege de beperkt beschikbare ruimte in conflict komen met andere uitgangspunten van het bestemmingsplan. Dit conflict kan gedeeltelijk worden opgelost door hoogwaardige verblijfsrecreatie te ontwikkelen die slechts een gering beslag
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
j. k.
l.
m. n. o.
p. q.
r.
s.
74
legt op de beperkte aanwezige ruimte. Hierbij kan worden gedacht aan recreatieappartementen. Deze oplossingsrichting komt wel in het ontwerpbestemmingsplan naar voren, maar is nog weinig consistent. Door recreatieappartementen op te nemen als uitwerkingsresultaat van twee belangrijke uitgangspunten, behoud landschap en exploitatiemogelijkheden, zal het plan een betere omkadering geven van keuzes die in de (nabije) toekomst moeten worden gemaakt. Bij de vaste standplaatsen en recreatiewoningen moet worden aangegeven dat de genoemde minimale standplaatsgrootte c.q. kaveloppervlakte exclusief auto is. De opgenomen passage ".. het voetbalveld (wordt niet meer gebruikt)…" is niet juist. Tenminste een voetbalveld of speel- en sportveld aan de Kamplaan is voor de exploitatie van het park van belang. Ook in de toekomst is te voorzien dat de behoefte aan tenminste één voetbal en/of sport- en speelveld blijft bestaan. Het benutten van beide voetbalvelden voor verblijfsaccommodatie levert geen of beperkte ruimtewinst op omdat dan elders tenminste één voetbalveld en/of sport en speelveld zal moeten worden gerealiseerd. Dit is vooral van belang voor de bepaling van de totale ruimtebehoefte van het park. De populierenbossen ten noorden van 't Praethuys en ten noorden van het toeristische kampeerterrein zijn geschikt als uitbreidingslocaties voor verblijfsaccommodatie. Het is juist dat de populierenbossen geen natuurwaarde en slechts een beperkte landschappelijke waarde hebben. Uit een 1979/1980 jaar daterend beheersplan blijkt dat de bossen "in slechte staat" zijn en dat zij nu kaprijp zijn. Het verleggen van de bestemming "Bos" naar een andere locatie kan, ook gelet op de kwaliteit van de beide bospercelen, in geen enkel opzicht bezwaarlijk zijn. Het strand ten noorden van het parkeerterrein M moet opgenomen worden in het bestemmingsplan (figuren en plankaart) als "Dagrecreatie", in overeenstemming met het huidige gebruik. Het tracé van de hoogspanningsleiding van 150 Kv staat mogelijk niet juist aangegeven. In verband daarmee zal ook de plankaart hierop moeten worden aangepast. Het noordelijk van het strand- en duingebied gelegen deel van het Brielse Meer zou bestemd moeten worden tot "Water met recreatie- en natuurwaarden". Gelet op de voor dit gebied geformuleerde beleidsvisie "Behoud van de natuur- en recreatieve functie naast de functie voor de waterhuishouding" is de bestemming "Water met natuurwaarden" onjuist. Verzocht wordt het Brielse Meer te bestemmen tot Water met recreatie en natuurwaarden. De passage over de rotonde aan de Kleidijk behoeft aanpassing, omdat de rotonde nog niet is gerealiseerd en er derhalve nog geen sprake kan zijn van verbetering van de verkeersveiligheid. De uitwerking van de waterparagraaf laat te wensen over. Een deel van het recreatiepark is aangewezen om te dienen als "waterberging/robuuste waterstructuur". Het is volstrekt onduidelijk wat deze bestemming inhoudt. Verzocht wordt inspreker te informeren over de invulling van deze bestemming. Bij de nadere uitwerking zal rekening moeten worden gehouden met de belangen van recreanten en/of het recreatiepark. Verzocht wordt om inspreker nader te informeren over de procedure en inspraakmogelijkheden ten aanzien van het gemeentelijk beleidsplan. Inspreker is het eens met de visie van het gemeentebestuur dat een evenwichtige verhouding van oppervlakte van recreatieonderkomens tot de perceels- of standplaatsgrootte zal bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het plan voorziet in de plaatsing van één berging per perceel met een oppervlakte van maximaal 6 m². Uit landschappelijk oogpunt en vanwege de gestelde kwaliteitsdoelstelling is het gewenst te bepalen dat de berging van maximaal 6 m² ook inpandig kan worden uitgevoerd, gelijk aan de situatie op Pinguïnterrein en de Van Itersoncamping te Rockanje. Er is nauwelijks toekomst voor recreatieparken die enkel nog kleine (en vaak oude) stacaravans kunnen toelaten. De vraag van recreanten om grotere en meer luxe uitgevoerde stacaravans te mogen plaatsen levert − mits recreatieparken hierop anticiperen − een belangrijke impuls aan het verwezenlijken van de aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied gestelde eisen. Grotere stacaravans betekenen een minder intensief gebruik van de ruimte en meer kans op "vergroening" van het plangebied. Ook vervaagt langzamerhand het onderscheid tussen recreatiewoningen en stacaravans. Het plan zou met deze voortschrijdende ontwikkeling rekening moeten houden door op te nemen dat op een standplaats groter dan 145 m² een (sta)caravan geplaatst mag worden met een maximumoppervlakte van ¼ deel van de standplaats met een maximum van 80 m².
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
t.
u. v.
a.
b.
c. d. e.
f.
g.
h.
75
Het is van belang dat de verschillende (kleine en gedateerde) gebouwen van de kampeerverenigingen gehandhaafd kunnen blijven, maar het is ook belangrijk dat deze, bijvoorbeeld bij fusies van kampeerverenigingen of herstructurering, kunnen worden samengevoegd. In verband daarmee zou het plan aandacht kunnen geven aan de gewenste ontwikkeling: nieuwbouw en waar mogelijk samenvoeging van de oppervlakte. Een aparte bestemmingslegging is voor de (vele) verenigingsgebouwen niet gewenst omdat deze afbreuk zou doen aan de flexibiliteit van het recreatiepark bij het streven naar verdere kwaliteitsverbetering. In het commentaar onder 14t van de inspraakronde van 2001 wordt gesproken over "echokampeerplaatsen", waar waarschijnlijk "ecokampeerplaatsen" bedoeld zijn. Verzocht wordt deze correctie aan te brengen. In het ontwerpbestemmingsplan wordt gesproken over de subbestemming vRrw, die vervallen is. Verzocht wordt dit te corrigeren. Commentaar Het bestemmingsplan heeft een zeer lange voorbereidingstijd gehad. Onder andere gewijzigde inzichten over de regeling voor de burgerwoningen zijn hier debet aan. Het gemeentebestuur is het er mee eens dat de hele procedure rond de voorbereiding van het bestemmingsplan niet is gelopen zo als wenselijk zou zijn geweest. Langs het Brielse Meer loopt een deel van de Lange Afstands Wandelroute(LAW) Noordzee Kustpad (LAW 5-1). Op provinciaal niveau loopt een deel van de route Brielse Meer (route 22) langs het Brielse Meer. Deze route begint binnen het plangebied bij de Gorslaan en loopt via de Enk en een graspad richting strand. Oostelijk buigt deze af richting Heindijk om via een grasdijk bij de Stenen Baak uit te komen. Omdat de bestemming Natuur- en dagrecreatiegebied (NR) zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan wordt gewijzigd (zie onder f), is het niet langer nodig om de routeaanduiding op de plankaart aan te geven. Recreatieve wandelroutes zijn dan immers in overeenstemming met de toegekende bestemming. Van de door inspreker gegeven toelichting is kennis genomen. De ontstaansgeschiedenis van het recreatiepark wordt aangevuld. In oktober 2006 is door BOOR een rapportage opgesteld over de archeologische waarden in het plangebied. Dit heeft geleid tot een differentiatie in de regeling. Alleen bij de Steenenbaak en de kogelgloeioven mogen zonder vergunning geen werkzaamheden worden uitgevoerd beneden het maaiveld. Een soortgelijke regeling geldt voor het Brielse Meer, waar het in verband met de aanwezigheid van mogelijke scheepswrakken niet wenselijk is om zonder vergunning werkzaamheden beneden de waterbodem uit te voeren. Voor de Heindijk/Noorddijk en het overige deel van het plangebied geldt dat een aanlegvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden pas nodig is wanneer het gaat om activiteiten op een diepte van 50 respectievelijk 80 cm beneden het maaiveld. Het opnemen van een maat van 100 cm is vanwege de kans op archeologische sporen in het plangebied niet wenselijk. In verschillende beleidsnota's wordt inderdaad het belang van de recreatieve functie van het gebied langs het Brielse Meer onderkend. Dit is ook het geval in het eind 2005 vastgestelde streekplan RR2020. Hierin heeft de zone langs het Brielse Meer de aanduiding Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen. Door het Brielse Meer zelf is een groene (ecologische) verbindingszone aangegeven. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt aangepast wat de bestemmingslegging voor het strand- en duingebied betreft. De bestemming Natuur- en dagrecreatiegebied (NR) wordt gewijzigd in Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden (dRln). Het is niet de bedoeling om de Gorsweg af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. De rotonde in de N218 is inmiddels gereed. Doordat deze betrekkelijk kort in gebruik is, is er nog geen goed beeld in de feitelijke veranderingen in de verkeersintensiteiten. Het afsluiten van de Gorslaan aan de oostzijde voor doorgaand autoverkeer door middel van het plaatsen van een paal is op basis van de huidige inzichten geen optie. Juist het beschikbaar zijn van meerdere toegangen in het gebied kan leiden tot spreiding van het verkeer. Overigens betreft dit een verkeersmaatregel. Kaart en voorschriften van het voorontwerpbestemmingsplan staan dit niet in de weg. Binnen de bestemming Water met Natuurwaarden (WN), zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan, is in de doeleindenomschrijving aangegeven dat deze gronden ook mogen worden gebruikt voor de watersport. Op grond hiervan zouden ook steigers mogen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
i.
j. k.
l. m. n.
o. p. q.
76
worden gebouwd. Het maken van aanlegplaatsen is echter aanlegvergunningplichtig. Dit voorschrift is opgenomen in verband met de (potentiële) natuurwaarden langs de oever van het Brielse Meer. Het aanbrengen van aanlegsteigers kan eveneens een negatieve invloed hebben op mogelijke natuur- en/of landschappelijke waarden. In verband daarmee wordt het voorschrift zodanig aangepast, dat het bouwen van steigers alleen is toegestaan door middel van vrijstelling. Alleen op die wijze kan, afhankelijk van de locatie, worden beoordeeld of er sprake is van een mogelijke aantasting van de genoemde waarden. Omdat de bestaande botenligplaatsen in overeenstemming zijn met de doeleindenomschrijving van de bestemming WN is er geen aanleiding om deze te bestemmen voor dagrecreatie. Het vervangen van grondgebonden verblijfseenheden door appartementen is een mogelijkheid om het ruimteprobleem binnen het recreatiepark op te lossen. In het voorontwerpbestemmingsplan is de bouw van appartementen mogelijk binnen het centrumgebied. Daarbij is uitgegaan van appartementen in twee bouwlagen met een maximum goothoogte van 6 m. Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat de bebouwing binnen het recreatiepark kleinschalig is en een forse bouwhoogte ongewenste effecten zou kunnen hebben voor het ruimtelijk beeld. Er ontbreekt echter een weloverwogen ruimtelijke verkenning naar de mogelijkheden. In verband daarmee is het vooralsnog wenselijk voor de appartementen dezelfde hoogte aan te houden als voor de overige bebouwing binnen het centrumgebied, waarvoor eveneens een maximum goothoogte van 6 m is opgenomen. Het gemeentebestuur is bereid om dit standpunt in heroverweging te nemen, wanneer uit een gedegen onderzoek naar de ruimtelijke mogelijkheden zou blijken dat door de bouw van appartementen in meer dan twee bouwlagen voor het totale recreatiecentrum sprake zou zijn van een aanzienlijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij de uitgangspunten voor de minimale ruimtebehoefte wordt bij de vaste standplaatsen en recreatiewoningen aangegeven dat de aangegeven oppervlakte exclusief de oppervlakte voor de auto betreft. Voor vrijwel het hele Recreatiepark Kruininger Gors is een vrij globale bestemmingslegging uitgangspunt geweest, waarbij de invulling van de verschillende functies aan de exploitant wordt overgelaten. Dit geldt ook voor het sportveld aan de Kamplaan. De afgelopen jaren is echter het aspect externe veiligheid meer en meer de aandacht gaan vragen. Buiten het plangebied, maar wel in de nabijheid. liggen enkele belangrijke leidingen. Hiervan is met name een hogedrukaardgasleiding uit het oogpunt van externe veiligheid van belang. Deze leiding stelt beperkingen aan de mogelijkheid om de sportvelden te gebruiken voor verblijfsaccommodatie. Dit geldt ook voor een deel van het parkeerterrein naast de sportvelden. Om die reden is het op basis van de huidige inzichten minder wenselijk om een groot deel van deze percelen te gebruiken voor het realiseren van verblijfsaccommodatie. Hiervoor wordt ook verwezen naar de (aangepaste) paragraaf 3.6 van de toelichting op het bestemmingplan. Het bestemmingsplan wordt aangepast, zodat op de bedoelde locaties alleen sport- en parkeervoorzieningen zijn toegestaan. De opmerking van inspreker over de passage in de toelichting, waarin is aangegeven dat het voetbalveld weinig zou worden gebruikt, wordt overigens gecorrigeerd. Van de opmerking over het populierenbos is kennis genomen. Deze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Het betreffende strandje is bestemd voor Dagrecreatieve doeleinden. De ondergrondse hoogspanningsleiding is in overeenstemming met de beschikbare kaarten ingetekend. Wanneer inspreker over tekeningen beschikt met een ander tracé ontvangt het gemeentebestuur graag deze tekeningen. Vooralsnog is er geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. De functie van het Brielse Meer voor de watersport is voldoende in de doeleindenomschrijving aangegeven. In verband daarmee is er geen aanleiding om het voorontwerpbestemmingsplan voor dit onderdeel aan te passen. De passage in de toelichting over de rotonde in de N218 wordt aangepast. Een robuust watersysteem betekent een watersysteem wat zo is ingericht dat dit in staat is zowel natte als droge periodes op te vangen. Er moeten dan voldoende mogelijkheden zijn om water te bergen en te sparen zonder dat dit leidt tot overlast. De inrichting van het watersysteem moet goed zijn afgestemd op de verschillende functie daarvan (bijvoorbeeld water aan- en afvoer, maar ook recreatieve functies als viswater of zwemwater.) Daarbij zijn de kosten voor beheer en onderhoud geoptimaliseerd. In de tweede helft van 2006 is een gemeentelijk waterplan in voorbereiding genomen. De mogelijkheden tot inspraak
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
r. s.
t. u. v.
77
worden op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. Ook op de gemeentelijke website zal aan het gemeentelijke waterplan aandacht worden besteed. De bouwvoorschriften van de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden worden aangepast, zodat ook een inpandige berging kan worden gerealiseerd. Bij een oppervlakte van meer dan 50 m² van "stacaravans" is er in feite geen sprake meer van een stacaravan, in die zin dat de onderkomens op wielen staan en verplaatsbaar zijn. In het voorontwerpbestemmingsplan is echter geen onderscheid gemaakt tussen plaatsen voor recreatiewoningen en plaatsen voor (sta)caravans. De oppervlakte van huisjes mag worden uitgebreid tot maximaal 80 m² mits de oppervlakte van het huisje niet groter is dan ¼ van de oppervlakte van het bouwperceel. Grote caravans, met een oppervlakte van 50 m² of meer, kunnen eigenlijk niet meer als caravan worden aangemerkt in die zin dat de onderkomens verplaatsbaar zijn vanwege het onderstel met wielen en de disselboom. Dergelijke grote caravans krijgen veelal ook meer het aanzicht van een "chalet". Op zich is het niet bezwaarlijk dat grotere "caravans" worden gerealiseerd dan het in het bestemmingsplan opgenomen maximum van 50 m². Het vormen dan feitelijk geen kampeermiddelen meer, maar bouwvergunningplichtige bouwwerken. In dat geval is het regiem van de recreatiewoningen van toepassing. Aanpassing van het voorschrift voor de stacaravans is derhalve niet zo zinvol, omdat een caravan van 80 m² niet meer als kampeermiddel wordt aangemerkt. Voor de afzonderlijke verenigingsgebouwtjes zijn geen bouwvoorschriften opgenomen. Samenvoegen kan dus, afhankelijk van de behoefte. Wel verdient het aanbeveling een maximumgoothoogte op te nemen voor de gebouwen. Deze is bepaald op 3 m. De opmerking over de onjuiste spelling van de ecokampeerplaatsen is terecht. Dit wordt gecorrigeerd. De subbestemming vRrw is inderdaad vervangen door vRrp. Dit wordt gecorrigeerd.
Conclusie De onderdelen van de reactie onder b, d, e, f, j, k, m, p, r, t, u en v geven aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.
11. J.G.J.M. van der Linde, Maasweg 2, 3233 XE Oostvoorne a.
b.
c. d.
a. b.
Reactie De bouw van een garage van 75 m² is in het verleden meerdere malen toegezegd, echter volgens het voorontwerpbestemmingsplan zou het niet meer mogelijk zijn. Daar gemeente al toezeggingen heeft gedaan ten aanzien van de bouw van de garage, stelt inspreker de gemeente aansprakelijk indien blijkt dat de bouw van deze garage met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan niet meer mogelijk is. De Maasweg ter hoogte van het pand aan de Maasweg nr. 2 is voor de helft in eigendom van inspreker en voor de andere helft van zijn overburen. Van een openbare weg kan daarom geen sprake zijn, aangezien inspreker voor de weg waterschapslasten en onroerend zaakbelasting moet betalen. Dit stuk is dus "eigen weg". Er moet een groene buffer tussen gronden van de Molecatengroep en gronden van de vaste bewoners blijven, in de vorm van grasland, bos of in het uiterste geval parkeerterrein. Dit moet in het bestemmingsplan vastgelegd worden. Met het realiseren van de Betuwelijn zal de geluidsoverlast van de huidige spoorlijn toenemen. Het is wenselijk om een geluidsbuffer te behouden c.q. te realiseren en dit in het bestemmingsplan op te nemen bijvoorbeeld door bebossing aan de zuidkant van het Brielse Meer op te nemen (huidige duinen-bossen van de Molecatengroep). Commentaar Voor de bouw van de garage is inmiddels op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een vrijstellingsprocedure gestart. Het komt meer voor, dat de gronden waarop een openbare weg ligt, particulier eigendom is van aanwonenden. Dit wil echter nog niet zeggen dat sprake is van een "eigen weg" in plaats van een openbare weg. Een weg wordt onder andere openbaar in de zin van de Wegenwet door verjaring: 30 jaar feitelijk voor iedereen toegankelijk geweest of 10 jaar feitelijk voor iedereen toegankelijk en onderhoud door gemeente of andere overheid. Dit is
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
c.
d.
78
ook het geval bij de Maasweg. De Maasweg vormt een openbare weg, ondanks het feit dat de ondergrond particulier eigendom is. Dit onderdeel van de reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Tussen de woning van inspreker en de huisjes op het recreatiepark ligt een grasveld en een watergang. Het grasveld wordt in de zomermaanden gebruikt als parkeerterrein voor de recreanten op het recreatiepark. Het bestaande gebruik is in het bestemmingsplan gewaarborgd. Om mogelijke overlast als gevolg van het parkeren voor het perceel van inspreker tegen te gaan is een zone van enkele meters grenzend aan de noordelijke grens van zijn woonperceel bestemd tot Tuinen (T). Voor het duingebied wordt in het voorontwerpbestemmingsplan uitgegaan van de huidige situatie. Voor het kappen van bomen in het duingebied is een aanlegvergunning nodig van burgemeester en wethouders. Een vergunning hiervoor mag alleen worden verleend wanneer de natuur- en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast. Het tegengaan van geluidshinder vormt geen aspect dat bij de vergunningverlening mag worden betrokken. Het bos is als zodanig bestemd. In het voorontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming van het bos te wijzigen in verblijfsrecreatie. Het doel daarvan is om kwaliteitsverbetering op het recreatiecentrum mogelijk te maken. Het aantal verblijfseenheden mag daarbij dan ook niet toenemen. Het gemeentebestuur hecht grote waarde aan de mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering en is dan ook bereid om functiewijziging van het bos toe te staan. Een voorwaarde hiervoor is echter de volledige compensatie van het bos. Wanneer dit onvoldoende is verzekerd, dan is ter plaatse van het huidige bos alleen bos toegestaan. Gelet op de beperkt beschikbare ruimte in het gebied Kruiningergors mag er echter van worden uitgegaan dat compensatie van het bos niet of slechts voor een klein deel in Kruiningergors mogelijk is.
Conclusie Het onderdeel van de reactie onder c geeft aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.
12. J.W. Meekers, M. Meekers - Van der Sluis, Heindijk 23, 3233 LE Oostvoorne a. b.
c.
d. e. f. g. h.
Reactie Insprekers willen in de toekomst 2 tot 4 woningen of recreatiewoningen laten bouwen voor hun kinderen. Het zal in de toekomst voor de kinderen moeilijk worden om huisvesting binnen de gemeente Westvoorne te vinden. Tijdens de bespreking van het ontwerpbestemmingsplan in februari in de gemeenteraad is aangegeven dat de stalling van caravans gedoogd zal worden. Aan insprekers is medegedeeld dat caravanstalling niet is toegestaan. Zij nemen aan dat, wanneer bij anderen wel caravanstalling is toegestaan, dat bij hen ook het geval zal zijn. Het recreatiepark mag de beschikbare ruimte bebouwen tot aan de limiet van logieseenheden die zij vroeger ook hadden. Mocht de Molecatengroep gronden kopen van derden, dan mogen zij deze grond wel bebouwen, maar de huidige eigenaren mogen dit niet. Waarom is het niet toegestaan dat particulieren hun gronden bebouwen? De bestemming van de grond van insprekers wordt gewijzigd in "Tuinen" en "Voortuinen" Dit betekent een waardevermindering van het bezit van insprekers. In de "voortuin" staat zelf een kas. Bij vervanging van de woning moet de bebouwing worden teruggebracht tot maximaal 175 m². Dit betekent een forse waardevermindering van het bezig van insprekers. De gemeente is verantwoordelijk voor deze waardevermindering. Insprekers maken zich zorgen over het verkeersluw maken van de Gorslaan. De aansluiting van de Bakenweg op de Heindijk is gevaarlijk door het slechte zicht op de aansluiting. Als de Gorslaan afgesloten wordt, wordt deze aansluiting nog onveiliger. Welk alternatief wordt bij het afsluiten van de Gorslaan geboden om het Gors te verlaten wanneer het glad is? Insprekers moeten immers altijd de Heindijk over. Er wordt gesproken over het kappen van bomen om een gedeelte duingebied geschikt te maken voor dagrecreatie. Langs de Brielse Maas is genoeg ruimte om te recreëren. Ook wordt gesproken over het kappen van uitsluitend populieren, wat niet het geval is.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
a.
b. c.
d.
e.
f. g. h.
79
Commentaar Voor het deel van het landelijke gebied waarvan Kruiningergors onderdeel uitmaakt, blijft het restrictieve beleid voor het wonen, zoals dat ook in het verleden gold, gehandhaafd. Het in 2005 vastgestelde streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan, waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. Kruiningergors hoort hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voorRuimteregeling van de provincie. Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing. Het gemeentebestuur streeft ernaar om het groene karakter van het plangebied waar mogelijk te handhaven. Caravanstalling past hier niet. Anders dan betrokkenen menen, maakt het voorontwerpbestemmingsplan ook de bouw van recreatiewoningen door de Molecatengroep op het perceel van insprekers niet mogelijk, wanneer deze gronden door de Molecatengroep zouden worden verworven. Het bestemmingsplan maakt geen onderscheid tussen particulieren en de Molecatengroep. Ter plaatse wordt geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Het is wel wenselijk het groene karakter zoveel mogelijk te handhaven en uitbreiding van de bebouwing op de betreffende locatie tegen te gaan. Om die reden is aan de betreffende gronden de bestemming Voortuinen (vT) toegekend. De aangevoerde argumenten geven geen aanleiding om de bestemmingslegging te wijzigen. Wanneer betrokkenen menen dat zij in vergelijking met de vigerende planologische regeling schade ondervinden, die redelijkerwijs niet voor hun rekening dient te komen, dan kan bij het van kracht worden van het bestemmingsplan aan de gemeenteraad worden verzocht om deze schade te vergoeden. Het gemeentebestuur voert een terughoudend beleid voor de uitbreidingsmogelijkheden van woningen in het landelijk gebied om "verstening" van het landelijk gebied tegen te gaan. Voor de woningen in het gebied Kruiningergors gelden daarbij dezelfde uitgangspunten als voor het overige landelijke gebied. Het gemeentebestuur opteert daarbij voor één maximale maat voor woning en erfbebouwing samen. Bij de voorbereiding van het laatstgenoemde plan zijn de maximale oppervlaktematen nog enigszins verruimd. Deze aanpassing wordt ook in het voorliggende plan opgenomen. Ook hier geldt dat wanneer betrokkenen menen dat sprake is schade door de nieuwe planologische regeling, die redelijkerwijs niet voor hun rekening dient te komen, aan de gemeenteraad kan worden verzocht om vergoeding van deze schade. Het is niet de bedoeling om de Gorslaan verkeersluw te maken. Ter bevordering van de verkeersveiligheid is inmiddels een 30 km/h-regime van kracht. Omdat de Gorslaan niet wordt afgesloten voor autoverkeer, kan altijd van deze weg worden gebruik gemaakt. Insprekers hoeven dus niet bang te zijn dat zij bij gladheid alleen van de Heindijk gebruik kunnen maken. Voor het duingebied wordt in het voorontwerpbestemmingsplan uitgegaan van de huidige situatie. Voor het kappen van bomen in het duingebied is een aanlegvergunning nodig van burgemeester en wethouders. Een vergunning hiervoor mag alleen worden verleend wanneer de natuur- en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
13. Moree Gelderblom Advocaten, namens E.Th. Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne a. b.
c.
Reactie Verzocht wordt, vanwege het langdurige gebruik, om de verkoop van eigen gekweekte producten aan huis te bestemmen aan de Kamplaan 12. De Gorslaan is een van de weinige ontsluitingswegen in het gebied. Het voornemen om de Gorslaan verkeersluw te maken is in strijd met het beleid, dat onttrekking van wegen aan de openbaarheid niet aan de orde is. Het gebruik van de Kamplaan en daarmee de hinder voor inspreker zal door het verkeersluw maken van de Gorslaan toenemen. Om "ontbossing" ten behoeve van de bouw van vakantiehuisjes tegen te gaan, verzoekt inspreker in het bestemmingsplan voorschriften op te nemen, waarmee een herplantings-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
d.
e.
f.
a.
b. c.
d. e.
f.
80
plicht geldt bij het kappen van bomen, dan wel een verplichting tot herplanten alvorens een kapvergunning kan worden verleend. Het bestemmen van de bouwmarkt aan de Zeehoevelaan als "Bedrijfsdoeleinden" is in strijd met het de reactie van de Provinciale Planologische Commissie (PPC) van de provincie Zuid-Holland d.d. 07-12-1999, waarin aangegeven wordt dat deze vorm van detailhandel niet toegelaten wordt in het buitengebied. De PPC heeft aangegeven, dat bij ongewijzigde vaststelling van dit onderdeel aan GS geadviseerd zal worden om aan dit onderdeel goedkeuring te onthouden. Ten aanzien van de waterhuishouding wordt aangegeven dat de wateroverlast opgelost moet worden door het vergroten van de waterberging in het gebied waar het perceel van inspreker ligt. Onduidelijk blijft hoe de verhoging van het percentage oppervlaktewater gerealiseerd zal worden. Inspreker verzoekt hier meer duidelijkheid over. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat in het verleden vrijwel alle greppels en watergangen ten noorden van de Kamplaan gedempt zijn, zonder dat alternatieve voorzieningen voor de opvang van het water zijn getroffen. Hierdoor ondervinden de lager gelegen percelen aan de Kamplaan regelmatig wateroverlast. Aan de noordelijke zijde over de gehele lengte van de Kamplaan is de bestemming "Parkeervoorzieningen" opgenomen. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van deze strook ontbreekt een strook met de bestemming "Groenvoorzieningen". Het woongenot van bewoners van de Kamplaan zal zonder landschappelijke inpassing negatief worden beïnvloed en wordt gevreesd voor overlast en geluidshinder door de bestrating van de parkeervoorzieningen en het bezoek van de parkeerplaatsen. Commentaar De verkoop van zelf geteelde groente en fruit aan huis is erg kleinschalig en voor een deel sterk seizoensgebonden. Het gemeentebestuur is van mening dat activiteiten op de schaal zoals die door betrokkene worden uitgevoerd als onderdeel van het wonen kunnen worden beschouwd. In verband daarmee is er geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het is niet langer de bedoeling om de Gorslaan verkeersluw te maken. Het bestaande bos is als zodanig bestemd. Wel is het mogelijk om de bestemming van het bos te wijzigen in recreatiepark ten behoeve van de kwaliteitsverbetering op Kruiningergors. Dit is alleen mogelijk wanneer het bos dat verloren gaat wordt gecompenseerd. Het gaat te ver om voor bomen die verspreid op het recreatiepark staan in het bestemmingsplan een regeling op te nemen, die zou resulteren in een herplantplicht. Dit zou alleen mogelijk zijn door middel van een aanlegvergunning voor het kappen van bomen, waarbij burgemeester en wethouders aan het verlenen van de vergunning de voorwaarde van herplant verbinden. De waarde van de beplanting is niet zodanig dat deze het opnemen van een aanlegvergunning rechtvaardigt. Om de realisering van het betreffende bedrijf mogelijk te maken, is in het verleden een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gevolgd. De bedrijfsbebouwing is enige tijd geleden tot stand gekomen. In het kader van het bestemmingsplan kan op dit moment geen duidelijkheid worden gegeven hoe de problemen ten aanzien van de wateroverlast worden opgelost. In de tweede helft van 2006 is een gemeentelijk waterplan in voorbereiding genomen. In dat kader kan concreter op mogelijke maatregelen worden ingegaan. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan mogelijkheden tot het treffen van maatregelen met ruimtelijke gevolgen zou blokkeren, is binnen de doeleindenomschrijving van een groot aantal bestemmingen aangegeven dat de betreffende gronden ook zijn bestemd voor water. Voor het ruimtelijk beeld is het niet wenselijk dat collectieve parkeervoorzieningen direct langs de Kamplaan worden gerealiseerd. In verband daarmee wordt het voorschrift zo aangepast, dat een afstand van 3 m tussen deze voorzieningen en de Kamplaan moet worden aangehouden. Deze zone kan dan worden uitgebruikt voor de landschappelijke inpassing. Uiteraard zal wel rekening moeten worden gehouden met in- en uitritten van de parkeerplaatsen op de Kamplaan.
Conclusie Het onderdeel van de reactie onder f geeft aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
81
14. P. Pols, Esdoornlaan 104, 3181 XE Rozenburg a.
b.
a.
b.
Reactie De bestemming "Tuinen" met de nadere aanwijzing "parkeervoorzieningen" (T(p)) op het kadastrale perceel A7959 aan de Maasweg wordt niet als juist gezien omdat een relatie tussen de bestemming Tuinen en de doeleindenomschrijving hoofdbebouwing ontbreekt. De toevoeging (p) is merkwaardig en niet passend. Het gebruik als collectieve parkeervoorziening staat in geen enkele relatie tot het bestaande gebruik. Het probleem van het recreatiepark Kruiningergors mag niet op derden worden afgewenteld maar moet op eigen terrein worden opgelost. Inspreker wenst een bestemminglegging op de grond van het kadastrale perceel A 7959 die aansluit op de het huidige recreatieve gebruik, met als voorkeur een woonbestemming met een permanent, dan wel semipermanent karakter. Commentaar De doeleindenomschrijving van de bestemming Tuinen is aangepast. Behalve als tuin bij aangrenzende hoofdgebouwen, zijn de gronden ook bestemd voor hobbymatig agrarisch gebruik. Van oorsprong zijn de betreffende percelen agrarisch gebruikt. Vanwege de kleinschaligheid en ligging, is het een bedrijfsmatig agrarisch gebruik vrijwel onmogelijk. Veelal worden de percelen gebruikt voor beweiding met bijvoorbeeld een paar schapen of het min of meer hobbymatig telen van producten. In verband daarmee is de doeleindenomschrijving in de bovenaangegeven betekenis aangevuld. De toevoeging (p) hangt samen met het feit dat het betreffende perceel in het verleden werd gebruikt als (overloop)parkeerterrein. Nu dat kennelijk niet meer het geval is, kan de nadere aanwijzing (p) vervallen. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan Kruiningergors onderdeel uitmaakt blijft het restrictieve beleid ten aanzien van wonen gehandhaafd. Het eind 2005 vastgestelde streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan, waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. Kruiningergors hoort hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-Ruimteregeling van de provincie. Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing. Het is niet wenselijk de recreatieve functie binnen het plangebied op willekeurige percelen uit te breiden. Dit is ook niet in overeenstemming met het vigerende streekplan.
Conclusie Het onderdeel van de reactie onder a geeft aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.
15. W. Rietdijk, Polderweg 10, 3233 LR Oostvoorne a. b. c. d. e.
f.
Reactie Na de eerste inspraakronde is door de gemeente nagelaten om publiekelijk of aan betrokkenen te reageren op inspraakreacties. Het sluiten van wandelpaden, het plaatsen van hekken en slagbomen op openbare wegen en het handhaven van eigen "wetten" door de eigenaar worden niet als wenselijk gezien. De Molecatengroep heeft onbelemmerd de zeedijk kunnen doorgraven, waarbij de zeewering tegen hoog water bijzonder gevaar loopt en de achterliggende polders onder water kunnen lopen. Het kappen van bossen voor uitbreiding ten behoeve van de recreatie gaat niet samen met het tegengaan van de geluidsoverlast vanaf Europoort. Het vernietigen van flora en fauna voor verstening mag niet doorgaan. Het afsluiten van ontsluitingswegen zoals de Kamplaan en de Gorslaan is niet geoorloofd. Tussen 1960 en 1970 waren er 4 ontsluitingswegen op het Kruiningergors voor circa 1.000 eenheden, zoals huisjes en dergelijke, momenteel worden 2.200 eenheden als basis genoemd. Overigens is onduidelijk waar dit laatste getal vandaan komt. De oorspronkelijke zeewering "het Kaaitje" moet met onmiddellijke ingang terug worden gebracht in de staat anno 1953. Met de huidige situatie wordt de veiligheid van bewoners
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
g. h. i. j. k.
a.
b.
c.
d.
e.
f. g.
82
in gevaar gebracht. Daarnaast is een aantal sloten dicht gegooid, waarbij de Brielse Dijkring in gebreke is gebleken. Door het wijzigen van het maaiveld komt het zoute water aan de oppervlakte en is het voor tuinders niet meer mogelijk hun bedrijf uit te oefenen. De officiële ontsluiting van het Kruiningergors is de Gorslaan, die direct aansluiting biedt op de Europaweg en het Stenen Baakplein. De Heindijk dient voor lokaal vervoer en niet voor de gebruikers van het recreatiepark. De gemeente Westvoorne blijft verantwoordelijk voor alle openbare wegen, inclusief zandpaden, zeedijken en doorgangen voor hulpdiensten. Inspreker hoort graag op korte termijn wanneer de hoorzittingen komen om de bewoners van het plangebied te horen en inspreker wordt uitgenodigd om de reactie nader toe te lichten. Commentaar Het bestemmingsplan heeft een zeer lange voorbereidingstijd gehad. Onder andere gewijzigde inzichten over de regeling voor de burgerwoningen zijn hier debet aan. Het gemeentebestuur is het er mee eens dat de hele procedure rond de voorbereiding van het bestemmingsplan niet is gelopen zo als wenselijk zou zijn geweest. In verband met de onveilige situaties die vooral in de winterperiode ontstonden, is door de Molecatengroep een wandelpad aan de noordzijde van het recreatiepark ingekort. Bij de behandeling van de inspraakreacties in 2001 is al aangegeven dat de eigenaar van het recreatiepark de bevoegdheid heeft om delen van het terrein geheel of gedeeltelijk af te sluiten, rekening houdend met de belangen van de gebruikers van het park en de doelstellingen van de onderneming. Het bestemmingsplan is niet het instrument, waarmee de openbaarheid van terreinen kan worden geregeld. Hoewel het gemeentebestuur begrip heeft voor de overwegingen om een deel van het pad af te sluiten, wordt het besluit op zich betreurd. Voor werkzaamheden aan waterkeringen is altijd toestemming nodig van de beheerder van de waterkering, in dit geval het Waterschap de Brielse Dijkring. Dit is geregeld in de Keur van het waterschap. Door het waterschap wordt strikt de hand gehouden aan voorschriften die betrekking hebben op de bescherming van waterkeringen. In de voorliggende situatie is door het waterschap geen actie ondernomen om "het kaaitje' als waterkering veilig te stellen. Kennelijk vervult "het kaaitje" dan formeel ook geen functie meer binnen het stelsel van waterkeringen. In het ontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming van het bos te wijzigen in verblijfsrecreatie. Het doel daarvan is om kwaliteitsverbetering op het recreatiecentrum mogelijk te maken. Het aantal verblijfseenheden mag hierdoor niet toenemen. Het gemeentebestuur hecht een grote waarde aan de mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering en is dan ook bereid om functiewijziging van het bos toe te staan. Voor het duingebied is een aanlegvergunning opgenomen voor het kappen van bomen. De vergunning kan worden verleend wanneer de landschaps- en/of natuurwaarden hierdoor niet onevenredig worden aangetast. Het tegengaan van geluidsoverlast als gevolg van de industrie vormt geen toetsingscriterium bij het beoordelen van een verzoek om aanlegvergunning. Wegen kunnen alleen worden afgesloten wanneer deze aan de openbaarheid worden onttrokken. Aan het onttrekken van wegen aan de openbaarheid ligt een besluit van het bevoegd gezag ten grondslag, in dit geval de gemeenteraad. Aan een dergelijk besluit moet een duidelijke belangenafweging ten grondslag liggen. Er moeten dan dringende redenen zijn om tot onttrekking aan de openbaarheid te besluiten en het algemeen belang mag zich hier niet tegen verzetten of de belangen van derden moeten niet te zeer worden geschaad. Voor zover wegen in het verleden aan de openbaarheid zijn onttrokken, hebben deze overwegingen aan de besluitvorming ten grondslag gelegen. Het maximum toegestane verblijfseenheden is bepaald aan de hand van het aantal aanwezige verblijfseenheden op het moment van overdracht aan de Molecatengroep. Voor de beoordeling van de reactie die betrekking heeft op "het kaaitje" wordt verwezen naar het commentaar hiervoor onder c. De afgelopen jaren hebben enkele tuinders in het plangebied hun bedrijfsvoering beëindigd. In zoverre is deze opmerking minder relevant geworden. Aan de waterkwaliteit zal overigens ook aandacht worden besteed in het gemeentelijke waterplan, wat in voorberei-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
h. i. j. k.
83
ding is. Dit waterplan biedt betere mogelijkheden om aan aspecten als verandering van maaiveld en invloed op de waterkwaliteit aandacht te besteden dan het bestemmingsplan. De Gorslaan blijft een belangrijke ontsluiting van het Kruiningergors. De Heindijk kan naast de Gorslaan een route vormen van en naar het Kruiningergors. Hierdoor kan de Gorslaan enigszins worden ontlast. De gemeente erkent haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de openbare weg en de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpverleningsdiensten. De verantwoordelijkheid voor de waterkeringen ligt bij het waterschap, thans Waterschap Hollandse Delta. Afhandeling van de inspraakreacties uit 2005 is wederom vertraagd. In het kader van de inspraakprocedure worden geen hoorzittingen gehouden. Nadat de inspraakreacties zijn beoordeeld en het voorontwerpbestemmingsplan zo nodig is aangepast, zal het ontwerpbestemmingsplan in het kader van de vaststellingsprocedure gedurende een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid zijn zienswijze te geven op het ontwerpbestemmingsplan. Wettelijk is er geen verplichting meer om een hoorzitting te houden over de ingebrachte zienswijzen. Het is in Westvoorne echter goed gebruik om dit wel te doen.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
16. J. Schipper, Gijzenhoekweg 40, 3233 TP Oostvoorne Reactie Inspreker heeft een stuk grond op het perceel Zeehoeveweg 15 te Oostvoorne in eigendom. Meerdere malen heeft inspreker aan het college verzocht zijn snackbar ('t Gors) aan de Gorslaan 16 naar de Zeehoeveweg 15 te mogen verplaatsen. Inspreker verzoekt de bestemming van het perceel Zeehoeveweg 15 aan te passen, zodat verplaatsing van de snackbar mogelijk wordt. Hierdoor komt ruimte op de "oude" locatie vrij. Commentaar Een belangrijke overweging van betrokkene om te verplaatsen, is het mogelijk niet verlengen van het recht van opstal. Het is echter nog geenszins zeker dat het recht van opstal niet wordt verlengd. Mocht dit het geval zijn, dan zal het gemeentebestuur een nadere afweging maken van de verplaatsing naar de door betrokkene beoogde locatie aan de Zeehavenweg. Indien daaar aanleiding toe is, kan een partiële herziening van het bestemmingsplan worden opgesteld of een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevolgd. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
17. P. Smits, J.J.M. Brugman, Maasweg 4, 3233 XE Oostvoorne Reactie Op het perceel van de Maasweg 4 staat naast het woonhuis een stacaravan waar ouders van inspreker(s) wonen. De gemeente heeft in 1995 aangegeven de situatie te gedogen tot het overlijden van de ouders en/of verkoop van de woning. In januari 2005 heeft het gemeentebestuur aan insprekers laten weten dat de woonsituatie waarschijnlijk niet langer gehandhaafd kan worden, omdat de stacaravan als recreatiewoning is geregistreerd. Gevraagd wordt of de stacaravan als permanente woning in het bestemmingsplan opgenomen kan worden. Commentaar In het bestemmingsplan is het perceel van de Maasweg 4 opgenomen als "Woondoeleinden" met subbestemming recreatiewoning. Hierbij is één recreatiewoning toegestaan. Echter, de subbestemming recreatiewoning is ten onterechte toegekend. Ter plaatse is nooit bouwvergunning verleend voor een recreatiewoning. Hoewel is toegezegd dat de woonsituatie met betrekking tot bewoning van de naastgelegen stacaravan zal worden gedoogd, betekent dit niet dat er een permanente woonstatus aan deze stacaravan gegeven kan worden. Het realiseren van exAdviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
84
tra permanente woningen in het gebied Kruiningergors is ook in strijd met het vigerende streekplan RR 2020. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
18. SRK Rechtsbijstand, namens fam. Freeke, Maasweg 3, 3233 XE Oostvoorne a. b.
c.
a. b.
c.
Reactie Insprekers willen hun eerdere inspraakreactie als ongewijzigd en ingelast beschouwen. Het maximum van 4 standplaatsen voor recreatieve doeleinden wordt niet als redelijk beschouwd. De gewenste uitbreiding van het aantal standplaatsen c.q. kampeermiddelen en recreatiewoningen, gekoppeld aan een mogelijk plan met betrekking tot kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruininger Gors, is niet juist. Insprekers hebben een eigen belang bij mogelijke exploitatieactiviteiten van hun perceel voor recreatieve doeleinden. Het is niet duidelijk waarom insprekers afhankelijk zijn van de mogelijke toekomstige kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruininger Gors. Een dergelijke afweging zou moeten worden gemaakt vanuit de belangen van alle betrokkenen en niet alleen vanuit het belang van het recreatiecentrum. Een deugdelijke motivering voor de verkleining van het bestemmingsvlak voor recreatieve doeleinden op het perceel van de Maasweg 4 ontbreekt. Commentaar Hiervan is kennis genomen. Verwezen wordt naar de beoordeling van de betreffende reactie (bijlage bij de toelichting). Het gemeentebestuur hecht een groot belang aan de noodzakelijke kwaliteitsverbetering op het Recreatiepark Kruininger Gors. In het verleden is een verkenning gedaan naar de ruimtebehoefte, uitgaande van minimaal wenselijke oppervlakten voor de percelen van recreatiewoningen en standplaatsen voor tenten en caravans. De conclusie van deze verkenning is, dat meer ruimte nodig is dan in het recreatiepark beschikbaar is. In verband daarmee zou uitplaatsing van verblijfseenheden naar locaties in de nabijheid van het recreatiepark een optie kunnen zijn. Dit is echter niet "vertaald" in de bestemmingslegging zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Van de zijde van het recreatiepark zijn er vooralsnog ook geen concrete voornemens hierover kenbaar gemaakt bij het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur wil echter geen toekomstige mogelijkheden blokkeren. In verband daarmee is uitbreiding van kleine kampeerterreinen in de nabijheid van het recreatiepark niet wenselijk. Het gemeentebestuur geeft bij de afweging van belangen prioriteit aan het openhouden van mogelijkheden voor het recreatiepark boven het belang van het bieden aan uitbreidingsmogelijkheden voor kleine kampeerterreinen. Het is niet duidelijk wat insprekers precies bedoelen met de verkleining van het perceel met de recreatieve bestemming. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan waarover in 2001 een inspraakprocedure is gehouden, is de oppervlakte van het perceel niet veranderd. In de geldende bestemmingsregeling is het perceel van inspreker bestemd voor de uitoefening van een tuinbouwbedrijf.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
19. Stichting Natuur en Landschap - Voorne-Putten, Postbus 57, 3230 AB Brielle a.
Reactie De term populierenbos (het bos ten noorden van het huidige toeristische kampeerterrein) doet geen recht aan de natuurwaarden die momenteel aanwezig zijn in dit gedeelte van het gebied. Inspreker vraagt zich af op welke gronden de gemeente een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO mag/kan toepassen om de bestemming "Bos" te wijzigen in een Bestemming "Verblijfsrecreatieve doeleinden" met subbestemming vRrp. De bestemming "Bos" moet worden gehandhaafd, omdat deze functioneert als buffer tussen de resterende delen van het duingebied met een natuurbestemming, de ecologische
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
b. c.
d.
a.
b.
c.
d.
85
verbindingszone in en langs het Brielse Meer en de industrie van Europoort en de Maasvlakte. Wanneer de bestemming "Bos" niet gehandhaafd wordt, dan vervalt deze bufferfunctie. Hierdoor kan de natuur in het duingebied niet goed meer tot zijn recht komen. Indien het bos wegvalt, dan wordt de vraag gesteld waar compensatie in het kader van de Boswet gerealiseerd zal moeten worden. Het lijkt technisch onmogelijk om dit in het plangebied te realiseren, gezien de ligging ten opzichte van de ecologische hoofdstructuur. Het bestemmen van het bosgebied ten oosten van de gebieden met arcering "fase 2" ten behoeve van recreatieve voorzieningen is niet wenselijk door de onder c genoemde argumenten. Dit gebied ligt ook direct tegen de smalle nog resterende duinstrook van Voorne's Duin aan. In de karakterisering van het gebied (in de toelichting) ontbreek de smalle duinstrook met zijn gradiënten van natte oever via licht geaccidenteerd duinterrein naar binnenduinbos met vrij eentonige beplanting met populieren, zeedennen, opslag van esdoorn, een enkele eik en een klein aantal beuken. Inspreker wil weten of er sprake is van een actuele natuurtoets. De toelichting van het bestemmingplan spreekt zichzelf tegen; ten aanzien van de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden moet bijvoorbeeld met een MER aangetoond worden dat geen negatieve effecten optreden binnen deze beschermingszone. Ook zal door een grondig monitoren van flora en fauna moeten worden aangetoond dat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat. Commentaar Het bos bestaat voor een groot deel uit populieren, vandaar dat in de toelichting veelal gesproken wordt over "populierenbos". Deze benaming verduidelijkt in het algemeen de locatie die wordt bedoeld. Functiewijziging van het bos door middel van de bevoegdheid tot wijzigen van het bestemmingsplan is aan een aantal strikte voorwaarden gebonden. Gelet op de opmerkingen van verschillende insprekers en ook de jurisprudentie van de afgelopen jaren is het onderdeel van het voorschrift dat betrekking heeft op de compensatieplicht, aangescherpt. De zinsnede dat overeenstemming moet bestaan tussen degene die een compensatieverplichting heeft en de gemeente is aangepast. Het voorschrift is nu zo geformuleerd, dat zeker moet zijn gesteld dat de compensatie wordt uitgevoerd. De zekerstelling van de compensatie kan het gemeentebestuur toetsen door middel van eigendom van gronden, inrichtingsplannen en financiële zekerheid over de uitvoering van werkzaamheden. Visueel landschappelijk vormt het bos een bufferfunctie tussen Kruiningergors en het haven- en industriegebied aan de noordzijde. Vanuit ecologisch oogpunt is de betekenis veel geringer. Voor een belangrijke ecologische relatie met Voorne's duin is de afstand te groot. De natuurwaarden van het duingebied aan de zuidoever van het Brielse Meer zijn betrekkelijk gering, gelet op het intensieve recreatieve gebruik van dit gebied. Gelet op de beperkt beschikbare ruimte, is het niet aannemelijk dat compensatie van het bos bij functiewijziging binnen het plangebied plaats vindt. Dit is ook niet strikt noodzakelijk. Van belang is dat natuur- en landschapswaarden of afdoende wijze worden gecompenseerd. De betreffende duinzone maakt geen onderdeel uit van het beschermde Natura 2000 gebied Voorne's duin. Gelet op de afstand tot dit beschermde gebied heeft functiewijziging geen invloed op de daar aanwezige natuurwaarden. Na realisering van de parkeervoorzieningen en "Bosland" blijft voldoende beplanting over voor een visuele afscherming van het industriegebied. In het kader van de Flora- en faunawet is op basis van de beschikbare gegevens onderzoek gedaan naar de uitvoerbaarheid van het plan. Verwezen wordt naar paragraaf 3.3 van de toelichting op het bestemmingsplan. De tekst hiervan is in oktober 2006 geactualiseerd. De conclusie is dat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Met eventuele werkzaamheden mag echter geen aanvang worden genomen in het broedseizoen.
Conclusie Behoudens het onderdeel van de reactie onder a geeft deze geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
86
20. Mw. G.A. Waalboer, Bakenweg 7, 3233 XA Oostvoorne Mw. P. Waalboer - v. Citteren, Bakenweg 5a, 3233 XA Oostvoorne 21. A. Zuidgeest en T. van Driel, Bakenweg 3a, 3233 XA Oostvoorne Beide inspraakreacties zijn vrijwel gelijkluidend. Deze worden daarom tegelijkertijd beoordeeld. a.
b. c. d.
e. f. g.
a.
b.
Reactie Insprekers maken bezwaar tegen het kappen van bosgebied ten behoeve van de recreatie. Het merendeel van de bomen bestaat uit eiken, beuken, esdoorns en zeedennen, dus bomen met een hogere natuurwaarde. Insprekers vragen zich af of niet eerst de lege plaatsen benut kunnen worden. Andere argumenten tegen de kap van bosgebied zijn de kans op toename van geluidsoverlast en visuele aspecten (horizonvervuiling) vanuit Europoort. Met het wijzigen van de bestemming "Bos/Natuur" in "Recreatie" zijn insprekers het niet eens. Het gebied tussen de Heindijk is bestemd voor uitbreiding van het oppervlakte water van 2 naar 8%. Er wordt duidelijkheid gevraagd wat dit betekent voor het plangebied en hoe de gemeente dit wil realiseren. Wat is de achterliggende gedachte om de bestemming "Agrarische doeleinden" te wijzigen in de bestemming "Voortuin" voor de vaste bewoners. Inspreker wil weten waarom het niet mogelijk is om voormalige agrarische gronden en tuinen te bestemmen tot bouwgrond. Vermoed wordt, dat deze gronden in de toekomst opgekocht worden door de Molecatengroep, waarbij voorzien wordt dat deze gronden dan aangewend worden tot "verbetering van de recreatieve kwaliteit". Door de grond te bestemmen tot bouwgrond is het mogelijk om kinderen van Gorsbewoners in de toekomst op het Gors te laten wonen. Het maximaal toegestane bebouwde oppervlak van 175 m² wordt als te beperkt ervaren. Juist het wonen in het buitengebied brengt met zich mee, dat er meer opbergruimte voor materiaal nodig is en dat veel bewoners hobbymatig dieren onderhouden. De keuze voor de ontsluiting heeft niet de voorkeur van de insprekers. Een goedkoper alternatief zou zijn rechtdoor bij Breeweg–dijk op, aan de ander kant naar beneden en aansluiten op de Kamplaan. Deze optie doorkruist niet het landelijk woongebied. Wat wordt bedoeld met het verkeersluw maken van de Gorsdijk? Het verkeersluw maken van de Gorslaan is onwenselijk, vanwege de verschuiving van het verkeer naar wegen die hiervoor niet zijn ingericht, zoals de Heindijk. In de winter, wanneer er sprake is van gladheid, is de route via de Gorslaan voor bewoners de enige manier om veilig bij de woningen te komen. Commentaar Van de boombeplanting in het bos zijn met name eiken en beuken waardevol. Het merendeel bestaat echter uit minder waardevolle soorten. Visueel vormt het bos een buffer tussen de industrie aan de noordzijde en Kruingergors. Ook bij functiewijziging van de aangegeven delen van het bos blijft bos over dat visueel als buffer kan fungeren. In het ontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming van een deel van het bos te wijzigen in verblijfsrecreatie. Het doel daarvan is om kwaliteitsverbetering op het recreatiecentrum mogelijk te maken. Het aantal verblijfseenheden mag hierdoor niet toenemen. Het gemeentebestuur hecht een grote waarde aan de mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering en is dan ook bereid om functiewijziging van het bos toe te staan. Op zich is het, zoals inspreker aangeeft, een goede zaak om eerst lege plekken binnen het bestaande terrein te benutten voor kwaliteitsverbetering. Dit ligt ook voor de hand, gelet op de financiële en andere consequenties van de eis om het bos te compenseren. Het is echter een verantwoordelijkheid van de ondernemer om een afweging te maken en prioriteiten te bepalen. Er is te weinig oppervlaktewater in het plangebied aanwezig om regenwater bij zware regenval te kunnen opvangen. Hierdoor is er in het laagste deel, het gebied nabij de Heindijk, sprake van wateroverlast. Er zijn nog geen concrete maatregelen uitgewerkt om dit probleem op te lossen. In het kader van het gemeentelijke waterplan, dat in voorbereiding is, zal aan de wateroverlast nader aandacht worden besteed. Het gemeentelijke waterplan vormt een beter instrument voor specifieke problemen dan het bestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan geen uitvoeringsgericht instrument is. Om oplossingen in de toe-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
c.
d.
e.
f.
g.
87
komst mogelijk te maken is binnen een groot aantal bestemmingen aangegeven dat de betreffende gronden ook zijn bestemd voor water. De bestemming Voortuinen (vT) of Tuinen (T) in plaats van Agrarische doeleinden is gebaseerd op het feitelijk gebruik van de gronden. Hoewel het grondgebruik in de polder Kruiningergors van oorsprong overwegend agrarisch was, is er op dit moment nog slechts in zeer beperkte mate sprake van een bedrijfsmatig agrarisch gebruik. Waar dit het geval is, hebben de gronden een agrarische bestemming. In andere gevallen is er geen aanleiding meer voor de bestemming Agrarische doeleinden. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan Kruiningergors onderdeel uitmaakt blijft het restrictieve beleid ten aanzien van wonen gehandhaafd. Het eind 2005 vastgestelde streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan, waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. Kruiningergors hoort hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-Ruimteregeling van de provincie. Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing. Er kan daarom geen medewerking worden verleend aan de door insprekers bedoelde bouw van woningen. Het gemeentebestuur voert een terughoudend beleid voor de uitbreidingsmogelijkheden van woningen in het landelijk gebied om "verstening" van het landelijk gebied tegen te gaan. Voor de woningen in het gebied Kruiningergors gelden daarbij dezelfde uitgangspunten als voor het overige landelijke gebied. Het gemeentebestuur opteert daarbij voor één maximale maat voor woning en erfbebouwing, zoals bergingen en dierenverblijven, tezamen. Aan de bewoners is dan de keuze voor een grotere woning en minder erfbebouwing, of een ruime oppervlakte erfbebouwing en een kleinere woning. In het voorontwerpbestemmingsplan is geen rekening gehouden met een ontsluiting via de route Heindijk-Kamplaan. De uitvoerbaarheid hiervan is onvoldoende gewaarborgd. Ook het door insprekers genoemde alternatief is vooralsnog niet uitvoerbaar. In verband daarmee is er geen aanleiding om het bestemmingsplan voor dit onderdeel aan te passen. Er zijn vooralsnog geen plannen om de Gorslaan verkeersluw te maken. Ook bij gladheid kan gebruik gemaakt blijven worden van de Gorslaan en hoeft geen gebruik te worden gemaakt van de route via de Heindijk.
Conclusie Onderdeel a van de reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. De overige onderdelen geven geen aanleiding tot aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Uitvoerbaarheid
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
88
199.7325.00
8. Overleg ex artikel 10 Bro
89
Overlegreacties uit de eerste overlegprocedure (1999) In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan d.d. 14 juli 1999 aan de volgende instanties voorgelegd: 1. Provincie Zuid-Holland, Provinciale Planologische Commissie; 2. Inspectie van de Ruimtelijke Ordening West; 3. waterschap De Brielse Dijkring; 4. Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg; 5. Stichting het Zuid-Hollands Landschap; 6. Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden; 7. Rijksdienst voor de Monumentenzorg; 8. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek is geen reactie op het plan binnengekomen. De Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening heeft schriftelijk te kennen gegeven in te kunnen stemmen met het plan. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft schriftelijk te kennen gegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De reacties van de overige instanties zijn in het hiernavolgende opgenomen en van commentaar voorzien. Overlegreacties uit de tweede overlegprocedure (2005) Vanwege de vele aanpassingen en de lange tijd die is verstreken sinds de overlegprocedure uit 1999 heeft gemeentebestuur besloten om het aangepaste voorontwerpbestemmingsplan d.d. 13 januari 2005 opnieuw aan enkele instanties voor te leggen. Dit betreft: 1. Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit; 2. VROM-Inspectie, Regio Zuid-West; 3. waterschap Hollandse Delta; 4. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. De ontvangen reacties zijn opgenomen na de reacties uit de overlegprocedure uit 1999 en waar nodig eveneens van commentaar voorzien.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
91
Streekplan Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De toelichting is hierop aangepast. Inmiddels is eind 2005 een integrale herziening van het streekplan vastgesteld. Het beleidskader is in verband hiermee aangevuld.
Bouwmarkt De bestemming is aangepast aan de specifieke functie van het bedrijf. Deze is voornamelijk gericht op de toelevering van brandstoffen, materialen en gereedschappen voor doe-het-zelfactiviteiten ten behoeve van het gebruik en het onderhoud van de recreatieve onderkomens. In dat kader is het bedrijf bestemd voor Bedrijfsdoeleinden met een op de eerder genoemde activiteiten toegesneden subbestemming. Op de locatie is uitsluitend een bedrijf toegestaan dat voorziet in de genoemde behoefte en voldoet aan de in de subbestemming aangegeven voorwaarden. Externe veiligheid De paragraaf externe veiligheid is aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
93
Geluidshinder Het plan biedt eind 2006 geen mogelijkheden voor nieuwe geluidsgevoelige functies. De aanvankelijk opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het verplaatsen van een aantal woningen is vervallen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
95
Inmiddels is de watertoets een verplicht onderdeel van de ruimtelijke planvorming. In verband daarmee heeft in juli 2004 overleg plaats gehad met de waterbeheerders. De toelichting is naar aanleiding hiervan geactualiseerd. Het hoofdstuk "Beleidskader"is aangevuld met het IWBP 2.
De toelichting is wat het aspect water betreft geheel herschreven.
Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De toelichting is hierop aangepast, c.q. aangevuld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
97
Het hoofdstuk "Beleidskader" is geactualiseerd met vermelding van het IWBP 2.
Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. Het plan is hierop aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
99
Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De leidingen zijn op de plankaart aangegeven. Tevens zijn de voorschriften hierop aangepast. Voorts is een maximale diameter opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
101
Het gemeentebestuur betreurt de afsluiting van het wandelpad langs het Recreatiepark Kruininger Gors. In het kader van de Gebiedsgerichte Aanpak VPR heeft het gemeentebestuur toegezegd in overleg te treden met de Molecaten groep teneinde tot heropenstelling van deze route te komen. De bestemming van het betreffende gebied is zodanig aangepast dat in planologisch opzicht geen belemmeringen aanwezig zijn voor de openstelling van een wandel- en/of ruiterpad. De plankaart, voorschriften en toelichting zijn hierop aangepast. Het gemeentebestuur ondersteunt de wens tot completering van het fietspadennetwerk. Ten tijde van de opstelling van het voorontwerpbestemmingsplan waren de beoogde tracés en de feitelijke realiseringsmogelijkheden echter nog niet bekend. De aanleg van een fietspad is in de bestemming Dijken met landschaps- en natuurwaarden overigens zonder meer mogelijk, daar de gronden tevens zijn bestemd voor verkeersdoeleinden. De bedoelde wegen zijn bestemd voor Dijken met landschaps- en natuurwaarden en tevens voor Verkeersdoeleinden. Bij de Verkeersdoeleinden is geen onderscheid gemaakt in soorten weggebruikers. Het gebruik door ruiters van de wegen, waaronder tevens de bermen worden gerekend, is derhalve niet in strijd met het bestemmingsplan. De breedte van de bermen valt primair onder de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder, veelal het waterschap. Over de mogelijkheden van het gebruik als ruiterroute en de dimensionering van de bermen is nader overleg nodig.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
103
Het gemeentebestuur ondersteunt de initiatieven. Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen de voorgestelde ontwikkeling.
De bestemming Dagrecreatieve doeleinden biedt in algemene zin mogelijkheden voor het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken. Aangezien geen specifieke wensen bekend zijn, kan de bestemmingsregeling niet daarop worden afgestemd. Gezien de natuurlijke waarde die aan het water van het Brielse Meer is toegekend en de archeologische (verwachtings)waarde, is gekozen voor een aanlegvergunningenvoorschrift teneinde de aanwezige waarden in voldoende mate te kunnen beschermen. Een aantal van de wensen ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden en de daaruit voortvloeiende werken en/of werkzaamheden vallen onder de bepalingen van het aanlegvoorschrift. Het is echter niet uitgesloten dat deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, zij het dat hiervoor een vergunning dient te worden verleend. De voorwaarden die in de betreffende voorschriften zijn opgenomen dienen hierbij in acht te worden genomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
105
In de toelichting zijn bij de beleidsvisie de belangrijkste overwegingen aangegeven voor de herstructurering van het recreatiecentrum. Met name de kwaliteitsverbetering van de recreatieve voorzieningen speelt hierbij een belangrijke rol. Voor het aanbieden van een goed recreatief product en een duurzame bedrijfsvoering is kwaliteitsverbetering van het grootste belang. Uitbreiding van het recreatieterrein is hierbij, zonder toename van het aantal recreatiewoningen en standplaatsen, noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet overigens slechts in beperkte mate in een uitbreiding van het voor verblijfsrecreatie bestemde gebied. Een deel van de herstructurering vindt plaats op reeds bestaande kampeervelden. Voor zover het populierenbos bij de herstructurering is betrokken, is functiewijziging uitsluitend mogelijk met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In de voorwaarden voor de wijziging is uitdrukkelijk bepaald dat niet eerder van de bevoegdheid gebruik mag worden gemaakt voordat is aangetoond dat het bosgebied elders wordt gecompenseerd op basis van 1:1. Hiermee kan mogelijk worden bereikt dat een deel van het minder waardevolle populierenbos elders wordt gecompenseerd door beplanting van hogere kwaliteit.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
107
Er is geen sprake van strijdigheid met het streekplan. Het bestemmingsplan voorziet anders dan de provincie meent niet in een toename van het aantal woningen. Een klein kampeerterrein is inmiddels opgeheven en ter compensatie daarvan is een woning gerealiseerd. Voorts bleek uit de inventarisatie dat een bestaande, legaal tot stand gekomen woning ten onrechte niet als zodanig was bestemd. In aanvulling op de inventarisatie uit 2001 heeft eind 2005 heeft een naverkenning plaatsgevonden, om te bezien in hoeverre nog veranderingen hebben plaatsgevonden sinds de inventarisatie uit 2001. Uit deze inventarisatie is geen toename van het aantal woningen gebleken.
Water De opmerkingen van het waterschap De Brielse Dijkring en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden in het kader van de watertoets zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft de volledige instemming van het waterschap Hollandse Delta (zie de hierna opgenomen overlegreactie van het waterschap). In de tweede helft van 2006 is een aanvang gemaakt met het opstellen van een gemeentelijk waterplan. Het voorliggende bestemmingsplan biedt voldoende mogelijkheden voor de uitvoering van eventuele maatregelen die voortvloeien uit dit plan.
Luchtkwaliteit De luchtkwaliteitsparagraaf wordt geactualiseerd en aangevuld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
109
Staat van Bedrijfsactiviteiten De Staat van Bedrijfsactiviteiten en de toelichting daarop worden vervangen door een actuele versie. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de categorieën 3.1/3.2 en 4.1/4.2. Verwezen wordt naar de toelichting op deze staat. Over deze Staat van Bedrijfsactiviteiten heeft overleg plaats gehad met de provincie. Inmiddels is een nieuwe Staat in voorbereiding. Deze is nog onvoldoende afgerond om in het voorliggende plan te kunnen hanteren. Overigens wordt alleen bij de bestemming Gemengd Recreatiegebied (GR) verwezen naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De overige bedrijven in het plangebied hebben door middel van een subbestemming een "maatbestemming" gekregen.
Duurzame energievoorzieningen Het plan is grotendeels consoliderend van aard. Een groot deel van het plangebied wordt in beslag genomen door verblijfsaccommodatie. Het Recreatiepark Kruiningergors is in de wintermaanden, de periode dat de meeste energie wordt gebruikt voor verlichting en verwarming, gesloten. In feite vormt dit een belangrijke energiebesparende maatregel. Bij eventuele nieuwbouw in het plangebied zal de nodige zorg worden besteed aan energiebesparende maatregelen. Voor het in het plangebied opwekken van energie leent het gebied zich, vanwege de landschappelijke waarden en de recreatieve functie, mindere goed. Juridische vormgeving De bijlage "Toelichting op de regeling burgerwoningen" is vervallen. In het kader van de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan voor het landelijk gebied zijn nog beperkte wijzigingen aangebracht in de regeling voor burgerwoningen. Hierover heeft overleg met de provincie plaats gehad en de provincie heeft hier ook mee ingestemd. Voor het gebied Kruiningergors wordt dezelfde regeling opgenomen als voor het nieuwe bestemmingsplan Landelijk gebied. Het handhaven van de hiervoor genoemde bijlage komt tegen de achtergrond van de huidige inzichten de duidelijkheid niet ten goede.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
111
Luchtkwaliteit De luchtkwaliteitsparagraaf wordt geactualiseerd en aangevuld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
113
Externe veiligheid Naar aanleiding van deze reactie is door DCMR Milieudienst Rijnmond een onderzoek ingesteld naar de externe veiligheid in het plangebied. Ook de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft advies uitgebracht. De resultaten hiervan worden verwerkt in de toelichting op het bestemmingsplan.
Uitbreiding verblijfsrecreatie Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in een daadwerkelijke uitbreiding van de verblijfsrecreatieve functie van Kruiningergors. Binnen het centrumgebied is een zeer beperkte intensivering mogelijk in de vorm van de bouw van appartementen in 2 bouwlagen. Voor het overige mag het aantal verblijfseenheden niet toenemen. Gelet op de huidige situatie in het Recreatiepark Kruiningergors zal het genoegzaam bekend zijn dat de toekomstwaarde hiervan zonder maatregelen onder druk komt te staan. Om in de toekomt in de gewenste kwaliteit te kunnen voorzien en het voortbestaan van het recreatiepark veilig te stellen kan men voor het besluit komen te staan om het "populierenbos" aan te wenden voor verblijfsaccommodatie. Dit zal geen lichtvoetig te nemen besluit zijn, gelet op de compensatieverpichting die hiermee is verbonden. Een dergelijk besluit zal dan ook alleen worden genomen wanneer een dringende noodzaak hiervoor aanwezig is. Gelet op de eigendomsituatie (Molecatengroep) is een bedrijfsmatige exploitatie van het recreatiepark uitgangspunt.
Handhavingsparagraaf Hiervan hebben wij kennisgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
115
Hiervan nemen wij kennis.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro
117
Hiervan nemen wij kennis. Ingrepen in het gebied archeologische (verwachtings)waarden worden getoetst aan de voorschriften behorende bij de medebestemming Archeologisch waardevol gebied. Voorts heeft BOOR in oktober 2006 een nadere verkenning uitgevoerd naar de archeologische waarden in het plangebied. Verwezen wordt naar paragraaf 3.2.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
bijlagen bij de toelichting
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
1
In dit bestemmingsplan is voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten een milieuzonering toegepast, gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze bijlage geeft in algemene zin inzicht in doel, achtergronden en algemene beleidslijnen voor de toepassing hiervan. De specifieke toepassing in het onderhavige plan wordt toegelicht in de hoofdtekst van deze plantoelichting. Doel van de Staat en gebruikte bronnen De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar); verkeersaantrekkende werking. De in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten is primair bedoeld voor lokale en regionale bedrijventerreinen al dan niet in combinatie met verspreid gesitueerde bedrijfsbestemmingen (en dus in mindere mate voor grootschalige industrieterreinen met zware industrie). Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat is gebruikgemaakt van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001 (de zogenaamde "Lijst van bedrijfstypen"). In deze lijst zijn voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld (in 10 stappen oplopend van 0 tot 1.500 m). Tevens is met een index aangegeven in welke mate rekening moet worden gehouden met verkeersaantrekkende werking. Toepassing van de richtafstanden is gewenst om het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd. Om tot een praktisch goed bruikbare Staat van Bedrijfsactiviteiten te komen is de Lijst van bedrijfstypen van de VNG (hierna: VNG-lijst) op de volgende punten nader verfijnd en aangevuld: De basiszoneringslijst van de VNG-lijst benoemt richtafstanden voor alle denkbare activiteiten. In de staat zijn alleen die activiteiten geselecteerd die op een bestemming "Bedrijfsdoeleinden" kunnen voorkomen. Andere activiteiten, zoals horeca of recreatie, krijgen een eigen bestemming; bij het toekennen van deze andere bestemmingen wordt op een andere wijze rekening gehouden met mogelijke milieuhinder van deze functies. In de VNG-lijst zijn de 10 richtafstanden ondergebracht in 6 categorieën. Met name voor de categorieën 3 en 4 blijkt dit in de praktijk op lokale en regionale bedrijventerreinen vaak onhandig te zijn. Er moet dan zonder nadere noodzaak altijd worden uitgegaan van de grootste afstand binnen deze categorie. Om een meer gedifferentieerde milieuzonering mogelijk te maken zijn de categorieën 3 en 4 − overeenkomstig de richtafstanden van de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie − onderverdeeld in 2 subcategorieën (categorieën 3.1 en 3.2 respectievelijk 4.1 en 4.2). Hierdoor wordt meer duidelijkheid gegeven over de aan te houden richtafstanden. De VNG-lijst gaat in het algemeen uit van relatief grote bedrijven en houdt daardoor weinig rekening met de specifieke situatie van kleinere en daardoor veelal minder hinderlijke bedrijven die veelvuldig op lokale bedrijventerreinen, in dorpskernen en dergelijke voorkomen. De praktijk leert dat deze kleinere bedrijven, uitgaande van de Lijst van bedrijfstypen, zonder milieuredenen zouden worden uitgesloten van de vestiging op dergelijke locaties; of dat ten behoeve van de vestiging onnodige vrijstellingsprocedures zouden moeten worden doorlopen. Voor de meest voorkomende bedrijfstypen is daarom in deze Staat, op ba-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll.ZH febr. 2006
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 2
-
-
-
sis van andere literatuurbronnen en praktijkervaringen, een nadere differentiatie naar bedrijfsgrootte toegepast 1). Deze differentiatie is conform de VNG-systematiek: ook in de basiszoneringslijst komt differentiatie naar bedrijfgrootte voor. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is deze differentiatie alleen voor meerdere bedrijfsactiviteiten toegepast. Incidenteel komt ook het tegenovergestelde voor, namelijk dat de feitelijke hinder/richtafstand bij specifieke activiteiten groter is dan de Lijst van bedrijfstypen aangeeft. Voor de betreffende bedrijven is de categorie-indeling op grond van veelvuldige praktijkervaringen 2) aangepast. Ter verduidelijking van de informatie in de VNG-lijst zijn de "geluidshinderlijke inrichtingen", zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, ondergebracht in afzonderlijke categorieën (categorieën 4.1A tot en met 6A). Dit om voor iedereen duidelijk te maken welke activiteiten alleen op terreinen met een vastgestelde geluidszone zijn toegestaan. Daarmee wordt voorkomen dat bedrijven, burgers en handhavers twee afzonderlijke lijsten moeten raadplegen. Als bronnen hiervoor zijn de Lijst van bedrijfstypen en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer gehanteerd. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangegeven welke milieuaspecten (mede) maatgevend zijn voor de categorie-indeling.
Algemeen beleid voor de toelaatbaarheid van bedrijven in standaardsituaties De hier gebruikte Staat deelt de bedrijfsactiviteiten conform de VNG-publicatie in 6 gewone categorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op activiteiten die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 heeft betrekking op zeer zware industrie. Binnen de categorieën 3 en 4 zijn elk twee subcategorieën onderscheiden. De richtafstanden en de indices voor de verkeersaantrekkende werking uit de VNG-publicatie kunnen ten behoeve van de meest gebruikelijke toepassing in bestemmingsplannen worden vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid: categorie 1:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn in woonwijken.
categorie 2:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. In niet-gemengde gebieden geldt een afstandsindicatie van 30 m.
categorie 3:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en in verband met de verkeersaantrekkende werking dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingswegen: . subcategorie 3.1: gescheiden door een weg of een groenstrook (afstandsindicatie 50 m); . subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 m).
categorie 4:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn: . subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 m; . subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 m.
1) Het gaat daarbij vooral om kleinere aannemingsbedrijven, timmer- en constructiewerkplaatsen, transportbedrijven en handelsbedrijven. Voor de aangepaste inschaling zijn de volgende bronnen gebruikt: Publicaties van het Ministerie van VROM over geluidsproductie en richtafstanden van bedrijven en installaties, AmvB's op basis van de Wet milieubeheer, planologische kengetallen, Inspectiewijzer Milieuhygiëne en het oordeel van ervaringsdeskundigen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de situering van kleinere aannemingsbedrijven naast woningen in gemengd gebied geen problemen opleveren vanuit milieuoogpunt: in zowel kleinere als grotere gemeenten in Nederland komt deze situatie veelvuldig voor zonder dat er milieuknelpunten zijn. In alle gevallen waarbij de VNG-lijst is verfijnd of bewerkt, is de ruimtelijk relevante hinder als doorslaggevende factor gehanteerd. 2) Zo heeft de praktijk bijvoorbeeld geleerd dat transportbedrijven waar vrachtauto's met draaiende koelinstallaties worden gestald (aanzienlijk) meer hinder kunnen veroorzaken dan de VNG-lijst vermeldt. Hetzelfde geldt voor grootschalige loonbedrijven. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll.ZH febr. 2006
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 3
categorieën 5 en 6:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed, op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (afstandsindicaties van bedrijven uit categorie 5: 500 - 1.000 m, categorie 6: 1.500 m). De bedrijfsactiviteiten uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A hebben betrekking op de "geluidshinderlijke inrichtingen" zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Wat de mate van hinder en gewenste afstand betreft, komen zij overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6, maar zij zijn alleen toelaatbaar indien rond het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 of 53 van de Wet geluidhinder is vastgesteld. Indien geen zone is vastgesteld, wordt vestiging van de geluidshinderlijke inrichtingen overigens voor alle zekerheid ook in de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming uitgesloten, tenzij volgens de doeleindenomschrijving geen bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 en hoger zijn toegestaan. Globale beleidslijn voor afwijkende gebiedstypen De bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid gaan (behalve voor categorie 2) uit van zonering ten opzichte van een "rustige woonwijk". Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan, indien nodig, voor andere omgevingstypen worden afgeweken van de richtafstanden. Daarbij is van belang te constateren dat de VNG-lijst richtafstanden zijn; door hiervan uit te gaan kan het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor worden voorkomen. De praktijk leert echter dat het ontstaan van daadwerkelijke knelpunten voor alle milieuaspecten, door toepassing van gerichte maatregelen in het milieuspoor, ook bij kleinere afstanden kan worden voorkomen. Bij de toepassing van dit principe met gebruikmaking van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten worden de volgende uitgangspunten bij afwijkende gebiedstypen gehanteerd: leidraad is de aanbeveling van de VNG om afwijkingen van richtafstanden naar beneden (dus toepassing van een kortere afstand dan de richtafstand) in beginsel te beperken tot één afstandsstap (dus bijvoorbeeld van 100 naar 50 m); de richtafstanden worden met het oog op een praktisch hanteerbare werkwijze voor alle milieuaspecten in gelijke mate verlaagd of verhoogd. In de onderstaande tabel worden de meest voorkomende gebiedstypen omschreven waar een afwijking van de richtafstanden veelal gewenst of noodzakelijk is 1). De tabel geeft echter alleen een richtsnoer. Elke situatie is anders en vereist maatwerk. Per plan moeten de noodzaak/wenselijkheid van afwijking en de aanpak in de plantoelichting nader worden beoordeeld en gemotiveerd. gebiedstype
toegestane afwijking
motivering
1a.
gebied waar functiemenging wordt nagestreefd (bijv. nieuw woongebied met toevoeging van bedrijvigheid)
verlaging richtafstanden met 1 afstandsstap
kortere afstand is aanvaardbaar in het belang van functiemenging (levendigheid, handhaving bestaande woningen)
1b.
verspreid gesitueerde woningen idem in een gebied met functiemenging en/of op locaties met andere verstoringsbronnen (bijv. gesitueerd langs drukke wegen)
er is al sprake van een verhoogd hinderniveau
2.
verstoringsgevoelig natuurgebied/stiltegebied)
voor stiltegebieden en (zeer) verstoringsgevoelige natuurgebieden, geldt in beginsel een strengere norm voor geluid (40 dB(A)) dan voor een rustig woongebied (45 dB(A))
verhoging richtafstanden met 1 afstandsstap
) Voor stiltegebieden kunnen daarnaast nog aanvullende specifieke eisen gelden vanuit provinciaal beleid.
1) Het betreft hier een algemeen overzicht van relevante gebiedstypen. Dit behoeft dus niet te betekenen dat deze gebiedstypen in het onderhavige bestemmingsplan ook werkelijk voorkomen. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll.ZH febr. 2006
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 4
Bedrijfswoningen Een specifiek geval van een afwijkend omgevingstype vormen daarnaast bedrijfswoningen op bedrijventerreinen. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen is in beginsel ongewenst, maar kan desgewenst worden toegestaan op terreinen/terreingedeelten waar slechts activiteiten uit maximaal categorie 2 zijn toegelaten. In uitzonderingsgevallen kunnen nieuwe bedrijfswoningen ook worden toegestaan op bestaande terreinen/terreingedeelten waar activiteiten uit maximaal categorie 3.1 zijn toegestaan en reeds bedrijfswoningen aanwezig zijn. Bij de milieuzonering van bedrijventerreinen ten opzichte van bestaande en/of nieuw te vestigen bedrijfswoningen, wordt voor het overige in beginsel uitgegaan van een verlaging van de richtafstanden met 1 afstandsstap. In bestaande situaties kunnen de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen in uitzonderingsgevallen op basis van een nadere motivering met 2 afstandsstappen worden verlaagd. Opzet van de Staat De hier gebruikte Staat kent twee verschillende soorten categorie-indelingen (zie ook de inhoudsopgave): indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I); indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen voor A-categorieën (hoofdstuk II). In beginsel zijn beide indelingen van toepassing. De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is, net als in de VNG-publicatie, gebruikgemaakt van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993. In de praktijk kan het voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In beginsel geldt dan de hoogste categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen/-activiteiten duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet. De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd gekoppeld aan de indeling volgens hoofdstuk I en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die vanwege een zeer groot vermogen onder de "geluidshinderlijke inrichtingen" (A-categorieën) vallen. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In het bedrijvenartikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3) 1), Bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Voor de bedrijven uit de A-categorieën is alleen maar een vrijstelling mogelijk voor de indeling in een lagere A-categorie.
1) Volgens vaste jurisprudentie is het opnemen van een dergelijke vrijstellingsbevoegdheid zelfs verplicht. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll.ZH febr. 2006
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 5
Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde vrijstellingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer is aangetoond dat deze bedrijven wat milieubelasting betreft gelijk kunnen worden gesteld met de volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven, kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll.ZH febr. 2006
Bijlage 2. Berekeningsuitgangspunten SRM I
bron wegcategorie etmaalintensiteit snelheid voertuigen daguur/nachtuur maatgevend intensiteit lichte motorvoertuigen intensiteit middelzware motorvoertuigen intensiteit zware motorvoertuigen intensiteit motorrijwielen type wegdek hoogte wegdek objectfractie hoogte waarnemer bodemfactor afstand waarneempunt uit de wegas LA equivalent ophoging dag/nachtsituatie LAeq etmaal aftrek volgens artikel 103 Wgh LAeq etm. na aftrek art. 103 Wgh Afstand LAeq etmaal = 40 dB(A) Afstand LAeq etmaal = 50 dB(A) Afstand LAeq etmaal = 55 dB(A) Afstand LAeq etmaal = 60 dB(A) (Contourafstanden na verrekening van art. 103 Wgh)
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Heindijk toeristische ontsluitingsweg 1.000 60 dag 61 4 1.3 0.67 fijn asfalt 4 0 4.5 0.7 12 55.06 0 55.0 -5 50 70 12 5 2
mvt/etm. km/h mvt/uur mvt/uur mvt/uur mvt/uur
m m m dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) m m m m
199.7325.00
Bijlage 3. Onderzoek luchtkwaliteit In deze bijlage wordt nader ingegaan op enkele punten uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) en wordt verslag gedaan van het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek.
B3.1. Beleidskader en normstelling Besluit luchtkwaliteit Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit het Blk veroorzaakt 1). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit het Blk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. Meetregeling luchtkwaliteit 2005 Op grond van het Blk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Meetregeling is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Westvoorne bedraagt de aftrek voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof 6 μg/m³ en voor de 24-uurgemiddelde concentratie fijn stof 6 overschrijdingen per jaar. Beleid provincie Zuid-Holland De provincie heeft een Plan van aanpak fijn stof opgesteld (provincie Zuid-Holland, februari 2005). Het Plan van aanpak vermeldt reeds genomen en voorgenomen maatregelen die de luchtkwaliteit in de provincie zullen verbeteren, zoals financiële ondersteuning bij het plaatsen van roetfilters op bussen van het openbaar vervoer. Ook zijn er diverse maatregelen om de productie van fijn stof van bedrijven en industrie te beperken, met name via vergunningverlening. Ten slotte zijn er stimulerende maatregelen om de uitstoot van de scheepvaart en het overige verkeer te beperken, onder meer door het opstellen van plannen van aanpak in samenwerking met gemeenten. Van de maatregelen met betrekking tot bedrijven en industrie wordt een reductie van 1/3 van de uitstoot van fijn stof verwacht in 2010 (ten opzichte van 2000), wat neerkomt op een afname van ongeveer 2 µg/m³ (jaargemiddelde). De effecten van maatregelen met betrekking tot verkeer worden vooral na 2010 verwacht; hierdoor zal de achtergrondconcentratie fijn stof lager worden. De provincie zal de ontwikkelingen in de concentratie fijn stof volgen door middel van metingen, monitoring en onderzoek.
B3.2. Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit Doordat de nieuwe functie verkeer genereert, is het mogelijk dat de realisatie ervan gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit in de omgeving. Zodoende is onderzocht welke gevolgen de toename van verkeer heeft op de luchtkwaliteit langs de ontsluitende wegen. Daarnaast is de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde recreatieappartementen onderzocht.
1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 3. Onderzoek luchtkwaliteit
2
Onderzoeksmethode De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma 1). Dit programma is opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Lucht en Energie. Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit. Het programma kan berekeningen uitvoeren voor de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR IIprogramma is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m (voor snelwegen tot 300 m). De berekende concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden. Het CAR II-programma kan niet voor het jaar 2016 rekenen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit in 2016 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2016 gebruikt met het scenario van 2015.
Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) Relevant voor de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving is de verkeersproductie. Er is nog niet bekend hoeveel recreatieappartementen er precies gerealiseerd zullen worden. Op basis van de beschikbare ruimte wordt het aantal extra vakantiewoningen geschat op maximaal 50. Uitgaande van 5 mvt/etmaal per woning heeft de ontwikkeling een verkeersproductie van 250 mvt/etmaal. In de berekeningen is uitgegaan van een worstcase waarbij de totale verkeersproductie van de ontwikkeling (250 mvt/etmaal) is opgeteld bij het verkeer op de ontsluitende wegen. In de praktijk zal de verkeerstoename op de onderzochte wegen kleiner zijn, omdat het verkeer in verschillende richtingen wordt afgewikkeld. Om de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving inzichtelijk te maken is gekeken naar de luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer op de Heindijk (aan de zuidzijde van het plangebied), de Gorslaan (aan de noordzijde van het plangebied) en op de N218. Hoewel de N218 net buiten het plangebied ligt kan deze weg van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen binnen het plangebied. De luchtkwaliteit is berekend op een afstand van 5 m uit de as van deze wegen. Indien aangetoond kan worden dat de realisatie van de recreatieappartementen niet leidt tot overschrijdingen van grenswaarden uit het Blk langs deze wegen, is daarmee aangetoond dat dit ook geldt voor de verdere omgeving. Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse De luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande recreatieappartementen is berekend en getoetst aan de geldende grenswaarden. Relevant in dit kader is de luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer op de omliggende wegen. Wanneer echter direct langs de relatief drukke N218 wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Blk, zal dit binnen het gehele plangebied en dus ook ter plaatse van de beoogde recreatieappartementen het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden lager naarmate een locatie verder van de wegas ligt. Invoergegevens De verkeersintensiteiten op de Heindijk, Gorslaan en de N218 zijn weergegeven in tabel B3.1. Voor de N218 is gekeken naar het wegvak ten noorden van de Brielseweg. De intensiteiten op de Heindijk en Gorslaan zijn door de gemeente Westvoorne aangeleverd en de intensiteiten op 2) de N218 zijn gebaseerd op de gegevens in de ruimtelijke onderbouwing Rotonde Kleidijk . Voor de Heindijk en Gorslaan is uitgegaan van een autonome groei van het verkeer van 1% per jaar en voor de N218 van 1,5% per jaar. Tabel B3.1 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal) straatnaam Heindijk Gorslaan N218 (Kleiweg)
2006 excl. ontw. incl. ontw. 1.000 n.v.t. 875 n.v.t. 8.200 n.v.t.
2010 excl. ontw. incl. ontw. 1.050 1.300 925 1.175 8.700 8.950
2016 excl. ontw. incl. ontw. 1.100 1.350 975 1.225 9.500 9.750
1) Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 5.0, maart 2006. 2) Ruimtelijke onderbouwing Rotonde Kleidijk, RBOI, rapportnummer 199.10449.00, 18 april 2002. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 3. Onderzoek luchtkwaliteit
3
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Deze gegevens zijn weergegeven in tabel B3.2. Tabel B3.2 Invoergegevens
Heindijk Gorslaan N218
voertuigverdeling (licht/middelzwaar/zwaar verkeer) 0,95 / 0,03 / 0,02 0,95 / 0,03 / 0,02 0,86 / 0,09 / 0,05
wegtype
snelheidstype
bomenfactor
2 2 1
Buitenweg Normaal stadsverkeer Buitenweg
1 1,5 1,25
Berekeningsresultaten Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) In tabel B3.3 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing binnen het plangebied weergegeven voor 2006, 2010 en 2016. Tabel B4.3 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking* straatnaam
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in µg/m³)
fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in µg/m³)
fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen p.j.)
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
Heindijk
23**
n.v.t.
23
n.v.t.
22
n.v.t.
Gorslaan
23**
n.v.t.
23
n.v.t.
22
n.v.t.
N218 (Kleiweg)
28**
n.v.t.
24
n.v.t.
26
n.v.t.
In 2006
In 2010 Heindijk
23
24
22
22
20
21
Gorslaan
23
23
22
22
21
21
N218 (Kleiweg)
26
27
23
23
24
24
Heindijk
21
21
22
22
20
20
Gorslaan
21
21
22
22
21
21
N218 (Kleiweg)
23
24
23
23
23
24
In 2016
* Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof. ** Deze grenswaarde is in 2006 nog niet in werking getreden.
Uit de resultaten in tabel B4.3 blijkt dat de beoogde ontwikkeling een zeer beperkte bijdrage levert aan de luchtkwaliteit in de omgeving in zowel 2010 als 2016. Deze toenames leiden echter niet tot een overschrijding van de grenswaarden uit het Blk. In alle onderzochte situaties liggen de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruim onder de grenswaarden uit het Blk. Toetsing ter plaatse van de beoogde ontwikkeling Aangezien op 5 m uit de as van de onderzochte wegen wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Blk, zal dit binnen het gehele plangebied (en dus ook ter plaatse van de geplande recreatieappartementen) het geval zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 4. Toelichting op de Staat van Horecaactiviteiten
1
Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNGpublicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden 1); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SvH 1997
Bijlage 4. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
2.
3.
2
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
plannummer SvH 1997
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 In het kader van de inspraakverordening van de gemeente Westvoorne heeft het voorontwerpbestemmingsplan Kruiningergors vanaf 28 mei 2001 gedurende vier weken in het gemeentehuis ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn de inwoners van Westvoorne en andere belanghebbenden in de gelegenheid geweest schriftelijk een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan Kruiningergors in te dienen. Op 14 juni 2001 is een inloopavond over het voorontwerpplan gehouden. De ingekomen reacties zijn in het hiernavolgende samengevat en van commentaar voorzien.
1.
W.H. Hoekendijk-Hagens, Maasweg 2, 3233 XE Oostvoorne J. v.d. Marel, Polderweg, 4a, 3233 LR Oostvoorne C.D. Mol, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne T.J. van Ooijen, Maasweg 7, 3233 XE Oostvoorne Fam. Van Oudenaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne C. Tieman, Polderweg 8, 3233 LR Oostvoorne W. v.d. Voorde, Kamplaan 2, 3233 XD Oostvoorne
Reactie De reacties van bovenstaande personen zijn gelijkluidend. Deze worden als een reactie samengevat en van commentaar voorzien. a. Volgens betrokkenen is de ontsluiting van het Recreatiepark Kruininger Gors in het geheel niet opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. De openbare wegen Gorslaan, Zeehoeveweg en Maasweg zijn niet als verkeersbestemming aangegeven. Ook de Heindijk is niet nader omschreven, terwijl deze openbare weg wel binnen het plangebied valt. Delen van de Maasweg en Kamplaan hebben een verkeersbestemming met de subbestemming Vg (verblijfsgebied) gekregen. Hierdoor krijgen deze wegen een woonerffunctie. Het kan niet de bedoeling zijn dat deze wegen dienen als ontsluitingsweg voor het Kruininger Gors. b. De bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden en de aanduidingen vRw en vRc zijn onduidelijk. De in het gebied aanwezige wegen zijn daarbij niet als zodanig herkenbaar. c. Uit het bestemmingsplan kan niet worden opgemaakt dat rekening is gehouden met hulpverlening bij eventuele calamiteiten. Indien de openbare wegen worden afgesloten zijn deze onbereikbaar voor hulpverleningsdiensten. a.
Commentaar Uitgangspunt voor de bestemmingslegging is het hanteren van een globale en flexibele regeling voor de verschillende functies binnen de recreatieterreinen met een zo gering mogelijke detaillering waar dat ruimtelijk aanvaardbaar is. Hierdoor is het mogelijk een uitwisseling van een aantal functies te bewerkstelligen zonder dat een planwijziging noodzakelijk is. De verschillende functies dienen echter in overeenstemming te zijn met de in de voorschriften opgenomen doeleinden. Binnen het recreatiepark is geen zichtbaar onderscheid gemaakt tussen de diverse functies en voorzieningen, zoals verkeer, parkeren sport- en speelterreinen of groenvoorzieningen. In de doeleindenomschrijving van de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden is aangegeven dat de gronden met deze bestemming, behalve voor de verblijfsrecreatie, voor de bovengenoemde doeleinden zijn bestemd. De bestaande wegen hebben in dat kader geen afzonderlijke bestemming gekregen, maar zijn binnen de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden toelaatbaar. Het ligt overigens geenszins in de bedoeling de hoofdontsluiting of de verkeersstructuur van het Recreatiepark Kruininger Gors op dit moment te wijzigen. De Heindijk is bestemd tot Dijken met landschaps- en natuurwaarden. Behalve dat deze dijk een functie heeft voor het verkeer, vormt de Heindijk een landschappelijk waardevol element. Langs delen van de dijk komen waardevolle planten voor. De dijk met daarop de weg, de bermen en taluds vormt in ruimtelijk opzicht een geheel. Om die reden is gekozen voor één bestemming voor de dijk, waarin de verschillende aspecten tot uitdrukking zijn gebracht. De verkeersfunctie is binnen de bestemming Dijken met landschaps- en natuurwaarden voldoende veilig gesteld. De delen van de Zeehoeveweg, Maasweg en Kamplaan, voor zover deze niet liggen binnen het Recreatiepark Kruininger Gors, hebben een verkeersbestemming gekregen waar-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
voorschriften
Inhoud van de voorschriften
1
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13
Begripsbepalingen Wijze van meten Oppervlaktematen en dubbeltelbepaling Werking wettelijke regelingen Hoogteaanduidingen Bestaande maten Overschrijding bouwgrenzen Ondergrondse gebouwen Algemene vrijstellingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden Specifieke wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO Saneringsregeling solitaire gebouwen en overkappingen Algemeen procedurevoorschrift Aanvullende werking bouwverordening
3 8 9 9 9 10 10 10 11 11 12 12 12
Hoofdstuk II
Bestemmingen en gebruik
13
Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34
Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR) Dagrecreatieve doeleinden (dR) Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden (dRNL) Gemengd Recreatiegebied (GR) Dijken met landschaps- en natuurwaarden (DLN) Bos (BOS) Woondoeleinden (W) Horecadoeleinden (H) Maatschappelijke doeleinden (M) Bedrijfsdoeleinden (B) Tuincentrum (TC) Voortuinen (vT) Tuinen (T) Verkeersdoeleinden (V) Groenvoorzieningen (GRO) Water (WA) Water met Natuurwaarden (WN) Primair waterkering Leidingen Archeologisch waardevol gebied Gebruik van gronden en bouwwerken
13 15 16 18 20 21 22 24 24 25 26 27 28 29 29 30 31 32 33 34 36
Hoofdstuk III
Overgangs- en slotbepalingen
37
Artikel 35 Artikel 36 Artikel 37
Overgangsbepalingen Strafbepaling Titel
37 37 38
blz. 3
Bijlagen: 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten. 2. Staat van Horeca-activiteiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Inhoud van de voorschriften
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2
199.7325.00
Hoofdstuk I Artikel 1
3
Algemene bepalingen
Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. het bestemmingsplan of plan het bestemmingsplan Kruiningergors van de gemeente Westvoorne, vervat in de kaart en deze voorschriften. 2. de kaart de gewaarmerkte kaart, bestaande uit 2 kaartbladen, met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen. 3. aan-huis-gebonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overstemming is. 4. aan- of uitbouw een aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van het hoofdgebouw, al dan niet in functioneel opzicht van het hoofdgebouw te onderscheiden, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 5. agrarisch bedrijf een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in: akkerbouw en vollegronds tuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder begrepen sier- en fruitteelt; grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond; glastuinbouw: de teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen. 6. antennedrager antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 7. antenne-installatie installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 8. archeologisch deskundige een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg. 9. archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 10. archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 11. bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Algemene bepalingen
4
12. bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of voorziening met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 13. bedrijfswoning/dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein. 14. bestaande bouwwerken de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bouwwerken die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 15. bestemmingsgrens een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak. 16. bestemmingsvlak een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. 17. bestaand gebruik het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande gebruik. 18. bestaande afstanden, hoogten, aantallen en/of oppervlakten de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden, hoogten, aantallen en/of oppervlakten die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 19. bestaande horizontale en verticale afmetingen/bestaande verhoudingen de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande horizontale en verticale afmetingen/ bestaande verhoudingen die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 20. boog- en gaaskassen al dan niet halfronde constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas. 21. bouwgrens een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak. 22. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 23. bouwvlak een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. 24. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 25. bijgebouw een vrijstaand, afzonderlijk van de hoofdbouwmassa in ruimtelijk en functioneel opzicht te onderscheiden gebouw, ten dienste van de functie van het hoofdgebouw. 26. centrumvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie, zoals beheers- , onderhouds- en medische voorzieningen, wasserettes, horecabedrijven en detailhandel.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Algemene bepalingen
5
27. consumentenvuurwerk vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit. 28. cultuurhistorische waarde de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, in verband met ouderdom en gaafheid. 29. dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 30. dakopbouw een constructie ter vergroting van een gebouw welke zich boven de dakgoot bevindt en deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt, waarbij de onderzijden van de constructie in een of meerdere dakvlakken van het dak zijn geplaatst. 31. deskundige inzake natuur en landschap een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige inzake natuur en landschap. 32. detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 33. extensieve dagrecreatie recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie. 34. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 35. hoofdbouwmassa hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw aangebouwde overkappingen tezamen. 36. hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 37. horecabedrijf een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten: a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken; b. het exploiteren van zaalaccommodatie; c. het verstrekken van nachtverblijf. 38. kampeermiddel een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan; enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. a. b.
39. kantoor- en praktijkruimte een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Algemene bepalingen
6
40. kassen bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de teelt van producten) met een bouwhoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen. 41. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overstemming is. 42. landschapswaarde de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur. 43. maatschappelijke voorzieningen (overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren. 44. natuurwaarde de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de aanwezige flora en /of fauna. 45. nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 46. ondergrondse gebouwen gebouwen of delen daarvan die zijn gelegen beneden peil. 47. overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak. 48. paardenbak een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
-
49. peil de kruin van de weg indien de afstand tussen een bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
50. permanente bewoning onder permanente bewoning wordt verstaan een kampeermiddel, stacaravan, recreatiewoning, recreatieappartement of trekkershut te gebruiken als hoofdverblijf. 51. platte afdekking een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat. 52. recreatieappartement afzonderlijke verblijfseenheid in een groter permanent aanwezig gebouw, die bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Algemene bepalingen
7
53. recreatiewoning een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen recreatieappartement, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt. 54. Staat van Bedrijfsactiviteiten de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze voorschriften onderdeel uitmaakt. 55. Staat van Horeca-activiteiten de Staat van Horeca-activiteiten die van deze voorschriften onderdeel uitmaakt. 56. stacaravan een kampeermiddel als bedoeld in lid 38 onder a, dat als een bouwwerk wordt aangemerkt. 57. standplaats het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel. 58. tuincentrum een bedrijf, gericht op de teelt en/of de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond. 59. trekkershut eenvoudig gebouw waar trekkers kunnen overnachten. 60. verblijfsmiddelen voor verblijf geschikte − al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken − voer- en vaartuigen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde. 61. verenigings- of clubgebouw niet bedrijfsmatig geëxploiteerde ruimte waar de verblijfsrecreanten gezamenlijk activiteiten kunnen ontplooien. 62. verkoopvloeroppervlak de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, gebruikt en bedoeld voor de uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen. 63. voorgevel de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw gelegen tussen de buitengevels en/of het hart van de scheidsmuren.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Algemene bepalingen
Artikel 2
8
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1. de breedte en lengte of diepte van een gebouw tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren. 2. de oppervlakte van een gebouw tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren; indien een gebouw voorzien is van een niet geheel door wanden omsloten overkapping, wordt het gedeelte van het gebouw onder deze overkapping mede als oppervlakte berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels met een diepte van minder dan 1 m. 3. de vloeroppervlakte bij bedrijfvloeroppervlakte en verkoopvloeroppervlakte de oppervlakte gemeten op vloerniveau tussen de binnenzijden van de scheidsmuren die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, met uitzondering van ruimten voor verticaal verkeer, ruimten voor gebouwinstallaties, dragende binnenmuren, vrijstaande draagconstructies en delen van vloeren waarboven de vrije hoogte lager is dan 1,5 m. 4. de inhoud van een gebouw tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/ of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken, dakkapellen uitgezonderd. 5. de goot(- of boeibord)hoogte van een gebouw tussen het peil en de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en het dakvlak; indien zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van de hoogstgelegen dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt. 6. de bouwhoogte van een gebouw tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, liftkokers, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil. 7. de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen tussen de onderkant van het bouwwerk en het peil. 8. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand gemeten. 9. de bouwhoogte van een antenne-installatie tussen de onderkant en het hoogste punt van de antenne-installatie. 10. afstanden afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Algemene bepalingen
Artikel 3
9
Oppervlaktematen en dubbeltelbepaling
1. Een op de kaart of in de voorschriften aangegeven oppervlaktemaat geeft − tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald − aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een oppervlaktemaat mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. 2. Gronden welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 4
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van dit plan.
Artikel 5
Hoogteaanduidingen
1. Het op de kaart achter een letter of combinatie van letters ingeschreven Arabisch cijfer, niet geplaatst tussen haakjes, geeft − tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald en behoudens eventuele vrijstelling − de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen in meters aan, dan wel − voor een platte afdekking wordt toegepast − de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak. 2. De in lid 1 bedoelde hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 3, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen, dakopbouwen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. 3. De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag − tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald − ten hoogste bedragen: a. van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 m; b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m; c. van lichtmasten en vlaggenmasten 15 m; d. van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast 12 m; e. van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie 5 m; f. van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantenne-installaties 5 m; g. van schotelantenne-installaties 5 m; h. van overkappingen 3 m; i. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Algemene bepalingen
Artikel 6
10
Bestaande maten
1. De bestaande afstanden, hoogten, aantallen en/ of oppervlakten die meer bedragen dan ingevolge de overige voorschriften in dit plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden. 2. De bestaande afstanden die minder bedragen dan ingevolge de overige voorschriften in dit plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. 3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op de oppervlakte van gebouwen en overkappingen op de gronden met de bestemming Woondoeleinden, uitgezonderd recreatiewoningen (en de eventueel daarbij behorende berging of overkapping) op de gronden met de subbestemming Wrw. 4. Ingeval van verandering of heroprichting van bouwwerken waarop lid 1 en/of lid 2 van toepassing is, mogen de bestaande horizontale en verticale afmetingen niet worden vergroot, tenzij de uitbreiding qua maatvoering voldoet aan de overige voorschriften van dit plan.
Artikel 7
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de kaart en hoofdstuk II uitsluitend worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat de afstand tussen erkers en serres en de naar de aangrenzende bestemming Verkeersdoeleinden dan wel Groenvoorzieningen gerichte perceelsgrens, ten minste 2 m dient te bedragen; b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Artikel 8
Ondergrondse gebouwen
Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming gebouwen toelaatbaar zijn; b. de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen; c. ondergrondse gebouwen worden meegerekend bij het bebouwingsoppervlak, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw zijn gelegen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Algemene bepalingen
Artikel 9
11
Algemene vrijstellingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden
Algemene vrijstellingsbevoegdheden 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd − tenzij op grond van hoofdstuk II ter zake reeds vrijstelling kan worden verleend − vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 15% worden vergroot. 2. Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 15% worden vergroot.
Artikel 10
Specifieke wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO
Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van verblijfsrecreatie 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de bestemming Bos die op de kaart is voorzien van de aanduiding "wijzigingsgebied voor verblijfsrecreatie" te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden, subbestemming vRrp, zonder de nadere aanwijzing (c), met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de bestemming mag uitsluitend worden gewijzigd voor de feitelijke uitvoering ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruininger Gors; b. van de bevoegdheid tot wijzigen mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat zeker is gesteld dat compensatie van het bos uitgaande van 1:1 wordt uitgevoerd; c. het gezamenlijke aantal recreatiewoningen, standplaatsen en trekkershutten op het Recreatiepark Kruininger Gors mag niet meer bedragen dan 2.196; d. indien recreatiewoningen niet aaneen worden gebouwd, dient een afstand van ten minste 5 m te worden aangehouden tussen gebouwen en overkappingen op naast elkaar gelegen percelen; e. per recreatiewoning respectievelijk standplaats dient te worden voorzien in ten minste 1,4 respectievelijk 1,1 parkeerplaats; f. voor het overige zijn de bepalingen van artikel 14 van toepassing. 2. Een besluit tot wijziging als bedoeld in lid 1 mag niet eerder worden genomen dan nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Algemene bepalingen
Artikel 11
12
Saneringsregeling solitaire gebouwen en overkappingen
Bij sanering van gebouwen en overkappingen die zijn gelegen op de gronden die niet zijn bestemd voor Woondoeleinden, niet behoren bij een nabijgelegen woning en tot stand zijn gekomen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet mogen de gebouwen en overkappingen worden herbouwd, met dien verstande dat: a. de oppervlakte van de aanwezige gebouwen en overkappingen na sanering met ten minste 50% is verminderd; b. de oppervlakte van de gebouwen en overkappingen na herbouw ten hoogste 30 m² bedraagt; c. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen na herbouw ten hoogste 3 m respectievelijk 3,5 m bedraagt; d. de herbouw plaatsvindt op de locatie van de te saneren gebouwen en overkappingen; e. de gebouwen en overkappingen mogen ten dienste van het wonen worden gebruikt, met dien verstande dat gebruik van de gebouwen als woning of recreatief nachtverblijf niet is toegestaan.
Artikel 12
Algemeen procedurevoorschrift
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van dit bestemmingsplan op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Artikel 13
Aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. brandweeringang; c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. de ruimte tussen bouwwerken; e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Hoofdstuk II Bestemmingen en gebruik Artikel 14
13
Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR) zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de subbestemming vRrp: een recreatiepark, met dien verstande dat: 1. het gezamenlijk aantal recreatiewoningen, standplaatsen en trekkershutten ten hoogste 2.196 mag bedragen; 2. op de gronden zonder de nadere aanwijzing (c) geen recreatieappartementen zijn toegestaan; 3. op de gronden met de nadere aanwijzing (c) wel centrumvoorzieningen en recreatiewoningen en -appartementen zijn toegestaan, maar geen standplaatsen en trekkershutten; 4. het grondoppervlak van een stacaravan ten hoogste mag bedragen: - 35 m² bij standplaatsen met een oppervlak van minder dan 145 m²; - 1/4 van de standplaats met een oppervlak van 145 m² of meer, met een maximum van 50 m²; b. ter plaatse van de subbestemming vRrw: recreatiewoningen, met bijbehorende erven en tuinen, met dien verstande dat het gezamenlijke aantal ten hoogste 4 mag bedragen; c. ter plaatse van de subbestemming vRk: kampeerplaatsen en trekkershutten, met dien verstande dat: 1. het gezamenlijke aantal standplaatsen en trekkershutten niet meer mag bedragen dan het op de kaart ingeschreven aantal; 2. het grondoppervlak van een stacaravan ten hoogste mag bedragen: - 35 m² bij standplaatsen met een oppervlak van minder dan 145 m²; - 1/4 van de standplaats met een oppervlak van 145 m² of meer, met een maximum van 50 m²; alsmede voor: d. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, parkeeren groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, verenigings- en clubgebouwen, sanitaire voorzieningen en beheers- en onderhoudsvoorzieningen; e. bergbezinkbassins, water en nutsvoorzieningen; met inachtneming van de volgende bepalingen: f. collectieve parkeervoorzieningen zijn in het gebied ten westen van de Zeehoeveweg − met uitzondering van de bestaande parkeerplaatsen − uitsluitend toegestaan ter plaatse van de nadere aanwijzing (p), met dien verstande dat de afstand van parkeerplaatsen tot de gronden met de bestemming Verkeersdoeleinden ten minste 3 m dient te bedragen; g. ter plaatse van gronden met de subbestemming vRrp zonder de nadere aanwijzing (c) en de gronden met de subbestemming vRk zijn geen medische voorzieningen, horeca en detailhandel toegestaan; h. ter plaatse van de gronden met de nadere aanwijzing (sp) uitsluitend sport- en parkeervoorzieningen zijn toegestaan; i. op de gronden met de nadere aanwijzing (c) zijn horecabedrijven uitsluitend toegestaan, voor zover: 1. deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; 2. de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging ten hoogste 650 m² bedraagt; 3. de gezamenlijke bedrijfsvloervlakte ten hoogste 1.500 m² bedraagt. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
14
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:
a.
b.
c.
d. e.
f.
g. h. i.
j.
algemeen: de goothoogte van verenigings- en clubgebouwen en gebouwen ten behoeve van sporten speelvoorzieningen, sanitaire voorzieningen en beheers- en onderhoudsvoorzieningen mag ten hoogste 3 m bedragen; op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd; ten aanzien van de gronden met de subbestemming vRrp en vRrw: het grondoppervlak van een recreatiewoning mag ten hoogste bedragen: 1. 45 m² bij bouwpercelen met een oppervlak van minder dan 180 m²; 2. 1/4 van een bouwperceel met een oppervlak van 180 m² of meer, met een maximum van 80 m²; de bouwhoogte van recreatiewoningen mag ten hoogste 3,75 m bedragen; bij/aan/in iedere recreatiewoning mag ten hoogste één berging of overkapping met een oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd; er dient een afstand van ten minste 3 m te worden aangehouden tussen gebouwen en overkappingen op naast elkaar gelegen percelen, indien recreatiewoningen niet aaneen worden gebouwd; de goothoogte van de gebouwen ten behoeve van de centrumvoorzieningen mag ten hoogste 6 m bedragen; de goothoogte van recreatieappartementen mag ten hoogste 6 m bedragen; de afstand van gebouwen ten behoeve van centrumvoorzieningen en recreatieappartementen tot de grens van de gronden met de subbestemming vRrp dient ten minste 5 m te bedragen; ten aanzien van de gronden met de subbestemming vRk: bij iedere stacaravan mag ten hoogste één vrijstaande of aangebouwde berging of overkapping met een oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd.
Verhouding tot samenvallende bestemmingen 4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder het geval het bepaalde in artikel 31, 32 en/of 33 in acht te worden genomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 15
15
Dagrecreatieve doeleinden (dR)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Dagrecreatieve doeleinden (dR) zijn bestemd voor: a. strand- en oeverrecreatie; b. voorzieningen voor de hulpverlening; c. dierenweides; d. beplantingen en andere groenvoorzieningen; e. paden en speelvoorzieningen; f. water. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling: het gezamenlijke grondoppervlak van gebouwen en overkappingen op de gronden zonder subbestemming mag ten hoogste 500 m² bedragen. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 31 en /of 33 in acht te worden genomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 16
16
Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden (dRNL)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden zijn bestemd voor: a. niet gemotoriseerde dagrecreatie; b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en /of landschapswaarden; c. water. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. Vrijstellingsbevoegdheid gebouwen 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van toiletgebouwtjes ten behoeve van de dagrecreatie, met dien verstande dat: a. het gezamenlijk grondoppervlak ten hoogste 40 m² mag bedragen en de goothoogte ten hoogste 3 m; b. de gebouwtjes zijn slechts toelaatbaar indien de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32 en /of 33 in acht te worden genomen. Aanlegvoorschriften 5. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven van reeds aanwezige dijken of taluds; d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; e. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant; f. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van vegetaties; g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen; h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen; i. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen. 6. Het verbod als bedoeld in lid 5, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning. 7. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de natuur- en/of landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
17
Adviesprocedure 8. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken en/ of werkzaamheden de natuuren/ of landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 17
18
Gemengd Recreatiegebied (GR)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Gemengd Recreatiegebied (GR) zijn bestemd voor: a. dagrecreatie; b. een jachthaven met een bijbehorende horecagelegenheid, voor deze horecagelegenheid: 1. voorkomt in de categorie 1 of 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; 2. de bedrijfsvloervlakte ten hoogste 150 m² bedraagt; c. kampeerplaatsen en trekkershutten, met dien verstande dat: 1. het gezamenlijke aantal standplaatsen en trekkershutten niet meer mag bedragen dan het op de kaart ingeschreven aantal; 2. het grondoppervlak van een stacaravan ten hoogste mag bedragen: - 35 m² bij standplaatsen met een oppervlak van minder dan 145 m²; - 1/4 van de standplaats met een oppervlak van 145 m² of meer, met een maximum van 50 m²; d. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, parkeeren groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, verenigings- en clubgebouwen, sanitaire voorzieningen en beheers- en onderhoudsvoorzieningen; e. water; f. ter plaatse van de subbestemming GRwb uitsluitend: 1. watersportgebonden bedrijven, voor de bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, en bijbehorende detailhandel in vaartuigen en watersportbenodigdheden; 2. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, parkeer- en groenvoorzieningen. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen: a. ten aanzien van de gronden zonder subbestemming: 1. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen exclusief bebouwing op standplaatsen mag ten hoogste 475 m² bedragen; b. ten aanzien van de subbestemming GRwb: 1. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste 2.500 m² bedragen; 2. de bouwhoogte van kranen mag ten hoogste 15 m bedragen; c. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Horeca-activiteiten 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 onder b, aanhef en sub 1: a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1 onder b sub 1 aangegeven, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 onder b sub 1 genoemde categorieën van de Staat van Horecaactiviteiten; b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 1 onder b sub 1 genoemd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
19
Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 onder f, aanhef en sub 1: a. om watersportgebonden bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 1 onder f sub 1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 onder f, aanhef en sub 1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. om watersportgebonden bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 1 onder f, aanhef en sub 1 genoemd. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 6. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 33 in acht te worden genomen. Bijzonder gebruiksvoorschrift 7. Het is verboden de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een opslaghoogte van meer dan 6 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 18
20
Dijken met landschaps- en natuurwaarden (DLN)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Dijken met landschaps- en natuurwaarden (DLN) zijn bestemd voor: a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschaps- en /of natuurwaarden; b. verkeersdoeleinden overeenkomstig de bepalingen van artikel 27; c. water. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 31, 32 en /of 33 in acht te worden genomen. Aanlegvoorschriften 4. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; b. het vergraven van reeds aanwezige dijken of taluds; c. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van vegetaties; e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen; f. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen. 5. Het verbod als bedoeld in lid 4, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning. 6. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de landschaps- en/ of natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Adviesprocedure 7. Alvorens omtrent het verlenen van aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de landschaps- en/of natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 19
21
Bos (BOS)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Bos (BOS) zijn bestemd voor: a. bos; b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en /of landschapswaarden; c. extensief dagrecreatief medegebruik; d. water. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32 en /of 33 in acht te worden genomen. Aanlegvoorschriften 4. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting; d. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen. 5. Het verbod als bedoeld in lid 4, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning. 6. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de natuur- en/ of landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Adviesprocedure 7. Alvorens omtrent het verlenen van aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de natuur- en/of landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 20
22
Woondoeleinden (W)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Woondoeleinden (W) zijn bestemd voor: a. het wonen met bijbehorende erven en tuinen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; b. water; alsmede voor: c. ter plaatse van de subbestemming Wrw: een recreatiewoning. 2. Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en/ of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor: a. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 1/3 van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 50 m²; b. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien; c. het gebruik geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Bouwvoorschriften 3. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. hoofdgebouwen; b. recreatiewoningen; c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen, met dien verstande dat de bepalingen in dit lid niet van toepassing zijn op recreatiewoningen (en de eventueel daarbij behorende bouwwerken):
a.
aantal woningen: het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan door middel van een omcirkeld cijfer op de kaart is aangegeven;
b.
grondoppervlak: het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen mag per woning ten hoogste bedragen: bestaand1) grondoppervlak 1. minder dan 190 m² 2. 190 m² of meer, doch 240 m² of minder
3. meer dan 240 m²
maximaal toelaatbaar grondoppervlak 190 m², waarbij het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa ten hoogste 175 m² mag bedragen; bestaand grondoppervlak, met dien verstande dat in geval van vervangende nieuwbouw of vergroting van de hoofdbouwmassa het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa ten hoogste 175 m² mag bedragen. 240 m²
1) Zoals aanwezig op het tijdstip van indiening van de bouwaanvraag (in afwijking van artikel 1 lid 18).
c.
d.
situering: ingeval van vervangende nieuwbouw van de hoofdbouwmassa dient ten minste 50% van het grondoppervlak van het hoofdgebouw op de plaats van het te vervangen hoofdgebouw te worden gebouwd; de afstand tussen gebouwen en overkappingen en de zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
e.
f. g. h. i.
23
de afstand van openluchtzwembaden tot de perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen; hoogte: de bouwhoogte van de hoofdbouwmassa mag ten hoogste 9 m bedragen; de goothoogte van aan het hoofdgebouw aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 4 m bedragen; de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m bedragen; de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen.
5. Voor het bouwen van recreatiewoningen en de daarbij behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. per bouwperceel met de subbestemming Wrw mag ten hoogste 1 recreatiewoning worden gebouwd; b. het grondoppervlak van een recreatiewoning mag ten hoogste 45 m² bedragen; c. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste 3,75 m bedragen; d. bij/ aan/ in iedere recreatiewoning mag in aanvulling op het bepaalde onder b ten hoogste één berging of overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m; e. de afstand tussen gebouwen en overkappingen en de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde ten minste 3 m te bedragen; f. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen. Vrijstellingsbevoegdheden 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4 sub b, aanhef en onder 1 en 2, voor een groter grondoppervlak van de hoofdbouwmassa dan 175 m², met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de bevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast indien het vervangende nieuwbouw van de hoofdbouwmassa betreft, waarbij de bestaande verhoudingen van de hoofdbouwmassa worden gehandhaafd; b. bestaande horizontale en verticale maten mogen met ten hoogste 10% worden gewijzigd. 7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4 sub b, aanhef en onder 3, indien reeds meer dan 240 m² aan gebouwen en overkappingen op de bij de woning behorende gronden aanwezig is en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. het oppervlak van het meerdere boven de 240 m² wordt met minimaal de helft verminderd; b. het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa mag na sanering ten hoogste 175 m² bedragen; c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa meer dan 175 m² bedragen, mits: 1. de bestaande verhoudingen van de hoofdbouwmassa worden gehandhaafd; 2. bestaande horizontale en verticale maten met ten hoogste 10% worden gewijzigd; d. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen per woning mag na sanering ten hoogste 400 m² bedragen; e. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend bij de sanering worden betrokken, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet tot stand gekomen te zijn; f. kassen mogen tot een grondoppervlak van ten hoogste 100 m² bij de sanering worden betrokken; g. het te herbouwen gedeelte wordt gesitueerd op de gronden met de bestemming Woondoeleinden. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 8. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 33 in acht te worden genomen. Bijzonder gebruiksvoorschrift 9. Het is verboden de gronden te gebruiken voor een paardenbak.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 21
24
Horecadoeleinden (H)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Horecadoeleinden (H) zijn bestemd voor horecabedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, alsmede voor bijbehorende voorzieningen zoals parkeer- en groenvoorzieningen. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling: op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Horeca-activiteiten 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1: a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1 aangegeven, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten; b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 1 genoemd. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 33 in acht te worden genomen.
Artikel 22
Maatschappelijke doeleinden (M)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Maatschappelijke doeleinden (M) zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de gronden zonder subbestemming: maatschappelijke voorzieningen; b. ter plaatse van de gronden met de subbestemming Mn: een nutsbedrijf; c. bijbehorende voorzieningen zoals parkeer- en groenvoorzieningen. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: b. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; c. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanwijzingen op de kaart en de volgende bepaling: op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder het bouwen van bouwwerken dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair Waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 31, 32 en /of 33 in acht te worden genomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 23
25
Bedrijfsdoeleinden (B)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Bedrijfsdoeleinden (B) zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de subbestemming Boa: een opslagbedrijf in automaterialen; b. ter plaatse van de subbestemming Bbva: een bedrijf gericht op: 1. de levering van brandstoffen, bouwmaterialen, gereedschappen en soortgelijke materialen en producten ten dienste van de in de omgeving aanwezige verblijfsrecreatieve accommodatie; 2. reparatie en onderhoud van verblijfsrecreatieve accommodatie; alsmede voor: c. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen; met inachtneming van de volgende bepalingen: d. de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder a en c.2 zijn uitsluitend toegestaan, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; e. de gronden voorzien van de nadere aanwijzing (z) zijn bestemd overeenkomstig de aangrenzende en bijbehorende gronden. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen: a. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd; b. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens dient ten minste 1 m te bedragen. Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 onder e om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 1 onder e genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 onder e genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Verhouding tot samenstellende bestemmingen 5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder het geval het bepaalde in artikel 33 in acht te worden genomen. Bijzonder gebruiksvoorschrift 6. Het is verboden de gronden met de nadere aanwijzing (z) en andere onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een opslaghoogte van meer dan 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 24
26
Tuincentrum (TC)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Tuincentrum (TC) zijn bestemd voor een tuincentrum, alsmede voor bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen: a. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd; b. het gezamenlijk grondoppervlak van kassen mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven; c. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen, geen kassen zijnde, en overkappingen mag ten hoogste 250 m² bedragen. Verhouding tot samenstellende bestemmingen 4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 33 in acht te worden genomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 25
27
Voortuinen (vT)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Voortuinen (vT) zijn bestemd voor voortuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor water. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen, worden gebouwd. 3. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van bouwwerken mag − indien deze worden geplaatst vóór (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw − ten hoogste 1 m bedragen; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouwhoogte van toegangshekken/ -palen als onderdeel van een erf-/terreinafscheiding ten hoogste 2,25 m mag bedragen over een breedte van ten hoogste 3,5 m; c. voor de bouwhoogte van bouwwerken elders geldt het bepaalde in artikel 5 lid 3, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 4 m mag bedragen. Vrijstellingsbevoegdheid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 sub b voor bredere toegangshekken/-palen als onderdeel van een erf-/terreinafscheiding, indien deze worden geplaatst op percelen, indien deze: a. worden geplaatst op percelen met een breedte van meer dan 50 m; b. niet breder zijn dan 20% van de perceelsbreedte, met een maximum van 10 m; c. een open structuur hebben; d. niet hoger zijn dan 2,25 m. Verhouding tot samenstellende bestemmingen 5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 33 in acht te worden genomen. Bijzonder gebruiksvoorschrift 6. Het is verboden de gronden te gebruiken voor: a. een paardenbak; b. een openluchtzwembad.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 26
28
Tuinen (T)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Tuinen (T) zijn bestemd voor: a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; b. hobbymatig agrarisch gebruik; c. water; alsmede voor: d. collectieve parkeervoorzieningen ter plaatse van de nadere aanwijzing (p). Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen: a. op de bij een hoofdgebouw behorende grond mag ten hoogste 1 gebouw of overkapping worden gebouwd met een grondoppervlak van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m; b. in afwijking van het bepaalde onder a mag op de gronden met de nadere aanwijzing (k) een kas worden gebouwd met een grondoppervlak van ten hoogste 1.000 m²; c. de goothoogte van de onder b bedoelde kas mag ten hoogste 3 m bedragen; d. de afstand van de onder b bedoelde kas tot woningen van derden dient ten minste 25 m te bedragen; e. de afstand van openluchtzwembaden tot de perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen; f. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen. Verhouding tot samenstellende bestemmingen 4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 33 in acht te worden genomen. Bijzonder gebruiksvoorschrift 5. Het is verboden de gronden te gebruiken voor een paardenbak.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 27
29
Verkeersdoeleinden (V)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeersdoeleinden (V) zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de gronden zonder subbestemming: wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook (exclusief opstelstroken en busstroken), alsmede voor bijbehorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden, parkeer- en groenvoorzieningen en bermen; b. ter plaatse van de gronden met de subbestemming Vg: verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van aangrenzende bestemmingen, alsmede voor bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, fiets- en voetpaden, parkeer-, speelen groenvoorzieningen en bermen; alsmede voor: c. bergbezinkbassins. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 31, 32 en/ of 33 in acht te worden genomen.
Artikel 28
Groenvoorzieningen (GRO)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Groenvoorzieningen (GRO) zijn bestemd voor: a. beplantingen en andere groenvoorzieningen; b. paden en speelvoorzieningen; c. bergbezinkbassins en water; d. ter plaatse van de nadere aanwijzing (o) uitsluitend opgaande beplanting. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 31, 32 en/ of 33 in acht te worden genomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 29
30
Water (WA)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Water (WA) zijn bestemd voor de wateraanvoer en -afvoer en waterberging, alsmede voor bruggen en duikers. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Verhouding tot samenvallende bestemmingen 3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 31, 32 en/of 33 in acht te worden genomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 30
31
Water met Natuurwaarden (WN)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Water met Natuurwaarden (WN) zijn bestemd voor: a. de wateraanvoer en -afvoer en waterberging; b. het verkeer te water; c. dagrecreatief medegebruik; d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de wateraanvoer -afvoer en waterberging en ten behoeve van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden worden gebouwd. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1 m bedragen. Vrijstellingsbevoegdheid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 en 3 ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor het verkeer te water en/of het dagrecreatief medegebruik, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte mag ten hoogste 5 m bedragen; b. de bouw van de bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Verhouding samenvallen bestemmingen 5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder het bouwen van bouwwerken, dient indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/ of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32 en/of 33 in acht te worden genomen. Aanlegvoorschriften 6. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van de bodem, waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie; b. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen; d. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen. 7. Het verbod als bedoeld in lid 6, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning. 8. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Adviesprocedure 9. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent de vraag of de door de voorgenomen bouwwerken, werken en/of werkzaamheden de natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 31
32
Primair waterkering
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Primair waterkering zijn primair bestemd voor de waterkering door middel van dijken, kaden en dijksloten. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. 3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Vrijstellingsbevoegdheid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften. Vrijstelling wordt verleend indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad. Adviesprocedure 5. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de samenvallende bestemmingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het waterkeringsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 32
33
Leidingen
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart tevens aangewezen voor Leidingen zijn mede bestemd voor: a. binnen de medebestemming bovengrondse hoogspanningsleiding: een bovengrondse hoogspanningsleiding, 380 kV; b. binnen een afstand van 25 m van de medebestemming ondergrondse hoogspanningsleiding: een ondergrondse hoogspanningsleiding, 150 kV; c. binnen een afstand van 3 m van de medebestemming afvalwaterpersleiding: een afvalwaterpersleiding, diameter ten hoogste 400 mm. Bouwvoorschriften 2. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. 3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Vrijstellingsbevoegdheid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 vrijstelling, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw) voorschriften. Vrijstelling wordt verleend indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad. Aanlegvoorschriften 5. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en /of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; d. diepploegen; e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven en daarmee verband houdende constructies; f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen. 6. Het verbod als bedoeld in lid 5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 7. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover het leidingbelang hierdoor niet evenredig wordt benadeeld. Adviesprocedure 8. Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 33
34
Archeologisch waardevol gebied
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen als Archeologisch waardevol gebied zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. 3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op: voor de gronden met de nadere aanwijzing (A) op kaartblad 2: a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; b. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden beneden maaiveld plaatsvinden; voor de gronden met de nadere aanwijzing (B) op kaartblad 2: c. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; d. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10 m²; e. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden dieper dan 50 cm onder maaiveld plaatsvinden; voor de gronden met de nadere aanwijzing (C) op kaartblad 2: f. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; g. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²; h. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden dieper dan 80 cm onder maaiveld plaatsvinden; voor de gronden met de nadere aanwijzing (D) op kaartblad 2: i. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; j. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden beneden de waterbodem plaatsvinden. Vrijstellingsbevoegdheid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften. 5. Vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn. 6. Vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, wordt voorts verleend, indien: a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vrijstelling voorschriften te verbinden, gericht op: - het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
35
- het doen van opgravingen; - begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige. Aanlegvoorschriften 7. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan in de onderstaande tabel is aangegeven, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling, zoals in lid 3 bedoeld, is verleend; deelgebied diepte
b. c. d. e.
A
B
C
D
maaiveld
50 cm beneden maaiveld
80 cm beneden maaiveld
waterbodem
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; het verlagen of verhogen van het waterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8. Het verbod, zoals in lid 7 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning; c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 9. Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn. 10. Aanlegvergunning wordt voorts verleend, indien: a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op: - het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; - het doen van opgravingen; - begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige. Adviesprocedure 11. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken of werkzaamheden de archeologische belangen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. Wijzigingsbevoegdheid 12. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de medebestemming Archeologisch waardevol gebied geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien: a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 34
36
Gebruik van gronden en bouwwerken
1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften. 2. Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het opslaan van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk. 3. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de voorschriften toegestaan. 4. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
37
Hoofdstuk III Overgangs- en slotbepalingen Artikel 35
Overgangsbepalingen
Gebruik in strijd met het plan 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en dat hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voor zover daardoor de bestaande afwijkingen van het plan naar aard en omvang worden verkleind. 3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden. Bouwwerken in strijd met het plan 4. Bouwwerken, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan. 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4 ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte. 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 4 onder b, voor zover dit vanwege een ter zake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is. 7. Het bepaalde in lid 4 is niet van toepassing op bouwwerken die op het genoemde tijdstip weliswaar bestaan, maar gebouwd zijn in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
Artikel 36
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in: artikel 16 lid 5; artikel 17 lid 7; artikel 18 lid 4; artikel 19 lid 4; artikel 20 lid 9; artikel 23 lid 6; artikel 25 lid 6; artikel 26 lid 5; artikel 30 lid 6; artikel 32 lid 5; artikel 33 lid 7; artikel 34 lid 1; is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 37
38
Titel
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam bestemmingsplan Kruiningergors.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
bijlagen bij de voorschriften
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij de voorschriften van het bestemmingsplan Kruiningergors van de gemeente Westvoorne.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Inhoudsopgave
1
I.
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
0 01
Landbouw, jacht en bosbouw Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
1/2/3 05 15 16 17 18 19 20
34 35 36 37
Industrie Visserij- en visteeltbedrijven Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken Verwerking van tabak Vervaardiging van textiel Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (excl. meubels) Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media Aardolie- en steenkoolverwerkende industrie Vervaardiging van chemische producten Vervaardiging van producten van rubber en kunststof Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten Vervaardiging van metalen in primaire vorm Vervaardiging van producten van metaal Vervaardiging van machines en apparaten Vervaardiging van kantoormachines en computers Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en -benodigdheden Vervaardiging van medische apparaten/instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens en opleggers) Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. Voorbereiding tot recycling
12 12 12 13 13
4 40 45
Bouwnijverheid Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water Bouwnijverheid
13 14
5 50 51 52
Reparatie van consumentenartikelen en handel Handel in en reparatie van auto's en motorfietsen; benzineservicestations Groothandel (op- en overslag van goederen zonder verwerking, excl. auto's en motorfietsen) Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren
6 60 63 64
Vervoer, opslag en communicatie Vervoer over land Dienstverlening t.b.v. het vervoer Post en telecommunicatie
18 18 18
7 71 72 73 74 75
Verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening Verhuur van transportmiddelen, machines en overige roerende goederen Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. Speur- en ontwikkelingswerk Overige zakelijke dienstverlening Overheidsdiensten
18 19 19 19 19
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
blz. 3
3
3 3 5 5 5 6 6 6 6 7 7 8 8 9 10 11 11 11 12
14 15 18
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Inhoudsopgave
2
9 90 93
Milieudienstverlening en overige dienstverlening Milieudienstverlening Overige dienstverlening
19 20
II.
Indeling op grond van het opgestelde vermogen
21
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
I. Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 01 01.1
01.4
05 05.1 05.2
15 15.1
15.2
15.3
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Akker- en tuinbouw 01.12 Tuinbouw champignonkwekerijen (algemeen) champignonkwekerijen met mestfermentatie bloembollendroog- en prepareerbedrijven witlofkwekerijen (algemeen) Dienstverlening t.b.v. de landbouw algemeen (o.a. loonbedrijven) idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt indien opslag bestrijdingsmiddelen: zie SBI-code 51.55 KI-stations plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven algemeen idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Zeevisserijbedrijven Binnenvisserijbedrijven Vis- en schaaldierkwekerijen oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven visteeltbedrijven VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en vleesverwerking slachterijen, vervaardiging van vleeswaren en vleesconserven idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt vetsmelterijen bewerking van darmen en verwerking van ander dierlijk afval vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak van minder dan 2.000 m² en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden Visverwerking algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt indien het bedrijfsoppervlak minder dan 300 m² bedraagt indien drogen indien roken Groente- en fruitverwerking algemeen vervaardiging van aardappelproducten indien vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak
3
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2 3.2 2 2
G/Gr/R Gr G/Gr/S G/Gr/R
C C C C
3.2 3.1
G G
-
2
G
-
3.1 3.1 2
G/Gr G G
-
3.2 3.1
Gr/G Gr/G
C C
3.2 3.1
Gr/G Gr/G
C C
3.2
G/Gr
C
3.1
G/Gr
C
2
G/Gr
-
5 4.2 3.1
Gr Gr G/Gr
C C -
4.2 3.2 3.1 5 4.2
Gr Gr Gr Gr Gr
C C
3.2 4.2 3.1
G/Gr Gr G/Gr
C C -
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit van minder dan 2.000 m² verwerking van koolsoorten drogen van groente of fruit of fabricage van uienconserven (zoutinleggerij) Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten algemeen indien de productiecapaciteit 250.000 ton/jaar of meer bedraagt Vervaardiging van zuivelproducten 15.51 Vervaardiging van zuivelproducten algemeen vervaardiging van consumptiemelk- en melkproducten indien de productiecapaciteit voor melk-, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten 1,5 ton/uur of meer bedraagt indien concentratie van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit van 20 ton/uur of meer indien de melkverwerkingscapaciteit voor consumptiemelk of -producten en geëvaporiseerde melk of -producten 55.000 ton/jaar of meer bedraagt 15.52 Bereiding van consumptie-ijs algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt Vervaardiging van meel algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt indien vervaardiging van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit van 10 ton/uur of meer Vervaardiging van diervoeder mengvoeder algemeen indien de capaciteit voor het vervaardigen van veevoeder 100 ton/uur of meer bedraagt drogerijen indien de waterverdampingscapaciteit 10 ton/uur of meer bedraagt veevoeder n.e.g.3) Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 15.81/ Brood, beschuit, banket, koek en biscuit 15.82 algemeen indien de verwerkingscapaciteit minder dan 2.500 kg meel/week bedraagt 15.83 Suiker algemeen vervaardiging van suiker uit suikerbieten met een capaciteit van 2.500 ton/dag of meer -
15.4
15.5
15.6
15.7
15.8
4
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
4.1 4.2
Gr Gr
C C
4.1 4.2A
Gr G/Gr
C C
4.2 3.2
G G
C C
5A
G
C
5A
G
C
4.2A
G
C
3.2 2
G G
C -
4.1 3.1 4.2A
G G G
C C C
4.1 4.2A
G/Gr G/Gr
C C
4.2 5A
Gr G
C C
5
G/Gr
C
3.2 2
G/Gr G/Gr
C C
5 5A
Gr Gr
C C
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
5 3.2
Gr Gr
-
2
Gr
-
4.2 3.2 2
Gr Gr Gr
-
3.1
Gr
-
4.1 3.2
Gr Gr
-
4.2 5
Gr Gr
C
4.2
Gr
C
4.1 4.2A
G/Gr G/Gr
C
2
G
C
4.2
Gr
C
3.2
G
C
3.2 4.2A
G G
-
3.1
G/Gr
-
3.1 4.1 3.1
G G G
-
G
-
15.84
15.9
Verwerking van cacaobonen en vervaardiging van chocolade en suikerwerk cacao en chocolade indien vervaardigen van chocoladewerken met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 2.000 m² idem, met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m² suikerbranden suikerwerk idem, indien met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m² 15.85 Deegwaren 15.86 Overige voedingsmiddelen t/m algemeen 15.89 theepakkerijen en soep(aroma)fabrieken zonder poederdrogen soep(aroma)fabrieken met poederdrogen koffiebranderijen Vervaardiging van dranken 15.91 Distilleerderijen en likeurstokerijen 15.92 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting algemeen indien de capaciteit voor het vervaardigen van gist 5.000 ton/jaar of meer bedraagt 15.93/ Vervaardiging van overige alcoholische dranken 15.94/ (exclusief bier) 15.95 15.96/ Bierbrouwerijen en mouterijen 15.97 15.98 Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken
5
16
VERWERKING VAN TABAK
17 17.1/ 17.2
17.6/ 17.7
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels en weven van textiel algemeen indien 50 of meer weefgetouwen met schietspoelen aanwezig zijn Textielveredeling Vervaardiging van textielwaren algemeen tapijten en vloerkleden Vervaardiging van gehaakte en gebreide stoffen en artikelen
18 18.1
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding van leer 3.1
17.3 17.4/ 17.5
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
6
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
18.2 18.3
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. leer) Bereiden, verven en vervaardigen van (artikelen van) bont
2 3.1
G Gr
-
19 19.1 19.2 19.3
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Looien en bewerken van leer 4.2 Vervaardiging van lederwaren (excl. kleding en schoeisel) 3.1 Vervaardiging van schoeisel 3.1
Gr Gr G/Gr
-
20
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING VAN ARTIKELEN VAN HOUT, KURK, RIET EN VLECHTWERK (EXCL. MEUBELS) Primaire houtbewerking houtzagerijen, -schaverijen e.d. 3.2 G houtverduurzaming met zoutoplossingen 3.1 G idem met creosoot of carbolineum 4.1 Gr Vervaardiging van fineer- en plaatmaterialen 3.2 G/Gr Vervaardiging van timmerwerk 3.2 G Vervaardiging van houten emballage 3.2 G/R/S Vervaardiging van overige artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk overige artikelen van hout 3.2 G/R/S kurkwaren, riet en vlechtwerk 2 G/S -
20.1
20.2 20.3 20.4 20.5
21 21.1
21.2
22 22.1 22.2
22.3
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp, papier en karton pulp 4.1 G/Gr papier en karton algemeen 3.1 G/Gr/S indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of 4.1A G celstof 3 ton/uur tot 15 ton/uur bedraagt idem, indien de productiecapaciteit 15 ton/uur of meer 4.2A G bedraagt Vervaardiging van papier- en kartonwaren papierwaren, golfkarton en kartonnage 3.2 G indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of 4.1A G celstof 3 ton/uur of meer bedraagt UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen 1 G Drukkerijen en aanverwante activiteiten dagbladdrukkerijen, offset-rotatiedrukkerijen met thermische 3.2 G drogerij en rotatie-diepdrukkerijen offset-drukkerijen zonder rotatiepersen, hoogdrukkerijen, 2 G/Gr kopieerinrichtingen en vlakdrukkerijen n.e.g.3) chemigrafische en fotolithografische bedrijven, 2 G/Gr zeefdrukkerijen, drukkerijen n.e.g.3) en grafische afwerkingsbedrijven (binderij e.d.) loonzetterijen 2 Gr Reproductie van opgenomen media 1 G/Gr
C C
C C
C C -
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 23 23.1
23.2
24 24.1/ 24.4
24.2
24.3
AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE Vervaardiging van cokesovenproducten algemeen productie van koolelektroden met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer vergassing van steenkool, vervaardigen van cokes uit steenkool of breken, malen, zeven of drogen van steenkolen, of andere mineralen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 ton/jaar of meer Aardolieverwerking raffinaderij indien de capaciteit voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties 106 ton/ jaar of meer bedraagt vervaardiging van smeeroliën en -vetten (niet verbonden aan aardolieraffinaderij) aardolieverwerking n.e.g.3) VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Vervaardiging van basischemicaliën en farmaceutische producten algemeen petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer vervaardigen, bewerken of verwerken van methanol met een productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar idem, met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer productie van vetzuren en alkanolen uit dierlijke en plantaardige oliën en vetten met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer overige vetzuren- en alkanolen grondstoffen voor geneesmiddelen en fijnchemicaliën met een capaciteit van minder dan 1.000 ton/ jaar anorganische en organische grondstoffen n.e.g.3) niet vallend onder de "post-Sevesorichtlijn" kleur- en verfstoffen idem, glazuren of emailles met een capaciteit van 5.000 ton/jaar of meer formulering en afvullen geneesmiddelen verbandmiddelen Vervaardiging van landbouwchemicaliën algemeen indien met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek
7
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
5 6A
G/Gr Gr
C C
6A
G/Gr
C
6 6A
G/Gr/R G/Gr/R
C C
3.2
G
-
4.2
Gr
-
5 5A
G/Gr/R/S G/Gr/R
C C
4.1
G
C
4.2A
G
C
5A
Gr
C
4.2 4.2
Gr R
C C
4.2
Gr/R
C
4.1 4.2A
G/Gr/R G/Gr/R
C C
3.1 2
G/R G
-
5 5A
R G/R
C C
4.2
Gr/R
C
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
8
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
24.5
4.2
Gr
C
3.2 5 5 3.1 4.1 4.2
Gr/R Gr R G/Gr/R Gr/R G/Gr
C C
G/Gr Gr Gr Gr
C -
Gr Gr G/Gr/R
-
24.6
24.7 25 25.1
25.2
26 26.1
26.2/ 26.3 26.4 26.5
26.6
Vervaardiging van zeep, was-, reinigings- en onderhoudsmiddelen, parfums en cosmetica Vervaardiging van overige chemische producten algemeen lijm en plakmiddelen met gebruik van dierlijke grondstoffen munitie en springstoffen chemische kantoorbenodigdheden chemische producten n.e.g.3) (24.66) Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Vervaardiging van producten van rubber banden en rubberregeneratie 4.2 rubberproducten (excl. Banden) 3.2 vernieuwen van loopvlakken 4.1 idem, indien het bedrijfsoppervlak kleiner is dan 100 m² 3.1 Vervaardiging van producten van kunststof algemeen 4.1 indien met toepassing van fenolharsen 4.2 productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van 3.1 kunststofbouwmaterialen
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN Vervaardiging van glas en glaswerk algemeen 3.2 G vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen 4.2A G voorwerpen met een capaciteit van 10 ton/uur of meer vervaardigen van glaswol of glasvezels met een 4.2 Gr productiecapaciteit van minder dan 5.000 ton/jaar idem, met een productiecapaciteit van 5.000 ton/jaar of meer 5 Gr glasbewerking 3.1 G/S glas-in-lood-zetterijen 2 G Vervaardiging van keramische producten 3.2 G/S Vervaardiging van bakstenen, baksteenelementen en dakpannen Vervaardiging van cement, kalk en gips 26.51 Cement algemeen indien productie van cement en/of cementklinkers met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer 26.52/ Kalk en gips 26.53 algemeen indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer indien breken, malen, zeven of drogen van kalk met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer Vervaardiging van producten van beton, cement en gips 26.61 Beton- en cementwaren (voor de bouw) algemeen
C C -
4.1
G/S
-
5 5A
G G
C C
4.1 5
G/S G
-
5A
G
-
4.1
G
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
26.7
26.8
27
indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van minder dan 100 ton/dag indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van minder dan 100 ton/dag 26.61 Kalkzandsteen algemeen indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer indien breken, malen, zeven of drogen met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer 26.62 Mineraalgebonden bouwplatenfabriek 26.63/ Beton- en cementmortel 26.64 algemeen vervaardigen van cement- of betonmortel met een capaciteit van 100 ton/uur of meer 26.65/ Producten van beton, (vezel)cement en gips (niet voor de bouw) 26.66 algemeen indien productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer Natuursteenbewerking algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten 26.81 Schuur-, slijp- en polijstmiddelen 26.82 Overige niet-metaalhoudende minerale producten bitumineuze materialen idem, met een productiecapaciteit van 100 ton/uur of meer isolatiematerialen (excl. glaswol) indien de productiecapaciteit voor steenwol 5.000 ton/jaar of meer bedraagt minerale producten n.e.g.3) asfaltcentrales idem, indien de productiecapaciteit 100 ton/uur of meer bedraagt VERVAARDIGING VAN METALEN IN PRIMAIRE VORM ijzer en staalindustrie algemeen
9
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
4.2
G
-
5A
G
-
3.2 4.2
G/S G/S
-
4.2A
G/S
-
3.2
G/S
-
3.2 4.2A
G/S G/S
-
3.2 4.2 4.2A
G/R/S G/R/S G/S
-
3.2 3.1 4.2
G G/S G
-
5A
G
-
3.1
G/S
-
4.2 5A
Gr Gr
-
4.1 4.2A
Gr G
C C
3.2 4.1 4.2A
G/S G G
-
5
G/Gr
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
-
-
-
-
28 28.1
28.2/ 28.3
28.4
non-ferro metaalindustrie algemeen (excl. ertsvoorbewerking) profielzetterijen en draadtrekkerijen met een productieoppervlakte kleiner dan 2.000 m² malen, roosten, pelletiseren, of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit van 1.000 ton/jaar of meer indien de capaciteit voor de productie van primaire nonferrometalen 1.000 ton/jaar of meer bedraagt indien de capaciteit voor de productie van ruwijzer of ruw staal 1.000 ton/jaar of meer bedraagt indien productie van metalen buizen door middel van walsen, trekken of lassen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer warmbandwalserijen en koudbandwalserijen voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waarvan de dikte van het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer walserijen of trekkerijen voor het tot profiel- en stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer smelterijen of gieterijen van metalen of hun legeringen met een productiecapaciteit van 4.000 ton/jaar of meer voorzover het smeltpunt van de metalen en hun legeringen hoger is dan 800 K gieterijen
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL Vervaardiging van metaalconstructiewerken, ramen, deuren en kozijnen gesloten gebouw in een niet gesloten gebouw met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m² samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer Vervaardiging van tanks en reservoirs en van ketels en radiatoren voor centrale verwarming en van stoomketels 28.21/ Tanks, reservoirs en (stoom)ketels 28.3 algemeen produceren en renoveren van metalen ketels of tanks met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer 28.22 Producten voor centrale verwarming Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
4.2
G
-
4.2
G
-
5A
G/Gr
C
5A
G
-
6A
G/Gr
C
5A
G
-
5A
G
-
5A
G
-
5A
G
-
4.2
G
-
3.2 4.1
G G
-
5A
G
-
4.1 5A
G G
-
3.2
G/Gr/R
-
4.1
G
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
28.5
28.6 28.7
29
smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Oppervlaktebehandeling en overige metaalbewerking 28.51 Oppervlaktebehandeling galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) algemeen, scoperen, mechanische oppervlaktebehandeling thermisch verzinken, thermisch vertinnen, anodiseren, eloxeren, chemische oppervlaktebehandeling, emailleren, metaalharden, lakspuiten en moffelen stralen 28.52 Overige metaalbewerkende industrie Vervaardiging van scharen en bestek, gereedschap en hang- en sluitwerk Vervaardiging van overige producten van metaal schroeven, massadraaiwerk, veren e.d. (metaalwaren) metalen emballage-industrie produceren, renoveren of schoonmaken van metalen vaten met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer smederijen van ankers en kettingen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m² met een productieoppervlak van 2.000 m² of meer beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer reparatie van machines en apparaten
11
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
3.2
G
-
2
G
-
3.1
G
-
3.2
G/Gr
-
4.1 3.2 3.2
G/S G G
-
3.2 3.2 4.2A
G G/Gr/R G/Gr
-
5A
G
-
3.2 4.1 4.2A
G G G
-
5A
G
-
3.1
G
-
3.1
G
-
30
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
31 31.1/ 31.2 31.3 31.4
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN Vervaardiging van elektromotoren, generatoren, transfor4.1 Gr matoren, schakel- en verdeelinrichtingen Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 G Vervaardiging van accumulatoren, elektrische elementen en 3.2 G/Gr batterijen Vervaardiging van elektrische lampen, buizen en 4.2 R verlichtingsbenodigdheden Vervaardiging van overige elektrotechnische benodigdheden 3.1 G n.e.g.3)
31.5 31.6
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 32
12
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO- EN TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR EN -BENODIGDHEDEN 3.1 G/Gr
-
33
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE APPARATEN/INSTRUMENTEN, ORTHOPEDISCHE ARTIKELEN E.D., PRECISIE- EN OPTISCHE INSTRUMENTEN EN UURWERKEN 2 G/Gr -
34 34.1
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Vervaardiging van auto's (incl. assemblage) algemeen 4.2 indien het productieoppervlak kleiner is dan 10.000 m² 4.1 beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of 4.2A installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer Carrosseriebouw en vervaardiging van aanhangwagens en 4.1 opleggers Vervaardiging van auto-onderdelen en -accessoires 3.2
34.2 34.3 35 35.1
35.2
35.3
35.4
G G G
-
G
-
G
-
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS) Scheepsbouw en scheepsreparatie houten schepen 3.1 G/S kunststof schepen 3.2 G/Gr metalen schepen algemeen 4.1 G indien onderhouden, repareren of behandelen van de 3.2 G/Gr/S oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van minder dan 25 m en/of het incidenteel bouwen van dergelijke schepen indien bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van 5A G de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer en/of beproeven verbrandingsmotoren met voorzieningen of installatie voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer scheepsloperijen 5 G Vervaardiging van rollend spoor- en tramwegmaterieel algemeen 3.2 G beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of 4.2A G installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen (incl. reparatie) algemeen 5 G zonder proefdraaien motoren 4.1 G beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of 5A G installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer en/of straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 KN of meer Vervaardiging van rijwielen, motorrijwielen en invalidenwagens 3.2 G
-
C
-
-
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
13
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
35.5
Vervaardiging van overige transportmiddelen
3.2
G
-
36 36.1
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.3) Vervaardiging van meubels houten of metalen meubels algemeen 3.2 indien met lakspuiterij 3.2 kunststof meubels algemeen 3.2 indien met toepassing van fenolharsen (zie ook SBI-code 4.2 25.2) rietmeubels en matrassen 3.1 meubelstoffeerderijen 1 overige meubels 2 Vervaardiging van sieraden e.d. 2 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 Vervaardiging van spellen, speelgoed- en sportartikelen 3.1
G G/Gr/R/S G/Gr/R Gr
-
G/Gr/R/S G/Gr/R Gr G/Gr G
-
5 3.1 3.2 3.1
Gr Gr G/Gr/R/S G/Gr
-
5 3.2 3.1
G G/R G/R/S
C -
4.2
G/Gr
-
5A 4.2A 5
G/S G G/S
-
5A
G G G G G G G
C C C C C C C
36.2 36.3 36.4/ 36.5 36.6
37 37.1
37.2
40
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.3) vervaardiging van linoleum en vloerzeil sociale werkplaatsen idem, met lakspuiterij vervaardiging van overige goederen n.e.g.3) VOORBEREIDING TOT RECYCLING Voorbereiding tot recycling van metaalafval herwinning van ijzer en staal (o.a. autoshredders) sorteren van oud ijzer indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m² Voorbereiding tot recycling van overig afval algemeen indien breken, malen, zeven of drogen van grond met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer . in de open lucht . uitsluitend in gesloten gebouwen indien breken, malen, zeven of drogen van puin met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer in de open lucht PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsproductiebedrijven (vermogen van 50 MW of meer) Oliegestookt/gasgestookt/warmtekrachtinstallatie Elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen: kleiner dan 10 MVA vanaf 10 tot 100 MVA vanaf 100 tot 200 MVA vanaf 200 tot 1000 MVA vanaf 1.000 MVA
2 3.1 3.2 4.2A 5A
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit Gasdistributiebedrijf gascompressortstation met een vermogen kleiner dan 100 MW gascompressortstation met een vermogen van 100 MW of meer gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallatie cat. A gasdrukregel- en meetruimten (kasten, gebouwen, cat. B en C) gasontvangst- en verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieninginstallaties gasgestookt stadsverwarming blokverwarming 45 45.1/ 45.2
45.3
45.4
45.5
50 50.1/ 50.2
BOUWNIJVERHEID Bouwrijp maken van terreinen/ Burgerlijke en utiliteitsbouw; grond-, water- en wegenbouw (excl. grondverzet) burgerlijke en utiliteitsbouw algemeen (aannemingsbedrijven), gemeentewerf idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt heiersbedrijven, betonijzervlechtbedrijven, slopersbedrijven en steigerbouwbedrijven grond-, water- en wegenbouwkundige bedrijven algemeen (aannemingsbedrijven) idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt Bouwinstallatie loodgieters- en fitterswerk, installatie van centrale verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur en sanitair, isolatiewerkzaamheden indien met spuiterij elektrotechnische installatie Afwerken van gebouwen schilderen, glaszetten, afwerken van vloeren en wanden, stukadoren en overige afwerking idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt woningstoffeerderijen Verhuur van bouw- en sloopmachines met bedienend personeel algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt
14
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
4.2
G
C
5
G
C
1 2
G G
C C
3.2
G
C
3.2 2
G G/R
C C
3.1
G/R/S
-
2
G/S
-
3.2
G/R/S
-
3.2
G/S
-
3.1
G/S
-
2
G/S
-
2
G/R
-
3.1 2
G/Gr/R G/R
-
3.1
G/Gr/R/S
-
2
G/Gr/R/S
-
1
-
-
3.2 3.1
G/V G/V
C C
HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORFIETSEN; EXCLUSIEF DETAILHANDEL Handel in en reparatie van auto's groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2 G overige groothandel 3.1 G -
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
50.3
50.4
51 51.2
51.3
51.4
idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt autoreparatiebedrijven algemeen reparatie van vrachtwagens autoplaatwerkerijen autospuit- en tectyleerinrichtingen autobeklederijen autowasserijen sleepbedrijven van voertuigen Handel in auto-onderdelen en -accessoires groothandel idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen en accessoires groothandel idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt reparatie
15
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2
G
-
2 3.1 3.2 3.1 1 2 3.2
G/R G/Gr G Gr G G
C
3.1 2
G G
-
3.1 2 2
G G G
-
GROOTHANDEL (OP- EN OVERSLAG VAN GOEDEREN ZONDER VERWERKING, EXCL. AUTO'S EN MOTORFIETSEN) Voor op- en overslagbedrijven met eigen vervoersactiviteiten: zie SBI-code 60.2 Groothandel in landbouwproducten en levende dieren 51.21/ Akkerbouwproducten en veevoeders, 51.22 bloemen en planten algemeen 2 G/Gr/R/S indien op- of overslag van granen, meelsoorten, 4.2A G/S zaden, gedroogde peulvruchten, maïs of derivaten daarvan of veevoeder met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer overige op- en overslag van granen 3.2 G/R/S opslag met koelinstallaties met een koelvermogen 3.2 G/R van 300 kW of meer plantaardige oliën en vetten, oliehoudende 3.2 G/Gr grondstoffen 51.23 Levende dieren 3.2 G C 51.24 Huiden, vellen en leder 3.1 Gr 51.25 Ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen algemeen 2 G/Gr/R/S opslag met koelinstallaties met een vermogen van 3.2 G/R 300 kW of meer Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen 2 G/Gr/R opslag met koelinstallaties met een vermogen van 3.2 G/R 300 kW of meer dierlijke oliën en vetten 3.2 G/Gr Groothandel in overige consumentenartikelen munitie 3.2 R C consumentenvuurwerk, indien meer dan 10.000 kg wordt 3.1 R C opgeslagen
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
51.5
consumentenvuurwerk, indien niet meer dan 10.000 kg wordt opgeslagen overige idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Groothandel in intermediaire goederen (excl. agrarische), afval en schroot 51.51 Brandstoffen en andere minerale olieproducten minerale olieproducten (excl. brandstoffen) vaste brandstoffen . algemeen . indien het opslagterrein kleiner is dan 2.500 m² . inrichting voor de op- en overslag van steenkool met een opslagcapaciteit van 2.000 m² of meer vloeibare brandstoffen . ondergrondse opslag met een capaciteit van minder dan 1.000 m³ . bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K3-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³ . bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K1/K2-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³ . opslag met een capaciteit van 1.000 m³ of meer maar minder dan 100.000 m³ . opslag met een capaciteit van 100.000 m³ of meer gasvormige brandstoffen: . algemeen . opslag van butaan, propaan, LPG met een capaciteit van 250 m³ of meer . opslag van gasflessen met een capaciteit van 10 tot 50 m³ . idem, met een capaciteit tot 10 m³ 51.52 Metalen en metaalertsen metaalertsen algemeen indien de oppervlakte voor de opslag 2.000 m² of meer bedraagt metalen en halffabrikaten 51.53 Hout en bouwmaterialen algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt zand en grind idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
16
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2
R
C
3.1 2
G G
-
3.2
Gr
-
5 3.2
G/S S
-
5A
G/S
C
2
Gr
-
3.1
R
-
3.2
Gr/R
-
4.1
R
-
5
R
-
4.2 5
R R
-
3.2
R
-
2
R
-
4.2 5A
G/S G
-
3.2
G
-
3.1 2
G G
-
3.2 3.1
G/S G/S
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
51.6
idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt 51.54 IJzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 51.55 Chemische producten chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing algemeen op- of overslag van brandbare explosieve, sterk prikkelende of giftige gassen: zie SBI-code 51.51 opslag van niet-reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld bestrijdingsmiddelen . algemeen . indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 2.500 m² bedraagt . indien de oppervlakte van de opslagruimte 300 t/m 1.000 m² bedraagt . indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 300 m² bedraagt . indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 600 m² bedraagt en een automatische gasblusinstallatie wordt toegepast . indien de opslagcapaciteit minder dan 10 ton bedraagt kunstmeststoffen rubber 51.56 Overige intermediaire goederen textielgrondstoffen en -halffabrikaten papier en karton indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt overige 51.57 Afval en schroot autosloperij op- en overslag alsmede sorteren van oud ijzer, schroot, puin, glas en hout (excl. radioactief afval) idem, indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m² op- en overslag van dierlijk afval overige idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Groothandel in machines, apparaten en toebehoren machines voor de bouwnijverheid overige
17
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2
G/S
-
3.1 2
G G
-
3.2
R
-
3.1
R
-
5 4.2
R R
-
4.1
R
-
3.2
R
-
3.1
R
-
2
R
-
3.1 3.1
R/S G/Gr
-
3.1 3.1 2
Gr G/R G
-
2
G
-
3.2 3.2
G G
-
3.1
G
-
4.2 3.1 2
Gr G/R G
-
3.2 3.1
G G
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
51.7
idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Overige gespecialiseerde groothandel en groothandel met algemeen assortiment algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
52 52.7
REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen, o.a. elektrische huishoudelijke apparatuur, schoenen)
60 60.2
VERVOER OVER LAND Vervoer over de weg goederenwegvervoer- en busbedrijven idem, indien stalling van vrachtauto's en toerwagens in een gesloten gebouw en indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt idem, indien stalling van vrachtauto's met koelinstallaties in de open lucht idem, indien schoonmaken tanks (zie SBI-code 74.7) taxibedrijven idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
63 63.1
63.2
63.4 64 64.12
71 71.1 71.2 71.3
71.4
18
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2
G
-
3.1 2
G G
-
1
-
-
3.2 3.1
G G
C C
3.1
G
C
4.2
G
C
3.2 3.1 2
G/R G -
C C C
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagactiviteiten en opslag loswal overige op- en overslag: zie SBI-code 51 Overige dienstverlening t.b.v. het vervoer n.e.g.3) stalling algemeen caravan- en fietsenstalling Expediteurs, cargadoors en bevrachters; weging en meting
3.2
G
-
3.1 2 3.2
G/R G G
C C C
POST EN TELECOMMUNICATIE Koeriersdiensten algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
3.1 2
G -
C C
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES EN OVERIGE ROERENDE GOEDEREN Autoverhuur 2 G Verhuur van overige transportmiddelen 3.1 G C Verhuur van machines en werktuigen 71.31/ Landbouw-, bosbouw- en bouwmachines en -werk3.1 G C 71.32 tuigen 71.33 Kantoormachines en computers 2 G 71.34 Overige machines en werktuigen n.e.g.3) 3.1 G C Verhuur van overige roerende goederen
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
19
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
3.1 2
G G
-
72 72.5
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIEBUREAUS E.D. Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 1
G
-
73 73.1
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
2
G/Gr/R
-
74 74.4
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reclamebureaus e.d.: reclameverspreiding, reclameverlichting, reclameschilders, standbouw Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d. reiniging van gebouwen en installaties van gebouwen (glazenwasserijen, kantoorreiniging, schoorsteenvegers, cvketelreiniging e.d.) ongediertebestrijding en ontsmetting reiniging van tanks schoonmaken van schepen Overige zakelijke dienstverlening foto-ontwikkelcentrale loonpakkerij
3.1
G
-
3.1
Gr/R
-
3.2 3.2 4.2
R G/R G/Gr/R/S
C C
2 3.1
G G
-
3.1
G
-
2 4.1 4.2A
Gr Gr Gr
C C C
5A
Gr
C
3.1 4.2
G/S G/S
-
3.2 4.2 5 3.2 3.2 3.2
G/Gr G/Gr Gr G/Gr Gr Gr
C C
2
G
-
3.2
G/Gr/S/V
-
74.7
74.8
75 75.25
OVERHEIDSDIENSTEN Brandweerkazernes
90
MILIEUDIENSTVERLENING afvalwaterinzameling en -behandeling . rioolgemalen . rioolwaterzuiveringsinrichtingen . idem, indien inrichting met waterstraal- of oppervlaktebeluchters, met een capaciteit van 100.000 tot 300.000 i.e. . idem, met een capaciteit van 300.000 i.e. of meer afvalinzameling . algemeen . vuiloverslagstations afvalbehandeling (voor op- en overslag van afvalstoffen zie SBI-code 51) . vuilsortering . vuilverbranding, mechanische afvalscheiding . compostering in de open lucht . compostering in gesloten gebouwen . kabelbranderijen . verwerking van olie-achtige afval, terugwinning van oplosmiddelen . verwerking fotochemisch en galvano-afval verwerking van dierlijk afval: zie SBI-code 15.1/15.7 grondreiniging algemeen
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 93 93.01
20
categorie
indien breken, malen, zeven of drogen van grond of puin: zie SBI-code 37.2 verwerking van radio-actief afval 6
OVERIGE DIENSTVERLENING Reinigen van kleding en textiel wasserijen en linnenverhuur tapijtreiniging chemische wasserijen en ververijen wasverzendinrichtingen wassalons, wasserettes
3.1 3.1 2 2 1
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
R
C
G/Gr G G/Gr/R G -
C -
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
II. Indeling op grond van het opgestelde vermogen
Omschrijving
Inrichtingen met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van elektromotoren en verbrandingsmotoren van 15 MW of meer en inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 50 MW of meer: indien het bedrijf volgens de indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I) is ingedeeld in de categorieën 1 t/m 5 indien het bedrijf is ingedeeld in categorie 6
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
categorie
5A
6A
199.7325.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Bijlage 2. Staat van Horeca-activitieten Categorie I "lichte horeca" Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a.
Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.
1b.
Overige lichte horeca bistro; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); hotel.
1c.
Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²; restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 "middelzware horeca" Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar; bierhuis; biljartcentrum; café; proeflokaal; shoarma/grillroom; zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen). Categorie 3 "zware horeca" Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: dancing; discotheek; nachtclub; partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
b. c.
2
bij door het toekennen van de subbestemming verblijfsgebied het karakter van deze wegen tot uitdrukking is gebracht. De functie van deze wegen dient minder gericht te zijn op de doorstroming van het verkeer en meer op het verblijf. Hierbij speelt de aanwijzing als 30 km/h-gebied van deze wegen een belangrijke rol. Zoals hiervoor is vermeld, ligt het op dit moment niet in het voornemen de ontsluitingsstructuur van het Recreatiepark Kruininger Gors te wijzigen. Zoals al is aangegeven, is de bestemming zo globaal en flexibel mogelijk van opzet zonder nadere detaillering van overige functies en voorzieningen, zoals wegen. Deze voorzieningen zijn echter in de doeleindenomschrijving opgenomen en als zodanig toegestaan. Het Recreatiepark Kruininger Gors is aan de westzijde vrijwel direct vanaf de provinciale weg bereikbaar. Voorts wordt het gebied Kruininger Gors ontsloten vanaf de Heindijk. Het ligt niet in de bedoeling openbare wegen af te sluiten zolang er geen nieuwe ontsluitingsmogelijkheden voorhanden zijn. Het bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe ontsluiting. In de mogelijkheden tot hulpverlening bij calamiteiten worden door dit plan geen veranderingen gebracht.
Conclusie De reacties geven geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
2.
R.F. Freeke, C. Freeke-Winterswijk, Polderweg 6, 3233 LR Oostvoorne
Reactie Deze reactie van de bovengenoemde belanghebbenden is nagenoeg gelijkluidend aan de reactie die onder 1 is weergegeven. In de reactie (onder 1b) is echter ook aangegeven dat het niet de bedoeling kan zijn dat ook de Poldersweg als ontsluitingsweg voor het Recreatiepark Kruininger Gors gaat fungeren. Commentaar Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 1. Daarbij is aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan niet voorziet in een wijziging van de ontsluitingsstructuur van Kruininger Gors. De Poldersweg krijgt dan ook geen andere functie dan de huidige ten gevolge van dit bestemmingsplan. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
3.
a. b. a.
b.
3
G. Breeman, Zeehoeveweg 25, 3233 XK Oostvoorne W.J. Borremans, Zeehoeveweg 2a, 3233 XK Oostvoorne L. Bronder, Zeehoeveweg 21, 3233 XK Oostvoorne Van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3233 XK Oostvoorne H.A.G. Kooij, Heindijk 5, 3233 LE Oostvoorne G. Langendoen-Stoof, Zeehoeveweg 6, 3233 Oostvoorne W.J. Langendoen, Zeehoeveweg 4, 3233 XK Oostvoorne C.D. Mol, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne N.A. van Nes, Heindijk 7, 3233 LE Oostvoorne E. Th Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne M. Weda, Sparrendaal 6, Oostvoorne, p/a Gorsplein, 3233 XC Oostvoorne A. van Winden, Kamplaan 1, 3233 XD Oostvoorne M. Witte, Zeehoeveweg 27, 3233 XK Oostvoorne D. Wijntjes, Zeehoeveweg 2, 3233 XK Oostvoorne Reactie Betrokkenen maken bezwaar tegen de bestemming Bedrijfsdoeleinden aan de Zeehoeveweg. Verder zijn de reacties gelijkluidend aan de reacties onder 1. Commentaar Zoals in de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan is aangegeven, betreft het hier de uitplaatsing van een reeds jaren lang gevestigd bedrijf vanuit het Recreatiepark Kruininger Gors. De activiteiten van het bedrijf, gevestigd aan de Gorslaan, passen niet langer in de structuur en de opzet van het recreatiepark. Om die reden was de eigenaar van het Recreatiepark Kruininger Gors niet langer bereid om het huurcontract voor de locatie in het recreatiepark te verlengen. Daardoor moest de bedrijfsvoering ter plaatse worden beëindigd. De betreffende ondernemer heeft hiertoe een perceel in de nabijheid van het recreatiecentrum aangekocht. De recreanten op het Kruininger Gors vormen immers voor een belangrijk deel zijn doelgroep. Het bedrijf heeft er dan ook grote waarde aan gehecht om in het gebied Kruininger Gors gevestigd te kunnen blijven. Met als achtergrond de jarenlange binding van het bedrijf aan Kruiningergors, is het gemeentebestuur bereid geweest medewerking te verlenen aan de vestiging van het bedrijf op de beoogde locatie. Voor de realisering is inmiddels een vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) gevolgd. Op basis daarvan is bouwvergunning voor het bedrijfsgebouw verleend. Voor de beantwoording op deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 1.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
4.
G. Breeman, Zeehoeveweg 25, 3233 XK Oostvoorne W.J. Borremans, Zeehoeveweg 2a, 3233 XK Oostvoorne C. van Dorsser, Heindijk 13, 3233 LE Oostvoorne Van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3233 XK Oostvoorne H.A.G. Kooij, Heindijk 5, 3233 LE Oostvoorne M.T. Langendoen-Stoof, Zeehoeveweg 6, 3233 XK Oostvoorne W.J. Langendoen, Zeehoeveweg 4, 3233 XK Oostvoorne C. Mol, Zeehoeveweg 29, 3233 XK Oostvoorne C.D. Mol, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne N.A. van Nes, Heindijk 7, 3233 LE Oostvoorne A.J. van Oudewaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne E. TH. Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne D. Wijntjes, Zeehavenweg 2, 3233 XK Oostvoorne
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
4
Reactie De reacties van de hierboven genoemde personen zijn gelijkluidend. Deze worden als een reactie behandeld. Betrokkenen maken op voorhand bezwaar tegen het verlenen van een bouwvergunning voor de bouw van bedrijfsruimte/bouwmarkt aan de Zeehoeveweg en ook tegen een eventuele wijziging van het bestemmingsplan hiervoor. Commentaar Betrokkenen hebben bezwaar gemaakt naar aanleiding van de publicatie van de bouwaanvraag. Het gemeentebestuur heeft naar aanleiding daarvan betrokkenen schriftelijk in kennis gesteld dat het op dat moment om een aanvraag om bouwvergunning ging waarover nog geen besluitvorming had plaatsgevonden. Door vertraging in de voorbereiding van het bestemmingsplan Kruininger Gors is er sprake van een relatief lange periode tussen het indienen van de inspraakreacties en het opstellen van het uiteindelijke inspraakverslag. In de tussenliggende periode is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO gevolgd en is de bouwvergunning verleend. Bij die procedure zijn betrokkenen in de gelegenheid geweest hun bedenkingen tegen het voornemen om vrijstelling te verlenen kenbaar te maken. Het gemeentebestuur heeft na afweging van de verschillende belangen besloten om medewerking te verlenen aan het verplaatsen van het betreffende bedrijf naar de locatie aan de Zeehoeveweg. Een logisch vervolg is het opnemen van het bedrijf in het voorliggende nieuwe bestemmingsplan. Behalve het bieden van bouwmogelijkheden, wordt hierdoor ook het gebruik van de bedrijfslocatie op een afdoende wijze geregeld. Voor het overige wordt verwezen naar de beantwoording onder 3. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
5.
A. Bakker, rechtskundig adviseur, namens J. Punt, Van der Meerweg 25, 3233 BW Oostvoorne
Reactie Ondanks dat in grote mate tegemoet is gekomen aan de wensen tot hervestiging van het bedrijf, is belanghebbende van mening dat niet geheel wordt voldaan aan de overige bedrijfsbelangen. Bezwaar bestaat tegen de op de plankaart aangegeven aanduiding B(z) voor de gronden die zijn gelegen rondom het toekomstige bedrijfsgebouw. Op deze gronden zijn namelijk geen gebouwen toegestaan. Voor de noodzakelijke controle op het bedrijf buiten de openingsuren en bij calamiteiten is een bedrijfswoning volgens belanghebbende essentieel. Commentaar Zoals belanghebbende aangeeft, is tegemoetgekomen aan de wens om in de omgeving van de recreatieterreinen het bedrijf te hervestigen. Aan een eerder geuite wens om daarbij een bedrijfswoning te realiseren is niet tegemoetgekomen. Op provinciaal en gemeentelijk niveau wordt een zeer terughoudend beleid gevoerd ten aanzien van het realiseren van nieuwe woningen in het buitengebied. Een uitzondering hierop vormt het vervangen van bestaande woningen. Uit een oogpunt van bedrijfsvoering is de aanwezigheid van een woning bij het bedrijf niet strikt noodzakelijk. Er vinden geen activiteiten plaats die continu moeten worden gecontroleerd. De afstand tot het dorp is betrekkelijk gering, zodat de exploitant bij calamiteiten snel ter plaatse kan zijn. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
6. a.
b.
a.
b.
5
J.C.J.L. Barendregt, Gildenlaan 1, 3233 DA Oostvoorne Reactie Gezien het karakter van het plan is de indruk ontstaan dat het recreatieve aspect de hoogste prioriteit heeft. De lintbebouwing aan de Zeehoeveweg wordt hierbij in het geheel niet ingevuld. Eerder is de indruk gewekt dat rustig wonen en recreëren samen konden gaan. Zelfs was sprake van een goede (groene) afscherming tussen woningen en recreatiegebied. Een deel van de gronden van belanghebbende ligt in de zone die is bedoeld voor uitbreiding van het recreatiecentrum en een deel langs de Zeehoeveweg waaraan een tuinbestemming is toegekend. Aan het begin van de Zeehoeveweg staan nieuwe woningen gepland. Het wordt alleszins redelijk gevonden dat het deel van de grond van betrokkene, gelegen aan de Zeehoeveweg, eveneens voor bebouwing in aanmerking komt. Eerder is door belanghebbenden een verzoek ingediend voor een bouwvergunning. Dit verzoek is niet gehonoreerd in verband met de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan. Het nieuwe bestemmingsplan biedt volgens belanghebbende nu de mogelijkheid een duidelijke en landelijke afscheiding te bewerkstelligen tussen het recreatiegebied en het woongebied. Commentaar Het karakter van het bestemmingsplan wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van de recreatieterreinen. Deze nemen immers een belangrijk deel van het plangebied in beslag. Voor zover mogelijk, is in bestaande situaties en bij nieuw in te richten terreinen een groene afscherming aangegeven. In sommige gevallen is het echter, vanwege de aanwezigheid van bestaande bebouwing, niet mogelijk een groenzone te realiseren. De bouwmogelijkheden aan het begin van de Zeehoeveweg dienen ter vervanging van eerder op het recreatiepark aanwezige woningen. Het provinciaal en gemeentelijk beleid is gericht op het voorkomen van een verdere verdichting en het voorkomen van een toename van het aantal woningen in dit gebied. Gezien dit beleid kan aan het verzoek om een deel van de gronden van belanghebbende te mogen bebouwen, niet worden tegemoetgekomen. Zoals onder a is aangegeven, is zoveel mogelijk getracht een groene afscherming tot stand te brengen tussen de verschillende terreinen. Daar waar dit mogelijk en uitvoerbaar is, zijn groenzones aangegeven.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
7.
G. Breeman, Zeehoeveweg 25, 3233 XK Oostvoorne
Reactie Verzocht wordt de gronden naast de woning van betrokkene eveneens te bestemmen voor Woondoeleinden. Op deze gronden, met de bestemming Tuinen, is reeds erfbebouwing aanwezig die bij een eventueel toe te passen saneringsregeling kan worden betrokken. Commentaar Voor het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is gebruikgemaakt van de meest recente basiskaart. Op deze kaart staan voornamelijk hoofdgebouwen aangegeven en ontbreken veelal bijgebouwen. Het bouwvlak met de bestemming Woondoeleinden is enigszins uitgebreid. Aan het verzoek kan worden tegemoetgekomen. Conclusie De reactie is aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
8. a.
b.
c. d. e. f.
a. b.
c. d.
e. f.
6
Maatschap Van Dorsser-Zeelenberg, Heindijk 13, 3233 LE Oostvoorne Reactie Gezien het ter plaatse aanwezige agrarische bedrijf, verzoekt belanghebbende de bestemming Tuinen van de in zijn eigendom behorende gronden te wijzigen in de bestemming Agrarische doeleinden. De bestemming Tuinen levert een belemmering op voor de agrarische bedrijfsvoering. Echter, ook de wijze waarop in het voorontwerpplan invulling is gegeven aan de bestemming Agrarische doeleinden, remt de ontwikkeling van het bedrijf. De maximale omvang van een onderkomen van dieren van 10 m² op een oppervlakte van 2,5 ha is bijvoorbeeld te gering. Belanghebbende voorziet problemen voor de bewoners van het Gors wat betreft het recreatieve gedeelte dat eigendom is van de Molecaten Groep. Bij afsluiting van het terrein zullen bewoners van het Gors niet meer in het duingebied kunnen komen. Naar de mening van betrokkene is dit nimmer de bedoeling geweest. De ontsluiting van het gebied is onvoldoende duidelijk aangegeven. Betrokkene mist een verdere invulling van het recreatieve gedeelte. Verder is belanghebbende van mening dat een bouwmarkt met gasopslag en een zagerij niet past in het buitengebied. Er worden problemen voorzien ten aanzien van overlast in de vorm van verkeer, gevaar en geluid. Tenslotte reageert belanghebbende op een agendapunt van de raadsvergadering van 26-06-2001. Hierbij wordt de raad voorgesteld om een voorbereidingsbesluit te nemen voor het watersportcentrum en het niet-recreatieve deel van Kruiningergors. In het raadsvoorstel wordt tevens voorgesteld om de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen op basis van 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te delegeren aan burgemeester en wethouders. Indien dit agendapunt wordt aangenomen, is een wijziging van het conceptbestemmingsplan niet meer mogelijk. Commentaar De bestemming Agrarische doeleinden ter plaatse van Heindijk 13 zal worden uitgebreid. De eigenaar van het recreatiepark komt de bevoegdheid toe delen van het terrein geheel of gedeeltelijk af te sluiten waarbij rekening gehouden zal worden met de belangen van de gasten en de doelstelling van de onderneming. In het verleden is, onder andere in het winterseizoen, veel overlast ondervonden door derden waarbij eigendommen in mindere mate werden gerespecteerd. Het bestemmingsplan is geen instrument, door middel waarvan het al dan niet openbaar zijn van terreinen kan worden geregeld. Het beleid van het gemeentebestuur is er echter op gericht het duingebied zoveel mogelijk open en bereikbaar te houden, ook voor recreanten van buiten het recreatiepark. Voor de beantwoording op deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 1. Voor het recreatiepark is gekozen voor de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. In deze globale bestemming is geen nadere detaillering aangegeven van de overige met de recreatie samenhangende en in het gebied voorkomende functies en voorzieningen, zoals wegen, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen of speelplaatsen. Door middel van de subbestemming is wel aangegeven waarvoor sommige terreinen specifiek zijn bestemd. Zo is een onderscheid gemaakt tussen de terreinen waarop uitsluitend recreatiewoningen zijn toegestaan en terreinen waar uitsluitend andere kampeermiddelen mogen worden geplaatst. Voor de beantwoording op dit deel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 3. De voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan vergt veel tijd. Tijdens de voorbereiding doen zich ontwikkelingen voor die passen binnen het gemeentelijke beleid, maar waar het geldende bestemmingsplan niet in voorziet. In de voorliggende situatie geldt een plan dat grotendeels dateert uit 1947. Als toetsingkader voor nieuwe ontwikkelingen heeft dit plan zijn waarde grotendeels verloren. Gelet op de lange tijd van voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan, heeft het gemeentebestuur op basis van artikel 19 WRO vrijstelling verleend voor de realisering van een watersportcentrum aan het Brielse Meer en de verplaatsing van het bedrijf van de heer Punt vanuit het recreatiecentrum naar een locatie aan de Zeehoeveweg. Voor het volgen van de vrijstellingsprocedure was in de voorliggende situatie een voorbereidingsbesluit nodig in verband met de ouderdom van het geldende plan. Hiertoe heeft de gemeenteraad in de vergadering van 26 juni 2001 besloten. Tegen zowel het voorbereidingsbesluit als het voornemen om vrijstelling te verlenen be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
7
stond de mogelijkheid om bezwaar in te dienen. De rechtsbescherming is hiermee in voldoende mate gewaarborgd. Conclusie De reactie onder a is aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpplan.
9.
Dhr. en mevr. J.A. Freeke, Maasweg 3, 3233 XE Oostvoorne
Reactie Geconstateerd wordt dat er verschillen bestaan in de wijze waarop de bestaande verblijfsrecreatieve terreinen zijn ingepast. a. Op de plankaart is bij Maasweg 3 een royale groenstrook voor opgaande beplanting rond het recreatieterrein aangegeven. Bij andere locaties is geheel of gedeeltelijk een zeer dunne, een wat bredere of geen groenzone aangegeven. Van geheel rondom de terreinen doorgetrokken groenstroken is geen sprake. b. Het wordt onjuist geacht dat voor het Recreatiepark Kruininger Gors geen landschappelijk inpassingselement is aangegeven. Zonder enige afscherming grenzen delen van het park aan terreinen van derden. c. Gezien de oppervlakte van het recreatieterrein aan de Maasweg 3 is het aantal kampeerplaatsen dat hier wordt toegestaan te gering. Verzocht wordt het aantal kampeerplaatsen te vergroten of de verblijfsaccommodatie op te waarderen in de vorm van recreatiewoningen. d. De bestemmingsgrenzen van het terrein stemmen niet overeen met het kadastrale eigendom. Verzocht wordt dit aan te passen waarbij de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden aan de zuidoostzijde dient te worden uitgebreid. e. De bestemming van het recreatieterrein wijkt volgens belanghebbenden af van de gebruikelijke regeling binnen de gemeente. Zo dienen woningen die bij recreatieve verblijfsterreinen behoren als bedrijfswoning te worden aangemerkt. f. De tegenover Maasweg 3 gelegen gronden hebben ten onrechte de bestemming Tuinen gekregen. Reeds geruime tijd zijn deze gronden in gebruik als parkeerterrein als aanvulling op de parkeervoorzieningen van het Recreatiepark Kruininger Gors. g. Naar de mening van belanghebbenden bestaat er een redelijk beeld over het gebied dat binnen de recreatieve voorzieningen een rol vervult, of kan vervullen. De Gorshoeve is hierbij redelijk ingepast, waarbij het aantal kampeerplaatsen is vergroot en is aangepast aan de beschikbare grond. De gronden van betrokkene aan de Zeehoeveweg maken deel uit van het zogenaamde overloopgebied van het Kruininger Gors. Praktisch gezien moet hiermee op dezelfde wijze worden omgegaan als met vergelijkbare objecten, namelijk de woningen in het Kruininger Gors. Op het moment dat een vergelijk totstandkomt met de exploitant van het Kruininger Gors, dient eenzelfde uitplaatsingconstructie te worden gecreëerd. Elders in het plangebied kunnen betrokkenen dan een nieuwe woonlocatie zoeken en kan de bestaande woning worden gesloopt. h. Belanghebbenden vragen zich af waarom in de toelichting is vermeld dat locatie Maasweg 3 is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma van de provincie Zuid-Holland. a.
b.
Commentaar Bij nieuwe terreinen, terreinen die opnieuw ingericht gaan worden of terreinen waar de ruimte daarvoor toereikend zijn, voor zover mogelijk en praktisch uitvoerbaar, groenzones voor de landschappelijke inpassing aangegeven. Behalve bij Maasweg 3 is ook bij een aantal andere terreinen sprake van een groenzone langs het gehele terrein. Het uitgangspunt is daarbij een groenzone van minimaal 5 m breed en afhankelijk van de situatie, zo mogelijk breder. De groenzone aan de noordzijde van het perceel Maasweg 3 is in het voorontwerpplan breder. Deze zijde ligt niet aan de openbare weg. Een breedte van 5 m is acceptabel. In het oostelijk deel van het recreatiepark is voor het her in te richten recreatieterrein een groenzone aangegeven die bedoeld is voor visuele afscherming. Langs grote delen van het recreatiecentrum zijn langs de randen echter recreatiewoningen aanwezig. Hier is het aanbrengen van groenzones voor landschappelijke inpassing alleen mogelijk door het
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
c.
d.
e.
f.
g.
h.
8
verwijderen van de recreatiewoningen of het realiseren van deze groenzones op percelen van derden. De uitvoerbaarheid hiervan is zeer gering. Hierdoor is in deze situaties geen bestemming Groenvoorzieningen aangegeven. Het aantal toegestane kampeermiddelen is in overeenstemming met het aantal kampeermiddelen dat is genoemd in de gemeentelijke kampeervergunning. Gezien de oppervlakte van het Recreatiepark Kruininger Gors en het relatief grote aantal aanwezige kampeermiddelen in het gebied, is het beleid niet gericht op een toename van het aantal kampeermiddelen. Verplaatsing, herinrichting of wijziging van terreinen zullen kwaliteitsverbetering tot doel dienen te hebben, met name op het Recreatiecentrum Kruininger Gors. De ruimte hiervoor op het recreatiecentrum is zeer beperkt. Een toename van de verblijfsaccommodatie op het terrein Maasweg 3 wordt alleen voorgestaan in samenhang met een vermindering van de accommodatie op het recreatiecentrum als gevolg van een plan tot kwaliteitsverbetering. Concrete plannen hiervoor ten aanzien van Maasweg 3 zijn niet voorhanden, zodat wordt volstaan met een consolidatie van de bestaande situatie voor het laatstgenoemde perceel. Ook een toename van het aantal recreatiewoningen past niet binnen dit beleid. Daarom kan aan het verzoek niet worden tegemoetgekomen. De bestemmingsgrenzen zijn mede gebaseerd op de kadastrale informatie die bekend was bij de voorbereiding van het concept voorontwerpbestemmingsplan. Het perceel met de bestemming vRk (inclusief woning Maasweg 3) vormt een afzonderlijk kadastraal perceel, dat richtinggevend is geweest voor de bestemmingslegging. Het betreft een kleinschalig kampeerterrein met ten hoogste 4 kampeermiddelen. Een mogelijke uitbreiding zal moeten worden bezien in het kader van de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruiningergors. Er is geen aanleiding tot aanpassing van de bestemmingsgrenzen. Alle binnen het plangebied aanwezige woningen die geen recreatiewoning zijn, zijn bestemd tot Woondoeleinden. Aan de hand van ervaringen met bedrijfswoningen in het verleden, is in algemene zin gebleken dat het niet eenvoudig is om bij gewijzigde (bedrijfs)omstandigheden het gebruik van woningen als bedrijfswoning te handhaven. Om die reden is het gemeentebestuur zeer terughoudend ten aanzien van het bestemmen van woningen bij bedrijven als bedrijfswoning. Materieel maakt het overigens geen groot verschil of een bestaande woning wordt aangemerkt als bedrijfswoning of dat deze wordt bestemd tot Woondoeleinden. De woonfunctie kan in beide situaties worden gecontinueerd. In feite biedt een bestemming Woondoeleinden ruimere mogelijkheden, omdat daardoor de woning zo nodig kan worden verkocht als "burgerwoning". Aan meerdere voormalige agrarische percelen is de bestemming Tuinen toegekend. Sommige daarvan vervullen bij piekbelasting een functie als zogenaamd aanvullend parkeerterrein en sommige zijn daarvoor het gehele zomerseizoen in gebruik. Het hier bedoelde terrein behoort blijkbaar tot de laatste categorie. Er bestaat derhalve geen bezwaar aan de bestemming Tuinen de nadere aanwijzing parkeervoorzieningen toe te kennen. Wanneer, of en op welke wijze de zogenaamde overloopgebieden zullen worden aangewend voor de uitbreiding van de verblijfsrecreatieve voorzieningen staat op dit moment niet vast. Vooruitlopen op eventueel toekomstige ontwikkelingen, door bijvoorbeeld het bieden van uitplaatsingsmogelijkheden, is in het kader van dit bestemmingsplan voorbarig. Wanneer zich in de looptijd van het bestemmingsplan wijzigingen voordoen die in planologisch opzicht niet waren voorzien en die in overeenstemming zijn met het gemeentelijke beleid, zal voor de realisering een afzonderlijke procedure worden gevolgd. De locatie Maasweg 3 was opgenomen op de zogenaamde BIO-actueellijst van het Provinciaal Programma Water en Milieu 1994/1997, Dienst Water en Milieu van de provincie Zuid-Holland. Uitgaande van deze lijst is de locatie in de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan genoemd. In recentere provinciale documenten komt de locatie niet meer voor. In verband daarmee wordt de toelichting aangepast.
Conclusie De reacties onder a en f en h zijn aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
9
10. F.A. Hoek, Velgersdijk 29, 3079 HV Rotterdam a.
b.
a. b.
Reactie De afsluiting van de Gorslaan als openbare weg voor gemotoriseerd verkeer is geen goede ontwikkeling. Er kan daardoor een besloten gemeenschap ontstaan hetgeen niet bevorderlijk is. Ingeval van noodsituaties zal men gedwongen worden naar één uitgang te gaan. Hierdoor kunnen, ingeval van ernstige calamiteiten, levensbedreigende situaties ontstaan. Een centrale, openbare weg zorgt ervoor dat hulpverleners vanuit verschillende richtingen snel ter plaatse kunnen zijn. Volgens belanghebbende zijn met de Molecaten Groep in het verleden afspraken gemaakt dat recreatiewoningen met een onderlinge afstand van minder dan 3 m verplaatst dienen te worden. Uit het bestemmingsplan wordt opgemaakt dat tot nu toe niet effectief gebruikte terreinen in de toekomst doelmatiger gebruikt zullen gaan worden (voetbalveld, groot parkeerterrein, hertenkamp en populierenbos). Dit is het geschikte moment om de vrijkomende terreinen te gebruiken voor recreatiewoningen die noodgedwongen verplaatst moeten worden. Recreanten, die vanwege de aangescherpte regelgeving verplaatst moeten worden, dienen als eerste in aanmerking te komen voor een grotere kavel. Commentaar Voor de beantwoording op dit deel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 3. Het beleid van de ondernemer en de gemeente is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de recreatieterreinen en de overige voorzieningen. Uitsluitend in dat kader zal het recreatiepark mogen uitbreiden. Verplaatsing van recreatiewoningen en toewijzing van kavels binnen het recreatiepark is in eerste instantie voorbehouden aan de exploitant van het park. Het bestemmingsplan biedt uitsluitend het ruimtelijk juridische kader waar in nieuwe situaties aan moet worden getoetst.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpplan.
11. Kampeervereniging 't Hertekamp, secretariaat H. Bos, Reviusrondeel 20, 2902 EA Capelle aan den IJssel Reactie De reactie van de kampeervereniging heeft in grote lijnen betrekking op het herinrichtingsplan van de Molecaten Groep om de camping rond de velden 1 tot en met 9 te herstructureren. Dit plan wordt uitgebreid in de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan beschreven. Dit is de aanleiding om ook te reageren op het voorontwerpplan. a. In het plan wordt ervan uitgegaan dat vrijwel elke caravan is voorzien van eigen sanitair. Er zijn echter caravans zonder douche en toilet, zodat gebruik wordt gemaakt van de centrale voorzieningen. De kampeervereniging verwacht dat er in de toekomst toch sanitaire voorzieningen moeten blijven. Deze kunnen eventueel worden gecombineerd met de voorzieningen op de toeristische standplaatsen, mits de maximale afstand van 150 m niet wordt overschreden. b. Aangegeven is dat het Praethuys wordt aangemerkt als een mogelijkheid voor uitbreiding van de verblijfsaccommodatie op eigen terrein. De vereniging organiseert hier echter veel activiteiten voor de recreanten. Een recreatiegebouw is nodig en zal een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de recreatievoorzieningen. Ook de botenloods wordt nog steeds gebruikt voor de winteropslag van boten en caravans. Een deel is ook in gebruik voor de opslag van materialen. De behoefte aan opslag blijft. c. In het ontwerp is er slechts één speelplaats die alleen bereikbaar is via de openbare Gorslaan. Gepleit wordt voor meerdere, veilig te bereiken speeltuintjes. d. Aangenomen wordt dat de telefooncel wordt verplaatst naar de centrale voorzieningen. e. Voor 100 toeristische en 260 vaste standplaatsen zijn 450 parkeerplaatsen gepland. Dit is 1,25 parkeerplaats per perceel, dus minder dan de vereiste 1,4. f. De afstand tussen de caravan en het verzamelpunt voor afval is op sommige plaatsen erg groot. Vooral voor ouderen is dit bezwaarlijk. Wellicht dat voor een enkeling het afval wekelijks kan worden opgehaald. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
g.
h. i.
j.
10
In de omschrijving wordt uitgegaan van maximaal 100 toeristische plaatsen, op de plantekening staat een maximum van 50. Voorts staat op de plantekening dat de 260 vaste standplaatsen deels worden ondergebracht op het te ontbossen terrein ten noorden van Bosland. Volgens de omschrijving en figuur 6 worden de 260 kampeerplaatsen al verwezenlijkt in fase 1, zodat dat deel van het bos voor andere (kampeer)doeleinden kan worden gebruikt. Het terrein Abrikozenhof heeft aan de zuidzijde geen groene rand, op de plantekening is deze wel vermeld. Dat betekent wel een plaats minder. De laatste jaren zijn al grotere kampeerplaatsen gecreëerd. De betrokken kampeerders gaan ervan uit dat zij geen onderdeel uitmaken van de herstructurering. Dit blijkt niet het geval. Het aantal opzeggingen als gevolg hiervan kan mogelijk worden beperkt door het indelingsplan zodanig te wijzigen dat (veel) caravans kunnen blijven staan. Enkele kampeerplaatsen zijn alleen toegankelijk via de Gorslaan. Het grootste bezwaar hiertegen is het gevaar voor spelende kinderen. Een kampeerplaats moet bereikbaar zijn via secundaire campingwegen, paden en/of grasvlaktes. Commentaar
Algemeen De inrichting en het op peil houden van de voorzieningen op het recreatiepark is in eerste instantie een zaak van de eigenaar/exploitant van het recreatiepark. Er mag van worden uitgegaan dat, in het belang van een goede onderneming, de exploitant een goed en kwalitatief hoogwaardig product aanbiedt aan de recreanten. Het niveau van de voorzieningen zal hierbij een belangrijke factor zijn. Ditzelfde geldt voor de inrichting. Dit zijn zaken die in het bestemmingsplan niet zijn vastgelegd. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden, zoals het realiseren van sanitaire voorzieningen. Het bestemmingsplan kan echter niet afdwingen dat deze sanitaire voorzieningen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Bovendien is het betreffende herinrichtingsplan inmiddels gerealiseerd. De gemaakte opmerkingen zijn daardoor voor een belangrijk deel achterhaald. Om die reden wordt niet afzonderlijk op iedere opmerking van de kampeervereniging ingegaan. De volgende punten geven nog aanleiding tot een afzonderlijk commentaar: b.
e.
g.
h.
Het Praethuys en de botenloods hebben geen op hun specifieke functie gerichte bestemming gekregen. Ter wille van de flexibiliteit maken deze gebouwen onderdeel uit van de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Het nadeel daarvan is dat de drempel om bestaande voorzieningen te handhaven mogelijk wat lager kan zijn. De wenselijkheid van een uitwisseling van bouw- en gebruiksmogelijkheden heeft in de voorliggende situatie geprevaleerd. Voor kampeermiddelen wordt een norm gehanteerd van 1,1 parkeerplaats per kampeermiddel, voor recreatiewoningen een norm van 1,4 per recreatiewoning. Deze normen zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid die op een deel van het herinrichtingsgebied van toepassing is. Het aantal parkeerplaatsen voor het nieuw ingerichte deel van het recreatiepark is voldoende. Bij de aanpassing van het plan is de regeling van het maximum aantal standplaatsen gewijzigd. Er is nu in de voorschriften een maximum aantal verblijfseenheden voor het hele recreatiepark opgenomen, waardoor uitwisseling tussen de verschillende vormen van verblijfsaccommodatie mogelijk is. Het betreffende deel van de Abrikozenhof grenst aan een woonperceel van derden. Uit een oogpunt van privacy, maar ook vanwege de landschappelijke inpassing, is in het bestemmingsplan voor deze zone de bestemming Groenvoorzieningen opgenomen.
Conclusie De reacties geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
11
12. Kampeervereniging Larixhof, secretariaat Rembrandtlaan 83a, 3117 VP Schiedam a. b.
c. d.
a.
b.
c.
d.
Reactie In zijn algemeenheid had bij de direct betrokkene informatie moeten worden ingewonnen. Met de belangen van de Molecaten Groep wordt meer rekening gehouden dan met de huidige bezitters van de caravans en vakantiehuisjes. In de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan is aangegeven dat naast de kwaliteitsverbetering ook de aanpassing van de ontsluitingsstructuur essentieel is. Zeker wanneer is onderkend dat de huidige situatie verkeersonveilig is. Het komt dan ook onbegrijpelijk over dat nu al, op grond van financiële motieven, is besloten geen wijzigingen in de ontsluiting aan te brengen. In de bijlage van het voorontwerpbestemmingsplan zijn berekeningsuitgangspunten opgenomen met betrekking tot de intensiteiten en het wegverkeerslawaai van de Heindijk. Hoe pakken deze berekeningen uit voor de Gorslaan. Bij uitbreiding van het aantal standplaatsen zal bij de huidige infrastructuur nog meer druk komen te liggen op onveilige situaties. Commentaar Tijdens de voorbereiding van het voorontwerpbestemmingsplan heeft overleg plaatsgehad met de Molecaten Groep. Aanleiding hiertoe vormde de wens van de gemeente tot kwaliteitsverbetering van het Recreatiecentrum Kruininger Gors. Daarnaast zijn diverse instanties in staat gesteld een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan te geven. Bovendien is tijdens een inloopavond de mogelijkheid geboden meer informatie over het plan te verkrijgen. Zoals in de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan reeds is aangegeven, is een verbetering van de ontsluitingsstructuur, zonder financiële inbreng van derden, op dit moment niet haalbaar. Deze inbreng is niet aanwezig, zodat het realiseren van een nieuwe ontsluitingsstructuur niet uitvoerbaar is. Hiermee dient een oplossing binnen de planperiode echter niet uitgesloten te worden. Mochten er op termijn mogelijkheden bestaan de verkeersstructuur alsnog te verbeteren, dan zal een vrijstellingsprocedure overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevolgd. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones met uitzondering van onder andere 30 km/h-gebieden. De binnen het plangebied gelegen wegen, met uitzondering van de Heindijk, krijgen een 30 km/h-regime. De Heindijk is een gezoneerde weg. Aan de Heindijk is de mogelijkheid geboden om een nieuwe woning te realiseren. Voor de geluidsbelasting aan gevels van nieuwe woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai zijn in de Wet geluidhinder normen opgenomen. Om te kunnen beoordelen of aan de normen wordt voldaan, is akoestisch onderzoek nodig. Overigens is voor de realisering van deze woning inmiddels een vrijstellingsprocedure gevolgd op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Hierdoor is in het kader van het bestemmingsplan geen sprake meer van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. Langs de Gorslaan zijn geen nieuwe woningen geprojecteerd. De uitbreiding van de terreinen met verblijfsaccommodatie dient uitsluitend voor de kwaliteitsverbetering van het recreatiepark. Uitbreiding van het aantal standplaatsen is hierbij niet toegestaan. De infrastructuur zal door de uitbreiding van de terreinen niet extra worden belast zodat, als reeds sprake mocht zijn van onveilige verkeerssituaties, geen extra onveilige situaties zullen ontstaan.
Conclusie De reactie geven geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
13. M. Kluijtmans, Kamplaan 6, 3233 XD Oostvoorne a.
Reactie Verzocht wordt de woning Kamplaan 6 te bestemmen tot bedrijfswoning en de bijbehorende bestemming Voortuinen te laten vervallen. Bovendien wordt verzocht de mogelijkheid te bieden de woning uit te breiden tot 600 m³. De genoemde woning is in zijn geheel
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
b.
a.
b.
12
in gebruik als dienstwoning van de camping Gorshoeve. Deze bevat geen kantoorruimte voor de camping, hetgeen wel wenselijk is. In het voorontwerpbestemmingsplan wordt nergens melding gemaakt van het gebouw tussen Kamplaan 4 en 6 dat als bestemming Horeca zou hebben. Commentaar Alle binnen het plangebied aanwezige woningen, die geen recreatiewoning zijn, zijn ondergebracht in de bestemming Woondoeleinden. Het beleid is er niet op gericht om bedrijfswoningen afzonderlijk te bestemmen. Verwezen wordt naar de beantwoording van de reactie onder 9e. Voor kantoorruimte kan een deel van de kantine worden ingericht. De inhoudsmaten van burgerwoningen zijn gebaseerd op het provinciale beleid, dat is neergelegd in de Nota Planbeoordeling 2002. In deze Nota worden maximale inhoudsmaten aangegeven voor woningen in het buitengebied. Er wordt uitgegaan van één maximale inhoudsmaat voor woning en erfbebouwing tezamen. Dit uitgangspunt is door de gemeente overgenomen. De gemeente geeft echter de voorkeur aan maximale oppervlaktematen in plaats van maximale inhoudsmaten. De feitelijke uitbreidingsmogelijkheden van de woning van betrokkene zijn afhankelijk van de huidige omvang van de woning. Het betreffende gebouw wordt aangemerkt als kantine bij de camping. Horeca-activiteiten zijn toegestaan voor zover deze zich richten op de gasten van de camping. Een afzonderlijke horecabestemming is op deze locatie niet wenselijk gelet op de ligging in de nabijheid van woningen.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
14. Recreatiepark Kruininger Gors b.v., Gorsplein 2, 3233 XC Oostvoorne a. b.
c.
d.
Reactie Verzocht wordt de juiste naam van de onderneming, te weten Recreatiepark Kruininger Gors, te vermelden. Overal waar wordt gesproken over het recreatiecentrum dient dit te worden gewijzigd in het recreatiepark. Voor het wandelpad aan de noordzijde van het Recreatiepark Kruininger Gors wordt het volgende opgemerkt: de bevoegdheid tot het geheel of gedeeltelijk afsluiten van delen van het terrein is uitsluitend de bevoegdheid van de eigenaar van het recreatiepark. Voordat tot gedeeltelijke afsluiting is besloten, is veel hinder ondervonden van derden die overlast veroorzaakten en eigendommen van anderen niet respecteerden. Met de gedeeltelijke afsluiting is getracht de veiligheid van de gasten en hun eigendommen te vergroten. Met name gedurende de winterperiode was er sprake van inbraak en vandalisme. De verwijzing in de toelichting naar een convenant/intentieverklaring, waarin is opgenomen dat "verandering van de bestemming van natuur- en duingebied is uitgesloten", is verwarrend en vraagt om een nadere toelichting. Partijen hebben daar waar is gesproken over "bestemming" op hoofdlijnen, een deel van het recreatiepark willen benoemen. Met "bestemming van natuur- en duingebied" is nadrukkelijk niet, althans niet door het Recreatiepark Kruininger Gors, bedoeld vooruit te lopen op een in het voorontwerpbestemmingsplan genoemde feitelijke bestemming als natuur- en duingebied. Met het oog op ruimtegebrek dat ontstaat bij de voorgenomen herstructurering, is voor de zone die deel uitmaakt van het Recreatiepark Kruininger Gors, in feite afgesproken de status quo te handhaven. Hierbij zou de duinzone niet gebruikt worden voor het uitplaatsen van recreatiewoningen. Het plan gaat ten onrechte uit van een duidelijk onderscheid tussen wat als strand- en duinzone en recreatiezone is aangegeven. Het terreingedeelte dat als recreatiezone is aangeduid heeft, anders dan wat in tabel 1 van de toelichting is aangegeven (een zeer besloten karakter), juist een zeer open structuur. In dat opzicht komt de passage "als zou het recreatiepark direct gelegen zijn achter een smalle duinstrook langs het Brielse Meer" vreemd over. Gelet hierop is het beter aan te geven dat het recreatiepark "direct aan het Brielse Meer ligt".
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
e. f. g. h.
i.
j. k. l.
m.
n.
o.
1)
13
Belanghebbende verzoekt de passage op pagina 20 1) van de toelichting "het Recreatiepark Kruininger Gors bestaat uit twee delen; het huisjesterrein en het kampeerterrein" aan te passen. De tekst op pagina 21 "duinen en bossen" onder het kopje "Landschappelijke inpassing" dient vervangen te worden door "het Brielse Meer". Verzocht wordt de tekst "in vrijwel alle woningen is een toilet en douche aanwezig", onder het kopje "Nuts- en sanitaire voorzieningen", te vervangen door "in vrijwel alle recreatiewoningen is een toilet en douche aanwezig". Het uitgangspunt dat voor de verbetering van de kwaliteit van het recreatiepark het behoud van hetzelfde aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen van groot belang is zal, naar de mening van belanghebbende, bij een stringente toepassing van dit uitgangspunt tot conflict aanleiding kunnen geven met één of meer andere uitgangspunten. Hierbij is in beschouwing genomen het grote aantal huidige plaatsen versus de voor herstructurering beperkt beschikbare ruimte. Aanbevolen wordt deze opmerking als overweging aan het plan toe te voegen. De woningen binnen het Recreatiepark Kruininger Gors hebben de bestemming Woondoeleinden en Voortuinen. Het nut en de noodzaak van twee verschillende bestemmingen wordt niet ingezien. Bij vervanging van de woningen kan het opsplitsen in twee bestemmingen een beperking van de mogelijkheden betekenen. Verzocht wordt aan de gehele oppervlakte van de percelen de bestemming Woondoeleinden toe te kennen. In het oostelijke herinrichtingsgebied zijn volgens belanghebbende op de plankaart de centrale voorzieningen niet aangegeven. Verzocht wordt het plan hierop aan te passen. Op de locatie Zeehoeveweg 19 zijn twee woningen geprojecteerd. Dientengevolge is het terrein niet geheel meer beschikbaar voor de uitplaatsing van kampeermiddelen. De toelichting dient hierop te worden aangepast. De bijzondere functie van het duingebied voor flora en fauna, als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur, is in het plan tot uitdrukking gekomen. Het duingebied, in recreatief opzicht intensief gebruikt, moet echter wel vrij toegankelijk blijven voor onder meer verblijfsrecreanten van het recreatiepark. Het gebied mag dus niet op slot wat volgens belanghebbende wel de essentie is van de in de toelichting genoemde beperking tot extensief recreatief medegebruik. Het plan gaat voorbij aan de beleidsuitgangspunten van hogere overheden. Uit deze beleidsuitgangspunten kan worden geconcludeerd dat de beperking tot extensief recreatief medegebruik voor het duingebied te stringent is en onvoldoende recht doet aan de feitelijke en historisch gegroeide situatie. Wijzend op de hiervoor genoemde beleidsuitgangspunten en de functie van het duingebied, ligt een bestemming met intensieve dagrecreatie meer voor de hand. In de planbeschrijving wordt onder de noemer Algemene vrijstellingsbevoegdheid aangegeven dat hekken niet hoger mogen zijn dan 1,5 m en lichtmasten niet zijn toegestaan. Vermoed wordt dat dit bedoeld is bij de aanleg van paardenbakken. De toelichting is op dit punt niet duidelijk. Een groot deel van het recreatiepark heeft de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Hierbij zijn de gebieden voor recreatiewoningen, kampeerplaatsen en centrumvoorzieningen door middel van een subbestemming onderverdeeld. Het nut en de noodzaak van de verdeling in recreatiewoningen en kampeerplaatsen wordt niet ingezien. De verdeling vraagt nadere toelichting, waarbij de subbestemming voor de centrale voorzieningen niet ter discussie staat. De indruk kan ontstaan dat standplaatsen voor recreatiewoningen in velerlei opzichten verschillen van standplaatsen voor (sta)caravans, hetgeen niet overeenkomt met de feitelijke of toekomstige situatie. Recreatiepark Kruininger Gors geeft er de voorkeur aan dat bij handhaving van de onderscheiden subbestemmingen voor recreatiewoningen en kampeerplaatsen de mogelijkheid wordt geboden de verschillende subbestemmingen onderling uit te wisselen ten einde tijdig te kunnen inspelen op een veranderende vraag vanuit de markt en om te kunnen voldoen aan de beoogde kwaliteitsdoelstelling. De in het plan opgenomen maximale grondoppervlakte van een recreatiewoning voldoet niet aan de actuele normen in de verblijfsrecreatieve branche. Ditzelfde geldt voor de maximale oppervlakte van stacaravans. Deze oppervlakten, die ten tijde van het opstellen van het plan als norm konden worden aangehouden, zijn inmiddels achterhaald. De paginanummering is door aanpassingen in het ontwerpplan inmiddels gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
p. q. r. s. t.
u.
v.
w.
x.
a. b.
c. d.
14
Verzocht wordt de mogelijkheden voor een groter grondoppervlak te bezien waarbij de volgende maten in overweging worden gegeven: recreatiewoningen: - perceel kleiner dan 180 m²: maximaal grondoppervlak recreatiewoning 60 m²; - perceel 180 m² of meer: maximaal grondoppervlak recreatiewoning 1/3 van het perceel met een maximum van 80 m²; stacaravans: - standplaats kleiner dan 145 m²: maximaal grondoppervlak stacaravan, inclusief berging, 50 m²; - standplaats 145 m² of meer: 1/3 van de standplaats met een maximum van 70 m², exclusief één berging van maximaal 6 m². De maximale bouwhoogte van 2,5 m voor een losstaande berging bij een recreatiewoning is voldoende. Voor een inpandige berging is deze hoogte echter te gering. Voor de huidige en toekomstige bedrijfsvoering van Recreatiepark Kruininger Gors is een horecavoorziening met een bebouwd grondoppervlak van 4.000 m² van belang. Bij de economische uitvoerbaarheid is niet aangegeven wie in de toekomst de kosten zal dragen voor de nieuwe ontsluitingsweg voor het recreatiepark. Het terrein Zeehoeveweg 19 en het terrein aan de westzijde van de Maasweg zijn ten onrechte bestemd voor Tuinen. Deze terreinen zijn noodzakelijk voor de herstructurering van het recreatiepark en zullen dan ook moeten worden bestemd voor recreatiewoningen. Het op de plankaart ingeschreven maximumaantal van 50 toeristische standplaatsen is niet in overeenstemming met het in de toelichting genoemde aantal dat nodig is voor een kwalitatief goed voorzieningenniveau. Verzocht wordt dit aantal, conform het in de toelichting genoemde aantal, te verhogen tot circa 100. De in het plangebied aanwezige sirenemast staat correct op de plankaart aangegeven binnen het gebied met de subbestemming kampeerplaatsen. In de voorschriften is de sirenemast echter toegestaan binnen de subbestemming voor recreatiewoningen. Verzocht wordt de voorschriften hierop aan te passen. Verzocht wordt, mede naar aanleiding van opmerkingen over de toelichting, de voorschriften te wijzigen ten aanzien: 1. het maximumgrondoppervlak van recreatiewoningen; 2. het maximumgrondoppervlak van stacaravans; 3. de bouwhoogte van recreatiewoningen; 4. de bouwhoogte van inpandige bergingen bij recreatiewoningen; 5. de bestemming Natuur- en dagrecreatiegebied. Voor de toekomstige bedrijfsvoering van het recreatiepark is het van belang een terrein van ten hoogste 1.000 m² te kunnen inrichten voor de verkoop, inruil en de tijdelijke stalling van kampeermiddelen. Het is niet bekend of het bestemmingsplan in zijn huidige vorm hierin voorziet. Verzocht wordt het plan aan te passen om de bestaande en eventueel extra te plaatsen of te verplaatsen trekkershutten te regelen. Commentaar Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De naam is gewijzigd in Recreatiepark Kruininger Gors. Het pad is gerealiseerd en mede gefinancierd door de provincie als samenhangende openbare wandelroute. Afsluiting zal derhalve grote impact hebben op de omgeving en de bereikbaarheid van andere voorzieningen. In de bestemmingsregeling is deze oost-westgerichte route om die reden expliciet genoemd. In de nadere toelichting wordt nog eens benadrukt dat het de bedoeling is geweest in de duinzone de status quo te handhaven. Deze toelichting is duidelijk en wordt verder voor kennisgeving aangenomen. In landschappelijk opzicht is er een duidelijk onderscheid in de strand- en duinzone en de recreatiezone. Het woord "besloten" als karakteristiek voor de recreatiezone is gebruikt om in ruimtelijke zin het gebied te karakteriseren. Hiermee wordt niet bedoeld een beperkte toegankelijkheid of openbaarheid. Tussen de verblijfsrecreatieterreinen en het Brielse Meer is een smal duingebied met strand aanwezig. Dat de feitelijke eigendomsgrens van het recreatiepark op kortere afstand van het Brielse Meer ligt dan de verblijfsrecreatieterreinen, doet niets af aan het feit dat qua beleving het recreatiepark niet direct aan het
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
e. f. g. h.
i.
j.
k. l.
m. n.
o.
15
Brielse Meer ligt maar achter de smalle duinstrook. De redactie zal enigszins worden aangepast. De bedoelde passage is gebaseerd op de feitelijke situatie. Gezien dit gegeven kan niet anders dan worden vermeld dat het recreatiepark op dit moment bestaat uit een deel met voornamelijk recreatiewoningen en een deel met hoofdzakelijk (sta)caravans. De redactie wordt zodanig gewijzigd, dat wordt aangegeven dat niet het recreatiepark, maar de verblijfsrecreatieterreinen worden begrensd door duinen en bossen. Aan dit verzoek kan worden tegemoetgekomen. De toelichting wordt hierop aangepast. Het woord "woningen" wordt vervangen door recreatiewoningen. Het belangrijkste uitgangspunt voor de uitbreiding en de herstructurering van het recreatiepark is gelegen in het feit dat ruimte gevonden moet worden om de kwaliteit van de bestaande terreinen en het recreatief product te verbeteren. Gegeven dit uitgangspunt, is juist in het bestemmingsplan de ruimtelijke mogelijkheid geboden voor uitbreiding en herstructurering. Vanuit het oogpunt van exploitatie is als uitgangspunt het behoud van hetzelfde aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen gehanteerd. Behoud van hetzelfde aantal recreatie-eenheden kan vanwege de beperkt beschikbare ruimte inderdaad in conflict komen met andere uitgangspunten. Dit is nu ook in de toelichting als zodanig vermeld. Een vermindering van het aantal standplaatsen of recreatiewoningen is uit ruimtelijk oogpunt echter aanvaardbaar. Naar aanleiding van deze opmerking is de bestemmingslegging van de woningen die zijn gelegen op het Recreatiepark Kruininger Gors nogmaals bezien. Het uitgangspunt is dat een strook grond tussen de woning en de openbare weg niet wordt bebouwd. In verband daarmee is het niet wenselijk het gehele perceel te bestemmen tot Woondoeleinden. Waar dit ruimtelijk acceptabel is, wordt het bouwvlak met de bestemming Woondoeleinden enigszins verruimd. Aan dit verzoek kan daarom gedeeltelijk tegemoet worden gekomen. De intentie voor de locatie is in het inrichtingsplan aangegeven. Uit een oogpunt van flexibiliteit is binnen de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden gekozen voor een vrij globale bestemmingslegging. In de doeleindenomschrijving van de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden zijn bij de subbestemming voor de kampeerplaatsen de betreffende bijbehorende voorzieningen als toelaatbaar opgenomen. In de toelichting wordt Zeehoeveweg 19 als potentiële locatie in verband met de benodigde ruimte voor herstructurering geschrapt. Het in de toelichting weergegeven overheidsbeleid voor de ecologische hoofdstructuur is aanleiding geweest een beschermende natuurbestemming toe te kennen. Het behoud van de aanwezige waarden staat daarbij voorop. Bepaalde vormen van recreatief medegebruik zijn in het gebied aanvaardbaar mits de aanwezige waarden en het karakter niet worden verstoord. Het extensief medegebruik voor dagrecreatie impliceert echter niet dat het gebied minder of niet toegankelijk wordt. Intensieve vormen van recreatie vragen in het algemeen om de daarop afgestemde voorzieningen. Deze voorzieningen zijn in dit kwetsbare gebied niet gewenst. Gezien de uitgangspunten van beleid is er geen aanleiding de bestemming te wijzigen. Zoals in de inspraakreactie al wordt verondersteld, heeft de betreffende bepaling betrekking op de vrijstelling voor de aanleg van paardenbakken. De toelichting zal op dit punt worden verduidelijkt. Bij het opstellen van het conceptvoorontwerp van dit bestemmingsplan is in eerste instanties uitgegaan van de feitelijke situatie. Vervolgens hebben de ruimtelijke situatie alsmede de gewenste ontwikkeling aanleiding gegeven tot de gebiedsindeling. De gewenste situatie is totstandgekomen in overleg tussen gemeente en exploitant/eigenaar. Het grondgebruik van kampeermiddelen is niet hetzelfde als het grondgebruik van recreatiewoningen. Om die reden is het niet wenselijk in het bestemmingsplan een uitwisseling van de verschillende vormen van verblijfsaccommodatie mogelijk te maken. Wanneer er concrete plannen worden ontwikkeld voor het vervangen van kampeermiddelen door recreatiewoningen of omgekeerd, is het gemeentebestuur bereid daaraan medewerking te verlenen, mits deze plannen leiden tot kwaliteitsverbetering en deze geen verhoging van het aantal verblijfseenheden tot gevolg hebben. Hiervoor is dan een herziening van het bestemmingsplan of een vrijstelling op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke ordening nodig. Zoals eerder vermeld, heeft het bestemmingsplan voornamelijk tot doel een kwaliteitsverbetering van het recreatiepark tot stand te brengen. Deze kwaliteitsverbetering vindt onder andere zijn weerslag in de uitbreiding van de recreatieve terreinen binnen het grondgebied van het recreatiepark. Eveneens draagt een evenwichtige verhouding van oppervlakte van
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
p.
q.
r.
s.
t.
u. v.
w.
16
recreatieonderkomens tot de perceels- of standplaatsgrootte bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit die optiek is het niet wenselijk om bij de gehanteerde perceelsgrootte grotere recreatiewoningen of grotere stacaravans toe te staan. De bouwhoogte voor inpandige bergingen is niet afzonderlijk aangegeven. Omdat de berging inpandig is en geen afzonderlijk gebouw, zijn de hoogtematen voor recreatiewoningen van toepassing. In de praktijk zal het erop neerkomen dat de hoogte van een inpandige berging minder of gelijk is aan de hoogte van de recreatiewoning. In de reactie is het belang van een horecavoorziening met een bebouwd oppervlak van 4.000 m² niet aangetoond. De gevraagde oppervlakte lijkt echter niet in verhouding te staan tot het aantal recreanten op het recreatiepark. Bovendien wordt het recreatiepark slechts een deel van het jaar intensief gebruikt. Wanneer de horecavoorziening ook een belangrijke functie zal vervullen voor anderen dan de verblijfsrecreanten, zal deze een onacceptabel effect opleveren op de reeds onder druk staande infrastructuur. Aan het verzoek wordt niet tegemoetgekomen. De nieuwe ontsluitingsweg is niet in het bestemmingsplan opgenomen. Voor de economische uitvoerbaarheid blijven de kosten hiervan dan ook buiten beschouwing. Over een toekomstige verdeling van kosten in een nieuwe situatie valt thans nog weinig met zekerheid te zeggen. Op het deel van het perceel Zeehoeveweg 19 is het mogelijk twee woningen te bouwen. Een van deze woningen is ter vervanging van de oorspronkelijke woning Zeehoeveweg 19, de andere woning vormt een vervanging van een woning aan de Gorslaan. In de toelichting is een aantal terreinen genoemd die in de toekomst wellicht voor herstructurering en uitplaatsing van recreatieve voorzieningen in het kader van de kwaliteitsverbetering in aanmerking komt. Hierbij is aangegeven dat de uitvoerbaarheid voor de invulling van deze terreinen nog nader moet worden onderzocht. Gezien deze onzekerheid is geen positieve bestemming of wijzigingsbevoegdheid voor recreatieve doeleinden opgenomen. Indien binnen de planperiode meer duidelijkheid is over de noodzaak en de uitvoerbaarheid, zal voor de realisering een afzonderlijke vrijstellingsprocedure conform artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moeten worden gevolgd. Op dit moment bestaat er geen aanleiding aan het verzoek tegemoet te komen. Uit het opgestelde inrichtingsplan is op te maken dat het bestaande terrein voor toeristische standplaatsen komt te vervallen. Het op de plankaart aangegeven aantal toeristische standplaatsen is conform het op de inrichtingstekening aangegeven aantal echokampeerplaatsen. Op dit inrichtingsplan zijn niet meer toeristische standplaatsen aangegeven, zodat het op de inrichtingstekening aangegeven aantal als maximum is aangehouden. In de plantoelichting is bij de te verwachten ontwikkeling een toename van het aantal toeristische standplaatsen aangegeven, waarbij tevens is aangegeven dat de benodigde oppervlakte voor uitplaatsing en uitbreiding onvoldoende is. De benodigde ruimte zou gevonden kunnen worden in een deel van het bos. Hiervoor zal gebruik moeten worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid, waarbij de bestemming Bos gewijzigd kan worden in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Voorwaarde hierbij is dat compensatie van het bos verzekerd is. Het is niet langer noodzakelijk om voor de sirenemast een regeling in het bestemmingsplan op te nemen. Dergelijke masten kunnen nu zonder bouwvergunning worden geplaatst. Toetsing aan het bestemmingsplan kan achterwege blijven. Zoals in de beantwoording op de reactie onder o is aangegeven, bestaat er vanwege de ruimtelijke kwaliteit geen aanleiding de maximale oppervlaktematen voor recreatiewoningen en stacaravans te wijzigen. De maximale hoogtemaat van recreatiewoningen die in de voorschriften is opgenomen zal worden verhoogd van 3,5 m tot 3,75 m. Zoals bij de beantwoording op de reactie onder l is vermeld, is er geen aanleiding het voorschrift van de bestemming Natuur- en dagrecreatiegebied te wijzigen. Op zich is het begrijpelijk dat op een park van een dergelijke omvang en een verscheidenheid aan kampeermiddelen, een terrein voor tijdelijke stalling of inruil van kampeermiddelen die op het recreatiepark zijn of zullen worden gebruikt, aanwezig is. Tevens is het begrijpelijk dat reeds op het park gebruikte kampeermiddelen ter verkoop worden aangeboden. De verkoop van niet gebruikte kampeermiddelen is echter in strijd met de functie van het recreatieterrein. Bovendien komt door de daarbijbehorende verkeersbewegingen de infrastructuur op onacceptabele wijze onder druk. De tijdelijke stalling van kampeermiddelen en de verkoop van gebruikte kampeermiddelen kan worden beschouwd als onderge-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
x.
17
schikt onderdeel van de bedrijfsvoering. Een terrein voor de stalling van kampeermiddelen behoeft hiervoor niet afzonderlijk te worden aangegeven of bestemd. Hiervoor kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een niet-permanent gebruikt parkeerterrein. Een afzonderlijke locatie voor de verkoop van gebruikte kampeermiddelen wordt vanuit ruimtelijk/visuele overwegingen minder wenselijk geacht. De gebruikte kampeermiddelen kunnen op de standplaats te koop worden aangeboden. Trekkershutten worden beschouwd als kampeeronderkomens waarvoor een bouwvergunning nodig is. In dat kader dienen de trekkershutten als afzonderlijke recreatieonderkomens te worden opgenomen in de doeleindenomschrijving van de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Zoals in voorafgaande beantwoording reeds is aangegeven, zal uitbreiding van het recreatiepark uitsluitend mogen dienen voor de kwaliteitsverbetering van het park, waarbij het aantal recreatie-eenheden niet mag toenemen. Als gevolg hiervan zal het aantal trekkershutten in mindering worden gebracht op het aantal toegestane recreatiewoningen of het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen. Aangezien de locatie voor de trekkershutten niet bekend is, zal moeten worden aangegeven binnen welke categorie de trekkershutten in mindering worden gebracht.
Conclusie De reacties onder a, c, f, g, i, k, m, n, p, t, u, v en w zijn aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
15. J. Noordermeer, Heindijk 11, 3233 LE Oostvoorne a. b.
c.
a.
b.
c.
Reactie De ondergrond van de plankaart is niet in overeenstemming met de feitelijke situatie. De woning is te klein aangegeven en de hobbykas in zijn geheel niet. In de eerdere Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan was aangegeven dat het perceel Heindijk 11 was opgenomen in een bodemsaneringsplan van de provincie Zuid-Holland. Na overleg en nadere informatie door de gemeente bij de DCMR is niet gebleken dat sprake is van enige mogelijke bodemverontreiniging. Door de gemeente is destijds aangegeven dat een definitieve versie zou worden aangepast, hetgeen echter nergens uit blijkt. De in de Nota van Uitgangspunten aangegeven bouwlocaties voor nieuwbouw worden in het voorliggende plan gemist. Indien in het definitieve plan bouwmogelijkheden worden geboden, wil betrokkene in aanmerking komen voor de bouw van een woning. Aan de Heindijk is tussen huisnummer 11 en 13 voldoende ruimte. Wanneer uitbreiding van het aantal woningen wordt toegestaan is de rand van het gebied de beste locatie. De bebouwing dient dan zoveel mogelijk als lintbebouwing te worden geconcentreerd. Commentaar Bij het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is gebruikgemaakt van de meest recente digitale Grootschalige Basiskaart van Nederland. Deze kaart geeft over het algemeen de hoofdgebouwen aan. Afwijkingen van deze kaart kunnen enerzijds voortkomen uit gewijzigde situaties of door een onjuiste topografische vertaling van de luchtfoto. De feitelijke situatie van het hoofdgebouw zal worden aangepast. Het handmatig aanvullen van erfbebouwing op de huidige ondergrond is een tijdrovende en kostenverhogende aangelegenheid. Bij plannen voor uitbreiding van erfbebouwing zal de feitelijke omvang van woning en erfbebouwing bepalend zijn voor de vraag of meer erfbebouwing kan worden gerealiseerd. De locatie Heindijk 11 was opgenomen op de zogenaamde BIO-actueellijst van het Provinciaal Programma Water en Milieu 1994/1997, Dienst Water en Milieu van de provincie Zuid-Holland. Uitgaande van deze lijst is de locatie genoemd. In latere documenten van de provincie wordt de locatie niet meer genoemd. Dit geeft aanleiding de toelichting hierop aan te passen. Op dit moment wordt geen uitbreiding van het aantal woningen in het plangebied voorgestaan, tenzij het gaat om de vervanging van bestaande woningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
18
Conclusie De reacties onder a en b geven aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
16. Mevr. Nuhn, vertegenwoordigd door G.J. Tabbers, Goudhoekweg 3, 3233 AM Oostvoorne Reactie De gemeente heeft destijds op grond van sociale overwegingen medewerking verleend en een civielrechtelijke overeenkomst gesloten zodat een stacaravan kon worden vervangen door een semi-permanente wooneenheid. Aan deze medewerking was onder andere de voorwaarden verbonden dat de betreffende geestelijk gehandicapten, waaraan zorg verleend moet worden, voor de duur van de noodzakelijke begeleiding op het perceel van belanghebbende woonachtig mochten zijn doch de verblijfsruimte een tijdelijk karakter heeft. De gemeente heeft de civielrechtelijke overeenkomst vertaald in een artikel 17 WRO-procedure zonder belanghebbende daarvan in kennis te stellen. De artikel 17 WRO-procedure heeft betrekking op een tijdelijke bouwvergunning waarbij het bouwwerk na 5 jaar afgebroken moet worden, tenzij in het bestemmingsplan de feitelijke situatie is gelegaliseerd. 2 jaar na het verlenen van de tijdelijke bouwvergunning is dit, tijdens een verzoek voor bouwvergunning voor een uitbouw aan het verblijfsgebouw, aan belanghebbende kenbaar gemaakt. Indien belanghebbende had geweten dat sprake was van een tijdelijke bouwvergunning voor 5 jaar was nimmer besloten tot een investering van f. 100.000. Tijdens ambtelijk overleg is aangegeven dat het bouwwerk binnen 3 jaar afgebroken moet worden. Daarbij is door belanghebbende het verzoek gedaan een oplossing te bedenken voor het ontstane probleem. De gemeente heeft in een schriftelijk antwoord van 26 juli 2001 geen enkele suggestie gedaan voor een oplossing en geeft hierbij de indruk dat in het verleden geen toezeggingen zijn gedaan. De gemeente stelt zich, volgens belanghebbende, uiterst formeel op en beroept zich op de regels van de vergunning. Het gemeentebestuur noemt precedentwerking en aantasting van de landschappelijke waarden als belangrijkste argument voor het niet legaliseren van de bestaande situatie. Door belanghebbende wordt voorgesteld het bestemmingsvlak met de bestemming Woondoeleinden zodanig aan te passen dat het verblijfsgebouw binnen het bouwvlak komt te liggen. Het gebouw zou dan aangemerkt kunnen worden als bijgebouw. De maximumoppervlakte van erfbebouwing wordt niet overschreden. Commentaar Betrokkene is inmiddels verhuisd. Door de wijziging van de situatie is er geen aanleiding nader op de inspraakreactie in te gaan. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
17. C. van der Padt, Peltkreek 133, 3079 BL Rotterdam Reactie De reactie is hoofdzakelijk gericht tegen het afsluiten van de Gorslaan voor autoverkeer. Bij calamiteiten kan daardoor een levensgevaarlijke situatie ontstaan. Commentaar Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording van de reactie die is weergegeven onder 1. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
19
18. M.M. Plevier, Postbus 317, 3233 ZG Oostvoorne Reactie In het voorontwerpbestemmingsplan is de kavel van belanghebbende met perceelnummer 3980 opgenomen in het gebied van het recreatiepark met de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Verzocht wordt dit perceel een andere bestemming te geven. Commentaar Het bedoelde perceel maakt geen deel uit van het recreatiepark. De gronden en de gebouwen hebben echter wel een recreatieve functie. De bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden is niet gebaseerd op eigendom, maar op de feitelijke en in de toekomst gewenste situatie. Aan het verzoek wordt niet tegemoetgekomen. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
19. P.H. Schreuter en L. Schreuter-van der Heijden, Breeweg 5, 3233 LC Oostvoorne Reactie In de reactie wordt fictief bezwaar gemaakt. Een nadere reactie volgt. Commentaar en conclusie Er is geen onderbouwing van de reactie ontvangen.
20. Mevr. Speet-Nobel, vertegenwoordigd door Lobs Makelaardij, Rijksstraatweg 36, 3237 LR Brielle Reactie Het in eigendom zijnde kadastrale perceel nummer 5926 heeft in het voorontwerpbestemmingsplan de bestemming Tuinen en de nadere aanwijzing (p) parkeervoorziening. Verzocht wordt deze bestemming te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Tevens wordt verzocht hierop één huisje te mogen bouwen. Eerder heeft op het perceel een woning gestaan die door brand is verwoest. Commentaar Een belangrijk doel van het bestemmingsplan is te komen tot kwaliteitsverbetering van het recreatiepark. Deze verbetering kan mede gestalte krijgen door uitplaatsing van recreatieve verblijfsmiddelen. Toename van het aantal standplaatsen voor recreatiewoningen of kampeermiddelen wordt hierbij niet voorgestaan. In de Nota van Uitgangspunten en de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan is een aantal terreinen genoemd dat voor uitplaatsing van recreatieve verblijfsmiddelen in aanmerking komt, waaronder het onderhavige. De terreinen zijn bestemd overeenkomstig de feitelijke situatie. Indien zich ontwikkelingen voordoen waarin het bestemmingsplan niet in voorziet, maar die wel in overeenstemming zijn met het gemeentelijke beleid, zal een vrijstellingsprocedure ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevolgd. Aan het verzoek wordt niet tegemoetgekomen. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
20
21. Stichting Recreanten Belangen Kruininger Gors, secretariaat Schrijnwerkerstraat 49, 3123 EJ Schiedam a. b. c. d.
e.
f. g.
a.
b.
c.
Reactie Het wordt betreurd dat geen uitvoering kan worden gegeven aan een nieuwe ontsluiting van het recreatiepark volgens de in de toelichting aangegeven gewenste situatie. Hierbij is het volstrekt onduidelijk of een andere oplossingsrichting is onderzocht. Het aanwijzen van het parkeergebied aan de Kamplaan lijkt er op te duiden dat de Kamplaan de hoofdontsluiting zou moeten worden. Dit is een onjuiste oplossing. Bij het uitblijven van de gewenste ontsluiting dient de bevordering van de dagrecreatie achterwege te blijven. Aangezien vrijwel alle maatregelen voor de kwaliteitsverbetering en herstructurering direct of indirect van invloed zijn op de terreinen waar recreanten een huisje hebben op een gehuurde standplaats of een standplaats op basis van erfpacht, is overleg met kampeerders/huurders over de herstructurering gewenst. Het is juist dat de uitgangspunten voor de herstructurering in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Verdere invulling zou met inachtneming van de uitgangspunten in overleg tussen de eigenaar en de recreanten kunnen plaatsvinden. De noodzaak van uitbreiding bij herstructurering wordt onderschreven. Het terugbrengen van voldoende collectieve ruimte voor sport-, speel- en recreatieve voorzieningen wordt hierbij niet als voorwaarde gesteld. Hierdoor lopen de recreanten het risico dat voorzieningen pas terugkomen wanneer hiervoor bijvoorbeeld een extra verhoging van het staangeld wordt betaald. Ook de compensatie van het populierenbos is te vaag omschreven. In de toelichting van het voorontwerpbestemmingsplan wordt aangegeven dat gestreefd wordt naar het openstellen van het wandelpad langs de noordzijde van het recreatiepark. In verband met de veiligheid (vandalisme en diefstal) wordt hiertegen ernstig bezwaar aangetekend. Voor een reactie op het in de toelichting opgenomen herinrichtingsplan wordt verwezen naar de reactie onder 11 van de kampeervereniging 't Hertekamp. Tussen gemeente en Molecaten Groep is een convenant/intentieverklaring gesloten. Omdat waarschijnlijk ook belangen van recreanten in het geding zijn, wordt verzocht een afschrift van dit convenant te ontvangen. Commentaar Zoals bij de beantwoording onder 12b reeds is aangegeven, is een verbetering van de ontsluitingsstructuur, zonder financiële inbreng van derden, op dit moment niet haalbaar. Een oplossing binnen de planperiode dient echter niet uitgesloten te worden. Mochten er op termijn mogelijkheden bestaan de verkeersstructuur alsnog te verbeteren, dan zal een vrijstellingsprocedure overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevolgd. In het hoofdstuk Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen van de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan is de gewenste ontsluitingsstructuur aan de orde gesteld. Hierbij zijn drie mogelijke varianten nader toegelicht. De varianten zijn vervolgens onderling vergeleken. Op basis hiervan is vanuit verkeerstechnisch oogpunt de hoofdontsluiting via de Heindijk als meest gewenste naar voren gekomen. De verkeersparagraaf is in 2004 overigens geactualiseerd. De aanwijzing van het parkeerterrein voor recreatieve doeleinden is een uitvloeisel van het beleidsvoornemen om te komen tot kwaliteitsverbetering van de recreatieve voorzieningen. Hierbij wordt vooral gestreefd naar een plaatsing van de recreatiewoningen en kampeermiddelen op grotere percelen c.q. standplaatsen. De in de toelichting aangegeven ontsluiting vormt een wensbeeld. Zolang de gewenste ontsluiting nog niet kan worden gerealiseerd, zullen de bestaande wegen een functie blijven vervullen voor de afwikkeling van het verkeer. In het voorontwerpbestemmingsplan zijn de terreinen voor dagrecreatieve voorzieningen bestemd overeenkomstig de feitelijke situatie. Een uitzondering hierop vormt het watersportcentrum aan het Brielse Meer, dat zowel voor het recreatiepark als voor dagrecreanten een functie kan vervullen. Ontsluiting hiervan vindt plaats via de Gorslaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
d.
e. f. g.
21
In de toelichting van het voorontwerpbestemmingsplan zijn de uitgangspunten voor de uitbreiding en de herstructurering aangegeven. Over deze uitgangspunten heeft overleg plaatsgehad met de exploitant van het recreatiepark. Het gemeentebestuur heeft daarbij zijn eigen verantwoordelijkheid voor een goede ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan vormt dan ook het kader voor de verdere uitwerking van de herstructurering. Binnen de uitgangspunten heeft de exploitant ruime mogelijkheden om hier aan de herstructurering verder vorm te geven. De wenselijkheid dat over de verdere uitwerking overleg plaatsvindt tussen de exploitant en de gebruikers van het recreatiepark wordt door het gemeentebestuur onderschreven. Het bestemmingsplan is niet het gepaste instrument om het overleg tussen de eigenaar/exploitant van het recreatiepark en recreanten te sturen. Het overlegstatuut waarvan door de vereniging melding wordt gemaakt, biedt daarvoor het raamwerk. Ten aanzien van de compensatie van het populierenbos kan worden vermeld dat in de voorschriften een bevoegdheid is opgenomen om onder voorwaarden de bestemming Bos te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Een van de voorwaarden is dat van de bevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming Bos niet eerder gebruik mag worden gemaakt dan nadat tussen gemeente en eigenaar/exploitant overeenstemming is bereikt over de compensatie van het bos uitgaande van 1:1. Deze verplichting vloeit voort uit de Boswet. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de beantwoording van de reactie onder 14b. Voor beantwoording wordt verwezen naar het commentaar op de reactie van de kampeervereniging 't Hertekamp onder 11. Het convenant kan worden ingezien op het gemeentehuis.
Conclusie De reactie onder geeft geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001
22
PLANSTADIUM
Overleg ex artikel 10 Besluit op de ruimtelijke ordening datum voorontwerpbestemmingsplan 14 juli 1999 verzonden aan overleginstanties: d.d. 15 juli 1999; d.d. 17 juni 2005
Inspraak datum voorontwerpbestemmingsplan 20 maart 2001 terinzagelegging voorontwerpbestemmingsplan: vanaf 28 mei 2001 tot en met 24 juni 2001 publicatie in Weekblad Westvoorne d.d. 23 mei 2001 datum voorontwerpbestemmingsplan d.d. 13 januari 2005 terinzagelegging voorontwerpbestemmingsplan: vanaf 11 maart 2005 tot en met 7 april 2005 publicatie in Weekblad Westvoorne d.d. 9 maart 2005
Voor vaststelling datum ontwerpbestemmingsplan d.d. 14 november 2006 terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan vanaf ………………tot en met………………………. publicatie in Staatscourant d.d……………………… publicatie in……………………………………………...d.d……………………..
Vaststelling vaststelling door de raad
d.d …………………….
Na vaststelling terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan vanaf…………….tot en met…………………….…. publicatie in Staatscourant d.d……………………. publicatie in……………………………………………...d.d……………………
Goedkeuring door GS terinzagelegging GS-besluit vanaf……………tot en met……………………….. publicatie in Staatscourant d.d…………………… publicatie in.……………………………………….…….d.d…………………….
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
199.7325.00