toelichting
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
Aanleiding Het plangebied Vigerende regelingen Planningsopgaven Leeswijzer
2. Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Ruimtelijk beleid Milieu en water Sectoraal beleid Conclusie
3. Analyse 3.1.
3.2.
3.3.
3.4.
3.5.
3.6.
3.7.
Bodem en water 3.1.1. Ontstaansgeschiedenis 3.1.2. Huidige situatie 3.1.3. Verwachte ontwikkelingen 3.1.4. Bouwstenen voor beleid Landschap en cultuurhistorie 3.2.1. Algemeen 3.2.2. Ontginningsgeschiedenis 3.2.3. Huidige situatie 3.2.4. Waardering en kwetsbaarheden 3.2.5. Cultuurhistorie 3.2.6. Verwachte ontwikkelingen 3.2.7. Bouwstenen voor beleid Ecologie 3.3.1. Huidige situatie 3.3.2. Flora- en faunawet 3.3.3. Verwachte ontwikkelingen 3.3.4. Bouwstenen voor het beleid Landbouw 3.4.1. Huidige situatie 3.4.2. Verwachte ontwikkelingen 3.4.3. Bouwstenen voor beleid Recreatie 3.5.1. Huidige situatie 3.5.2. Verwachte ontwikkelingen 3.5.3. Bouwstenen voor beleid Verkeer en overige infrastructuur 3.6.1. Huidige situatie 3.6.2. Verwachte ontwikkelingen 3.6.3. Bouwstenen voor beleid Overige functies 3.7.1. Huidige situatie 3.7.2. Verwachte ontwikkelingen 3.7.3. Bouwstenen voor beleid
4. Gebiedsvisie 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
Inleiding Samenvatting van beleid Sectorale bouwstenen Confrontatie en prioriteitstelling Gebiedsindeling en beleid
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
1
blz. 5 5 5 6 6 7 9 9 14 17 21 23 23 23 23 28 29 29 29 30 30 31 31 32 33 33 33 37 38 39 39 39 42 42 42 42 43 43 45 45 46 48 48 48 52 54 55 55 55 55 57 61
1
5. Uitwerking beleid 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7.
Inleiding Waterbeheer Landbouw Natuur en landschap Recreatie Niet agrarische bedrijven, detailhandel en wonen Concrete ontwikkelingen
6. Planvorm en bestemmingsregelingen 6.1. 6.2.
Inleiding 6.1.1. Planvorm en bestemmingsregelingen 6.1.2. Bestemmingsregeling Artikelsgewijze toelichting op de planvoorschriften
65 65 65 65 68 70 71 74 75 75 75 75 75
7. Economische uitvoerbaarheid
83
8. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
85
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Rijksmonumenten in het plangebied. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten en aanpak milieuzonering. Inventarisatie niet-agrarische bedrijven. Onderzoek luchtkwaliteit. Geluidsberekeningen wegverkeerslawaai SRM I. Voertuigverdelingen. Ruimtelijke onderbouwing 's-Gravenlandsevaartweg.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
2
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
3
wijdemeren loosdrecht landelijk gebied noordoost
ontwerpbestemmingsplan - toelichting
procedure plannummer
datum
10842.00
19 dec.2007
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
drs D.J. Verhaak
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
1. Inleiding 1.1. Aanleiding Het bestemmingsplan Landelijk gebied van de voormalige gemeente Loosdrecht dateert van 1984. De formele termijn voor het bestemmingsplan Landelijk gebied is verstreken en het plan sluit niet meer goed aan op het huidige overheidsbeleid. Ook hebben er de afgelopen jaren in het plangebied veel ontwikkelingen plaatsgevonden die niet passen in het vigerende plan Landelijk gebied. Hiervoor hebben diverse partiële herzieningen dan wel procedures ex artikel 19 WRO plaatsgevonden. Bovendien streeft de gemeente naar een flexibel en ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, zodat herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied Noordoost noodzakelijk is. De herziening van dit plan sluit aan bij het streven van de gemeente naar een beperkt aantal actuele bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied. Het bestemmingsplan Plassengebied is recent herzien, momenteel wordt gewerkt aan een plan voor de kern Nederhorst den Berg. Het bestemmingsplan "Het Wijde Blik" is vastgesteld. Op korte termijn zal voor de kern Nieuw-Loosdrecht één bestemmingsplan worden opgesteld, die de vigerende deelplannen zal vervangen.
1.2. Het plangebied Karakteristiek en ligging Het plangebied is onderdeel van het Groene Hart en is ruimtelijk gezien opmerkelijk gaaf van karakter. Ondanks de grote recreatieve- (watersport en verblijfsrecreatie) en verstedelijkingsdruk (het Gooi, de Randstad) zijn het waardevolle verkavelingspatroon, de natuurgebieden en vele monumentale gebouwen in het plangebied goed bewaard gebleven. Het bestemmingsplan is erop gericht deze ruimtelijke kwaliteit te behouden en te verhogen. Het plangebied beslaat ruwweg het noorden en het oosten van het landelijk gebied van de voormalige gemeente Loosdrecht (zie figuur 1). Het plangebied is in vijf duidelijk herkenbare eenheden te verdelen. Deelgebied 1, De Vuntus De Vuntus is de meest noordelijke plas van het Loosdrechtse Plassengebied. Het westelijk deel bestaat uit een open plas met beperkt recreatief gebruik. Verder naar het oosten wisselen land en water elkaar af, en komen verschillende stadia van verlanding voor. Vanwege de hoge aanwezige natuurwaarden is het recreatief medegebruik (kanoën, roeien) gezoneerd. Zowel de westelijk gelegen plas, als het oostelijk deel zijn grotendeels in bezit van de Vereniging Natuurmonumenten. Het deelgebied wordt begrensd door de Horndijk, de Kromme Rade, de 's-Gravelandsevaart, de Oud Loosdrechtsedijk en de plangrens van het bestemmingsplan "Plassengebied". Deelgebied 2, De Ster Het centrale deel van het plangebied wordt gevormd door De Ster. De Ster ontleent zijn naam aan het unieke verkavelingspatroon dat dateert uit de tijd van de ontginning van het veenmoeras. Het grondgebruik is hoofdzakelijk weidebouw, afgewisseld met moerasbos. Ook komen twee parkachtige bossen voor, behorend bij kasteel Sypesteyn en landgoed De Negen Linden. Het gebied wordt begrensd door de Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk en de plangrens van het bestemmingsplan "Tussen de dijken". Deelgebied 3, Het Noordoosten Het noordoostelijk deel kent twee karakteristieken. Enerzijds wordt het verkavelingspatroon en het grondgebruik van de Ster voortgezet, met dat verschil dat in dit deelgebied de gronden in agrarisch gebruik zijn. In het meest oostelijke deel zijn diverse (rand)stedelijke functies ondergebracht, zoals een sportpark, wonen een camping en een tuincentrum. Het gebied heeft een besloten karakter, doordat het sportpark voorzien is van landschappelijke beplanting en de overige functies verscholen gaan in een bosgebied. Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
5
Deelgebied 4, Het Zuiden Het zuidelijk deelgebied is qua grondgebruik vergelijkbaar met De Ster. In het noordoosten van het deelgebied komt een andromedakwekerij voor. Ook in dit deelgebied wordt de verkavelingsrichting van De Ster voortgezet. Het deelgebied wordt begrensd door de Nieuw Loosdrechtsedijk, de plangrens van Ter Sype, de gemeentegrens, de Weersloot en de plangrens van de bestemmingsplannen "Plassengebied" en "Tussen de dijken". Deelgebied 5, Fort Spion Het voormalige Fort Spion ligt aan de Bloklaan en grenst niet aan een van de vier beschreven deelgebieden. Het betreft een voormalig fort uit de Hollandse Waterlinie dat nu in gebruik is voor kleinschalige (verblijfs)recreatie.
1.3. Vigerende regelingen Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Landelijk gebied dat 30 mei 1984 is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Loosdrecht. Aan enkele delen van het plan is goedkeuring onthouden. Voor deze gebieden is op grond van artikel 30 WRO het bestemmingsplan Landelijk gebied herzien (herziening 1990). Hierin zijn op verzoek van Gedeputeerde Staten tevens enkele inhoudelijke aspecten aangepast. Daarnaast hebben een aantal ontwikkelingen geleid tot het opstellen van partiële herzieningen. In tabel 1.1 zijn deze partiële herzieningen genoemd. Voor Fort Spion vigeert nog het uitbreidingsplan, regelende de bestemming van gronden gelegen in het landelijk gebied van de voormalige gemeente Loosdrecht, dat op 27 juni 1958 is vastgesteld. Tabel 1.1 Partiële herzieningen in het plangebied partiële herziening
datum van vaststelling
B.P. sportcomplex Hallinckveld
25 mei 1978
B.P. bedrijventerrein 's-Gravelandsevaartweg
26 april 1990
B.P. Nieuw Loosdrechtsedijk
15 januari 1974
B.P. Nieuw Loosdrechtsedijk
29 januari 1981
B.P. De Drie Kampjes
26 augustus 1982
B.P. De Drie Kampjes II
25 februari 1988
B.P. Jagerspaadje
17 december 1998
Het plangebied, waarvoor nu een bestemmingsplan wordt opgesteld, komt niet geheel overeen met het plan Landelijk gebied dat in 1984 door de gemeenteraad is vastgesteld. Zo maakt onder meer het bestemmingsplan Sportcomplex Hallinckveld nu deel uit van het plangebied.
1.4. Planningsopgaven De kwaliteit van het plangebied wordt in grote mate bepaald door aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie. De planningsopgave is gericht op het behoud en versterking van deze kwaliteiten. In het plangebied bestaan echter belangentegenstellingen die een mogelijke bedreiging vormen voor genoemde kwaliteiten. In het bestemmingsplan zullen met betrekking tot die belangentegenstellingen keuzes moeten worden gemaakt. Op de belangrijkste belangentegenstellingen wordt kort ingegaan. Natuur- en landschapsbehoud versus landbouw Een veel voorkomende tegenstelling in het landelijk gebied is die tussen natuur en landschap enerzijds en de landbouw anderzijds. Door twee oorzaken is deze tegenstelling in Loosdrecht slechts in beperkte mate aanwezig.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
6
Enerzijds is veel grond in bezit van de Vereniging Natuurmonumenten, die de gronden extensief beheert, anderzijds is de landbouw, in vergelijking tot andere landbouwgebieden in Nederland, extensief te noemen. Het spanningsveld tussen landbouw en natuur komt tot uiting in de eisen die beide functies stellen aan het waterbeheer. Zowel met betrekking tot kwaliteit als kwantiteit lopen de gestelde eisen uiteen. Hieraan zal in het bestemmingsplan de nodige aandacht worden besteed, al wordt hierbij aangetekend dat het bestemmingsplan als instrument slechts een beperkte invloed heeft op waterkwaliteit en -kwantiteit. Natuurbehoud versus grondwateronttrekking Van nature komt in het plangebied veel kwel voor van regenwater dat inzijgt in de Utrechtse Heuvelrug. Door grondwateronttrekking in de Utrechtse Heuvelrug is er nagenoeg geen sprake meer van kwel. Gevolg is dat voedselrijk water in het gebied is ingelaten dat ten koste gaat van de natuurwaarden in het plangebied. De grondwateronttrekking zal in de toekomst worden afgebouwd. Voor zover relevant voor het bestemmingsplan, zal rekening worden gehouden met de consequenties daarvan. Verstedelijking versus natuur- en landschapsbehoud Verstedelijking in het plangebied komt tot uiting in de bebouwingslinten (met name de Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk), de kern Nieuw-Loosdrecht en de stadsrand van Hilversum, die in het noordoosten van het plangebied dominant aanwezig is. In de meeste gevallen is verstedelijking in strijd met belangen van natuur en landschap. Zowel het directe ruimtebeslag van bebouwing als de visuele invloed van bijvoorbeeld stadsranden kunnen ten koste gaan van natuurwaarden en de kwaliteit van het landschapsbeeld. In dit bestemmingsplan speelt met name het spanningsveld tussen bebouwingsmogelijkheden in de lintbebouwing en de waarden van het lint zelf (laanbeplanting, monumenten) en het achterliggende open landschap. Recreatie versus natuur- en landschapsbehoud Intensieve recreatie werkt verstorend op de natuur en kan eveneens van invloed zijn op de verschijningsvorm van het landschap. In het plangebied speelt deze belangentegenstelling niet zo sterk. Die is voorbehouden aan de bestemmingsplannen "Plassengebied" en "Tussen de dijken". Wel zal het bestemmingsplan zich moeten uitspreken over de mate van toelaatbaarheid van verschillende vormen van recreatie. Ook bij recreatieactiviteiten in het kader van landbouw met een verbrede doelstelling zal worden stilgestaan. Het belang van een goede belangenafweging wordt nog eens onderstreept door de gaafheid van het plangebied. In het landelijk gebied komen weinig storende functies voor die niet in het buitengebied thuishoren. Deze gaafheid verdient het om behouden te blijven. Daarnaast vormt een aantrekkelijk buitengebied eveneens het visitekaartje van de gemeente Wijdemeren.
1.5. Leeswijzer De lezer die alleen geïnteresseerd is in de juridische regelingen heeft voldoende aan de voorschriften en de plankaart. Indien u geïnteresseerd bent in de achtergronden van deze regels, biedt de toelichting de argumentatie achter de keuzes die in het plan zijn gemaakt. De toelichting is opgebouwd uit een analysegedeelte, een gebiedsvisie en een vertaling van de visie naar de voorschriften. In de hoofdstukken 2 en 3 worden respectievelijk het overheidsbeleid en de functies die in het gebied voorkomen, beschreven. Van elke functie wordt de huidige situatie, de te verwachten ontwikkelingen en beleidsuitgangspunten met betrekking tot de betreffende functie weergegeven. In hoofdstuk 4, de gebiedsvisie, worden deze beleidsuitgangspunten met elkaar geconfronteerd. Waar sprake is van strijdige belangen, worden beleidskeuzes gemaakt. De keuzes zijn gebaseerd op de kwaliteiten van de functies in het gebied en op de randvoorwaarden die vanuit hoger overheidsbeleid worden gesteld. Uiteindelijk leiden de keuzes tot een zonering van het plangebied.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
7
In hoofdstuk 5 wordt de gebiedsvisie nader uitgewerkt en "vertaald" naar regelgeving die in de voorschriften is vastgelegd. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de juridische regeling. De hoofdstukken 7 en 8 gaan in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
8
2. Beleidskader Naast de huidige situatie en de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen dient bij het opstellen van het bestemmingsplan terdege rekening te worden gehouden met het beleid zoals dat door de hogere overheden is geformuleerd voor het plangebied. Tevens heeft de gemeente beleidsuitgangspunten vastgelegd in haar ruimtelijk-economische structuurschets, die mede bepalend is voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante beleid van het rijk, de provincie en de gemeente. Achtereenvolgens komen het ruimtelijk beleid, het milieuen waterbeleid en het sectoraal beleid aan bod.
2.1. Ruimtelijk beleid Rijksbeleid De Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (1991) zet voor het landelijk gebied vier richtinggevende koersen in. In het plangebied is dit de groene koers. In gebieden met een groene koers is het beleid gericht op behoud en ontwikkeling van natuurlijke ecosystemen en op herstel van ecologische relaties. Vormen van grondgebruik die leiden tot aantasting van de natuur (zoals verstedelijking, intensieve recreatie, intensieve landbouw) dienen in gebieden met een groene koers te worden vermeden. Het beleid is gericht op optimalisering van de hydrologische omstandigheden voor de ecosystemen. Het plangebied maakt deel uit van het Groene Hart, dat is aangewezen als ROM- (ruimtelijke ordening en milieu)gebied. In ROM-gebieden zijn de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het gedrang door een complexe bedreiging of door een aanzienlijke achterstand in de milieukwaliteit. Hierdoor zijn extra inspanningen wenselijk, bijvoorbeeld op het gebied van waterbeleid, natuurbeleid of landinrichting. Het ruimtelijk beleid is op rijksniveau vastgelegd in de Nota Ruimte (kabinetsstandpunt, april 2004). Hoofddoelstelling van deze nota is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Meer specifiek richt het beleid zich onder andere op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid, die van belang zijn voor het landelijk gebied, zijn: ontwikkeling van natuur- en cultuurhistorische waarde en ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit. De vitaliteit van het platteland wil het rijk versterken door ruimte te bieden voor hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied, vergroting van toeristische-recreatieve mogelijkheden en door een duurzame en vitale landbouw. Vitale landbouw betekent bundeling van niet-grondgebonden landbouw en meer mogelijkheden voor een bredere bedrijfsvoering. De nota Ruimte gaat, meer dan voorheen, uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening. In de Agenda Vitaal Platteland (2004) van het ministerie van LNV richt de overheid zich op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. Uitgangspunt van het plattelandbeleid is "decentraal wat kan, centraal wat moet". Hierdoor krijgen gemeenten meer ruimte bij het uitvoeren van beleid.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
9
wijdemeren loosdrecht landelijk gebied noordoost
ontwerpbestemmingsplan - toelichting
procedure plannummer
datum
10842.00
19 dec.2007
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
drs D.J. Verhaak
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
De opgave voor het platteland luidt: "het op samenhangende wijze combineren van een duurzame en concurrerende landbouw, een vitale natuur, een vertrouwd platteland en een duurzaam beheer en gebruik van water met de wensen van de burger op het gebied van wonen, werken en vrije tijd". Ontwikkelingen dienen gepaard te gaan met een toename van de landschappelijke kwaliteit waarbij provincies en gemeenten dienen daartoe bij het opstellen van condities rekening te houden met: de natuurlijke kwaliteit; de culturele kwaliteit; de gebruikskwaliteit; de belevingskwaliteit. De beleidsopgaven die bij de bovengenoemde Agenda behorende Meerjarenprogramma (2004) worden gesteld, hebben betrekking op onder andere het behoud van ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en het streven naar een vitale en duurzame landbouw waarbij ruimte moet worden geboden voor nieuwe economische activiteiten op het platteland. Daarnaast is het verbeteren van de toegankelijkheid van het platteland voor recreatie van stedelingen en de burgers op het platteland zelf een beleidsuitgangspunt. Provinciaal ruimtelijk beleid Op 17 februari 2003 is het streekplan Noord-Holland Zuid van de provincie Noord-Holland vastgesteld. In dit streekplan stelt de provincie zich voor zeven opgaven. Voor het landelijk gebied noordoost zijn de volgende opgaven relevant. Ruimte voor water De kwelstromen van de Gooise stuwwal naar de Vechtstreek en de Eemvallei worden vergroot. Dit gebeurt door een verdere vermindering van de grondwateronttrekking en uitvoering van plannen inzake waterberging, in combinatie met natuurontwikkeling. Buitendijkse verstedelijking wordt uitgesloten. Ontwikkeling van de waardevolle landschappen Het natuur-, landschap- en bodembeleid is met name gericht op het behoud en herstel van de natuurlijke en landschapswaarden. Versnippering van de natuur is een belangrijk knelpunt, onder meer voor rondtrekkende dieren. In het Gooi en de Vechtstreek worden ontsnipperingsmaatregelen genomen, zoals de aanleg van ecoducten en faunapassages. Om het Vechtplassengebied tot een aaneengesloten natuurgebied te maken wordt naast de bestaande plannen uitgegaan van circa 500 ha (indicatief) voor realisering voor het Noord-Hollandse deel van de Natte As (Zeeuwse Delta naar het Friese Merengebied). In het Gooi bestaat de natuurimpuls voornamelijk uit het versterken van bestaande kwaliteiten en het opheffen van grote barrières in de ecologische structuur. (Nieuwe) landgoederen De kwaliteit van de groene ruimte kan worden vergroot door de aanleg van nieuw groen in de vorm van nieuwe landgoederen. Om het groen te realiseren is een beperkte mate van bebouwing mogelijk onder het motto "rood betaald voor groen". Een economische bestaansbasis voor de landbouw Integratie van landbouw en natuurbeheer is van belang voor het verder ontwikkelen van verbrede landbouw in het gebied. Er worden mogelijkheden geboden voor verbredingsactiviteiten. In het agrarisch gebied is nieuwvestiging uitgesloten van glastuinbouw, sier- en bollenteelt, akkerbouw en vollegrondstuinbouw, bosbouw en houtteelt en intensieve kwekerij. Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden Gooi en Vechtstreek is een regio met hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Kenmerkend zijn de landgoederen, buitenplaatsen en de historische verdedigingslinies de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Behoud van de cultuurhistorische waarden in de regio staat voorop. Dit sluit nieuwe ontwikkelingen niet uit. Functieveranderingen zijn mogelijk mits het nieuwe gebruik zich verdraagt met de omgeving. Voor de Stelling van Amsterdam ligt het accent op het versterken van de ecologische en toeristisch-recreatieve betekenis.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
11
Recreatie en toerisme De regio heeft toeristisch-recreatieve potenties, die vooral benut worden door de binnenlandse markt. In het toeristisch beleid wordt ingezet op kleinschalige ontwikkelingen zoals het verbeteren van de watersport, arrangementen, agrotoerisme en het benutten van de cultuurhistorische waarden. In de regio zijn zeer weinig verblijfsrecreatieve mogelijkheden. Deze dienen te worden vergroot, bijvoorbeeld met kleinschalige campings en slapen bij de boer (met name Vechtstreek), mits passend in de natuur- en landschappelijke kwaliteiten. De waterrecreatieve functie van het Vechtplassengebied (Loosdrecht, Wijde Blik) blijft gehandhaafd. In het streekplan Noord-Holland Zuid is voor het landelijk gebied specifiek beleid opgenomen: Algemeen beleid voor het landelijk gebied Buiten de rode contour mag geen verstedelijking plaatsvinden. In toenemende mate komt agrarische bebouwing vrij op het bouwperceel als gevolg van gehele of gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging. Functieveranderingen in het landelijk gebied mogen niet tot verdere verstening leiden. Functieverandering van zowel agrarische als niet-agrarische functies naar verbrede landbouw en/of naar kleinschalige vormen van wonen, werken en recreatie is toegestaan: bij herinrichting of sanering (bijvoorbeeld sloop) van vrijkomende bebouwing; bij opheffing van ruimtelijk ongewenste situaties; in het kader van stedelijke transformatie uit te plaatsen volkstuinen; bij ontwikkeling van exclusieve woonmilieus in de sfeer van landgoederen met een gelijktijdige ontwikkeling en financiering van blauwe en groene functies. Deze functieverandering is uitsluitend mogelijk onder de voorwaarden dat: er geen sprake is van toename van het bebouwde oppervlak op het bouwperceel, zover er bebouwing aanwezig is/was; de nieuwe functie de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven niet beperkt; recreatiewoningen niet worden omgezet in permanent bewoonde woningen. Beleid voor gebieden met groene en cultuurhistorische waarden en de milieubeschermingsgebieden Voor gebieden met groen en cultuurhistorische waarden en de milieubeschermingsgebieden geldt gebiedseigen beleid: Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden en Natuurbeschermingswetgebieden; Alle gebieden die zijn bepaald in de Beleidsvisie Ontwikkeling Provinciale Ecologische Hoofdstructuur van mei 1993 (PEHS); de ecologische verbindingszones: in deze gebieden zijn ontwikkelingen mogelijk als ze passen binnen de natuurdoelen voor het gebied en de identiteit van het landschap versterken; Belvedèregebieden en gebieden die op de werelderfgoedlijst van Unesco staan: in Belvedèregebieden worden gebiedseigen ontwikkelingen die te maken hebben met het bestaande (agrarische) gebruik, nieuwe kleinschalige vormen van recreatie, wonen en werken en groene en blauwe functies, niet op voorhand onmogelijk gemaakt. Voorwaarde is een goede visuele en functionele inpassing in het landschap die de ruimtelijke kwaliteit en het specifieke karakter van het gebied aantoonbaar ondersteunt; milieubeschermingsgebieden: in milieubeschermingsgebieden geldt het beleid zoals neergelegd in het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP). Voor wat betreft de stilte- en de grondwaterbeschermingsgebieden is een regeling opgenomen in de provinciale milieuverordening. Voor deze gebieden geldt altijd dat grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen met aanzienlijke ruimtelijke effecten niet zijn toegestaan: vestiging van nieuwe en uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen en bestaande glastuinbouwbedrijven met meer dan 2 ha; projectmatige uitoefening van de permanente bloembollenteelt; de toelaatbaarheid van bloembollenteelt; als wisselteelt (de zogenaamde "reizende bollenkraam") hangt af van de te beschermen waarden ter plaatse. Dit wordt uitgewerkt in de Leidraad voor het Ruimtelijk Beleid.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
12
-
-
nieuwe voorzieningen voor en omvangrijke uitbreidingen van permanente verblijfsrecreatie (waaronder bungalowparken en attractieparken); kleinschalige vormen van verblijfsrecreatie zoals kamperen bij de boer zijn in beginsel mogelijk; opstelling van windturbines in omvangrijke lijn of clusteropstellingen.
In de Koepelnotitie Fysieke Leefomgeving "Een verkenning voor de toekomst" (14 oktober 1998) wordt door middel van een aantal beleidsuitspraken een ontwikkelingsvisie geschetst voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot 2020. Deze koepelnotitie zal een van de belangrijkste pijlers vormen van het toekomstige beleid van de provincie. In een in de notitie opgenomen beleidsuitspraak is aangegeven dat het plassengebied (waaronder het plangebied) en het veenweidegebied uit recreatief oogpunt van belang zijn. De natuurwaarden zijn plaatselijk echter ook bijzonder hoog. Verdere recreatieve ontwikkeling is gewenst, maar wel binnen randvoorwaarden, waarbij een evenwichtige afweging van alle belangen plaatsvindt. Een andere voor het plangebied relevante beleidsuitspraak is dat in relatie tot de landschappelijke kwaliteit het cultureel erfgoed van belang wordt geacht. Hieronder valt ook de Hollandse Waterlinie die deel uitmaakt van het plangebied. Er wordt gestreefd naar instandhouding en toeristisch-recreatief bereikbaar en toegankelijk maken van het cultureel erfgoed. In het Plan van aanpak ROM-beleid1) (1992) van de stuurgroep Groene Hart vormen de Loosdrechtse Plassen als onderdeel van de Vechtplassen, één van de vier kerngebieden van het Groene Hart. In het kerngebied Vechtplassen ligt het accent op een gecombineerde ontwikkeling van natuur en recreatie (watersport). In het rapport wordt een aantal stimuleringsprojecten uitgewerkt. Deze projecten behoeven nadrukkelijk een extra stimulans om realisering op gang te krijgen dan wel dichterbij te brengen. Kerngebied Vechtplassen is bij deze stimuleringsprojecten ingedeeld. Dit project heeft tot doel het tot stand brengen van een kerngebied voor een gecombineerde natuur- en recreatieontwikkeling. Daarbij wordt − naast versterking van landschap, natuur en recreatie − een duurzaam agrarisch gebruik nagestreefd. Spanningen tussen de diverse functies kunnen worden opgevangen door goede zonering op lokaal en regionaal niveau. Gemeentelijk beleid De ruimtelijk-economische structuurschets (1986) voor Loosdrecht en de Loosdrechtse Plassen is door de voormalige gemeente Loosdrecht opgesteld. In de structuurvisie is ruime aandacht besteed aan het formuleren van een visie op de wenselijke en mogelijke ontwikkelingen in Loosdrecht, in het bijzonder voor toerisme en recreatie. Dit laatste is vooral van toepassing op de Loosdrechtse Plassen die echter voor een groot deel buiten het plangebied liggen. Voor het plangebied zijn voornamelijk de ruimtelijke structuur en de gewenste ontwikkelingen relevant. Van groot belang voor de ruimtelijke structuur is het element water. De Loosdrechtse Plassen zijn één van de door de watersport meest intensief gebruikte plassengebieden van Nederland. De in het plangebied liggende Vuntus is een plas van bescheiden omvang (circa 90 ha) met enige jachthavens en een strand voor oeverrecreatie. Het oostelijk daarvan gelegen deel is van hoge natuurwaarde en derhalve slechts zeer beperkt toegankelijk. Door concentratie van toeristisch-recreatieve activiteiten in de watersportkernen kunnen natuur en landschap worden ontzien en wordt een verbetering van de kwaliteit van de bestaande voorzieningen beoogd. Als watersportkern bij uitstek wordt Oud Loosdrecht aangewezen; als nevenkern worden gedeelten van de Nieuw Loosdrechtsedijk aangewezen. Beide locaties liggen grotendeels buiten het plangebied.
1) ROM staat voor Ruimtelijke Ordening en Milieu.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
13
2.2. Milieu en water Milieubeleid Het Nationaal Milieubeleidsplan 3 (NMP 3, 1998) bevat de strategie voor het milieubeleid voor de korte termijn (1998-2002) met een doorkijk naar 2010. De strategie richt zich op duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generaties, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Voor het plangebied en omgeving zijn vooral de thema's vermesting en verdroging (landbouw) en verstoring (niet-agrarische bedrijven) relevant. In het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP 4, 2001) wordt aangegeven dat het NMP 3 onverkort van kracht blijft, tenzij anders is vermeld. Het NMP 3 bevat de strategie voor het milieubeleid op de korte termijn, 1998-2002, met een doorkijk naar 2010. Deze strategie richt zich op het bereiken van duurzame ontwikkeling. Ook het NMP 4 is op deze strategie gericht. De beleidshorizon van het NMP 4 is in het jaar 2030 gelegd. Er worden verschillende milieuproblemen aangekaart, waaronder verlies aan biodiversiteit, klimaatveranderingen, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen. Maatregelen voor het oplossen van de verschillende problemen zijn in verschillende clusters ondergebracht, waaronder duurzame energiehuishouding (emissies, energie en mobiliteit), duurzaam gebruik van mondiale biodiversiteit en hulpbronnen en duurzame landbouw (voedselvoorziening, veiligheid, natuur en biodiversiteit). In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 (provincie Noord-Holland) is duurzaamheid de rode lijn, die wordt uitgewerkt in duurzaam produceren en consumeren, voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. In het Milieubeleidsplan wordt ingegaan op onder andere vernieuwing in de landbouw en bestrijding van verzuring en vermesting. Daarnaast worden tevens de verschillende milieubeschermingsgebieden aangegeven. Ten noorden van het plangebied is een bodembeschermingsgebied gelegen (niet in een streekplan opgenomen) en ten oosten van het plangebied een stiltegebied (opgenomen in het ontwerpstreekplan). In de Provinciale Milieuverordening provincie Noord-Holland (1995) zijn milieubeschermingsgebieden voor grondwater en voor stilte vastgelegd. In milieubeschermingsgebieden voor grondwater heeft het grondwater − met het oog op openbare drinkwaterwinning − extra bescherming nodig. In milieubeschermingsgebieden voor stilte is het beleid voor deze gebieden gericht op handhaving en versterking van het landelijke karakter en op het weren van lawaaimakende activiteiten. Het plangebied maakt zelf geen deel uit van milieubeschermingsgebieden. Het algemene beleid dat uit de Wet ammoniak en veehouderij voortvloeit, is dat een vergunning voor de oprichting/uitbreiding van stallen wordt geweigerd, indien de stal van het bedrijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 m rondom het kwetsbare gebied. Slechts in enkele gevallen (bijvoorbeeld wanneer het een uitbreiding van een bestaand bedrijf betreft en de vergunde ammoniakemissie na uitbreiding niet wordt overschreden) zijn ontwikkelingen binnen deze zone toch mogelijk. De kwetsbare gebieden die in de Wet worden genoemd, zijn gebieden die voldoen aan de volgende voorwaarden: 1. de gebieden behoren tot de EHS (Ecologische Hoofdstructuur) zoals deze begrensd is door de provincie; én 2. de gebieden zijn volgens de Interimwet ammoniak en veehouderij als "voor verzuring gevoelig gebied" aangewezen; of 3. voor deze gebieden is een convenant in het kader van de Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij van toepassing. In de provincies waar de EHS nog niet bij besluit is vastgesteld, worden álle gebieden onder 2 en 3 als kwetsbaar aangemerkt. In het plangebied is, volgens de Interimwet ammoniak en veehouderij, landgoed De Negen Linden een voor verzuring gevoelig gebied. Hiermee dient in dit bestemmingsplan rekening te worden gehouden.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
14
Momenteel is er geen Milieubeleidsplan vigerend. Waterbeleid De hoofddoelstelling binnen de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1998) is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Stedelijk waterbeheer is één van de speerpunten, waarbij men streeft naar een meer duurzame omgang met het water in de stad. Van belang zijn het doen van onderzoek naar de knelpunten in het stedelijk waterbeheer, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders en meer aandacht voor het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie in de bodem. In het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (dit kabinetsstandpunt is grotendeels gebaseerd op het Advies van de Commissie waterbeheer 21e eeuw) wordt aangegeven op welke wijze invulling moet worden gegeven aan een nieuwe aanpak van het waterbeheer. Naast thema's als veiligheid en wateroverlast wordt hierbij tevens ingegaan op thema's als water(bodem)kwaliteit, watertekort en verdroging. Belangrijke uitgangspunten zijn: anticiperen op thema's als klimaatveranderingen, veiligheid, wateroverlast en water(bodem)kwaliteit in plaatst van reageren; voorkomen van het afwentelen van waterhuishoudkundige problemen door toepassing van de drietrapsstrategie: primair vasthouden, vervolgens bergen en pas in laatste instantie aan- en/of afvoeren van water; oplossingen voor (potentiële) waterhuishoudkundige problemen zoeken in een goede mix van ruimtelijke (zoals waterberging en retentie) en technische maatregelen (zoals dijkverhoging en extra bemaling), waarbij de voorkeur ligt bij ruimtelijke maatregelen; creëren van meer ruimte voor water, waarbij de benodigde ruimte tegelijkertijd wordt gecombineerd met andere doeleinden en waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een "goede ecologische toestand" (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een "goed ecologisch potentieel" (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. Het beleid van Waterbeleid 21e eeuw en de KRW zijn belangrijke pijlers van het integrale waterbeleid en zijn in 2003 gebundeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waaraan rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich hebben geconformeerd. In de recent uitgegeven Decembernota 2005 geeft het rijk de beleidsvoornemens aan in de uitvoering van beide programma's, en die richtinggevend zijn voor de uitvoering van het NBW. Ter voorbereiding van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben het rijk, het IPO, de Unie van Waterschappen en de VNG afgesproken dat met behulp van deelstroomgebiedvisies de wateropgaven voor Nederland in beeld worden gebracht. Onder regie van de provincie Utrecht en in nauwe samenwerking met de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en Rijkswaterstaat Directie Utrecht, is de Stroomgebiedvisie Amstelland opgesteld. Hierin staat het streefbeeld voor het regionale watersysteem. Behalve voor het NBW is de stroomgebiedvisie ook input voor het streekplan en andere ruimtelijke plannen. De hoofddoelen van de visie zijn: het garanderen van de veiligheid; geen overlast door te veel (winterperiode) of te weinig water (zomerperiode); zoveel mogelijk voorkomen van bodemdaling; het tegengaan van versnippering waterbeheer; goede waterkwaliteit; aanpak van verdroging; het verhogen van de belevingswaarde van water.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
15
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan geeft de visie aan: herstel van de natuurlijke peilfluctuatie; en vernatting van het veenweidegebied. De Europese Zwemwaterrichtlijn (2006) beschermt de gezondheid van zwemmers in open water en vervangt de zwemwaterrichtlijn uit 1976. In de nieuwe richtlijn is ervoor is gekozen de zwemwaterkwaliteit vast te stellen aan de hand van slechts twee bacteriën: intestinale enterokokken en escherichia coli. Dit is een forse vereenvoudiging ten opzichte van de huidige richtlijn uit 1976, waarin negentien verouderde parameters moesten worden gemeten. Doel van de richtlijn is schoner zwemwater te realiseren, maar ook om de informatievoorziening aan zwemmers te verbeteren. Nederland heeft tot uiterlijk 2015 om de kwaliteit van onze zwemwateren naar het verplichte kwaliteitsniveau te brengen. Voor iedere locatie die dan niet voldoet aan de normen van de nieuwe richtlijn, bestaat de keus om maatregelen te nemen of om de locatie te sluiten. In het Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010, Bewust omgaan met water (2006) wordt de provinciale visie weergegeven op het waterhuishoudingsbeleid. Door de ontwikkelingen in het nationale en Europese beleid, is de beleidsaanpak wezenlijk anders dan het vorige waterhuishoudingsplan. Klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling hebben steeds meer invloed op het beheer van ons water. Veiligheid, wateroverlast en -tekort, waterkwaliteit, en grond- en drinkwater zijn de vier waterthema's. Inwoners en bedrijven dienen te allen tijde optimaal beschermd te zijn tegen overstromingen en wateroverlast. Uiterlijk in 2015 moet het watersysteem op orde zijn zodat het in staat is om de neerslaghoeveelheden op te vangen. De implementatie van de KRW markeert een trendbreuk in het waterkwaliteitsbeleid. De streefbeelden van voorheen zijn nu doelen met resultaatsverplichting. Dat vraagt om realistische ambities en uitvoerbare en kosteneffectieve maatregelen. Gebieden moeten meer dan voorheen hun eigen karakteristieke waterkwaliteit behouden. In de huidige ruimtelijke inrichting wordt te weinig rekening gehouden met het scheiden van waterkwaliteiten. De waterkwaliteit mag zeker niet meer verslechteren. Kosteneffectieve "altijd goed"maatregelen worden uitgevoerd gericht op het voorkomen van verslechtering en het behalen van de waterkwaliteitsdoelen in beschermde gebieden, zoals Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden en gebieden voor drinkwatervoorziening. Ook verdrogingbestrijding blijft een speerpunt, vooral in karakteristieke natuurgebieden. Het plan beschrijft op hoofdlijnen de functies van het oppervlaktewater en onderscheidt de grondgebruikcategorieën die de waterschappen moeten faciliteren. Voor de ligging van de grondgebruikfuncties wordt verwezen naar de streek- en bestemmingsplannen en de sectorale beleidsplannen binnen natuur, landschap en landbouw. In het Waterbeheersplan 2000-2004 van de Dienst Waterbeheer en Riolering, DWR1) (nu Waternet) staat integraal en duurzaam waterbeheer centraal. In dat kader streeft DWR een aantal algemeen geldende principes na, zoals: water als ordenend principe; gezonde en veerkrachtige watersystemen; gebiedsgerichte aanpak; samenwerking met andere partijen. Daarnaast voorziet het waterbeheersplan in een aantal gebiedsgerichte projecten. Voor het plangebied is het herstelproject met de nadruk op verdrogingsbestrijding voor het gebied Vuntus/Drecht/Weersloot/De Ster relevant. Het project wordt door de Vereniging Natuurmonumenten in samenwerking met DWR uitgevoerd. Daarnaast zal DWR binnen de looptijd van het waterbeheersplan extra aandacht besteden aan: de sanering van huishoudelijke lozingen in natuurgebieden en recreatieplassen en de aanleg van collectieve en individuele behandelingsinrichtingen voor afvalwater; herstellen van landschaps- en cultuurhistorische waarden van water en waterkeringen; vergroten belevingswaarde en medegebruik water en waterkeringen.
1) DWR is de voormalige naam van een gezamenlijke uitvoerende dienst van de gemeente Amsterdam en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. De nieuwe naam van deze dienst is Waternet.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
16
2.3. Sectoraal beleid Natuur, landschap en cultuurhistorie Het plangebied is onderdeel van het nationaal landschap Het Groene Hart. Ook maakt het deel uit van de Gooi en Vechtstreek en het Hollands/Utrechts veen- en plassengebied. De belangrijkste ruimtelijke opgaven Gooi en Vechtstreek zijn onder andere: behouden en versterken van de (provinciale) ecologische hoofdstructuur; behoud van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De provincie gaat in haar streekplan uit van de zogenoemde lagenbenadering. De eerste laag wordt gevormd door de fysieke ondergrond, het "blauwgroene raamwerk" (bodem, water, natuur en cultuurhistorie), de tweede laag door het netwerk van verbindingen (infrastructuur) en de derde laag heeft betrekking op het occupatiepatroon (menselijke activiteiten). De opgave is om een stabiele blauwgroene structuur te ontwikkelen waarin het landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle Noord-Hollandse landschap behouden blijft en verder wordt ontwikkeld en de natuurwaarden worden veiliggesteld en vergroot. Het plangebied behoort grotendeels tot de speciale beschermingszone Oostelijke Vechtplassen, welke is vastgesteld in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (1999). Deze Europese richtlijn verplicht de lidstaten van de Europese Unie de instandhouding te garanderen van alle natuurlijke, in het wild levende, vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Europese verdrag van toepassing is. Het aanwijzen van speciale beschermingszones vormt hier een belangrijke bijdrage voor (zie figuur 3). In speciale beschermingszones is de overheid verplicht om passende maatregelen te treffen om te zorgen dat de kwaliteit van de leefgebieden van de soorten niet verslechtert. Ook mogen geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de beschermingszones zijn aangewezen, voor zover deze factoren een significant effect zouden kunnen hebben. De Vogelrichtlijn is gekoppeld aan de (Europese) Habitatrichtlijn en past verder in het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van natuurwaarden in kerngebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (Natuurbeleidsplan, Structuurschema Groene Ruimte). Een groot deel van het Vogelrichtlijngebied is tevens Habitatrichtlijngebied. De Vogelrichtlijn kent tevens een relatie met wetlands, zoals geregeld in de conventie van Ramsar. Zowel de werking als de gebieden van de Vogelrichtlijn vertonen een grote overlap met die van de conventie van Ramsar. Voor het plangebied is deze overlap compleet. Om die reden wordt alleen het meest recente beleid, i.c. de Vogelrichtlijn, in dit bestemmingsplan nader uitgewerkt. Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn (natura 2000-gebieden); b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. Bij de voorbereiding van de het project moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
17
wijdemeren loosdrecht landelijk gebied noordoost
ontwerpbestemmingsplan - toelichting
procedure
19 dec.2007
10842.00
datum
plannummer
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
drs D.J. Verhaak
adviesbureau voor ruimtelijk beleid E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
OYD’S REGI
LL
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
ISO 9001
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
De hoofddoelstelling van het Natuurbeleidsplan (1989) richt zich op duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden. Het natuurbeleid krijgt vooral gestalte via een ecosyteemgericht beleid. Duurzaamheid kan het beste worden verzekerd door het beleid voor de prioritaire ecosystemen te concentreren op een ruimtelijk stabiele en samenhangende Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS bestaat uit kerngebieden en natuurontwikkelingsgebieden en de daartussen gelegen verbindingszones. Kerngebieden zijn gebieden van voldoende omvang met bestaande waarden van internationale of nationale betekenis. Het plangebied maakt deel uit van één van de kerngebieden van de Ecologische Hoofdstructuur. Het beleid in de kerngebieden is gericht op het veiligstellen en vergroten van de natuurwaarden. Het beleid wil in de eerste plaats voor alle kerngebieden een basisbescherming garanderen. Deze basisbescherming is erop gericht om ongewenste (onomkeerbare) veranderingen in de abiotische situatie en de ruimtelijke structuur te voorkomen. De nota "Natuur voor mensen, mensen voor natuur, bos en landschap in de 21e eeuw (2000)", vervangt integraal een aantal groene nota's, zoals het Natuurbeleidsplan en de Nota Landschap. De hoofddoelstelling is behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap, als essentiële bijdrage aan een leefbare en duurzame samenleving. De inhoud van het natuurbeleid is uitgewerkt in vijf perspectieven. Tezamen dragen deze perspectieven bij aan versterking van de Ecologische Hoofdstructuur (natter, verbinden, vergroten), versterken van de landschappelijke identiteit (krachtiger, groener), versterking van duurzaam gebruik en behoud van de biodiversiteit. Het ministerie van LNV is in 2000 gestart met het Programma Beheer. In dit programma wordt een nieuw subsidiestelsel geïntroduceerd voor natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer, waarbij subsidies gekoppeld worden aan resultaat en niet alleen aan het uit te voeren beheer. Naast natuurbeschermingsorganisaties komen ook particulieren voor subsidiëring van natuurbeheer in aanmerking. Het Programma Beheer vervangt de huidige regelgeving met betrekking tot natuur en landschapsbeheer. De nota Belvedère (1999) geeft de visie van het kabinet weer op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Tevens wordt aangegeven welke maatregelen daartoe moeten en kunnen worden getroffen. In de Nota Ruimte is de Nieuwe Hollandse Waterlinie aangewezen als één van de 20 Nationale Landschappen en maakt de linie deel uit van de ruimtelijke hoofdstructuur van ons land. De linie zal worden voorgedragen voor de lijst van Werelderfgoed van de Unesco. Ingevolge de Nota Belvedère is de linie aangewezen als nationaal project. Dit betekent dat het rijk zich inspant om samen met de provincies en gemeenten de linie te ontwikkelen met behoud van de historische liniekenmerken. Het uit te werken Panorama Krayenhoff, ook wel aangeduid als het Linieperspectief, is eind 2003 vastgesteld. In het Linieperspectief wordt de historische verdedigingslinie Nieuwe Hollandse Waterlinie zichtbaar door de hoofdverdedigingslijn: de wat hoger gelegen noord-zuidlijn met forten, groepsschuilplaatsen en kazematten. Deze lijn loopt van Muiden tot aan de Biesbosch en wordt benadrukt door recreatieve routes langs de lijn. Ten westen van de hoofdverdedigingslijn was het meer verdichte en bewoonde gebied dat werd verdedigd. Oostwaarts was het lage, weidse gebied dat onder water kon worden gezet. Deze beredeneerde samenhang tussen versterking van de verdichting (westen) en behoud van de openheid (oosten) wordt in het Linieperspectief benadrukt. Om de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot een herkenbare ruimtelijke eenheid te maken, zullen eigentijdse functies (zoals recreatie, waterbeheer, landbouw, natuur en verkeer) aan de Hollandse Waterlinie worden toegevoegd. De uitvoering van Panorama Krayenhoff zal plaatsvinden in zeven zogenoemde Projectenveloppen. Het plangebied van de gemeente Wijdemeren valt binnen de Enveloppe Vechtstreek Zuid. In de uitvoeringsplannen per Enveloppe dienen visie, inrichting, beheer en exploitatie in samenhang tot elkaar te worden uitgewerkt en te leiden tot concreet uit te voeren projecten, inclusief de daarvoor benodigde investering.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
19
Voor de Enveloppe Vechtstreek-Zuid geldt het volgende: De ecohydrologische evenwichtssituatie kan worden getypeerd als delicaat. Er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een stabielere waterbeheersing die mogelijk ingrijpende gevolgen heeft voor de bewoners van het gebied. De gebruiksdruk is hoog, vanwege de landschappelijke en toeristisch-recreatieve aantrekkelijkheid van deze streek. Langs de Vecht is van oudsher sprake van ruim opgezette groene woonvormen. De bestemmingen in de Vechtstreek zijn overwegend ecologisch. De vogelwereld is rijk. Het aspect van grote wateren roept het beeld op van een geïnundeerde Waterlinie. De forten ten oosten van de Vecht liggen als vooruitgeschoven observatiehutten bijna omringd door water. Het inrichtingsprogramma zal terughoudend moeten zijn en voortbouwen op bestaande kenmerken, gezien de hoge waarden van de streek. Het ontwerp- en inrichtingsprogramma voor Vechtstreek-Zuid omvat de volgende elementen: landschappelijke en recreatieve articulatie van de hoofdverdedigingslijn; forten als recreatieve en ecologische pleisterplaatsen; ecologische en recreatieve verbinding langs de Vecht; onderzoeken van verdichtingsopgave tussen Vecht en Amsterdam-Rijnkanaal; ontwikkeling van het arrangement "Ontdekkingstocht"; haalbaarheid Beschermd gezicht "Vecht". Landbouw De regering heeft in de Structuurnota landbouw (1990) de structurele ontwikkelingen in de landbouw alsmede het beleid voor de toekomst weergegeven. In 1995 constateert de regering dat de dynamiek van het landelijk gebied een nieuwe prioriteitstelling vergt. Deze is aangegeven in de nota Dynamiek en vernieuwing. De nadruk wordt gelegd op de verschillende functies die het landelijk gebied maatschappelijk vervult. Deze nota wordt ook gezien als de bijdrage van het ministerie van LNV aan het thema plattelandsvernieuwing. Beide nota's gaan niet specifiek in op het plangebied. Recreatie Het Toeristisch Actieplan Gooi en Vechtstreek heeft als doelstelling het tot stand brengen van een samenhangende, gemeenschappelijk gedragen en op versterking van de regionale economie gerichte toeristisch-recreatieve visie op lokaal en regionaal niveau. Belangrijke partners zijn overheid, bedrijfsleven en VVV. In de (voormalige) gemeente Loosdrecht worden de volgende potentiële trekkers genoemd: kasteel Sypesteyn, watersport (rondvaarten over de plassen, verhuurmogelijkheden van kano's/roeiboten/zeilboten, etc.) en de Nederlands Hervormde "Sype"-kerk. Voor het overige worden in het plan nog enkele uit te werken projecten genoemd. Deze zijn echter zeer globaal weergegeven. In het kader van onderhavig bestemmingsplan zal hier niet verder op worden ingegaan. Het recreatieschap Vecht en Plassengebied Loosdrecht heeft in haar conceptbeleidsplan Vecht en Plassengebied Loosdrecht (1998) de strategie bepaald voor recreatie in het plassengebied, de Vecht en het omliggende veenweidegebied. Voor het plassengebied en het veenweidegebied ziet het recreatieschap ontwikkelingsmogelijkheden. Voor de Loosdrechtse Plassen gaat het daarbij om het verlengen van de verblijfsduur van watersporters in het gebied, zonder dat dit ten koste gaat van natuur en landschap. In het veenweidegebied vervult recreatie, naast de hoofdfunctie landbouw, een nevenfunctie. Mogelijkheden zijn aanwezig voor kleinschalige ontwikkelingen en agrotoerisme. Uitzetten van routes kan bijdragen aan het tot stand brengen van een recreatieve structuur in het veenweidegebied. Voor de Vecht wordt consolidatie van de recreatiedruk nagestreefd. Het beleid is gericht op zonering en het geleiden van de stroom recreanten, wat fietsers en wandelaars betreft via een uitgekiende routestructuur. Voor de watersport ligt dat moeilijker. Over de conceptbeleidsnota van het recreatieschap bestaat nog geen consensus; de nota is nog niet vastgesteld. De Horecanota van de (voormalige) gemeente Loosdrecht is vastgesteld. De nota beoogt beleid te creëren waarin enerzijds voldoende ruimte voor ontplooiing van horeca-activiteiten wordt geboden en anderzijds de overlast die daarmee gepaard kan gaan, zoveel mogelijk wordt beperkt.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
20
Relevant voor het bestemmingsplan Landelijk gebied Noordoost is de beleidslijn om de huidige omvang van de horeca in de (voormalige) gemeente Loosdrecht te consolideren. Verkeer en Vervoer De opvolger van Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2), de Nota Mobiliteit is op 14 februari 2006 in werking getreden. In de Nota Mobiliteit wordt het ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, verder uitgewerkt en wordt het verkeers- en vervoerbeleid beschreven voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. Het handhaven en waar mogelijk verbeteren van de bereikbaarheid zal gepaard moeten gaan met het verbeteren van de leefbaarheid. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Belangrijk aandachtpunt blijft het terugdringen van het gebruik van de auto, met name op de korte ritten, door het (verder) ontwikkelen en aantrekkelijk maken van het vervoer per fiets en openbaar vervoer. Terugdringen van gebruik van de auto is noodzakelijk voor zowel het bereikbaar behouden van de economische centra als voor de verbetering van de leefbaarheid. In de nota "Verkeersafwikkeling in Loosdrecht, naar een duurzaam verkeersveilige gemeente" (1996) wordt onder andere voorgesteld om: op de 's-Gravelandsevaartweg en de Oud Loosdrechtsedijk bebouwde kompoorten te realiseren; minirotondes op de T-kruisingen van de Oud Loosdrechtsedijk met de 's-Gravelandsevaartweg en de Molenmeent aan te leggen; onderzoek te doen naar de aanleg van een fietspad ter hoogte van Bos van Hacke (in noordelijke richting) en naar het gewenste dwarsprofiel van de Nieuw-Loosdrechtsdijk1); fietspaden van 2e en 3e fase door te trekken, het inhaalverbod uit te breiden en verbetering van parkeervoorzieningen en oversteekvoorzieningen op de Nieuw Loosdrechtsedijk te realiseren.
2.4. Conclusie Het overheidsbeleid voor het plangebied is enerzijds gericht op het weren van nieuwe stedelijke functies. Anderzijds is het beleid voor het landelijk gebied van Loosdrecht gericht op behoud van natuur-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden. De mogelijkheden voor een concurrerende monofunctionele landbouw zijn beperkt. Verbrede landbouw speelt hier een rol, onder meer in het beheer van natuur en landschap. Met betrekking tot recreatie is het beleid voor het plangebied, in tegenstelling tot het plassengebied, gericht op extensief recreatief medegebruik. Kortom, het beleid voor het landelijk gebied is gericht op extensivering en bescherming van aanwezige waarden, waarbij andere functies alleen kunnen worden toegestaan indien zij geen nadelige gevolgen hebben voor genoemde waarden.
1) Inmiddels is het onderzoek afgerond en het fietspad gerealiseerd.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
21
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
22
3. Analyse In dit hoofdstuk worden de verschillende functies die in het plangebied voorkomen geanalyseerd. Van deze functies wordt eerst de huidige situatie beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de ontwikkelingen die in de toekomst verwacht kunnen worden. De analyse per functie mondt uit in een aantal bouwstenen voor beleid. Deze bouwstenen hebben een sectorale insteek en vertegenwoordigen daarmee alleen het belang van de betreffende sector. De sectorale bouwstenen laten onverlet welk instrument geschikt is voor realisering van deze bouwstenen of welke overheid in deze het bevoegd gezag vormt. Pas in hoofdstuk 4 worden de sectorale bouwstenen tegen elkaar afgewogen en worden beleidskeuzes gemaakt, zodat een integrale gebiedsvisie ontstaat. In hoofdstuk 5 wordt de gebiedsvisie nader uitgewerkt en toegespitst op het bestemmingsplan.
3.1. Bodem en water De opbouw en kwaliteit van bodem en water (abiotische omstandigheden) zijn bepalend voor duurzame ruimtelijke ontwikkelingen van de verschillende functies in het plangebied. De situatie van bodem en water bepaalt enerzijds de aanwezigheid en potenties van natuur- en landschapswaarden en anderzijds de gebruiksmogelijkheden voor de overige functies in het plangebied. Op basis van de beschikbare gegevens wordt in dit hoofdstuk een beeld geschetst van de ontstaansgeschiedenis van het gebied, de opbouw en kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem.
3.1.1.
Ontstaansgeschiedenis
In het overgrote deel van het plangebied liggen pleistocene afzettingen aan de oppervlakte. Tijdens de laatste ijstijd zijn dekzanden − in de vorm van vlakten en als geïsoleerde dekzandruggen − afgezet. Deze zandondergronden hellen af in westelijke richting. Het gebied van de Loosdrechtse Plassen zelf is voornamelijk in het Holoceen gevormd onder invloed van de zeespiegelrijzing. Doordat tevens een stijging van de grondwaterspiegel plaatsvond was er lange tijd sprake van veenvorming (Hollandveen). De dikte van dit veenpakket bedraagt in het plangebied 1 tot 2 m. Vanaf de Middeleeuwen heeft de mens een ingrijpende invloed op het landschap gehad door ontginning van het veen en de aanleg van dijken en polders. De Loosdrechtse Plassen zijn ontstaan door afgraving van veen (vervening) in combinatie met de afslag van land door het water.
3.1.2.
Huidige situatie
Waterbeheersing De waterhuishouding in het plangebied is sterk gereguleerd. Een groot deel van het gebied staat in directe verbinding met de Loosdrechtse Plassen en/of de Breukeleveense Plas. Het peilbeheer in het Loosdrechtse Plassengebied wordt gevoerd door het Gemeentewaterleidingsbedrijf Amsterdam, op basis van het Plassencontract. Sinds 1984 fluctueert het peil volgens vastgelegde afspraken, waarbij het peil in de zomer zakt tot 1,17 m -NAP en in de winter stijgt tot 1,07 m -NAP. Dit peil geldt voor alle polders in het plangebied met uitzondering van De Ster. In perioden met wateroverschotten (winterseizoen) wordt het water op de Vecht uitgemalen. In perioden met watertekorten (zomerperiode) wordt het Amsterdam-Rijnkanaalwater ingelaten in de Nieuwe Polderplas, nabij Mijnden. Nadat het water hier is gedefosfateerd wordt het afgevoerd naar de Loosdrechtse Plassen. Uit de Bethunepolder wordt water gemalen voor de bereiding van drinkwater. Het water dat niet wordt gebruikt voor drinkwaterbereiding wordt via het Tienhovensch Kanaal op de Loosdrechtse Plassen gepompt.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
23
wijdemeren loosdrecht landelijk gebied noordoost
ontwerpbestemmingsplan - toelichting
procedure plannummer
datum
10842.00
19 dec.2007
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
drs D.J. Verhaak
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
Voor landbouwkundige doeleinden wordt het noordelijk deel van De Ster apart beheerd. In de zomermaanden wordt in deze polder een waterpeil gehandhaafd van 0,65 m -NAP. Dit wordt bereikt door in het voorjaar zoveel mogelijk regenwater vast te houden en door water te onttrekken aan de Drecht. In de winter wordt hetzelfde peil aangehouden als in de overige polders. In het verleden werd in een deel van De Ster onderbemaling toegepast ten behoeve van landbouwactiviteiten. Sinds de betreffende percelen door de Vereniging Natuurmonumenten zijn aangekocht is de onderbemaling stopgezet. In figuur 4 is een globaal overzicht weergegeven van de waterhuishouding in het plangebied. Grondwater Kwantiteit De grondwaterstroming in het plangebied is in het algemeen van oost naar west gericht. Het grootste deel van het plangebied staat onder invloed van (sub)regionaal kwel (zie figuur 4), afkomstig vanuit de Utrechtse Heuvelrug. Naast infiltratie in de Utrechtse Heuvelrug vindt in het plangebied infiltratie in het zuid- en noordwesten plaats (zie figuur 4). Als gevolg van de grondwateronttrekking op de Utrechtse Heuvelrug en de grondwaterwinning bij pompstation Loosdrecht1), is de kwelintensiteit de laatste decennia sterk verminderd. De kwelintensiteiten in het plangebied variëren tegenwoordig van 0,01 tot 1,0 mm/dag. Kwel is van groot belang voor de natuurwaarden in het gebied en de natuurontwikkelingspotenties. Door de verstoring van de natuurlijke kwelpatronen zijn de (potentiële) natuurwaarden onder druk komen te staan. De verdroging heeft tevens negatieve effecten op de landbouw. De aanleg van droogmakerijen in de omgeving van Loosdrecht heeft tot een toename aan wegzijging van water tot gevolg gehad. Vanuit de Loosdrechtse Plassen en de Breukeleveense Plas zijgen grote hoeveelheden water weg in de richting van de diepgelegen Bethunepolder (deze ligt ten zuiden van het plangebied). De bijbehorende infiltratiesnelheden liggen tussen 0,01 en de 2,0 mm/dag. Om de wegzijging te compenseren moet water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal worden ingelaten. Als gevolg van kwel afkomstig van de Utrechtse Heuvelrug zijn de grondwaterstanden in de kwelgebieden van nature hoog. Door regulering van de waterhuishouding en onttrekking van grondwater is het grondwaterpeil echter verlaagd. In de huidige situatie wordt in het grootste deel van het gebied de grondwatertrappen III en IV aangetroffen2). Dat wil zeggen dat de grondwaterstand in de zomer tussen de 80 en 120 cm beneden maaiveld staat en dat het grondwater in de winter op minder dan 40 cm (grondwatertrap III) of meer dan 40 cm (grondwatertrap IV) is gelegen. Plaatselijk komt een hogere grondwaterstand voor (grondwatertrap II). Ondanks dat de grondwaterstanden in de huidige situatie lager zijn dan in de natuurlijke situatie, is het grondwaterpeil voor de landbouw toch relatief hoog. Hierdoor is het noodzakelijk dat het plangebied actief wordt ontwaterd. Kwel, infiltratie en in-/wegzijging In deze paragraaf wordt een aantal malen de termen kwel, infiltratie en in-/wegzijging gebruikt. Deze begrippen worden als volgt gedefinieerd: kwel: een opwaarts gerichte grondwaterstroming vanuit diepere bodemlagen, waarbij het grondwater naar buiten komt aan het maaiveld of in greppels en sloten; infiltratie: het de grond indringen van water vanaf het grondoppervlak of vanuit sloten en drains of vanuit infiltratieputten; in-/wegzijgen: neerwaartse stroming van (grond)water.
Kwaliteit Het regionale kwelwater is in het algemeen van een relatief goede kwaliteit en wordt gekenmerkt door een hoge zuurgraad, een groot bufferend vermogen en een hoog calciumgehalte. Oppervlaktewater Kwantiteit De grenzen van het watersysteem vallen niet samen met de grenzen van het plangebied. Het oppervlaktewaterstelsel in en rond het plangebied is in een aantal waterhuishoudkundige deel1) Het grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied van deze onttrekking (zoals aangegeven in het Provinciale Waterhuishoudingsplan 2006-2010) vallen buiten het plangebied. 2) De indeling in grondwatertrappen vindt plaats op grond van de gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstanden. Bij lagere grondwaterstanden is er sprake van een slechtere ontwatering dan bij hoge grondwatertrappen.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
25
gebieden te onderscheiden, namelijk: Ster-gebied; Drecht-gebied; Vuntus-gebied; Weerslootgebied (zie figuur 4). De deelgebieden bezitten een dicht netwerk van sloten, petgaten en stroompjes. In het De Ster-gebied is dit netwerk minder dicht. In het provinciaal waterhuishoudingsplan zijn aan deze deelgebieden functies toegekend. Het watersysteem moet aansluiten bij de betreffende functie. De Ster is aangemerkt als gebied waarin de functies landbouw en natuur zijn verweven. De Vuntus is aangeduid als recreatieplas met watergebonden recreatie en natuurwaarden. De overige deelgebieden zijn deels aangemerkt als agrarisch grasland met natte natuur en deels als natuur. Het is de bedoeling dat een aantal gebieden die nu zijn aangeduid als agrarisch grasland met natte natuurwaarden op termijn de functie natuur krijgen. In tabel 3.1 is per waterhuishoudkundig deelgebied aangegeven met welke plas zij in verbinding staat en via welke waterloop de belangrijkste water aan- en afvoer plaatsvindt. Tabel 3.1 Waterhuishoudkunde per deelgebied delen van het plangebied die vallen binnen deelgebied:
staan in verbinding met:
water aan- en afvoer via:
Ster-gebied
Loosdrechtse Plassen
Drecht
Drecht-gebied
Loosdrechtse Plassen
Drecht
Vuntus-gebied
Loosdrechtse Plassen
Direct vanuit Vuntus
Weersloot-gebied
Breukeleveense Plas
Weersloot
Kwaliteit Op veel plaatsen wordt door de hoge gehalten aan nutriënten niet voldaan aan de MTR-waarden (Maximaal Toegestaan Risico). Omdat in veengebieden de natuurlijke nutriëntenconcentratie relatief hoog is, moet een gebiedsspecifieke MTR worden uitgewerkt. Deze gebiedsspecifieke invulling en toetsing aan die gebiedsspecifieke norm heeft nog niet plaatsgevonden. De verwachting is echter dat voor wat betreft nutriëntenconcentraties niet aan de norm zal worden voldaan. De verontreiniging van het oppervlaktewater met nitraat en fosfaat is in het westelijk deel van het plangebied het grootst. Op deze meest verontreinigde locaties zijn tevens de zuurgraad en het bufferend vermogen zeer laag. De matige waterkwaliteit in het westelijk deel van het plangebied wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door invloed van het water uit de Loosdrechtse Plassen. Dit water bezit (te) hoge nutriëntconcentraties. In het oostelijk deel van het plangebied is de waterkwaliteit beter en zijn de waarden voor zuurgraad en bufferend vermogen en de gehalten aan calcium hoger. Dit wordt veroorzaakt door een positieve invloed van de regionale kwel. Het kwelwater is in het algemeen van goede kwaliteit. Door de grondwateronttrekking op de Utrechtse Heuvelrug − waardoor er minder kwalitatief goed kwelwater wordt aangevoerd − en de opmaling in De Ster − waardoor nutriëntrijk Loosdrechtse Plassenwater tot ver in het plangebied doordringt − is de waterkwaliteit de afgelopen decennia verslechterd. Sinds er, in perioden met watertekorten, niet langer vervuild Vechtwater maar gedefosfateerd Amsterdam-Rijnkanaalwater wordt ingelaten, is de waterkwaliteit licht verbeterd. De afname aan voedselrijkdom van het oppervlaktewater gaat echter minder snel dan gewenst. Dit lijkt samen te hangen met de nalevering van nutriënten door de vervuilde waterbodems van de Loosdrechtse Plassen en de waterlopen in het plangebied (zie kader). Het totale oppervlak open water van de Loosdrechtse Plassen bedraagt 1.200 ha, waarmee het als KRW-waterlichaam wordt aangemerkt. Vanuit de Loosdrechtse Plassen treedt een sterke wegzijging van water op naar de Bethunepolder, om deze reden wordt in droge periodes water ingelaten vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal. Kenmerkend voor de Loosdrechtse Plassen is het slechte doorzicht. Verder bevat het water een hoog gehalte koper, een te laag zuurstofgehalte en is het systeem geëutrofieerd, vooral door de hoge fosforconcentratie. Wat betreft de ecologie van de Loosdrechtse Plassen voldoen macrofauna en vissen niet aan de normen. Als gevolg van het slechte doorzicht kunnen ondergedoken planten zich niet voldoende ontwikkelen en door de harde en steile oevers ontbreekt oevervegetatie. Bovendien hebben de Loosdrechtse Plassen te maken met problematiek met betrekking tot blauwalgen (bron: Globale verkenning ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water, 2006). Waterkeringen Ter hoogte van de Rading loopt een primaire waterkering, die bescherming biedt tegen overstromingen vanuit het Markermeer. De waterkering maakt deel uit van dijkring 44.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
26
wijdemeren loosdrecht landelijk gebied noordoost
ontwerpbestemmingsplan - toelichting
procedure plannummer
datum
10842.00
19 dec.2007
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
drs D.J. Verhaak
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
Nutriëntenbelasting door De Ster De Ster wordt gezien als een belangrijke nutriëntenbron van de Loosdrechtse Plassen. Om droogteschade voor de landbouw te voorkomen, wordt in de zomer water uit de Drecht, dat in rechtstreeks contact staat met de plassen, opgemalen met als doel het opzetten van het peil in De Ster. Gezien de relatief slechte waterkwaliteit van het plassenwater (hoge nutriëntconcentraties) is dit ongewenst. Door een verdampingsoverschot (meer verdamping dan neerslag) in de zomer neemt de nutriëntenconcentratie in het oppervlaktewater van De Ster toe. Door uit- en afspoeling van meststoffen van landbouwgronden, neemt de concentratie aan nutriënten in het water eveneens toe. In de winter wordt in De Ster hetzelfde peil gehandhaafd als in het omliggende gebied. Om dit te bereiken wordt het nutriëntrijke water uit De Ster aan het eind van de zomer via de Drecht naar de Loosdrechtse Plassen afgevoerd. Andere oorzaken voor de slechte waterkwaliteit in het plangebied zijn de mineralisatie van de veenbodem (door peilverlaging), de af- en uitspoeling van meststoffen en de vervuiling vanuit recreatieterreinen en bebouwd gebied.
Bodem Ter plaatse van de dekzandafzettingen (in het oostelijk deel van het plangebied) worden vooral laarpodzolgronden aangetroffen, gevormd uit leemarm en zwak lemig, fijn zand. De bovengrond is in het verleden vaak vermengd met compost om de vruchtbaarheid te verbeteren. De landbouwgronden zijn vooral in gebruik als grasland. Het overige deel van het plangebied wordt bepaald door veen. Vaak is het veen wel ontgonnen, maar niet afgegraven. Hier worden vooral meerveengronden aangetroffen, die vanwege de ontwateringssituatie vooral geschikt zijn voor grasland. Figuur 5 geeft de ligging van de zanden veengronden weer. Verder komen in het gebied petgaten voor, bestaand uit smalle stroken grond waarop het turf werd gedroogd (ribben en zetwallen), met daartussen uitgeveende stroken (petgaten), die deels weer zijn dichtgegroeid. De hoogteligging van het maaiveld in het plangebied varieert van circa 0,9 -NAP tot 1,0 m +NAP. Het lagergelegen gebied betreft het noordwestelijke deel van het plangebied, de hoogste delen worden in het oosten aangetroffen. Bodemkundige waarden De bodemkundige waarden in het plangebied betreffen de aanwezigheid van venige kommen, petgaten, legakkers en dekzandruggen.
3.1.3.
Verwachte ontwikkelingen
Watertoets Afstemming tussen waterbeheer en ruimtelijke planvorming is essentieel. In februari 2001 hebben alle overheden afgesproken dat deze afstemming wordt gerealiseerd met behulp van het instrument watertoets. De resultaten van de watertoets worden vastgelegd in de waterparagraaf. Sinds 1 november 2003 is de watertoets en waterparagraaf verankerd in de Bro. In het kader van de watertoets is voor dit plan meerdere keren met de waterbeheerder gesproken, ook was de waterbeheerder vertegenwoordigd in de klankbordgroep. Geconcludeerd is dat de met dit plan beoogde ontwikkelingen goed aansluiten bij de visie op het waterbeheer en de diverse natuurontwikkelingen bijdragen aan een duurzamer watersysteem. Als gevolg van de diverse ingrepen in de waterhuishouding, voornamelijk ten behoeve van de landbouw, is het natuurlijk watersysteem verstoord. Dit heeft onder meer tot gevolg dat het gebied verdroogt en vervuilt; daarnaast moet er continu water worden aan- of afgevoerd. Van een min of meer natuurlijk functionerend duurzaam watersysteem is dus geen sprake. Het gebied biedt echter goede potenties voor versterken van de reeds aanwezige natuur en het ontwikkelen van nieuwe natuur. Een meer natuurlijk functionerend duurzaam watersysteem moet de basis vormen voor dergelijke ontwikkelingen. Om tot een duurzaam watersysteem te komen, is het streven erop gericht de grondwateronttrekking op de Utrechtse heuvelrug te verminderen. Als gevolg hiervan zal de kwelintensiteit − essentieel voor versterken en ontwikkelen van natuurwaarden − toenemen. Door een toename van de kwel zal minder gebiedsvreemd water hoeven worden ingelaten. Dit, in combinatie met de relatief goede kwaliteit van het kwelwater, zal resulteren in een toename van de oppervlaktewaterkwaliteit en een afname van de verdroging. Deze kwaliteitsverbetering zal worden versterkt door de effecten van het milieubeleid.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
28
De Vereniging Natuurmonumenten heeft een groot aantal gronden in het plangebied in haar bezit. Zij willen op grote schaal de natuurpotenties in het gebied benutten. In dat kader hebben zij de visie "Natuur van het zuiverste water" op het waterbeheer ontwikkeld. DWR ondersteund deze visie. Voor het realiseren van de doelen die in de visie zijn verwoord, zijn de volgende maatregelen gewenst: stopzetting van de drinkwaterwinning Loosdrecht; opheffen van de opmaling in De Ster; toestaan van meer natuurlijke peilfluctuaties in de Loosdrechtse Plassen; inrichting van de Breukeleveense Plas als schoonwaterbekken; uitbaggeren van de vervuilde waterbodem; aanleg van extra open water of drassig terrein zodat meer soortenrijke water- en moerasvegetaties tot ontwikkeling kunnen komen; terugdringen van door de mens veroorzaakte vervuiling (afvalwater, meststoffen, bestrijdingsmiddelen); maatregelen ter vermindering van de fractie aan zwevend materiaal in het water. De gemeente wil het ruimtelijk- en het milieubeleid goed op elkaar afstemmen. In dat kader wordt het milieubeleid niet verder aangescherpt in het bestemmingsplan. Daarom worden in het bestemmingsplan geen voor verzuringgevoelige gebieden aangewezen.
3.1.4.
Bouwstenen voor beleid
Voor bodem en water zijn de volgende ontwikkelingen gewenst: behoud van de bodemkundige waarden; voldoende bescherming bieden op plaatsen waar deze waarden thans onvoldoende beschermd zijn (zie figuur 5); verbetering van de waterkwaliteit door: • vergroting van de component kwelwater (bevorderen kwelintensiteit, vasthouden van kwelwater); • vermindering van de inlaat van gebiedsvreemd water; • beperking van de nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater vanuit het plangebied; voor de Loosdrechtse Plassen zijn de volgende maatregelen beoogd: • interne maatregelen in het watersysteem om de omslag naar een helder watersysteem te bewerkstelligen; • genereren van een duurzame oplossing voor de baggerproblematiek zodat het dichtslibben van jachthavens en vaarroutes verminderd; hanteren van zo hoog mogelijke grondwaterstanden in gebieden met een natuurdoelstelling; In het kader van afstemming van milieubeleid en ruimtelijk beleid worden geen voor verzuringgevoelige gebieden in het bestemmingsplan aangewezen.
3.2. Landschap en cultuurhistorie In dit hoofdstuk worden landschap (huidige landschappelijke hoofdstructuur en autonome ontwikkelingen) en cultuurhistorie geanalyseerd en beschreven aan de hand van kaartstudies, inventarisaties en veldbezoek. Deze beschrijving vormt de basis van de visievorming over de gewenste landschapsstructuur in het gebied.
3.2.1.
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van het West-Nederlandse laagveengebied en ligt op de overgang van dit veengebied met de stuwwal van het Gooi. Daarnaast ligt het gebied op nog een andere markante landschappelijke gradiënt, namelijk de rand van het Groene Hart en de Randstad. Beide overgangen komen tot uiting in opvallende verschillen in open- en beslotenheid, de bebouwingsdichtheid en de aanwezigheid van oppervlaktewater. Het hele plangebied behoort tot het veenontginningslandschap. Dit landschapstype wordt algemeen gekenmerkt door een dicht en regelmatig slotenpatroon, waardoor lange smalle kavels ontstonden en langgerekte wegen- en bebouwingspatronen. De bebouwingslinten fungeren daarbij veelal als ontginningsbasis. Structuurbepalend voor de verschijningsvorm van het gebied is het gebogen lint van de Loosdrechtsedijk dat als een dichtbebouwd hoefijzer de omliggende (half)open gebieden van elkaar scheidt. Dit − voor een veen-
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
29
ontginningslandschap − afwijkende weg- en bebouwingspatroon heeft ertoe geleid dat er sprake was een gebogen ontginningsbasis, waaruit een uniek stervormig verkavelingspatroon is ontstaan.
3.2.2.
Ontginningsgeschiedenis
De ontginning van het plangebied dateert van de late middeleeuwen en vond plaats onder het gezag van de bisschop van Utrecht. Het veenriviertje de Drecht fungeerde als eerste ontginningsbasis waarbij loodrecht op deze basis een min of meer regelmatige strokenverkaveling ontstond. Ten oosten van de Drecht ontstond op het zand de lintbebouwing van Nieuw-Loosdrecht die eveneens als ontginningsbasis fungeerde en waaruit de stervormige verkaveling rond De Ster ontstond. Het ontgonnen veen was aanvankelijk geschikt voor akkerbouw (onder andere boekweit) maar door de inklinking van het veen als gevolg van de ontwatering werd grasland uiteindelijk de enige mogelijke grondgebruiksvorm. Het dikke pakket veenmosveen (type veen dat is ontstaan door groei van veenmos in een zeer voedselarme situatie) in het Vechtplassengebied bleek zeer geschikt voor de winning van turf. Reeds voor 1500 vond reeds op kleine schaal turfwinning plaats. In de 17e eeuw (de zogenaamde Gouden Eeuw) werd op grote schaal het veen afgegraven en verscheept naar Amsterdam. Aanvankelijk werden smalle petgaten gegraven waarbij het turf te drogen werd gelegd op de tussenliggende legakkers. Door de grote vraag naar turf werden de legakkers vaak te smal gemaakt of geheel afgegraven. Door wind- en watererosie ontstonden uiteindelijk grote veenplassen, waaronder de Loosdrechtse Plassen. Aan de grootschalige vervening kwam rond 1860 een eind. De veenlaag wordt in oostelijke richting steeds dunner en daardoor steeds minder interessant om af te graven. In het plangebied is van west naar oost goed waar te nemen hoe het areaal open water steeds kleiner wordt doordat de veenlaag minder grondig is afgegraven. Ter hoogte van De Ster bevindt zich de grens tussen zand en veen en is alleen het markante slotenpatroon als open water aanwezig. Omdat de landschappelijke patronen en verschijningsvormen in grote mate zichtbaar overeenstemmen met de onderliggende bodem en waterhuishouding en ook het menselijk gebruik van het landschap vanaf de eerste ontginning nog zichtbaar te herleiden is, kan het plangebied aangemerkt worden als landschappelijk en cultuurhistorisch zeer waardevol.
3.2.3.
Huidige situatie
In het plangebied kunnen verschillende deelgebieden worden onderscheiden met specifieke landschappelijke kenmerken. Het gaat daarbij om: de Vuntus; De Ster; Het Noordoosten; het Zuiden. De landschappelijke kenmerken zijn als volgt. De Vuntus Dit deelgebied vormt de meest noordelijke plas van het Loosdrechtse Plassengebied. Oorspronkelijk was hier overal het typische evenwijdige en fijnmazige slotenpatroon aanwezig. De veenlaag was in het westelijke deel het dikst en is geheel afgegraven waarna hier een open plas resteerde. In oostelijke richting wordt de veenlaag dunner en verdwijnt ten slotte geheel nabij de 's-Gravelandse Vaart waar het zand van het Gooi aan de oppervlakte komt. Deze bodemgradiënt is indirect ook in het landschap zichtbaar doordat het percentage open water in oostelijke richting steeds verder afneemt. Ook in het grondgebruik is de bodemgradiënt waarneembaar; waar sprake is van een veenlaag is de grond agrarisch gezien minder geschikt waardoor in een groot deel van de Vuntus verspreide, langwerpige boselementen tot ontwikkeling zijn gekomen, evenwijdig aan het slotenpatroon. In het oostelijk deel van de Vuntus is sprake van een zandbodem waar, vanwege de grote agrarische bruikbaarheid (gras en maïs), vrijwel geen boselementen aanwezig zijn. Bebouwing is in dit deelgebied alleen aanwezig langs de zuidrand. Langs de 's-Gravelandse Vaart is een klein bedrijventerrein aanwezig dat door de geringe bouwhoogte weinig opvalt.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
30
De Ster Het centrale deel van het plangebied wordt gevormd door De Ster dat grotendeels in gebruik is als agrarisch grasland. Dit gebied is geheel gevrijwaard gebleven van bebouwing en van storende elementen als maïs, kassen, paardenbakken en dergelijke. De opgaande beplantingen in deze polder zijn veelal langgerekt van vorm (waaronder De Negen Linden en van Kasteel Sypesteyn) en accentueren daarmee de bijzondere stervormige verkaveling. In het bebouwingslint is sprake van een visueel aantrekkelijke afwisseling van goed onderhouden, deels historische gebouwen en vele oude bomen. Vanuit het lint zijn slechts weinig doorzichten naar de open polders daarachter mogelijk; alleen het zuidelijke lint is ten westen van Kasteel Sypesteyn vrij open. Het Noordoosten Het verkavelingspatroon van de Ster wordt ten noorden van de Oudloosdrechtsedijk voortgezet. Het bebouwingslint heeft in vergelijking met de Nieuw Loosdrechtsedijk een meer open karakter, doordat de bebouwing meer verspreid is en veel minder beplanting voorkomt. Het open karakter van het gebied wordt in het oosten van het deelgebied teniet gedaan door het landschappelijk ingeplante sportpark en de daarachter gelegen woningen (in het bos), tuincentrum en camping. Hier is duidelijk de overgang van veen naar zand waar te nemen. Met name de bossen tegen de gemeentegrens met Hilversum (eiken) wijzen hierop. Het zuiden Dit deelgebied kent evenals de Vuntus een gradiënt van veen naar zand en een daarmee samenhangende geleidelijke overgang van open water en boselementen naar open grasland. De openheid zet zich in zuidoostelijke richting voort in de richting van het Tienhovensch Kanaal. De in oostelijke richting toenemende agrarische gebruiksintensiteit wordt hier nog geaccentueerd door de aanwezigheid van een andromedakwekerij aan de oostrand van dit deelgebied. Ook in dit deelgebied is de verkaveling te herleiden tot het stervormige patroon aan de noordzijde. Bebouwing is vooral aanwezig langs de Nieuw Loosdrechtsedijk maar tevens is enige verspreide bebouwing en een sportpark aanwezig in het oostelijk deel.
3.2.4.
Waardering en kwetsbaarheden
De landschappelijke waardering kan worden beschreven in termen van samenhang, herkenbaarheid en identiteit. In het plangebied is sprake van een grote mate van samenhang op verschillende niveaus. Het gaat daarbij om de samenhang tussen: abiotisch systeem en grondgebruik (water en boselementen op natte veengrond, grasland en maïs op goed ontwaterde zandgrond); grondgebruik en landschapsbeeld (besloten bebouwingslinten, open graslandgebieden); landschappelijke patronen en elementen (wegen en sloten versus bebouwing en beplanting). De grote mate van samenhang is visueel ook goed herkenbaar en draagt bij aan de identiteit van dit bijzondere veenontginningslandschap vol gradiënten. Op grond van deze aspecten wordt aan het landschap in het plangebied een hoge waardering toegekend. Samenhang, herkenbaarheid en identiteit zijn vooral kwetsbaar voor veranderingen in het grondgebruik, de centrale factor in een cultuurlandschap. Behoud of versterking van de landschappelijke kwaliteit zal dan ook gestuurd moeten worden via het grondgebruik. Daarnaast is het landschap kwetsbaar voor aantasting van elementen en patronen door bijvoorbeeld slootdemping of het verwaarlozen van karakteristieke beplantingen en gebouwen.
3.2.5.
Cultuurhistorie
Historisch-geografische waarden Waterhuishouding en bodemstructuur hebben in belangrijke mate de inrichting van het gebied bepaald. In het plangebied kan de ontginningsgeschiedenis nog duidelijk worden afgelezen aan het patroon van wegen, sloten, bebouwing en beplanting. De ontginningsbases en het bijzondere verkavelingspatroon zijn goed herkenbaar en dateren vrijwel geheel uit de vroege middeleeuwen. Nieuwe elementen zijn over het algemeen ingepast in deze middeleeuwse landschapsstructuur. Door de gaafheid van deze historisch-geografische kenmerken vertegenwoordigen ze een belangrijke belevings- en informatiewaarde.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
31
Archeologie Binnen het plangebied bevindt zich een beschermd monument volgens de Monumentenwet. Het betreft de vermoedelijke resten van het voormalige versterkte huis Sypesteyn, de voorganger(s) van het huidige kasteel. Tevens staan de bebouwingslinten van Oud- en Nieuw-Loosdrecht vermeld als terreinen met hoge archeologische waarden. Op deze terreinen worden archeologische waarden vermoed. Archeologisch onderzoek moet uitmaken of er ook daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn. Als op deze terreinen grondverzet aan de orde is, is het daarom raadzaam dergelijke werkzaamheden in een vroeg stadium te melden aan de provinciaal archeoloog. Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing Binnen de cultuurhistorisch waardevolle bebouwingslinten zijn enkele rijksmonumenten aanwezig die vanwege hun ouderdom en streekeigen karakter van grote cultuurhistorische waarde zijn. Langs de Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk zijn vele rijksmonumenten aanwezig die worden beschermd middels de Monumentenwet. Het betreft onder meer vele woningen en boerderijen uit de 17e en 18e eeuw. In bijlage 1 is een lijst opgenomen met de rijksmonumenten in het plangebied. Bijzonder is het kasteelcomplex van Sypesteyn dat in het begin vorige eeuw is herbouwd op de fundamenten van het oorspronkelijke kasteel. Onderdelen van dit complex betreffen: het neo-renaissancistische park met tuinobjecten; het kasteelmuseum (hoofdgebouw); het poortgebouw met afscheidingsmuren, hoektoren en toegangsbrug; de portierswoning en afscheidingsmuur en hoektoren; de koetsierswoning; het toegangshek met stenen welfbrug; de waterput; de poort met tuinmuur en welfbrug; de zuidelijke en oostelijke duiker. Het gaat hier om een zeldzaam voorbeeld van een particuliere reconstructie van een middeleeuws kasteel met gebruikmaking van authentieke materialen. Buiten hete plangebied bevindt zich de buitenplaats Eikenrode dat eigendom is van de gemeente. Binnen het plangebied ligt het parkachtig buiten "De Negen Linden", dat in particulier bezit is. Het park (De Negen Linden) kent een Engelse landschapsstijl met een slingerende oprijlaan, vijvers, rododendronstruiken en vele monumentale loofbomen. In de tuin van het park ligt een oude fusilladeplaats uit de Tweede Wereldoorlog. Kwetsbaarheden De archeologische waarden worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Aantasting van de historisch-geografische patronen ligt niet voor de hand aangezien deze patronen (wegen, waterlopen) nog altijd als zodanig functioneren. De meest reële bedreiging vormt het dempen van sloten ter vergroting van agrarische percelen. Daarnaast vormt aantasting van de herkenbaarheid van de patronen een bedreiging. In dit verband kan gedacht worden aan nieuwe wegen, bebouwing en omvangrijke beplantingen die niet passen binnen de bestaande patronen. De waardevolle gebouwde elementen kunnen worden aangetast door onzorgvuldige uitbreiding en restauratie, verwijdering of aantasting van omliggende beplantingen. Een andere mogelijke bedreiging vormt het oprichten van sterk contrasterende elementen in de nabijheid van historische bebouwing.
3.2.6.
Verwachte ontwikkelingen
De landschappelijk relevante ontwikkelingen worden hoofdzakelijk bepaald door veranderingen in het agrarisch grondgebruik. Verwacht wordt dat een groot deel van de agrarische bedrijven in het gebied beëindigd zal worden (zie hoofdstuk 4). Voor de gebouwen zullen nieuwe functies worden gezocht met mogelijk ingrijpende landschappelijke effecten.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
32
Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat het grondgebruik op de resterende agrarische bedrijven wordt geïntensiveerd, wat gepaard kan gaan met andere teelten. Zo zal op de rundveehouderijbedrijven behoefte bestaan aan de teelt van maïs ter verbetering van de mineralenbalans. Ook vestiging van andere soorten agrarische bedrijven dan melkveehouderijbedrijven kan ingrijpende gevolgen hebben voor het landschap. Dergelijke ontwikkelingen zullen het graslandkarakter en de openheid van het gebied aantasten. Ook kan door intensivering behoefte bestaan aan slootdemping ter vergroting van agrarische percelen. Verder zullen de niet-agrarische functies deels behoefte hebben aan nieuwe gebouwen of bouwwerken waardoor behalve de openheid ook het landelijke karakter van het gebied wordt aangetast. De ligging nabij grote stedelijke gebieden maakt het gebied ook kwetsbaar voor de vestiging of uitbreiding van volkstuinen, manegeactiviteiten, etc. Een verdere uitbreiding van het natuurareaal door de Vereniging Natuurmonumenten zal aan de bovenstaande bedreigingen grotendeels een eind maken maar zal ook gepaard gaan met landschappelijke veranderingen. Door het graven van kleine nieuwe petgaten en het plaatselijk ondiep afgraven van de bovengrond zal het areaal open water enigszins toenemen. Door inpassing van deze nieuwe elementen in het reeds aanwezige coulisselandschap en de bijzondere verkaveling, zal deze ingreep de landschappelijke karakteristieken van het gebied versterken. In het bebouwingslint kunnen eventuele nieuwe gebouwen de schaars aanwezige doorzichten naar de open polders doen verdwijnen. Kwetsbaar voor nieuwe bouwactiviteiten zijn verder de waardevolle oude beplantingen en historische gebouwen. De gemeente wil in de toekomst haar monumentenbeleid verder vormgeven.
3.2.7.
Bouwstenen voor beleid
Ter behoud van de landschappelijke kwaliteiten in het gebied zijn de volgende sectorale beleidslijnen relevant: behoud van de landschappelijke gradiënt tussen veen- en zandgronden; behoud van de onbebouwde open ruimte; behoud van het slotenpatroon; behoud van de doorzichten en het overwegende graslandkarakter; behoud en beheer van erfbeplantingen en dorpsgroen; behoud en beheer van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen; behoud van het archeologische monument ter plaatse van kasteel Sypesteyn; melding van grondverzet in de terreinen van archeologische betekenis aan de provinciaal archeoloog; ontwikkelen van een gemeentelijk monumentenbeleid; indien nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan, moeten deze passen binnen de landschappelijke structuur en tevens landschappelijk worden ingepast.
3.3. Ecologie In deze paragraaf is de (regionale) betekenis van het plangebied voor de natuur geanalyseerd. Deze analyse heeft plaatsgevonden aan de hand van (inventarisatie)gegevens die grotendeels afkomstig zijn van de Vereniging Natuurmonumenten. Deze beschrijving geeft een beeld van de huidige natuurwaarden en de te verwachten ontwikkelingen en levert bouwstenen voor de gewenste ecologische ontwikkelingen in het plangebied.
3.3.1.
Huidige situatie
Regionale ecologische betekenis Een groot deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het Oostelijk Vechtplassengebied. Het Oostelijk Vechtplassengebied vormt een van de belangrijkste laagveenmoerassen van Nederland en is derhalve als kerngebied opgenomen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Daarnaast is een deel van het plangebied aangewezen als vogelbeschermingszone op basis van de huidige vogelwaarden en als Habitatrichtlijngebied vanwege de voorkomende prioritaire habitats. Daardoor maakt het gebied onderdeel uit van Natura 2000. Het Habitatrichtlijngebied en het Vogelrichtlijngebied overlappen elkaar geheel. Indien in de tekst wordt gesproken over vogelbeschermingszone wordt daarmee ook het Habitatrichtlijngebied bedoeld. Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
33
wijdemeren loosdrecht landelijk gebied noordoost
ontwerpbestemmingsplan - toelichting
procedure plannummer
datum
10842.00
19 dec.2007
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
drs D.J. Verhaak
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
Het plangebied vormt een belangrijke schakel in de noord-zuidverbinding van het Oostelijk Vechtplassengebied (zie figuur 6). Daarnaast is het plangebied gesitueerd op de overgang van stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug (zand) naar het veengebied (zie figuur 5 en 6). Plangebied Met betrekking tot ecologie wordt de huidige situatie aan de hand van de volgende drie gebieden beschreven: de Vuntus, het Weerslootgebied en De Ster, met een gedeelte van de Drecht (zie figuur 1). In De Ster bevinden zich twee bosgebieden (Landgoed De Negen Linden en Kasteel Sypesteyn), waarvan geen gegevens beschikbaar zijn. Binnen het plangebied worden met name de meer bijzondere natuurwaarden besproken, in tegenstelling tot de bebouwing en de sportvelden, welke alleen bij de Flora- en faunawet aan bod zullen komen. Flora De Vuntus De Vuntus bestaat uit open water, graslanden op vaste veengrond, smalle stroken zuur schraalland, rietland, gagelstruweel en elzenbroekbos. Een gedeelte van de graslanden is in agrarisch gebruik. De floristische waarden van de Vuntus zijn beperkt door de matige waterkwaliteit. Kwelindicatoren ontbreken. De watervegetaties bestaan overwegend uit witte waterlelie en gele plomp, wat duidt op voedselrijk, stilstaand water. Het grote open water aan de westzijde van de Vuntus is nagenoeg vegetatieloos. De smalle sloten herbergen zeer plaatselijk fonteinkruiden, krabbescheer en kranswieren. In het oostelijk deel van de Vuntus komen plaatselijk zure schraallanden en (veenmos)rietlanden voor, welke niet volledig ontwikkeld zijn. De Vuntus bestaat voor een groot deel uit grasland, dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van reukgras en gestreepte witbol. Dit duidt op een matige voedselrijkdom van de bodem. Langs de randen van de graslandpercelen worden meer soortenrijke vegetaties gevonden, met bijvoorbeeld echte koekoeksbloem en moerasrolklaver. Een deel van het grasland is verruigd tot rietland, met soorten als rietgras, oeverzegge en moeraszegge. Deze soorten kunnen dominant aanwezig zijn. De Ster De Ster bestaat voornamelijk uit grasland dat in agrarisch gebruik is. Deze graslanden behoren tot de beemdgras/raaigrasweiden en herbergen weinig floristische waarden. De randen van de graslandpercelen zijn vaak soortenrijker met bijvoorbeeld waterkruiskruid, moerasrolklaver, tweerijige zegge en echte koekoeksbloem. Hier en daar zijn in het grasland kleine regenputjes gesitueerd, waarin een fragmentatie ontwikkelde, waardevolle dotterbloemhooilandvegetatie voorkomt, met soorten als waterdrieblad, padderus, veldrus en snavelzegge. Landgoed De Negen Linden bestaat voor een belangrijk deel uit beuken. Daarnaast zijn diverse aangeplante soorten als rododendron aanwezig. Weerslootgebied Het gebied ten noordoosten van de Weersloot wordt gekenmerkt door een kleinschalige afwisseling van graslanden en verlande petgaten met schraallandvegetaties en bos. In een deel van de sloten komen watervegetaties met onder andere drijvend fonteinkruid, witte waterlelie en gele plomp voor. De wat smallere sloten herbergen zogenaamde ondergedoken watervegetaties, waarbij smalle waterpest soms massaal aanwezig kan zijn. Kwelindicatoren zijn zeer schaars geworden. Slechts op een enkele plaats komt nog waterviolier voor. De graslanden zijn grotendeels in agrarisch gebruik en hebben een weinig waardevolle, soortenarme samenstelling. Langs de randen van graslandpercelen is plaatselijk een vegetatie aanwezig met waterscheerling, veldrus, echte koekoeksbloem en tweerijige zegge. Deze soorten zijn kenmerkend voor een minder voedselrijke situatie. De percelen bos behoren grotendeels tot het moerasvaren/elzenbroektype. Hier en daar zijn ook wilgenstruwelen met een onderbegroeiing van riet aanwezig.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
35
Potentiële waarden Indien de grondwateronttrekking op de Utrechtse Heuvelrug wordt stopgezet, kan de kwelstroom in het plangebied aanzienlijk toenemen, met name op de overgang van zand naar veen (zie ook paragraaf 3.1). Deze kwel biedt geschikte mogelijkheden voor de ontwikkeling van bijzondere, kwelafhankelijke vegetatietypen. Verdere extensivering van het agrarisch grondgebruik zal een extra stimulans betekenen voor de ontwikkeling van deze vegetatietypen. Samenvattend kan worden gesteld dat de floristische waarden in het plangebied vrij hoog zijn, met name in de gebieden van de Vereniging Natuurmonumenten. Ook de (agrarische) graslanden, oevers en watergangen herbergen plaatselijk bijzondere plantensoorten. In De Ster is de vegetatie echter niet optimaal ontwikkeld. De aanwezigheid van de fragmentarisch verspreide dotterbloemhooilandjes duidt op grote ecologische potenties van De Ster. Stopzetting van de drinkwaterwinning kan leiden tot een toename in vegetatiekundige waarden. Vogels De Vuntus In 1992 is De Vuntus op broedvogels onderzocht. Opvallend is het voorkomen van de zwarte stern met 12 paren. Deze Rode Lijstsoort komt tot broeden op drijfvegetaties zoals krabbescheer. Andere in 1992 aanwezige Rode Lijstsoorten zijn de grote karekiet (2 paar), snor (19 paar), rietzanger (85 paar) en porseleinhoen (1 paar). Het zijn allen soorten van jonge rietlanden en zeggevegetaties. Het porseleinhoen is in 1999 niet meer aangetroffen. De ruigten, het struweel en de randen van het elzenbroekbos vormen het broedbiotoop voor onder andere de sprinkhaanrietzanger, grasmus en bosrietzanger. In de meer gesloten delen van het elzenbroekbos komen houtsnip, bosuil, havik en wespendief tot broeden. De Ster Broedvogelgegevens van dit gebied ontbreken. Naar verwachting zal de broedvogelsamenstelling bestaan uit soorten van agrarisch grasland, zoals kievit, scholekster, grutto en graspieper. De bosgebieden zullen waarschijnlijk algemene bosvogelsoorten herbergen als grote bonte specht en boomkruiper. Het Weerslootgebied In de graslanden komen onder andere grutto en tureluur tot broeden, beide Rode Lijstsoorten. De bospercelen in het Weerslootgebied vormen het broedbiotoop voor onder andere sprinkhaanrietzanger, spotvogel en grasmus. De meer gesloten bosdelen huisvesten buizerd, havik en bosuil. Natura 2000 Vogelrichtlijn In het kader van de Vogelrichtlijn zijn grote delen van het plangebied aangewezen als speciale beschermingszone (zie figuur 3). De zone is ingesteld ter bescherming van de volgende kwalificerende soorten: woudaapje, purperreiger, zwarte stern en ijsvogel. Volgens gegevens van het SOVON is echter al jaren geen succesvol broedgeval van het woudaapje in het oostelijk Vechtplassengebied vastgesteld. Andere relevante vogelsoorten betreffen onder andere roerdomp, porseleinhoen, smient, slobeend, snor en rietzanger. De biotopen van deze laatste soorten hebben mede de begrenzing van de beschermingszone bepaald. Habitatrichtlijn Een groot deel van het plangebied is aangemeld als speciale beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn. Het gebied Oostelijke Vechtplassen is het belangrijkste gebied voor de volgende habitattypen: van nature eutrofe meren met vegetatie van het verbond van grote fonteinkruiden of het kikkerbeet-verbond; overgangs- en trilveen;
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
36
knopbiesverbond; veenbossen (prioritair habitat); en voor de soorten gevlekte witsnuitlibel en gestreepte waterroofkever. Verder is het gebied aangemeld voor de habitattypen: kalkhoudende oligotrofe wateren met benthische vegetaties met kranswieren; Noord-Atlantisch vochtige heide met dophei; en voor de soorten bittervoorn, kleine modderkruiper, kamsalamander, meervleermuis, noordse woelmuis (prioritaire soort) en groenknolorchis. Overige fauna Het Loosdrechtse Plassengebied, waar het plangebied onderdeel van uitmaakt, is rijk aan zoogdieren. Twee diersoorten die op de Rode Lijst van bedreigde zoogdiersoorten vermeld staan komen hier voor: de waterspitsmuis en de noordse woelmuis. Beide soorten zijn gebonden aan vochtige omstandigheden (oevers, nat grasland, etc.) en zijn mogelijk in het plangebied aanwezig. Andere zoogdiersoorten die hier voorkomen zijn onder andere ree, hermelijn, bunzing, das en 6 soorten vleermuizen. Naast de algemene soorten amfibieën komt in de Loosdrechtse Plassen de heikikker voor, welke vermeld staat op de Rode Lijst van amfibieën en reptielen. Ook de hier aanwezige ringslang staat op deze lijst vermeld. Daarnaast zijn waarnemingen bekend van diverse soorten libellen, waaronder typische laagveensoorten als smaragdlibel, vroege en groene glazenmaker. De huidige verspreiding van deze soorten in het plangebied is niet bekend. Potentiële waarden Verdere extensivering van het agrarisch grondgebruik zal nieuwe mogelijkheden bieden voor verscheidene diersoorten die momenteel niet of nauwelijks in het gebied voorkomen. In combinatie met toename van kwel zullen op de overgang van zand naar veen vele microbiotopen ontstaan waar diverse kleinere diersoorten (zoals insecten en kleine zoogdieren) kunnen leven. Samenvattend kan worden gesteld dat de faunistische waarden van het plangebied hoog zijn, gezien de aanwezigheid van een aantal Rode Lijstsoorten. Met name de gebieden die in bezit van de Vereniging Natuurmonumenten zijn, herbergen bijzondere waarden.
3.3.2.
Flora- en faunawet
Binnen de Flora- en faunawet heeft een groot aantal planten- en diersoorten een beschermde status. Het betreft onder andere een groot aantal soorten die naar verwachting binnen de grenzen van het plangebied aanwezig zullen zijn, maar waarvan buiten de natuurgebieden weinig tot geen actuele data voorhanden zijn. Beschermde soorten die in het plangebied voorkomen zijn onder andere: planten: zwanebloem, waterdrieblad, dotterbloem; vogels: alle soorten; zoogdieren: onder andere waterspitsmuis, noordse woelmuis, egel, bosspitsmuis, das, alle vleermuizen en konijn; amfibieën: alle soorten; reptielen: ringslang; insecten: groene glazenmaker. Gevolgen van het bestemmingsplan Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of de Flora- en faunawet de ontwikkeling in de weg zal staan. Werkzaamheden die leiden tot vernietiging of verstoring van vogelnesten zullen buiten het vogelbroedseizoen (maart tot eind juli) moeten plaatsvinden zodat geen broedende vogels worden
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
37
verstoord. Feitelijk geldt dit dus ook voor agrarische werkzaamheden als maaien, onkruidbestrijding, ploegen, etc. Verder zal ontheffing benodigd zijn voor werkzaamheden die schade toebrengen aan van vaste voortplantingsplaatsen, rust- en verblijfplaatsen van wettelijk zwaar beschermde soorten zoogdieren (waterspitsmuis, noordse woelmuis, alle soorten vleermuizen), amfibieën en reptielen (heikikker en ringslang) en van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten. De meeste van deze soorten hebben een biotoop dat alleen in de natuurgebieden aanwezig is. Enkele soorten vleermuizen hebben echter ook voortplantings- en verblijfplaatsen in gebouwen. Bij werkzaamheden aan (de spouwmuren van) gebouwen dient derhalve van tevoren duidelijkheid te zijn over de aanwezigheid van deze zwaar beschermde soorten. Indien het biotopen van zwaar beschermde soorten betreft (met name soorten die voorkomen op bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn), geldt een zware ontheffingsprocedure en dient aangetoond te worden dat er geen alternatieven zijn en dat de ingreep dient ten behoeve van een groot openbaar belang. Ook dienen mitigerende of compenserende maatregelen genomen te worden alvorens ontheffing kan worden verleend. Voor algemeen voorkomende soorten is geen ontheffing nodig. Indien zwaar beschermde soorten worden verstoord of aangetast is, naast de compenserende en mitigerende maatregelen, ontheffing nodig. Ten aanzien van de Flora- en faunawet geldt dat het bestemmingsplan verschillende activiteiten mogelijk maakt die zonder ontheffing strijdig met de deze wet zijn (bijvoorbeeld het bouwen van aan- en bijgebouwen in gebouwen met vleermuisverblijfplaatsen of het dempen van sloten met beschermde amfibieën). Voor de voorbereiding en onderbouwing van het bestemmingsplan is dit echter niet van belang, de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is niet in het geding. Het verkrijgen van een eventueel vereiste ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is hier een zaak die de initiatiefnemer aangaat.
3.3.3.
Verwachte ontwikkelingen
De huidige natuurwaarden zijn (buiten de natuurgebieden) een resultante van het agrarisch gebruik van de grond. Naar verwachting zal het aantal agrarische bedrijven verder afnemen (zie ook paragraaf 3.4). Een deel van de grond die hierbij vrijkomt zal worden benut voor reservaatvorming1) en wordt naar verwachting uiteindelijk verworven door de Vereniging Natuurmonumenten, waarna het gewenste natuurbeeld zal worden ontwikkeld. Figuur 7 geeft de (verworven) reservaatgebieden in het plangebied weer. Bij dit natuurbeeld hoort tevens de sloop van enkele boerderijen die door de Vereniging Natuurmonumenten zijn verworven, waardoor de openheid van het landschap wordt hersteld. Tevens wordt verwacht dat de grondwateronttrekking op de Utrechtse Heuvelrug wordt afgebouwd, zodat de kwelstroom in het plangebied weer op gang wordt gebracht. Deze ontwikkeling biedt, samen met reservaatvorming, grote potenties voor natuurontwikkeling. Om de potenties volledig te benutten, dient de waterhuishouding te worden aangepast aan de eisen die de natuur hieraan stelt, zodat kwelwater langer kan worden vastgehouden en het waterpeil wordt opgezet. Tevens zullen op de overgang van zand naar veen petgaten worden gegraven, zodat zich kwelgebonden vegetaties kunnen ontwikkelen. Voor de Vuntus, De Ster en het Weerslootgebied wordt vanuit de optiek van de Vereniging Natuurmonumenten de ontwikkeling van natuurlijk cultuurlandschap nagestreefd. Dit betekent dat het huidige maaibeheer van riet- en hooilanden wordt voortgezet. In de toekomst zullen de aan de Vereniging Natuurmonumenten over te dragen reservaatgebieden onder hetzelfde beheer vallen, zodat naar verwachting de huidige ecologische waarden zullen worden behouden en versterkt. De graslanden aan de zuidkant van de Vuntus (grenzend aan Oud Loosdrecht) zullen als grasland worden gehandhaafd. De plassen in het oostelijk deel van de Vuntus, in eigendom bij de Vereniging Natuurmonumenten, worden niet actief beheerd zodat verlanding kan plaatsvinden.
1) Conform de Regeling Beheersovereenkomsten en Natuurontwikkeling (RBON) zijn door de provincie beheers- en reservaatgebieden aangewezen. In beheersgebieden kunnen boeren overeenkomsten afsluiten waarbij een vergoeding betaald wordt voor extensiever beheer. De gronden blijven daarbij in eigendom van de boer. Reservaatgebieden zijn landbouwgebieden die op termijn worden verworven door een terreinbeherende instantie (i.c. Natuurmonumenten). Na verwerving wordt de agrarische bestemming gewijzigd in een natuurbestemming. De RBON is per 1 januari 2000 vervangen door het Programma Beheer.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
38
De Vereniging Natuurmonumenten streeft naar de realisatie van een wandelpad door De Ster. Het gebruik zal geen verstoring aan natuurwaarden teweegbrengen, omdat de te ontwikkelen floristische waarden relatief ongevoelig zijn voor verstoring. De aanleg van dit wandelpad conflicteert mogelijk met de bepalingen van de Vogelrichtlijn. Programma Beheer In 2000 is gestart met het Programma Beheer. In dit programma wordt een nieuw subsidiestelsel geïntroduceerd voor natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer, waarbij subsidies gekoppeld worden aan resultaat en niet alleen aan het uit te voeren beheer. De beoogde resultaten zijn beschreven in de natuurgebiedsvisies, waarin de na te streven natuurdoeltypen worden genoemd. Naast natuurbeschermingsorganisaties komen ook particulieren voor subsidiëring van natuurbeheer in aanmerking. Het Programma Beheer vervangt de huidige regelgeving met betrekking tot natuur en landschapsbeheer, zoals bijvoorbeeld neergelegd in de RBON.
3.3.4.
Bouwstenen voor het beleid
Om de natuurlijke kwaliteiten van het gebied te waarborgen, worden de volgende sectorale bouwstenen aangedragen: weren van ingrepen en activiteiten die schadelijke gevolgen voor de aanwezige en potentiële natuurwaarden kunnen hebben; extensiveren van het (agrarisch) grondgebruik; verdere verwerving van reservaatgebieden; beperken van verstoring; verbeteren van de waterkwaliteit en -kwantiteit ten behoeve van de natuur (inclusief kwelstroom); benutten van de mogelijkheden van het Programma Beheer; naleving van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet.
3.4. Landbouw Voor de landbouwkundige analyse van het plangebied is gebruikgemaakt van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (statistische gegevens over de gemeente Loosdrecht), aangevuld met mondelinge mededelingen van de gemeente, de GLTO en de Vereniging Natuurmonumenten.
3.4.1.
Huidige situatie
Vanaf de ontginning van het laagveengebied rond Loosdrecht, is er in het plangebied sprake van landbouwkundig gebruik. Vanwege de veenbodem en de natte omstandigheden heeft er in het plangebied altijd weidebouw plaatsgevonden. In het plangebied zijn drie ontwikkelingen bepalend geweest voor de huidige landbouwkundige situatie in Loosdrecht. 1. Trends in de landbouw De laatste 50 jaar heeft op grote schaal modernisering en schaalvergroting binnen de landbouw plaatsgevonden. Dit heeft enerzijds geleid tot productieverhoging, anderzijds is de landbouw dermate kapitaalsintensief geworden, dat niet alle boeren konden of wilden investeren in modernisering en schaalvergroting. Daardoor is het aantal landbouwbedrijven en mensen die daarin werkzaam zijn, drastisch teruggelopen. Ook in Loosdrecht heeft dit voor een afname van het aantal agrarische bedrijven gezorgd. 2. Het milieubeleid Het milieubeleid stelt steeds strengere eisen aan de agrarische bedrijfsvoering. Dit brengt hogere kosten met zich mee, die niet door productieverhoging zijn terug te verdienen. Kostenverlaging is essentieel voor een economisch verantwoorde bedrijfsvoering. Dit is niet op elk bedrijf goed te realiseren. Het steeds verder aangescherpte milieubeleid heeft daardoor eveneens bijgedragen aan een versnelde afname van het aantal agrarische bedrijven. Ook dit is een ontwikkeling die niet specifiek is voor Loosdrecht.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
39
wijdemeren loosdrecht landelijk gebied noordoost
ontwerpbestemmingsplan - toelichting
procedure plannummer
datum
10842.00
19 dec.2007
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
drs D.J. Verhaak
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
3. Aanwezigheid van natuurwaarden De kwaliteiten van natuur en landschap in het Vechtplassengebied hebben ertoe geleid dat grote delen van het plangebied zijn aangewezen als reservaat- en beheersgebied. Uit tabel 3.2 is af te leiden dat verwerving van reservaatgebieden een belangrijke rol speelt binnen het areaal cultuurgrond in Loosdrecht (ter vergelijking zijn deze cijfers ook voor heel Nederland weergegeven). Tabel 3.2 Oppervlakte cultuurgrond in particulier eigendom jaar
oppervlakte cultuurgrond (in ha, gemeten naar kadastrale maat) en relatieve toe- of afname Loosdrecht
Nederland
1991
756
100,0
2.044.237
100,0
1993
724
95,8
2.037.726
99,7
1995
716
94,7
2.012.244
98,4
1997
609
80,5
2.017.487
98,7
Grondverwerving ten behoeve van natuur zal in de toekomst doorgaan. Deze ontwikkeling biedt voor een op (melk)productiegerichte landbouw weinig perspectief. Uitbreidingsmogelijkheden zijn beperkt, de externe productiefactoren zijn matig en er is geen zicht op verbetering. De genoemde ontwikkelingen hebben geleid tot een relatief extensief landbouwkundig gebruik en een versnelde afname van het aantal agrarische bedrijven in het plangebied. Desondanks speelt de landbouw een belangrijke rol in het buitengebied van Loosdrecht. De melkveehouderij is sinds jaar en dag beheerder van grote delen van het plangebied en daarmee mede verantwoordelijk voor de uiterlijke verschijningsvorm van het landschap. Om een beeld te schetsen van de huidige landbouwkundige situatie wordt kort ingegaan op de landbouwstructuur en de externe productieomstandigheden van het gebied. Landbouwstructuur Aantal bedrijven en omvang Uit de inventarisatie is gebleken dat er in het plangebied in totaal 11 agrarische bedrijven zijn gevestigd, waarvan slechts 4 als hoofdbedrijf. Het grootste deel van de agrarische bedrijven wordt als nevenbedrijfstak of hobbymatig voortgezet. Het aantal kleine bedrijven (< 32 nge1)) is dan ook relatief groot. Daarnaast richten agrariërs zich op verbrede landbouw. Verbrede landbouw is, wat betreft het bedrijfsinkomen, niet alleen gericht op de traditionele landbouwproductie, maar genereert tevens inkomsten uit natuur- en landschapsbeheer, (verblijfs)recreatie, huisverkoop van landbouwproducten, stalling en verhuur en dergelijke. Verder valt het grote aantal bedrijfshoofden boven de 55 jaar op. Bedrijfstypen en grondgebruik Op één andromedakwekerij na komen in het plangebied alleen melkveehouderijen als hoofdbedrijf voor. Het grootste deel van de gronden is als weiland in gebruik. Sporadisch komt verbouw van maïs voor. De intensiteit van het grondgebruik binnen het plangebied verschilt sterk. De agrarische gronden in bezit van de Vereniging Natuurmonumenten zijn sowieso extensief in gebruik. Voor gronden die in agrarisch beheer zijn, is er een duidelijke relatie tussen externe productieomstandigheden en intensiteit van het grondgebruik. Externe productieomstandigheden In paragraaf 3.1 is de bodemkundige en waterhuishoudkundige situatie beschreven. Hieruit bleek dat de zandgronden zeer geschikt zijn voor weidebouw; de veengronden kennen beperkingen met betrekking tot draagkracht en voorjaarsontwikkeling. Voor akkerbouw zijn alleen de zandgronden matig geschikt, waarbij wateroverlast en berijdbaarheid de beperkende factoren vormen.
1) Nge: Nederlandse grootte eenheid, een maat om de productieomvang van agrarische bedrijven in uit te drukken. In zijn algemeenheid wordt een bedrijf van 75 nge of groter als volwaardig beschouwd.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
41
De verkavelingsituatie is in de loop der jaren nauwelijks gewijzigd. Het plangebied bestaat uit smalle langgerekte kavels, gescheiden door sloten. De kavels zijn alleen vanaf het huisperceel ontsloten. Diepere kavels zijn alleen via de weilanden te bereiken. Samengevat zijn de externe productieomstandigheden in de veengebieden zeer matig. De zandgebieden scoren iets beter vanwege hun betere bodemkundige geschiktheid voor weidebouw, maar kennen met betrekking tot verkaveling en ontsluiting nagenoeg dezelfde beperkingen als de veengebieden.
3.4.2.
Verwachte ontwikkelingen
Gezien hoger overheidsbeleid en de landbouwkundige structuur van het gebied, mag niet worden verwacht dat de landbouwkundige ontwikkelingen op uitbreiding, modernisering, intensivering en schaalvergroting zijn gericht. Een afname van het aantal landbouwbedrijven met 28% in de laatste 12 jaar wijst ook in deze richting. Eerder zullen de bestaande bedrijven zich richten op verbrede landbouw, hobbymatige landbouw en afbouwen van het bestaande bedrijf. Met betrekking tot het realiseren van de natuurdoelstellingen in het gebied zijn twee scenario's voorstelbaar. 1. Bij een verdergaande grondverwerving ten behoeve van de natuurdoeleinden zal het landbouwareaal versneld afnemen, evenals het aantal agrarische bedrijven. 2. Agrariërs maken gebruik van de mogelijkheden die het Programma Beheer biedt voor natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer en vullen op die manier hun inkomen aan. Ook dan is sprake van een verdergaande extensivering.
3.4.3.
Bouwstenen voor beleid
Voor de resterende landbouwbedrijven in Loosdrecht zijn de volgende uitgangspunten vanuit landbouwkundig oogpunt van belang: bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande volwaardige agrarische bedrijven; verbeteren van externe productieomstandigheden; bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor verbrede landbouw, met name met het oog op de mogelijkheden die het Programma Beheer biedt om een aanvullend inkomen te genereren uit (agrarisch) natuurbeheer.
3.5. Recreatie 3.5.1.
Huidige situatie
Het Vechtplassengebied maakt onderdeel uit van het Groene Hart en heeft een belangrijke recreatieve betekenis voor de noordflank van de Randstad (Amsterdam, Het Gooi, Utrecht). Het gevarieerde, halfnatuurlijke waterrijke landschap met veel cultuurhistorische elementen, is zeer aantrekkelijk voor onder meer varen (al dan niet gemotoriseerd), wandelen, fietsen, vissen en schaatsen. Figuur 8 geeft de recreatieve routes en de belangrijkste dag- en verblijfsrecreatieve objecten in het plangebied weer. Oud Loosdrecht is vanouds een centrum voor de waterrecreatie (onder andere verhuur van roeiboten, zeilboten en kano's). De meeste jachthavens en campings liggen weliswaar niet in het plangebied zelf, maar hebben wel hun uitstraling op het plangebied, waardoor de recreatieve druk op de Vuntus relatief hoog is. Dit ondanks het feit dat snelvaren op de Vuntusplas niet is toegestaan en motorbootvaart in het oostelijk deel van de Vuntus alleen is toegestaan voor vergunninghouders. Op de Vuntus wordt veel gevaren met gehuurde kano's en boten. Veel mensen maken daarbij gebruik van de Heul. Momenteel worden er plannen ontwikkeld waarin een tweede Heul is opgenomen. Daarnaast zijn er in de Vuntus nog drie kleinere jachthavens en twee zeilscholen aanwezig. Een hoge recreatiedruk is aanwezig op de Drecht, die voor een deel als verbindingsroute fungeert tussen enkele jachthavens en de Loosdrechtse Plassen. De 's-Gravelandse Vaart vormt een doorgaande vaarroute naar het Hilversums Kanaal. De eigendommen van de Vereniging Natuurmonumenten zijn beperkt toegankelijk doordat watergangen met drijfbalken zijn afgesloten. De mate van toegankelijkheid wordt daarbij bepaald door de kwetsbaarheid van de aanwezige natuurwaarden. In de Vuntus is een gemarkeerde
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
42
vaarroute uitgezet. Wanneer er ijs ligt worden overigens grote delen van de aanwezige natuurgebied opengesteld voor schaatsers. Ten behoeve van de natuurgerichte recreant zijn er verschillende informatiepanelen geplaatst en worden excursies georganiseerd. Opvallend is verder het sterk toegenomen aantal paarden in het gebied dat voor een belangrijk deel samenhangt met het recreatieve gebruik van deze dieren. Momenteel is er vooral sprake van beweiding en stalling en de daarbij behorende omvangrijke hekwerken. In het gebied is één manege aanwezig. Het gebied leent zich verder nauwelijks voor buitenritten door het ontbreken van ruiterpaden, de slappe veenbodem in het westelijke deel en de smalle wegen in het gebied die gedeeld moeten worden met soms intensief autoverkeer. De aan de oostzijde gelegen bossen rond Hilversum zijn wel zeer geschikt als ruitergebied. In het plangebied komen twee volkstuincomplexen voor. Het ene complex grenst aan het woongebied De Drie Kampjes, het ander is gelegen in de Vuntus op een smalle strook tussen de Oud Loosdrechtsedijk en de Kromme Rade. In het zuidoosten van het plangebied is een sportpark aanwezig. Kleinschalig kamperen en andere vormen van verblijfsrecreatie komen in het plangebied weinig voor. Momenteel is het voormalige Fort Spion in gebruik als kleinschalige verblijfsaccommodatie. In het plangebied ligt de camping De Wilde Roos. Deze camping wordt opgeheven. Er zijn plannen om hier circa 70 recreatiewoningen te realiseren. In het plangebied komen verschillende recreatieroutes voor. De Nieuw Loosdrechtsedijk maakt onderdeel uit van de Noorderparkroute, een provinciale, bewegwijzerde fietsroute van 33 km. De Horndijk/Veendijk vormt onderdeel van de Hollandse Waterlinieroute (56 km). Daarnaast komt een drietal uitgezette wandelroutes in het gebied voor. In het zuiden van het plangebied, langs het Tienhovensch Kanaal, loopt de NS-wandeltocht Tienhovensche Plassen. Ten noorden van de Vuntus over de Kromme Rade loopt het Graaf Floris V-pad, een langeafstandswandeling van Diemen naar Schoonhoven. Over hetzelfde pad loopt ook de NS-wandeltocht Kromme Rade. In de Vuntus is een kanoroute uitgezet.
3.5.2.
Verwachte ontwikkelingen
De recreatieve waarde van het gebied zal met name voor de natuurgerichte recreant toenemen. Verbetering van de waterkwaliteit, uitbreiding van het natuurareaal en plaatselijke verbetering van de ontsluiting voor extensieve recreatie vormen de basis voor deze verwachting. Tegelijkertijd zal ook de vraag naar hoogwaardige recreatieve uitloopgebieden in de nabijheid van de Randstad toenemen door ontwikkelingen als meer vrije tijd, meer vraag naar korte vakanties in eigen land, vergrijzing van de bevolking, etc. De recreatieve druk op het plangebied zal daarom naar verwachting verder toenemen. De Vereniging Natuurmonumenten heeft het voornemen om De Ster te ontsluiten door middel van een nieuw wandelpad. Verder zal naar verwachting door de toegenomen welvaart in combinatie met de agrarische behoefte aan neveninkomsten, de aard en omvang van de ruitersportactiviteiten verder intensiveren. In dat verband moet onder meer gedacht wordt aan maneges. Dezelfde factoren kunnen ook leiden tot verhuur van gronden voor bijvoorbeeld volkstuinen of het bieden van kampeermogelijkheden. Dergelijke ontwikkelingen zullen enerzijds voorzien in een recreatieve vraag, maar kunnen anderzijds ook de belevingswaarde van het landschap aantasten. De belangrijkste vertegenwoordiger binnen de recreatieve sector is momenteel de watersport. De watersport is vooral gericht op het zomerseizoen en enkele mooie weekenden in voor- en najaar. De recreatieve sector is daardoor relatief kwetsbaar. Om de sector op dit punt te versterken, bestaat er behoefte aan seizoensverlengende recreatiemogelijkheden.
3.5.3.
Bouwstenen voor beleid
Naast de aantrekkingskracht van het watersportgebied zijn voor het plangebied met name de bijzondere ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten bepalend voor de grote recreatieve aantrekkingskracht van het gebied. Dit complex van kwaliteiten dient in onderlinge samenhang ontwikkeld te worden, hetgeen in veel gevallen betekent dat de recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden worden begrensd door meer kwetsbare "groene" kwaliteiten.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
43
wijdemeren loosdrecht landelijk gebied noordoost
ontwerpbestemmingsplan - toelichting
procedure plannummer
datum
10842.00
19 dec.2007
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
drs D.J. Verhaak
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
Voor behoud en ontwikkeling van de recreatieve mogelijkheden van het gebied worden de volgende beleidslijnen geformuleerd: uitbreiding van de recreatieve ontsluiting voor natuurgerichte recreanten; afstemming van de ontwikkeling van overige recreatievormen op de draagkracht van natuur en landschap; bestemmen van bestaande dag- en verblijfsrecreatieve terreinen; mogelijkheden in het bestemmingsplan openhouden voor seizoensverlengende recreatieactiviteiten.
3.6. Verkeer en overige infrastructuur 3.6.1.
Huidige situatie
Binnen het plangebied bevinden zich wegen met een regionale functie voor het doorgaande verkeer, wegen met een ontsluitende functie voor de kernen en plattelandswegen met een functie ter ontsluiting van bedrijven en woningen. Ontsluiting autoverkeer De regionale hoofdwegen geven een ontsluiting in de richting van de N201 (Hilversum-Haarlem) en de N402 (Loenen aan de Vecht-Maarssen). De N403, die de N201 met de N402 verbindt, loopt door het plangebied. De Oud Loosdrechtsedijk en de Molenmeent maken deel uit van de N403. Deze weg ontsluit tezamen met de 's-Gravelandsevaartweg het noordelijk deel van het plangebied. Het zuidelijk deel van het plangebied wordt ontsloten door de Nieuw Loosdrechtsedijk die Loosdrecht met Utrecht/Maarsen/ Breukelen verbindt. Naast een ontsluitende functie voor het plangebied hebben de wegen een doorgaande functie voor bovenlokaal verkeer. Op de N403 is zelfs sprake van sluipverkeer tussen Hilversum en de A2 als alternatief voor de congestiegevoelige N201. Ontsluiting langzaam verkeer Langs de 's-Gravelandsevaartweg en de Nieuw Loosdrechtsedijk (gedeeltelijk) zijn geen afzonderlijke voetgangersvoorzieningen (trottoir) aanwezig. Voor fietsverkeer zijn langs de 's-Gravelandsevaartweg, de Horndijk, de Molenmeent, de Oud Loosdrechtsedijk (gedeeltelijk) en de Nieuw Loosdrechtsedijk (gedeeltelijk) afzonderlijke fietspaden aanwezig. Ontsluiting openbaar vervoer Het plangebied wordt ontsloten door een aantal buslijnen die door het plangebied rijden. De buslijnen rijden onder andere via de Nieuw Loosdrechtsedijk, de Molenmeent en de Oud Loosdrechtsedijk en geven verbinding in de richtingen Hilversum, Utrecht en Loenen. In Hilversum en Utrecht kan worden overgestapt op het landelijke railnet. Het plangebied kent een geringe reistijd naar het NS-station in Hilversum per openbaar vervoer. De frequentie van de busdiensten is echter, met name in de weekeinden en avonden, laag. Duurzaam Veilig In het kader van de wegencategorisering als onderdeel van het Startprogramma Duurzaam Veilig, zijn de 's-Gravelandsevaartweg, de Molenmeent, de Horndijk, de Oud Loosdrechtsedijk en de Nieuw Loosdrechtsedijk aangemerkt als wegen met een verkeersfunctie en daarmee een maximaal toegestane snelheid van 80 km/h of 70 km/h buiten de bebouwde kom en 50 km/h binnen de bebouwde kom. Verkeersgegevens De verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan de onderzoeken met betrekking tot wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit staan vermeld in tabel 3.3 De verkeersintensiteiten zijn gebaseerd op tellingen eind 2007 en zijn verstrekt door de gemeente Wijdemeren. Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar (2010 voor luchtkwaliteit en 2020 voor wegverkeerlawaai) is in overleg met de gemeente uitgegaan van een autonome groei van 2% per jaar. Een uitzondering hierop vormen de Molenmeent en de Horndijk, hierbij is na overleg uitgegaan van een autonome groei van 1,5% per jaar. In tabel 3.3 is een overzicht weergegeven.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
45
Tabel 3.3 Verkeersintensiteiten (mvt/etmaal en afgerond op 50-tallen) straat Oud Loosdrechtsedijk Nieuw Loosdrechtsedijk 's-Gravelandsevaartweg Molenmeent Horndijk
2008 9.750 1.950 5.500 9.500 1.150
2010 10.150 2.050 5.700 9.800 1.200
2020 12.400 2.500 6.950 11.350 1.350
De verkeersintensiteit op met name de Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk is sterk afhankelijk van de maand, de dag van de week en de weersomstandigheden vanwege de belangrijke functie voor recreatief verkeer. Dit geldt ook voor de 's-Gravelandsevaartweg en Molenmeent, zij het in mindere mate dan voor de andere twee wegen. Gezien de tellingen uit het verleden en informatie van de provincie, blijken de tellingen eind van het jaar echter een relatief goede afspiegeling te geven van de gemiddelde jaarintensiteit. De intensiteiten kunnen echter fluctueren met 50% rond dit gemiddelde. De voertuigverdeling voor het verkeer is bepaald aan de hand van de verkeerstellingen op de verschillende wegen. De gehanteerde voertuigverdelingen zijn weergegeven in bijlage 6. Leidingen In het plangebied komen geen hoofdtransportleidingen en bovengrondse hoogspanningsleidingen voor. Door het zuidelijke deel van het plangebied loopt een militaire straalverbinding.
3.6.2.
Verwachte ontwikkelingen
Ontsluiting autoverkeer Op korte termijn zijn geen grootschalige aanpassingen van de verkeersstructuur in en om het plangebied te verwachten. Wel is verandering van de geluidscontouren als gevolg van verdraaiing van de start- en landingsbanen van het Luchtvaartterrein Hilversum onderwerp van overleg. Ontsluiting openbaar vervoer Langs de busroutes binnen het plangebied dienen bij voorkeur gescheiden fietsvoorzieningen aanwezig te zijn (voor zover deze nog niet aanwezig zijn). Maatregelen in het kader van de verkeersveiligheid dienen op de busroutes bij voorkeur in het horizontale vlak te worden uitgevoerd (bijvoorbeeld markeringen en geen verkeersdrempels, -plateaus, -punaises en dergelijke). Duurzaam Veilig Op de wegen worden inrichtingsmaatregelen voorgesteld (zoals poorten en snelheidsremmers) teneinde een inrichting die past bij de categorisering te bewerkstelligen. In de Nota "Verkeersafwikkeling in Loosdrecht, naar een duurzaam verkeersveilige gemeente" (1996) wordt nader ingegaan op de te nemen maatregelen. Wegverkeerslawaai Beleid en normstelling Geluidszones langs wegen Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. De breedte van de geluidszone voor de wegen in het plangebied bedraagt 250 m aan weerszijden van de wegas (buitenstedelijke situatie met 2 rijstroken).
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
46
Normstelling Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevels. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger. Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een hogere waarde(n) worden verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe woningen langs bestaande wegen in buitenstedelijk gebied bedraagt 53 dB. De uiterste grenswaarde voor nieuwe agrarische bedrijfswoningen langs bestaande wegen in buitenstedelijk gebied bedraagt 58 dB. Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld. Onderzoek Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Voor de berekeningen is voor de betreffende wegen uitgegaan van de verkeersgegevens zoals beschreven in de paragraaf verkeer. De wegdekverharding op alle wegen bestaat uit fijn asfalt (DAB). Nieuwe situaties Ten behoeve van eventueel nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in het plangebied (nieuwe situaties) zijn de geluidscontouren van de wegen in en om het plangebied van belang. Indien een dergelijke nieuwe situatie binnen de geluidszone van een weg ligt, dient te worden voldaan aan de normen die de Wet geluidhinder stelt. Indien de voorkeursgrenswaarde van 48 dB aan de gevel niet wordt overschreden, is een geluidsgevoelige bestemming, voor wat betreft de Wet geluidhinder, toegestaan. In tabel 3.4 is aangegeven op welke afstand vanuit de wegas dit geluidsniveau wordt bereikt (48 dB-contour). De berekeningen die hieraan ten grondslag liggen zijn opgenomen in bijlage 5. Ook zijn in tabel 3.4 contouren vermeld van 53 dB en 58 dB, zogenaamde uiterste grenswaarde voor buitenstedelijke situaties voor respectievelijk nieuwe woningen en nieuwe agrarische bedrijfswoningen. Dit betekent dat binnen de afstand uit de wegas waar de uiterste grenswaarde wordt bereikt (de 53 dB of 58 dB-contour) geen nieuwe geluidsgevoelige bestemming gelegd kan worden.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
47
Tabel 3.4 Contouren geluidsbelasting (4,5 m maatgevende hoogte) wegvak Oud Loosdrechtsedijk Nieuw Loosdrechtsedijk 's-Gravelandsevaartweg - gedeelte 80 km/h - gedeelte 50 km/h Molenmeent Horndijk
afstand 48 dBcontour1) 70 m 26 m
afstand 53 dBcontour1) 33 m 12 m
afstand 58 dB-contour1) 15 m 4m
128 m 54 m 176 m 16 m
60 m 25 m 82 m 6m
28 m 11 m 39 m 0m
1) Alle waarden met aftrek volgens artikel 110g Wgh.
In het gebied, waar de geluidsbelasting aan de gevel tussen de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en de uiterste grenswaarde (53 dB of 58 dB) ligt, zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien een hogere waarde zal worden verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren. Vaststelling van een dergelijke hogere grenswaarde dient te geschieden voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Op basis van de geluidscontouren ten gevolge van wegverkeer, zullen eventuele nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in het plangebied aan de normen van de Wet geluidhinder getoetst worden.
3.6.3. -
Bouwstenen voor beleid
Het beleid dient te zijn gericht op het beperken van het doorgaande verkeer en bevordering van alternatieve routes en/of vervoersmodaliteiten om congestie te voorkomen. Het beleid moet gericht zijn op het wegnemen van de oorzaken van ongevallen (duurzaam veilig), onder meer door sluipverkeer tegen te gaan. Creëren van voorzieningen voor langzaam verkeer ter bevordering van de verkeersveiligheid. Het stimuleren van openbaar vervoer en fietsverkeer. Eventuele nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zullen worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. De betreffende planologisch relevante leidingen dienen als zodanig bestemd te worden.
3.7. Overige functies Een aantal onderwerpen zijn niet onder voornoemde functies te vatten. Het betreft niet-agrarische bedrijven, wonen, en geluidscontouren van het luchtvaartterrein Hilversum. Voor de analyse van deze onderwerpen is gebruikgemaakt van gegevens uit de inventarisatie, het bestand aan milieuvergunningen van de gemeente Loosdrecht en van de rijksluchtvaartdienst.
3.7.1.
Huidige situatie
Luchtkwaliteit Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna Blk). Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang (zie bijlage 4). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.5 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
48
Tabel 3.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
toetsing van jaargemiddelde concentratie jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
grenswaarde 40 μg/m³ 40 μg/m³ max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³
geldig vanaf 2010 2005 2005
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling).
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3b). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Om een indruk te geven van de huidige situatie met betrekking tot luchtkwaliteit, zijn luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd direct langs de weg met de grootste verkeersintensiteit (Oud Loosdrechtsedijk, verwezen wordt naar bijlage 4). De concentratie luchtverontreinigende stoffen ter plaatse kan als worst case-situatie worden beschouwd voor de situatie met betrekking tot luchtkwaliteit langs andere wegen in het plangebied (maatgevende situatie). Uit de berekeningsresultaten blijkt dat direct langs de Oud Loosdrechtsedijk aan alle grenswaarden uit het Blk wordt voldaan in de drie prognosejaren (2007, 2010 en 2017). Externe veiligheid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Vervoer gevaarlijke stoffen In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR
1) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
49
of een toename van het GR een verantwoordingsplicht1). Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2). Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij het verlenen van vrijstelling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Onderzoek Binnen het plangebied vindt op beperkte schaal vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N403. Volgens de gegevens in de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (AVIV, 2003) ligt de PR 10-6-contour niet buiten de weg. De PR 10-8-contour die als indicator wordt gezien van het invloedsgebied voor het GR, ligt op 28 m uit de weg. De oriënterende waarde wordt volgens de gegevens uit de risicoatlas niet overschreden. Er is geen sprake van een aandachtspunt of bijna-aandachtspunt voor het GR. Aan de Nieuw Loosdrechtsedijk 120 ligt een gasvulstation waarvoor het aspect externe veiligheid van belang is. Dit bedrijf valt op dit moment niet onder het Bevi. In de toekomst wordt de werkingssfeer van het Bevi nog uitgebreid en valt het gasvulstation hier mogelijk wel onder. De plaatsgebonden risicocontouren van dit bedrijf zijn opgenomen in de milieuvergunning voor deze inrichting en bevinden zich op maximaal 40 m vanaf de opslagtank en 50 m vanaf de verlaadplaats. Woningen van derden zijn binnen de 10-6-contour niet toegestaan. De dichtstbijzijnde woning is echter gelegen op 57 m afstand. Wel liggen binnen 50 m vanaf de verlaadplaats bedrijfsgebouwen van derden (Nieuw Loosdrechtsedijk 106 en 122). Het bedrijf aan de Nieuw Loosdrechtsedijk 122 bevindt zich tevens binnen 40 m vanaf de opslagtank. In het Bevi worden bedrijfsgebouwen beschouwd als beperkt kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten, die aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit en die liggen binnen de risicocontour, geldt dat er verbetering van de situatie dient plaats te vinden, door toepassing van ALARA3)-maatregelen. In de vergunning voor het gasvulstation wordt reeds uitgegaan van het ALARA-beginsel, zodat deze situatie aanvaardbaar wordt geacht. De vergunning geeft aan dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico, die in dit geval 50 personen per hectare bedraagt, niet wordt overschreden.
1) De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: -4 - 10 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; -6 - 10 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; -8 - 10 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde). 2) Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. 3) ALARA: As Low As Reasonably Achievable, dit is het principe dat de nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van een activiteit zoveel mogelijk beperkt dienen te worden, waarbij de best beschikbare technieken moeten worden toegepast, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. In dat geval kan volstaan worden met de best uitvoerbare technieken.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
50
Conclusie Het aspect externe veiligheid leidt niet tot beperkingen bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Wonen In de bebouwingslinten in het plangebied komen naast woningen, en een woonschip circa 60 niet-agrarische bedrijven voor. De meeste woningen in de lintbebouwing zijn vrijstaand, waarvan er een aantal rijksmonument is (zie bijlage 1). Naast vrijstaande woningen komt in het plangebied een concentratie van geschakelde een- en meergezinswoningen voor. In deze woonwijk, De Drie Kampjes genaamd, is tevens een basisschool aanwezig. Door een grote mate van verweving in het plangebied is een situatie ontstaan, waarin gevoelige functies (met name wonen) direct naast milieubelastende functies voorkomen. Niet-agrarische bedrijven Algemeen In het plangebied komen meerdere niet-agrarische bedrijven voor. Om milieuhinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten al in ruimtelijk spoor te voorkomen, worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. Uitgaande van de afstand tot de bedrijfspercelen en het gebiedstype van de milieugevoelige functies (woningen) wordt in de voorschriften bepaald welke bedrijfsactiviteiten worden toegelaten (milieuzonering). In de planvoorschriften wordt voor dit doel gebruikgemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar toenemende milieubelasting. Als belangrijkste bron bij het opstellen van deze Staat is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001. In deze lijst worden voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen worden afgeweken van deze richtafstanden. Voor een nadere toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de uitgangspunten van milieuzonering wordt verwezen naar bijlage 2. Zonering In dit bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen de niet-agrarische bedrijven die in de lintbebouwing zijn verweven met wonen en de niet-agrarische bedrijven die aanwezig zijn op het bedrijfsterrein de Zodde aan de 's-Gravelandsevaartweg. Voor de bedrijven die in de lintbebouwing zijn gelegen, wordt in de voorschriften een maatbestemming per bedrijf opgenomen, waardoor het landelijke karakter van het gebied zo min mogelijk wordt aangetast. Op het bedrijventerrein de Zodde komen naast bedrijven ook meerdere woningen voor. Direct grenzend aan deze woningen zijn bedrijven uit de categorieën 1 en 2 toelaatbaar. Op een grotere afstand (30 tot 50 m) zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, vanwege het gemengde karakter van het gebied (bedrijvigheid, wonen, kantoren en een café-restaurant) en het belang van dergelijke bedrijven voor het functioneren van een bedrijventerrein in het algemeen. Aangezien het in dit geval geen rustige woonwijk betreft, maar een gemengd gebied met meerdere woningen grenzend aan een klein bedrijventerrein, zijn in dat deel van het bedrijventerrein bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan. Soort bedrijven Het grootste deel van de bedrijven in het plangebied behoort tot categorieën 2 en 3 van de staat. Een inventarisatie van aanwezige bedrijven is opgenomen in bijlage 3. Over de betreffende bedrijven zijn de laatste jaren geen klachten bekend. Luchtvaartterrein Hilversum Buiten het plangebied, ten zuidoosten van de kern Nieuw-Loosdrecht, ligt het luchtvaartterrein Hilversum.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
51
3.7.2.
Verwachte ontwikkelingen
Niet-agrarische bedrijven De druk op het plangebied door nieuwe niet-agrarische bedrijven wordt niet zo hoog ingeschat. De huidige bedrijven zullen echter uitbreidingsruimte wensen om het voortbestaan van het bedrijf te kunnen garanderen. Ook kunnen in de toekomst bij verkoop zich nieuwe bedrijven in bestaande bedrijfspanden vestigen. Wonen De vraag naar woningen in het plangebied zal waarschijnlijk zeer groot blijven en mogelijk zelfs nog toenemen. Gelet op rijks- en provinciaal beleid ter zake en de waarden van natuur en landschap, worden er in beginsel geen mogelijkheden opgenomen voor de bouw van nieuwe woningen. Alleen in monumenten kan − om het behoud mogelijk te maken − een extra woning gerealiseerd worden. Wel kan eventueel vrijkomende agrarische bedrijfswoningen als burgerwoning in gebruik worden genomen. Daarnaast zal bij de bestaande bebouwing er mogelijke vraag bestaan voor uitbreiding van de woning dan wel van bijgebouwen. Luchtkwaliteit Om inzicht te bieden in de luchtkwaliteit in het plangebied, zijn luchtkwaliteitberekeningen uitgevoerd langs de Oud Loosdrechtsedijk als maatgevende weg in het plangebied. Uit deze berekeningen blijkt dat in de toekomstige situatie (2010 en 2017) voldaan wordt aan de grenswaarden uit het Blk (zie bijlage 4). Aangezien langs deze Oud Loosdrechtsedijk de verkeersintensiteit het hoogst is in het plangebied, kan hieruit geconcludeerd worden dat op alle locaties in het plangebied voldaan wordt aan de grenswaarden uit het Blk. Langs overige wegen, zoals de 's-Gravelandsevaartweg, is naar verwachting sprake van nog lagere concentraties luchtverontreinigende stoffen. In het plangebied worden verschillende nieuwe ontwikkelingen verwacht en mogelijk gemaakt, waaronder: de splitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor woonfuncties; de realisatie van een agrarische bedrijfswoning; de ontwikkeling van nevenfuncties bij agrarische bedrijven; het verdwijnen van agrarische bedrijven en de ontwikkeling van vervolgfuncties ter plaatse. Van de betreffende ontwikkelingen is momenteel nog niet bekend of, wanneer, in welke mate en op welke locatie deze zich voordoen. Gelet op deze onzekerheden, is het op dit moment niet mogelijk om kwantitatief de verkeersaantrekkende werking van deze ontwikkelingen in beeld te brengen. De verkeersaantrekkende werking zal in het algemeen verwaarloosbaar zijn (zoals bij woningsplitsing), dan wel zeer beperkt (zoals bij recreatieve nevenfuncties1). Gelet op de ontwikkelingen die op basis van het vigerende bestemmingsplan al mogelijk zijn, zal nauwelijks sprake zijn van extra verkeersaantrekkende werking als gevolg van het nieuwe/herziene bestemmingsplan (doordat functies verdwijnen en andere functies ervoor in de plaats komen, net zoals dat in het vigerende bestemmingsplan het geval was). Door lokale en rijksmaatregelen zal de luchtkwaliteit in het plangebied de komende jaren bovendien nog verbeteren. Nevenfuncties die een significante toename van het aantal verkeersbewegingen veroorzaken zijn in dit bestemmingsplan niet toegestaan. De huidige agrarische activiteiten trekken in het algemeen meer verkeer aan en met name meer zwaar verkeer aan (trekkers, vrachtverkeer ten behoeve van veehandel, toelevering etc.) dan bij de vervolgfuncties het geval zal zijn. De huidige agrarische activiteiten hebben derhalve in het algemeen een negatiever effect op de luchtkwaliteit dan de vervolgfuncties. Gelet op bovenstaande argumentatie en het feit dat de verkeersaantrekkende werking van ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt verwaarloosbaar is, zal de concentratie fijn stof als gevolg van dit plan ten minste gelijk blijven. Er wordt daarmee voldaan aan het Blk.
1) Zo vindt kamperen bij de boer slechts gedurende enkele maanden in het jaar plaats met een beperkt aantal standplaatsen, terwijl een bed & breakfast als nevenfunctie kleinschalig van karakter zal zijn. De meeste overige activiteiten zijn met name gericht op weekendactiviteiten (kinderboerderij), waardoor de totale invloed op de luchtkwaliteit over het gehele jaar genomen beperkt zal zijn.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
52
Externe veiligheid In het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een toename van risico's ter hoogte van de N403 en het gasvulstation aan de Nieuw Loosdrechtsedijk. Luchtvaartterrein Hilversum Het luchtvaartterrein blijft gehandhaafd en valt onder het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart. De Minister van Verkeer en Waterstaat is voornemens de aanwijzing van het luchtvaartterrein Hilversum te wijzigen in verband met de vaststelling van de geluidszone (brief minister V & W aan GS van Utrecht over de ontwerpaanwijzing, DGL 01.42136, 24-8-2001). De vigerende aanwijzing bevat nog geen geluidszone. Op basis van vele berekeningen is getracht te komen tot een optimale geluidszone voor het luchtvaartterrein. Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met bestaande en toekomstige woonbebouwing en met de vliegveiligheid. Bij de zoneringsberekening is, ten gevolge van de uitkomsten van het bestuurlijk overleg in de regio, uitgegaan van het bestaande banenstelsel en gebruik. In de ontwerpaanwijzing van de minister zijn de 47- en 57 Bkl-contour opgenomen1). De grenswaarde voor de maximaal toegestane geluidsbelasting die buiten de zone niet mag worden overschreden is 47 Bkl. De contour van 47 Bkl vormt dus de grens van de geluidszone. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen deze zone. De gemeente heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat zienswijzen ingediend en beroep aangetekend. De procedure voor de aanwijzing van de geluidszone is nog niet afgerond. Een definitieve geluidszone voor het luchtvaartterrein Hilversum is derhalve nog niet bekend. Zodra de geluidszone van het luchtvaartterrein Hilversum onherroepelijk is, zal bezien worden of de contour op de plankaart moet worden opgenomen. Bodemtoets De provincie Noord-Holland heeft een checklist (bodemtoets) opgesteld, waarin vijf bodemaspecten zijn opgenomen die in een bestemmingsplan aandacht moeten krijgen. Deze aspecten worden in de voorbereidingsfase bij het opstellen van het voorontwerpplan onderzocht. Door de bodemtoets als instrument voor ruimtelijke plannenmakers wordt het plannen met "bodem" gemakkelijker gemaakt. De bodemtoets bestaat voorlopig uit de volgende bodemaspecten: bodemopbouw: functies/bestemmingen dienen afgestemd te worden op de bodemopbouw binnen het plangebied; bodemkwaliteit: er dient minimaal een historisch bodemonderzoek te zijn gedaan en indien er sprake is van een verdachte locatie, dan tevens een verkennend bodemonderzoek. In het bestemmingsplan moeten de gevolgen van de bodemkwaliteit voor de toegekende functies worden aangegeven; bodembeschermingsgebieden: de gemeente moet de ligging van grondwater- en bodembeschermingsgebieden zichtbaar maken op de plankaart; de geldende gebruiksbeperkingen in deze gebieden moeten in het ruimtelijk plan worden opgenomen; archeologie: de gemeente moet de ligging van de archeologische waarden op de plankaart opnemen; in het ruimtelijk plan moet worden opgenomen of de toegekende bestemmingen samengaan met de doelstelling ten aanzien van het in-situ bewaren van de archeologische waarden; indien noodzakelijk worden hier speciale voorschriften voor opgenomen; ontgrondingen: zodra beton- en metselzand op land gewonnen gaan worden, moet in ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van potentiële winlocaties. Bodemopbouw In het oostelijk deel van het plangebied, ter plaatse van de dekzandafzettingen, liggen met name podzolgronden (leemarm en zwak lemig, fijn zand). Het overige deel van het plangebied wordt met name bepaald door veen. Bodemkwaliteit In 2002 heeft de gemeente voor het plangebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld. De bodemkwaliteit in het plangebied is redelijk. Uit de opgestelde bodemkwaliteitskaart blijkt namelijk 1) Er is voor het vliegveld Hilversum overigens geen Ke-zone vastgesteld, vanwege het feit dat de berekende Kecontour ruimschoots binnen de grenzen van het aangewezen luchtvaartterrein valt.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
53
dat voor de verschillende onderzochte bodemverontreinigende stoffen de mate van verontreiniging tussen de zogenoemde streefwaarde en tussenwaarde ligt. Bodemsanering hoeft pas plaats te vinden indien de interventiewaarde wordt overschreden. Bodembeschermingsgebied Verwezen wordt naar paragraaf 3.1.2. Het deel van het plangebied dat functioneert als bodembeschermingsgebied is met name bestemd als natuurgebied. Hier worden in het algemeen geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die negatieve gevolgen hebben voor de aanwezige bodemwaarden. Archeologie Verwezen wordt naar paragraaf 3.2.5. Ontgrondingen In ruimtelijke plannen moet in de toekomst rekening worden gehouden met potentiële winlocaties voor beton- en metselzand. Op dit moment is niet bekend dat delen van het plangebied als potentiële winlocatie kunnen worden aangemerkt. Dit aspect heeft derhalve geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
3.7.3. -
Bouwstenen voor beleid
Om te kunnen voortbestaan, is enige uitbreidingsruimte voor bedrijven noodzakelijk. Woningen moeten kunnen uitbreiden tot een maat die voldoet aan de eisen van modern wooncomfort, met uitzondering van (voormalige) recreatiewoningen en noodwoningen. Er dient rekening te worden gehouden met de geluidsbelasting veroorzaakt door luchtvaartterrein Hilversum. Indien de geluidszone voor het luchtvaartterrein definitief wordt vastgesteld, zal deze op de plankaart en in de voorschriften verwerkt worden. Nieuwe functies dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
54
4. Gebiedsvisie 4.1. Inleiding In de voorgaande hoofdstukken zijn de kwaliteiten en de te verwachten ontwikkelingen van de belangrijkste functies in het buitengebied weergegeven. Voor elke functie of sector zijn bouwstenen voor beleid aangegeven: het gewenste toekomstperspectief voor de betreffende functie. Deze sectorale bouwstenen dienen, met inachtneming van het vigerende overheidsbeleid, te worden geïntegreerd tot een samenhangende gebiedsvisie voor het plangebied. De gebiedsvisie vormt de basis voor plankaart en voorschriften. De gebiedsvisie geeft daarmee sturing aan zowel de afstemming van de verschillende functies op elkaar, als aan toekomstige ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zal de integrale gebiedsvisie voor het plangebied worden beschreven. Om de functies op elkaar af te stemmen, wordt nagegaan of de sectorale bouwstenen met elkaar sporen of dat sprake is van strijdigheid. In het laatste geval zullen beleidskeuzes gemaakt moeten worden. Waar ontwikkelingsperspectieven met elkaar sporen, kunnen functies "met elkaar meeliften" en kan het beleid vooral voorwaardenscheppend zijn. In de paragraaf "Confrontatie en integratie" wordt ingegaan op de onderlinge afstemming van de sectorale bouwstenen. Op basis van de confrontatie- en integratiestap, wordt een gebiedsindeling voor het plangebied uitgewerkt (paragraaf 4.5) die bepalend is voor de mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het gebied. Hieraan voorafgaand worden de hoofdpunten uit het beleidskader en de sectorale bouwstenen nogmaals samengevat.
4.2. Samenvatting van beleid Het ruimtelijk beleid voor het plangebied kenmerkt zich door het veiligstellen van de aanwezige natuurwaarden. In een aantal delen van het plangebied gaat dat samen met andere functies zoals landbouw en recreatie. Ook het behoud en zo mogelijk versterking van cultuurhistorische waarden is van belang. In het sectoraal beleid wordt de natuurfunctie van grote delen van het plangebied nogmaals benadrukt. Een groot deel is aangewezen als beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. Het gehele plangebied maakt deel uit van de kerngebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op provinciaal beleid is de EHS geconcretiseerd in beheers- en begrenzingenplannen. Het grootste deel van het plangebied is bestaand natuurgebied of reservaatgebied (al of niet verworven). Het overige agrarisch gebied is beheersgebied. Het beleid met betrekking tot de landbouw ziet het plangebied als verwevingsgebied, waarbij de landbouw een belangrijke rol als beheerder kan spelen. Recreatiebeleid is buiten het plangebied gericht op waterrecreatie, in het plangebied op medegebruik. Samengevat legt het beleid sterk de nadruk op natuur, landschap en cultuurhistorie. Deze functies zijn in belangrijke mate randvoorwaardenstellend voor het medegebruik van landbouw en recreatie.
4.3. Sectorale bouwstenen De volgende wensbeelden van de geanalyseerde functies of sectoren zijn naar voren gekomen:
-
-
Water en bodem Behoud van bodemkundige waarden; voldoende bescherming bieden op plaatsen waar deze waarden thans onvoldoende beschermd zijn. Verbetering van de waterkwaliteit door vergroting van de component van het kwelwater en vermindering van de inlaat van gebiedsvreemd water en beperking van de nutriëntenbelasting van de Loosdrechtse Plassen vanuit het plangebied. Hanteren van zo hoog mogelijke grondwaterstanden in gebieden met een natuurdoelstelling.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
55
-
-
-
-
-
-
-
In het kader van afstemming van milieubeleid en ruimtelijk beleid worden geen voor verzuring gevoelige gebieden in het bestemmingsplan aangewezen. Landschap Behoud van de landschappelijke gradiënt tussen veen- en zandgronden. Behoud van de onbebouwde open ruimte. Behoud van het slotenpatroon. Behoud van de doorzichten en het overwegende graslandkarakter. Behoud en beheer van erfbeplantingen en dorpsgroen. Behoud en beheer van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Behoud van het archeologische monument ter plaatse van kasteel Sypesteyn. Melding van grondverzet in de terreinen van archeologische betekenis aan de provinciaal archeoloog. Ontwikkelen van een gemeentelijk monumentenbeleid. Indien nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan, moeten deze passen binnen de landschappelijke structuur en tevens landschappelijk worden ingepast. Ecologie Weren van ingrepen en activiteiten die schadelijke gevolgen voor de aanwezige en potentiële natuurwaarden kunnen hebben. Extensiveren van het (agrarisch) grondgebruik. Verdere verwerving van reservaatgebieden. Beperken van verstoring. Verbeteren van de waterkwaliteit en -kwantiteit ten behoeve van de natuur (inclusief kwelstroom). Naleving van de Vogel- en habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet. Landbouw Bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande volwaardige agrarische bedrijven. Bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor verbrede landbouw. Verbeteren van externe productieomstandigheden. Recreatie Uitbreiding van de recreatieve ontsluiting voor natuurgerichte recreanten. Ontwikkeling van overige recreatievormen afstemmen op de draagkracht van natuur en landschap. Bestemmen van bestaande dag- en verblijfsrecreatieve terreinen. Mogelijkheden in het bestemmingsplan openhouden voor seizoensverlengende recreatieactiviteiten. Mogelijkheden bieden in het bestemmingsplan voor vormen van kleinschalig kamperen. Permanente bewoning van recreatieverblijven wordt als ongewenst beschouwd. Verkeer en overige infrastructuur Beperking van het doorgaande verkeer en bevordering van alternatieve routes en/of vervoersmodaliteiten, om congestie te voorkomen. Wegnemen van oorzaken van ongevallen (Duurzaam Veilig), onder meer door sluipverkeer tegen te gaan. Creëren van voorzieningen voor langzaam verkeer ter bevordering van de verkeersveiligheid. Stimuleren van openbaar vervoer en fietsverkeer. Toetsing van eventuele nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan de normen van de Wet geluidhinder. Adequate bestemming van de betreffende planologisch relevante leidingen. Overige functies Om te kunnen voortbestaan is enige uitbreidingsruimte voor bedrijven noodzakelijk. Woningen moeten kunnen uitbreiden tot een maat die voldoet aan de eisen van modern wooncomfort.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
56
-
Indien het luchtvaartterrein Hilversum gehandhaafd blijft, gelden er ruimtelijke beperkingen binnen de 50- en 60 DBL-contouren.
4.4. Confrontatie en prioriteitstelling In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de conflicterende en elkaar versterkende belangen. Bij conflicterende belangen zullen beleidskeuzes moeten worden gemaakt. Deze beleidskeuzes hebben met name betrekking op de volgende belangentegenstellingen: waterbeheer in relatie tot de functies in het plangebied; natuur- en landschapsbehoud en -ontwikkeling versus intensivering van de landbouw; grondwateronttrekking in de Utrechtse Heuvelrug versus natuurbehoud en -ontwikkeling; ontwikkeling van stedelijke functies versus functies gekoppeld aan het landelijk gebied; natuur- en landschapsbehoud versus recreatieve ontwikkelingen; landschapsbehoud versus natuurontwikkeling. Waterbeheer in relatie tot de functies in het plangebied De gemeente en de waterbeheerder in het plangebied streven naar een integraal en duurzaam waterbeheer in het plangebied. Daarin is de samenhang tussen het watersysteem en de omgeving belangrijk, maar ook het voorkomen dat problemen met betrekking tot de waterhuishouding in ruimte of tijd worden verplaatst. Voor het plangebied betekent dit dat het waterbeheer zoveel mogelijk dient aan te sluiten bij de natuurlijke omstandigheden. Uiteraard zijn daar beperkingen aan verbonden. Volledig aansluiten bij de natuurlijke omstandigheden heeft tot gevolg dat de helft van Nederland onder water zou komen te staan. Zoveel mogelijk betekent in dit kader, dat binnen een zo natuurlijk mogelijk watersysteem wel rekening gehouden moet worden met de bestaande situatie. De rol van het bestemmingsplan voor waterbeheer is eveneens beperkt. In de beleidsmatige afwegingen tussen functies en het waterbeheer speelt het bestemmingsplan een rol. In de zin van concrete beheersmaatregelen is de Keur het aangewezen instrument. Afstemming met het bestemmingsplan is een vereiste. Belangrijk onderscheid tussen beide instrumenten is de breedte van de belangenafweging. Het bestemmingsplan betrekt in haar keuzes alle belangen bij de afweging, terwijl de Keur primair de belangen van het waterbeheer dient. Op dit moment sluit het waterbeheer niet goed aan bij de hydrologische processen die van nature in het plangebied en omgeving plaatsvinden. De mens heeft het watersysteem altijd zoveel mogelijk naar zijn hand weten te zetten. In het plangebied en omgeving komt dit onder meer tot uitdrukking in het peilbeheer in het plangebied en het inlaten van water uit het Amsterdam-Rijnkanaal in de Loosdrechtste Plassen, ter compensatie van wegzijging naar de Bethunepolder. Ook de grondwateronttrekking van pompstation Loosdrecht is een vorm van menselijk handelen die inbreuk maakt op het natuurlijk watersysteem. In het plangebied worden de natuurlijke processen van het watersysteem voornamelijk bepaald door infiltratie van regenwater in de Utrechtse Heuvelrug, dat in het westelijk daarvan gelegen veengebied weer opkwelt. Wegzijging van water uit de Loosdrechtse Plassen vindt plaats omdat de Bethunepolder ooit is drooggemalen, zodat hier geen sprake is van een natuurlijke situatie. De wegzijging kan alleen worden tegengegaan, als de Bethunepolder onder water wordt gezet. Hiermee wordt gelijk duidelijk dat het streven naar natuurlijk waterbeheer zijn grenzen kent. Van het onder water zetten van de Bethunepolder is geen sprake. De natuurlijke processen zijn wel te herstellen voor wat betreft de wateronttrekking en het peilbeheer. Door het stopzetten van de wateronttrekking zal de kwelstroom toenemen, waardoor de kwelgebieden worden vernat, zodat het peil op een voor deze omgeving natuurlijker niveau komt te liggen. Het water dient dan niet versnelt te worden afgevoerd. Door de vernatting zal tevens minder water van de Loosdrechtse Plassen hoeven worden ingelaten in De Ster, waardoor tevens de waterkwaliteit verbetert. De principes van duurzaam waterbeheer hebben tevens betrekking op functionaliteit. Werd het waterbeheer tot nu toe aangepast aan de functie (bijvoorbeeld lage grondwaterstanden in landbouwgebieden), volgens de principes van duurzaam waterbeheer dienen functies zich meer aan te passen aan de natuurlijke hydrologische omstandigheden. Het zal duidelijk zijn dat dit in de praktijk, gezien de bestaande situaties, niet altijd mogelijk is. Onderstaand zal voor de be-
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
57
langrijkste functies in het plangebied worden bezien, in hoeverre de principes van duurzaam waterbeheer kunnen worden toegepast. Natuur Voor de natuurfunctie is toename van de kwel en vernatting van het gebied van groot belang. Het water dient zoveel mogelijk in de natuurgebieden te worden vastgehouden. Dit kan worden bereikt door het plaatselijk afdammen van sloten, zodat versnelde afvoer van water wordt voorkomen. Het beperken van voedselrijk inlaatwater zorgt voor een verbetering van de waterkwaliteit wat de natuur ten goede komt. Ook het peilbeheer beter laten aansluiten bij de fluctuaties van de seizoenen komt de natuur ten goede. Landschap De landschappelijke openheid en het verkavelingspatroon hebben een relatie met het waterbeheer. Het verbouwen van maïs tast de landschappelijke openheid aan en is alleen mogelijk in de beter ontwaterde gebieden. Bovendien kent maïs een grotere verdamping dan gras, zodat maïsteelt een verlagend effect heeft op de grondwaterstand. Zowel vanuit waterbeheer, met name in de nattere gebieden, als vanuit landschappelijke openheid is maïsteelt ongewenst. Het verkavelingspatroon van De Ster is cultuurhistorisch en landschappelijk zeer waardevol. Het patroon van sloten dient vanuit die functie behouden te blijven. Het uitgebreide stelsel van sloten zorgt echter ook voor een versnelde afvoer van oppervlaktewater. De afvoer van oppervlaktewater kan door middel van afdammen van sloten worden beperkt, waarmee zowel het duurzaam waterbeheer als het landschappelijke patroon gediend zijn. Landbouw Landbouw is gebaat bij goed ontwaterde gebieden, waardoor de grasproductie vroeg op gang komt en vroeg in het voorjaar het land bereden en bewerkt kan worden (bemesten, maaien, etc.). Toename van de kweldruk en het vasthouden van water in het plangebied zijn niet gunstig voor de landbouw. De gebieden met de voor landbouw meest gunstige ontwateringstoestand liggen in de zandgebieden in het oostelijk deel van het plangebied. De minder goed ontwaterde gebieden zijn alleen geschikt voor weidebouw in meer of minder extensieve vorm, afhankelijk van de plaatselijke ontwatering. Voor verbrede landbouw biedt een natuurlijker waterbeheer meer perspectief. De mogelijkheden voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer zullen toenemen; vernatting komt de natuur en daarmee de "natuurproductie" ten goede. Ook de aantrekkelijkheid van het gebied voor extensieve recreatie kan worden vergroot, waar de verbrede landbouw eveneens op in kan springen. Recreatie Recreatie is gebaat bij voldoende water in het plassengebied en sloten en vaarten ten behoeve van de recreatievaart. De kwaliteit is van belang voor zwemwater. Daarnaast is geconstateerd dat er veel potentie is voor extensieve recreatie in de vorm van natuur- en landschapsbeleving (wandelen fietsen). Deze vorm van recreatie is gebaat bij een waardevolle natuur en landschap. De relatie tussen waterbeheer en natuur en landschap is daarmee ook van toepassing voor deze recreatievorm. In het bestemmingsplan wordt gestreefd naar een zo natuurlijk mogelijk watersysteem dat past bij de bestaande en de te ontwikkelen functies van het gebied. Ondanks dat de wateronttrekkingen buiten het plangebied plaatsvinden en het bestemmingsplan niet het geëigende instrument is, ziet de gemeente naar het door de provincie nagestreefd beperken en afbouwen van de grondwateronttrekking op de Utrechtse Heuvelrug als een positieve ontwikkeling. Daarnaast is het beleid gericht op het vasthouden van het kwelwater, met name in de natuurgebieden, door middel van eerdergenoemde, mogelijke maatregelen per functie. Uiteindelijk heeft echter het waterschap de directe verantwoordelijkheid voor het waterbeheer en is de Keur van het Waterschap hiervoor het geëigende instrument. Het bestemmingsplan wordt daarom afgestemd op de Keur. Het bestemmingsplan zal aanvullende regels stellen indien dit voor de realisering van het beleid wenselijk is.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
58
Natuur- en landschapsbehoud en -ontwikkeling versus intensivering van de landbouw Het spanningsveld tussen natuurbehoud en -ontwikkeling en intensivering van de landbouw komt op verschillende manieren tot uiting. In het voorgaande is reeds beschreven dat natuur andere eisen stelt dan de landbouw met betrekking tot waterbeheer. Water van voldoende kwaliteit en kwantiteit is nodig om de potenties van de natuur tot zijn recht te laten komen. Het gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen in de landbouw beperken de waterkwaliteit. Natuurbeheer is bovendien gebaat bij een hoger waterpeil dan voor de landbouw wenselijk is. Gezien het hoger overheidsbeleid is de doelstelling in grote delen van het plangebied gericht op verdere realisering van de EHS. Ook het waterbeheer zou hier zoveel mogelijk op gericht moeten zijn. Het bestemmingsplan kan hier in beperkte mate invloed op uitoefenen. Het vaststellen van waterpeilen is voorbehouden aan de Keur. Wel kunnen in het bestemmingsplan regels worden gesteld aan het aanleggen van dammen en het graven of dempen van sloten. Graven of dempen van sloten is ook vanuit landschappelijke- en cultuurhistorische overwegingen niet wenselijk, gezien het unieke verkavelingspatroon van De Ster. Het beleid in dit bestemmingsplan is gericht op tegengaan van verdere peilverlaging en op instandhouding van het verkavelingspatroon van De Ster. Tevens is het beleid in dit bestemmingsplan gericht op het bieden van mogelijkheden om in die gebieden die een eenduidige natuurdoelstelling hebben, waterbeheersingswerken uit te voeren die passen binnen de natuurdoelstelling van het gebied. Daarnaast worden andere vormen van intensivering van landbouw zoveel mogelijk geweerd, om de potenties van de natuur zo min mogelijk te frustreren en de landschappelijke waarden van het gebied te handhaven. Gezien de landbouwkundige ontwikkeling in het plangebied is een dergelijke keuze te verantwoorden. Het beleid is daarom gericht op grasland als grondgebruik in de gebieden die in het gebiedsplan Gooi- en Vechtstreek zijn aangeduid als gebieden die begrensd zijn voor natuur. In het oosten van het plangebied, waar de veengronden overgaan in zandgronden van de Utrechtse Heuvelrug, is deze begrenzing niet aanwezig en zijn de natuur- en landschapswaarden minder groot. Ook behoort dit gebied niet tot de speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. De mogelijkheden voor de landbouw zijn hier daarom groter en kan er in beperkte mate maïsteelt worden toegelaten. Verder is het beleid gericht op een verdergaande realisatie van de EHS. Binnen deze randvoorwaarden moet landbouw wel mogelijk blijven, mede gezien de mogelijkheden die het Programma Beheer biedt voor boeren om inkomsten te genereren uit (agrarisch) natuurbeheer. Er is voor gekozen om het milieubeleid niet verder aan te scherpen via het bestemmingsplan. Daarom zijn er geen voor verzuringgevoelige gebieden in het plangebied aangewezen. In het kader van de Vogelrichtlijn mag de kwaliteit van het leefgebied van betreffende vogelsoorten niet verslechteren. Dat houdt in dat het gangbare agrarische gebruik in principe doorgang kan vinden. Een verdere intensivering van de landbouw, of het doen van andere ingrepen die mogelijk het leefgebied nadelig kunnen beïnvloeden, zullen moeten worden getoetst op het daadwerkelijk effect. Ontwikkeling van stedelijke functie versus functies gekoppeld aan het landelijk gebied Loosdrecht ligt in het Groene Hart, omringd door stedelijke agglomeraties van Hilversum en Utrecht. Op kleinere schaal wordt het landelijk gebied van de gemeente omringd door de twee bebouwingslinten van de Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk en de bebouwing langs het Jagerspaadje en de Raaweg. Elke stedelijke ontwikkeling die het plangebied indringt, gaat ten koste van de landschappelijke kwaliteiten van het gebied. Het toestaan van bebouwing in de linten langs de Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk kan afbreuk doen aan de kwaliteiten van het landelijk gebied. Het opvullen van open ruimten tussen de bestaande bebouwing gaat ten koste van de doorzichten op het open achterland. Bebouwingsmogelijkheden achter bestaande bebouwing dringt het open weidegebied in. Deze ontwikkeling is niet gewenst. Het toestaan van nieuwe bebouwing langs het Jagerspaadje en de Raaweg leidt niet tot verdichting van het open landschap, gezien de aanwezige beplanting. Wel kan dat ten koste gaan van het boskarakter van dit gebied. Een andere vorm van verstedelijking kan optreden als agrarische bebouwing vrijkomt; de landelijke functie (agrarisch bedrijf) verandert in een stedelijke functie (wonen, bedrijvigheid, horeca).
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
59
Mede gezien de aanwezige bouwmassa van de vrijkomende agrarische bedrijven zal er vraag zijn om deze bouwmassa te benutten, bijvoorbeeld voor opslag (caravanstalling) of grotere bedrijven (aannemers). De toekomstige mogelijkheden voor nieuwe functies dienen echter gerelateerd te worden aan de omgeving. Dat houdt in dat milieuhinder door nieuwe functies niet mag toenemen. Wonen is daarom de meest logische vervolgfunctie, maar ook aan huis gebonden beroepen of bedrijven zijn voorstelbaar. Gezien het horecabeleid van de gemeente (zie paragraaf 2.3) is vestiging van nieuwe horecabedrijven in vrijkomende agrarische bebouwing niet gewenst. Om verdere verstedelijking zoveel mogelijk te beperken en in een aantal gevallen ter behoud van cultuurhistorische waarden, dient de bouwmassa na functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing niet verder toe te nemen. Ook binnen het waterbeheer bestaat er een relatie tussen de lintbebouwing en het landelijk gebied. Door het vele verhard oppervlak in de lintbebouwing, wordt veel regenwater rechtstreeks via het riool afgevoerd. Om verdroging tegen te gaan, is het wenselijk om regenwater af te koppelen van het riool, zodat het in de bodem kan infiltreren. Daarnaast vinden er in het plangebied huishoudelijke lozingen plaats in natuurgebieden en in de plassen. Het beleid van de gemeente en het hoogheemraadschap is gericht op sanering van deze lozingen. Het bestemmingsplan is echter niet het geëigende instrument om dit beleid te realiseren maar zal dit waar mogelijk faciliteren. Het beleid in het bestemmingsplan is gericht op het voorkomen van een aantasting door genoemde stedelijke ontwikkelingen. Bouwmogelijkheden in het plan zullen daarom sterk worden beperkt en moeten passen binnen de landschappelijke context. Ook is toename van milieuhinder een belangrijk afwegingscriterium, met name in geval van nieuwe functies na vrijkomende agrarische bebouwing. Waar bouwmogelijkheden worden gecreëerd, moeten deze passen in de landschappelijke structuur en is een goede landschappelijke inpassing voorwaarde. Waar niet voldaan kan worden aan deze landschappelijke voorwaarden, worden geen nieuwe bouwmogelijkheden toegestaan. Natuur- en landschapsbehoud versus recreatieve ontwikkelingen In het plangebied komt op kleine schaal (intensieve) dagrecreatie voor; de sportparken Loosdrecht en Hallinckveld, de manege aan de Nieuw Loosdrechtsedijk, de recreatiewoningen en camping aan de Raaweg, de kleinschalige verblijfsrecreatie in Fort Spion en het bestaande gebruik voor de watersport in de Vuntus. Gezien de belangen van natuur en landschap is het niet wenselijk om nieuwe intensieve dag- en verblijfsrecreatie te ontwikkelen in het plangebied, met name daar waar natuurwaarden voorkomen. Het beleid is daarop gericht. Dergelijke recreatievormen zijn wel toegelaten in de bestemmingsplannen "Plassengebied" en "Tussen de dijken". Het bestaande gebruik van de sportparken, de manege, de recreatiewoningen en camping, Fort Spion en de watersport in de Vuntus kan worden voortgezet. Extensief recreatief medegebruik komt wel in het plangebied voor in de vorm van wandelen, fietsen, kanoën en in de winter schaatsen. In de meest kwetsbare natuurgebieden is het extensief medegebruik gezoneerd. Zo lopen er kanoroutes door de Vuntus, waarbij bepaalde kwetsbare gedeelten zijn afgesloten met drijvende boomstammen. Door de mogelijkheid recreatie te sturen door aanleg van routes, kan extensief medegebruik goed samengaan met behoud van natuur en landschap. Een andere vorm van recreatie die steeds meer in opmars is, is kleinschalige verblijfsrecreatie op het platteland. Op de faciliteit in Fort Spion en de recreatiewoningen en camping aan de Raaweg na komt dit, voor zover bekend, in het plangebied niet voor. Ondanks dat de recreatiedruk op een gebied zal toenemen, als er meer recreanten in een gebied verblijven, wordt deze vorm van verblijfsrecreatie, gezien de kleinschaligheid ervan, niet als conflicterend ervaren met de belangen van natuur en landschap. Het beleid in dit bestemmingsplan is daarom gericht op het toestaan van kleinschalige kampeervormen. Een veel voorkomende vorm van recreatie in (de omgeving van) het plangebied is paardrijden. Om de ruimtelijke consequenties van deze activiteit te kunnen bepalen, is het nodig een onderscheid te maken in maneges enerzijds en paardrijactiviteiten anderzijds. De bebouwing die noodzakelijk is voor maneges (rijhallen, hekken en lichtmasten voor paardenbakken) vormen een storend element in zowel het open landschap als de lintbebouwing.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
60
Nieuwe maneges zijn daarom in het plangebied niet gewenst. Hoewel het geen recreatieactiviteit betreft, gelden dezelfde ruimtelijke restricties voor paardenfokkerijen. Gezien de ligging nabij de bossen rond Hilversum is er echter wel behoefte aan voldoende mogelijkheden voor paardrijactiviteiten. Hieronder wordt het paardrijden zelf verstaan, maar ook de stalling van paarden. In het plangebied zijn in (voormalige) agrarisch bebouwing, ruime mogelijkheden aanwezig voor stalling van paarden. Op agrarische bouwvlakken kunnen tevens paardenbakken worden toegelaten. Omdat hiervoor geen nieuwe bebouwing noodzakelijk is, zijn de ruimtelijke consequenties van paardrijactiviteiten gering, zodat er geen bezwaar bestaat tegen paardrijactiviteiten. Gezien de verwachting dat in de toekomst nog meer agrarische bebouwing vrij zal komen, zal er ook dan voldoende ruimte voor paardenstalling aanwezig zijn, zodat nieuwe bouwmogelijkheden hiervoor niet noodzakelijk zijn. Landschapsbehoud versus natuurontwikkeling Behoud van landschap kan conflicteren met bepaalde vormen van natuurontwikkeling. In Loosdrecht wordt met name het oostelijk deel van het plangebied gekenmerkt door openheid, het stervormig verkavelingspatroon en grasland als grondgebruik. Het ontwikkelen van bijvoorbeeld opgaande beplanting, of het creëren van grote stukken open water conflicteert hiermee. Andere vormen van natuurontwikkeling, bijvoorbeeld ontwikkeling tot schraal- en hooilanden en kleine petgaten, versterken het landschapsbeeld juist. Het beleid in dit bestemmingsplan is gericht op behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Het beleid in het bestemmingsplan is tevens gericht op natuurontwikkeling voor zover dit past binnen de context van het landschapspatroon.
4.5. Gebiedsindeling en beleid De beleidskeuzes die in voorgaande paragraaf aan de orde zijn gekomen, leiden tot een gebiedsindeling van het plangebied. Deze gebiedsindeling geeft aan wat de mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen in het plangebied zijn. In de analysefase is gebleken dat het plangebied veel kwaliteiten bezit. Deze kwaliteiten hebben betrekking op: natuur, waarbij de kwaliteiten tot uiting komen in bestaande natuurwaarden in de verworven natuurgebieden en potentiële natuurwaarden die sterk afhankelijk zijn van ontwikkelingen in de landbouw, het waterbeheer en de mogelijkheden tot verwerving voor natuurdoelen; landschap en cultuurhistorie, waarbij de kwaliteiten tot uiting komen in de landschappelijke openheid van het oostelijk deel van het plangebied, het grasland als grondgebruik, het unieke verkavelingspatroon van De Ster en omgeving en de bebouwingslinten met monumenten en fraaie oude laanbomen; landbouw, die sterk verweven is met natuur en landschapswaarden; de mogelijkheden voor intensief landbouwkundig gebruik zijn met name in de veengebieden beperkt; de landbouw richt zich steeds meer op een verbrede doelstelling; het Programma Beheer biedt mogelijkheden voor het voortbestaan van de landbouw en verhoging van de kwaliteiten van natuur en landschap; recreatie, waarbij de kwaliteiten van natuur en landschap goede mogelijkheden bieden voor extensief medegebruik; de woonmilieus in de lintbebouwing, het Jagerspaadje en de Raaweg die gezien de ligging in een fraai landschap zeer aantrekkelijk zijn; de kwaliteit van de woonmilieus kan worden gehandhaafd door beperkingen te stellen aan verdere verstedelijking, waarbij behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden als randvoorwaarde geldt. De genoemde kwaliteiten kunnen aan verschillende delen van het plangebied worden gekoppeld. Dat levert een gebiedsindeling op die aan genoemde beleidsuitgangspunten kan worden gekoppeld. Tabel 4.1 geeft deze gebiedsindeling en beleidsuitgangspunten weer. Op figuur 9 is de gebiedsindeling van het plangebied weergegeven.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
61
wijdemeren loosdrecht landelijk gebied noordoost
ontwerpbestemmingsplan - toelichting
procedure plannummer
datum
10842.00
19 dec.2007
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
drs D.J. Verhaak
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
Tabel 4.1 Gebieden en beleidsuitgangspunten gebieden
beschrijving
beleid
1. (Lint)bebouwing
Lintbebouwing langs Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk en de Horndijk, Jagerspaadje en Raaweg -
-
2. Agrarisch gebied met landschapswaarden
Het oostelijk deel van het plangebied, waar het veen over gaat in de zandgronden van de Utrechtse Heuvelrug. Het betreft zowel het gebied ten oosten van de 's-Gravenlandsevaartweg, als een klein deel van het agrarisch gebied ten zuiden van de kern Nieuw Loosdrecht
3. Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden
Het overige gebied, met uitzondering van de bestaande natuurgebieden
-
-
4. Natuurgebieden
Bestaande natuurgebieden en reservaatgebieden
-
-
-
-
5. Sport en recreatie
-
handhaving van de bestaande bebouwing; behoud van monumenten en doorzichten; behoud bomenlanen; behoud bebossing in de omgeving van het Jagerspaadje en de Raaweg; geen nieuwbouw op nieuwe locaties; beperkte uitbreidingsmogelijkheden; VAB1) wijzigen in woningen en bedrijven tot categorie 2, bouwmassa mag niet toenemen; ontkoppelen van regenwater van het riool en sanering van huishoudelijke lozingen. streven naar landschappelijke openheid en behoud van het verkavelingspatroon; beperkte mate van maïsteelt en sierteelt is mogelijk; ingrepen toetsen aan landschappelijke effecten;
streven naar openheid en grasland als grondgebruik; behoud verkavelingspatroon; benutten mogelijkheden Programma Beheer, waaronder realisatie van de gebieden die vallen onder de begrenzing natuur; ingrepen toetsen aan landschappelijke en ecologische effecten; waterbeheer gericht op weidebouw en natuur: vasthouden van kwelwater. gericht op instandhouding en versterken bestaande natuur- en landschapswaarden; voor bestaande natuurgebieden dient het waterbeheer gericht te zijn op natuurbeheer; dat houdt in vernatting van natuurgebieden door het vasthouden van kwelwater en het zoveel mogelijk aanpassen van peilfluctuaties aan de seizoensinvloeden; natuurontwikkeling mogelijk in bestaande natuurgebieden voor zover dat past binnen landschappelijke en cultuurhistorische randvoorwaarden; recreatief medegebruik op de Vuntusplas is toegestaan. behoud bestaande sport- en recreatieve voorzieningen.
1) VAB: vrijkomende agrarische bebouwing.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
63
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
64
5. Uitwerking beleid 5.1. Inleiding In de navolgende uitwerking van het beleid wordt aangegeven hoe het beleid ingevolge de gebiedsvisie vertaald kan worden in voorschriften. Daarbij is aangesloten bij de systematiek van het voorbeeldbestemmingsplan Landelijk gebied Groene Hart (1997/2000). De uitwerking heeft betrekking op de aspecten waterbeheer, landbouw, natuur en landschap, recreatie, wonen en niet-agrarische bedrijven.
5.2. Waterbeheer In hoofdstuk 4 is reeds aangegeven dat het bestemmingsplan in beperkte mate invloed kan uitoefenen op het waterbeheer. De Keur van de waterbeheerder is hiervoor het geëigende instrument. Het bestemmingsplan kan op de Keur worden afgestemd door het adequaat bestemmen van functies die essentieel zijn voor het waterbeheer (hoofdwaterkeringen, hoofdwatergangen en dergelijke). Daarnaast kan in het bestemmingsplan een aanlegvergunningenstelsel worden opgenomen om bepaalde activiteiten die van invloed zijn op het waterbeheer (graven van sloten en petgaten, afdammen van sloten), afweegbaar te maken. Een goede afstemming met de Keur is van belang; er moet immers niet meer worden geregeld dan strikt noodzakelijk is. Daar staat tegenover dat de Keur en het bestemmingsplan elk een ander afwegingskader hanteren. De Keur vertegenwoordigt het belang van het integraal en duurzaam waterbeheer. Het bestemmingsplan weegt alle belangen tegen elkaar af. Bij het verlenen van een aanlegvergunning voor bijvoorbeeld het graven van sloten, wordt niet alleen het belang van duurzaam waterbeheer gewogen, maar ook de belangen van natuur en landschap en landbouw. In die gevallen waarin met betrekking tot het waterbeheer een bredere belangenafweging gewenst is, worden aanvullende regels in het bestemmingsplan opgenomen. In de volgende paragrafen wordt het beleid voor diverse functies nader uitgewerkt. Indien het waterbeheer daar een rol bij speelt, wordt dat in de betreffende paragrafen aangegeven.
5.3. Landbouw Grondgebruik Uit de analyse en gebiedsvisie bleek dat op een andromedakwekerij na, in het plangebied hoofdzakelijk melkveehouderijbedrijven voorkomen. Deze bedrijfstypen en de bijbehorende gronden worden als zodanig bestemd. Wijziging in andere vormen van agrarisch grondgebruik wordt vooralsnog niet wenselijk geacht. Het grondgebruik is, op enkele percelen maïs na, in gebruik als grasland. Het streven is gericht op behoud van het open weidegebied. Daarom, en omdat er vanuit agrarische overwegingen geen noodzaak toe bestaat, wordt bouwen buiten de bouwkavels niet toegelaten. Verder wordt, mede gezien het effect op de waterhuishouding, het omzetten van grasland in bouwland in het agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden uitgesloten. Omdat effecten van omzetten van grasland in bouwland in de zone Al minder groot zijn, en omdat maïsteelt in deze zone al voorkomt, wordt maïsteelt hier in beperkte mate toegelaten (tot 20% van het bedrijfsoppervlak). Verbetering van de productieomstandigheden Ter verbetering van de externe productieomstandigheden kan aanpassing van de verkaveling, ontsluiting of waterbeheersing wenselijk zijn. Daar staat tegenover dat de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied hoog zijn. Mede gezien het beleid dat meer op extensivering dan intensivering van het agrarisch grondgebruik is gericht, worden de mogelijkheden voor verbetering van externe productiefactoren beperkt. Met name in natuurgebieden en in het agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden is graven, dempen of afdammen van sloten, aanleg of verharding van kavelpaden en verdere verlaging van het waterpeil door onderbemaling niet gewenst. Deze activiteiten worden afweegbaar gemaakt door ze aan een aanlegvergunning te koppelen. Indien geen schade aan landschappelijke waarden, cultuurhisto-
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
65
rische waarden en natuurwaarden wordt aangericht, of afbreuk wordt gedaan aan duurzaam waterbeheer, kan een aanlegvergunning worden verleend. Bovendien is het met betrekking tot ingrepen in de waterhuishouding van belang, dat naast de bepalingen in het bestemmingsplan, de Keur van het waterschap van toepassing is. Agrarische bedrijven In het bestemmingsplan wordt alleen aan volwaardige agrarische bedrijven een agrarische bestemming gegeven. Betreffende bedrijven worden als zodanig bestemd en krijgen een agrarisch bouwvlak toegewezen. Enerzijds dient het bouwvlak voldoende van omvang te zijn voor de bedrijfsactiviteiten die gedurende de planperiode te verwachten zijn. Zo worden op het gebied van milieubeleid steeds strengere eisen aan het agrarisch bedrijf gesteld, waarvoor vaak ruimte op het bouwvlak nodig is. Maar ook aan activiteiten die betrekking hebben op verbrede landbouw moet het bouwvlak voldoende ruimte bieden. Anderzijds dwingen de waarden van natuur en landschap ertoe de omvang van het bouwvlak te beperken. Zo moeten de bouwvlakken aan de Oud- en Nieuw-Loosdrechtsdijk in het beeld van de lintbebouwing passen. Voor alle bouwvlakken geldt dat ze niet te diep in het open landschap moeten steken. Het bouwvlak vormt het compromis tussen de belangen van de individuele agrariër en de belangen van natuur, landschap en cultuurhistorie. In die zin moet het bouwvlak van voldoende omvang zijn voor de agrarische activiteiten in de planperiode. Toch zal het bouwvlak niet "ruim" om de bestaande agrarische bebouwing worden gelegd, gezien de andere belangen in het plangebied. Indien zich gedurende de planperiode echter een onvoorziene omstandigheid voordoet, dat uitbreiding van het bouwvlak toch nodig is, biedt het plan via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid om tot een groter bouwvlak te komen. De wijzigingsbevoegdheid biedt daarmee een nieuwe mogelijkheid om tot een afweging tussen beide belangen te komen. Aan de wijzigingsbevoegdheid worden criteria gekoppeld die een dergelijke afweging nader reguleren. Het plan biedt geen mogelijkheid voor nieuwvestiging van agrarische bedrijven. Gezien de landbouwstructuur van het gebied, de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van natuur en het aantal agrarische bedrijven dat in de toekomst vrij zal komen, is een dergelijke mogelijkheid niet aan de orde. Deeltijdlandbouw Naast volwaardige bedrijven, komen in het plangebied een aantal deeltijd- of nevenbedrijven voor. De bedrijven zijn niet volwaardig in de zin van agrarische bedrijfsomvang; naast de agrarische activiteiten hebben deze bedrijven neveninkomsten. Deze neveninkomsten kunnen zowel binnen het bedrijf (landbouw met verbrede doelstelling) of buiten het bedrijf (deeltijdboeren) worden gevonden. Betreffende bedrijven hebben wel een agrarische functie en zij vervullen tevens een rol in het beheer van het plangebied. In die zin hebben dergelijke bedrijven behoefte aan ruimte voor agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken. Gezien de mogelijkheden die het Programma Beheer biedt voor het genereren van neveninkomsten uit (agrarisch) natuurbeheer, zal deze behoefte in de toekomst waarschijnlijk toenemen. Deze agrarische bedrijven krijgen eveneens een agrarische bestemming. Gezien de omvang van deze bedrijven, zal de bouwkavel beperkter van omvang kunnen zijn dan die van volwaardige bedrijven. Nevenactiviteiten In de gebiedsvisie is aangegeven dat het bestemmingsplan voldoende mogelijkheden moet bieden voor landbouw met een verbrede doelstelling. Het ontwikkelen van nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf kan extra inkomsten opleveren, wat kan leiden tot een afname van het aantal bedrijfsbeëindigingen en instandhouding van het agrarische karakter van de bedrijfsgebouwen. Tabel 5.1 geeft aan welke mogelijkheden voor nevenactiviteiten op agrarische bedrijven in het bestemmingsplan rechtstreeks, dan wel via vrijstelling toelaatbaar worden gesteld.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
66
Tabel 5.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten ter plaatse van agrarische bouwvlakken nevenactiviteiten
toelaatbaarheid
opslag/stalling van goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen bestaande bebouwing
r
verkoop streekeigen producten
r
kinderboerderij
v
paardrijactiviteiten (paardenstalling, paardenbakken)
r
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur
v
bezoekerscentrum
v
expositieruimte/atelier, praktijkuitoefening
v
kleinschalig kamperen
r
logies met ontbijt kampeerboerderij
r v
kantoor zonder baliefunctie
v
educatief centrum
v
kleinschalige horeca
v
boerengolf
v
r: v:
rechtstreeks toelaatbaar. na vrijstelling.
De activiteiten die in tabel 5.1 zijn genoemd, dienen op het bouwvlak plaats te vinden. Het maximaal oppervlak dat in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de nevenfunctie bedraagt in de meeste gevallen 300 m². Gezien de aard van de nevenfuncties kantoor zonder baliefunctie, kleinschalig kamperen en boerengolf, is een afwijkend oppervlak toegestaan. Hobbyboeren Naast volwaardige en deeltijdbedrijven komt in het plangebied ook hobbymatig agrarisch gebruik voor. Het hobbymatig agrarisch gebruik komt voort uit enerzijds agrariërs die hun bedrijfsactiviteiten hebben beëindigd, anderzijds burgers die een vrijkomend agrarisch bedrijf hebben gekocht als woning en daarbij als hobby wat vee houden. Deze vorm van agrarisch gebruik wordt niet aan een agrarisch bouwvlak gekoppeld maar aan de woonbestemming. De bijgebouwen van het oorspronkelijke agrarische bedrijf bieden voldoende mogelijkheden voor hobbymatig agrarisch gebruik. Vrijkomende agrarische bedrijven Het ligt in de verwachting dat in de loop van de planperiode een aantal van de resterende agrarische bedrijven wordt beëindigd. De vrijkomende panden zijn in het plangebied met name in trek voor bewoning, niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, detailhandel en horeca. Deze aantrekkingskracht heeft verschillende oorzaken: relatief goedkope vestigingslocatie (vergeleken met winkelcentra en bedrijventerreinen); ligging in de directe nabijheid van grootstedelijke agglomeraties; situering in een cultuurhistorisch interessante omgeving met de mogelijkheid van landelijk wonen; meer ruimte en minder milieubelemmeringen dan in stedelijke gebieden. Gevolg is dat veel activiteiten die niet in het plangebied thuishoren, zich hier toch willen vestigen. Rijk en provincie voeren een terughoudend beleid ten aanzien van functies die niet thuishoren in de gebieden buiten de bebouwingscontouren. Teneinde ongewenste ontwikkelingen te voorkomen, wordt in tabel 5.2 aangegeven welke vervolgfuncties toelaatbaar kunnen worden gesteld na het vrijkomen van agrarische bedrijven.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
67
Tabel 5.2 Vervolgfuncties toelaatbaarheid wonen
w
hobbyboer
w
opslag/stalling van goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen bestaande bebouwing
w
kantoren zonder baliefunctie
w
expositieruimte/atelier, praktijkuitoefening
w
vergader- en bezoekerscentrum
w
kinderboerderij
w
paardrijactiviteiten
w
seksinrichting
w
w: toelaatbaar na planwijziging. x: uitgesloten.
De vervolgfuncties dienen in de bestaande bebouwing plaats te vinden. Er zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden, ook niet de gebruikelijke 15% voor bestaande niet-agrarische bedrijven (zie ook hoofdstuk 6). In geval van sanering van agrarische bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte van de terug te bouwen bebouwing ten hoogste 50% van de bestaande bebouwing bedragen, met een maximum van 200 m².
5.4. Natuur en landschap Het plangebied ligt in de ecologische hoofdstructuur. Op verschillende manieren zijn de natuurdoelstellingen voor het gebied kenbaar gemaakt. Enerzijds via rijks- en provinciaal beleid, dat uiteindelijk heeft geleid tot een natuurgebiedsvisie voor het plangebied, gekoppeld aan natuurdoeltypen. Het is de bedoeling deze natuurdoeltypen de komende jaren te realiseren. Anderzijds heeft de Vereniging Natuurmonumenten een groot deel van het plangebied reeds verworven en onder beheer. Voor deze gebieden is een beheersvisie opgesteld, waarin eveneens de doelstellingen voor het natuurbeheer in deze gebieden zijn vastgelegd. Daarnaast geeft de Vereniging Natuurmonumenten in de nota "Natuur van het zuiverste water" en het verdrogingsonderzoek van De Ster en omgeving haar visie op herstel en ontwikkeling van de natuur in het plangebied weer, waarbij het waterbeheer een doorslaggevende rol speelt. In de visie van de Vereniging Natuurmonumenten dient de kwelintensiteit te worden hersteld, door de grondwateronttrekking op de Utrechtse Heuvelrug af te bouwen en dient door inrichtingsmaatregelen en een op de natuurwaarden gericht peilbeheer het kwelwater langer in het gebied te worden vastgehouden. Het beleid van de overheid en van de Vereniging Natuurmonumenten wordt op elkaar afgestemd. Het beleid is enerzijds gericht op het conserveren van huidige waarden, anderzijds op het ontwikkelen van nieuwe natuur. In het bestemmingsplan worden bestaande natuurgebieden en verworven reservaatsgebieden als natuurgebied bestemd. Binnen deze bestemming worden regels gegeven voor bouwen, gebruik en aanleg om te voorkomen dat de aanwezige waarden door bepaalde activiteiten worden geschaad. Dergelijke regels kunnen echter op gespannen voet staan met ontwikkeling van nieuwe natuur. Om conflicten tussen beide natuurdoelstellingen te voorkomen, wordt hiermee in de regelgeving aldus rekening gehouden. De natuurbestemming is in eerste instantie conserverend van aard en stelt beperkingen aan activiteiten die de aanwezige natuur- en landschapswaarden kunnen schaden. Op deze regels wordt een uitzondering gemaakt voor die activiteiten die passen binnen de natuurdoelstellingen zoals die zijn vastgelegd in de natuurgebiedsvisie voor het plangebied. De gemeente stelt daarbij wel als voorwaarde dat het unieke verkavelingspatroon van De Ster en het open karakter van het oostelijk deel van het plangebied gehandhaafd blijft.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
68
Graven van petgaten en afdammen van sloten In de natuurgebiedsvisie wordt gestreefd naar het creëren van verlandingsvegetaties. Tevens wil men ten behoeve van de natuur meer (kwel)water in het gebied vasthouden. Dit kan worden gerealiseerd door het graven van petgaten in het veenweidegebied en het plaatselijk afdammen van sloten. In het bestemmingsplan is een aanlegvergunning opgenomen voor afgraven en het afdammen van sloten. De aanlegvergunning voor het afgraven wordt alleen verleend als het verkavelingspatroon niet wordt aangetast. De aanlegvergunning voor afdammen kan worden verleend, indien de activiteiten gericht zijn op het vasthouden van het (kwel)water in het gebied en passen binnen de natuurgebiedsvisie. Naast het verlenen van een aanlegvergunning in het kader van het bestemmingsplan, dienen de regels van de Keur in acht te worden gehouden.
De natuur- en landschapswaarden in de agrarische gebieden worden beschermd door het opnemen van regels met betrekking tot bouwen, gebruik en aanleg. In paragraaf 5.3, Landbouw is onder de kop "Grondgebruik" hier reeds op ingegaan. In het agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden komen tevens gebieden voor die begrensd zijn als natuur, maar nog niet zijn gerealiseerd. Na realisatie dienen deze gebieden een natuurbestemming te krijgen. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid in de bestemming Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden (A) opgenomen, waarmee deze kan worden gewijzigd in een natuurbestemming, nadat de betreffende gronden zijn gerealiseerd voor natuurdoeleinden. De aanwijzing van een groot deel van het plangebied tot speciale beschermingszone betekent dat een aantal handelingen, waarbij (de leefgebieden van) de eerdergenoemde soorten nadelig wordt beïnvloed, moeten worden voorkomen. Dit heeft voor het plangebied de volgende gevolgen: uitsluiten van verstoring van de leefgebieden door: toename van recreatieve druk door waterrecreatie; andere verstorende activiteiten; handhaven of verbeteren van de huidige kwaliteit van de leefgebieden door: het continueren van het huidige grondgebruik of het wijzigen van het grondgebruik ter verbetering van de kwaliteit van de leefgebieden; zeer terughoudend omgaan met slootdemping in De Ster. Naleving van de uit de Vogelrichtlijn voortvloeiende beperkingen vergt maatwerk. Elke handeling die mogelijk kan leiden tot een van bovenstaande gevolgen zal moeten worden getoetst op het daadwerkelijke effect. In de vrijstelling en wijzigingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders, alsmede bij de voorschriften met betrekking tot aanlegvergunningen die betrekking hebben op (direct of via externe werking) de speciale beschermingszones van de Vogelrichtlijn, zal deze toets steeds plaats moeten vinden. Programma Beheer Per 1 januari 2000 zijn de voormalige subsidieregelingen voor natuur- en landschapsbeheer vervangen door het Programma Beheer. Voor het plangebied zijn met name de consequenties voor de subsidieregelingen van de voormalige beheers- en reservaatgebieden van belang. Deze regelingen worden vervangen door respectievelijk de Regeling Agrarisch Natuurbeheer en de Regeling Natuurbeheer. De beheers- en reservaatgebieden zouden in de oude situatie als agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden (A) worden bestemd, waarbij voor de reservaatgebieden een wijzigingsbevoegdheid naar de natuurbestemming zou worden opgenomen, indien de gronden zouden worden verworven door een terreinbeherende instantie. Voor de Regeling Natuurbeheer en de Regeling Agrarisch Natuurbeheer gelden in principe dezelfde bestemmingsregelingen, zij het dat de wijzigingsbevoegdheid voor de Regeling Natuurbeheer op een andere manier wordt toegepast. In de Regeling Natuurbeheer is verwerving door een terreinbeherende instantie niet altijd aan de orde. Ook particulieren kunnen van de Regeling Natuurbeheer gebruikmaken. Indien zij dat doen, worden nadere afspraken (privaatrechtelijk) via een conceptnotariële akte vastgelegd. De afspraken hebben betrekking op de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen die zijn be-
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
69
schreven in natuurgebiedvisies Ook wordt vastgelegd dat de grond een natuurbestemming krijgt en dat de particulier voor de waardevermindering van zijn grond een vergoeding krijgt. Gevolg voor het bestemmingsplan is dat de wijzigingsbevoegdheid voor de gronden die in aanmerking komen voor de Regeling Natuurbeheer pas wordt toegepast, nadat bovengenoemde notariële akte is gepasseerd en niet na verwerving zoals bij de reservaatgebieden gebruikelijk was. In onderstaand schema wordt de bestemmingsregeling voor de RBON en de regeling natuurbeheer en de regeling agrarisch natuurbeheer nogmaals verduidelijkt. bestemming
criterium toepassing wijzigingsbevoegdheid
beheersgebied
A
n.v.t.
reservaatgebied/natuurontwikkelingsgebied
A, met wijzigingsbevoegdheid
verwerving door terreinbeherende instantie
regeling RBON
Programma Beheer
Regeling Agrarisch Natuurbeheer A Regeling Natuurbeheer
A, met wijzigingsbevoegdheid
n.v.t. passeren conceptnotariële akte
Vogel- en Habitatrichtlijn In het plangebied is ter plaatse van de gebieden die zijn aangegeven als vogelbeschermingszone en daardoor ook in de Habitatrichtlijngebieden, de uitbreiding van agrarische bouwvlakken te allen tijde uitgesloten. Het verharden en bebouwen van gronden schaadt de biotopen waarvoor de beschermingszone is ingesteld. Daarnaast zal vrijstelling voor het aanbrengen van oeverbeschoeiingen en golfbrekers en voor de verhuur van kano's en roeiboten niet plaatsvinden, indien dit een significante verstoring teweeg zal brengen in het leefgebied van de vogelsoorten, die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van de vogelbeschermingszone. Hetzelfde geldt voor planwijziging voor de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden. De toetsing ingeval van het aanbrengen van oeverbeschoeiingen en golfbrekers, de verhuur van kano's en roeiboten en de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden is niet beperkt tot de vogelbeschermingszone zelf, ook indien de betreffende vrijstelling of planwijziging plaatsvindt buiten de vogelbeschermingszone, dient op bovengenoemde punten getoetst te worden ("externe werking" van de Vogel- en Habitatrichtlijn). De aanvrager is verantwoordelijk voor het laten verrichten van dit onderzoek. In dit onderzoek dienen niet alleen de effecten van de betreffende vrijstelling of planwijziging afzonderlijk te worden betrokken, maar ook de mogelijke effecten in combinatie met andere plannen of projecten.
5.5. Recreatie Recreatiewoningen Verspreid door het plangebied komt een aantal recreatiewoningen voor. Deze situatie is in de loop der jaren ontstaan en wordt in het bestemmingsplan vastgelegd. Uitbreiding van omvang en aantal recreatiewoningen past niet in het beleid van het bestemmingsplan en wordt derhalve niet toegestaan. Kamperen In het kader van verbrede landbouw, wordt kleinschalig kamperen op agrarische bedrijven als neventak rechtstreeks toegelaten. Kleinschalig kamperen bij woningen wordt na vrijstelling mogelijk gemaakt. Het aantal kampeermiddel per bedrijf/woning mag maximaal 20 bedragen. Recreatief medegebruik Voor zover de agrarische- en natuurgebieden toegankelijk zijn, is extensief recreatief medegebruik toegestaan. Aanleg van toeristische fiets- of wandelpaden zal telkens moeten worden afgewogen tegen natuur- en landschapswaarden in het betreffende gebied. Om die reden wordt aanleg van wegen en paden in de agrarische- en natuurgebieden aan een aanlegvergunning gekoppeld.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
70
5.6. Niet agrarische bedrijven, detailhandel en wonen Voortzetting huidige bedrijfs- en detailhandelsactiviteiten In het plangebied komt een aantal niet-agrarische bedrijven voor. De meeste bedrijven behoren tot de categorieën 2 en 3 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voorts bevinden zich in het plangebied verschillende detailhandelsbedrijven. Wat betreft de voortzetting van de bestaande bedrijfs- en detailhandelsactiviteiten zijn de volgende overwegingen van belang. De (detailhandels)bedrijven die in het vigerende bestemmingsplan positief zijn bestemd of de bedrijven die al gedurende langere tijd in het plangebied zijn gevestigd en waarvoor geen actief saneringsbeleid wordt gevoerd, zullen positief worden bestemd. Binnen de algemene bestemming Bedrijfsdoeleinden worden bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten rechtstreeks toelaatbaar gesteld. De overige bedrijfsactiviteiten worden nader benoemd door een op het bedrijf toegesneden subbestemming. Bij een positieve bestemming van bedrijfs- en detailhandelsactiviteiten is bezien in hoeverre uitbreiding van de bebouwing kan worden toegestaan. Op basis van vaste jurisprudentie kan niet zonder meer worden volstaan met het vastleggen van de bestaande bebouwing; met het oog op het toekomstperspectief dient te worden getoetst in hoeverre enige uitbreidingsmogelijkheden kunnen worden geboden. Voor de bebouwing wordt daarbij uitgegaan van ongeveer 15% uitbreidingsruimte, tenzij ingevolge de vigerende regeling aanzienlijk ruimere bebouwingsmogelijkheden aanwezig zijn. Voor het bedrijventerrein de Zodde aan de 's-Gravelandsevaartweg wordt het maximaal bebouwingspercentage uit het vigerende bestemmingsplan gehandhaafd. Bedrijven uit de categorieën 1 en 2 zijn hier toelaatbaar. Daarnaast is het beleid erop gericht om bedrijfs- en detailhandelsvestigingen op nieuwe locaties tegen te gaan. Binnen de bestemming Bedrijfsdoeleinden worden nieuwe bedrijven uit de categorieën 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen toelaatbaar gesteld. Dit houdt overigens niet in dat de uitoefening van bepaalde activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten kent namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie van een specifiek bedrijf kan daarvan merkbaar afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf door de geringere omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verondersteld. Ter zake is dan ook een vrijstellingsregeling opgenomen. Beoordeling gevestigde bedrijven Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 2). Uit het overzicht blijkt dat enkele bedrijven niet geheel in het hierboven beschreven toelatingsbeleid passen. Over de betreffende bedrijven zijn de laatste jaren echter geen klachten bekend. Het is om milieuhygiënische en financiële redenen niet noodzakelijk of gewenst de bedrijven te saneren of te beëindigen. De resterende bedrijven die niet geheel binnen het toelatingsbeleid passen, krijgen daarom een specifiek subbestemming die een afwijking van het algemene toelatingsbeleid mogelijk maakt voor de huidige activiteiten. Bij de bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen het algemene toelatingsbeleid. In de omgeving van het gasvulstation aan de Nieuw Loosdrechtsedijk 120 worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Vrijkomende locaties Het ligt in de verwachting dat een aantal bedrijfs- en detailhandelsactiviteiten binnen de planperiode zal worden beëindigd en dat de betreffende locatie niet geschikt is voor nieuwe bedrijfs- of detailhandelsactiviteiten. Daarom dient het bestemmingsplan mogelijkheden te bieden voor alternatieve functies ter plaatse. In tabel 5.3 is aangegeven welke functies in het bestemmingsplan toelaatbaar kunnen worden gesteld, hetzij rechtstreeks, hetzij na planwijziging.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
71
Tabel 5.3 Nieuwe functies op vrijkomende percelen met de bestemming Bedrijfsdoeleinden (B) of Bedrijventerrein (BT) functies
B
BT
wonen
w
x
opslag/stalling van goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen bestaande bebouwing
r
r
kantoren zonder baliefunctie (bijvoorbeeld accountantskantoor)
w
x
expositieruimte/atelier
w
x
vergadercentrum
w
x
manege
x
x
seksinrichting
w
x
r: rechtstreeks toelaatbaar. w: toelaatbaar na planwijziging. x: niet toelaatbaar.
Bij functiewijziging van bedrijfsactiviteiten dienen nieuwe functies in principe in de bestaande gebouwen plaats te vinden. Prostitutiebedrijven Met het opheffen van het bordeelverbod per 1 oktober 2000 dient het al dan niet toelaatbaar zijn van prostitutiebedrijven ook in het bestemmingsplan te worden geregeld. In de gemeente Loosdrecht wordt aangesloten bij het beleid dat het gewest Gooi en Vechtstreek heeft ontwikkeld in de "Beleidsnotitie Regionaal Prostitutiebeleid Gooi en Vechtstreek" (30 mei 2000). Daarnaast is de APV op dit punt aangepast. In het kort komt het beleid erop neer dat prostitutiebedrijven niet toelaatbaar zijn binnen een straal van 500 m van scholen, kerken, en kinderdagverblijven/peuterspeelzalen. Deze zone is op de kaart overgenomen. Buiten deze zone zijn prostitutiebedrijven uitsluitend toelaatbaar na planwijziging. Voorwaarde voor toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is dat voldaan wordt aan het beleid zoals vastgelegd in de Beleidsnotitie Regionaal Prostitutiebeleid. Hierdoor kan het aantal prostitutiebedrijven dat thans in de Gooi en Vechtstreek aanwezig is niet toenemen. Wordt het gebruik als prostitutiebedrijf weer beëindigd, dan vindt wederom planwijziging plaats. Woningen De bestemming Woondoeleinden zal niet alleen de woning beslaan, maar ook de voortuin, de achtertuin of het achtererf en de achterpaden. In die delen van de woonbestemming waar bebouwing ongewenst is (bijvoorbeeld voor het handhaven van doorzichten), zal daar een nadere aanwijzing (z) worden opgenomen. In de voorschriften is een gedifferentieerde regeling opgenomen voor de maximale oppervlakte van woningen met de bestemming Woondoeleinden. Zo mag het oppervlak van de woningen die voorzien zijn van de nadere aanduidingen (a) en (g), niet meer bedragen dan respectievelijk 60 m² en 90 m². Voor de overige woningen geldt dat de oppervlakte van de woning afhankelijk is van het bouwperceeloppervlak. Indien dit oppervlak kleiner of gelijk is aan 1.000 m², mag het oppervlak van de woning maximaal 120 m² bedragen. Indien het oppervlak groter is dan 1.000 m², mag het oppervlak van de woning maximaal 160 m² bedragen. Voor de overige (bedrijfs)woningen geldt dat het oppervlak maximaal 160 m² mag bedragen. Het maximale oppervlak van de woning is inclusief de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Het oppervlak voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 50 m² bedragen. Omdat wonen geen functie is die specifiek aan het buitengebied is gebonden, is het beleid van de provincie erop gericht om geen nieuwe woningen in het buitengebied toe te staan. Derhalve worden in het bestemmingsplan geen mogelijkheden opgenomen voor nieuwe woningen, ook niet voor tweede bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijven of detailhandels- of horecabedrijven. Een uitzondering wordt gemaakt voor een extra woning in monumenten en beschermenswaardige panden, indien dat voor de exploitatie van het pand noodzakelijk is en de extra woning in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
72
Wonen in het bos Langs de Rading komt een aantal voormalige recreatiewoningen voor. Omdat deze recreatiewoningen lange tijd permanent bewoond waren en een handhavingstraject niet haalbaar werd geacht, zijn deze woningen in het bestemmingsplan Jagerspaadje als burgerwoning bestemd. Destijds is bepaald dat de omvang van de voormalige recreatiewoningen niet vergroot mocht worden. Deze regeling is in dit bestemmingsplan overgenomen. Omdat de woningen in een bosrijke omgeving gesitueerd zijn, is hier de bestemming "Wonen in het bos" aangegeven. Woningen met afwijkende oppervlaktes Op Nieuw Loosdrechtsedijk 86 rusten twee bouwvergunningen voor twee losstaande woningen met garages, na sloop van 885 m² aan bedrijfsopstallen. De nieuwe eigenaar wenst echter slechts één van de twee woningen te realiseren. In ruil daarvoor wil hij graag groter bouwen. Vanuit ruimtelijke optiek bestaat daar geen bezwaar tegen, integendeel. De ruimtelijke kwaliteit wordt vergroot doordat er minder bebouwing in het lint teruggebouwd wordt en het doorzicht op het bestaande monument beter tot zijn recht komt. Om deze situatie te kunnen bestemmen dient er een aparte bestemmingsregeling voor deze situatie te worden opgenomen. De betreffende woning krijgt een woonbestemming met een nadere aanduiding "ao", afwijkende oppervlaktes. Ook op de percelen Nieuw Loosdrechtsedijk 146 en 184 wordt de aanduiding "ao" opgenomen. Op het perceel Nieuw Loosdrechtsedijk 146 wordt een woning met een grotere oppervlakte toegestaan om zo geld te genereren voor de exploitatie van het kasteel Ter Sype. De oppervlakte van de woning bedraagt maximaal 175 m². Na sloop van 436 m² aan voormalige bedrijfsopstallen op het perceel Nieuwe Loosdrechtsedijk 184, wordt hiervoor één bijgebouw teruggebouwd van circa 191 m². Dit heeft een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke situatie tot gevolg. Het doorzicht naar het achtergelegen stergebied verbetert en de sanering van de gebouwen vindt plaats nabij een monument. Dit rechtvaardigt een afwijkende regeling. Een pas gerestaureerde stal en hooimijt blijven staan waardoor het totale oppervlakte aan bijgebouwen op 300 m² komt. Woonschepen Binnen het plangebied bevinden zich enkele woonschepen. De woonschepen waarvoor niet voorzien wordt in verplaatsing en/of sanering, zijn voorzien van een toepasselijke subbestemming. Gelet op de beleidsdoelstelling om in de Vuntus de natuurfunctie te behouden en zo mogelijk te versterken, dient verplaatsing van woonschepen naar de jachthavens aan de Horndijk zoveel mogelijk te worden voorkomen. Wel kan overwogen worden om woonschepen te verplaatsen naar andere delen van de Loosdrechtse Plassen, waar het beleid meer gericht is op behoud van de mogelijkheden voor watersport. Nieuwe woonschepen zijn in het plangebied niet gewenst. Buitenplaats In het plangebied komen 2 buitenplaatsen voor die als zodanig zijn bestemd. Het beleid is gericht op instandhouding van de cultuurhistorische waarden van de buitenplaatsen, alsmede de natuur- en landschapswaarden die verbonden zijn aan de buitenplaatsen. Binnen de bestemming zijn enkele nadere aanduidingen opgenomen om bijzondere functies die binnen de buitenplaats aanwezig zijn, mogelijk te maken. Een van de twee buitenplaatsen betreft kasteel Sypesteyn. Om het kasteel in stand te houden, is naar functies gezocht die financieel renderen. Zo is in het kasteel een museum ondergebracht (inclusief aan het museum verbonden kleinschalige detailhandel). Daaraan gekoppeld is in de naastgelegen gebouwen een restaurant ondergebracht met bijbehorende parkeergelegenheid. Het restaurant kent een maximumoppervlak van 350 m². De parkeerplaats voorziet in 56 parkeerplaatsen, uitgaande van een norm van 16 parkeerplaatsen per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak. Voor verdere financiële ondersteuning van de exploitatie van het kasteel en de daar aan verbonden maatschappelijke betekenis, is de naastgelegen vervallen recreatiewoning bij uitzondering bestemd tot woning. Bij de andere buitenplaats komt een paardrij- en tennisbaan voor, die specifiek is bestemd. Ook is de bij de buitenplaats behorende boerderij specifiek bestemd.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
73
De buitenplaats kasteel Sypenstein is tevens aangewezen als archeologisch monument. Voor dit gebied wordt geen aanvullende beschermde regeling opgenomen in de vorm van een medebestemming Archeologisch waardevol gebied, aangezien de archeologische waarden worden beschermd in het kader van de Monumentenwet.
5.7. Concrete ontwikkelingen De locatie 's-Gravelandsevaartweg 9 te Loosdrecht werd gebruikt door de Tomin-groep als sociale werkplaats. De locatie is echter sinds enige tijd niet meer als zodanig in gebruik. Op de locatie is een ontwikkeling voorzien waarbij aan de tuindervereniging Trompzicht een nieuwe accommodatie wordt geboden en twee woningen worden gerealiseerd. Om deze beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is een zelfstandige projectprocedure op basis van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) opgestart door de initiatiefnemer. De gemeente wil medewerking verlenen aan dit verzoek. Gezien het tijdstip van deze ontwikkeling in relatie tot het planproces voor het nieuwe bestemmingsplan, Loosdrecht Landelijk gebied Noordoost, wordt deze ontwikkeling in het bestemmingsplan opgenomen. De onderbouwing voor deze ontwikkeling is in bijlage 6, ruimtelijke onderbouwing 's-Gravelandsevaartweg, in zijn geheel opgenomen. In afwijking van de ruimtelijke onderbouwing wordt op enkele punten aansluiting gezocht op het nieuwe bestemmingsplan Loosdrecht Landelijk gebied Noordoost. Het betreft de volgende punten: - de groenstrook aan de noordzijde van het plangebied, dient behouden te blijven; dit betekent dat er geen medewerking wordt verleend aan de insteekhaven volgens het bouwplan; - voor de maximale oppervlakte van de twee te bouwen woningen, wordt aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
74
6. Planvorm en bestemmingsregelingen 6.1. Inleiding 6.1.1.
Planvorm en bestemmingsregelingen
Er is gekozen voor een gedetailleerd én ontwikkelingsgericht plan. De ontwikkelingsgerichtheid blijkt met name uit mogelijkheden voor niet-agrarische neventakken en vervolgfuncties op de agrarische bedrijven (ingeval van bedrijfsbeëindiging). Daarnaast kent de bestemming Bedrijfsdoeleinden een aanzienlijke mate van flexibiliteit door de toelaatbaarheid van bedrijven te koppelen aan de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten en vrijstelling voor verandering van bedrijfstype. Wat de overige functies betreft is het bestemmingplan hoofdzakelijk conserverend van aard. Er wordt niet voorzien in de mogelijkheid van nieuwe functies en de bouwmogelijkheden zijn beperkt. Daarnaast zijn waar mogelijk de provinciale richtlijnen gevolgd, zoals deze in het streekplan Noord-Holland Zuid zijn vastgelegd.
6.1.2.
Bestemmingsregeling
Bestemmingen Op vier afzonderlijke kaartbladen (schaal 1:2.500) zijn bestemmingen toegekend aan de diverse aanwezige functies, overeenkomstig het huidige gebruik, zoals agrarische bedrijven, woningen, niet-agrarische bedrijven, natuurgebieden, water zonder overwegende natuurwaarden en wegen. De bestemmingen zijn voorzien van bouwvoorschriften, waarbij op de plankaart bouwvlakken zijn aangegeven. Tevens is per bestemming aangegeven welke mogelijkheden worden toegestaan voor niet-agrarisch gebruik in combinatie met agrarische bedrijfsvoering (nevenfunctie) en welke gebruiksmogelijkheden worden toegestaan van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bij volledige bedrijfsbeëindiging (vervolgfunctie). Per bestemming wordt bepaald welke functies onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. Hieruit mag niet worden afgeleid dat voor iedere nieuwe functie in de niet-agrarische sfeer ook nieuwe bebouwing mag worden opgericht. Uitgangspunt is dat daarbij gebruik wordt gemaakt van aanwezige bebouwing. Zo zullen ingeval van beëindiging van agrarische bedrijfsvoering de bouwmogelijkheden "bevroren" worden op het moment dat de "oude" functie een einde neemt. Voor de nieuwe functies kunnen dan geen extra gebouwen worden opgericht. Van dit algemene principe kan alleen worden afgeweken indien de bestaande bebouwing (overbodige agrarische en niet-bedrijfsgebouwen) worden gesaneerd.
6.2. Artikelsgewijze toelichting op de planvoorschriften Hoofdstuk I Inleidende bepalingen Artikel 1 Definities In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de voorschriften worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het "normale" spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Overigens wordt opgemerkt dat onder de definitie van "grondgebonden veehouderij" (artikel 1, lid 7 onder b) niet alleen het houden van rundvee valt, maar ook het houden van schapen. Paardrijdactiviteiten, paardrijdscholen en maneges, zoals in artikel 1 leden 62, 63 en 54 bedoeld, vallen echter niet onder het begrip "grondgebonden veehouderij", evenmin als veehandelsbedrijven en africhtingsbedrijven voor paarden. Ter zake gelden afzonderlijke regelingen. Uit jurisprudentie blijkt dat een paardenfokkerij kan worden aangemerkt als een grondgebonden veehouderijbedrijf. Artikel 2 Wijze van meten Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
75
Artikel 3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan onder meer situering, verhouding breedte-diepte, de nokrichting en de dakvorm van gebouwen. Aldus wordt bijgedragen aan algemene omgevingskwaliteit passend bij het landelijk gebied. Artikel 4 Rooilijn Voor de definitie wordt verwezen naar artikel 1 lid 72. In artikel 4 is aangegeven dat de rooilijn niet met gebouwen mag worden overschreden. Uit een oogpunt van behoud van de ruimtelijke kwaliteit is het van belang, dat de gronden die gelegen zijn voor de voorgevel van de hoofdgebouwen onbebouwd blijven. De situering van bebouwing in het plangebied langs de Nieuw Loosdrechtsedijk kenmerkt zich door een grote verscheidenheid in afstand tot de weg en door een verdraaiing van bebouwing ten opzichte van de weg. Voor bouwvlakken waarbinnen meerdere hoofdgebouwen gelegen zijn, geldt de rooilijn per afzonderlijk perceel (zij het dat het hier om meer dan één kadastraal perceel kan gaan). De rooilijn is dus niet de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dat het dichtst bij de weg is gelegen binnen het bouwvlak. Wat betreft de verdraaiing wordt opgemerkt dat als rooilijn geldt, de lijn die gelegen is door het hoekpunt van het hoofdgebouw dat het dichtst bij de weg is gelegen. Artikel 5 Ondergronds bouwen In dit artikel is geregeld onder welke gebouwen ondergrondse ruimten toelaatbaar zijn, wat de maximale inhoudsmaat is en onder welke voorwaarden voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen toelaatbaar zijn. Artikel 7 Afstand van woningen tot de weg Er moet aan de Wet geluidhinder worden voldaan, indien een nieuwe woning/woonruimte tot stand komt. Met het oog hierop staat het bestemmingsplan een dergelijke ontwikkeling niet toe binnen de 50 dB(A)-contour van de gezoneerde wegen. Deze regeling heeft betrekking op nieuwe woningen, die in gevolge planwijziging of vrijstelling tot stand komen. De regeling is dus niet van toepassing op bestaande woningen. Herbouw van een woning is zonder meer toegestaan, indien de nieuw te bouwen woning in de bestaande voorgevelrooilijn wordt gebouwd. Artikel 8 geldt eveneens niet voor de uitbreiding van woningen. Gelet op de Wet geluidhinder is in dit artikel bepaald dat indien een woning elders op het bouwvlak wordt herbouwd, voldaan moet worden aan de in dit artikel opgenomen afstandsmaten. In dit voorschrift is een aanvullende bepaling opgenomen op basis waarvan burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van de genoemde minimale afstanden tussen woningen en wegen. Voorwaarde is dat uit geluidsberekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder niet wordt overschreden. Wanneer de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar wel wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder opgenomen uiterste grenswaarden en de daarvoor geldende voorwaarden, is de gemeente in principe bereid om medewerking verlenen aan de bouw van een woning op een kleinere afstand dan artikel 8 voorschrijft. Hiervoor is echter een afzonderlijke planologische procedure nodig. Gedeputeerde Staten zullen voorafgaand aan de besluitvorming een hogere grenswaarde moeten vaststellen. Artikel 8 Afstanden tussen woningen en veehouderijbedrijven Om te voorkomen dat veehouderijbedrijven, nu of in de toekomst, belemmeringen ondervinden van burgerwoningen, is in dit artikel bepaald, dat bij (ver)bouw van woningen die niet tot het eigen veehouderijbedrijf behoren, de afstand tot aanwezige gebouwen op binnen een straal van 400 m gelegen agrarische bouwvlakken niet minder mag bedragen dan de afstand zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Deze bepaling heeft tot doel de aanwezige agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering te beperken als gevolg van de komst of uitbreiding van gevoelige functies. Hiervan kan vrijstelling worden verleend als er – uit een oogpunt van milieuwetgeving – geen nadelige invloed zal zijn op het betreffende agrarische bedrijf.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
76
Er moet van worden uitgegaan dat iedere verkleining van de afstand tussen de woning en een agrarisch bedrijf met zich meebrengt dat daardoor het agrarisch bedrijf in milieutechnisch opzicht in een slechtere situatie belandt. Dit betekent dat het in het algemeen niet nodig zal zijn daar van geval tot geval onderzoek naar te doen. De vrijstelling maakt het mogelijk om in specifieke situaties af te wijken. Daarbij kan gedacht worden aan de beëindiging van het agrarisch bedrijf of indien de tot het agrarisch bedrijf behorende stallen op een heel andere plek opnieuw worden opgericht. Artikel 9 Bestaande maten Met deze bepaling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk II − onbedoeld − geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen. Artikel 10 Percentages en Anti-dubbeltelbepalingen Artikel 10 bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw. Met betrekking tot agrarische bedrijfswoningen bevat artikel 10 een specifieke regeling. Artikel 11 Uitsluiting/Afstemming aanvullende werking Bouwverordening De gemeentelijke bouwverordening bevat voorschriften van stedenbouwkundige aard. Deze voorschriften zijn bedoeld als een soort vangnet, zodat op locaties waar geen of een gebrekkig bestemmingsplan geldt, er toch een minimale planologische regeling van toepassing is. Ingevolge artikel 9 van de Woningwet gaat het bestemmingsplan in beginsel voor op de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening, die niet met het bestemmingsplan overeenstemmen. Het artikel regelt tevens dat indien het bestemmingsplan het desbetreffende onderwerp niet regelt, de voorschriften van de bouwverordening juist blijven gelden tenzij het bestemmingsplan de bouwverordening expliciet buiten werking stelt. Bij globale plannen kan de consequentie hiervan zijn dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend gaat werken op het bestemmingsplan. In plaats van een globale regeling kan er zo een tamelijk onoverzichtelijke situatie ontstaan, waarbij de bouwmogelijkheden worden bepaald door een combinatie van plankaart, planvoorschriften en aanvullend werkende voorschriften uit de bouwverordening. Vandaar dat bij globale regelingen het raadzaam is de aanvullende werking van de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening expliciet uit te sluiten. Artikel 12 Beschrijving in hoofdlijnen In de beschrijving in hoofdlijnen zijn de beleidsintenties samengevat (en is aangegeven hoe hieraan − door middel van het bestemmingsplan − inhoud wordt gegeven (lid 1). In de leden 2, 3 en 4 is aangegeven welke maatregelen het gemeentebestuur nastreeft om buiten het bestemmingsplan om de beleidsintenties te realiseren. Hoofdstuk II Bestemmingsbepalingen Artikelen 13 t/m 34 Diverse bestemmingen op basis van het huidige gebruik In deze artikelen zijn de gronden bestemd overeenkomstig het huidige gebruik (daaronder begrepen voorgenomen gebruik waarvoor concrete, te honoreren plannen bestaan). Ter toelichting op diverse bestemmingsartikelen wordt voorts het volgende opgemerkt. Artikel 13 Agrarisch gebied met landschapswaarden (AL) De aanwezige agrarische bedrijfscentra zijn weergegeven door middel van bouwvlakken. Binnen deze bouwvlakken dienen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals sleufsilo's, mestsilo's, kuilvoerplaten alsmede de erfverharding te worden gesitueerd. Binnen het agrarische bouwvlak is geen regeling opgenomen voor de totale oppervlakte bebouwing. Per agrarisch bedrijf is een bedrijfswoning toelaatbaar. Indien al een tweede agrarische bedrijfswoning aanwezig is, is dit op de kaart aangegeven. Het oppervlak voor agrarische bedrijfswoningen mag maximaal 190 m² bedragen.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
77
Artikel 14 Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden (A) De bouw- en gebruiksmogelijkheden voor agrarische bedrijven gelegen in het gebied dat is bestemd als Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden, zijn over het algemeen gelijk aan de mogelijkheden binnen het Agrarisch gebied met landschapswaarden. Vanwege de aanwezige natuurwaarden is de teelt van ruwvoeder (mais) in dit deel van het plangebied uitgesloten. In de afweging bij vrijstellingen worden, in tegenstelling tot het agrarisch gebied met landschapswaarden (AL), de natuurwaarden zeer nadrukkelijk meegewogen. Artikel 15 Natuurgebied met recreatief medegebruik Deze bestemming is gegeven aan de gronden die zijn aangewezen als beschermd natuurmonument, in eigendom zijn van terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties en als natuurgebied worden beheerd. Agrarisch gebruik van gronden met de bestemming Natuurgebied met recreatief medegebruik voor zover het gebruik ten dienste staat van natuurbeheer. In het plan is aan grote delen van het water een natuurbestemming gegeven (subbestemming NRw). Bovendien zijn binnen de bestemming Natuurgebied bosschages en rietlandjes (subbestemming NRe) en het fort Spion (subbestemming NRc) opgenomen. Binnen de natuurgebieden bevinden zich enkele (recreatie)woningen, een kampeerterrein en een terrein voor incidenteel groepskamperen. Er is nadrukkelijk voor gekozen om deze functies op te nemen binnen de bestemming "Natuurgebied met recreatief medegebruik" en niet op te nemen binnen de betreffende bestemmingen. Bij de (recreatie)woningen gaat het om kleine woningen die in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid en die gelegen zijn te midden van rietkragen. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat rondom deze woningen een siertuin wordt aangelegd. Door deze (recreatie)woningen binnen de bestemming "Natuurgebied met recreatief medegebruik" onder te brengen, wordt dit voorkomen. Het kampeerterrein is gelegen binnen het fort. Ook hiervoor geldt dat het behoud van het fort voorop staat en het kampeerterrein de kwaliteiten van het fort in geen enkel opzicht mag schaden. Op het kampeerterrein mogen uitsluitend tenten worden geplaatst. Het groepskampeerterrein ten slotte wordt slechts incidenteel gebruikt en wordt beperkt tot het gebied dat is aangegeven met de nadere aanduiding (kg). De primaire functie blijft echter natuur. Artikel 16 Woondoeleinden Alle burgerwoningen en bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn als zodanig bestemd. Het maximale oppervlak van de woning is afhankelijk van de grootte van het bouwperceeloppervlak. Zo mag het bebouwd oppervlak inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bouwperceeloppervlak kleiner dan of gelijk aan 1.000 m² maximaal 150 m² bedragen en voor een bouwperceeloppervlak groter dan 1.000 m² maximaal 190 m². In het plangebied bevinden zich enkele woningen die in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid. Deze woningen zijn op de kaart aangeduid met de nadere aanduiding *. Voor aaneengebouwde en gestapelde woningen gelden afwijkende oppervlaktematen en gooten bouwhoogten. Woningen gelegen op de grens van of binnen de risicocontour van een risicovolle inrichting mogen niet worden uitgebreid of zodanig worden verplaatst, dat de afstand tot de risicovolle inrichting kleiner wordt. Om die reden is op gronden binnen de risicocontour de nadere aanduiding "afwijkende bouwmogelijkheden (ab)" opgenomen, waardoor woningen en aan- en uitbouwen niet op deze gronden mogen worden gebouwd. Artikel 20 Buitenplaats Deze bestemming is gegeven aan kasteel Sypesteyn en buitenplaats "De Negen Linden". Bebouwing is alleen toegestaan ter plaatse van het kasteel Sypesteyn (nadere aanduiding k) en ter plaatse van het hoofdgebouw en de bestaande bijgebouwen op "De Negen Linden" (nadere aanduiding h). Alleen voor een ondergeschikt gebouwtje van maximaal 6 m² is een uitzondering opgenomen. Bij kasteel Sypesteyn is binnen de bestemming Buitenplaats een museum, inclusief aan het museum verbonden kleinschalige detailhandel) en horeca in de vorm van een restaurant mogelijk gemaakt. De op "De Negen Linden" aanwezige paardij- en tennisbaan zijn voorzien van een aparte nadere aanwijzing. Dit om te voorkomen dat deze worden verplaatst of uitgebreid. De archeologische waarden ter plaatse van kasteel Sypesteyn, dat is aangewezen als archeologisch monument, worden beschermd in het kader van de Monumentenwet.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
78
Artikel 21 Bedrijventerrein Deze bestemming is gegeven aan het bedrijventerrein De Zodde. De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn afgestemd op de mogelijkheden ingevolge het vigerende bestemmingsplan. De vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen is in de voorschriften uitgesloten. Artikel 22 Bedrijfsdoeleinden De bestemming Bedrijfsdoeleinden is gegeven aan alle niet-agrarische bedrijven buiten bedrijventerrein De Zodde. Voor zowel de bestemming Bedrijventerrein als de bestemming Bedrijfsdoeleinden is gebruikgemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten (milieucategorieën). Verwezen wordt naar bijlage 2 van de plantoelichting. Op het bedrijf ter plaatse van Nieuw Loosdrechtsedijk 120 wordt een opslagtank voor vloeibaar propaan gerealiseerd. Het bedrijf valt niet onder het Besluit externe veiligheid en inrichtingen (Bevi), maar heeft wel plaatsgebonden risicocontouren die vallen buiten de grens van de inrichting. In het kader van externe veiligheid dienen dan ook bepaalde afstanden tot de opslagtank en de opstelplaats voor de tankauto in acht genomen te worden. Om te voorkomen dat de opslagtank en de opstelplaats binnen het bouwvlak worden verplaatst, en daarmee de aan te houden afstanden wijzigen, worden zowel de opslagtank als de opstelplaats met specifieke aanduidingen op de plankaart aangegeven. Uitsluitend ter plaatse van deze aanduidingen zijn een opslagtank voor propaan en een opstelplaats voor een tankauto toegestaan. Artikel 23 t/m 28 ( Kantoordoeleinden (K) t/m Recreatieve doeleinden, verblijfsrecreatie (Rv)) In deze artikelen zijn de gronden bestemd overeenkomstig het huidige gebruik (daaronder begrepen voorgenomen gebruik waarvoor concrete, te honoreren plannen bestaan). De functies zijn nader gespecificeerd door middel van subbestemmingen. In artikel 13 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de realisatie van de uitbreiding van de sportvelden aan de Rading. Voor wat betreft de regeling voor steigers, oeverbeschoeiingen en golfbrekers in artikel 28, is aangesloten bij de regeling uit het bestemmingsplan Plassengebied. In dit bestemmingsplan worden niet alleen steigers, maar ook oeverbeschoeiingen, golfbrekers en botenhuizen geregeld. Uitgangspunt van de regeling in artikel 28 is dat de bouw van steigers gekoppeld is aan waterbestemmingen, dus niet aan woonbestemmingen en dergelijke. De breedte van de steigers mag niet meer dan 1,2 m bedragen. Verder mag de bouw van oeverbeschoeiingen niet leiden tot verplaatsing van de oeverlijn. Botenhuizen worden niet toegestaan bij recreatieve woonverblijven en (recreatieve) woonboten. Artikel 31 Verkeersdoeleinden De openbare wegen zijn voorzien van de bestemming Verkeersdoeleinden. Een parkeerterrein is voorzien van een toepasselijke subbestemming. Artikel 32 Water (inclusief keurstroken) Deze bestemming is gegeven aan de grote wateren en aan de hoofdwatergangen, inclusief de daarbij behorende keurstroken. Op die manier wordt voorkomen dat de keurstroken zonder nadere afweging bebouwd kunnen worden. Andere in het plangebied aanwezige watergangen zijn niet apart bestemd. Artikel 33 Primair waterkeringdoeleinden Het bebouwen van de gronden met de medebestemming Primair waterkeringdoeleinden ten behoeve van samenvallende bestemmingen is uitsluitend toegestaan als hiervoor vrijstelling is verleend door burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders zijn verplicht advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering, voordat ze beslissen over het verzoek om vrijstelling. Er dient tevens ontheffing van de Keur te worden gevraagd. Artikel 34 Archeologisch waardevol gebied Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, is in dit artikel bepaald dat op deze locaties een vrijstelling voor bouwen voor daarmee samenvallende bestemmingen slechts mag worden verleend voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad. Daarnaast geldt er een aanlegvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
79
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover in geval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing. Een aanlegvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming. De gemeente is van oordeel dat deze werkzaamheden niet kunnen leiden tot aantasting van archeologische waarden. In het verlengde daarvan is een uitsluiting niet noodzakelijk. Voor archeologische monumenten is geen medebestemming Archeologisch waardevol gebied opgenomen. De waarden worden beschermd in het kader van de Monumentenwet. Vergroting bouwvlakken Binnen de bestemmingen Agrarisch gebied met landschapswaarden (AL) en Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden (A) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van het bouwvlak ten behoeve van agrarische bedrijven. Er is bewust voor gekozen om de mogelijkheid van vergroting van het bouwvlak niet te beperken tot volwaardige agrarische bedrijven; in beginsel komen ook agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd hiervoor in aanmerking. Planwijziging kan worden toegepast indien vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is om aan de milieuvoorschriften te kunnen voldoen, maar ook voor andere gevallen kan deze wijzigingsbevoegdheid worden toegepast, bijvoorbeeld om kleinschalig kamperen als neventak mogelijk te maken. Teneinde doorzichten op het achterliggende gebied veilig te stellen, is als voorwaarde opgenomen dat uitbreiding van het bouwvlak plaats dient te vinden aan de achterzijde van het bestaande bouwvlak. Neven- en vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken In de bestemmingsbepalingen is aangegeven welke nieuwe niet-agrarische functies binnen de bestemming en op de bouwvlakken toelaatbaar zijn en welke voorschriften daarbij gelden. Onderscheid wordt gemaakt in nevenfuncties en vervolgfuncties. Nevenfuncties zijn niet gekoppeld aan een maximumoppervlaktemaat; criterium is dat het gaat om functies die minder dan de helft van het inkomen van het betreffende bedrijf genereren. Verwezen wordt naar artikel 1. Voor nevenfuncties kunnen gebouwen worden opgericht, met dien verstande dat er geen nieuwe woningen mogen bijkomen. De voorschriften bevatten een uitzondering voor het onderbrengen van een extra woning in een monument indien dit betere garanties geeft voor behoud en/of herstel van het betreffende pand, uiteraard voor zover dit ook op grond van de Monumentenwet toelaatbaar is. Indien ter plaatse van agrarische bouwvlakken de agrarische functie een einde heeft genomen, zijn alternatieve functies (onder andere wonen, kinderboerderij, kantoren zonder baliefunctie, vergadercentrum) toelaatbaar na toepassing van planwijziging met inachtneming van de daarbij geldende voorschriften. Ingeval van vervolgfuncties op agrarische bouwvlakken dient echter wél gebruik te worden gemaakt van aanwezige bebouwing. Op dit uitgangspunt kan alleen een uitzondering worden gemaakt indien: sprake is van sanering van overbodige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing; in dat geval mag de nieuw op te richten bebouwing maximaal 200 m² bedragen. Er dient dan echter wel sprake te zijn van kwaliteitsverbetering, dat onder meer moet blijken uit een op te stellen (her)inrichtingsplan waarbij aandacht wordt besteed aan erfbeplanting en doorzichten. Ook ingeval van vervolgfuncties mogen er geen nieuwe woningen bijkomen, met uitzondering van een woning in een monument. Het plan voorziet niet alleen in niet-agrarische functies in combinatie met agrarische bedrijfsvoering of in de plaats hiervan. Het plan voorziet ook in de mogelijkheid van vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met een andere dan een agrarische bestemming. Hierbij is onder andere rekening gehouden met de vestiging van nieuwe niet-agrarische bedrijven op bedrijventerrein De Zodde en op bestaande bouwvlakken met de bestemming Bedrijfsdoeleinden. In dit verband is de Staat van Bedrijfsactiviteiten van belang. Hiermee kan worden voorkomen dat zich in het plangebied bedrijven vestigen die daar qua milieuhinder niet thuishoren. Onder de Staat van Bedrijfsactiviteiten vallen geen detailhandels- of horecabedrijven dan wel seksinrichtingen. Deze zijn als nieuwe functie dus uitgesloten.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
80
Aanlegvoorschriften Om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de daaraan gegeven bestemming en om een reeds gerealiseerde bestemming te beschermen, kunnen bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden aan een vergunning worden gebonden (aanlegvergunning). Aanlegvoorschriften zijn zinvol voor activiteiten, waarbij niet bij voorbaat vaststaat of zij wel of niet in strijd met de bestemming zijn. De aanlegvoorschriften maken het dan mogelijk om de voorgenomen ingreep van geval tot geval te beoordelen. Maar aanlegvoorschriften zijn alleen effectief wanneer zij op draagvlak steunen en − ook daardoor − handhaafbaar zijn. Het opnemen van aanlegvoorschriften dient derhalve selectief te gebeuren, aangezien in de praktijk is gebleken dat een veelheid aan aanlegvoorschriften voor alle mogelijke activiteiten de handhaafbaarheid (en dus ook de geloofwaardigheid van beleid) niet ten goede komt. Verder dient alleen een aanlegvergunning te worden voorgeschreven voor ingrepen die voorwaardelijk toelaatbaar zijn te stellen. Indien een absoluut verbod op zijn plaats is, behoort de desbetreffende ingreep onder de gebruiksverboden van het bestemmingsplan te vallen. In dit verband is ook van belang dat het bestemmingsplan één van de instrumenten is die kunnen worden ingezet ter bevordering van ecologische, landschappelijke en milieukwaliteiten. Andere instrumenten betreffen onder meer het Programma Beheer de Keur van het waterschap. Gezien de beschikbaarheid van verschillend instrumentarium is het gewenst het bestemmingsplan slechts in te zetten waar andere instrumenten niet beschikbaar zijn of − gelet op de belangen die aan de orde zijn − tekortschieten. Wat de toelaatbaarheidscriteria betreft, wordt erop gewezen dat aanvragen vergezeld dienen te gaan van een (inrichtings)plan. Hierdoor ontstaat een concreet afwegingskader bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de desbetreffende ingreep. Er is bij de aanlegvoorschriften uitdrukkelijk rekening gehouden met de diverse kwetsbaarheden en gebiedskarakteristieken in de onderscheiden gebieden en − in relatie daarmee − met de belangen van de landbouw. Wat betreft kleinschalige natuurontwikkeling wordt het volgende opgemerkt. Omdat kleinschalige natuurontwikkeling in het plangebied van invloed kan zijn op de waarden van natuur en landschap, is dit afweegbaar gesteld door middel van het vereiste van een aanlegvergunning. De aanvaardbaarheid van werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor kleinschalige natuurontwikkeling, zoals het graven van oppervlaktewater of het aanbrengen van opgaande beplantingen, worden in het kader van de aanlegvergunning beoordeeld. Hoofdstuk III Flexibiliteitbepalingen Artikel 35 Algemene vrijstellingsbepaling In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre vrijstelling kan worden verleend voor geringe afwijkingen van de bouwvoorschriften (maatvoering), voor zover al niet elders in de planvoorschriften in afwijkingen is voorzien. Overigens bestaat er een aantal bouwwerken dat los van het bestemmingsplan gebouwd kan worden en waarvoor een algemene vrijstellingsbevoegdheid (zoals voorheen te doen gebruikelijk) geen zin meer heeft. Het betreft hier zogenaamde vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 43 van de Woningwet. Artikel 37 Procedureregels Op 1 januari 1994 zijn de eerste en tweede tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. De Wet op de Ruimtelijke Ordening is in het kader van de bijbehorende aanpassingswetgeving dientengevolge gewijzigd. Invoering van de Awb betekent voor het bestemmingsplan vooral een aanpassing van de procedures met betrekking tot de voorbereiding en totstandkoming van besluiten. Zo dienen, als gevolg van de invoering van de Algemene wet bestuursrecht, bij de voorbereiding van besluiten bepaalde procedurevoorschriften in acht te worden genomen. De belangen en rechtsbescherming van de burgers zijn hierdoor beter gewaarborgd. Ook op basis van het bestemmingsplan worden besluiten genomen. Een voorbeeld hiervan zijn wijzigingsplannen ex artikel 11 WRO.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
81
Teneinde rechtsbescherming te waarborgen is in onderhavig artikel bepaald dat bij de voorbereiding van besluiten waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 11 WRO, de openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is. Hoofdstuk IV Overige bepalingen Artikel 38 Gebruiksbepaling In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. Lid 2 bevat de zogenaamde "toverformule", door middel waarvan vrijstelling van de algemene gebruiksverboden kan worden verleend. Artikel 39 Overgangsbepalingen Artikel 39 bevat het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is eveneens neergelegd in artikel 37. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met vrijstelling van burgemeester en wethouders. Artikel 40 Strafbepaling Het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming, alsmede het verrichten van vergunningplichtige werken of werkzaamheden zonder vergunning, is strafbaar en kan worden bestraft met een geldboete van de derde categorie dan wel met een hechtenis van ten hoogste 6 maanden. Artikel 41 Titel Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
82
7. Economische uitvoerbaarheid Binnen het plangebied dienen zich geen situaties of ontwikkelingen aan die in opdracht en/of ten laste van de gemeente zullen worden gerealiseerd. Gelet hierop kan worden afgezien van onderzoek zoals bedoeld in artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
83
Economische uitvoerbaarheid
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
84
84
8. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
85
Van 15 mei 2006 tot 24 juni 2006 heeft het voorontwerpbestemmingsplan "Loosdrecht Landelijk gebied Noordoost" ter inzage gelegen. Op dinsdag 13 juni 2006 is er een inloop-/informatieavond gehouden. In deze periode en op deze avond zijn betrokkenen en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om te reageren op de inhoud van het voorontwerpbestemmingsplan. Van 57 personen is een reactie ontvangen. Daarnaast zijn er situaties in het voorontwerpbestemmingsplan tussentijds gewijzigd. Deze wijzigingen zijn eveneens ambtshalve meegenomen. Het voorontwerpbestemmingsplan is op 15 mei 2006 aan diverse instanties toegezonden in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Van 18 instanties is een reactie ontvangen. De resultaten van inspraak en overleg zijn opgenomen in een afzonderlijke nota Inspraak en overleg (28 maart 2007). Voor de beantwoording van de reacties, de ambtshalve aanpassingen en de voorgestelde wijzigingen van het voorontwerpbestemmingsplan wordt kortheidshalve naar deze nota verwezen.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
85
bijlagen bij de toelichting
Bijlage 1. Rijksmonumenten in het plangebied Opgenomen in het register ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 Nieuw-Loosdrecht Adres:
Omschrijving:
Nieuw Loosdrechtsedijk 15 Nieuw Loosdrechtsedijk 21 Nieuw Loosdrechtsedijk 47-49 Nieuw Loosdrechtsedijk 57 Nieuw Loosdrechtsedijk 63 Nieuw Loosdrechtsedijk 91 Nieuw Loosdrechtsedijk 105 Nieuw Loosdrechtsedijk 169 Nieuw Loosdrechtsedijk 171 Nieuw Loosdrechtsedijk 8 Nieuw Loosdrechtsedijk 14-16-18 Nieuw Loosdrechtsedijk 152 Nieuw Loosdrechtsedijk 150 Nieuw Loosdrechtsedijk 150 Nieuw Loosdrechtsedijk 150 Nieuw Loosdrechtsedijk 146 Nieuw Loosdrechtsedijk 146 Nieuw Loosdrechtsedijk 148 Nieuw Loosdrechtsedijk 148
Tolhuis, 19e eeuw Landhuis, 19e eeuw Boerderij, dwarshuis, 17e eeuw Boerderij, gepleisterd langhuis Boerderij, gepleisterd langhuis Boerderij, 17e eeuws Boerderij, langhuis, 18e eeuw Oude pastorie, 18e eeuw Driebeukige kerk met toren, 15e eeuw Hoekhuis, 19e eeuw Boerderij, langhuis, 18e eeuw Laag gepleisterd huis Kasteel Sypesteyn, 13e eeuw Poort Duiker Portierswoning Duiker Koetsierswoning Waterput
Oud-Loosdrecht Adres:
Omschrijving:
Oud Loosdrechtsedijk 1 Oud Loosdrechtsedijk 12-14 Oud Loosdrechtsedijk 15 Oud Loosdrechtsedijk 21-25 Oud Loosdrechtsedijk 27 Oud Loosdrechtsedijk 29-31 Oud Loosdrechtsedijk 30-34 Oud Loosdrechtsedijk 33 Oud Loosdrechtsedijk 42 Oud Loosdrechtsedijk 65a-65b Oud Loosdrechtsedijk 69-71 Oud Loosdrechtsedijk 75-77 Oud Loosdrechtsedijk 111-113 Oud Loosdrechtsedijk 127-129 Oud Loosdrechtsedijk 129a Oud Loosdrechtsedijk 209 Oud Loosdrechtsedijk 253 Oud Loosdrechtsedijk 263-265 Oud Loosdrechtsedijk 86 Oud Loosdrechtsedijk 230
Gepleisterde dwarshuis, 18e eeuw Boerderij, 19e eeuw Laag dwarshuis, 18e eeuw Boerderij, langhuis, 18e eeuw Boerderij, langhuis, 18e eeuw Laag gepleisterde woning, 18e eeuw Lage gepleisterde boerderij, dwarshuis Dwarshuis, 17e eeuw Dwarshuis, gepleisterd, rechte lijstgevel, 18e eeuw Gepleisterd langhuis, 18e eeuw Boerderij, dwarshuis, 17e eeuw Laag gepleisterde woning, 18e eeuw Lage woning Lage woning, 18e eeuw Dwarshuis, omstreeks 1800 Boerderij, 17e eeuw Laag gepleisterde woning, 18e eeuw Lage woning, 18e eeuw Boerderij, gepleisterd langhuis, 18e eeuw Ned. Herv. Kerk, 1843
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
1
Opgenomen in het register ingevolge artikel 10 van de Monumentenwet Nieuw-Loosdrecht Adres:
Omschrijving:
Nieuw Loosdrechtsedijk 9-13 Nieuw Loosdrechtsedijk 27 Nieuw Loosdrechtsedijk 31-37 Nieuw Loosdrechtsedijk 87-89 Nieuw Loosdrechtsedijk 139-141 Nieuw Loosdrechtsedijk 173 Nieuw Loosdrechtsedijk 175 Nieuw Loosdrechtsedijk 179-181 Nieuw Loosdrechtsedijk 42 Nieuw Loosdrechtsedijk 56 Nieuw Loosdrechtsedijk 86 Nieuw Loosdrechtsedijk 94 Nieuw Loosdrechtsedijk 160-162 Nieuw Loosdrechtsedijk 164-166 Nieuw Loosdrechtsedijk 232
Lage woning, 18e eeuw Boerderij, klein dwarshuis, 18e eeuw Boerderij, langhuis Boerderij, gepleisterd dwarshuis Pand met gepleisterde topgevel, 18e eeuw Boerderij, 18e eeuw Boerderij, langhuis, 18e eeuw Boerderij, langhuis, 18e eeuw Boerderij, gepleisterd langhuis, 18e eeuw Boerderij, gepleisterd langhuis Boerderij, dwarshuis, 17e eeuw Boerderij, langhuis, 18e eeuw Laag gepleisterde woning, 18e eeuw Lage woning met topgevel Boerderij, gepleisterd langhuis
Oud-Loosdrecht Adres:
Omschrijving:
Oud Loosdrechtsedijk 7-9 Oud Loosdrechtsedijk 13 Oud Loosdrechtsedijk 35 Oud Loosdrechtsedijk 91 Oud Loosdrechtsedijk 98 Oud Loosdrechtsedijk 226-228
Landhuis, 18e eeuw Gepleisterde dwarshuis, 18e eeuw Gepleisterd langhuis, 18e eeuw Lage woning, 18e eeuw Gepleisterd langhuis Dwarshuis, 17e eeuw
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
2
Bijlage 2. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten en aanpak milieuzonering Inleiding In dit bestemmingsplan is voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten een milieuzonering toegepast, gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar); verkeersaantrekkende werking. Doel van de Staat en gebruikte bronnen De in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten is primair bedoeld voor lokale en regionale bedrijventerreinen (en dus in mindere mate voor grootschalige industrieterreinen met zware industrie) al dan niet in combinatie met verspreid gesitueerde bedrijfsbestemmingen. Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001 (de zogenaamde "basiszoneringslijst"). In deze lijst zijn voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld (in 10 stappen oplopend van 0 tot 1.500 m). Tevens is met een index aangegeven in welke mate rekening moet worden gehouden met verkeersaantrekkende werking. Toepassing van de richtafstanden is gewenst om het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in ruimtelijk spoor te voorkomen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd. Om tot een praktisch goed bruikbare Staat van Bedrijfsactiviteiten te komen is de basiszoneringslijst van de VNG op de volgende punten nader bewerkt en aangevuld: De VNG-lijst benoemt richtafstanden voor alle denkbare activiteiten. In de staat zijn alleen die activiteiten geselecteerd die op een bestemming "Bedrijfsdoeleinden" kunnen voorkomen. Andere activiteiten, zoals horeca of recreatie, krijgen een eigen bestemming; bij het toekennen van deze andere bestemmingen wordt op een andere wijze rekening gehouden met mogelijke milieuhinder van deze functies. In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden ondergebracht in 6 categorieën. Met name voor de categorieën 3 en 4 blijkt dit in de praktijk op lokale en regionale bedrijventerreinen vaak onhandig te zijn. Er moet dan zonder nadere noodzaak altijd worden uitgegaan van de grootste afstand binnen deze categorie. Om een meer gedifferentieerde milieuzonering mogelijk te maken zijn de categorieën 3 en 4 − overeenkomstig de richtafstanden van de basiszoneringslijst − onderverdeeld in 2 subcategorieën (categorieën 3.1 en 3.2 respectievelijk 4.1 en 4.2). Hierdoor wordt meer duidelijkheid gegeven over de aan te houden richtafstanden. De basiszoneringslijst gaat in het algemeen uit van relatief grote bedrijven en houdt daardoor weinig rekening met de specifieke situatie van kleinere en daardoor veelal minder hinderlijke bedrijven die veelvuldig op lokale bedrijventerreinen, in dorpskernen en dergelijke voorkomen. De praktijk leert dat deze kleinere bedrijven, uitgaande van de basiszoneringslijst, zonder milieuredenen zouden worden uitgesloten van de vestiging op dergelijke locaties; of dat ten behoeve van de vestiging onnodige vrijstellingsprocedures zouden moeten worden doorlopen. Ook het tegenovergestelde komt voor; bij de categorie-indeling van de basiszoneringslijst wordt in dergelijke gevallen uitgegaan van een te lage categorieindeling. De feitelijke milieuhinder, veroorzaakt door de betreffende bedrijven, is in de praktijk hoger. Voor de meest voorkomende bedrijfstypen is daarom in deze staat op basis van
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
1
-
-
-
andere literatuurbronnen en praktijkervaringen een nadere differentiatie naar bedrijfsgrootte toegepast1). Incidenteel komt ook het tegenovergestelde voor, namelijk dat de feitelijke hinder/richtafstand groter is dan de basiszoneringslijst aangeeft. Voor de betreffende bedrijven is de categorie-indeling op grond van veelvuldige praktijkervaringen2) aangepast. Ter verduidelijking van de informatie in de basiszoneringslijst zijn de "grote lawaaimakers" zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder ondergebracht in afzonderlijke categorieën (categorieën 4.1A tot en met 6A). Dit om voor iedereen duidelijk te maken welke activiteiten alleen op terreinen met een vastgestelde geluidszone zijn toegestaan. Daarmee wordt voorkomen dat bedrijven, burgers en handhavers twee afzonderlijke lijsten moeten raadplegen. Als bron hiervoor zijn de basiszoneringslijst en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer gehanteerd. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangegeven welke milieuaspecten (mede) maatgevend zijn voor de categorie-indeling. Een milieuaspect is als (mede) maatgevend aangemerkt, indien voor dat aspect in de basiszoneringslijst van de VNG de grootste richtafstand voor de desbetreffende bedrijfsactiviteiten is genoemd.
Criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven in standaardsituaties De hier gebruikte lijst deelt de bedrijfsactiviteiten conform de VNG-publicatie in 6 gewone categorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op activiteiten die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 heeft betrekking op zeer zware industrie. De richtafstanden en de indices voor de verkeersaantrekkende werking uit de VNG-publicatie kunnen ten behoeve van de meest gebruikelijke toepassing in bestemmingsplannen worden vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid: categorie 1:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.
categorie 2:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. In niet-gemengde gebieden geldt een afstandsindicatie van 30 m.
categorie 3:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en in verband met de verkeersaantrekkende werking dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingswegen: . subcategorie 3.1: gescheiden door een weg of een groenstrook (afstandsindicatie 50 m); . subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 m).
categorie 4:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn: . subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 m; . subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 m. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (afstandsindicaties van bedrijven uit categorie 5: 500 - 1.000 m, categorie 6: 1.500 m).
categorieën 5 en 6:
1) Het gaat daarbij vooral om kleinere aannemingsbedrijven, timmer- en constructiewerkplaatsen, transportbedrijven en handelsbedrijven. Voor de aangepaste inschaling zijn de volgende bronnen gebruikt: Publicaties van het Ministerie van VROM over geluidsproductie en richtafstanden van bedrijven en installaties, AmvB's op basis van de Wet milieubeheer, planologische kengetallen, Inspectiewijzer Milieuhygiëne. In alle gevallen waarbij de bedrijvenlijst van de VNG is aangevuld of bewerkt, is de ruimtelijk relevante hinder als doorslaggevende factor gehanteerd. 2) Zo heeft de praktijk bijvoorbeeld geleerd dat transportbedrijven waar vrachtauto's met draaiende koelinstallaties worden gestald (aanzienlijk) meer hinder kunnen veroorzaken dan de VNG-lijst vermeldt. Hetzelfde geldt voor grootschalige loonbedrijven.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
2
De bedrijfsactiviteiten uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A komen voor wat betreft de mate van hinder en gewenste afstand overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6, maar zijn alleen toelaatbaar indien rond het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 en 53 van de Wet geluidhinder is vastgesteld. Afwijkende gebiedstypen De bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid gaan (behalve voor categorie 2) uit van zonering ten opzichte van een "rustige woonwijk". Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen worden afgeweken van de richtafstanden. Daarbij is van belang te constateren dat de VNG-publicatie richtafstanden zijn; door hiervan uit te gaan kan het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor worden voorkomen. De praktijk leert echter dat het ontstaan van daadwerkelijke knelpunten voor alle milieuaspecten (behalve gevaar) door toepassing van gerichte maatregelen in het milieuvergunningenspoor ook bij kleinere afstanden goed kan worden voorkomen. Bij de toepassing van dit principe met gebruikmaking van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten worden de volgende uitgangspunten bij afwijkende gebiedstypen gehanteerd: leidraad is de aanbeveling van de VNG om afwijkingen van richtafstanden naar beneden (dus toepassing van een kortere afstand dan de richtafstand) in beginsel te beperken tot één afstandsstap (dus bijvoorbeeld van 100 naar 50 m); de richtafstanden worden voor alle milieuaspecten in gelijke mate verlaagd. In de onderstaande tabel worden de meest voorkomende gebiedstypen omschreven waar een afwijking van de richtafstanden veelal gewenst is. De tabel geeft echter alleen een richtsnoer. Elke situatie is anders en vereist maatwerk. Per plan moet de aanpak in de plantoelichting nader worden beoordeeld en gemotiveerd. gebiedstype
toegestane afwijking
motivatie
1a.
gebied waar functiemenging verlaging richtafstanden wordt nagestreefd (bijvoorbeeld met 1 afstandsstap nieuw woongebied met toevoeging van bedrijvigheid)
kortere afstand is aanvaardbaar in het belang van functiemenging (levendigheid, handhaving bestaande woningen)
1b.
verspreid gesitueerde woningen idem in een gebied met functiemenging en/of op locaties met andere verstoringsbronnen (bijvoorbeeld gesitueerd langs drukke wegen)
er is al sprake van een verhoogd hinderniveau
2.
stiltegebied/verstoringsgevoelig natuurgebied
verhoging richtafstanden met 1 afstandsstap
voor stiltegebieden en (zeer) verstoringsgevoelige natuurgebieden geldt in beginsel een strengere norm voor geluid (40 dB(A)) dan voor een rustig woongebied (45 dB(A))
Een specifiek geval vormen daarnaast bedrijfswoningen op bedrijventerreinen. In navolging van het beleid van onder andere de provincie Zuid-Holland, wordt het uitgangspunt gevolgd dat bedrijfsgebonden woningen desgewenst kunnen worden toegestaan op bedrijventerreinen waar maximaal activiteiten uit categorie 3.1 zijn toegelaten. Opzet van de Staat In de Staat zijn twee verschillende soorten categorie-indelingen toegepast (zie ook de inhoudsopgave): indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I); indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II). In beginsel zijn beide indelingen van toepassing. De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is, net als in de VNG-publicatie, gebruikgemaakt van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993. In de praktijk kan het voorkoToelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
3
men dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In beginsel geldt dan de hoogste categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen/-activiteiten duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet. De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd gekoppeld aan de indeling volgens hoofdstuk I en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die vanwege een zeer groot vermogen onder de "grote lawaaimakers" (A-categorieën) vallen en om bedrijfsactiviteiten die in de indeling volgens hoofdstuk I de aanduiding * hebben gekregen. De laatstgenoemde aanduiding is gebruikt bij bedrijven waar vaak kleinere, weinig hinderlijke activiteiten voorkomen die op deze wijze rechtstreeks in een lagere categorie kunnen worden ingeschaald. Bij deze activiteiten is het aspect geluid bepalend en daarom geeft het elektromotorisch vermogen een betere maat voor de hinderlijkheid dan bijvoorbeeld het bedrijfsoppervlak. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In het bedrijvenartikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3); bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1).1) Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op de in de Staat aangegeven maatgevende milieuaspecten. Voor de bedrijven uit de A-categorieën is alleen maar een vrijstelling mogelijk voor de indeling in een lagere A-categorie. Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via bovengenoemde vrijstellingsmogelijkheid een categorie lager in te delen. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
1) Volgens vaste jurisprudentie is toepassing van een dergelijke vrijstellingsmogelijkheid zelfs verplicht.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
4
Bijlage 3. Inventarisatie van niet-agrarische bedrijven straat
De Zodde
nr.
naam en aard van het bedrijf
S.B.I. code
categorie S.v.B.
74.7
3.1
totaal opgesteld motorisch vermogen
algemene toelaatbaarheid
1a
Grodijk Dienstverlening
2
Two X Nederland, opslag
3.1
3
Kantoorruimten diverse bedrijven
-
-
3.1
Espanantal Mediterrane producten
-
-
3.1 2
opmerkingen/bijzonderheden/ eventuele klachten
Schoonmaakbedrijf
3.1
bestemmingsregeling BT(3.1) BT(3.1)
Kantoren van Forbo decor, Audio import, Ranca
BT(3.1) BT(3.1)
50.3
2
5
Klassieke volvo's Loosdrecht Haselhof P. Stevens Sierstaal
28.52
2
7
Loodgietersbedrijf W. van Zoomeren
45.3
2
3.1
8
Drukkerij Ten Herkel
22.2
-
2
9
Harmsen Bouwbedrijf
45.1/45.2
2
3.1
BT(3.1)
9
Pedicure Harmsen
-
-
3.1
BT(3.1)
11
Transportbedrijf AMKO
60.2
3.1
3.1
BT(3.1)
12
Zeilmakerij Victorie
17.4
3.1
2
BT(2)z
13
Lamme Transportbedrijf
60.2
3.1
3.1
BT(3.1)
13
The phone house
-
-
3.1
BT(3.1)
4
14
Euro mediair
16
Handelsonderneming Schoonneveld agenturen G. Pauka, Grafische projecten Diverse kantoren
18
W. Molenkamp, Auto- en botenverzorgingsbedrijf
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
< 20 kW
3.1
Opp < 2.000 m²
BT(2)
Constructiewerkplaats en verkoop van sierstaal
BT(3.1) BT(3.1)
Offsetdrukkerij zonder rotatiepersen
BT(2)
2
2
51.7
2
2
Opslag voor distributie
BT(2) BT(2)
74.8
2
2
Fotostudio
BT(2)
-
-
2
BT(2)
50.1
2
2
Kantoren van Altap, Inc Agency, Electrotechnisch adviesbureau Lichte reparaties
BT(2)
1
straat
nr.
naam en aard van het bedrijf
S.B.I. code
categorie S.v.B.
totaal opgesteld motorisch vermogen
algemene toelaatbaarheid
opmerkingen/bijzonderheden/ eventuele klachten
bestemmingsregeling
De Zodde
20
Ingenieursbureau Vermeulen
-
-
2
Kantoor
BT(2)
's-Gravelandsevaartweg
1
J. van Gent, Motorsloepen bv
35.1
3
2
Assemblage van kunststof sloepen
BT(2)sch
3
51.7
2
2
4
Opslag diverse materialen (hout, tegels) Mogano Shipbuilding
35.1
3.1
2
40
Veldhuizen, wagenbouw
34.2
58
Kinderevenementenbedrijf
62
Hyclass
62
Vijzelgemaal
72/74
Caravanstalling
Nieuw Loosdrechtsedijk
BT(2) BT(3.1) Bouw en verhuur van stalen aanhangwagens
B(2)
2
B(2)
50.1/50.2
2
2
B(2)
-
-
-
Bgm
63.2
2
2
B(2)
72/74
Zonwering: herstel en opslag
achter 76
Carwash Loosdrecht
82a
H. Lamme Autoherstelinrichting
50.1
3.2
2
82b
M. Lamme Fotostudio
74.8
2
2
B(2)
103/105
2
2
B(2)
71.31
3.1
2
B(2)vg
111
Timmerwerkplaats en opslag t.b.v. aannemersbedrijf J. Cluysenaar verhuur grondverzetmachines H. v/d Wetering garagebedrijf
50.1/50.2
2
117
De nieuwe bakker
15.81
2
2
120
P. van Reenen, (propaan vulstation, technische gassen, lasapparatuur, lastoevoegselen)
51.51/51.6
2/3.2
2
122
Caravanstalling
63.2
2
2
137
Bakker bouwbedrijf
45.1/45.2
2
2
B(2)
2
2
B(2)
107
2 50.1/50.2
achter 149
Toelichting voorontwerpbestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 28 mei 2008
2
B(2)
2
B(2) Inclusief plaatwerkerij en spuiterij
B(2)au
B(2) B(2) Opslag diverse gassen (onder andere B(2)gg propaan, butaan, protegon, stikstof, zuurstof). Opslagcapaciteit groter dan 10 m3 B(2)
2
S.B.I. code
categorie S.v.B.
J. Lamme autohandel en reparatie
50.1/50.2
2
2
B(2)
H. Hennipman aannemer
45.1/45.2
2
2
B(2)
2
B(2)
algemene toelaatbaarheid
opmerkingen/bijzonderheden/ eventuele klachten
bestemmingsregeling
nr.
167 Nieuw Loosdrechtsedijk
172 178
ALC van Urk
50.1/50.2
1
H.S. Bruinsma, fabricage luidsprekers
28.1
3
2
35
Agrarisch loonbedrijf
01.4
3.1
2
B(2)l
36
Veevoederbedrijf
51.21/51.22
3.1
2
B(2)ve
42a
3
2
B(2)gma
46a
Groothandel in kranen en grondverzetmachines Zeilmakerij
17.4/ 17.5
3.1
2
B(2)z
54
Hondenhotel
-
-
2
B(2)
55
B. en B. Coatswork Autoherstelinrichting Ferrera Loosdrecht BV autoverkoop
50.1
2
2
50.1
2
2
B(2)
61
Beekes stoffeeratelier
36.1
2
2
B(2)
62
W. Veldhuizen garagebedrijf
50.1
2
2
B(2)
68
Mur warme bakker
15.81
2
2
B(2)
100a
Trevi fonteinen (maken)
36.6
3.1
2
112c en d
Diverse handelsbedrijfjes
2
2
B(2)
112
Global security agency
2
2
B(2)
2
2
B(2)
Transportbedrijf met hijskraan voor het vervoer van boten
2
2
B(2)
Oud Loosdrechtsedijk
56a
naam en aard van het bedrijf
totaal opgesteld motorisch vermogen
straat
118 Tjalk
achter 2
Toelichting voorontwerpbestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 28 mei 2008
Elektromotorisch vermogen <300, < 100 of < 20 kW
Geen spuiterij of plaatwerkerij
Kantoor, showroom en montagehal
B(2)flh
B(2)
B(2)fw
3
Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit B4.1. Beleidskader en normstelling In paragraaf 3.7.1 zijn de hoofdpunten van de geldende wetgeving voor luchtkwaliteit beschreven. In deze bijlage worden enkele aanvullende punten uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna Blk) nader benoemd. Besluit luchtkwaliteit Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit het Blk1). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit het Blk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. Meetregeling luchtkwaliteit 2005 Op grond van het Blk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Meetregeling is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Wijdemeren bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 5 μg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. Meet- en rekenvoorschrift 2006 De regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit staan beschreven in het Meet- en rekenvoorschrift 2006. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende situaties (binnenstedelijk, buitenstedelijk en industriële bronnen), per situatie is bepaald welke standaardrekenmethode (SRM) gebruikt mag worden. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het ministerie van VROM. In het Meet- en rekenvoorschrift is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond.
B.4.2. Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit In het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve zal er ook geen verkeersaantrekkende werking zijn. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan wat de luchtkwaliteit binnen het plangebied is. Onderzoeksmethode De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma2). Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit in binnenstedelijke situaties met enige vorm van bebouwing. Hoewel het plangebied niet als zodanig kan worden aangeduid is het programma toch gebruikt om een indicatief beeld te geven van de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Het CAR-programma kan berekeningen uitvoeren voor de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR II-programma is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m. De berekende concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden.
1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn. 2) Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 6.1.1., juli 2007. Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
1
Om de situatie met betrekking tot luchtkwaliteit in het plangebied in beeld te brengen zijn luchtkwaliteitberekeningen uitgevoerd langs de weg met de grootste verkeersintensiteit (Oud Loosdrechtsedijk, op 5 m afstand vanaf de wegas). De concentratie luchtverontreinigende stoffen ter plaatse kan als worst case-situatie worden beschouwd voor de situatie met betrekking tot luchtkwaliteit langs andere wegen in het plangebied (maatgevende situatie). Invoergegevens De verkeersintensiteiten op de Oud Loosdrechtsedijk zijn weergegeven in tabel B4.1. De verkeersgegevens zijn gebaseerd op tellingen (verwezen wordt naar de verkeersgegevens in paragraaf 3.6.1 en 3.6.2). Er wordt voor de toekomst uitgegaan van een autonome groei van het autoverkeer van 1% per jaar. Tabel B4.1 Verkeersintensiteit op de Oud Loosdrechtsedijk (in mvt/etmaal) straatnaam Oud Loosdrechtsedijk
2007 9350
2010 9.650
2017 10.350
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de Rijksdriehoekscoördinaten voor het wegvak, de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Conform het Meet- en rekenvoorschrift 2006 wordt de concentratie van stikstofdioxiden (NO2) bepaald op maximaal 5 m van de wegrand. Voor fijn stof (PM10) geldt hiervoor een afstand van maximaal 10 m. De betreffende invoergegevens zijn weergegeven in tabel B4.2. Tabel B4.2 Invoergegevens straatnaam
Oud Loosdrechtsedijk
voertuigverdeling (licht/middelzwaar / zwaar verkeer) 0,953/0,036/0,011
wegtype
snelheidstype
bomenfactor
3a
buitenweg
1
Berekeningsresultaten In tabel B4.3 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing binnen het plangebied weergegeven voor 2007, 2010 en 2017. Op grond van het Blk mag voor fijn stof de bijdrage van zeezout worden afgetrokken van de berekende waarden. Tabel B4.3 Berekeningsresultaten* weg
in 2007 Oud Loosdrechtsedijk in 2010 Oud Loosdrechtsedijk in 2017 Oud Loosdrechtsedijk
* **
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in μg/m³)
fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in μg/m³)
fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen p.j.)
29,2**
23,5
19
26,8
20,7
11
21,5
18,7
7
Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof. Deze grenswaarde is in 2007 nog niet in werking getreden.
Uit het onderzoek blijkt dat direct langs de drukste weg binnen het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Blk. Ook in de rest van het plangebied zullen geen grenswaarden worden overschreden.
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
2
Bijlage 5. Geluidsberekeningen wegverkeerslawaai SRM I
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
1
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
2
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
3
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
4
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
5
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
6
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
7
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
8
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
9
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
10
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
11
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
12
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
13
Bijlage 6. Voertuigverdelingen Oud Loosdrechtsedijk avond nacht
etmaal
1,60%
1,30%
1,60%
1,40%
95,00%
96,90%
93,70%
95,10%
middelzware motorvoertuigen
2,40%
1,50%
3,60%
2,20%
zware motorvoertuigen
1,00%
0,30%
1,10%
1,30%
uurpercentages ten opzichte van etmaal
7,1%
2,4%
0,6%
voertuigverdeling
dag
voertuigverdeling motoren lichte motorvoertuigen
motoren
dag
Nieuw Loosdrechtsedijk avond nacht
etmaal
1,00%
1,00%
1,00%
2,00%
93,00%
97,00%
97,00%
93,00%
middelzware motorvoertuigen
3,00%
1,00%
2,00%
3,00%
zware motorvoertuigen
3,00%
1,00%
0,00%
2,00%
uurpercentages ten opzichte van etmaal
7,2%
2,3%
0,6%
voertuigverdeling
dag
lichte motorvoertuigen
motoren
's Gravenlandsevaartweg avond nacht
etmaal
1,40%
0,80%
1,00%
1,10%
90,50%
96,50%
94,30%
91,30%
middelzware motorvoertuigen
4,70%
1,70%
3,50%
4,40%
zware motorvoertuigen
3,40%
1,00%
1,20%
3,20%
7,0%
2,4%
0,7%
lichte motorvoertuigen
uurpercentages ten opzichte van etmaal
voertuigverdeling motoren
dag
Molenmeent avond nacht
etmaal
1,30%
1,00%
1,60%
1,20%
95,20%
97,50%
95,10%
95,40%
middelzware motorvoertuigen
2,40%
1,00%
2,20%
2,20%
zware motorvoertuigen
1,10%
0,50%
1,10%
1,20%
uurpercentages ten opzichte van etmaal
7,1%
2,5%
0,6%
voertuigverdeling
dag
avond
Horndijk nacht
etmaal
2,00%
1,00%
0,00%
1,50%
94,00%
99,00%
98,00%
95,10%
middelzware motorvoertuigen
3,00%
0,00%
2,00%
2,20%
zware motorvoertuigen
1,00%
0,00%
0,00%
1,20%
7,1%
2,4%
0,7%
lichte motorvoertuigen
motoren lichte motorvoertuigen
uurpercentages ten opzichte van etmaal
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
1
Bijlage 7. Ruimtelijke onderbouwing 's-Gravenlandsevaartweg
Toelichting bestemmingsplan Loosdrecht, landelijk gebied Noordoost, gemeente Wijdemeren 272.10842.00 / 29 mei 2008
1
wijdemeren 's gravelandsevaartweg
ruimtelijke onderbouwing voor vrijstelling ex artikel 19 lid 1 van het bestemmingsplan landelijk gebied loosdrecht
opdrachtgever nummer datum
: : :
Bouw- en aannemingsbedrijf J&W Verweij 220512.13096.00 2 augustus 2007
opdrachtleider auteur(s)
: :
drs. D.J. Verhaak ir. R.J.H. van Herk
Inhoud 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
Aanleiding Ligging projectgebied Leeswijzer
1
blz. 3 3 3 3 5 5 5 6 6
2. Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Rijksbeleid Provinciaal en regionaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
7 7 7
3. Het project 3.1. 3.2.
Huidige situatie Het project
4. Onderzoek 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8.
Inleiding Milieuaspecten Verkeer Wegverkeerslawaai Waterhuishouding Ecologie Archeologie Landschap
5. Uitvoerbaarheid
11 11 11 13 15 17 18 23 24 25
Bijlagen: 1. Akoestisch onderzoek. 2. Reactie waterparagraaf ruimtelijke onderbouwing 's Gravelandsevaartweg 9.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
3
1. Inleiding 1.1. Aanleiding
De locatie 's Gravelandsevaartweg 9 te Loosdrecht werd gebruikt door de Tomin-groep als sociale werkplaats. De locatie is echter sinds enige tijd niet meer als zodanig in gebruik. Op de locatie is een ontwikkeling voorzien waarbij aan de tuindersvereniging Trompzicht een nieuwe accommodatie wordt geboden en twee woningen worden gerealiseerd. Deze beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan Landelijk gebied Loosdrecht. Met het oog hierop dient een zelfstandige projectprocedure op basis van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) te worden doorlopen. Bij deze procedure hoort een ruimtelijke onderbouwing, waarin het project wordt omschreven en de belangen worden afgewogen. Het voorliggende rapport vormt deze ruimtelijke onderbouwing.
1.2. Ligging projectgebied De locatie waarop deze ruimtelijke onderbouwing betrekking heeft, is gelegen aan de oostzijde van de 's Gravelandsevaartweg en ten zuiden van de N201. De locatie grenst aan de noordoostzijde aan de woonwijk Kerkelanden, behorende tot de gemeente Hilversum (zie figuur 1).
1.3. Leeswijzer Deze notitie is als volgt opgebouwd: het vigerende bestemmingsplan en het overige relevante beleid komen in hoofdstuk 2 aan de orde. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de huidige situatie van het projectgebied en zijn omgeving en wordt het project beschreven. In hoofdstuk 4 wordt het project getoetst op relevante ruimtelijke-, milieu- en overige aspecten. Hoofdstuk 5 bevat de economische uitvoerbaarheid.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Inleiding
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4
220512.13096.00
5
2. Beleidskader 2.1. Rijksbeleid
Nota Ruimte (2005) Met de Nota Ruimte verschuift het accent in het nationale ruimtelijk beleid van "het stellen van beperkingen" naar "het stimuleren van ontwikkelingen". Kernbegrippen in de Nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie; afstemming ruimtelijk beleid op maatschappelijke wensen en komen tot een sneller/ slagvaardiger uitvoering van beleid (integrale benadering plangebied; partijen bij elkaar brengen); decentralisatie; rijksoverheid is verantwoordelijk voor de (nationale) prioriteiten als mainports, economische kerngebieden, nationale stedelijke netwerken, EHS en Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en veiligheid tegen overstromingen; daarnaast wordt veel overgelaten aan provincies, gemeenten en waterschappen, ruimte voor decentrale/ regionale afwegingen en maatwerk; deregulering; minder aanwijzingen vanuit het rijk; minder regels en eenvoudige procedures (onder andere nieuwe WRO); uitvoeringsgerichtheid; accent op uitvoering; regelen van uitvoering, geen beleid "op krediet". Het plangebied maakt deel uit van het Groene Hart. Het Groene Hart is in de Nota Ruimte aangeduid als Nationaal Landschap. Uitgangspunt is behoud door ontwikkeling. Mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt zijn binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk.
2.2. Provinciaal en regionaal beleid Streekplan Op 17 februari 2003 is het streekplan Noord-Holland Zuid van de provincie Noord-Holland vastgesteld. In dit streekplan stelt de provincie zich voor zeven opgaven, te weten: ruimte voor water; ontwikkeling van waardevolle landschappen; een bereikbare netwerkstad; ruimte voor wonen; ruimte voor werken; een economische bestaansbasis voor de landbouw; behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden. De ruimte waarbinnen de provincie Noord-Holland haar ambities moet realiseren is schaars. Daarom zet de provincie maximaal in op zuinig en efficiënt ruimtegebruik door het ruimtebeslag te beperken en in de steden, waar mogelijk, te verdichten door ICT (Intensiveren, Combineren en Transformeren). Nieuwe kansen voor vrijkomende agrarische bebouwing In het beleid van de provincie Noord-Holland omtrent vrijkomende agrarische bebouwing, beoogt de provincie meer ruimte te geven aan andere, niet-agrarische activiteiten, zoals wonen, werken, recreëren en zorg. Maar dan wel zo dat de kwaliteit van het landschap en de monumentale bebouwing behouden blijft en waar mogelijk wordt verbeterd. De gemeente heeft een belangrijke rol bij de uitvoering van dit beleid. De gemeente weet immers het beste wat ter plekke wenselijk en haalbaar is. De brochure "Nieuwe kansen voor vrijkomende agrarische bebouwing" is een toelichting op het toetsingskader en geeft inzicht in mogelijke nieuwe activiteiten. Gemeenten kunnen zo ideeën opdoen hoe ontwikkelingen kunnen passen in hun specifieke buitengebied. Ook initiatiefnemers kunnen zien waarmee zij rekening moeten houden. De voorwaarden die door de provincie zijn geformuleerd, laten ruimte voor specifieke invulling door gemeenten. Immers: ieder geval is anders en uiteindelijk is de keuze altijd maatwerk!
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Beleidskader
6
2.3. Gemeentelijk beleid Vigerend bestemmingsplan Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingplan Landelijk gebied, vastgesteld 30 mei 1984 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Loosdrecht. Hierin heeft het projectgebied de bestemming "Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden" (A) met de nadere aanduiding "sierteelt" (As) en "bouwvlak" (b). De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan. Strijdigheid met het bestemmingsplan De nieuwbouw van twee woningen en het bieden van ruimte aan een volkstuintjescomplex op de beoogde locatie is in strijd met het bestemmingsplan. De gronden zijn specifiek bestemd voor "Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden" met de nader aanduiding "sierteelt" en derhalve is het niet toegestaan volkstuinen en woningen ter plekke op te richten. De bebouwing is uitsluitend is toegestaan binnen op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De oprichting van de twee woningen vindt plaats buiten het aangegeven bouwvlak.
2.4. Conclusie De voorgenomen ontwikkeling past in beginsel niet binnen het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente, maar sluit wel aan bij de ruimte die de provincie aan de gemeente geeft met betrekking tot het leveren van maatwerk voor specifieke locaties in het buitengebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
7
3. Het project 3.1. Huidige situatie
Projectgebied De 2 ha grote plantenkwekerij is gevestigd op de Gravelandsevaartweg 9 te Loosdrecht. Het perceel grenst aan de noordzijde aan de woonwijk Kerkelanden (gemeente Hilversum), aan de zuid- en oostzijde aan het agrarische gebied. Ten westen van het perceel zijn enkele woningen en (niet-)agrarische bedrijven gesitueerd. 100 m ten westen van het projectgebied ligt het Natura 2000-gebied "De Oostelijke Vechtplassen". Dit gebied wordt beschermt in het kader van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. Het perceel is gedeeltelijk in gebruik door tunnelkassen, glaskassen en bedrijfsgebouwen en het overige gedeelte is in gebruik voor sierteelt in de buitenlucht. Het gedeelte waar de planten buiten staan is voorzien van een irrigatiesysteem en de bodem is gedeeltelijk afgedekt door landbouwfolie. De gebouwen zijn omgeven door verwilderde begroeiing. Verspreid op het terrein liggen puin en oude bouwmaterialen zoals stenen en houten balken. In figuur 2 is een luchtfoto van de bestaande situatie weergegeven. Op het bedrijf zijn de volgende opstallen aanwezig: zes kassen met een totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen met een totale oppervlakte van
circa 3.400 m² circa 490 m²
gezamenlijke oppervlakte
circa 3.890 m²
Daarnaast is er 750 m² erfverharding aanwezig. Het totale verharde oppervlak op de locatie bedraagt 4.640 m².
3.2. Het project Beschrijving project/bouwplan De tuindersvereniging Trompzicht diende in het voorjaar van 2007 haar huidige locatie aan de Zuidsingel 8 te verlaten omdat het kassencomplex ter plaatse gesaneerd wordt voor de realisatie van woningbouw. Het projectgebied, 's Gravelandsevaartweg 9 te Loosdrecht, wordt door de tuindersvereniging beschouwd als een goede alternatieve locatie. De eigenaar heeft, na overeenstemming met de tuindersvereniging, Bouw- en aannemingsbedrijf J&W Verweij benadert voor het opstellen van een inrichtingsplan voor de betreffende locatie. Om de verplaatsing van het tuinderscomplex en de sanering van het terrein te kunnen bekostigen beoogd het plan teven de ontwikkeling van twee vrijstaande villa's, eventueel gecombineerd met kantoor-aan-huis. Een deel van de bestaande bedrijfsgebouwen blijft behouden om daarin een toiletgebouw/ opslagruimte voor de tuinders te realiseren. Als toegangsweg wordt gebruikgemaakt van de huidige weg vanuit Kerkelanden naar het projectgebied. De toegangsweg wordt bij de entree van het projectgebied gesplitst in een toegangsweg voor de woningen en een toegangsweg voor de volkstuintjes. Alle agrarische bebouwing, zoals kassen, schuren en het bedrijfsgebouw wordt verwijderd, met uitzondering van 600 m² bedrijfsgebouwen. Deze 600 m² wordt benut als kantine, sanitaire voorzieningen en opslag voor de tuindersvereniging. In de gewenste situatie is de volgende bebouwing aanwezig: twee woningen van elk 400 m² 800 m² kantine, sanitairvoorziening opslag voor de tuinders 600 m² het gezamenlijk oppervlak aan bebouwing in de nieuwe situatie bedraagt
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1.400 m²
220512.13096.00
Het project
9
500 m² van de aanwezig erfverharding wordt behouden en gebruikt als toegangsweg voor de tuinders. Voor de nieuwe toegangsweg, binnen het projectgebied, vanuit de woonwijk Kerkelanden is circa 110 m² gereserveerd. Voor de twee woningen is tweemaal 50 m² opgenomen als erfverharding en 165 m² ten behoeve van parkeergelegenheid voor deze woningen. In de nieuwe situatie bedraagt het totaal oppervlak aan erfverharding 875 m². Bij het te behouden bedrijfsgebouw worden parkeerplaatsen voor de tuinders gecreëerd met een totaal oppervlak van 100 m². In de toekomstige situatie neemt het totaal verhard oppervlak af met circa 2.365 m². Deze afname zorgt voor een zeer laag bebouwingspercentage op het perceel van 2 ha. Tevens wordt het perceel ontdaan van de aanwezige landbouwfolie en irrigatiesystemen. Daarnaast wordt met het uitgraven van gedeelten van het terrein, 850 m², meer ruimte gecreëerd voor water. De woningen worden in een groen landschap gerealiseerd met daaromheen waterpartijen. Het inrichtingsplan is zodanig opgesteld dat de woningen worden omringd door veel groen en zo in het landschap opgaan. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk van de huidige beplanting te behouden, waardoor het terrein aansluit op het landschappelijke karakter van de omgeving en een ecologische verbinding vormt tussen de woonwijk Kerkelanden en de weilanden. Dit tezamen resulteert in een zeer hoge woonkwaliteit, waar het landelijke karakter hersteld wordt en waar een groot ruimtelijke verbetering optreedt. In figuur 3 is het bouwplan weergegeven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
4. Onderzoek
11
4.1. Inleiding Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen moet onderzoek worden gedaan naar de effecten die de beoogde ontwikkeling heeft op een aantal sectorale aspecten. Voor onderhavige realisering gaat het daarbij onder andere om relevante milieuaspecten als bodemkwaliteit, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de effecten van de ontwikkeling voor wat betreft de verkeersaantrekkende werking, geluidshinder, de waterhuishouding, ecologie en archeologie en landschap.
4.2. Milieuaspecten Bodem Normstelling en beleid Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek, te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren). Onderzoek en conclusie Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie1). Hieruit blijkt dat zowel in de bovengrond als in de ondergrond en het grondwater sprake is van lichte verontreinigingen. Deze verontreinigingen zijn dermate gering, dat ze geen belemmering vormen voor de beoogde functiewijziging. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem de uitvoering van het project niet in de weg staat. Milieuzonering Bij het mogelijk maken van nieuwe functies is afstemming noodzakelijk tussen bestaande en nieuwe functies. Afstemming is mogelijk door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. In de directe omgeving van het projectgebied bevinden zich geen bedrijven of andere voorzieningen die zullen leiden tot milieuhinder. Ter plaatse van de geplande woningen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu. Externe veiligheid Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. 1) MBS, Verkennend bodemonderzoek ’s Gravelandsevaartweg 9 te Loosdrecht, 1710B-02-gb-05-9-160701, juli 2001. 2) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
12
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht.1) Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Onderzoek en conclusie In de omgeving van het projectgebied zijn geen bedrijven gelegen die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Wel vindt er in de omgeving van het projectgebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de gegevens in risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (AVIV, 2003) blijkt dat de PR 10-6-contour voor de N201 niet buiten de weg ligt. De PR 10-8-contour, die in het algemeen beschouwd wordt als indicator voor het invloedsgebied van het GR, ligt voor de N201 ter hoogte van het projectgebied op 39 m uit de rand van de weg. Het projectgebied ligt op grotere afstand en daarmee buiten het invloedsgebied van de weg. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Kabels en leidingen Binnen het projectgebied of in de directe omgeving daarvan zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen gelegen. Luchtkwaliteit Normstelling en beleid Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna Blk). Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
toetsing van jaargemiddelde concentratie jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
grenswaarde 40 μg/m³ 40 μg/m³ maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 μg/m³
geldig vanaf 2010 2005 2005
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling).
1) De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: -4 - 10 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; -6 - 10 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; -8 - 10 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
13
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b). Onderzoek en conclusie Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Blk opgenomen grenswaarden. Het voornemen voor de realisatie van 2 woningen zal geen relevante gevolgen hebben voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de ontsluitende wegen. De verkeersaantrekkende werking van deze ontwikkeling is immers beperkt. Ten behoeve van de afweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde ontwikkelingen van belang. Uit de meest recente Rapportage luchtkwaliteit van de gemeente Wijdemeren (oktober 2006) blijkt dat binnen de gehele gemeente wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Blk. Volgens de prognoses zal dit ook in de toekomst het geval zijn. Dit betekent dat ter plaatse van de beoogde woningen geen grenswaarden zullen worden overschreden. Het Blk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.3. Verkeer Langs de 's Gravelandsevaartweg worden bestaande kassen en bedrijfsgebouwen gesloopt en vervangen door twee woningen, een kantine en een opslagruimte voor tuinders. Ontsluiting autoverkeer Hoewel de woningen gelegen zijn aan de 's Gravelandsevaartweg in de gemeente Wijdemeren geschiedt de ontsluiting voor autoverkeer via de Hilversumse wijk Kerkelanden. De interne ontsluitingsweg komt uit op de Willibrorduslaan die op zijn beurt aansluit op de Kerkelandenlaan. Deze weg sluit aan op de zuidwestelijke randweg van Hilversum, de Diependaalselaan, die in westelijke richting aansluit op de provinciale weg N201 richting Vreeland en de A2 en in oostelijke richting op de A27 naar Almere, Utrecht en Breda. Voor nood- en hulpdiensten zal de huidige verbinding met de 's Gravelandsevaartweg richting Loosdrecht in tact blijven, maar deze zal in principe ontoegankelijk worden voor normaal autoverkeer. Voor het autoverkeer is de ontsluiting goed te noemen. Ontsluiting fietsverkeer Fietsers maken gebruik van dezelfde ontsluitingsmogelijkheid als auto's naar Hilversum (via de wijk Kerkelanden). Conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig wordt het fietsverkeer op de wegen via Kerkelanden gemengd met het overige verkeer afgewikkeld, aangezien het erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/ h betreft. Het pad naar de 's Gravelandsevaartweg zal onaantrekkelijk worden voor fietsers, doordat de brug over de 's Gravelandsevaart een groot deel van de dag open zal staan. De ontsluiting voor het fietsverkeer is derhalve redelijk te noemen. Ontsluiting openbaar vervoer De ontsluiting van het plangebied per openbaar vervoer geschiedt per bus. Op ongeveer 600 m afstand is de dichstbijzijnde bushalte, van het stadsvervoer Hilversum. Overdag rijdt er van maandag tot en met zaterdag ieder kwartier een bus naar het NS-station van Hilversum. 's Avonds en op zondag is de frequentie eens per half uur. De ontsluiting van het openbaar vervoer is derhalve voldoende te noemen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
14
Parkeren Het plangebied is gelegen in een weinig stedelijk gebied, in de "rest van de bebouwde kom" en daarbij hoort een parkeerbehoefte volgens het ASVV van 2,2 parkeerplaats per woning (CROW, 2004). Voor de opslagruimte c.q. bedrijfsgebouwen geldt een parkeerbehoefte van 0,9 parkeerplaats per 100 m² vloeroppervlak. Op het plangebied wordt 600 m² vloeroppervlak bedrijfsruimte gecreëerd. Het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen op grond van de parkeerkencijfers bedraagt 2,2 * 2 + 0,9 * 6 = 9,8 10 parkeerplaatsen. In totaal worden er ook 16 parkeerplaatsen gerealiseerd, 3 per woning en 10 ten behoeve van de tuindersvereniging/bedrijfsgebouwen. Er blijven ook een twintigtal volkstuintjes gehandhaafd. Uit informatie van de opdrachtgever blijkt dat 20% van de mensen hier met de auto heengaat. Dit houdt in dat er 4 parkeerplaatsen voor de volkstuinders moeten zijn. Deze passen prima op de 10 parkeerplaatsen die ten behoeve van de tuindersvereniging worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen is dan ook ruim voldoende Verkeersgegevens Verkeersintensiteiten In onderstaande tabel zijn de verkeersintensiteiten voor de verschillende relevante wegen in en rond het plangebied op genomen. De gegevens voor de jaren 2010 en 2007 zijn met name relevant voor de berekening van de luchtkwaliteit. De gegevens voor 2017 zijn relevant in het kader van luchtkwaliteit en geluidshinder. Voor de verkeersintensiteit en de voertuigverdeling is uitgegaan van de cijfers die zijn gebruikt in 2006 voor het bestemmingplan Loosdrecht Landelijk gebied noordoost. Aangezien dit de cijfers voor 2016 betreft, zijn de intensiteiten voor 2017 berekend op basis van een voor dergelijke wegen gebruikelijke autonome verkeersgroei van 1,5% per jaar. Voor de verkeersintensiteiten van de N201 is gebruikgemaakt van de gegevens die de wegbeheerder, de provincie Noord-Holland, geleverd heeft. Tabel 4.2 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal) straatnaam 's Gravelandsevaartweg N201
2007 5.100 21.200
2010 5.300 22.200
2016 5.800 24.300
2017 5.900 24.600
Voertuigverdeling De voertuigverdeling is afkomstig uit het bestemmingsplan voor de 's Gravelandsevaartweg. De voertuigverdeling op de N201 is verstrekt door de provincie Noord-Holland. De gehanteerde voertuigverdeling is opgenomen in tabel 4.3. Tabel 4.3 Voertuigverdeling straatnaam 's Gravelandsevaartweg
voertuigverdeling geluidshinder
voertuigverdeling luchtkwaliteit
dagperiode
avondperiode
nachtperiode
uurpercentage ten opzichte van etmaalintensiteit
6,9%
2,9%
0,7%
motoren
1,4%
1,4%
1,4%
1,4%
lichte motorvoertuigen
89,6%
89,6%
89,6%
89,6%
middelzware motorvoertuigen
5,9%
5,9%
5,9%
5,9%
zware motorvoertuigen
3,1%
3,1%
3,1%
3,1%
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
etmaalperiode
220512.13096.00
Onderzoek
15
straatnaam N 201
voertuigverdeling geluidshinder dagperiode
avondperiode
nachtperiode
6,46%
2,3
1,66
uurpercentage ten opzichte van etmaalintensiteit motoren
voertuigverdeling luchtkwaliteit etmaalperiode
1
1
1
1
93,1
93,1
93,1
93,1
middelzware motorvoertuigen
4,4
4,4
4,4
4,4
zware motorvoertuigen
1,5
1,5
1,5
1,5
lichte motorvoertuigen
Overige verkeersgegevens: Het asfalt op beide wegen is Dicht Asfaltbeton (DAB). De maximumsnelheid op de 's Gravelandsevaartweg bedraagt 50 km/h, op de N201 geldt een limiet van 80 km/h.
4.4. Wegverkeerslawaai Geluidszones Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Op de 's Gravelandsevaartweg geldt een wettelijk maximumsnelheid van 50 km/ h. Op de N201 geldt een maximumsnelheid van 80 km/ h. De straten in de Hilversumse wijk Kerkelanden zijn opgenomen in 30 km/h-gebied; deze wegen zijn dan ook gedezoneerd. Bij de projectie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) binnen de wettelijke geluidszone is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai noodzakelijk. De geprojecteerde woningen van de onderhavige ruimtelijke onderbouwing liggen binnen de zone van de N201 en de 's Gravelandsevaartweg. De N201 heeft op basis van zijn ligging buiten de bebouwde kom en twee doorgaande rijstroken op basis van de Wet geluidhinder een wettelijke geluidszone van 250 m. De 's Gravelandsevaartweg heeft op basis van een binnenstedelijk ligging en twee rijstroken een geluidszone van 200 m. Normstelling De geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (waaronder woningen) mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeurgrenswaarde 48 dB. Indien de gevelbelasting hoger is dan deze voorkeurgrenswaarde en geluidsreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, kan aan het college van burgemeester en wethouders een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de gevelbelasting de uiterste grenswaarde echter niet overschrijden. De uiterste grenswaarde van nieuwe woningen binnen de bebouwde kom langs een bestaande weg bedraagt 63 dB. 30 km/h-wegen Zoals hierboven is gesteld, zijn 30 km/ h-wegen voor de Wgh formeel gedezoneerd en zou toetsing van geluidshinder ten gevolge van deze wegen aan de in de wet gestelde normen achterwege kunnen blijven. Op basis van vaste jurisprudentie kan hieraan echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet zonder meer voorbij worden gegaan, indien het aannemelijk is dat de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. In dat geval dient te worden onderbouwd of de geluidsbelasting aanvaardbaar is en of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevel noodzakelijk zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
16
Berekeningsresultaten en conclusies Rekenmethode Met behulp van Standaard Rekenmethode I (SRM I) uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 is de specifieke geluidsbelasting aan de buitengevels van de geprojecteerde woningen berekend voor het prognosejaar 2017. Ook is rekening gehouden met de noodzakelijke correctie inzake de aftrek conform artikel 110 Wgh. Deze laatste aftrek is mogelijk omdat de verwachting bestaat dat motorvoertuigen op middellange termijn stiller worden. Voor wegen met een lagere snelheid dan 70 km/ h geldt een aftrek van 5 dB. Voor snelheden van 70 km/ h en hoger geldt een aftrek van 2 dB. Gezoneerde wegen De nieuwe woningen liggen op 170 m afstand van de N201 en op 150 m van de 's Gravelandsevaartweg. De berekeningen en uitkomsten van het akoestisch onderzoek staan in bijlage 1. Uit het akoestisch onderzoek komt naar voren dat de geluidsbelasting als gevolg van de 's Gravelandsevaartweg 41 dB bedraagt en daarmee ruim beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ligt. Derhalve is het akoestisch klimaat in de woning goed. Verder komt naar voren dat de geluidsbelasting als gevolg van het verkeer op de N201 53 dB bedraagt. Dit is 5 dB boven de voorkeursgrenswaarde, maar minder dan de uiterste grenswaarde van 63 dB. Hierbij dient te worden aangetekend dat langs de N201 een geluidsscherm aanwezig is. De daadwerkelijke geluidsbelasting valt naar verwachting lager uit. Voor het plan wordt gelijktijdig met deze ruimtelijke onderbouwing een verzoek hogere grenswaarde ingediend. Bij een geluidsbelasting van 53 dB kan met een standaardgevel en standaardkierdichting aan de wettelijk vereiste binnenwaarde in de woning van 33 dB worden voldaan. Gedezoneeerde wegen Wegen die een maximumsnelheid hebben van 30 km/h zijn volgens de Wgh gedezoneerd, maar op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat er sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau langs deze wegen. Om deze reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting als gevolg van verkeer op de interne ontsluitingsweg. Deze weg verbindt de woningen en de bedrijfsruimte met de 's Gravelandsevaartweg via een bruggetje voor langzaam verkeer en loopt de andere kant op naar de wijk Kerkelanden in Hilversum. Deze weg doet enkel dienst als ontsluiting van de huizen en het bedrijf. Derhalve kan worden uitgegaan van een minimumverkeersintensiteit van deze weg van hooguit 100 mvt/etmaal. Tevens is de geluidsbelasting van het verkeer op de Willibrorduslaan inzichtelijk gemaakt. Hierbij is een aanname gedaan voor de verkeersintensiteit van 600 mvt/etmaal. Deze is gebaseerd op de hoeveelheid huizen die deze weg ontsluit. Voor de voertuigverdeling is uitgegaan van de standaard voertuigverdeling op 30 km /hwegen. Tabel 4.4 Verkeersgegevens en ligging geluidscontour (inclusief aftrek artikel 110g Wgh) straat voertuigverdeling - daguur - avonduur - nachtuur - lichte mvt - middelzware mvt - zware mvt verkeersintensiteit asfalttype maximumsnelheid ligging 48 dB-contour
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
interne ontsluitingsweg
willibrorduslaan
7% 2,6% 0,7% avond 98 1,9 0,1 100 mvt/etmaal klinkers 30 km/h op de weg
7% 2,6% 0,7% avond 98 1,9 0,1 600 mvt/etmaal klinkers 30 km/h 9 m uit de wegas
dag 94 5,7 0,3
nacht 96 3,8 0,2
dag 94 5,7 0,3
nacht 96 3,8 0,2
220512.13096.00
Onderzoek
17
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidscontour van 48 dB, de voorkeursgrenswaarde voor geluidshinder, op de Willibrorduslaan op 9 m uit de wegas ligt. De 48 dB-contour van de interne weg ligt op de weg zelf. De woningen worden buiten de beide 48 dB-contouren gebouwd, zodat het akoestisch klimaat van de woning ten gevolge van het verkeer op de interne ontsluitingsweg en de Willibrorduslaan goed is te noemen.
4.5. Waterhuishouding Watertoets en waterbeheer Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Wijdemeren. In het kader van de verplichte watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder (projectnr. pw0747) zijn verwerkt in deze waterparagraaf. In bijlage 2 is de "reactie waterparagraaf ruimtelijke onderbouwing 's Gravelandsevaartweg 9" van de waterbeheerder opgenomen. Beleid stedelijk waterbeheer De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een integrale en duurzamer wijze met het waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor duurzaam waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen. Het Hoogheemraadschap streeft naar "droge voeten en schoon water op peil", zoals is geconcretiseerd in het Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2006-2009. Het Hoogheemraadschap maakt in de betreffende periode een omschakeling naar een nieuwe manier van werken. Daarbij wordt de Europese kaderrichtlijn Water geïmplementeerd, worden acties opgezet om klimaatsverandering en de wateroverlastproblemen als gevolg daarvan het hoofd te kunnen bieden en wordt gestreefd naar kosteneffectieve maatregelen voor de afvalwaterketen. In de Handleiding Watertoets & Vergunningverlening (2003) van het Hoogheemraadschap zijn de uitgangspunten aangegeven voor het afstemmen van ruimtelijke plannen op het watersysteem. Huidige situatie waterhuishouding Het projectgebied ligt ten westen van Hilversum en behoort tot het Vechtplassengebied. Het perceel bevindt zich op de overgang van veen- naar zandgronden en heeft een oppervlakte van circa 2 ha. Op het perceel bevinden zich momenteel: zes kassen met een totale oppervlakte van circa 3.400 m²; bedrijfsgebouwen met een totale oppervlakte van circa 490 m²; erfverharding met een totale oppervlakte van circa 750 m². Het projectgebied bevindt zich binnen de polder Muijeveld. Binnen deze polder wordt een flexibel waterpeil gehanteerd, variërend van NAP -0,9 m tot NAP -1,15 m. binnen het peilgebied geldt geen wateropgave. Het projectgebied wordt aan alle zijden begrensd door watergangen. De maaiveldhoogte ligt op circa NAP -0,3 m. De 's Gravelandsevaartweg is een tertiaire waterkering, ook ten noorden van het plangebied ligt langs de bebouwde kom van Hilversum een tertiaire waterkering. Het rioolstelsel ter plaatse bestaat uit een gemengd stelsel. Ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot beleid De huidige kassen en bedrijfsgebouwen worden vervangen door twee woningen (totale oppervlakte circa 800 m²). Daarbij wordt een deel (circa 600 m²) van de bestaande kassen en bedrijfsgebouwen gehandhaafd, terwijl de hoeveelheid erfverharding in de toekomstige situatie zal toenemen met circa 125 m². Per saldo zal het verhard oppervlak in de toekomstige situatie als
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
18
gevolg van de ontwikkeling afnemen met circa 2.365 m². Wellicht is het mogelijk dat regenwater van de resterende kassen wordt opgevangen en hergebruikt voor beregening. Binnen het plangebied wordt nieuw oppervlaktewater aangelegd. Het nieuw te graven open water betreft een watergang (circa 450 m²) en een plaatselijke verbreding van de bestaande watergang aan de noordzijde van het perceel (circa 400 m²). Voor het graven van de nieuwe watergang geldt een meldingsplicht in het kader van de Keur. Aan de noordzijde van het perceel wordt een brug aangelegd over de nieuwe watergang. Voor het aanleggen van de brug dient een ontheffing van de Keur te worden aangevraagd. Voor de nieuwe woningen is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper, en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken af te koppelen en af te voeren naar de watergangen die het plangebied begrenzen. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Conclusie Uit de watertoets blijkt dat de waterhuishouding de uitvoering van het project niet in de weg staat. Het plan voldoet uit het oogpunt van waterhuishouding aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.6. Ecologie In de ruimtelijke onderbouwing moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Flora- en faunawet, in het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen. Bestaande situatie Het plangebied bestaat uit een boomkwekerij waarvan een groot deel verruigd is. Beoogde ontwikkelingen De voorgenomen ontwikkeling kan als volgt worden omschreven: kappen opgaande begroeiing; slopen bestaande glasopstanden, tunnelkassen en schuren; mogelijk dempen of verleggen van bestaande sloten; grondwerkzaamheden; bouw nieuwe gebouwen (woonhuizen); nieuwe groeninrichting (voornamelijk moestuinen en aanplant van bomen). Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
19
ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor − voor zover vereist − geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar. Natuurbeschermingswet 1998 Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Huidige ecologische waarden Gebiedsbescherming Habitatrichtlijn Het plangebied ligt op 100 m afstand van de Oostelijke Vechtplassen, die zijn aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. Dit natuurgebied kwalificeert zich vanwege de volgende kenmerken. Belangrijkste gebied voor: Habitattype 3140 3150 4010 6410 7140 7210 9100 *
kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. vegetaties van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix grasland met Molinia op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Eu-Molinion) overgangs- en trilveen *kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae *veenbossen
Prioritair habitat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
-
20
Soort gevlekte witsnuitlibel; gestreepte waterroofkever; bittervoorn; kleine modderkruiper; rivierdonderpad; kamsalamander; meervleermuis; noordse woelmuis; groenknolorchis.
Vogelrichtlijn De Oostelijke Vechtplassen kwalificeert als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn omdat het behoort tot één van de vijf belangrijkste broedgebieden voor woudaapje, purperreiger, zwarte stern en ijsvogel in Nederland. Daarnaast is het aangewezen gebied ook van betekenis voor een aantal andere vogelsoorten die er in behoorlijke aantallen voorkomen. Soorten van bijlage I waarvoor het gebied van betekenis is, zijn roerdomp en porseleinhoen (broedvogels). Trekkende vogelsoorten waarvoor het gebied van betekenis is als overwinteringsgebied en/ of rustplaats: kolgans, grauwe gans, krakeend, smient, slobeend, tafeleend, nonnetje en wulp. Het moerasgebied en de rietkragen zijn verder van belang als broedgebied voor snor, rietzanger en grote karekiet. De biotopen van deze zogenaamde begrenzingssoorten hebben mede de begrenzing van het gebied bepaald. Het plangebied maakt deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, te weten het gebied Nieuw-Loosdrecht. Bovendien ligt het plangebied op ruim 1 km van het natuurgebied in het kader van de Natuurbeschermingswet, te weten de "Moerasterreinen Loosdrecht", wat tevens binnen de hierboven beschreven Provinciale Ecologische Hoofdstructuur valt. Soortenbescherming Het plangebied bestaat uit een verruigd bosgebied (veel opgaande begroeiing, boomkwekerij), grasland, bebouwing en sloten. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). In de betreffende kilometerhokken waarbinnen het plangebied is gelegen, zijn waarnemingen bekend van een groot aantal beschermde soorten. Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig. Planten Volgens het Natuurloket komen er binnen de betreffende kilometerhokken meerdere beschermde vaatplanten voor, die zijn beschermd ingevolge de Flora- en faunawet. Mogelijk komt een soort als grote kaardenbol voor binnen het plangebied. Gezien de voorkomende biotopen zijn overige beschermde vaatplanten niet te verwachten. Vogels Broedvogels zijn volgens het Natuurloket goed onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. In het plangebied broeden naar verwachting verschillende vogelsoorten van tuin, zoals turkse tortel, heggemus, zanglijster, merel, koolmees, spreeuw en huismus. De genoemde vogelsoorten die onder de Vogelrichtlijn vallen zijn niet te verwachten in het plangebied. Zoogdieren Het Natuurloket meldt dat zoogdieren (inclusief vleermuizen) binnen het plangebied niet of slecht onderzocht zijn. Op basis van de atlas van Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) worden de volgende soorten in (de omgeving van) het plangebied verwacht: egel, mol, vos, hermelijn, wezel, bunzing, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, aardmuis, veldmuis, dwergmuis, rosse woelmuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, watervleermuis, meervleermuis en gewone grootoorvleermuis.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
21
Behalve foeragerende vleermuizen kunnen er in de gebouwen (behalve in de glasopstanden) en bomen vaste verblijfplaatsen (onder dakpannen, dakranden, in kieren en gaten) van vleermuizen binnen het plangebied aanwezig zijn. Amfibieën Amfibieën zijn volgens het Natuurloket matig onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. De verwachting is dat vooral de meer algemeen voorkomende amfibieën als kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker, meerkikker en middelste groene kikker vaste verblijfplaatsen hebben binnen het plangebied. Deze soorten, behalve de meerkikker en de middelste groene kikker) kunnen in de winter (winterverblijfplaats) gebruikmaken van struweel, heggen, tuinen en de bebouwing. De verwachting is dat een zwaar beschermde soort als rugstreeppad gebruik zal maken van de omliggende omgeving van het plangebied en in de toekomst aangetrokken kan worden door graafwerkzaamheden die deel uitmaken van de betreffende planontwikkeling, waarna de soort zich mogelijk blijvend zal vestigen. Reptielen Volgens het Natuurloket zijn reptielen matig onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Binnen de soortengroep reptielen komt er volgens het Natuurloket één zwaar beschermde soort voor; dit betreft de ringslang. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is de verwachting dat de ringslang hier niet aanwezig is. Vissen Het Natuurloket geeft aan dat er geen onderzoek is gedaan binnen de betreffende kilometerhokken naar vissen. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is de kans dat een licht beschermde soort als kleine modderkruiper voorkomt niet geheel uit te sluiten. Deze soort kan in elke sloot worden aangetroffen. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan. Overige soorten Beschermde insecten kunnen worden uitgesloten, gezien de hoge eisen die dergelijke soorten stellen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.5 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Flora- en faunawet (tabel 1) egel, mol, vos, hermelijn, wezel, bunzing, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, aardmuis, veldmuis, dwergmuis en rosse woelmuis kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker; groene kikker en middelste groene kikker
ontheffingsregeling Flora- en faunawet licht beschermde soort (tabel 2)
alle soorten vogels
zwaar beschermde soort (tabel 3) alle vleermuizen
inheemse
kleine modderkruiper
rugstreeppad (bouwlocatie)
Toetsing Gebiedsbescherming Het plangebied ligt op 100 m afstand van de Oostelijke Vechtplassen, een Natura 2000-gebied (in het kader van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn). Het plangebied maakt tevens deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, Nieuw-Loosdrecht. Bovendien ligt het plangebied op ruim 1 km van het Natuurbeschermingswetgebied, te weten de "Moerasterreinen Loosdrecht".
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
22
De verwachting is dat er geen verstorende werking uitgaat vanuit de ontwikkelingslocatie op het nabijgelegen Vogelrichtlijngebied, omdat het een kleinschalige ingreep betreft. Tevens zorgen tussengelegen barrières als wegen en bebouwing er voor dat eventuele verstorende effecten worden gedempt. Het plangebied maakt deel uit van de PEHS. Omdat het plangebied op dit moment extensief beheerd wordt als boomgaard, is de verwachting dat de beoogde ontwikkelingen (als moestuin en woningbouw) tot een lagere natuurwaarden van het gebied zullen leiden. Door bij de nieuwe gebiedsinrichting rekening te houden met het behoud en stimuleren van natuurwaarden kunnen negatieve effecten op de PEHS worden voorkomen. Hierbij kan worden gedacht aan voldoende groen en water, bomen en struiken (beide van inlandse, bloem- en vruchtdragende soorten), natuurvriendelijke oevers en faunavoorzieningen aan de bouwwerken, zoals nestkasten of speciale dakpannen en gevelstenen voor vogels en vleermuizen (www.vogelbescherming.nl en www.vleermuisnet.nl). Richtlijnen voor inrichting en beheer van de PEHS in Noord-Holland zijn beschreven in het rapport groene wegen (Provincie Noord-Holland, 1999). Aanleg van bos en struweel Gebruik bij aanplant inheems plantmateriaal. Zo nodig worden stekken en/ of zaden uit de omgeving verzameld. Bij voorkeur wordt bij de aanplant al enige variatie in leeftijd, dichtheid en soortsamenstelling aangebracht. Ook worden open plaatsen vrijgehouden (met name voor rugstreeppad van belang). Zorg bij aanplant voor een goede zonering van bos, struweel en ruigten. Ruigten en struweel worden zoveel mogelijk op het zuiden gesitueerd. Het aanplanten van besdragende struiken is aantrekkelijk voor vogels. Laat bij de inrichting reeds aanwezige bomen en struiken in het landschap staan. Inrichting water en moerasstroken Zorg voor flauw aflopende taluds (1:10 of flauwer) en ondiepe waterpartijen. Dit bevordert de ontwikkeling van een moerasvegetatie. Plaatselijk is de aanleg van dieper water (meer dan 1,5 - 2 m) noodzakelijk ten behoeve van de overwintering van vis en amfibieën. Door overdimensionering van waterlopen kan in het midden ruimte voor een dergelijke overwinteringplaats gemaakt worden. Het is van belang dat deze plaatsen goed bereikbaar zijn. Probeer bestaande sloten met een goed ontwikkelde waterplanten- en oevervegetatie in de verbinding in te bedden. Bij de aanleg dient de oude slootbodem te worden gespaard. In de praktijk blijken dergelijke plaatsen belangrijke kernen te zijn voor de ontwikkeling van waterplanten- en moerasvegetatie. Maak afspraken over het beheer, de bestrijding van Muskusratten en zaken als het schonen van sloten en het deponeren van eventuele bagger (van belang voor met name kleine modderkruiper).
Soortenbescherming De kap-, sloop-, grond- en bouwwerkzaamheden en het mogelijk aanpassen of dempen van sloten zal leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1, aangezien hiervoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot en met 15 juli) worden opgestart, is er qua vogels geen strijdigheid met de Flora- en faunawet. Indien de bestaande sloten in het plangebied gedempt of aangepast worden en kleine modderkruiper (tabel 2) leefgebied heeft in die betreffende sloten (hetgeen aan de hand van nader onderzoek moet worden vastgesteld), dan dient ontheffing te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Indien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in te kappen bomen aanwezig blijken te zijn (hetgeen aan de hand van nader onderzoek moet worden vastgesteld), dient ontheffing te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. In het geval van dergelijke zwaar beschermde soorten (tabel 3) geldt een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen, te meer daar de genoemde vleermuizen regionaal en landelijk vrij algemeen zijn. Er zullen geen bestaande gebouwen gesloopt worden en daarmee worden mogelijke vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen behouden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
23
De verwachting is dat de zwaar beschermde rugstreeppad (tabel 3) in de nabije omgeving van het plangebied voorkomt. Deze soort wordt aangetrokken door verse graafwerkzaamheden. Indien deze zwaar beschermde soort zich vestigt, zal een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd moeten worden. Om vestiging van deze soort (en daarmee een ontheffingprocedure) te voorkomen kan het plangebied voor het uitvoeren van de grondwerkzaamheden volledig afgeschermd worden met anti-worteldoek. Het anti-worteldoek dient een hoogte van 40/50 cm te hebben en dient 5 cm in de grond te worden geplaatst. De nieuwe inrichting (moestuinen) zal naar verwachting ook nieuw leefgebied bieden aan de rugstreeppad. Bovendien wordt geadviseerd alle verstorende werkzaamheden in het plangebied achtereenvolgend uit te voeren, zodat vestiging van de rugstreeppad zo veel mogelijk wordt voorkomen. Verstoring Bouwwerkzaamheden zijn tijdelijk, maar kunnen leiden tot verstorende effecten (geluidsverstoring en bewegingsverstoring) op diersoorten in en nabij het plangebied. Bouwwerkzaamheden dienen daarom zoveel mogelijk buiten de (voor genoemde diersoorten) kwetsbare perioden (broedseizoen, voortplantingsseizoen) uitgevoerd te worden. Het nieuwe gebiedsgebruik zal intensiever zijn dan het voorgaande gebiedsgebruik. Omdat het plangebied tegen de bebouwde kom aangelegen is en er een doorgaande weg in nabijheid is, is de verwachting dat het echter geen extra verstoring zal opleveren voor diersoorten in en nabij het plangebied. Conclusie De Natuurbeschermingswet zal genoemde planontwikkeling niet in de weg staan. Wel is het gebied binnen de PEHS gelegen en dient voor de planontwikkelingen een natuurvriendelijk inrichting plaats te vinden (zie inrichtingsmaatregelen onder toetsing). Voor de Flora- en faunawet geldt dat er voor het mogelijk vellen van de (oude) bomen eerst nader onderzoek verricht moet worden naar mogelijke vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Tevens dienen de grond- en kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot en met 15 juli) opgestart te worden. Vooraf aan de grondwerkzaamheden dient er rekening gehouden te worden met het mogelijk voorkomen van rugstreeppadden (zie voorgaande maatregelen). De nieuwe inrichting (moestuinen) zal naar verwachting ook nieuw leefgebied bieden aan de rugstreeppad. Indien de sloten (binnen het plangebied) gedempt of aangepast worden, dient er nader onderzoek naar kleine modderkruiper plaats te vinden. Bouwwerkzaamheden dienen zoveel mogelijk buiten de (voor genoemde diersoorten) kwetsbare perioden (broedseizoen, voortplantingsseizoen) uitgevoerd te worden. Bij uitvoering van de genoemde maatregelen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
4.7. Archeologie Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologische erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW, via www.kich.nl) geeft aan dat het plangebied niet is gelegen in een gebied met redelijke tot grote kans of grote tot zeer grote kans op archeologische sporen. Nabij het gebied zijn geen terreinen aanwezig, waarvan bekend is dat er archeologische waarden aanwezig zijn (archeologische monumenten).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Onderzoek
24
Conclusie Vanwege de lage archeologische verwachtingswaarde, is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden1). Het aspect archeologie staat de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.8. Landschap Het plangebied maakt deel uit van het West-Nederlandse laagveengebied en ligt op de overgang van dit veengebied met de stuwwal van het Gooi. Daarnaast ligt het gebied op nog een andere markante landschappelijke gradiënt, namelijk de rand van het Groene Hart en de Randstad. Beide overgangen komen tot uiting in opvallende verschillen in open- en beslotenheid, de bebouwingsdichtheid en de aanwezigheid van oppervlaktewater. Het hele plangebied behoort tot het veenontginningslandschap. Dit landschapstype wordt algemeen gekenmerkt door een dicht en regelmatig slotenpatroon, waardoor lange smalle kavels ontstonden en langgerekte wegen- en bebouwingspatronen. De onderhavige locatie is gelegen in het landelijke gebied van de gemeente Wijdemeren en grenst tegen de kern van Hilversum. Het overwoekerde terrein wordt ontdaan van landbouwfolie en de irrigatiesystemen, maar de bomen worden zoveel mogelijk gespaard. Op de volktuintjes wordt geen bebouwing toegestaan om openheid te behouden en om een wirwar van allerlei bouwwerken te voorkomen. Op het perceel wordt nieuw oppervlaktewater gecreëerd waardoor het huidige slotenpatroon wordt versterkt. Conclusie Het voorgenomen plan voorziet in een verbeterde ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Er wordt een geleidelijke overgang gecreëerd van de kern Hilversum naar het landelijk gebied van Wijdemeren. Vanuit landschappelijk oogpunt dienen er geen nadere eisen aan het inrichtingsplan te worden gesteld.
1) Literatuur: - Broekhuizen e.a., 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren, stichting Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. - Limpens, H., 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie, KNNV Uitgeverij, Utrecht.
-
www.kich.nl www.ravon.nl
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
5. Uitvoerbaarheid
25
Economische uitvoerbaarheid In een separate bijlage is een accountantsverklaring opgenomen, waaruit blijkt dat de initiatiefnemers de gewenste ontwikkeling kunnen realiseren.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
bijlage
1
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2
220512.13096.00
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
220512.13096.00
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4
220512.13096.00
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5
220512.13096.00
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
6
220512.13096.00
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
220512.13096.00
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
8
220512.13096.00
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
220512.13096.00
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
10
220512.13096.00
Bijlage 2. Reactie waterparagraaf ruimtelijke onderbouwing 's Gravelandsevaartweg 9
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
1
Bijlage 2. Reactie waterparagraaf ruimtelijke onderbouwing 's Gravelandsevaartweg 9
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220512.13096.00
2