oegstgeest bedrijvengebied MEOB
ontwerpbestemmingsplan
procedure plannummer
datum
11734.00
11 april 2006
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
beroep
ir G.J.G. Bokelman
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
toelichting
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Aanleiding en doel Ligging en begrenzing plangebied Vigerende bestemmingplannen Planvorm
1
blz. 3 3 3 4 4
2. Beleidskader
5 5 5 7 7
3. Gebiedsvisie
9 9 9 10 11
4. Onderzoeksaspecten
15 15 16 18 18 18 20 20 21 22 23 27 27
2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
4.1. 4.2. 4.3.
4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9.
Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal en gemeentelijk beleid Conclusie beleidskader
Inleiding Ontstaansgeschiedenis Ruimtelijke structuur Ruimtelijke ontwikkeling
Verkeer en parkeren Bedrijven en milieuzonering Externe veiligheid 4.3.1. Algemeen 4.3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen 4.3.3. Vervoer van gevaarlijke stoffen Luchtkwaliteit Kabels en Leidingen Bodemkwaliteit Waterhuishouding Archeologie en cultuurhistorie Ecologie
5. Juridische planbeschrijving
31 31 31 31 34
6. Uitvoerbaarheid
35 35 35 46 50
5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Planvorm Opbouw regeling Bestemmingen Handhaving
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Overleg ex artikel 10 Bro Ambtshalve wijzigingen
Bijlagen:
1. 2. 3. 4. 5.
Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten. Bedrijveninventarisatie. Onderzoek luchtkwaliteit Literatuuroverzicht ecologie.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
1. Inleiding 1.1.
3
Aanleiding en doel
Het voormalige complex van de Koninklijke Marine (Marine Electronisch en Optisch Bedrijf – MEOB) vormt het grootste gedeelte van het plangebied ten oosten van de Haarlemmerstraatweg. De panden op het circa 9,2 ha grote terrein zijn inmiddels gesloopt. Na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van de Marine in 2001 is de eigenaar, de Dienst der Domeinen met de gemeente Oegstgeest in overleg getreden om de mogelijkheden te onderzoeken ten einde tot herontwikkeling van het gebied over te kunnen gaan. In dat kader zijn twee opvolgende studies verricht: het "Inrichtingsplan MEOB" 1) en "Beeldkwaliteitplan MEOB-terrein" 2). In deze studies is uitgegaan van herontwikkeling tot een nieuw, hoogwaardig bedrijventerrein. De aanleiding voor dit bestemmingsplan is de wens om het resultaat van beide studies vast te leggen in een reglement dat ten grondslag zal liggen aan de herinrichting van het gebied. Uiteindelijk is het doel om hier een nieuw gemengd bedrijventerrein voor Oegstgeest te realiseren met een goede ruimtelijke kwaliteit. Het inrichtingsplan is totstandgekomen op basis van gemeenschappelijke uitgangspunten van eigenaar en gemeente. Vooruitlopend op de verdere realisatie acht de gemeente het wenselijk om de ruimtelijke kwaliteit vast te leggen in dit bestemmingsplan en in het beeldkwaliteitplan. Het bestemmingsplan richt zich op de ontwikkeling van gronden en gebouwen. Het beeldkwaliteitplan, dat als separate bijlage is opgenomen, richt zich op kwaliteitseisen die de belevingswaarde van het nieuwe gebied naar een hoger niveau tillen. Het bestemmingsplan "Bedrijvengebied MEOB" vormt het juridisch-planologisch kader voor zowel de ontwikkeling van het bedrijventerrein als voor het vastleggen van de bestaande functies van omliggende gronden langs de Haarlemmerstraatweg en rijksweg A44.
1.2.
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in het noordwesten van Oegstgeest en beslaat de gronden rondom het MEOB-terrein die omsloten worden door de Vinkenweg, Leidse Vaart, de woonwijk Morsebel en de Haarlemmerstraatweg. Tot het plangebied behoren de gronden van het voormalige MEOBterrein, de gronden van Van der Luyt Beheersmaatschappij b.v., Gemeentewerken, ondernemer Van der Vijver en het verkooppunt voor motorbrandstoffen aan de A44 (zie figuur 1). Voorts zijn ook de aangrenzende delen van de A44, de Haarlemmerstraatweg en de gronden ten zuiden van de Leidse Vaart betrokken bij het plangebied.
1) Stedenbouwkundig inrichtingsplan MEOB – terrein Oegstgeest, RBOI-Rotterdam bv., 30 juni 2004. 2) Beeldkwaliteitplan MEOB – terrein Oegstgeest, RBOI-Rotterdam bv., 28 april 2005. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Inleiding
1.3.
4
Vigerende bestemmingplannen
Het bestemmingsplan Bedrijvengebied MEOB zal (delen van) de volgende vigerende plannen vervangen: bestemmingsplan De Morsebel, vastgesteld op 11 november 1993; bestemmingsplan Haaswijk, vastgesteld op 1 juli 1998; bestemmingsplan Elsgeesterpolder, vastgesteld op 1 juni 1984; bestemmingsplan Verzorgingsplaats oostzijde Rijksweg 44, vastgesteld op 24 september 1992; bestemmingsplan Landelijk gebied Sassenheim, vastgesteld op 4 maart 2002 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Sassenheim.
1.4.
Planvorm
Het Stedenbouwkundig inrichtingsplan en het beeldkwaliteitplan geven naast dit bestemmingsplan richting aan de ontwikkeling van het voormalige MEOB-terrein. Deze documenten dienen als referentiekader bij het architectonisch ontwerp van de bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte. In deze plandocumenten wordt ook richting gegeven aan onderwerpen die niet in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld, zoals materiaal-, vorm- en kleurgebruik. Het bestemmingsplan kent globaal twee typen van bestemmingen. Voor de te handhaven bebouwing en hun omgeving, te weten de gronden en bedrijfsgebouwen van Van der Luyt beheersmaatschappij b.v., het verkooppunt voor motorbrandstoffen langs de A44, Gemeentewerken en de bebouwing aan de Haarlemmerstraatweg 3 tot en met 5a is een gedetailleerde bestemming opgenomen, conform het huidige gebruik. Voor de her te ontwikkelen gronden is een uit te werken bestemming opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
2. Beleidskader 2.1.
5
Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006) In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor bedrijventerreinen binnen steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Hiermee komt de nadruk te liggen op economische ontwikkeling. Het rijk wil verstedelijking zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken waar Oegstgeest deel van uitmaakt. De beschikbaarheid van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit is essentieel voor het stedelijk vestigingsklimaat en de kracht van de steden. Het rijk stimuleert de ontwikkeling van nieuwe terreinen en de modernisering van verouderde terreinen. Revitalisering van bedrijventerreinen leidt niet alleen tot een hogere productiviteit en een efficiënter ruimtegebruik, maar kan ook de leefbaarheid vergroten. De nationale opgave voor herstructurering is ruim 21.000 ha (ruim 20% van het huidige areaal). Omdat herstructurering maar in zeer beperkte mate extra terreinwinst oplevert, is tot 2020 naar verwachting nog ruim 23.000 ha nieuwe bedrijventerreinen nodig. Het rijk zal een Actieplan Bedrijventerreinen uitbrengen. In dit plan wordt ingegaan op de kenmerken van nieuw ondersteunend (financieel) instrumentarium voor bedrijventerreinen en op regionale beleidsontwikkeling door provincies, in overleg met samenwerkende gemeenten, voor nieuwe en te herstructureren bedrijventerreinen.
2.2.
Provinciaal beleid
Streekplan Zuid-Holland West (2003) In het streekplan Zuid-Holland West is het plangebied gelegen binnen een rode contour en aangeduid als stedelijk gebied. Binnen de contour wordt ruimte geboden voor wonen, werken en andere stedelijke voorzieningen. Voor het streekplangebied in het algemeen geldt de beleidslijn dat bestaande bedrijventerreinen/werklocaties waar mogelijk zorgvuldig worden (her)ontwikkeld teneinde het tekort aan bedrijventerreinen te verminderen. Het MEOB-terrein wordt als te herstructureren terrein expliciet genoemd. Verwacht wordt dat bij herstructurering van bedrijventerreinen een ruimtewinst van 5 tot 15% kan worden geboekt. Verder moet de ruimte voor groen ten minste gelijk blijven en de ruimte voor water met minstens 10% toenemen. Ten aanzien van bedrijventerreinen zet de provincie primair in op kwaliteitsverhoging. Herontwikkling, intensief ruimtegebruik, segmentering, selectief uitgiftebeleid en duurzame ontwikkeling zijn daarbij kernbegrippen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Beleidskader
6
Regels voor ruimte (2005) De provincie stelt de volgende voorwaarden aan ruimtelijke plannen: in ruimtelijke plannen voor bedrijventerreinen dient aandacht te worden besteed aan de regionale context, waarbij inzichtelijk dient te worden gemaakt hoe een nieuw dan wel te herstructureren bedrijventerrein past binnen de regionale opgave; omvangrijke en (boven)regionale arbeids- en/of bezoekersintensieve bedrijvigheid, leisureen recreatiecentra en -voorzieningen, dienen primair te worden gesitueerd op knopen met een hoge openbaarvervoerbereikbaarheid, niet zijnde HOV-locaties; arbeids- en/of bezoekersintensieve bedrijvigheid, leisure- en recreatiecentra en -voorzieningen mogen buiten knopen gevestigd worden: • op basis van een door GS vastgesteld of goedgekeurd beleidsdocument; • (sub)regionaal afgestemde kleinschalige kantorenlocaties, waarbij als maximum 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak per kantoorvestiging wordt gehanteerd, mits hieraan een verklaring van geen bezwaar van GS wordt verbonden; • indien het kleinschalige, lokaal georiënteerde zelfstandige kantoren betreft tot een brutovloeroppervlak van maximaal 750 m² per vestiging; • indien het kleinschalige, lokaal georiënteerde zelfstandige kantoren betreft met een brutovloeroppervlak van meer dan 750 m², mits hieraan een verklaring van geen bezwaar van GS wordt verbonden; • indien het bedrijven betreft met een extensief ruimtegebruik; op een bedrijventerrein moeten bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie worden toegelaten; het brutovloeroppervlak van bedrijfskantoren mag per bedrijf ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedragen tot een maximum van 3.000 m²; op een bedrijventerrein mogen niet worden toegelaten: • zelfstandige kantoren, behoudens de bovengenoemde uitzonderingen; • detailhandel, uitzonderingen hierop zijn: · detailhandel op knopen, voorzover passend binnen het knoopprofiel; · detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; · detailhandel in zeer volumineuze goederen, zoals auto's, motoren, boten, caravans keukens, badkamers, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen; · tuincentra; · bouwmarkten of grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bedrijfsvloeroppervlak van minimaal 1.000 m² en na onderzoek van de bovengemeentelijke effecten en na instemming van GS; · nieuwe perifere detailhandel is alleen toegestaan indien het om reeds elders in de gemeente gevestigde bedrijven gaat of wanneer het terrein in een regionale of provinciale structuurvisie detailhandel is aangewezen als opvanglocatie voor grootschalige detailhandel; • bedrijven die geen gebruikmaken van transport over water voorzover het betreft de kades van natte bedrijventerreinen; • bedrijven uit een lagere milieucategorie voorzover het betreft specifiek daarvoor aangewezen delen van bedrijventerreinen voor milieuhinderlijke bedrijvigheid; • bedrijfswoningen, behoudens woon-werkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 is toegestaan; • het opheffen van een nat bedrijventerrein moet worden gecompenseerd door een minstens gelijkwaardig nieuw nat bedrijventerrein.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Beleidskader
2.3.
7
Regionaal en gemeentelijk beleid
Ontwerp Programma van Afspraken (2001) De Leidse Regio, de Duin- en Bollenstreek en de provincie kiezen voor een behoedzame en duurzame ontwikkeling op alle gebieden. Dit houdt een koerswijziging in wat betreft het ruimtebeslag van infrastructuur, wonen en werken: van "groei door meer ruimtebeslag" naar "groei door slim, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte". In deze optiek is een groter ruimtebeslag hiervoor slechts bespreekbaar indien mogelijkheden tot betere benutting van bestaande locaties uitgeput zijn. De Leidse Regio: Sleutel tot Succes: Ruimtelijk-economisch beleidsplan voor de Leidse regio (2001) In het beleidsplan worden 4 prioriteiten onderscheiden: 1. bio- en lifesciences; 2. stads- en landschapstoerisme; 3. ontwikkelen, herstructureren en segmenteren van bedrijventerreinen, waaronder het MEOB-terrein; 4. (inter)nationale kantoren. Kadernota Economisch beleid Oegstgeest 2003-2006: Werken en wonen doe je samen (2002) In de kadernota worden de hoofdlijnen van het economisch beleid van de gemeente beschreven. Er worden drie speerpunten onderscheiden: 1. ontwikkelen bedrijfslocaties, waaronder het MEOB-terrein; 2. realiseren van de combinatie werken en wonen; 3. relatie tussen bedrijfsleven en gemeenten.
2.4.
Conclusie beleidskader
In het overkoepelende beleid staan slim, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte centraal. Opgave is deze uitgangspunten waar mogelijk, te realiseren. Herstructurering van bedrijventerreinen is een van de speerpunten in het rijks- en provinciaal beleid. Het plangebied is gezien zijn ligging (geen centrummilieu) in principe geen vestigingsmilieu voor grootschalige kantoorvestigingen en detailhandel. Kleinere kantoorvestigingen, kantoorhoudende bedrijven en bepaalde vormen van grootschalige detailhandel zijn onder voorwaarden wel mogelijk. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan op bedrijventerreinen waar milieucategorie 3.1 of hoger is toegestaan. Om deze beleidsintenties in dit bestemmingsplan plaats en inhoud te geven, is ruimtelijk onderzoek verricht naar bebouwingshoogten en bebouwingsafstanden, teneinde de mogelijkheden tot intensivering van het ruimtegebruik te kunnen bepalen en is op basis van een functionele analyse van de omgeving de toegestane milieubelasting (inwaarts gezoneerd) bepaald.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Beleidskader
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
8
286.11734.00
3. Gebiedsvisie 3.1.
9
Inleiding
In het najaar van 2003 heeft de gemeente Oegstgeest het initiatief genomen de mogelijkheden te onderzoeken voor de herontwikkeling van het MEOB-terrein tot een nieuw algemeen bedrijventerrein. Om de beoordeling van de ontwikkeling door de gemeente mogelijk te maken, heeft RBOI verkennend stedenbouwkundig en planologisch onderzoek uitgevoerd. Het stedenbouwkundig onderzoek heeft geresulteerd in een modellenstudie. Als tweede stap in het planvormingsproces is in gezamenlijke opdracht van de eigenaar, Dienst der Domeinen, en de gemeente een inrichtingsplan gemaakt. Dit plan is totstandgekomen op basis van gemeenschappelijke uitgangspunten. Het inrichtingsplan lag aan de basis van het overleg tussen de gemeente en Domeinen over de realiseringsmogelijkheden. Omdat de toekomstige eigendomssituatie en de omstandigheden rond de ontwikkeling van het terrein nog ongewis zijn, wil de gemeente de kwaliteit van het toekomstige bedrijventerrein waarborgen door, vooruitlopend op de ontwikkeling, naast een bestemmingsplan, een beeldkwaliteitplan te maken. In het beeldkwaliteitplan worden kaders gesteld voor de toekomstige ontwikkeling van het plangebied. Hiermee wordt het ruimtelijk beeld van de ontwikkeling gestuurd op kwaliteit (zowel voor het openbaar gebied als voor het uitgeefbaar terrein). Het beeldkwaliteitplan zal tegelijkertijd met het voorliggend bestemmingsplan worden vastgesteld door de gemeenteraad. Het vastgestelde beeldkwaliteitplan wordt daarna een onderdeel van de gemeentelijke welstandsnota waardoor een toetsingskader ontstaat voor de nieuwe ontwikkeling en bouwaanvragen. Het beeldkwaliteitplan is als separate bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied heeft een relatie met het hogere schaalniveau door de ligging in het zicht van de A44. Deze weg doorsnijdt het zuidoostelijke gedeelte van de Duin- en Bollenstreek en loopt vanaf Den Haag achtereenvolgens langs de kernen Leiden, Oegstgeest, Sassenheim en Lisse om ter hoogte van Nieuw-Vennep aan te sluiten op de A4 richting Schiphol en Amsterdam. Het plangebied ligt aan de noordwestzijde in de gemeente Oegstgeest, binnen een driehoekig gebied dat wordt omsloten door de A44, de Leidsevaart en het Oegstgeesterkanaal. Deze lijnen zijn van structurele betekenis als barrières en grenzen. Verschillende bedrijven en bedrijventerreinen in Oegstgeest (maar ook in Sassenheim) zijn aan de A44 gesitueerd.
3.2.
Ontstaansgeschiedenis
Op 20 november 1939 is door burgemeester en wethouders van Oegstgeest bouwvergunning verleend aan het Ministerie van Defensie voor "de bouw van een complex magazijnen". Als gevolg van de bezetting van Nederland werd de Duitse Kriegs-marine echter de eerste gebruiker van het complex. De bezetter heeft het complex met een aantal gebouwen uitgebreid. Na de bevrijding is het complex gevorderd ten behoeve van de Marine Radio Dienst (MRD), die vanuit Oegstgeest onder meer verbinding onderhield met het toenmalige Nederlands Oost-Indië.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Gebiedsvisie
10
Vanaf 1950 wordt het complex gebruikt door het Marine Elektronisch Bedrijf (MEB) en wordt beheer van elektronische apparatuur de belangrijkste taak. Vanaf 1978 wordt dit uitgebreid met optische en navigatie apparatuur en wordt de naam gewijzigd in MEOB, Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf. Het Ministerie van Defensie besluit echter in 1995 MEOB te verplaatsen naar Den Helder. Op 20 juni 2001 is de militaire functie van het complex feitelijk beëindigd. De identiteit van het terrein hangt samen met de voormalige functie en de ruimtelijke opbouw. Het terrein is geheimzinnig vanwege de militaire functie die het had en waarbij het voor de burger niet toegankelijk was. Alledaagse activiteiten waren aan het zicht onttrokken. Voor de directe omgeving en het aangrenzende woongebied is door groen een ruimtelijke en visuele scheiding gecreëerd. Het hoofdterrein bevatte een aantal grote gebouwen en gebouwcomplexen waarin militaire functies gehuisvest waren. De zeer specialistische elektronische en optische werkzaamheden hebben zeer specifieke gebouwen opgeleverd, welke moeilijk opnieuw te gebruiken zijn. Deze gebouwen zijn reeds gesloopt.
3.3.
Ruimtelijke structuur
Het MEOB-terrein grenst direct aan een woongebied en aan de Haarlemmerstraatweg die hier parallel loopt aan de A44. Er is een schaalverschil tussen de zone langs de A44 en de aangrenzende woongebieden. Het MEOB-terrein maakt langs de Haarlemmerstraatweg deel uit van een aaneengesloten zone met bedrijfsbebouwing en overige grootschalige bebouwing die in noordelijke richting doorloopt tot aan de spoorlijn Leiden-Haarlem. In deze zone liggen onder meer het bedrijfsgebouw van Van der Luyt Beheermaatschappij b.v., het projectontwikkelingbedrijf Korswagen en de jeugdpenitentiaire inrichting. Ten zuiden van het MEOB-terrein liggen de gemeentewerf, een woonwagenterrein en een tankstation van BP dat vanaf de A44 bereikbaar is. Voor het overige deel grenst het MEOB-terrein aan woongebied, daarvan gescheiden door een forse en hoogopgaande groenzone. Bij de ontwikkeling van het MEOB-terrein vormt juist de ligging in het zicht van de A44 een belangrijk uitgangspunt voor oriëntatiemogelijkheden bij de verkaveling en de beeldkwaliteitaspecten. Echter in landschappelijk en visueel opzicht grenst het gebied tevens aan het open, landelijke gebied van de Elsgeesterpolder, wat een zorgvuldige en zachte inpassing van het terrein vereist. Omdat de ontwikkeling van het plangebied tot nieuw gemengd bedrijventerrein geen geluidsgevoelige bestemming betreft, hoeven er geen afschermende maatregelen te worden genomen en is het terrein, in tegenstelling tot een groot deel van Oegstgeest, langs de A44 goed zichtbaar. Temeer omdat het een van de laatste stedelijke uitbreidingen betreft, is het zaak zorgvuldig met de regie van dit beeld om te gaan. Aan de oostkant van het plangebied ligt een in breedte variërende watergang. Langs deze slingerende watergang groeien rietkragen en staan volwassen populieren waardoor een stevige "groene" buffer is gecreëerd met het aangrenzende woongebied. Voorlangs het MEOB-terrein ligt een strakke watergang die samen met een rij jonge bomen en een fietspad opgenomen is in het profiel van de Haarlemmerstraatweg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Gebiedsvisie
11
De structuur van het terrein en de koppeling met groenblauwe dragers geven het terrein identiteit en bepalen dus het beeld. De strategie van het in de bijlage opgenomen beeldkwaliteitplan is de sturing van dat beeld in ruimtelijke ontwikkelingen.
3.4.
Ruimtelijke ontwikkeling
Het oorspronkelijke MEOB-terrein bestaat uit twee delen, één deel ten westen van de Haarlemmerstraatweg, direct grenzend aan de A44 als klein perceel van 0,7 ha en het hoofdterrein ten oosten van de Haarlemmerstraatweg van 10,7 ha. Het heeft de voorkeur om het kleine perceel langs de snelweg vanwege het belang van de locatie (in het zicht en direct gelegen aan de snelweg) niet op te delen, maar in zijn geheel te herontwikkelen. Een duidelijke basisstructuur als drager voor het gebied Samenhang en continuïteit binnen de verschillende schaalniveaus in het plangebied is van essentieel belang bij de uitwerking van planonderdelen. Essentieel is de continuïteit van lijnen, in combinatie met markante knooppunten, bekende/herkenbare oriëntatiepunten en in schaal waarneembare vlakken/clusters. De openbare ruimte is de verbindende factor. Rondom het hele terrein liggen watergangen met groen ingerichte oevers, zodat een geleidelijke overgang naar de omgeving ontstaat. De continuïteit van de lusvormige ontsluiting op het terrein wordt gerealiseerd door een bomenrij. Op twee plekken is beperkt ruimte gecreëerd voor het parkeren van personenwagens. Deze ruimte is gekoppeld aan de langere doorlopende zone van groen en water met doorzichten naar de omgeving. Herkenbare onderverdeling in zones De verkaveling van het hoofdterrein is compact en efficiënt opgezet. In de ruimtelijke opbouw zijn drie zones onderscheiden. Door verschillende zones een eigen karakter te geven, wordt de oriëntatie binnen het gebied vergroot. 1. Het front De bebouwingsstrook direct aan de A44 en de Haarlemmerstraatweg vormt het gezicht van het bedrijventerrein. De schaal van de bedrijfsbebouwing van Van der Luyt Beheermaatschappij b.v. aan de noordzijde is groot, de gemeentewerf en bedrijfspanden die aan de zuidzijde liggen zijn daarentegen kleiner van schaal. De gewenste schaal voor de bebouwing van het bedrijventerrein MEOB ligt hier tussenin. De kavels zijn tot 4.500 m² groot en hier mag het hoogst worden gebouwd. De bouwblokken zijn verdeeld in verschillende onderdelen. Een zoveel mogelijk doorgaande plint brengt continuïteit in de lengterichting en staat ruimtelijk in verhouding met de Haarlemmerstraatweg. Losse bouwdelen "zweven" boven deze plint en leggen contact met de A44. Voor de compositie in de lengterichting is het van belang een duidelijke kop, accent, op de noordelijke hoek te maken. Een specifieke vorm en massaopbouw van het losgelegen perceel aan de A44 markeert de andere kop van deze strook. De beeldregie is hier het strengst, van massa, inrichting tot materiaalkeuze.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Gebiedsvisie
13
2. Het centrum Tussen het front en de landschappelijke zone ligt het hart van het bedrijventerrein. Dit deel is in ruimtelijk opzicht een eiland. Gezien deze ruimtelijke situatie wordt voor dit gebied een zo efficiënt en compact mogelijke bebouwingswijze voorgeschreven. De massa in het middengebied is zoveel mogelijk aaneengesloten. De individualiteit komt terug door per perceel een uitbouw te realiseren waarin bedrijfsgebonden kantoren kunnen worden gerealiseerd. De percelen zijn tussen de 2.000 en 3.000 m² groot. Verder wordt in het verlengde van het inrichtingsplan voorgesteld een bedrijfsverzamelgebouw te realiseren met een bijzondere, ronde vorm. 3. De landschapszone De zuidoostzijde van het terrein bestaat uit een brede kraag van groen en water waarmee een ruimtelijke afscheiding wordt gecreëerd met de gesloten rand van vrijstaande en half vrijstaande woningen. De vorm van de landschappelijke zone slingert en vormt een informele grens. De schaal van de woonbebouwing wordt met een geringe schaalsprong gekopieerd op het bedrijventerrein. De massa van de bebouwing in de landschapszone staat in het teken van de "overgang". De bebouwing is in verhouding tot de rest van het terrein klein en staat los van elkaar. De percelen zijn tussen de 1.000 en 2.000 m² groot. Afstemming in de vormgeving van bebouwing en openbare ruimte De kwaliteit van de architectonische uitwerking en de vormgeving/inrichting van de openbare ruimte, wordt gewaarborgd door het formuleren en vaststellen van beeldkwaliteitregels. Deze regels zijn gebaseerd op de ruimtelijke opzet van het inrichtingsplan en hebben mede tot doel om de gewenste continuïteit tussen de verschillende schaalniveaus in het plangebied te waarborgen. De regels die in het beeldkwaliteitplan zijn vastgelegd, hebben betrekking op: parkmanagement, inrichting van percelen, organisatie bebouwing, gevelopbouw, rooilijnen, parkeren, terreinafscheidingen, materiaal- en kleurgebruik en reclame-uitingen. Duurzaam bouwen Het beleid van de gemeente is gericht te bouwen volgens het DuBo Pluspakket. Bij de exploitatie en/of de uitgifte van het terrein zullen hierover verdere afspraken worden gemaakt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Gebiedsvisie
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
14
286.11734.00
4. Onderzoeksaspecten 4.1.
15
Verkeer en parkeren
Externe verkeersontsluiting Het plangebied wordt ontsloten via de Haarlemmerstraatweg. De Haarlemmerstraatweg is een belangrijke gebiedsontsluitingsweg (maximumsnelheid 80 km/h) van de kern Oegstgeest en verbindt de kern via de Oegstgeesterweg met de provinciale Haarlemmertrekvaart (N444). Deze weg geeft verbinding met de autosnelweg A44. Intensiteiten en verkeersproductie Momenteel is de locatie MEOB braakliggend. Er wordt geen verkeer gegenereerd. Voor de ontwikkeling van de locatie tot gemengd bedrijventerrein is de verwachte verkeersproductie geschat 1). Deze zal maximaal circa 3.000 mvt/etmaal bedragen. De Haarlemmerstraatweg ontsluit Oegstgeest in belangrijke mate. Recente tellingen (2003) laten zien dat de verkeersintensiteit circa 7.350 mvt/etmaal (werkdag) bedraagt. Bij een autonome groei van het verkeer per jaar van 1,5%, zal in 2015 de intensiteit circa 8.750 mvt/etmaal bedragen; na ontwikkeling van de locatie MEOB dus circa 11.750 mvt/etmaal. Gezien de inrichting en vormgeving van de Haarlemmerstraatweg heeft deze weg voldoende capaciteit om dit verkeer te verwerken. Ontsluiting bedrijventerrein Op een gebiedsontsluitingsweg als de Haarlemmerstraatweg staat de doorstroming van het verkeer voorop. Dit betekent volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig dat gestreefd moet worden het aantal aansluitingen te minimaliseren om conflictpunten te vermijden. Als de grens van de bebouwde kom wordt verschoven naar een locatie ten noorden van het plangebied, wordt de maximumsnelheid op deze weg 50 km/h. Er is dan is een veilige en verkeerskundig verantwoorde aansluiting van het bedrijventerrein op deze weg mogelijk. Bij een gebiedsontsluitingsweg (50 km/h) binnen de bebouwde kom wordt een minimale kruispuntafstand van 200 m als richtlijn gehanteerd. Dit betekent dat de locatie via één aansluiting op de Haarlemmerstraatweg wordt ontsloten. Daarnaast wordt voorzien in een calamiteitenontsluiting. De vormgeving van de aansluiting zal nader moeten worden beschouwd. Er dient te worden uitgegaan van de richtlijnen volgens Duurzaam Veilig. Gezien de geprognosticeerde verkeersintensiteit op de Haarlemmerstraatweg en de verwachte verkeersproductie wordt gedacht aan een rotonde, maar ook een linksafopstelstrook is aanvaardbaar te achten, mede in het licht van eventuele publieksaantrekkende functies op de locatie. Interne verkeersstructuur De verkeersstructuur op het bedrijventerrein kenmerkt zich als een lusstructuur met een snelheidsregime van 30 km/h. Voor de inrichting en vormgeving van de interne wegenstructuur moet worden uitgegaan van de richtlijnen volgens Duurzaam Veilig. Dit betekent een rijbaan van 7 m breed waarop ook het fietsverkeer wordt afgewikkeld, ten minste een eenzijdig trottoir en beperkte rechtstanden. Vanwege het relatief hoge aandeel vrachtverkeer worden om verkeersveiligheidsredenen aanbevolen te voorzien in fietssuggestiestroken. De kruispunten binnen het plangebied moeten als gelijkwaardige kruispunten worden vormgegeven. 1)
Bron: Verkeersproductie van bedrijventerreinen, H. Zonneberg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
16
De calamiteitenontsluiting wordt gekoppeld aan de fietsontsluiting op de Haarlemmerstraatweg. Parkeren Het plangebied ligt zodanig afgeschermd van omliggende functies dat de locatie voor autoverkeer alleen gebruikt zal worden door herkomst- en bestemmingsverkeer. Het aantal benodigde parkeerplaatsen moet hierop worden afgestemd. Het parkeren vindt bij voorkeur plaats op het eigen terrein van het bedrijf. Daarnaast is op het bedrijventerrein voorzien in openbare parkeerstroken. Deze zijn ten minste 3 m breed, zodat zij geschikt zijn voor parkeren van vrachtwagens. Voor de functies dienen de volgende parkeerkencijfers als richtlijn (ASVV 2004), uitgaande van een ligging in "de rest van de bebouwde kom" (matig stedelijk gebied): Tabel 1 Parkeerkencijfers functie
parkeerkencijfer
kantoren met baliefunctie
2,8-3,3 parkeerplaats/100 m² bvo
zonder baliefunctie
1,5-2,0 parkeerplaats/100 m² bvo
grootschalige detailhandel
6,0-8,0 parkeerplaats/100 m² bvo
showroom
1,6-1,8 parkeerplaats/100 m² bvo
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
0,8-0,9 parkeerplaats/100 m² bvo
arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven
2,5-2,8 parkeerplaats/100 m² bvo
-
Langzaam verkeer Langs de Haarlemmerstraatweg is een vrijliggend tweerichtingen fietspad aanwezig. Voor een goede ontsluiting van het bedrijventerrein voor fietsers is uitgegaan van twee aansluitingen op de Haarlemmerstraatweg. Eén hiervan is gecombineerd met een calamiteitenontsluiting voor het autoverkeer. Openbaar vervoer De Haarlemmerstraatweg maakt deel uit van verschillende busverbindingen. Langs de Haarlemmerstraatweg is ter hoogte van de aansluiting van het bedrijventerrein een halteplaats van deze busdiensten aanwezig. De percelen liggen op een maximale loopafstand van circa 500 m van deze bushalte. De bediening per openbaar vervoer is goed te noemen, zeker naar maatstaven van (gemengde) bedrijventerreinen.
4.2.
Bedrijven en milieuzonering
Toelaatbaarheid bedrijvigheid Algemeen Om hinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten al het in ruimtelijk spoor te voorkomen, zijn grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. Uitgaande van de afstand tot de bedrijfspercelen en het gebiedstype van de milieugevoelige functies (woningen) wordt in de voorschriften bepaald welke bedrijfsactiviteiten worden toegelaten (milieuzonering). In de planvoorschriften wordt voor dit doel gebruikgemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
17
gerangschikt naar toenemende milieubelasting. Als belangrijkste bron bij het opstellen van deze Staat is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001. In deze lijst worden voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere gebiedstypen worden afgeweken van deze richtafstanden. In het onderhavige plan wordt hier echter geen gebruik van gemaakt. Voor een nadere toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de uitgangspunten van milieuzonering wordt verwezen naar bijlage 1. Uitwerking milieuzonering bedrijventerrein MEOB Voor de milieuzonering van het bedrijventerrein is rekening gehouden met woningen ten zuidoosten van het bedrijventerrein aan de Theo van Doesburglaan en de Gerrit Rietveldlaan. Vanaf de woonbebouwing zijn op 30 m afstand bedrijven in categorie 2 toelaatbaar, op 50 m afstand bedrijven in categorie 3.1 en op 100 m afstand zijn bedrijven in categorie 3.2 toelaatbaar. Op grond van de VNG-uitgave bedrijven en milieuzonering dient hierbij gemeten te worden vanaf de uiterste grens van het bedrijfsperceel tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woning. In het kader van dit bestemmingsplan bepaalt de afstand tussen de dichtstbijzijnde woning en het bestemmingsvlak de algemene toelaatbaarheid. Vrijstelling Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie dan toegestaan in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit een vrijstelling worden verleend. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid. Beoordeling gevestigde bedrijven De reeds in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 3). In het bedrijfsgebouw van Van der Luyt Beheermaatschappij b.v. zijn meerdere bedrijven gevestigd. Ten behoeve van de inventarisatie van de aanwezige bedrijven is gebruikgemaakt van het register van de Kamer van Koophandel. Het transportbedrijf op het terrein van Van der Luyt Beheermaatschappij b.v. en de gemeentewerf voldoen niet aan de algemene toelaatbaarheid in dat gebied, omdat de dichtstbijzijnde woning op een kortere afstand ligt dan de aan te houden richtafstand. Voor het transport- en verhuisbedrijf Van der Luyt aan de Haarlemmerstraatweg 52 zijn de woningen aan de Oude Vaartweg bepalend (50 m afstand) en voor de gemeentewerf zijn de woningen aan de Haaswijklaan bepalend (19 m afstand). Voor het agrarisch hulp- en nevenbedrijf aan de Haarlemmerstraatweg 5 is de woning met huisnummer 3 bepalend: 50 m afstand; deze situatie voldoet aan de richtafstand van 50 m. Ten opzichte van alle woningen worden de richtafstanden conform VNG-publicatie aangehouden. Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan reeds aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten, hebben een specifieke (sub)bestemming gekregen, naar gelang de aard van de bedrijvigheid. Dit geldt dus voor de gemeenteAdviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
18
werf aan de Haarlemmerstraatweg en voor het transport- en verhuisbedrijf Van der Luyt. Op basis van deze specifieke bestemming kunnen bedrijven de activiteiten die vallen onder deze subbestemming op grond van het bestemmingsplan voortzetten. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de subbestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen of een bedrijf dat past binnen het algemene toelatingsbeleid. Hondenkennel Aan de Haarlemmerstraatweg 5a bevindt zich een hondenkennel. De VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2001) geeft aan dat hiervoor een richtafstand geldt van 100 m. De dichtstbijzijnde woning bevindt zich op 50 m afstand. Aangezien het hier om een bestaande situatie gaat, vormt dit geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.3.
Externe veiligheid
4.3.1. Algemeen Bij het mogelijk maken van nieuwe functies is het aspect externe veiligheid van groot belang. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water; vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen. Bij het aspect externe veiligheid zijn twee begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een bepaalde plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Het groepsrisico heeft betrekking op de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken. Hiervoor geldt geen grenswaarde, maar een oriënterende waarde en een inspanningsverplichting.
4.3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen In oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit, dat is gebaseerd op een risicobenadering, zijn grenswaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) voor zogenoemde kwetsbare objecten in de omgeving van risicovolle inrichtingen opgenomen en richtwaarden voor het PR voor zogenoemde beperkt kwetsbare objecten in de omgeving van risicovolle inrichtingen. In het Besluit wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee per hectare en dienst- of bedrijfswoningen) en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of (een deel van de dag) kwetsbare groepen mensen. Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder andere verstaan woningen, hotels, restaurants, kantoren, winkels en sport- en kampeerterreinen, voorzover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren en bedrijfsgebouwen en vergelijkbare objecten. In het plangebied bevindt zich één bedrijf dat valt onder het Bevi, namelijk het LPG-verkooppunt aan de A44, in de zuidwestpunt van het plangebied. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
19
LPG-tankstation in het plangebied: plaatsgebonden risico Voor de beoordeling van de gevolgen van het Bevi is de doorzet van het tankstation van betekenis, het feit of het reservoir boven- of ondergronds is gesitueerd en de aanwezigheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de directe omgeving. De doorzet van dit LPG-station bedraagt minder dan 1.000 m³ per jaar en er is sprake van een ondergronds reservoir. Op grond van het Bevi ligt de 10-6-contour van het PR op een afstand van 45 m vanaf het vulpunt en de 10-5-contour op 25 m afstand vanaf het vulpunt. Binnen 45 m van het vulpunt liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast liggen binnen een afstand van respectievelijk 25 en 15 m vanaf het ondergrondse reservoir en de afleverzuil geen (beperkt) kwetsbare objecten. Dit betekent dat wordt voldaan aan de grenswaarde en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. LPG-tankstation in het plangebied: groepsrisico Het invloedsgebied van het groepsrisico reikt tot 150 m rondom het vulpunt. Uitgaande wederom van een maximale doorzet van 1.000 m³ mag het aantal personen per hectare (personendichtheid) in het gebied tussen de 10-6-contour (45 m) en 150 m niet meer bedragen dan 13 om te voldoen aan de oriënterende waarde van het groepsrisico. Rekening houdend met een verblijftijdcorrectiefactor zijn dit 92 personen in zijn totaliteit 1). Binnen dit invloedsgebied ligt 1 woning, een (agrarisch hulp)bedrijf, een hondenkennel en schuren. Er wordt voldaan aan de oriënterende waarde van het groepsrisico. In onderstaande tabel is het groepsrisico rondom het LPG-tankstation globaal aangegeven. Tabel 2 Groepsrisico rondom LPG-tankstations (globaal) functie
uitgangspunt
1 woning
aantal personen per woning is gemiddeld 2,4
bedrijfsgebouwen en dergelijke
aantal personen voor een kantoor is gemid-
aantal personen 2 40
deld 1 per 30 m² bvo (uitgegaan van 1.213 m²) totaal aantal personen binnen het invloedsgebied
42
Voor de oppervlakte van het agrarisch bedrijf en de hondenkennel is uitgegaan van het bouwvlak. Bij dit oppervlak zijn ook de schuren op het perceel ten zuidwesten van dit bedrijf meegenomen. Parkeerplaatsen (ten noordoosten van het benzineservicestation) zijn in deze berekeningen niet meegenomen, omdat deze niet worden aangemerkt als (beperkt) kwetsbaar object. Het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied ligt echter zover onder de oriënterende waarde van 92 personen, dat dit toelaatbaar wordt geacht. Zelfredzaamheid In het gebied bevinden zich in het algemeen geen personen met een lage zelfredzaamheid (zoals in ziekenhuizen). Er is sprake van laagbouw, welke gemakkelijker is te ontvluchten dan hoogbouw. Het LPG-tankstation ligt aan de A44, terwijl de woning en de bedrijfsgebouwen langs de Haarlemmerstraatweg liggen. Deze weg, die voldoende capaciteit heeft om het gebied te kunnen evacueren en om hulpdienstverlening het gebied in te laten komen, biedt goede ontvluchtingsmogelijkheden richting de Haaswijklaan of de Oegstgeesterweg (en verder).
1)
De Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (concept augustus 2004) geeft verblijftijdcorrectiefactoren voor (onder meer) woongebied; door hiervan uit te gaan is een worst case berekend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
20
Bestrijdbaarheid De bron (het LPG-tankstation) en de belaste omgeving (invloedsgebied) zijn bereikbaar vanaf de A44 en de Haarlemmerstraatweg. De brandweerkazerne ligt op korte afstand van het LPG-tankstation: binnen 2 tot 5 minuten kan de brandweer ingeval van nood aanwezig zijn. De locatie is vanaf twee zijden via de Haarlemmerstraatweg bereikbaar en tevens via de A44. Maatregelen ter beperking van het groepsrisico In de toekomst zal in een nieuwe vergunning de doorzet van het LPG-tankstation beperkt worden tot maximaal 1.000 m³/jaar. Daarnaast worden binnen de PR-contour van het LPG-tankstation geen nieuwe kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten toegestaan in dit bestemmingsplan. Ook de uitbreidingsmogelijkheden zijn beperkt (enige uitbreidingsmogelijkheden zijn via vrijstelling toegestaan in verband met vaste jurisprudentie) en bovendien is voor de berekening van het groepsrisico aangenomen dat het hier om een woongebied gaat, zodat er een worst case scenario berekend is voor de norm van het groepsrisico.
4.3.3. Vervoer van gevaarlijke stoffen Over de rijksweg A44 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Zodoende dient rekening te worden gehouden met risico's ten opzichte van nieuwe functies. Volgens de risicoatlas voor wegen (AVIV, 2003) is er geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 aanwezig voor dit wegvak. Tevens zijn er in het plangebied geen gevoelige bestemmingen beoogd (zoals woningen, scholen etc.). Vervoer van gevaarlijke stoffen vormt zodoende geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen. Voor vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen wordt verwezen naar paragraaf 4.5.
4.4. Luchtkwaliteit Algemeen Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna Blk) opgenomen grenswaarden. Het voornemen voor de herinrichting van een bedrijventerrein kan mogelijk gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in het plangebied en de omgeving daarvan. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast te worden nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse is van de nieuwe functies in het plangebied. Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk). Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaaren daggemiddelde) van belang (zie bijlage 4). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
21
Tabel 3 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof
toetsing van
grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
40 μg/m³ max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³
1)
geldig vanaf 2010 2005 2005
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling).
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek en resultaten In het plangebied wordt de herinrichting van een bedrijventerrein mogelijk gemaakt. Om deze ontwikkeling te kunnen toetsen aan het Blk, is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving (bijdrage van de ontwikkeling) en de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde ontwikkeling. In bijlage 4 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Uit het onderzoek blijkt dat de bijdrage van de ontwikkeling aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof beperkt is. Er wordt echter wel voldaan aan de grenswaarden uit het Besluit luchtkwaliteit, zodat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan. Ook ter plaatse van het plangebied wordt aan alle grenswaarden uit het Blk voldaan in de drie prognosejaren (2006, 2010 en 2016). Conclusie en afweging Het Blk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.5.
Kabels en Leidingen
Aan de oostzijde van het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningslijn (150 kV); voor deze lijn geldt een zakelijk rechtstrook van 27,5 m aan weerszijden van de hoogspanningslijn. Binnen de zakelijk rechtstrook is in beginsel geen bebouwing toegestaan. De zakelijk rechtstrook vormt het uitgangspunt voor de bestemmingslegging. Binnen 27,5 m tot het hart van de hoogspanningsleiding bevinden zich geen gevoelige objecten in het plangebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
22
In een brief van 4 oktober 2005 heeft het ministerie van VROM (staatssecretaris Van Geel) haar advies vastgelegd met betrekking tot de aan te houden afstanden van gevoelige functies tot bovengrondse hoogspanningslijnen. De staatssecretaris adviseert geen nieuwe gevoelige functies te realiseren binnen de indicatieve zone. Gevoelige functies zijn functies waarin kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen. De aan te houden afstanden gelden voor nieuwe situaties. Per bovengrondse hoogspanningslijn is door het ministerie de breedte van de "indicatieve zone" aangegeven. Voor het plangebied bedraagt de indicatieve zone 80 m aan weerszijden van de hoogspanningslijn. Hierbinnen worden geen gevoelige functies mogelijk gemaakt. Langs de noordzijde van het plangebied loopt een afvalwatertransportleiding, welke van Sassenheim naar de AWZI Katwijk loopt. Deze leiding kent een bebouwingsvrije strook van 2,5 m. De bescherming van deze leiding is via kaart en voorschriften geregeld. Langs de noordzijde van de A44 loopt een brandstoftransportleiding. Deze leiding is echter niet meer in gebruik en is deels opgeheven. Zodoende hoeft geen rekening gehouden te worden met aan te houden afstanden.
4.6. Bodemkwaliteit Bodemonderzoek In april 2004 is, in vervolg op diverse voorgaande bodemonderzoeken, door ProKAM B.V. een aanvullend bodemonderzoek en nader asbestonderzoek 1) uitgevoerd ter plaatse van het voormalige MEOB-terrein aan de Haarlemmerstraatweg 7. Op basis van de onderzoeksresultaten van de voorgaande en het aanvullend bodemonderzoek zijn in het rapport van ProKAM de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Voormalige cadmeerinrichting (gebouw 013): in het grondwater zijn sterk verhoogde concentraties cadmium, koper, nikkel en/of zink aangetroffen. Tevens is een matig verhoogd gehalte cyanide gemeten. Het betreft hier een geval van ernstige bodemverontreiniging. De verontreiniging is aangetoond binnen de contour van cadmiumverontreiniging in de grond. De omvang van de verontreiniging in het grondwater is niet volledig afgebakend. Voormalige cadmeerinrichting (gebouw 014): de gemeten verhoogde concentraties sulfaat en ammonium in het grondwater kunnen een zwak tot matig betonaantastend effect hebben op funderingen van (toekomstige) bebouwing. Sanering is echter niet noodzakelijk. Gesaneerd terreindeel: de plaatselijk aangetoonde licht verhoogde concentraties minerale olie in de grond en de licht verhoogde concentraties benzeen, xylenen en een aantal PAKverbindingen, kunnen als een geringe restverontreiniging worden beschouwd. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Naar verwachting zal de huidige bodemkwaliteit geen belemmering vormen bij herinrichting van het terrein. Voormalige ondergrondse tanks B1 en B2 (ten oosten van gebouw 27): hier zijn lichte verontreinigingen aangetroffen (minerale olie en tolueen in de grond en vluchtige aromaten in het grondwater). De tanks zijn verwijderd. Sanering wordt op grond van milieuhygiënische redenen niet noodzakelijk geacht. Asbest: op een aantal locaties is asbest aangetroffen in de bodem, waarbij op de locatie DL6a het asbestgehalte de interventiewaarde en de restconcentratienorm overschrijdt. Het materiaal van deze locatie is niet geschikt voor hergebruik. Aangezien de asbesthoudende
1)
Aanvullend bodemonderzoek en nader asbestonderzoek MEOB complex te Oegstgeest, ProKAM B.V., R04L0065, 27 mei 2004.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
23
puinfunderingslaag van DL 6a (RE2) is afgeschermd met asfalt, behoeven hier vooralsnog geen maatregelen te worden genomen. Conclusies en aanbevelingen De milieudienst West Holland geeft in haar advies aan dat op het MEOB-terrein de meest verdachte locaties ten aanzien van bodemverontreiniging voldoende onderzocht zijn. Naar verwachting zullen er geen grootschalige verontreinigingen onopgemerkt zijn gebleven. Uit de tot nu toe uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat op de locatie gehalten zware metalen boven de interventiewaarde voorkomen in grond en in grondwater. Het betreft voornamelijk het meest zuidoostelijke deel van de locatie alwaar galvanische activiteiten hebben plaatsgevonden. Het asbestonderzoek geeft aan dat de gewogen norm voor asbest van 100 mg/kg wordt overschreden onder een gedeelte van een asfaltweg aan de westzijde van gebouw 048. Ten aanzien van de bovengenoemde ernstige verontreinigingen is de provincie Zuid-Holland het bevoegd gezag. Naar verwachting zal de provincie het geval van bodemverontreiniging niet urgent verklaren. Bij graafwerkzaamheden (ten behoeve van bouwrijp maken) ter plaatse van ernstig verontreinigde grond, zal de provincie een saneringsplan eisen dat moet voldoen aan de huidige wet- en regelgeving. Graafwerkzaamheden ter plaatse van mobiele kernen zijn niet toegestaan tenzij deze geheel worden verwijderd. Ten behoeve van de nieuwe bedrijfsbestemming zal sanering van grond en/of grondwater ter plaatse van de verontreiniging met zware metalen, hoge ammonium- en sulfaatgehalten en hoge pH-waarden, onvermijdelijk zijn.
4.7.
Waterhuishouding
Waterbeheer en watertoets Sinds een fusie per 1 januari 2005 is het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterkwantiteitsen waterkwaliteitsbeheerder binnen het plangebied en voert zij tevens het beheer en onderhoud van de waterkeringen. De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de riolering. In het kader van de watertoets is het ruimtelijk voornemen mondeling overlegd met de waterbeheerder op 18 januari 2005. Bij het overleg is de aard van het plan toegelicht en zijn de in het plan relevante waterhuishoudkundige aspecten besproken. De waterbeheerder heeft informatie over het watersysteem geleverd. De resultaten hiervan en de aangeleverde informatie zijn verwerkt in deze waterparagraaf en op de plankaart/in de voorschriften. Deze waterparagraaf is tot slot, voorafgaand aan het artikel 10 Bro- overleg, schriftelijk overlegd met de waterbeheerder. Huidige situatie water en bodem Waterstaatkundig maakt vrijwel het gehele plangebied deel uit van het poldergebied Polder Morsebel. Het kleine deel ten noordwesten van de A44 ligt in de Elsgeesterpolder (de A44 vormt de scheiding tussen beide polders). De bodem bestaat uit licht zandige tot zware zeekleigrond. Hoe dichter bij de A44, hoe draagkrachtiger de bodem, vanwege een lokale oude stroomrug van zandige zeeklei. Het maaiveld ligt ongeveer op NAP -0,5 m. De drooglegging is circa 1 tot 1,5 m en er is hydrologisch sprake van zeer geringe kwel. Direct langs de Leidsevaart (boezemwater) kan door de hogere boezemwatergang wel sprake zijn van kwel. De watergang aan de west-, zuid- en oostzijde betreft een hoofdwatergang, die overtollig water afvoert in oostelijke richting naar een poldergemaal (net buiten plangebied), dat het uitslaat op de Leidsevaart. De watergang loopt door een drietal peilgebieden binnen de Polder Morsebel, van elkaar gescheiden door stuwen. Ten noordwesten van de Haarlemmerstraatweg/Oegstgeesterweg (peilgebied 1.21.1.3) is het (vaste) polderpeil NAP -0,95 m, verder richting zuidoosten heeft de noordelijke helft van het MEOB-terrein als streefpeil NAP -1,2 m (1.21.1.2); de zuidelijke helft ligt in het laagste peilgeAdviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
24
bied van NAP -1,4 m (1.21.1.1). De Elsgeesterpolder, het deel bos aan de noordwestzijde van de A44, heeft hier een zomer- en winterpeil van NAP -0,9 en -1,05 m. Er liggen boezemwaterkeringen binnen het plangebied langs de Leidsevaart. Tevens betreft de peilscheiding tussen de Morsebel- en de Elsgeesterpolder ook een waterkering. Ingeval van watertekorten wordt boezemwater ingelaten vanuit de Leidsevaart. Deels bepaalt dit de waterkwaliteit in de polder. Er zijn meetgegevens van het oppervlaktewater voorhanden. Daarbij blijkt dat met name het fosforgehalte zeer hoog is (15 maal de norm), en ook stikstof heeft een lichte overschrijding van de norm. De hoge overschrijding is waarschijnlijk het gevolg van een slappe veenlaag onder de deklaag van klei (informatie peilbesluit Morsebel, 2001). De waterkwaliteit wordt daarnaast bepaald door de kwaliteit van het boezemwater en door diffuse verontreinigingen uit het gebied (afspoeling wegen, daken, bestrijdingsmiddelen etc.). Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer De provincie, gemeente en de waterbeheerder streven gezamenlijk naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Met het oog op de te verwachten klimaatverandering (nattere winters, drogere zomers en intensievere buien) zal op een duurzamer wijze met waterbeheer moeten worden omgegaan. De provincie Zuid-Holland heeft haar waterbeleid in 2000 vastgesteld in het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004. In het kader van het thema "Vitaal stedelijke gebied" worden voor het realiseren van water, natuur en recreatie in en om de stad als voor dit plan relevante beleidsspeerpunten genoemd: toename aan bergend vermogen van het stedelijk gebied en de stadsranden (10% van het bruto stedelijk oppervlak reserveren voor water); diffuse verontreinigingen saneren in bestaand en nieuw stedelijk gebied; de belevingswaarde van water in de stad vergroten door het water zichtbaar te maken. De functiegeschiktheidskaart uit de Ontwerp Deelstroomgebiedsvisie (2003) geeft aan dat het plangebied met het oog op duurzaam stedelijk waterbeheer geschikt is voor stedelijke functies, wat betekent dat geen extra waterberging hoeft te worden gerealiseerd dan doorgaands noodzakelijk voor een stedelijke functie (10% water). Het beleid van de waterbeheerder is vastgelegd in het Waterbeheersplan 2000-2004 "Meer ruimte voor water". Beleidsspeerpunten voor duurzaam stedelijk waterbeheer zijn het realiseren van een veilig watersysteem met goed functionerende waterkeringen, het voorkomen van afwenteling van knelpunten, realiseren van meer zelfvoorzienende watersystemen (geen wateroverlast en -tekorten) en het realiseren van robuust en biologisch gezond water. Op het moment dat het watertoetsoverleg plaats vond (periode januari-maart 2005), hanteerde het Hoogheemraadschap voor dit gebied de oude richtlijn van het voormalige waterschap De Oude Rijnstromen: minimaal 10% open water of zoveel als uit berekeningen nodig blijkt. Het beleid van het Hoogheemraadschap is inmiddels, ten tijde van het artikel 10 Bro-overleg, veranderd waarbij de zogenaamde 15%- regel geldt: "bij toename van verharding moet 15% daarvan worden gecompenseerd, met functioneel open water in hetzelfde peilgebied. Functioneel water houdt in dat open water in open verbinding met het overige oppervlaktewater binnen het watersysteem staat. Siervijvers zonder verbinding met het oppervlaktewater vallen hier niet onder. Het open water dient bij voorkeur zonder duikverbindingen te worden gerealiseerd".
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
25
Consequenties beleid water voor het bestemmingsplan In het kader van het watertoetsoverleg zijn de volgende wateraspecten aan de orde gekomen, die hierna nader worden beschreven: voldoende waterberging; nieuwe waterstructuur; riolering en waterkwaliteit; beheer en onderhoud. Het is wenselijk om voor de nadere uitwerking van het gebied wat betreft waterberging, ontwatering en riolering een nadere technische waterstudie te laten verrichten, waarin deze aspecten nader worden uitgewerkt. Voldoende waterberging In de huidige situatie ligt er al bedrijventerrein. Door deze nieuwbouwontwikkeling zal de hoeveelheid verharding toenemen. Het inrichtingsplan zoals aangegeven in figuur 2 behelst een toename aan oppervlaktewater, die binnen het plangebied wordt gerealiseerd. Het donkerblauw gekleurde oppervlak in figuur 2 betreft bestaand water, het lichtblauw gekleurde oppervlak is het water dat nieuw gerealiseerd wordt. Hieronder worden beide normen ten behoeve van de waterberging getoetst (zowel 10% open water als de 15%-regel). Norm 10% open water Het plangebied moet in drieën worden opgesplitst, omdat het drie verschillende peilgebieden betreft. Ieder peilgebied moet verhoudingsgewijs voldoende toename aan water hebben, om de effecten van eventuele peilstijging evenredig te verdelen over de drie peilgebieden. Hieronder zijn de oppervlaktes aangegeven, gebaseerd op een oppervlakteberekening met autocad en het opsplitsen van het gebied volgens de peilgebiedsgrenzen: peilgebied
oppervlak totaal
oppervlak water
percentage water
(m²)
(m²)
(%)
1.21.1.3
6.200
1.770
28
1.21.1.2
57.000
5.840
10,2
1.21.1.1
50.670
5.230
10,3
113.870
12.840
11,3
totaal oppervlak nieuwbouw MEOB-terrein
Bij deze berekening zijn ook de nieuwe eilanden inbegrepen. Geconcludeerd wordt uit deze oppervlakteberekening dat het plangebied voldoet aan de eis van minimaal 10% water. Norm 15%-regel Uitgaande van 15% van de toename aan verharding, neemt de verharding toe van 60% van het bedrijventerrein tot 95% (meest negatieve scenario). Het totale oppervlak aan bedrijventerrein bedraagt 84.350 m². De toename aan verharding komt neer op 29.525 m²; 15% is 4.430 m². De toename aan water bedraagt op circa 6.420 m² (ongeveer de helft van de bovengenoemde 12.840 m² is bestaand water). De conclusie is dat ook (ruim) aan de 15%-norm wordt voldaan, ook omdat bij deze berekening is uitgegaan van het meest negatieve scenario wat betreft toename aan verharding.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
26
Nieuwe waterstructuur Om een aantal redenen is het water geconcentreerd aan de buitenzijde van het terrein: de bestaande watergangen zijn lokaal smal, ten behoeve van de belevingswaarde dienen deze, gezien de drooglegging van 1 tot 1,5 m, een minimale breedte van 8 m te hebben; de representativiteit van het terrein krijgt een meerwaarde bij water langs de openbare ruimte; het water dient als extra ruimtelijke buffer tussen het bedrijventerrein en de zuidelijk gelegen woonwijk. De bestaande, bredere hoofdwatergang wordt aan de zuidoostzijde sterk verbreed tot 30 m en de huidige structuur van eilandjes wordt hier voortgezet. De smalle, overige watergangen om het terrein heen worden verbreed tot gemiddeld 8 m. De waterbeheerder heeft aangegeven dat bij de aanleg van het nieuwe bedrijventerrein gelet moet worden op een goede afwatering van het hemelwater richting het oppervlaktewater. Omdat wegen doorgaans hoger worden aangelegd, bestaat de kans dat zich centraal in het gebied water ophoopt. Door een goede drainage en voldoende afvoer vanuit alle delen op het terrein kan wateroverlast (in eventueel lager aangelegde delen) worden voorkomen. Waar de toegangswegen vanaf de Haarlemmerstraatweg de watergang kruisen, zal in overleg met de waterbeheerder een duiker met voldoende afmetingen moeten worden gerealiseerd, om de doorstroming in de waterstructuur te behouden. Riolering en waterkwaliteit In principe dient een verbeterd gescheiden stelsel te worden aangelegd met maximaal afkoppelen (of een stelsel dat daaraan gelijkwaardig is). De keuze welke oppervlakken (bijvoorbeeld welke wegen) en met welke technieken en voorzieningen kan worden afgekoppeld, dient te gebeuren aan de hand van de "Beslisboom aan- en afkoppelen" van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Door het toepassen van duurzame, niet-uitloogbare materialen voor dakbedekking, gevelbekleding en regenwaterafvoer wordt diffuse verontreiniging van water en bodem voorkomen. Met name uitloogbare bouwmetalen als koper, zink en lood moeten zoveel mogelijk worden vermeden in verband met verontreiniging door zware metalen. Beheer en onderhoud Langs de watergangen zijn beschermings- en onderhoudszones aanwezig waarop de Keur van toepassing is. Binnen deze zones is het niet mogelijk om te bouwen of werkzaamheden uit te voeren zonder ontheffing van de Keur. Voor de hoofdwatergang is deze zone 5 m vanaf de boveninsteek, voor overige watergangen is dit 2 m. Dit betekent dat in de nadere uitwerking van het gebied aan de zuidwest-, de oost- en de noordoostzijde 5 m vanaf het water vrij gehouden moet worden voor het onderhoud door de waterbeheerder. Het beheer van de overige watergang aan de noordzijde is de verantwoordelijke taak van de aanliggende kadastrale eigenaar. Water in voorschriften en op plankaart Het nieuw te graven oppervlaktewater (6.420 m²) is grotendeels opgenomen in de directe bestemming Water (3.665 m²) en, met het oog op het ontwerp van de eilanden, deels in de gecombineerde bestemming Water en Groen, (2.755 m²) opgenomen. Daarmee is de nieuwe waterberging juridisch vastgelegd in de voorschriften. In het plangebied zijn boezemwaterkeringen aanwezig met de bestemming Primair waterkering. Op deze zones is de Keur van het voormalige waterschap De Oude Rijnstromen van toepassing. Voor het uitvoeren/oprichten van werken binnen deze zones is ontheffing van de Keur noodzaAdviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
27
kelijk. Door de verschillende peilgebieden is er een verschil in breedte van de zone Primair waterkering langs de Leidsevaart. Ook ter hoogte van de A44 ligt een waterkering (peilscheiding tussen de twee polders).
4.8. Archeologie en cultuurhistorie In 1992 is het Verdrag van Malta totstandgekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Duin- en Bollenstreek (provincie Zuid-Holland, 2002) laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Vanwege deze redelijke tot hoge/hoge tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarde, zal voorafgaand aan werkzaamheden die dieper gaan dan de bestaande bouwvoor van 30 cm een verkennend archeologisch onderzoek worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Indien uit het onderzoek blijkt dat er resten aanwezig zijn, dan wordt in overleg met de provinciaal archeoloog bepaald hoe met deze resten wordt omgegaan. In 2001 en 2002 is in de gemeente Oegstgeest een inventarisatie uitgevoerd van panden en objecten die in aanmerking komen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst. Uit de geïnventariseerde periode 1800-1960 resteert een zodanig aantal panden dat een goed overzicht kan worden verkregen van het culturele erfgoed uit die periode. Aan de hand van een waardering van cultuurhistorische aspecten (ontstaansgeschiedenis, lokaal belang, bestemming), architectonische aspecten (bouwstijlwaardering, verminking) en situering (ensemble waarde, uniciteit) is per pand/object een totaalscore bepaald (maximaal 24, minimaal -9). Panden/objecten met een totaalscore van 13 of 14 punten (afhankelijk van typologie) en hoger zijn in 2004 aangewezen als beschermd gemeentelijk monument. Het voormalig MEOB-complex werd hoog gewaardeerd met een totaalscore 17 omdat het een markant voorbeeld is van een militair complex (zie redengevende omschrijving). Aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument heeft echter niet plaatsgevonden. Inmiddels zijn de cultuurhistorisch waardevolle panden afgebroken.
4.9. Ecologie Deze paragraaf beschrijft de in en rond het plangebied aanwezige natuurwaarden met bijzondere aandacht voor de (dier- en plant)soorten die een beschermde status genieten ingevolge de Flora- en faunawet. Het doel van het onderzoek is: het bepalen van de noodzaak van aanvullend onderzoek; Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
-
28
bepalen of het plangebied nabij een beschermd natuurgebied op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 gelegen is en of hier effecten zijn te verwachten; bepalen of in redelijkheid kan worden aangenomen dat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.
Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een beschermd natuurmonument op grond van de per 1 oktober 2005 gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Ook in de directe omgeving zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Het duingebied van Meijendel dat is aangewezen als beschermd natuurgebied (Natura 2000) ligt op meerdere kilometers afstand aan de overzijde van de A44. Het ecologisch functioneren van dit natuurgebied wordt niet beïnvloed door de inrichting en het toekomstige gebruik van het plangebied, aangezien het een beperkt aantal te bouwen woningen betreft, grenzend aan reeds bebouwd gebied en op ruime afstand van het duingebied. Soortbescherming Planten Het plangebied en de directe omgeving hebben weinig betekenis voor wilde inheemse planten. De structuurvariatie is weliswaar groot (grasland, ruigte, struweel, water, oevers, boselementen) doch bijzondere plantensoorten zijn afwezig. Mogelijk groeit langs de struweelranden de wettelijke beschermde breedbladige wespenorchis, een soort die regionaal vrij algemeen is. Vogels Het plangebied fungeert naar verwachting als broedgebied voor verschillende soorten struweelvogels zoals koolmees, tjiftjaf, heggemus, merel, roodborst en winterkoning In de oevers broeden waarschijnlijk wilde eend, waterhoen en meerkoet. In en om de gebouwen broeden naar verwachting soorten als spreeuw, huismus en witte kwikstaart. Bijzondere soorten zijn niet aanwezig. Alle in Nederland voorkomende vogelsoorten zijn wettelijk beschermd. Zoogdieren Het plangebied en de directe omgeving vormen naar verwachting het leefgebied van verschillende soorten beschermde zoogdieren zoals egel, huisspitsmuis, mol, wezel, veldmuis en bosmuis. Verder maakt de afwisseling van water, oevers, grasland en opgaande beplantingen het gebied zeer geschikt als foerageergebied voor vleermuizen (naar verwachting gewone en ruige dwergvleermuis en laatvlieger; deze soorten zijn landelijk en regionaal vrij algemeen). Vaste verblijfsplaatsen van vleermuizen zijn mogelijk aanwezig in de te slopen gebouwen. Alle genoemde soorten zijn wettelijk beschermd. Gezien de vermelding van alle vleermuissoorten in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn zal de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen in het plangebied aan de hand van nader veldonderzoek moeten worden vastgesteld en zal eventueel ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd. Amfibieën In en om de sloten leven naar verwachting kleine watersalamander, gewone pad, bruine en groene kikker. Mogelijk hebben kleine watersalamander, gewone pad en bruine kikker een winterbiotoop in het struweel, terwijl de sloten voortplantingsbiotoop zijn. Verder komt in het plangebied mogelijk de rugstreeppad voor. Gezien de vermelding van de rugstreeppad in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn dient het leefgebied van deze soort zoveel mogelijk te worden ontzien.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
29
Overige organismen In de sloten komt mogelijk de kleine modderkruiper voor. Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde insectensoorten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De beschermde soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. Flora- en faunawet Per 1 januari 2005 geldt het gewijzigde Besluit vrijstelling beschermde plant- en diersoorten (Staatsblad 2004, 501). Dit besluit van 10 september 2004 maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten. Ten aanzien van categorie 1 (algemene soorten zoals egel, huisspitsmuis, mol, wezel, veldmuis, bosmuis, kleine watersalamander, gewone pad, bruine en groene kikker) en ruimtelijke ontwikkelingen (waartoe onder meer de aanleg van een woongebied kan worden gerekend) geldt het volgende: Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 1 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Een aantal zeldzamere soorten (onder andere de kleine modderkruiper) en alle vogels vallen in categorie 2 (overige soorten) Hiervoor geldt het volgende: Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 2 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. Hetzelfde geldt voor alle vogelsoorten. Ervan uitgaande dat een initiatiefnemer ten tijde van de uitvoering beschikt over een goedgekeurde gedragscode betekent dit dat voor deze soorten geen ontheffing moet worden aangevraagd. In de benodigde gedragscode zullen naar verwachting overigens bepalingen moeten worden opgenomen inzake het vermijden van verstoring van broedende vogels, het zo mogelijk verplaatsen van beschermde soorten naar veilige gebieden etc. Tenslotte is er categorie 3 die bestaat uit soorten van bijlage IV en een aantal overige zeldzame soorten. In het plangebied gaat het mogelijk om de rugstreeppad en vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Indien deze soorten bij ruimtelijke ontwikkelingen worden geschaad dient altijd ontheffing aangevraagd te worden waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied De voorgenomen ontwikkeling kan als volgt worden omschreven: 1. slopen gebouwen; 2. grondwerkzaamheden voor de aanleg van infrastructuur en het bouwrijp maken van de percelen voor bedrijfsgebouwen; 3. graven nieuwe waterpartijen; 4. bouw bedrijfsbebouwing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Onderzoeksaspecten
30
Effecten De werkzaamheden kunnen in het plangebied de bestaande natuurwaarden aantasten en (tijdelijk) een verstorende werking hebben op de aanwezige beschermde soorten. Deze effecten zijn als volgt: Het slopen van gebouwen kan leiden tot het vernietigen van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en broedgelegenheid voor vogels. De grondwerkzaamheden voor de aanleg van infrastructuur en het bouwrijp maken leidt tot (tijdelijke) vernietiging of verstoring van het leefgebied van de aanwezige broedvogels, zoogdieren en amfibieën. Na het graven van de nieuwe waterpartijen met natuurvriendelijke oevers zijn er (her)vestigingsmogelijkheden voor amfibieën, watervogels en waterplanten. Het biotoop wordt zelfs vergroot ten opzichte van het oppervlak oevers en open water in de uitgangssituatie. Het foerageergebied voor vleermuizen zal naar verwachting kwalitatief en kwantitatief verbeteren. Na genoemde werkzaamheden zal het bouwen van bedrijfsbebouwing geen aantasting of verstoring meer veroorzaken. Na afloop van de werkzaamheden kunnen verstoorde soorten wederom gebruik gaan maken van (delen van) het plangebied. Verstoring van de omgeving is niet aannemelijk aangezien het bouwverkeer via het bestaande, reeds intensief gebruikte wegennet zal worden afgewikkeld. Conclusies beoordeling Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van en is niet gelegen nabij een beschermd natuurgebied. De afstand tot het duingebied van Meijendel is te groot om hinder te ondervinden van de beoogde ruimtelijke ingreep. Soortbescherming Veel soorten in het plangebied zijn wettelijk beschermd. De meeste soorten zijn echter algemeen en op grond van het per 1 januari 2005 gewijzigde Besluit vrijstelling beschermde plant- en diersoorten behoeft voor deze soorten geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Foerageergebieden vallen bovendien niet onder het beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Aangezien de waterpartijen worden vergroot en kwalitatief verbeterd in de vorm van natuurvriendelijke oevers behoeft voor de aanwezige beschermde amfibieën en vissen geen ontheffing te worden aangevraagd. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden opgestart behoeft ook voor de beschermde vogelsoorten geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor het vernietigen van eventuele vaste verblijfplaatsen van vleermuizen moet wel ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Indien dergelijke vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn zal het gaan om algemene soorten. De gunstige staat van instandhouding van deze soorten komt niet in gevaar. Gezien echter de streng beschermde status van alle vleermuissoorten zullen compenserende maatregelen moeten worden getroffen alvorens ontheffing zal worden verleend. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van kleine bouwtechnische maatregelen aan de nieuwe woningen waarmee nieuwe verblijfplaatsen worden gecreëerd. Voor alle aanwezige beschermde soorten kan daarom worden geconcludeerd dat de gunstige staat van instandhouding door het voornemen niet wordt bedreigd en kan in redelijkheid worden verwacht dat ontheffing zal worden verleend. De Flora- en faunawet staat derhalve de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg. In bijlage 5 is een overzicht van de geraadpleegde literatuur opgenomen. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
5. Juridische planbeschrijving 5.1.
31
Planvorm
Het bestemmingsplan kent globaal twee typen van bestemmingen. Voor de te handhaven bebouwing en hun omgeving, te weten de gronden en bedrijfsgebouwen van Van der Luyt Beheermaatschappij b.v., het verkooppunt voor motorbrandstoffen langs de A44, Gemeentewerken en de bebouwing aan de Haarlemmerstraatweg 3 tot en met 5a is een gedetailleerde bestemming opgenomen, conform het huidige gebruik. Voor de her te ontwikkelen gronden is een uit te werken bestemming opgenomen.
5.2.
Opbouw regeling
De juridische regeling is gestructureerd in vier hoofdstukken. Het eerste bevat de inleidende bepalingen (begripsbepalingen en wijze van meten). In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen ingegaan. Het derde hoofdstuk bestaat uit de algemene bepalingen, die voor het hele plangebied van toepassing zijn en die (evenals de inleidende bepalingen) van belang zijn voor een juiste interpretatie van de bestemmingsbepalingen. De overgangs- en strafbepalingen zijn ondergebracht in hoofdstuk 4 van de voorschriften.
5.3.
Bestemmingen
Het beeldkwaliteitplan wordt door de gemeente als richtlijn gehanteerd voor de afstemming van het gemeentelijk beleid bij de uitvoering van het bestemmingsplan, bij de gronduitgifte, de afspraken met partijen over de uitvoering van het plan, hantering van gemeentelijke verordeningen en de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Het accent ligt hierbij op een zorgvuldig beheer. Bij de welstandstoetsing zullen burgemeester en wethouders, ook ten aanzien van de detaillering, materiaalgebruik en kleur, de karakteristiek van de bebouwing op zich en die van de omgeving aanhouden op de wijze als genoemd in het beeldkwaliteitplan. Uit te werken gebied voor Bedrijfsdoeleinden Het voormalige MEOB-terrein is aangeduid als uit te werken bestemming. Om voldoende sturing te kunnen geven aan de ontwikkelingen en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, heeft de gemeente hier een bestemming "Uit te werken gebied voor Bedrijfsdoeleinden" aan de gronden gegeven. Alvorens hier bedrijven toe te staan, dient een uitwerkingsplan te worden opgesteld. Pas na inwerkingtreding van het uitwerkingsplan mogen deze gronden ontwikkeld worden voor bedrijven, wegen en bijbehorende voorzieningen, groen en water. Om dit te waarborgen is een voorlopig bouwverbod opgenomen. Bij de uitwerking van de bestemming in een of meer rechtstreekse bestemmingen zijn burgemeester en wethouders gebonden aan uitwerkingsregels. In de uitwerkingsregels zijn de ruimtelijke randvoorwaarden vastgelegd, zoals deze zijn opgenomen in het Beeldkwaliteitplan MEOBterrein. In het beeldkwaliteitplan wordt het gebied ingedeeld in drie gebieden: front, centrum en landschapszone. Deze drie gebieden zijn terug te vinden in de uitwerkingsregels in de vorm van een differentiatie in bebouwingspercentages en bouwhoogten. Bedrijfsgebouwen dienen in een in het uitwerkingsplan op te nemen gevellijn te worden gebouwd. Voor bedrijfsgebouwen geldt voorts een afstand van ten minste 5 m ten opzichte van de gronden met de bestemmingen Water en Water en Groen. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Juridische planbeschrijving
32
De toepasselijke milieuzonering is vastgelegd in de doeleindenomschrijving. De verkeersontsluiting van het uit te werken gebied is geregeld met een aanduiding op de kaart. Binnen een afstand van 10 m van deze aanduiding is de ontsluitingsweg geprojecteerd. Deze marge van 10 m is bedoeld als flexibiliteit bij de concrete verkaveling. Voor de belangrijkste functies is een parkeernorm opgenomen, die bij uitwerking in acht zal moeten worden genomen. De uitwerkingsregels bevatten ook een regeling om te voldoen aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Bedrijfsdoeleinden Er is een beperkt aantal bedrijvenfuncties in het plangebied aanwezig. Aan deze functies is, conform het huidige gebruik, de bestemming Bedrijfsdoeleinden toegekend. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begripsbepalingen is het begrip "Risicovolle inrichting" verklaard. Verkooppunt motorbrandstoffen Het verkooppunt voor motorbrandstoffen langs de A44 is specifiek bestemd, waarbij detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 100 m² is toegestaan. Het LPG-vulpunt is met een nadere aanwijzing vastgelegd. Wonen De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door het gebruik van drie bestemmingen: Woondoeleinden, Erven, Tuinen. Naast de bestaande situatie, is bij het toekennen van de erf- en tuinbestemming het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden uitgangspunt. Woondoeleinden In de bestemming Woondoeleinden zijn regels geformuleerd omtrent het hoofdgebouw van de woning. De plaats van het hoofdgebouw is strak begrensd door een bebouwingsvlak. Binnen de bestemming is ook een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen ten behoeve van kelders. Erven Binnen de bestemming Erven wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en deels naast het hoofdgebouw te gebruiken voor uitbreiding van de woning of voor de bouw van vrijstaande bijgebouwen. Op de gronden met de bestemming Erven mag het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen ten hoogste 40% van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 60 m². Indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf minder dan 42 m² bedraagt, mag het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen ten hoogste 12 m² bedragen. De diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, mag ten hoogste 3,5 m bedragen. Wanneer bijgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tussen het bijgebouw en de erfgrens ten minste 1 m te bedragen. Binnen de bestemming is ook een regeling voor ondergronds bouwen ten behoeve van kelders opgenomen. Tuinen De tuinbestemming betreft de bij een woning behorende grond waarop geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Aan-huis-verbonden-beroepen en (bedrijfsactiviteiten) De hoofdgebouwen mogen worden gebruikt voor aan-huis-verbonden-beroepen onder de voorwaarden, opgenomen in de directe gebruiksbepalingen van de woonbestemming. De hoofd- en Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Juridische planbeschrijving
33
bijgebouwen mogen worden gebruikt voor aan-huis-verbonden-(bedrijfs)activiteiten onder de voorwaarden, opgenomen in het vrijstellingsbepalingen van de woonbestemming. Aan-huis-verbonden-beroepen en aan-huis-verbonden-(bedrijfs)activiteiten staan omschreven in de begripsbepalingen, maar worden bovendien als volgt toegelicht: als voorbeelden van aan-huis-verbonden-beroepen gelden kantoorfuncties als advocaat, architect en verzekeringsagent; het karakter van een aan-huis-verbonden-beroep dient te zijn: een kantoorfunctie, uitgeoefend door de bewoner; de functie dient ook een introvert karakter te hebben en niet specifiek publieksgericht te zijn; als voorbeelden van aan-huis-verbonden-(bedrijfs)activiteiten gelden: • persoonlijke dienstverlening: kapper, pedicure, manicure, schoonheidsspecialiste; • ambachtelijke bedrijvigheid; • medische/therapeutische dienstverlening; • kunstzinnige activiteiten: ateliers. Het karakter van een aan-huis-verbonden-(bedrijfs)activiteit dient te zijn: kleinschalig, uitgeoefend door de bewoner; de functie kan meer publieksgericht zijn dan een aan huis verbonden beroep en kan een zekere verkeersaantrekkende werking hebben. In vrijstellingsbepalingen van de woonbestemmingen is door middel van expliciete voorwaarden effectief een grens gesteld aan deze publieksgerichtheid en aan deze verkeersaantrekkende werking. Verkeersdoeleinden Op de gronden waar wegen (A44 en de Haarlemmerstraatweg), de parkeerplaats langs de A44, voet- en fietspaden, alsmede de bijbehorende bermen zijn, is de bestemming Verkeersdoeleinden neergelegd Water/Water en groen De gronden met de bestemming Water worden bestemd voor de aan- en afvoer van water, alsmede voor de waterberging. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen en duikers. De gronden waar de uiteindelijke inrichting met groen en water in de uitvoeringsfase zal worden gedetailleerd, worden bestemd voor Water en groen (WaGr). Binnen deze bestemming krijgt ook waterberging en wateraanvoer- en afvoer een plaats. Groen De bestaande groenstroken in het plangebied zijn bestemd voor Groenvoorzieningen. Primair waterkering Deze bestemming is toegekend aan een strook grond langs de Leidsevaart en bij de Haarlemmerstraatweg. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Primair waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwvoorschriften. Langs de bestemming Primair waterkering zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van de waterbeheerder van toepassing is. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Primair waterkering en in de beschermingszones is ontheffing vereist van deze Keur. Leidingen De in het plangebied aanwezige hoogspanningsverbinding, brandstoftransportleiding en afvalwatertransportleiding met de bijbehorende zakelijk rechtstroken zijn mede bestemd tot LeidinAdviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Juridische planbeschrijving
34
gen. Op de betreffende gronden mag ten behoeve van samenvallende bestemmingen uitsluitend worden gebouwd indien de belangen van de leiding hierdoor niet evenredig worden aangetast. Er is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen teneinde te voorkomen dat door bepaalde werken en werkzaamheden de leidingen worden beschadigd. Archeologisch waardevol gebied Voor het plangebied is de dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied opgenomen. De bestemming brengt tot uitdrukking dat de gronden in een gebied liggen met een hoge of zeer hoge archeologische verwachting. Bouwvergunning voor de andere bestemmingen kan uitsluitend (na vrijstelling) worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande fundering wordt benut en de oppervlakte niet wordt uitgebreid. Voor de in het voorschrift genoemde werken geldt een aanlegvergunningvereiste.
5.4.
Handhaving
In 2001 is een handhavingnotitie vastgesteld (raadsvergadering d.d. 5 april 2001), waarin het gemeentelijke handhavingsbeleid met betrekking op de naleving van voorschriften voor de fysieke ruimte is verwoord. De notitie richt zich vooral op de handhaving van voorschriften op het gebied van milieu, bouw- en woningtoezicht (waaronder handhaving van bestemmingsplannen) en de APV. In het kader van handhaving is het van belang om de consequenties van gemeentelijke regelgeving, college- en raadsvoorstellen voor de handhaving inzichtelijk te maken. De gemeente Oegstgeest heeft een medewerker handhaving aangesteld die (onder andere) het bouw- en woningtoezicht uitvoert. De controle vindt plaats aan de hand van aandachtspunten en prioriteiten die jaarlijks door het bestuur gesteld worden. Handhaving van de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen en bepalingen zal in het kader van de reguliere handhaving plaatsvinden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
6. Uitvoerbaarheid 6.1.
35
Economische uitvoerbaarheid
Het terrein van het voormalige Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf (MEOB) is circa. 11 ha groot. De voorlopige stedenbouwkundige plannen wijzen uit dat hiervan circa 8 ha als uitgeefbare grond voor bedrijventerrein kan worden aangemerkt. Dit komt neer op een percentage uitgeefbare grond van 72%. Zie ook onderstaande tabel: Verdeling ruimtegebruik voormalig MEOB-terrein. Tabel 4 Verdeling ruimtegebruik voormalig MEOB-terrein MEOB uitgeefbaar verharding groen water overig
100% 72% 13% 3% 11% 1%
Een groot gedeelte van het terrein kan dus aan worden gemerkt als uitgeefbare grond. Als er uit wordt gegaan van normbedragen voor de diverse posten in een grondexploitatie (verwerving, sloop, bodemsanering, bouw- en woonrijp maken, plankosten, etc.) voor de (her)-ontwikkeling van bedrijventerreinen en de in de regio gerealiseerde en gangbare vraagprijzen voor bedrijventerrein per m2, kan het voormalige MEOB-terrein in financieel opzicht met een minimaal sluitend saldo van de grondexploitatie worden gerealiseerd. De kosten voor de sloop van de aanwezige bebouwing en de in de grond aangetroffen bodemverontreiniging kunnen op twee manieren worden gedekt. In het eerste geval zal de huidige eigenaar van het voormalige MEOB-terrein (Dienst der Domeinen – Ministerie van Financiën) de noodzakelijke kosten voor sloop en bodemsanering op zich nemen en wordt het terrein vrij van opstallen en geschikt voor het beoogde gebruik verkocht. In het tweede geval wordt het terrein inclusief de aanwezige opstallen en bodemverontreiniging verkocht. De kosten die gemaakt moeten worden voor de sloop en de bodemsanering zullen dan in mindering worden gebracht op de waarde van het terrein. De extra kosten voor de sloop en bodemsanering worden dan gecompenseerd door een lagere verwervingsprijs. Concluderend kan worden gesteld dat het plan economisch uitvoerbaar is.
6.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 6 oktober 2005 tot en met 16 november 2005 ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun reacties kenbaar te maken. Tijdens de termijn
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
36
van terinzagelegging zijn vier inspraakreacties ingediend. De reacties zijn samengevat en beantwoord. De inspraakreacties zijn in een separate bijlage integraal opgenomen. Platform voor Ondernemers Oegstgeest, de heer R.J.M. Sturm, postbus 68, 2340 AB Oegstgeest, d.d. 16 november 2005, ingekomen 17 november 2005. Inspraakreactie Het PvOO is van mening dat het bestemmingsplan voor dit gebied zou moeten voorzien in een sterk organiserende rol voor de toekomstige beheerder van het MEOB-terrein, met name ten aanzien van de kwaliteit van het openbaar gebied, de leefbaarheid en bruikbaarheid en uitstraling omdat dit de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit en uitstraling van het totaal ten goede zou komen. Beantwoording In dit stadium is nog niet bekend wie de beheerder wordt van het terrein. Om kaders te stellen voor de kwaliteit van het openbaar gebied en de inrichting van het uitgeefbaar terrein, is een beeldkwaliteitplan opgesteld waarbinnen de ontwikkelingen plaats dienen te vinden. In de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan zijn de ruimtelijke randvoorwaarden vastgelegd, zoals deze zijn opgenomen in het beeldkwaliteitplan. Op deze wijze wordt de stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd. Later zal bezien worden hoe het beheer van het terrein zal worden georganiseerd. Dit onderwerp maakt geen deel uit van voorliggend bestemmingsplan. Inspraakreactie Door de organiserende rol te versterken kan naar mening van het PvOO worden afgezien van de te strikte eisen ten aanzien van de vorm, uitstraling, afmeting en materiaalgebruik van de individuele gebouwen. Doelstelling was om ruimte te scheppen voor nieuwe of verhuizende bedrijven en het PvOO is dan ook niet gediend van strikte eisen voordat duidelijk is wat voor soort bedrijven zich gaan vestigen. Het PvOO acht de eisen uit het beeldkwaliteitplan dan ook niet geschikt voor de doelstellingen. Beantwoording Hoewel het nieuwe bedrijventerrein ook bedoeld is om ruimte te scheppen voor nieuwe of verhuizende bedrijven, heeft de gemeente daarbij ook zeker de ambitie om een hoogwaardig bedrijventerrein te ontwikkelen. Deze twee doelstellingen kunnen goed samengaan en het is dan ook van belang dat kaders geschept worden voor de ontwikkeling van het gebied. Om de ambitie van de gemeente te kunnen waarborgen, zijn derhalve regels voor de inrichting van het gebied en de uitstraling van gebouwen en de openbare ruimte opgenomen. Hierbij wordt wel flexibiliteit geboden voor de architecten bij de ontwikkeling van de gebouwen. Het beeldkwaliteitplan sluit derhalve goed aan bij de doelstellingen van de gemeente. Voorzover ruimtelijk relevant is het beeldkwaliteitplan verwerkt in dit bestemmingsplan. Inspraakreactie Het PvOO is van mening dat, indien eenheid geschept moet worden in het openbaar gebied en uitstraling, het van belang is dat dit ook als voorwaarde aan de beheerder wordt opgelegd. Dit werkt naar hun mening beter dan het op lagere niveau te scherpe eisen aan de toekomstige gebruikers te stellen. Beantwoording Zoals gezegd is in dit stadium nog niet bekend wie de beheerder van het terrein zal worden. Om een hoogwaardig bedrijventerrein te kunnen realiseren, zijn daarom in het beeldkwaliteitplan reeds kaders gesteld aan de ontwikkeling van het gebied. Om de eenheid in het gebied te behouAdviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
37
den zullen er tot op zekere hoogte ook eisen gesteld moeten worden aan de individuele gebouwen. Deze eisen kunnen worden gesteld in het kader van toetsing van bouwplannen aan de welstandsnota. Hierbij is wel rekening gehouden met flexibiliteit in het ontwerp van de gebouwen, waardoor de architecten nog voldoende ontwerpvrijheid hebben in de ontwikkeling van de gebouwen. De gemeente is van mening dat zowel in het ontwerpproces als in het beheerproces voorwaarden gesteld dienen te worden om tot een hoogwaardig bedrijventerrein te kunnen komen met een goede toekomst- en gebruikswaarde. In een later stadium zal bezien worden hoe wordt omgegaan met de beheertaken. Dit maakt geen onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan. Inspraakreactie Het PvOO doet een beroep op het college om in alle openheid te communiceren over de rol van de gemeente bij de verdere ontwikkeling en de plicht om het terrein op kortst mogelijke termijn beschikbaar te maken voor de uitgifte aan bedrijven. Bekend is geworden dat het ministerie van Justitie het MEOB-terrein zou hebben gekocht van Domeinen. Het PvOO vindt het jammer dat de gemeente tot nu toe nog geen zichtbare actie heeft ondernomen om het standpunt van de gemeente duidelijk te maken. PvOO merkt op dat het de afwachtende houding afwijst, omdat de indruk wordt gewekt dat de gemeente een en ander over zich heen laat komen. Beantwoording De gemeente heeft de intentie om in het plangebied een hoogwaardig regionaal bedrijventerrein te ontwikkelen. De gemeente Oegstgeest heeft dit per brief ook te kennen gegeven aan Domeinen (brief van 15 november 2005) en aan de Rijksgebouwendienst (brief van 25 januari 2006). Dit bestemmingsplan richt zich dan ook op de ontwikkeling van een bedrijventerrein. Er wordt geen rekening gehouden met de ontwikkeling van een justitiële inrichting. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. E.B.H Advocaten, namens Van der Luyt Beheermaatschappij B.V., Haarlemmerstraatweg 52, 2340 BA Oegstgeest, d.d 16 november 2005, ingekomen 17 november 2005 Toelichting bestemmingsplan Inspraakreactie Inspreker merkt op dat in paragraaf 1.2 ten onrechte wordt gesteld dat tot het plangebied onder meer de gronden van Transportbedrijf Van der Luyt behoren. De gronden behoren echter in eigendom toe aan Van der Luyt Beheermaatschappij b.v. die op haar beurt een deel van de gronden verhuurt ten behoeve van onder meer het transportbedrijf, ondernemingen Chris Muller, Fomab b.v., T.C kwadraat. Inspreker is van oordeel dat het onderzoek naar de bestaande toestand, zoals voorgeschreven in artikel 9 Bro 1985 onvoldoende zorgvuldig is geweest. Ook in paragraaf 3.3. is ten onrechte gesteld dat in de zone langs de A44 het transport- en verhuisbedrijf van der Luyt is gevestigd. Ook hier gaat het om Van der Luyt beheermaatschappij. Ook in bijlage 3, de bedrijveninventarisatie, wordt ten onrechte vermeld dat aan de Haarlemmerstraatweg 52 slechts Van der Luyt transportbedrijf zou zijn gevestigd. Zoals eerder opgemerkt wordt het terrein aan meerdere bedrijven verhuurd. Beantwoording Daar waar gesproken dient te worden van Van der Luyt Beheermaatschappij B.V. in plaats van transportbedrijf Van der Luyt, wordt de tekst in het bestemmingsplan aangepast. Daarbij zal een Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
38
onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende bedrijven die gronden huren van de Beheermaatschappij. Gebruik zal worden gemaakt van het register van de Kamer van Koophandel. De bedrijveninventarisatie is hierop aangepast. Inspraakreactie In paragraaf 1.4. staat dat voor de te handhaven bebouwing en omgeving een gedetailleerde bestemming is opgenomen, conform het huidige gebruik. Inspreker is van mening dat hierdoor de mogelijkheid ontnomen wordt om andere activiteiten te ontplooien, terwijl bovendien geen acht wordt geslagen op de overige bedrijven op het terrein van Van der Luyt. Inspreker is van mening dat ook in het nieuwe plan dient te worden uitgegaan van de huidige mogelijkheden/rechten die het bedrijf in het huidige plan heeft. Door uit te gaan van het huidige gebruik wordt de eigenaar van de gronden beperkt in de gewenste bedrijfsexploitatie. En komt de rechtszekerheid van de inspreker in het gedrang. Beantwoording Het perceel van Van der Luyt is voorzien van een bestemming waarbinnen bedrijven zijn toegestaan die voorkomen tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat verschillende bedrijven, die vallen binnen deze categorie op deze gronden algemeen toelaatbaar zijn, waaronder ook het transportbedrijf Van der Luyt. De stroken aan de zuidzijde en de oostzijde van het perceel zijn voorzien van een subbestemming ten behoeve het transportbedrijf. Hierbij is gekeken naar het huidige gebruik. In verband met de milieuzonering zijn door de aanwezigheid van woningen op deze stroken alleen bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Omdat een transportbedrijf valt in categorie 3.2, is een maatbestemming opgenomen om het huidige gebruik mogelijk te maken. Een en ander betekent dat alle bedrijven die behoren tot en met categorie 3.1 hier algemeen toelaatbaar zijn en eveneens een transportbedrijf behorend in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De eigenaar wordt derhalve niet belemmerd in het huidige gebruik van de gronden. Inspraakreactie Met betrekking tot het provinciale beleid zoals vastgelegd in de Nota Regels voor Ruimte merkt de inspreker op dat hij dit onbegrijpelijk acht. Er wordt gesteld dat op een bedrijventerrein geen detailhandel is toegelaten, met uitzondering van woonwerkeenheden bij bedrijfswoningen op bedrijventerreinen waar maximaal categorie 2 is toegestaan. De koppeling tussen bedrijfswoningen en detailhandel is naar mening van de inspreker ten onrechte gemaakt omdat wordt gesuggereerd dat een bedrijfswoning onder omstandigheden uitsluitend bij detailhandelsactiviteiten is toegestaan. Deze interpretatie is niet juist. Bovendien behoort het woord "behoudens" te worden vervangen door "mits" omdat de tekst onbegrijpelijk wordt. Beantwoording Abusievelijk zijn de opsommingtekens in de toelichting verkeerd gebruikt. De inspreker merkt terecht op dat de koppeling tussen detailhandel en bedrijfswoningen onterecht gemaakt is. Bedrijfswoningen vormen een aparte categorie die in principe niet is toegestaan op bedrijventerreinen. De toelichting zal worden aangepast. De passage; "bedrijfswoningen, behoudens woningen behorende bij woonwerkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 is toegestaan" is letterlijk overgenomen uit de Nota Regels voor Ruimte en zal derhalve niet gewijzigd worden. Inspraakreactie Op blz. 17 is gesteld dat het transportbedrijf niet voldoet aan de algemene toelaatbaarheid in het gebied omdat de dichtstbijzijnde woning op een kortere afstand ligt dan de aan te houden richt-
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
39
afstand van 50 m. De inspreker merkt op dat deze afstand niet correct is omdat bij de meting zou moeten worden uitgegaan van het bitum en niet van de perceelsgrens. Buiten het bitum vinden geen activiteiten plaats ten behoeve van het transportbedrijf en kunnen zij ook niet plaatsvinden door de aanwezigheid van de hoogspanningsleidingen. Beantwoording Binnen het bestemmingsplan hebben de gronden aan de oostzijde van het plangebied die op maximaal 100 m van de dichtstbijzijnde woningen liggen tot aan de perceelsgrens, een bestemming gekregen waarbinnen een transportbedrijf en bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. De subbestemming voor het transportbedrijf is toegevoegd om de huidige situatie doorgang te kunnen laten vinden. Het transportbedrijf valt namelijk onder categorie 3.2, wat hoger is dan de algemene toelaatbaarheid (categorie 3.1) ter plaatse. Op grond van de VNG- uitgave bedrijven en milieuzonering dient gemeten te worden vanaf de uiterste grens van het bedrijfsperceel tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woning. In het kader van dit bestemmingsplan bepaalt de afstand tussen dichtstbijzijnde woning en het bestemmingsvlak de algemene toelaatbaarheid. De toelichting zal hierop verduidelijkt worden. Planvoorschriften en plankaart Inspraakreactie Het perceel van Van der Luyt Beheermaatschappij B.V. heeft de bestemming bedrijfsdoeleinden gekregen met dien verstande dat voor het perceel gedeeltelijk de bestemming B(3.2) en gedeeltelijk de bestemming B(3.1)tr geldt. Naar oordeel van de inspreker is door de subbestemming een maatbestemming gegeven die met zich meebrengt dat het perceel juridisch wordt beperkt. Het probleem is er in gelegen dat de bestemming B(3.1)tr feitelijk niet mogelijk is op de aangewezen percelen. Beantwoording Het perceel van Van der Luyt is voorzien van een bestemming waarbinnen bedrijven zijn toegestaan die voorkomen tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat verschillende bedrijven binnen dit gebied algemeen toelaatbaar zijn, waaronder ook het transportbedrijf Van der Luyt. De stroken ten zuiden en ten oosten van de percelen zijn voorzien van een subbestemming voor het transportbedrijf. Hierbij is gekeken naar het huidige gebruik. In verband met de milieuzonering zijn door de aanwezigheid van woningen in de omgeving op deze stroken alleen bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan. Omdat een transportbedrijf valt in categorie 3.2, is een maatbestemming opgenomen om het huidige gebruik doorgang te laten vinden. Een en ander betekent dat alle bedrijven die behoren tot en met categorie 3.1 hier algemeen toelaatbaar zijn en eveneens een transportbedrijf uit categorie 3.2. Hiermee wordt het transportbedrijf niet beperkt in de huidige bedrijfsvoering. Op een deel van de gronden die voorzien zijn van een maatbestemming vindt thans het parkeren van vrachtwagen plaats. Ook deze activiteiten vallen onder een transportbedrijf, reden waarom deze gronden zijn voorzien van de bestemming. Inspraakreactie Inspreker kan zich daarnaast niet verenigen met de bouwvoorschriften van artikel 4. Daarin is opgenomen dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan. Dit wordt niet juist geacht aangezien in de toelichting algemene aanpak milieuzonering is gesteld dat bedrijfswoningen op terreinen met milieucategorie 2 zijn toegestaan. Bovendien wordt het uitsluiten van de mogelijkheid om een bedrijfswoning te bouwen niet in de Nota Regels voor Ruimte voorgeschreven. De inspreker acht de wijze van bestemming in strijd met de goede ruimtelijke ordening. Bovendien betekent
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
40
het verdwijnen van de mogelijkheid om een bedrijfswoning te bouwen een forse beperking ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan dat twee bedrijfswoningen per bedrijf toeliet. De inspreker is daarnaast van mening dat gelet op de bijzondere bedrijfssituatie ten aanzien van de bestemming B(3.1)tr een bedrijfswoning zou moeten worden toegestaan. Naar zijn mening bestaat een noodzaak voor een bedrijfswoning. Omdat delen van het perceel verhuurd worden voor self-storage komen er frequent derden op het terrein op alle momenten van de dag. Ook vinden er zo nu en dan vernielingen plaats en staan er dure vrachtwagens op het terrein geparkeerd, welke aantrekkelijk zijn voor dieven en vandalen. Om die reden heeft inspreker belang bij het bouwen van een bedrijfswoning en wenst hij ter plaatse van de bestemming B(3.1)tr de mogelijkheid tot het bouwen van de bedrijfswoning. Inspreker geeft aan dat burgemeester en wethouders in april 2005 hebben verzocht een bouwaanvraag voor een dienstwoning in te dienen, nadat een zogenaamd principebesluit was genomen. Daaruit moet worden afgeleid dat de bouw van de bedrijfswoning past binnen de visie van de gemeente. Beantwoording In de afgelopen tijd is het provinciale ruimtelijk beleid met betrekking tot bedrijfswoningen aangescherpt vanwege het tekort aan bedrijventerreinen. Anders dan gesteld wordt door inspreker is in de Nota Regels voor Ruimte opgenomen dat bedrijfswoningen op bedrijventerreinen niet zijn toegestaan, behoudens woon-werkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 is toegestaan. Achtergrond hiervan is dat bedrijfswoningen op bedrijventerreinen leiden tot beperkingen in de milieuruimte van bedrijven. De gemeente acht dit ongewenst vanuit het belang van een zo goed mogelijke benutting van de schaarse ruimte aan bedrijventerreinen. Daarnaast is de gemeente van mening dat de noodzaak tot het bouwen van een bedrijfswoning niet is aangetoond. De gemeente houdt, aansluitend op het provinciaal beleid, vast aan het feit dat een bedrijfswoning niet is toegestaan. Inspraakreactie Gewezen wordt op het feit dat de bestemming B(3.1)tr ondermeer is gegeven aan het perceel dat direct onder de bovengrondse hoogspanningsleiding ligt. Dit betekent dat niet kan worden gebouwd op het perceel voor zover bouwen niet geschiedt ten behoeve van de leidingen. Inspreker vraagt zich dan ook af waarom gekozen is voor de bestemming en merkt op de het perceel nooit gehuurd is door J van der Luyt en zonen b.v.. Inspreker kan zich ermee verenigen dat het perceel aan de oostzijde van de hoogspanningskabels de bestemming B(2) zou krijgen op voorwaarde dat het bouwen van een dienstwoning mogelijk wordt gemaakt. Beantwoording Op de plankaart is aan weerszijden van de hoogspanningslijn een strook van 27,5 m aangegeven. Dit is de zogenoemde zakelijk rechtstrook waar in beginsel geen bebouwing is toegestaan. Hoewel er beperkingen zijn met betrekking tot het bouwen is ander gebruik ten behoeve van de bedrijfsvoering wel toegestaan. Voor de gronden die naast de zakelijk rechtstrook gelegen zijn, gelden echter ook beperkingen. Hier zijn in principe ook geen gevoelige objecten (zoals woningen) toegestaan op basis van het advies van het ministerie van VROM (brief van 4 oktober 2005 van staatssecretaris Van Geel). Per bovengrondse hoogspanningslijn is door het ministerie de breedte van de "indicatieve zone" aangegeven. De staatssecretaris adviseert geen nieuwe gevoelige functies te realiseren binnen de indicatieve zone. De indicatieve zone van de hoogspanningslijn over het plangebied bedraagt 80 m aan weerszijden van de hoogspanningslijn. In deze zone is een nieuwe (dienst)woning niet gewenst. De bestemmingslegging wordt hierop niet aangepast. In de toelichting op het bestemAdviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
41
mingsplan zal het meest recente beleid ten aanzien van hoogspanningslijnen worden toegevoegd. Conclusie De toelichting en de bedrijfinventarisatie zullen worden aangepast op de aanwezige bedrijven op het perceel van Van der Luyt Beheermaatschappij B.V., waarbij gebruik gemaakt wordt van het register van de Kamer van Koophandel. Daarnaast zal het meest recente beleid voor hoogspanningsleidingen in de toelichting worden opgenomen. Voor het overige leidt de inspraakreactie niet tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. R.L. van der Meer, namens Health Club M. Ruyspark 42, 2343 MZ Oegstgeest, d.d. 13 november 2005, ingekomen 15 november 2005 Inspraakreactie De Health Club is al enige tijd bezig met het realiseren van een vestiging op het terrein van Van der Luyt Beheermaatschappij B.V.. Inspreker vraagt zich af wat er met het voorontwerpbestemmingsplan zal gebeuren aangezien het ministerie van Justitie is overgegaan tot het kopen van het terrein en er daardoor naar alle waarschijnlijkheid geen regionaal bedrijventerrein gerealiseerd zal worden. Mocht er eventueel door worden gegaan met het bestemmingsplan exclusief het MEOB terrein dan verzoekt de inspreker om de bedrijfsdoeleinden van het terrein van Van der Luyt Beheermaatschappij B.V. te herzien. Beantwoording De gemeente heeft de intentie om in het plangebied een hoogwaardig bedrijventerrein te ontwikkelen. De gemeente Oegstgeest heeft dit per brief ook te kennen gegeven aan Domeinen (brief van 15 november 2005) en aan de Rijksgebouwendienst (brief van 25 januari 2006). In de voorschriften van het bestemmingsplan zal een regeling worden opgenomen waardoor de vestiging van de Health Club juridisch planologisch wordt mogelijk gemaakt. Conclusie Het voorontwerpbestemmingsplan is aangepast. Werkgroep MEOB omwonenden, P/a Theo van Doesburglaan 11, 2343 LR Oegstgeest, d.d. 29 oktober 2005 ingekomen 7 november 2005 Inspraakreactie In het voorontwerpbestemmingsplan is de juridische koppeling tussen het door de raad vastgestelde beeldkwaliteitplan voor het MEOB-terrein onduidelijk. Verzocht wordt dit duidelijk en eenduidig te maken. Beantwoording Het beeldkwaliteitplan wordt tegelijkertijd met het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad. Na vaststelling wordt het beeldkwaliteitplan onderdeel van de gemeentelijke welstandsnota. Bij het formuleren van de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan ten behoeve van het nieuw te ontwikkelingen bedrijventerrein zijn de kaders uit het beeldkwaliteitplan, voor zover ruimtelijk relevant, in acht genomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
42
Inspraakreactie Verzocht wordt om een gedetailleerde plankaart in het plan op te nemen omdat dit meer zekerheid biedt dan de zeer globale plankaart. Daarbij wordt gedacht aan het detailniveau van het beeldkwaliteitplan. Beantwoording Omdat in dit stadium nog niet duidelijk is op welke wijze het bedrijventerrein ingericht zal worden is er gekozen voor een uit te werken bestemming. In de voorschriften zijn daartoe uitwerkingsregels opgenomen welke gebaseerd zijn op het gestelde in het beeldkwaliteitplan. Deze wijze van bestemmen heeft de voorkeur omdat er op deze wijze nog voldoende flexibiliteit aanwezig blijft bij de ontwikkeling van het gebied, terwijl wel randvoorwaarden gesteld worden in verband met de gevolgen voor de omgeving en de eisen die gesteld moeten worden in verband met een goede ruimtelijke ordening. Om deze reden is niet gekozen voor een gedetailleerde bestemming. Inspraakreactie De inspreker is het oneens met de bebouwingsdichtheid. Er wordt een bebouwingspercentage van 60-70% toegestaan. Met dergelijke bebouwingsdichtheid zal het aantal bedrijven enorm toenemen met aanverwante hinder en overlast. Het MEOB terrein is thans rustig en extensief in een ruime groene setting. Deze situatie zal door de inspreker als norm worden gezien om te beoordelen of er economisch schade geleden gaat worden. Beantwoording Voor het MEOB-terrein wordt de herontwikkeling van een verouderd bedrijventerrein voorzien. Het bebouwingspercentage dat voorzien wordt in het voorliggende bestemmingsplan wijkt niet af van de bouwmogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is op het gehele terrein per bouwperceel een bebouwingsdichtheid van 70% toegestaan. In dit bestemmingsplan wordt een bebouwingspercentage van maximaal 70% voor het gehele terrein voorgestaan. Er worden derhalve niet meer bouwmogelijkheden geboden dan in het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast heeft de provincie aangegeven dat het plan aansluit bij het provinciale ruimtelijke beleid. Inspraakreactie Inspreker wijst erop dat het beleid van de provincie bij herontwikkeling van bedrijventerreinen geen toename van bebouwing toestaat. Het MEOB-terrein wordt als te herstructureren terrein expliciet genoemd. Beantwoording Inspreker merkt terecht op dat het MEOB-terrein in het provinciale beleid wordt genoemd als te herstructureren bedrijventerrein. Bij herstructurering wordt echter wel toename van bebouwing toegestaan. Immers een ruimtewinst van 5- 15% dient te worden behaald bij de herstructurering. Deze winst kan ondermeer gehaald worden door middel van intensief ruimtegebruik. Daarbij moet niet uit het oog verloren worden dat ook de ruimte voor groen beschikbaar moet blijven binnen het plangebied. Overigens worden in voorliggend bestemmingsplan niet meer bouwmogelijkheden gecreëerd dan mogelijk was voor het terrein op basis van het vigerende bestemmingsplan. Inspraakreactie Het eigen groenbeleid van de gemeente beschouwt de huidige groenstructuur op het terrein als waardevol. In het groenbeleidsplan staat dat de Irispark- Morsebel zone een van de elementen vormt uit de hoofdgroenstructuur. Eén van de potenties om de kwaliteit en duurzaamheid van Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
43
het groen in Oegstgeest op te voeren is daarbij het bevorderen van ruime groenaanleg op bedrijventerreinen. De inspreker gaat ervan uit dat de gemeente haar eigen groenbeleid serieus neemt en er dus voor zorgt dat het aanwezige oppervlak groen op het MEOB-terrein ook in de nieuwe situatie behouden blijft. De inspreker is van mening dat dit ook omgezet moet worden in de voorschriften van het bestemmingsplan. Beantwoording Bij de herontwikkeling van het bedrijventerrein zal in voldoende mate rekening gehouden worden met groene inrichting van het plangebied. Hierbij zal tevens een landschapszone gerespecteerd worden welke het MEOB-terrein scheidt van de aangrenzende woningen. De landschappelijke zone zal ononderbroken aangelegd worden en sluit aan bij de reeds bestaande zone die het woongebied scheidt van het MEOB-terrein. Inspraakreactie De inspreker is voorts van mening dat de standaardmanier waarop de milieuzonering is toegepast geen garantie geeft dat de hinder en overlast van het terrein niet zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Zij geven aan dat de huidige situatie de norm is om te beoordelen of economische schade geleden wordt door vermindering van het woongenot. Het volgende voorstel voor milieuzonering wordt gedaan: Categorie 3.1. als hoogst toelaatbare milieucategorie op het hele terrein. Categorie 2 als hoogst toelaatbare milieucategorie in de zone die op de plankaart is aangeduid als UB(3.1). Beantwoording In de Nota Regels voor Ruimte is opgenomen dat bij de ontwikkeling van nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein de hoogst mogelijk categorie moet worden toegestaan op een bedrijventerrein. Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein is onderzocht welke categorieën zijn toegestaan op grond van de aanwezigheid van de woningen en andere milieugevoelige functies in de omgeving. Hiertoe zijn de zogenaamde richtafstanden, opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, aangehouden. De richtafstand is de afstand tot een bedrijf, waarop geen sprake is van onaanvaardbare hinder, zodat een acceptabel woonmilieu (voor een rustige woonwijk) wordt gegarandeerd. Bij de milieucategorisering in dit bestemmingsplan zijn de volledige richtafstanden aangehouden. Derhalve zullen de milieucategorieën niet gewijzigd worden. Inspraakreactie De inspreker is van mening dat in het bestemmingsplan gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het voorkomen van hinder voor de omwonenden moeten worden vastgelegd. Hierbij wordt verwezen naar de Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu van het Ministerie van VROM met betrekking tot lichthinder. Beantwoording In het beeldkwaliteitplan zijn regels opgenomen ten behoeve van reclame-uitingen. Bij de realisering van het bedrijventerrein zal rekening gehouden worden met de aangrenzende woningen. Het bestemmingsplan is echter niet het beleidsdocument om dit te regelen, een en ander zal geregeld worden via de welstandsnota. Ter voorkoming van hinder wordt verwezen naar de beantwoording van de vorige inspraakreactie. Inspraakreactie De inspreker is van mening dat de ingetekende parkeerzones op de plankaart op die plaatsen moeten verdwijnen. Handhaving van de zones zo dicht bij de aangrenzende woningen betekent een onnodige toename van hinder en overlast voor de omwonenden. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
44
Beantwoording De (bebouwingsvrije) zones zullen benut worden voor parkeren van personenauto's en vrachtauto's. Voor het bedrijventerrein geldt wel het uitgangspunt dat parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein zal plaatsvinden. De parkeervoorzieningen zullen echter ook dienstdoen voor vrachtwagens die nu in de kern geparkeerd staan, waardoor onveilige verkeerssituaties kunnen worden verminderd. De plaatsen waar het parkeren wordt mogelijk gemaakt, zijn op een dusdanige afstand van de omliggende woningen gelegen dat geen sprake zal zijn van een hindersituatie. Daarnaast worden de parkeerplaatsen en de woningen van elkaar gescheiden door de groene overgangszone. Er zal derhalve geen sprake zijn van een hindersituatie voor de omliggende woningen. Inspraakreactie De groene overgangszone dient over de hele lengte van het terrein ononderbroken aangelegd te worden. Beantwoording De landschapszone die het MEOB-terrein scheidt van de aangrenzende woningen, zal ononderbroken aangelegd worden en sluit aan bij de reeds bestaande zone die het woongebied scheidt van het MEOB-terrein. Inspraakreactie Het onderzoek naar de effecten op de luchtkwaliteit is naar mening van de inspreker zeer technisch en ondoorzichtig. Zo is onduidelijk of in het onderzoek rekening is gehouden met een overwegend westelijke windrichting, waardoor allerlei vervuiling van het extra verkeer de kant van de aangrenzende woningen opwaait. Inspreker verzoekt om een nadere toelichting op het onderzoek. Beantwoording Het onderzoek luchtkwaliteit voldoet aan de eisen die voortvloeien uit het Besluit luchtkwaliteit, een goede ruimtelijke ordening en het beleid van de Provincie. Het belangrijkst hierbij is het toetsen aan de grenswaarden uit het Besluit luchtkwaliteit. Om dit te toetsen is gebruik gemaakt van een algemeen aanvaard rekenprogramma voor de luchtkwaliteit (CAR II). In dit programma is een model opgenomen voor de luchtkwaliteit in Nederland en de invloed van wegverkeer hierop. In dit model is rekening gehouden met de algemene weersomstandigheden in Nederland en het type weg waarvoor gerekend wordt. Hierbij is de A44 meegenomen als 'snelweg' en de Haarlemmerstraatweg als een aan één zijde bebouwde weg. Tevens is in het bestemmingsplan aangegeven wat het effect is van de A44 en de Haarlemmerstraatweg gezamenlijk (cumulatie) op de luchtkwaliteit. Inspraakreactie De inspreker acht het onderzoek naar de ecologische kwaliteiten in het plangebied ongeloofwaardig omdat er gezegd wordt dat het plangebied geen ecologische kwaliteit heeft. Volgens de inspreker wonen er regelmatig bijzondere vogels in de bomen op het terrein zoals de buizerd, de ijsvogel, grote bonte specht en putter. Inspreker verzoekt het onderzoek naar ecologische kwaliteiten nogmaals kritisch te bezien. Beantwoording Inspreker merkt terecht op dat niet gezegd kan worden dat het plangebied geen ecologische kwaliteit heeft. Overigens is een dergelijke opmerking in de ecologische paragraaf niet teruggevonden. Bij diverse soortgroepen wordt aangegeven dat rekening gehouden moet worden met
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
45
bepaalde (zwaar) beschermde soorten, zoals de breedbladige wespenorchis, de rugstreeppad en de kleine modderkruiper. Uitspraken als "bijzondere soorten zijn niet aanwezig" duiden op het niet aanwezig zijn van rustof verblijfplaatsen of voortplantingsplaatsen van wettelijk beschermde of zeldzame soorten (zoals bij de broedvogels). Vrijwel alle vogelsoorten zijn beschermd. De door de inspreker genoemde vogelsoorten zijn echter niet zwaar beschermd. In de paragraaf met vogelsoorten is geen uitputtende lijst opgenomen met soorten die in het plangebied broeden. Het is echter onwaarschijnlijk dat de ijsvogel broednesten in het plangebied heeft, wellicht is deze soort incidenteel foeragerend waargenomen. Inspraakreactie In het voorontwerpbestemmingsplan is aangegeven dat het aantal motorvoertuigen met circa 3000 per dag zal toenemen op de Haarlemmerstraatweg. Dit is een toename van bijna 50%. Dit betekent dat er ook een groot aantal motorvoertuigbewegingen zal plaatsvinden op het terrein en dat de verkeersdruk op de Haarlemmerstraatweg onevenredig zal toenemen. De ontsluiting naar de A44 is al niet berekend op het huidige verkeersaanbod en een toename van 50% zal voor een onaanvaardbare verkeersdruk zorgen. Volgens de inspreker ligt het ook voor de hand dat er verkeer vanaf het MEOB-terrein via de Haaswijklaan zal gaan rijden. Inspreker verzoekt dan ook om een aanvaardbare verkeersoplossing. Beantwoording Ten gevolge van de herontwikkeling van het MEOB-terrein zal de verkeersdruk in de Haaswijklaan toenemen. De huidige verkeersintensiteit op de Haaswijklaan is ongeveer gelijk aan de verkeersintensiteit op de Haarlemmerstraatweg (7.350 mvt/werkdag in 2003). De te verwachten verkeersproductie van het MEOB-terrein is opnieuw bekeken op basis van recent gepubliceerde kencijfers voor verkeersproductie van bedrijventerreinen. Hieruit blijkt dat de verwachte verkeersproductie naar verwachting 1.200 mvt/etmaal tot 2.000 mvt/etmaal bedraagt 1 . Gezien de lokale bedrijvigheid die zich op het MEOB-terrein zal vestigen, zal naar verwachting ongeveer 75% van het verkeer worden afgewikkeld richting de N444/A44. De capaciteit van de Haarlemmerstraatweg is voor deze toename toereikend. De overige 25% zal via de Haaswijklaan worden afgewikkeld. Dit verkeer betreft voornamelijk woon-werkverkeer (lichte motorvoertuigen). Gezien de categorisering van de Haaswijklaan als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom (50 km/h) en de huidige verkeersintensiteit is deze toename acceptabel. Het is onwaarschijnlijk dat meer verkeer via de Haaswijklaan zal worden afgewikkeld dan deze 25%, ondanks de aanwezige knelpunten op de aansluiting van de N444 op de A44. Indien verkeer via een andere route wil rijden om de A44 te bereiken, is men aangewezen op afslag 7 van de A44 aan de Rijnzichtweg. Dit betekent dat verkeer ruim 3 kilometer door de bebouwde kom moet rijden en vervolgens ook bij afslag 7 een knelpunt kan ondervinden.
1)
Volgens de rapportage "Kentallen goederenvervoer en personenverkeer en -vervoer van en naar bedrijventerreinen" uitgebracht door de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat, bedraagt de verkeersproductie circa 1.200 mvt/etmaal. In deze berekening is uitgegaan van een totaal oppervlak van 11,4 ha met een gemiddeld kaveloppervlak van 2.500 m² bvo. Dit leidt tot een totaal aan 45,6 kavels. Volgens de rapportage bedraagt de aanen afvoer van vrachtverkeer op een gemengd bedrijventerrein 16,6 mvt/kavel, resulterend in circa 760 mvt/etmaal. De hoeveelheid personenverkeer en -vervoer bedraagt 37 mvt/bruto hectare bedrijventerrein (bovengrens), resulterend in circa 420 mvt/etmaal. De totale verkeersproductie bedraagt zodoende circa 1.200 mvt/etmaal. Volgens
de
rapportage
"Verkeersproductie
van
bedrijventerreinen"
van
H.
Zonneberg
bedraagt
de
verkeersproductie 220 mvt/etmaal per netto-hectare bedrijventerrein. Uitgaande van 80% van het bruto-oppervlak van 11,4 ha leidt dit kencijfer tot een verkeersproductie van circa 2.000 mvt/etmaal. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
46
De huidige doorstromings- en verkeersveiligheidsknelpunten van de aansluiting van de N444 op de A44 zijn bekend. Door de verschillende overheden wordt hierover beleid ontwikkeld. Zo wordt in het kader van het project Swingh (Samen Werken in Groot Haaglanden) actief naar oplossingen gezocht, waarbij met name genoemde snelwegaansluiting onder de loep wordt genomen. Ook de provincie Zuid-Holland noemt deze aansluiting in haar uitvoeringsprogramma. In het Meerjarenprogramma Investering Provinciale Infrastructuur 2004-2008 is een planstudieproject opgenomen waarin mogelijke oplossingen voor de knelpunten op de aansluiting N444-A44 worden onderzocht. De gemeente heeft hiernaast in haar structuurvisie een duidelijke visie opgenomen op basis waarvan de knelpunten rond de aansluitingen op de A44 kunnen worden opgelost. De structuurvisie noemt een nieuwe aansluiting op de A44 ter hoogte van het Oestgeester Kanaal en terugschalen van de A44 van een autosnelweg naar een autoweg (N44). Hiernaast zal de ingebruikstelling van komst van de Rijn GouweLijn in 2010 tot een reductie van de verkeerdruk op de N444 leiden, waardoor de huidige knelpunten enigszins zullen worden beperkt. Geconcludeerd kan worden dat het niet waarschijnlijk is dat de verkeersdruk op de Haaswijklaan aanzienlijk zal stijgen. Allereerst wordt samen met de regionale partners actief naar een oplossing gezocht voor de huidige knelpunten op de aansluiting A44/N444. Door deze oplossingen zal de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid op genoemde aansluiting verbeteren, waardoor er voor het verkeer van/naar het MEOB-terrein en geen aanleiding zal zijn een route via de Haaswijklaan te kiezen. Bovendien biedt een route via de Haaswijklaan voor dit verkeer geen aantrekkelijk alternatief, omdat hiervoor een route van circa 3 kilometer door de bebouwde kom moet worden gevoerd. De inspraakreactie geeft geen aanleiding tot wijziging van het plan. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6.3.
Overleg ex artikel 10 Bro
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de onderstaande personen en/of instanties: 1. Provinciale Planologische Commissie Zuid-Holland; 2. VROM-inspectie, regio Zuid-West; 3. Ministerie van Economische Zaken, regio Zuid-West; 4. Hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat in de provincie Zuid-Holland; 5. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; 6. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek; 7. Rijksdienst voor de Monumentenzorg; 8. Ministerie van Defensie, dienst Gebouwen, Werken & Terreinen, E.I.D. directie West; 9. Tennet bv; 10. N.V. Nederlandse Gasunie; 11. Hoogheemraadschap van Rijnland; 12. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland; 13. Regionale Brandweer Rijnland; 14. Politie Duin- & Bollenstreek; 15. College van burgemeester en wethouders van Rijnsburg; 16. College van burgemeester en wethouders van Warmond; 17. College van burgemeester en wethouders van Leiden; 18. College van burgemeester en wethouders van Sassenheim; Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
47
19. College van burgemeester en wethouders van Voorhout. De onder 2, 3, 5, 8, 13, 14, 15 en 17 genoemde instanties hebben niet schriftelijk gereageerd. De ontvangen reacties worden in het navolgende kort samengevat en van commentaar voorzien. Waar nodig zijn de plankaart, voorschriften en toelichting aangepast. Alle reacties zijn integraal opgenomen in bijlage 7. 1. Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit, brief van 12 januari 2006 De provincie geeft aan dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid en geeft derhalve geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Commentaar De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. 2. Hoogheemraadschap van Rijnland, brief van 15 februari 2006 Afvalwatertransportleiding Het Hoogheemraadschap merkt op dat in het plangebied een afvalwatertransportleiding ligt van Sassenheim naar de AWZI Katwijk met een bebouwingsvrije strook van 2,5 m. Het Hoogheemraadschap verzoekt om deze leiding inclusief bebouwingsvrije zone op te nemen op de plankaart en in de voorschriften. Commentaar De afvalwatertransportleiding zal opgenomen worden op de plankaart en beschermd worden middels de voorschriften. Waterhuishouding Het Hoogheemraadschap merkt op dat in verband met de waterberging in het plangebied moet worden uitgegaan van het "waterneutraal bouwen" principe waaruit de 15% regeling is ontstaan. Naar mening van het Hoogheemraadschap dient dit beleid bij alle nieuwe ruimtelijke plannen te worden toegepast, waarbij de feitelijke toename van verharding wordt beoordeeld. Zij zijn dan ook van mening dat de oude richtlijn van 10% niet meer aan de orde is moet worden uitgegaan van 15%. Tevens merkt het Hoogheemraadschap op dat de formulering van de 15% regeling niet geheel correct is weergegeven. Voorgesteld wordt om het volgende te vermelden: "Bij toename van verharding moet 15% daarvan worden gecompenseerd met functioneel open water in hetzelfde peilgebied. Functioneel houdt in dat het open water in open verbinding met het overige oppervlaktewater binnen het watersysteem staat. Siervijvers zonder verbinding met het oppervlaktewater vallen hier niet onder. Het open water dient bij voorkeur zonder duikverbindingen te worden gerealiseerd". Tevens wordt verzocht dit beleid ook op te nemen in de voorschriften en daar ook aan te geven dat de feitelijke hoeveelheid te bepalen open water plaatsvindt in de verdere planvorming. Commentaar In de toelichting van het bestemmingsplan is zowel aan de 10% regel als aan de 15% regel getoetst. Uit de toets blijkt dat de 15% regel ruimschoots gehaald wordt. De te realiseren waterberging is deels direct bestemd. Daarnaast is de overige benodigde waterberging vastgelegd in de bestemming Groen en Water. In de toelichting van het bestemmingsplan zal dit verduidelijkt worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
48
Aanlegvoorschriften lid 6, punt c en d Het Hoogheemraadschap merkt op dat het verlagen of verhogen van het waterpeil een primaire taak is van de waterbeheerder in het gebied waarbij belanghebbende partijen worden geraadpleegd. Tevens wordt opgemerkt dat het aanleggen, vergraven of dempen van sloten, vijvers en waterpartijen via de keur van het Hoogheemraadschap is geregeld. Hiervoor dient een keurvergunning te worden aangevraagd. Verzocht wordt om de punten c en d te laten vervallen. Commentaar De aanlegvoorschriften zijn opgesteld ten behoeve van het beschermen van het archeologisch waardevol gebied. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in het bestemmingsplan hiervoor een regeling te worden opgenomen. Derhalve zijn ook deze regels opgenomen in de aanlegvoorschriften en zullen zij niet geschrapt worden. Algemeen procedurevoorschrift Verzocht wordt om de volgende aanvulling: "voor het onderdeel water vindt in een zo vroeg mogelijk stadium afstemming plaats met het Hoogheemraadschap van Rijnland". Commentaar Het algemeen procedurevoorschrift is opgenomen op grond van artikel 11 lid 1 WRO, laatste volzin, en verwijst naar de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het is niet noodzakelijk om hier overleg met mede overheden zoals het waterschap op te nemen. Formeel overleg vindt plaats op grond van artikel 10 Bro bij de voorbereiding van bestemmingsplannen en niet bij een uitwerkingsplan. 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland, brief van 7 december 2005 Belasting A44 Rijkswaterstaat wijst erop dat volgens Regels voor Ruimte een bestemmingsplan een mobiliteitseffecttoets moet bevatten. In het plan wordt alleen een globale inschatting gegeven op basis van Verkeersproductie van bedrijventerreinen. Ook wordt niet ingegaan op de verkeerseffecten van de A44. Rijkswaterstaat is van mening dat een uitvoeriger (gevoeligheids-) analyse van belang is, omdat er ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden die veel verkeer oproepen. Hierbij dienen dan ook de effecten op de A44 in beeld te worden gebracht. Commentaar Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein mogelijk te maken. Het verzoek van Rijkswaterstaat is gebaseerd op provinciaal beleid. Uit overleg met de provincie Zuid-Holland is echter gebleken dat zij het uitvoeren van de mobiliteitseffecttoets niet noodzakelijk acht, aangezien het hier de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein betreft. Afstand bebouwing tot snelweg Rijkswaterstaat hecht eraan dat, conform Regels voor Ruimte, een bebouwingsvrije zone van 50 m in acht wordt genomen. Een belangrijke overweging hierbij is dat in de Nota Mobiliteit is aangegeven dat langs de A44 voldoende uitbreidingsruimte beschikbaar moet blijven om toekomstige uitbreiding fysiek en financieel niet te belemmeren. Commentaar Relevant is dat het de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein betreft. In het vigerend bestemmingsplan was de afstand tussen de bouwvlakken en de A44 even groot als in het nieuwe bestemmingsplan. De nieuwe gebouwen zullen op nagenoeg gelijke afstand als de reeds gesloopte bebouwing van de A44 komen te liggen. Zij vormen derhalve geen nieuwe belemmeAdviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
49
ring voor eventuele uitbreidingsruimte van de A44. De provincie heeft aangegeven dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid, waaronder ook de Nota Regels voor Ruimte. Berekening luchtkwaliteit In de bijlage staat voor de A44 een aanname geformuleerd voor de standaardverdeling licht/middelzwaar/zwaar verkeer van 70%/16,5%/13,5%. Hier wordt verondersteld dat het aandeel vrachtverkeer 30% is. Rijkswaterstaat acht dit percentage te hoog daar in 2004 de standaardverdeling voor het werkdagjaargemiddelde ten behoeve van de luchtkwaliteitsberekeningen 92%/4,3%/3,7% bedroeg. Rijkswaterstaat verzoekt om dit als uitgangspunt te nemen. Tevens acht zij het wenselijk dat inzichtelijk wordt gemaakt of wordt uitgegaan van een werk- of weekdag en van de dag- of nachtperiode. Commentaar Het aspect luchtkwaliteit zal opnieuw berekend worden. De resultaten worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. 4. Tennet, brief van 15 november 2005 Tennet merkt op dat rekening wordt gehouden met de bovengrondse hoogspanningsverbinding en dat met de opgenomen regeling de belangen gewaarborgd zijn. Tennet wijst er echter op dat in het voorschrift nog enkele onjuistheden zijn opgenomen te weten: - in lid 1, sub a, staat vermeld: een afstand van 25 m; dit moet 27,5 m zijn; - in lid 2 staat een bouwhoogte voor hoogspanningsmasten vermeld van 25 m; dit moet 40 m zijn omdat de masten in dit gebied deze hoogte hebben; - in lid 6, sub c, ontbreekt de vermelding "hoogopgaande" voor beplantingen en bomen. Commentaar Het ontwerpbestemmingsplan zal op deze onderdelen worden aangepast. 5. N.V. Nederlandse Gasunie, brief van 18 oktober 2005 De Gasunie merkt op dat in het plangebied geen leidingen of stations van het bedrijf aanwezig zijn. Commentaar De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. 6. Rijksdienst voor de monumentenzorg, brief van 20 oktober 2005 De rijksdienst geeft aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Voor het overige wordt verwezen naar de opmerkingen van de PPC Zuid-Holland. Commentaar De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. 7. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, brief van 8 november 2005 De rijksdienst waardeert de aandacht die in het plan is besteed aan het aspect archeologie. Wel wordt erop gewezen dat het sterk aan te bevelen is het verkennend en indien nodig waarderend onderzoek in een zo vroeg mogelijk stadium af te ronden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
50
Commentaar Thans heeft de gemeente opdracht gegeven voor het maken van een archeologische waardenkaart voor de gehele gemeente. Indien deze kaart gereed is voor vaststelling van het bestemmingsplan, dan zal de kaart in het bestemmingsplan verwerkt worden. Mocht nader archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn, dan zal dit in het kader van het uitwerkingsplan plaatsvinden. 8. Kamer van Koophandel Rijnland, brief van 28 november 2005 De Kamer van Koophandel meldt dat zij instemt met de herontwikkeling van het voormalige MEOB-complex tot een nieuw, hoogwaardig bedrijventerrein. Commentaar De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. 9. (voormalige) gemeente Warmond, brief van 21 november 2005 De voormalige gemeente Warmond deelt mee dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- en/of aanmerkingen. Commentaar De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. 10. (voormalige) gemeente Voorhout, brief van 26 oktober 2005 De voormalige gemeente Voorhout deelt mee dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- en/of aanmerkingen. Commentaar De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. 11. (voormalige) Gemeente Sassenheim, brief van 27 oktober 2005 De voormalige gemeente Sassenheim deelt mee dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- en/of aanmerkingen. Commentaar De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.
6.4. Ambtshalve wijzigingen -
-
-
-
De Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de voorschriften) en toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de toelichting) zijn vervangen door een recentere versie. Het gebied tussen het bedrijfsterrein van Van der Luyt Beheermaatschappij b.v., de Leidse Vaart en de Rijksweg A 44 behoorde voorheen bij de voormalige gemeente Sassenheim. Recent is dit gebied toegevoegd aan het grondgebied van de gemeente Oegstgeest. Dit deel is toegevoegd aan het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De drie waardevolle panden die aanwezig waren op het voormalige MEOB-complex zijn inmiddels geamoveerd. De uitwerkingsregel in de uit te werken gebied voor Bedrijfsdoeleinden ter bescherming van de panden is derhalve geschrapt. Daarnaast is de nadere aanwijzing "waardevol pand" van de plankaart verwijderd. Ook de toelichting is hierop aangepast. In de bestemming Uit te werken gebied voor Bedrijfsdoeleinden is een voorlopig bouwverbod opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Uitvoerbaarheid
-
51
In de voorschriften is een algemene regeling voor hoogteaanduidingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen. In de voorschriften is een vrijstellingsregeling voor de inschaling van Horecabedrijven in de staat van Horeca-activiteiten opgenomen, zoals toegelicht in de bijlage bij die Staat. De verplichte adviesprocedure bij vrijstellingen of aanlegvergunningen op grond van de bestemming Archeologisch waardevol gebied is in de voorschriften komen te vervallen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
bijlagen bij de toelichting
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
1
In dit bestemmingsplan is voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten een milieuzonering toegepast, gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze bijlage geeft in algemene zin inzicht in doel, achtergronden en algemene beleidslijnen voor de toepassing hiervan. De specifieke toepassing in het onderhavige plan wordt toegelicht in de hoofdtekst van deze plantoelichting. Doel van de Staat en gebruikte bronnen De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar); verkeersaantrekkende werking. De in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten is primair bedoeld voor lokale en regionale bedrijventerreinen al dan niet in combinatie met verspreid gesitueerde bedrijfsbestemmingen (en dus in mindere mate voor grootschalige industrieterreinen met zware industrie). Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat is gebruikgemaakt van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001 (de zogenaamde "Lijst van bedrijfstypen"). In deze lijst zijn voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld (in 10 stappen oplopend van 0 tot 1.500 m). Tevens is met een index aangegeven in welke mate rekening moet worden gehouden met verkeersaantrekkende werking. Toepassing van de richtafstanden is gewenst om het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd. Om tot een praktisch goed bruikbare Staat van Bedrijfsactiviteiten te komen is de Lijst van bedrijfstypen van de VNG (hierna: VNG-lijst) op de volgende punten nader verfijnd en aangevuld: De basiszoneringslijst van de VNG-lijst benoemt richtafstanden voor alle denkbare activiteiten. In de staat zijn alleen die activiteiten geselecteerd die op een bestemming "Bedrijfsdoeleinden" kunnen voorkomen. Andere activiteiten, zoals horeca of recreatie, krijgen een eigen bestemming; bij het toekennen van deze andere bestemmingen wordt op een andere wijze rekening gehouden met mogelijke milieuhinder van deze functies. In de VNG-lijst zijn de 10 richtafstanden ondergebracht in 6 categorieën. Met name voor de categorieën 3 en 4 blijkt dit in de praktijk op lokale en regionale bedrijventerreinen vaak onhandig te zijn. Er moet dan zonder nadere noodzaak altijd worden uitgegaan van de grootste afstand binnen deze categorie. Om een meer gedifferentieerde milieuzonering mogelijk te maken zijn de categorieën 3 en 4 − overeenkomstig de richtafstanden van de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie − onderverdeeld in 2 subcategorieën (categorieën
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
februari 2006 SBI 93/voll.ZH 286.11734.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
-
-
-
-
2
3.1 en 3.2 respectievelijk 4.1 en 4.2). Hierdoor wordt meer duidelijkheid gegeven over de aan te houden richtafstanden. De VNG-lijst gaat in het algemeen uit van relatief grote bedrijven en houdt daardoor weinig rekening met de specifieke situatie van kleinere en daardoor veelal minder hinderlijke bedrijven die veelvuldig op lokale bedrijventerreinen, in dorpskernen en dergelijke voorkomen. De praktijk leert dat deze kleinere bedrijven, uitgaande van de Lijst van bedrijfstypen, zonder milieuredenen zouden worden uitgesloten van de vestiging op dergelijke locaties; of dat ten behoeve van de vestiging onnodige vrijstellingsprocedures zouden moeten worden doorlopen. Voor de meest voorkomende bedrijfstypen is daarom in deze Staat, op basis van andere literatuurbronnen en praktijkervaringen, een nadere differentiatie naar bedrijfsgrootte toegepast 1). Deze differentiatie is conform de VNG-systematiek: ook in de basiszoneringslijst komt differentiatie naar bedrijfgrootte voor. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is deze differentiatie alleen voor meerdere bedrijfsactiviteiten toegepast. Incidenteel komt ook het tegenovergestelde voor, namelijk dat de feitelijke hinder/richtafstand bij specifieke activiteiten groter is dan de Lijst van bedrijfstypen aangeeft. Voor de betreffende bedrijven is de categorie-indeling op grond van veelvuldige praktijkervaringen 2) aangepast. Ter verduidelijking van de informatie in de VNG-lijst zijn de "geluidshinderlijke inrichtingen", zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, ondergebracht in afzonderlijke categorieën (categorieën 4.1A tot en met 6A). Dit om voor iedereen duidelijk te maken welke activiteiten alleen op terreinen met een vastgestelde geluidszone zijn toegestaan. Daarmee wordt voorkomen dat bedrijven, burgers en handhavers twee afzonderlijke lijsten moeten raadplegen. Als bronnen hiervoor zijn de Lijst van bedrijfstypen en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer gehanteerd. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangegeven welke milieuaspecten (mede) maatgevend zijn voor de categorie-indeling.
Algemeen beleid voor de toelaatbaarheid van bedrijven in standaardsituaties De hier gebruikte Staat deelt de bedrijfsactiviteiten conform de VNG-publicatie in 6 gewone categorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op activiteiten die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 heeft betrekking op zeer zware industrie. Binnen de categorieën 3 en 4 zijn elk twee subcategorieën onderscheiden. De richtafstanden en de indices voor de verkeersaantrekkende werking uit de VNG-publicatie kunnen ten behoeve van de meest gebruikelijke toepassing in bestemmingsplannen worden vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid: categorie 1:
1)
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn in woonwijken.
Het gaat daarbij vooral om kleinere aannemingsbedrijven, timmer- en constructiewerkplaatsen, transportbedrijven en handelsbedrijven. Voor de aangepaste inschaling zijn de volgende bronnen gebruikt: Publicaties van het Ministerie van VROM over geluidsproductie en richtafstanden van bedrijven en installaties, AmvB's op basis van de Wet milieubeheer, planologische kengetallen, Inspectiewijzer Milieuhygiëne en het oordeel van ervaringsdeskundigen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de situering van kleinere aannemingsbedrijven naast woningen in gemengd gebied geen problemen opleveren vanuit milieuoogpunt: in zowel kleinere als grotere gemeenten in Nederland komt deze situatie veelvuldig voor zonder dat er milieuknelpunten zijn. In alle gevallen waarbij de VNG-lijst is verfijnd of bewerkt, is de ruimtelijk relevante hinder als doorslaggevende factor gehanteerd.
2) Zo heeft de praktijk bijvoorbeeld geleerd dat transportbedrijven waar vrachtauto's met draaiende koelinstallaties worden gestald (aanzienlijk) meer hinder kunnen veroorzaken dan de VNG-lijst vermeldt. Hetzelfde geldt voor grootschalige loonbedrijven. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
februari 2006 SBI 93/voll.ZH 286.11734.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
3
categorie 2:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. In niet-gemengde gebieden geldt een afstandsindicatie van 30 m.
categorie 3:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en in verband met de verkeersaantrekkende werking dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingswegen: . subcategorie 3.1: gescheiden door een weg of een groenstrook (afstandsindicatie 50 m); . subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 m).
categorie 4:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn: . subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 m; . subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 m. categorieën 5 en 6: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed, op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (afstandsindicaties van bedrijven uit categorie 5: 500 - 1.000 m, categorie 6: 1.500 m). De bedrijfsactiviteiten uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A hebben betrekking op de "geluidshinderlijke inrichtingen" zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Wat de mate van hinder en gewenste afstand betreft, komen zij overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6, maar zij zijn alleen toelaatbaar indien rond het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 of 53 van de Wet geluidhinder is vastgesteld. Indien geen zone is vastgesteld, wordt vestiging van de geluidshinderlijke inrichtingen overigens voor alle zekerheid ook in de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming uitgesloten, tenzij volgens de doeleindenomschrijving geen bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 en hoger zijn toegestaan. Globale beleidslijn voor afwijkende gebiedstypen De bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid gaan (behalve voor categorie 2) uit van zonering ten opzichte van een "rustige woonwijk". Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan, indien nodig, voor andere omgevingstypen worden afgeweken van de richtafstanden. Daarbij is van belang te constateren dat de VNG-lijst richtafstanden zijn; door hiervan uit te gaan kan het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor worden voorkomen. De praktijk leert echter dat het ontstaan van daadwerkelijke knelpunten voor alle milieuaspecten, door toepassing van gerichte maatregelen in het milieuspoor, ook bij kleinere afstanden kan worden voorkomen. Bij de toepassing van dit principe met gebruikmaking van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten worden de volgende uitgangspunten bij afwijkende gebiedstypen gehanteerd: leidraad is de aanbeveling van de VNG om afwijkingen van richtafstanden naar beneden (dus toepassing van een kortere afstand dan de richtafstand) in beginsel te beperken tot één afstandsstap (dus bijvoorbeeld van 100 naar 50 m);
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
februari 2006 SBI 93/voll.ZH 286.11734.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
4
de richtafstanden worden met het oog op een praktisch hanteerbare werkwijze voor alle milieuaspecten in gelijke mate verlaagd of verhoogd. In de onderstaande tabel worden de meest voorkomende gebiedstypen omschreven waar een afwijking van de richtafstanden veelal gewenst of noodzakelijk is 1). De tabel geeft echter alleen een richtsnoer. Elke situatie is anders en vereist maatwerk. Per plan moeten de noodzaak/wenselijkheid van afwijking en de aanpak in de plantoelichting nader worden beoordeeld en gemotiveerd. -
gebiedstype
toegestane afwijking
motivering
1a.
gebied waar functiemenging
verlaging richtafstanden
kortere afstand is aanvaardbaar in
wordt nagestreefd (bijv. nieuw
met 1 afstandsstap
het belang van functiemenging (le-
1b.
woongebied met toevoeging van
vendigheid, handhaving bestaande
bedrijvigheid)
woningen)
verspreid gesitueerde woningen idem
er is al sprake van een verhoogd hin-
in een gebied met functiemen-
derniveau
ging en/of op locaties met andere verstoringsbronnen (bijv. gesitueerd langs drukke wegen)
2.
verstoringsgevoelig natuurge-
verhoging richtafstanden
voor stiltegebieden en (zeer) versto-
bied/stiltegebied)
met 1 afstandsstap
ringsgevoelige natuurgebieden, geldt in beginsel een strengere norm voor geluid (40 dB(A)) dan voor een rustig woongebied (45 dB(A))
) Voor stiltegebieden kunnen daarnaast nog aanvullende specifieke eisen gelden vanuit provinciaal beleid.
1) Het betreft hier een algemeen overzicht van relevante gebiedstypen. Dit behoeft dus niet te betekenen dat deze gebiedstypen in het onderhavige bestemmingsplan ook werkelijk voorkomen. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
februari 2006 SBI 93/voll.ZH 286.11734.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
5
Bedrijfswoningen Een specifiek geval van een afwijkend omgevingstype vormen daarnaast bedrijfswoningen op bedrijventerreinen. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen is in beginsel ongewenst, maar kan desgewenst worden toegestaan op terreinen/terreingedeelten waar slechts activiteiten uit maximaal categorie 2 zijn toegelaten. In uitzonderingsgevallen kunnen nieuwe bedrijfswoningen ook worden toegestaan op bestaande terreinen/terreingedeelten waar activiteiten uit maximaal categorie 3.1 zijn toegestaan en reeds bedrijfswoningen aanwezig zijn. Bij de milieuzonering van bedrijventerreinen ten opzichte van bestaande en/of nieuw te vestigen bedrijfswoningen, wordt voor het overige in beginsel uitgegaan van een verlaging van de richtafstanden met 1 afstandsstap. In bestaande situaties kunnen de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen in uitzonderingsgevallen op basis van een nadere motivering met 2 afstandsstappen worden verlaagd. Opzet van de Staat De hier gebruikte Staat kent twee verschillende soorten categorie-indelingen (zie ook de inhoudsopgave): indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I); indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen voor A-categorieën (hoofdstuk II). In beginsel zijn beide indelingen van toepassing. De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is, net als in de VNG-publicatie, gebruikgemaakt van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993. In de praktijk kan het voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBIindeling vallen. In beginsel geldt dan de hoogste categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen/-activiteiten duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet. De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd gekoppeld aan de indeling volgens hoofdstuk I en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die vanwege een zeer groot vermogen onder de "geluidshinderlijke inrichtingen" (A-categorieën) vallen. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3) 1), Bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een vrijstelling te kunnen 1)
Volgens vaste jurisprudentie is het opnemen van een dergelijke vrijstellingsbevoegdheid zelfs verplicht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
februari 2006 SBI 93/voll.ZH 286.11734.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
6
verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Voor de bedrijven uit de A-categorieën is alleen maar een vrijstelling mogelijk voor de indeling in een lagere A-categorie. Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde vrijstellingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer is aangetoond dat deze bedrijven wat milieubelasting betreft gelijk kunnen worden gesteld met de volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven, kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
februari 2006 SBI 93/voll.ZH 286.11734.00
Bijlage
2. Toelichting op de Staat van Horecaactiviteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden 1); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00 SvH 1997
1
Bijlage 2. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
2
Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. 2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. 3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bijlage 3. Bedrijveninventarisatie
Haarlemmerstraatweg
bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m²
B(3.1)
S.B.I. code
5
Van der Vijver, agrarisch hulp- en nevenbedrijf
01.4
3.1
3.1
90
3.1
Van der Luyt beheermaatschappij BV
n.v.t.
n.v.t.
1, 2, 3.1 3.1/3.2
Expeditiebedrijf Gebr. Van der Luyt BV
60.2
3.2
3.1/3.2
B(3.2)/B(3.1)t r
J. van der Luyt en Zonen BV
n.v.t. 1)
n.v.t.
3.1/3.2
B(3.2)/B(3.1)t r
Van der Luyt Selfstorage BV
51.7
3.1
3.1/3.2
B(3.2)/B(3.1)t r
50.1/50. 2
3.1
3.1/3.2
Van der Luyt Advies BV
n.v.t.
n.v.t
3.1/3.2
B(3.2)/B(3.1)t r
Van der Luyt Transport Holding BV
60.2
3.2
3.1/3.2
B(3.2)/B(3.1)t r
Scholte Verhuis Groep
60.2
3.2
3.1/3.2
B(3.2)/B(3.1)t r
52
Van der Luyt Garagebedrijf BV
algemene toelaatbaarheid
bestemmingsregeling
naam en aard van het bedrijf
Gemeentewerf
categorie S.v.B.
opmerkingen
huisnr.
B(2/3.1)gw kantoor
geen autoplaatwerkerij
B(3.2)/B(3.1) tr
B(3.2)/B(3.1)t r
1) De activiteiten van dit bedrijf zijn onbekend, derhalve is geen S.B.I code toegekend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit
1
Beleidskader en normstelling In paragraaf 4.4 zijn de hoofdpunten van de geldende wetgeving voor luchtkwaliteit beschreven. In dit deel van de bijlage worden enkele punten uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Hierna: Blk) nader benoemd. Besluit luchtkwaliteit Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit het Blk veroorzaakt 1). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. De grenswaarde voor fijn stof (24-uurgemiddelde) wordt als gevolg van de hoge achtergrondconcentratie in grote delen van west- en zuid-Nederland overschreden. Andere stoffen uit het Blk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. Gevoelige en minder gevoelige functies Bij de uitvoering van de Europese richtlijn die ten grondslag ligt aan het Blk, ligt het primaat bij de bescherming van de gezondheid van de mens. Onderscheid in gevoelige functies wordt niet gemaakt, hetgeen inhoudt dat de wettelijke grenswaarden overal in de buitenlucht gelden. Alleen werkplekken (arbeidsplaats als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet) worden in het Blk uitgesloten en kunnen daarmee als niet-gevoelige functie worden beschouwd. Bedrijven zelf kunnen beschouwd worden als functies waar mensen niet gedurende lange tijd in de buitenlucht verblijven. In het kader van Arbo-wet moeten reeds maatregelen worden genomen in verband met luchtkwaliteit en geur. Meetregeling luchtkwaliteit 2005 Op grond van het Blk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Meetregeling is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Oegstgeest bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 6 μg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. Beleid provincie Zuid-Holland De provincie heeft een Plan van aanpak fijn stof opgesteld (provincie Zuid-Holland, februari 2005). In dit plan van aanpak geeft de provincie aan dat de concentratie fijn stof in de gehele provincie boven de grenswaarde voor het 24-uurgemiddelde van fijn stof ligt (zonder aftrek van de bijdrage van zeezout) en dat op sommige plaatsen ook de grenswaarde voor het jaargemiddelde voor fijn stof wordt overschreden. Het Plan van aanpak vermeldt reeds genomen en voorgenomen maatregelen die de luchtkwaliteit in de provincie zullen verbeteren, zoals financiële ondersteuning bij het plaatsen van roetfilters op bussen van het openbaar vervoer. 1)
Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit
2
Ook zijn er diverse maatregelen om de productie van fijn stof van bedrijven en industrie te beperken, met name via vergunningverlening. Ten slotte zijn er stimulerende maatregelen om de uitstoot van de scheepvaart en het overige verkeer te beperken, onder meer door het opstellen van plannen van aanpak in samenwerking met gemeenten. Van de maatregelen met betrekking tot bedrijven en industrie wordt een reductie van 1/3 van de uitstoot van fijn stof verwacht in 2010 (ten opzichte van 2000), wat neerkomt op een afname van ongeveer 2 µg/m³ (jaargemiddelde). De effecten van maatregelen met betrekking tot verkeer worden vooral na 2010 verwacht; hierdoor zal de achtergrondconcentratie fijn stof lager worden. De provincie zal de ontwikkelingen in de concentratie fijn stof volgen door middel van metingen, monitoring en onderzoek. Rapportage luchtkwaliteit 2004 In het Rapport Luchtkwaliteit 2004 dat door de Milieudienst West-Holland is opgesteld, worden binnen de gemeente Oegstgeest een aantal overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen voor NO2 en PM10 geconstateerd. De overschrijdingen met betrekking tot NO2 worden toegewezen aan zowel het verkeer als de hoge achtergrondconcentraties, die met betrekking tot PM10 worden met name toe geschreven aan de hoge achtergrondconcentraties en in mindere mate het verkeer. Er wordt verwacht dat de gemeente Oegstgeest in 2010 aan de grenswaarden zal voldoen. Wel worden een aantal punten gesignaleerd waar de luchtkwaliteit extra aandacht behoeft, daarbij gaat het vooral om de locaties waar de grenswaarden nu (nog) wel overschreden worden (nabij de A44). Door extra maatregelen te nemen kan de gemeente zelf de luchtkwaliteit verder verbeteren. Maatregelen die worden genoemd zijn het beperken van de groei van het autoverkeer door voorlichting, het autoluw maken van bepaalde gebieden en het beperken van bepaalde verkeersstromen (bijvoorbeeld vrachtwagenverboden op bepaalde wegen of delen daarvan).
Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit Het bestemmingsplan voorziet in de herinrichting van een bedrijventerrein aan de Haarlemmerstraatweg. Doordat deze herinrichting verkeer genereert, is het mogelijk dat de realisatie ervan gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Zodoende is onderzocht welke gevolgen de toename van verkeer heeft op de luchtkwaliteit langs de ontsluitende weg en daarmee dus ook op de omgeving. Daarnaast is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied onderzocht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit
3
Onderzoeksmethode De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma 1). Dit
programma is opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Lucht en Energie. Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit. Het programma kan berekeningen uitvoeren voor de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR II-programma is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m (voor snelwegen tot 300 m). De berekende concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden. Het CAR II-programma kan niet voor het jaar 2006 rekenen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit in 2006 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2006 gebruikt met het scenario van 2004. Voor 2016 geldt hetzelfde. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit in 2016 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2016 gebruikt met het scenario van 2015.
Het provinciale Plan van Aanpak fijn stof (februari 2005) is vastgesteld beleid. De effecten hiervan mogen daarom meegenomen worden bij het berekenen van de luchtkwaliteit in de toekomst. In het Plan van Aanpak wordt onder meer aangegeven dat een afname van het jaargemiddelde van fijn stof wordt verwacht van 3 µg/m³ in 2010. Tussen het jaargemiddelde en het 24-uurgemiddelde van fijn stof bestaat een rekenkundige relatie: een afname van 1 µg/m³ voor de jaargemiddelde levert een afname van 5,5 overschrijdingen per jaar van het 24-uurgemiddelde op. Dit betekent dat een afname van 3 µg/m³ van het jaargemiddelde van fijn stof leidt tot een afname van ongeveer 16 overschrijdingen per jaar van de grenswaarde voor de 24-uurgemiddeldeconcentratie. Deze aftrek is in de berekeningen meegenomen. Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) Relevant voor de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving is de verkeersproductie. Uitgegaan is van een maximale verkeersproductie van 3.000 mvt/etm 2). De ontsluiting van het nieuwe bedrijventerrein vindt plaats via de Haarlemmerstraatweg. Naar verwachting zal het verkeer van het bedrijventerrein voor het grootste deel in noordelijke richting de Haarlemmerstraatweg oprijden, richting de A44, dus niet langs woongebied. De effecten op de luchtkwaliteit zijn daarom berekend voor de Haarlemmerstraatweg en de A44. In de berekeningen is ervan uitgegaan dat het verkeer op de Haarlemmerstraatweg toeneemt met 3.000 mvt/etmaal en dat de helft van het verkeer van het nieuwe bedrijventerrein in noordelijke richting en de andere helft in zuidelijke richting over de A44 zal gaan. Voor het berekenen van de bijdrage van de ontwikkeling mag de verkeersproductie van de voorgaande functie in het plangebied worden afgetrokken. In dit onderzoek heeft deze aftrek niet plaatsgevonden, zodat hier sprake is van een worst-casebenadering. De afstand tot de dichtstbijzijnde plek waar zich personen kunnen bevinden bedraagt voor de A44 39 m (parkeerplaats) en voor de Haarlemmerstraatweg 6 m (fietspad). Deze afstanden zijn gebruikt bij het berekenen van de effecten van de ontwikkeling op de omgeving.
1))
Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 5.0, maart 2006.
2)
Bron: Verkeersproductie van bedrijventerreinen, H. Zonneberg (zie paragraaf "Verkeer en parkeren").
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit
4
Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse van het bedrijventerrein Daarnaast is in beeld gebracht wat de luchtkwaliteit ter plaatse van de ontwikkeling is en zijn de concentraties eveneens getoetst aan de geldende grenswaarden. Relevant in dit kader is de luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer op de A44 en de Haarlemmerstraatweg. De minimale afstand van de wegas tot de ontwikkeling bedraagt voor de A44 33 m en voor de Haarlemmerstraatweg 22 m. Deze afstanden zijn gebruikt bij het berekenen van de luchtkwaliteit ter plaatse van de ontwikkeling. De afstand van de dichtstbijzijnde woning in het plangebied tot de A44 bedraagt 160 m; de afstand tot de dichtstbijzijnde woning tot de Haarlemmerstraatweg bedraagt 19 m (net buiten het plangebied). Invoergegevens De invoergegevens voor de berekeningen zijn in tabel 1 weergegeven. De verkeersintensiteiten voor de A44 zijn gebaseerd op jaargemiddelde verkeersintensiteiten 2001 (bron: Adviesdienst Verkeer en Vervoer), waarbij voor de autonome ontwikkeling is uitgegaan van een groei van 2% per jaar. De verkeersintensiteit voor de Haarlemmerstraatweg is gebaseerd op de intensiteit in 2003 en een groei van 1,5% per jaar. Tabel 1 Invoergegevens luchtkwaliteitberekeningen straatnaam
geschatte ver-
geschatte ver-
geschatte ver-
geschatte ver-
geschatte ver-
keersintensiteit
keersintensiteit
keersintensiteit
keersintensi-
keersintensi-
2006 (mvt/etm)
2010 (mvt/etm)
2010 incl. ont-
teit 2016
teit incl. ont-
wikkeling
(mvt/etm)
wikkeling 2016
(mvt/etm) A44 Haarlemmer-
(mvt/etm)
62.530
67.700
69.200
76.250
77.750
7.650
8.150
11.150
8.900
11.900
straatweg
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Voor de A44 is voor de voertuigverdeling 0,92/0,043/0,037 (standaardverdeling voor een snelweg in licht/middelzwaar/zwaar verkeer) aangehouden, is uitgegaan van wegtype 1. Voor het aantal parkeerbewegingen is 0 aangehouden, er is uitgegaan van het snelheidstype snelweg en een bomenfactor van 1. Voor de Haarlemmerstraatweg is voor de voertuigverdeling 0,92/0,06/0,02 (licht/middelzwaar/zwaar verkeer) aangehouden en is uitgegaan van wegtype 4. Voor het aantal parkeerbewegingen is 0 aangehouden en er is uitgegaan van het snelheidstype "doorstromend stadsverkeer" en een bomenfactor van 1. Berekeningsresultaten Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) In tabel 2 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing in de omgeving van het plangebied weergegeven voor 2005, 2010 en 2015. Uit tabel 2 blijkt dat de ontwikkeling van het bedrijventerrein een beperkte bijdrage levert aan de luchtkwaliteit (de uitkomsten met en zonder ontwikkeling zijn niet in alle gevallen gelijk). Er worden echter geen grenswaarden uit het Blk overschreden. Overigens is de bijdrage van de ontwikkeling berekend zonder aftrek van de verkeersproductie van de voorgaande functies; voorheen waren hier ook bedrijven mogelijk; dit betekent dat de
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit
5
bijdrage van de ontwikkeling kleiner is dan hierboven berekend in vergelijking met de mogelijkheden zoals die geboden werden in het vigerende bestemmingsplan. Tabel 2 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking* weg
stikstofdioxide (NO2)
fijn stof (PM10)
fijn stof (PM10)
jaargemiddelde
jaargemiddelde
24-uurgemiddelde
(in μg/m³)
(in μg/m³)
(aantal overschrijdingen p.j.)
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
in 2006 A44
(36)**
n.v.t.
22
n.v.t.
20
n.v.t.
Haarlemmerstraatweg
(39)**
n.v.t.
23
n.v.t.
23
n.v.t.
in 2010 A44
32
33
21
21
17
17
Haarlemmerstraatweg
35
38
22
22
19
21
29
29
20
20
15
15
31
33
20
21
16
17
in 2016 A44 Haarlemmerstraatweg
* **
Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof. Deze grenswaarde is in 2005 nog niet in werking getreden.
Toetsing ter plaatse van de beoogde ontwikkeling In tabel 3 zijn de resultaten van de berekeningen ter plaatse van het nieuwe bedrijventerrein weergegeven. Uit deze tabel blijkt dat, zelfs wanneer de bijdrage van de Haarlemmerstraatweg bij die van de A44 wordt opgeteld, ter plaatse van de ontwikkeling aan alle grenswaarden uit het Blk wordt voldaan. Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van bestaande woningen (op minimaal 160 m van de A44 en 19 m van de Haarlemmerstraatweg) zowel in 2016 als in 2010 en 2006 voldaan wordt aan de grenswaarden uit het Blk. De concentratie neemt immers af naarmate een locatie zich verder van de bron (de weg) bevindt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bijlage 5. Literatuuroverzicht ecologie -
Bergmans, W. en A. Zuiderwijk (1986): "Atlas van de Nederlandse Amfibieën en Reptielen" Broekhuizen et al (1992): "Atlas van de Nederlandse zoogdieren" Janssen, J. en J. Schamineé (2004): Europese Natuur in Nederland, Soorten van de Habitatrichtlijn" Limpens, H. (1997): "Atlas van de Nederlandse vleermuizen" Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (2002): "Soortbescherming bij ruimtelijke ingrepen en dergelijke; Over de Flora- en faunawet in Nederland" Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (2003): "Ondernemen en de Flora- en faunawet" Nie, Hendrik W. de, (1996)": "Atlas van de zoetwatervissen" Provincie Zuid-Holland (1996): "Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland, aanwijzingen voor inrichting en beheer" Provincie Zuid-Holland (2001): "Beheersgebiedsplan Zuid-Holland"
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
voorschriften
Inhoud van de voorschriften Hoofdstuk I Inleidende bepalingen Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3
Begripsbepalingen Wijze van meten Werking wettelijke regelingen
Hoofdstuk II Bestemmingen Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17
Uit te werken gebied voor Bedrijfsdoeleinden (UB) Bedrijfsdoeleinden (B) Verkooppunt voor motorbrandstoffen (VMB) Woondoeleinden (W) Erven (E) Tuinen (T) Verkeersdoeleinden (V) Water (WA) Water en Groen (WaGr) Groen (GR) Leidingen Primair waterkering Archeologisch waardevol gebied Voorrangsregeling
1
blz. 3 3 8 8
9 9 12 14 15 17 19 19 19 20 20 21 23 24 26
Hoofdstuk III Algemene bepalingen
27
Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25
27 28 28 29 30 31 32 32
Gebruik van gronden en bouwwerken Hoogteaanduidingen Bestaande afstanden en andere maten Overschrijding bouwgrenzen Vrijstellingsbevoegdheden Wijzigingsbevoegdheden Algemeen procedurevoorschrift Aanvullende werking bouwverordening
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen
33
Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28
33 33 34
Overgangsbepalingen Strafbepaling Titel
Bijlagen: 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten. 2. Staat van Horeca-activiteiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Inhoud van de voorschriften
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
2
286.11734.00
Hoofdstuk I Artikel 1
Inleidende bepalingen
3
Begripsbepalingen
1. het plan het bestemmingsplan Bedrijvengebied MEOB van de gemeente Oegstgeest, zoals vervat in deze voorschriften en de in lid 2 bedoelde plankaart. 2. de plankaart de van het plan deel uitmakende en als zodanig gewaarmerkte plantekening, genummerd 286.11734.00. 3. aan-huis-verbonden beroep een beroep waarvan de uitoefening niet publieksgericht is, dat op kleine schaal in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is 4. aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke − geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen − bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. 5. achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan. 6. archeologische deskundige een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties. 7. archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 8. archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 9. bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Inleidende bepalingen
4
10. bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein. 11. bedrijfsvloeroppervlak de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 12. bestaand gebruik het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik. 13. bestaande bouwwerken bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 14. bestemmingsgrens een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak. 15. bestemmingsvlak een op de plankaart door grenzen omsloten vlak met eenzelfde bestemming. 16. bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 17. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 18. bouwgrens een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bouwvlak. 19. bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 20. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 21. bouwvlak een op de plankaart door grenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. 22. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Inleidende bepalingen
5
23. café een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid. 24. consumentenvuurwerk vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. 25. dansschool een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek/dansevenementen. 26. detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 27. dienstverlening het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes. (zie ook publieksgerichte dienstverlening). 28. discotheek of bar/dancing een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen. 29. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 30. geluidshinderlijke inrichtingen bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. 31. grootschalige detailhandel een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën: detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; detailhandel in zeer volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen; tuincentra; grootschalige meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering; bouwmarkten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Inleidende bepalingen
6
32. hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 33. horecabedrijf een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten: het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken; het exploiteren van zaalaccommodatie; het verstrekken van nachtverblijf. 34. kantoorruimte voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied. 35. maatschappelijke voorzieningen voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren. 36. overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
-
37. peil bij ligging aan de weg: de kruin van de weg; bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein; bij ligging anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld.
38. platte afdekking een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat. 39. professioneel vuurwerk vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk. 40. raamprostitutie een seksinrichting waarbij de seksueel erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de (openbare) weg wordt aangeboden. 41. restaurant een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken. 42. risicovolle inrichtingen inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 43. Staat van Bedrijfsactiviteiten de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze voorschriften deel uitmaakt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Inleidende bepalingen
7
44. Staat van Horeca-activiteiten de Staat van Horeca-activiteiten die van deze voorschriften deel uitmaakt. 45. seksinrichting de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. 46. uitbouw een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een hoofdgebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt dan wel in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 47. windturbine een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding. 48. zijerf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Inleidende bepalingen
Artikel 2
8
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1. de breedte en lengte of diepte van een gebouw tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de gemeenschappelijke scheidsmuren. 2. de oppervlakte van een gebouw tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatste van het bouwwerk. 3. de inhoud van een gebouw tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen. 4. de goot(- of boeibord)hoogte van een gebouw tussen het peil en de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en het dakvlak; indien zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot- of boeibord van de dakkapel als hoogte aangemerkt. 5. de bouwhoogte van een gebouw tussen het peil en het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 6. de bouwhoogte van een windturbine tussen het peil en de top van de rotor in uiterste stand van de windturbine. 7. de bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouw zijnde tussen het peil en het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend. 8. afstanden afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Artikel 3
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van dit plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Hoofdstuk II Artikel 4
Bestemmingen
9
Uit te werken gebied voor Bedrijfsdoeleinden (UB)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Uit te werken gebied voor Bedrijfsdoeleinden (UB) zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding UB(2): bedrijven voorzover deze voorkomen in ten hoogste categorie 2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding UB(3.1): bedrijven voorzover deze voorkomen in ten hoogste categorie 3.1 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding UB(3.2): bedrijven voorzover deze voorkomen in ten hoogste categorie 3.2. van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; d. kleinschalige kantoorvestigingen met een kantoorvloeroppervlak van maximaal 750 m²; e. ten hoogste één verkooppunt voor motorbrandstoffen, exclusief LPG-verkoop; f. grootschalige detailhandel; g. maatschappelijke voorzieningen, publiekgerichte dienstverlening en horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Horeca-activiteiten, waarbij geldt dat deze doeleinden uitsluitend zijn toegestaan in het gebied tussen de Haarlemmerstraatweg en de daaraan min of meer parallel lopende geprojecteerde westelijke ontsluitingsweg en het grondoppervlak ten behoeve van deze doeleinden tezamen niet meer mag bedragen dan 9.000 m²; h. (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en verblijfsgebieden; i. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater. Uitwerkingsregels 2. Burgemeester en wethouders werken de in lid 1 genoemde bestemming nader uit met inachtneming van de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:
a.
b.
c.
bebouwing het bebouwingspercentage bedraagt: - in het gebied dat omsloten wordt door de onder sub g bedoelde ontsluitingsweg: ten minste 60%; - op de overige gronden: ten hoogste 70%; de bouwhoogte van gebouwen bedraagt: - tussen de Haarlemmerstraatweg en de daaraan min of meer parallel lopende geprojecteerde westelijke ontsluitingsweg (en de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan), zoals bedoeld onder sub g: ten hoogste 15 m; - in het gebied dat omsloten wordt door de onder sub f bedoelde ontsluitingsweg: ten hoogste 12 m; - op de overige gronden: ten hoogste 7 m, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding "overgangszone" de bouwhoogte van de op de bestemmingsgrens gerichte gevel van gebouwen ten hoogste 4 m mag bedragen; in uitwerkingsplannen wordt een gevellijn aangegeven, waarin de naar de openbare weg gekeerde gevel van gebouwen moet worden gebouwd;
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
d. e. f.
g. h.
i.
10
de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de ontsluitingsweg inclusief bijbehorende bermen en voet- en fietspaden dient ten minste 5 m te bedragen; de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de bestemmingen Water (WA) en Water en Groen (WaGr) dient ten minste 5 m te bedragen; bedrijfswoningen zijn niet toegestaan; verkeer en parkeren ter plaatse of binnen een afstand van 10 m van de aanduiding "wegas" wordt een ontsluitingsweg geprojecteerd, met een breedte van ten minste 13 m; de ontsluiting van het bedrijventerrein ten behoeve van gemotoriseerd verkeer en de noodontsluiting ten behoeve van calamiteiten worden geprojecteerd ter plaatse of binnen een afstand van 10 m van de aanduidingen "ontsluitingspunt"; binnen het uit te werken gebied dienen de volgende aantallen parkeerplaatsen per 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte te worden gerealiseerd:
functie
parkeerkencijfer
kantoren -
met baliefunctie
2,8-3,3 parkeerplaats/100 m² bvo
-
zonder baliefunctie
1,5-2,0 parkeerplaats/100 m² bvo
grootschalige detailhandel
6,0-8,0 parkeerplaats/100 m² bvo
showroom
1,6-1,8 parkeerplaats/100 m² bvo
bedrijven
0,8-2,8 parkeerplaats/100 m² bvo
j.
k.
l.
binnen het uit te werken gebied wordt voorzien in openbare parkeerstroken ten behoeve van het parkeren door vrachtwagens met een breedte van ten minste 3 m en een gezamenlijk oppervlak van ten minste 450 m²; milieu de bodemkwaliteit ter plaatse dient geschikt te zijn voor de beoogde functie(s); externe veiligheid bij de uitwerking wordt uitvoering gegeven aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij geldt dat risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij: - ten aanzien van de aanwezige en de geprojecteerde kwetsbare objecten de grenswaarde dan wel de toepasselijke veiligheidsafstand voor het plaatsgebonden risico in acht wordt genomen; - ten aanzien van de aanwezige en de geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden met de richtwaarde dan wel de toepasselijke veiligheidsafstand voor het plaatsgebonden risico; - het groepsrisico in het invloedsgebied van de betreffende inrichting wordt verantwoord volgens de daarvoor geldende eisen;
Voorlopig bouwverbod 3. Op de gronden met de in lid 1 genoemde bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en krachtens de in een zodanig plan gestelde eisen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
11
Vrijstelling voorlopig bouwverbod 4. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3, om bebouwing toe te staan, indien de op te richten bebouwing naar gebruik, afmetingen en situering in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitgewerkt plan of een daarvoor gemaakt ontwerpuitwerkingsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 5
12
Bedrijfsdoeleinden (B)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Bedrijfsdoeleinden (B) zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(2): bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; en: 1. ter plaatse van de subbestemming B(2)gw: gemeentewerken voorzover dit bedrijf voorkomt in categorie 3.2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor: 2. ter plaatse van de subbestemming B(2)d: tevens een dierenartsenpraktijk; 3. ter plaatse van de subbestemming B(2)h: tevens een hondenkennel; b. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(3.1): bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; en: 1. ter plaatse van de subbestemming B(3.1)gw: gemeentewerken voorzover dit bedrijf voorkomt in categorie 3.2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. ter plaatse van de subbestemming B(3.1)tr: een transportbedrijf voorzover dit bedrijf voorkomt in categorie 3.2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(3.2): bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor: 1. ter plaatse van de subbestemming B(3.2)sg: een sport- en gezondheidscentrum met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 2.500 m² waarbij horeca tot ten hoogste categorie 1 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Horeca-activiteiten als normaal ondergeschikt onderdeel bij de voorziening is toegestaan. d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater; met dien verstande dat: e. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan; f. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan; g. per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 3.000 m²; h. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen: a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan; b. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
13
Wijzigingsbevoegdheid grootschalige detailhandel 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van grootschalige detailhandelsbedrijven met dien verstande dat: a. vrijstelling voor bouwmarkten of grootschalige meubelbedrijven slechts kan worden verleend indien uit een onderzoek, waarin inzicht is verschaft in de (boven)gemeentelijke effecten van de voorgenomen detailhandelsvestiging, blijkt dat de betreffende vestiging de bestaande detailhandelsstructuur niet onevenredig aantast; b. de oppervlakte van een bouwmarkt en een grootschalig meubelbedrijf ten minste 1.000 m² bedrijfsvloeroppervlak dient te bedragen; c. het parkeren ten behoeve van de detailhandelsvestiging op de bij de detailhandelsvestiging behorende gronden dient plaats te vinden; d. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk in de omgeving mag ontstaan. Verlening van vrijstelling ten behoeve van de vestiging van een bouwmarkt en een grootschalig meubelbedrijf is uitsluitend toegestaan nadat van Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben. Bijzonder gebruiksvoorschrift 5. Het is verboden de gronden met de nadere aanwijzing (z) te gebruiken voor de opslag van goederen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 6
14
Verkooppunt voor motorbrandstoffen (VMB)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Verkooppunt voor motorbrandstoffen (VMB) zijn bestemd voor: a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief de verkoop van LPG, met dien verstande dat een LPG-vulpunt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de nadere aanwijzing "LPG-vulpunt"; b. detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 100 m²; c. carwash; d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitingswegen), nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, sanitaire voorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen: a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan; b. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd; c. de bouwhoogte van luifels of overkappingen mag ten hoogste 7 m bedragen; d. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen; e. de bouwhoogte van lichtmasten en reclameborden mag ten hoogste 12 m bedragen. Bijzonder gebruiksvoorschrift 4. Het verboden de gronden met de nadere aanwijzing (z) en andere onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 7
15
Woondoeleinden (W)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Woondoeleinden (W) zijn bestemd voor het wonen met bijbehorende erven. Gebruiksvoorschrift aan-huis-verbonden beroepen 2. Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep; b. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; d. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden. Bouwvoorschriften 3. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. hoofdgebouwen inclusief uitbouwen; b. bijgebouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen: a. op de gronden met de nadere aanwijzing (v) dienen de hoofdgebouwen vrijstaand te worden gebouwd; b. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 5 m te bedragen; c. de afstand van uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens dient ten minste 2,5 m te bedragen; d. de afstand van uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel dient ten minste 3 m te bedragen; e. de bouwhoogte van uitbouwen mag ten hoogste 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 4 m; f. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen; g. ondergronds bouwen ten behoeve van kelders is toegestaan, waarbij geldt dat het vloeroppervlak van de kelder tezamen met eventuele kelders onder het bij de woning behorende erf met de bestemming Erven, ten hoogste 50 m² mag bedragen. Vrijstellingsbevoegdheid aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden bedrijf; b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
c. d. e. f.
16
de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd; het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving; de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn; er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 8
17
Erven (E)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Erven (E) zijn bestemd voor erven behorende bij het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw. Gebruiksvoorschrift aan huis verbonden beroepen 2. Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep; b. degene die het aan huis verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. door degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; d. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden. Bouwvoorschriften 3. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. uitbouwen en bijgebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen: a. het gezamenlijke grondoppervlak van de uitbouwen en bijgebouwen (exclusief het oppervlak dat op de gronden met de bestemming Woondoeleinden is gebouwd), mag ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat ten minste 60% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf, met een minimum van 30 m², onbebouwd en onoverdekt dient te blijven; in afwijking daarvan mag, indien de oppervlakte van het erf minder dan 42 m² bedraagt, het gezamenlijk oppervlak van de uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 12 m² bedragen; b. de diepte van een achter het hoofdgebouw gelegen uitbouw mag, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, ten hoogste 3,5 m bedragen; c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 1 m te bedragen, tenzij de gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd; d. de afstand van bijgebouwen tot het hoofdgebouw en/of andere bijgebouwen en uitbouwen dient ten minste 2,5 m te bedragen; e. de bouwhoogte van uitbouwen mag ten hoogste 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 4 m; f. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen; g. ondergronds bouwen ten behoeve van kelders is toegestaan, waarbij geldt dat: 1. het vloeroppervlak van de kelder tezamen met eventuele kelders onder de woning, ten hoogste 50 m² mag bedragen, met een maximum van 30% van het oppervlak van het erf; 2. de afstand van de voorgevellijn ten minste 3 m dient te bedragen; 3. de hoogte van de kelder ten hoogste 0,1 m onder peil mag bedragen; 4. de afstand van de kelder tot de perceelsgrenzen ten minste 1 m dient te bedragen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
18
Vrijstellingsbevoegdheden bouwvoorschriften 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor het bepaalde in lid 4, sub b voor het bouwen van een achter het hoofdgebouw gelegen uitbouw tot ten hoogste 6 m diep, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw, over ten hoogste 40% van de perceelsbreedte. Vrijstellingsbevoegdheid aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden bedrijf; b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd; d. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving; e. de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn; f. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 9
19
Tuinen (T)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Tuinen (T) zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Wijzigingsbevoegdheid 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de nadere aanwijzing (+) overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming van de gronden met de bestemming Tuinen (T) te wijzigen ten behoeve van de bouw van één windturbine, met dien verstande dat: a. de hoogte van de mast ten hoogste 20 m mag bedragen; b. de diameter van de rotor ten hoogste 10 m mag bedragen; c. het aantal bladen van de rotor ten minste 3 bedraagt.
Artikel 10 Verkeersdoeleinden (V) Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Verkeersdoeleinden (V) zijn bestemd voor: a. wegen; b. fiets- en voetpaden; c. ter plaatse van de nadere aanwijzing (p): parkeervoorzieningen; d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals bermen en bermsloten, straatmeubilair, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en groenvoorzieningen. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Artikel 11
Water (WA)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Water (WA) zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding en de waterberging. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers en bruggen worden gebouwd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 12
20
Water en Groen (WaGr)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Water en Groen (WaGr) zijn bestemd voor: a. ten minste 2.755 m² open water; b. groenvoorzieningen. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, steigers, vlonders, duikers en bruggen worden gebouwd, waarbij geldt dat steigers en vlonders niet boven open water mogen worden gebouwd.
Artikel 13
Groen (GR)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Groen (GR) zijn bestemd voor: a. beplantingen, inritten, speelvoorzieningen en in samenhang daarmee voor voet- en fietspaden alsmede voor bermen, bermsloten, straatmeubilair, voorzieningen ten behoeve van gescheiden afvalinzameling; b. ter plaatse van de nadere aanwijzing "geluidswerende voorziening" tevens voor een geluidswerende voorziening; c. voor wateraanvoer en -afvoer en waterberging. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 14
21
Leidingen
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Leidingen zijn mede bestemd voor: a. binnen een afstand van 27,5 m ter weerszijden van de medebestemming bovengrondse hoogspanningsleiding: een bovengrondse hoogspanningsleiding, 150 kV; b. binnen een afstand van 2,5 m ter weerszijden van de medebestemming afvalwatertransportleiding: een afvalwatertranstportleiding. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voorzover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de voorrangsregeling zoals opgenomen in artikel 17 van toepassing. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij in afwijking van het bepaalde in artikel 19 lid 4 de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer dan 40 m mag bedragen. Vrijstellingsbevoegdheid 3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften. 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad. 5. Vrijstelling, zoals in lid 3 bedoeld, is niet vereist, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid. Aanlegvoorschriften 6. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; c. het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en bomen; d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; e. diepploegen; f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies; g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen. 7. Het verbod als bedoeld in lid 6 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
22
8. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6 zijn slechts toelaatbaar voorzover het leidingbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld. Adviesprocedure 9. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 15
23
Primair waterkering
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Primair waterkering zijn tevens bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voorzover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de voorrangsregeling zoals opgenomen in artikel 17 van toepassing. Bouwvoorschriften vanwege de bestemming Primair waterkering 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de primaire bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Vrijstelling vanwege de secundaire bestemmingen 3. Bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling is verleend door burgemeester en wethouders. Vrijstelling wordt verleend indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Adviesprocedure 4. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 16
24
Archeologisch waardevol gebied
Doeleindenomschrijving 1. De gronden die op de plankaart zijn aangewezen als "Archeologisch waardevol gebied" zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voorzover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de voorrangsregeling zoals opgenomen in artikel 17 van toepassing. Bouwvoorschriften 2. Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van: a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 m boven peil, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 25 m². Vrijstellingsbevoegdheid 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien op basis van archeologisch onderzoek is gebleken dat het bouwen van het gebouw, waarvoor vrijstelling wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal. 4. Voorzover het bouwen van het gebouw, waarvoor vrijstelling wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders aan de vrijstelling de volgende voorschriften verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologisch materiaal in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of c. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 5. De vrijstelling wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aanlegvoorschriften 6. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling, zoals in lid 3 bedoeld, is verleend; b. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm; c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; d. het verlagen of verhogen van het waterpeil; e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
f.
25
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7. Het verbod, zoals in lid 6 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning; c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 8. Voorzover het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor aanlegvergunning wordt gevraagd kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders aan de aanlegvergunning de volgende voorschriften verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologisch materiaal in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of c. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 9. Aanlegvergunning wordt niet verleend, dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Wijzigingsbevoegdheden 10. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de plankaart wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming "Archeologisch waardevol gebied" van de plankaart te verwijderen, indien: a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden. 11. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de plankaart wordt gewijzigd door aan een of meerdere bestemmingsvlakken de dubbelbestemming "Archeologisch waardevol gebied" toe te kennen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Bestemmingen
Artikel 17
26
Voorrangsregeling
Voorzover de op de plankaart aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden: a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 15 (Primair waterkering); b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 16 (Archeologisch waardevol gebied); c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 14 (Leidingen).
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Hoofdstuk III Algemene bepalingen Artikel 18
27
Gebruik van gronden en bouwwerken
1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften. 2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Algemene bepalingen
Artikel 19
28
Hoogteaanduidingen
1. Voor de ten hoogste toelaatbare hoogte van gebouwen dienen – onverminderd hetgeen in lid 4 of hoofdstuk II van de voorschriften is bepaald – de op de plankaart aangegeven hoogten in acht genomen te worden. 2. De ten hoogste toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 4 en door schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. Voorzover op de plankaart of in lid 3 de goot- of boeibordhoogte is aangegeven, mag de ten hoogste toelaatbare hoogte tevens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen 3. Voorzover noch op de plankaart noch in de voorschriften regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voorzover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de op de plankaart aangegeven ten hoogste toelaatbare goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan. 4. De ten hoogste toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag – tenzij op de plankaart, in hoofdstuk II of de overige voorschriften anders is bepaald – ten hoogste bedragen: bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied 1 m; van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m; van lichtmasten 9 m; van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast 15 m; van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes 5 m; ten behoeve van mobiele telecommunicatie van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes 5 m; van schotelantennes 3 m; van tuinmeubilair 2 m; van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
Artikel 20 Bestaande afstanden en andere maten 1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhoudsen oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden. 2. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhoudsen oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. 3. In geval van herbouw is het bepaalde in de leden 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Algemene bepalingen
Artikel 21
29
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk II uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, zoals tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Algemene bepalingen
30
Artikel 22 Vrijstellingsbevoegdheden Algemene vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd − tenzij op grond van hoofdstuk II ter zake reeds vrijstelling kan worden verleend − vrijstelling te verlenen van de bepalingen in het plan voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. 2. Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 4 en 5: a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd. Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Horeca-activiteiten 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 4 en 5: a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan genoemd, voorzover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten; b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 1 genoemd. Vrijstellingsbevoegdheid bebouwingspercentage 5. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het op de plankaart of in de voorschriften aangegeven bebouwingspercentage, met dien verstande dat: a. voorzien wordt in voldoende boven- of ondergrondse parkeervoorzieningen alsmede in voldoende laad- en losruimte voor het bedrijf; b. de afstanden tot (zij)erfafscheidingen, de weg en het water als genoemd niet worden overschreden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Algemene bepalingen
31
Artikel 23 Wijzigingsbevoegdheden Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. Wijzigingsbevoegdheid risicovolle inrichtingen 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Bedrijfsdoeleinden te wijzigen om een risicovolle inrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de inrichting dient te passen in de ter plaatse toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, mag niet buiten de risicovolle inrichting zijn gelegen; c. het invloedsgebied voor het groepsrisico mag niet buiten de risicovolle inrichting zijn gelegen. Wijzigingsbevoegdheid seksinrichting 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om een seksinrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. ten hoogste één seksinrichting op het grondgebied van de gemeente Oegstgeest is toegestaan; b. het niet raamprostitutie betreft; c. de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 500 m² bedraagt; d. de afstand tot de dichtstbijzijnde kerk, school, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, verblijf voor naschoolse opvang of soortgelijke voorziening minimaal 500 m bedraagt; e. de afstand van de seksinrichting tot de dichtstbijzijnde woning van een derde minimaal 50 m bedraagt; f. voor de bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is uitgaand van de parkeernorm voor café/bar/discotheek/cafetaria in het Handboek Aanbevelingen voor stedelijke verkeersvoorzieningen (ASVV) uit 2004, met als gevolg dat door het bezoek aan de seksinrichting in de directe omgeving geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat; g. wat het bouwen betreft, moet worden aangesloten bij de voorschriften van de onderliggende bestemming met dien verstande dat het college van burgemeester en wethouders voorwaarden kan stellen aan de maximumoppervlakte van de activiteit; h. de activiteit, gelet op de aard en invloed ervan, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het karakter van de omgeving.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Algemene bepalingen
32
Artikel 24 Algemeen procedurevoorschrift Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 25 Aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voorzover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. de ruimte tussen bouwwerken; d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen
33
Artikel 26 Overgangsbepalingen Gebruik in strijd met het plan 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en dat hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voorzover daardoor de bestaande afwijkingen van het plan naar aard en omvang worden verkleind. 3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden. Bouwwerken in strijd met het plan 4. Bouwwerken, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan. 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4 ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte. 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 4 onder b, voorzover dit vanwege een terzake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is. 7. Het bepaalde in lid 4 is niet van toepassing op bouwwerken die op het genoemde tijdstip weliswaar bestaan, maar gebouwd zijn in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
Artikel 27 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in: artikel 5 lid 5; artikel 6 lid 4; artikel 14 lid 6; artikel 16 lid 6; artikel 18 lid 1; is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Overgangs- en slotbepalingen
34
Artikel 28 Titel Dit plan kan worden aangehaald onder de naam "bestemmingsplan Bedrijvengebied MEOB".
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
bijlagen bij de voorschriften
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij het bestemmingsplan Bedrijvengebied MEOB van de gemeente Oegstgeest
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.00
Inhoudsopgave
1
I.
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
0 01
Landbouw, jacht en bosbouw Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
1/2/3 05 15 16 17 18 19 20
34 35 36 37
Industrie Visserij- en visteeltbedrijven Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken Verwerking van tabak Vervaardiging van textiel Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (excl. meubels) Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media Aardolie- en steenkoolverwerkende industrie Vervaardiging van chemische producten Vervaardiging van producten van rubber en kunststof Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten Vervaardiging van metalen in primaire vorm Vervaardiging van producten van metaal Vervaardiging van machines en apparaten Vervaardiging van kantoormachines en computers Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en -benodigdheden Vervaardiging van medische apparaten/instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens en opleggers) Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. Voorbereiding tot recycling
4 40 45
Bouwnijverheid Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water Bouwnijverheid
5 50 51 52
Reparatie van consumentenartikelen en handel Handel in en reparatie van auto's en motorfietsen; benzineservicestations Groothandel (op- en overslag van goederen zonder verwerking, excl. auto's en motorfietsen) Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren
15 18
6 60 63 64
Vervoer, opslag en communicatie Vervoer over land Dienstverlening t.b.v. het vervoer Post en telecommunicatie
18 18 18
7 71 72 73 74 75
Verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening Verhuur van transportmiddelen, machines en overige roerende goederen Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. Speur- en ontwikkelingswerk Overige zakelijke dienstverlening Overheidsdiensten
18 19 19 19 19
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
blz. 3 3 3 3 5 5 5 6 6 6 6 7 7 8 8 9 10 11 11 11 12 12 12 12 13 13 13 14 14
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Inhoudsopgave
2
9 90 93
Milieudienstverlening en overige dienstverlening Milieudienstverlening Overige dienstverlening
19 20
II.
Indeling op grond van het opgestelde vermogen
21
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
I. INDELING OP GROND VAN DE BEDRIJFSACTIVITEITEN
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 01 01.1
01.4
05 05.1 05.2
15 15.1
15.2
15.3
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Akker- en tuinbouw 01.12 Tuinbouw champignonkwekerijen (algemeen) champignonkwekerijen met mestfermentatie bloembollendroog- en prepareerbedrijven witlofkwekerijen (algemeen) Dienstverlening t.b.v. de landbouw algemeen (o.a. loonbedrijven) idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt indien opslag bestrijdingsmiddelen: zie SBI-code 51.55 KI-stations plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven algemeen idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Zeevisserijbedrijven Binnenvisserijbedrijven Vis- en schaaldierkwekerijen oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven visteeltbedrijven VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en vleesverwerking slachterijen, vervaardiging van vleeswaren en vleesconserven idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt vetsmelterijen bewerking van darmen en verwerking van ander dierlijk afval vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak van minder dan 2.000 m² en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden Visverwerking algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt indien het bedrijfsoppervlak minder dan 300 m² bedraagt indien drogen indien roken Groente- en fruitverwerking algemeen vervaardiging van aardappelproducten indien vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2 3.2 2 2
G/Gr/R Gr G/Gr/S G/Gr/R
C C C C
3.2 3.1
G G
-
2
G
-
3.1 3.1 2
G/Gr G G
-
3.2 3.1
Gr/G Gr/G
C C
3.2 3.1
Gr/G Gr/G
C C
3.2
G/Gr
C
3.1
G/Gr
C
2
G/Gr
-
5 4.2
Gr Gr
C C
3.1
G/Gr
-
4.2 3.2 3.1 5 4.2
Gr Gr Gr Gr Gr
C C
3.2 4.2 3.1
G/Gr Gr G/Gr
C C -
3
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit van minder dan 2.000 m² verwerking van koolsoorten drogen van groente of fruit of fabricage van uienconserven (zoutinleggerij) Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten algemeen indien de productiecapaciteit 250.000 ton/jaar of meer bedraagt Vervaardiging van zuivelproducten 15.51 Vervaardiging van zuivelproducten algemeen vervaardiging van consumptiemelk- en melkproducten indien de productiecapaciteit voor melk-, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten 1,5 ton/uur of meer bedraagt indien concentratie van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit van 20 ton/uur of meer indien de melkverwerkingscapaciteit voor consumptiemelk of -producten en geëvaporiseerde melk of -producten 55.000 ton/jaar of meer bedraagt 15.52 Bereiding van consumptie-ijs algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt Vervaardiging van meel algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt indien vervaardiging van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit van 10 ton/uur of meer Vervaardiging van diervoeder mengvoeder algemeen indien de capaciteit voor het vervaardigen van veevoeder 100 ton/uur of meer bedraagt drogerijen indien de waterverdampingscapaciteit 10 ton/uur of meer bedraagt veevoeder n.e.g.3) Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 15.81/ Brood, beschuit, banket, koek en biscuit 15.82 algemeen indien de verwerkingscapaciteit minder dan 2.500 kg meel/week bedraagt 15.83 Suiker algemeen vervaardiging van suiker uit suikerbieten met een capaciteit van 2.500 ton/dag of meer 15.84 Verwerking van cacaobonen en vervaardiging van -
15.4
15.5
15.6
15.7
15.8
4
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
4.1 4.2
Gr Gr
C C
4.1 4.2A
Gr G/Gr
C C
4.2 3.2
G G
C C
5A
G
C
5A
G
C
4.2A
G
C
3.2 2
G G
C -
4.1 3.1 4.2A
G G G
C C C
4.1 4.2A
G/Gr G/Gr
C C
4.2 5A
Gr G
C C
5
G/Gr
C
3.2 2
G/Gr G/Gr
C C
5 5A
Gr Gr
C C
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
15.9
chocolade en suikerwerk cacao en chocolade indien vervaardigen van chocoladewerken met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 2.000 m² idem, met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m² suikerbranden suikerwerk idem, indien met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m² 15.85 Deegwaren 15.86 Overige voedingsmiddelen t/m algemeen 15.89 theepakkerijen en soep(aroma)fabrieken zonder poederdrogen soep(aroma)fabrieken met poederdrogen koffiebranderijen Vervaardiging van dranken 15.91 Distilleerderijen en likeurstokerijen 15.92 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting algemeen indien de capaciteit voor het vervaardigen van gist 5.000 ton/jaar of meer bedraagt 15.93/ Vervaardiging van overige alcoholische dranken 15.94/ (exclusief bier) 15.95 15.96/ Bierbrouwerijen en mouterijen 15.97 15.98 Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken
5
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
5 3.2
Gr Gr
-
2
Gr
-
4.2 3.2 2
Gr Gr Gr
-
3.1
Gr
-
4.1 3.2
Gr Gr
-
4.2 5
Gr Gr
C
4.2
Gr
C
4.1 4.2A
G/Gr G/Gr
C
2
G
C
4.2
Gr
C
3.2
G
C
3.2 4.2A
G G
-
3.1
G/Gr
-
3.1 4.1 3.1
G G G
-
G G Gr
-
16
VERWERKING VAN TABAK
17 17.1/ 17.2
17.6/ 17.7
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels en weven van textiel algemeen indien 50 of meer weefgetouwen met schietspoelen aanwezig zijn Textielveredeling Vervaardiging van textielwaren algemeen tapijten en vloerkleden Vervaardiging van gehaakte en gebreide stoffen en artikelen
18 18.1 18.2 18.3
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding van leer 3.1 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. leer) 2 Bereiden, verven en vervaardigen van (artikelen van) bont 3.1
17.3 17.4/ 17.5
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
6
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
19 19.1 19.2 19.3
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Looien en bewerken van leer 4.2 Vervaardiging van lederwaren (excl. kleding en schoeisel) 3.1 Vervaardiging van schoeisel 3.1
20
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING VAN ARTIKELEN VAN HOUT, KURK, RIET EN VLECHTWERK (EXCL. MEUBELS) Primaire houtbewerking houtzagerijen, -schaverijen e.d. 3.2 G houtverduurzaming met zoutoplossingen 3.1 G idem met creosoot of carbolineum 4.1 Gr Vervaardiging van fineer- en plaatmaterialen 3.2 G/Gr Vervaardiging van timmerwerk 3.2 G Vervaardiging van houten emballage 3.2 G/R/S Vervaardiging van overige artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk overige artikelen van hout 3.2 G/R/S kurkwaren, riet en vlechtwerk 2 G/S
20.1
20.2 20.3 20.4 20.5
21 21.1
21.2
22 22.1 22.2
22.3 23 23.1
Gr Gr G/Gr
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp, papier en karton pulp 4.1 G/Gr papier en karton algemeen 3.1 G/Gr/S indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of 4.1A G celstof 3 ton/uur tot 15 ton/uur bedraagt idem, indien de productiecapaciteit 15 ton/uur of meer 4.2A G bedraagt Vervaardiging van papier- en kartonwaren papierwaren, golfkarton en kartonnage 3.2 G indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of 4.1A G celstof 3 ton/uur of meer bedraagt
-
-
C C C C
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen 1 G Drukkerijen en aanverwante activiteiten dagbladdrukkerijen, offset-rotatiedrukkerijen met 3.2 G thermische drogerij en rotatie-diepdrukkerijen offset-drukkerijen zonder rotatiepersen, hoogdrukkerijen, 2 G/Gr kopieerinrichtingen en vlakdrukkerijen n.e.g.3) 2 G/Gr chemigrafische en fotolithografische bedrijven, zeefdrukkerijen, drukkerijen n.e.g.3) en grafische afwerkingsbedrijven (binderij e.d.) loonzetterijen 2 Gr Reproductie van opgenomen media 1 G/Gr
-
AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE Vervaardiging van cokesovenproducten algemeen
C
5
G/Gr
C C -
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
23.2
24 24.1/ 24.4
24.2
24.3 24.5 24.6
productie van koolelektroden met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer vergassing van steenkool, vervaardigen van cokes uit steenkool of breken, malen, zeven of drogen van steenkolen, of andere mineralen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 ton/jaar of meer Aardolieverwerking raffinaderij indien de capaciteit voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties 106 ton/ jaar of meer bedraagt vervaardiging van smeeroliën en -vetten (niet verbonden aan aardolieraffinaderij) aardolieverwerking n.e.g.3) VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Vervaardiging van basischemicaliën en farmaceutische producten algemeen petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer vervaardigen, bewerken of verwerken van methanol met een productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar idem, met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer productie van vetzuren en alkanolen uit dierlijke en plantaardige oliën en vetten met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer overige vetzuren- en alkanolen grondstoffen voor geneesmiddelen en fijnchemicaliën met een capaciteit van minder dan 1.000 ton/ jaar anorganische en organische grondstoffen n.e.g.3) niet vallend onder de "post-Sevesorichtlijn" kleur- en verfstoffen idem, glazuren of emailles met een capaciteit van 5.000 ton/jaar of meer formulering en afvullen geneesmiddelen verbandmiddelen Vervaardiging van landbouwchemicaliën algemeen indien met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek Vervaardiging van zeep, was-, reinigings- en onderhoudsmiddelen, parfums en cosmetica Vervaardiging van overige chemische producten algemeen lijm en plakmiddelen met gebruik van dierlijke grondstoffen
7
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
6A
Gr
C
6A
G/Gr
C
6 6A
G/Gr/R G/Gr/R
C C
3.2
G
-
4.2
Gr
-
5 5A
G/Gr/R/S G/Gr/R
C C
4.1
G
C
4.2A
G
C
5A
Gr
C
4.2 4.2
Gr R
C C
4.2
Gr/R
C
4.1 4.2A
G/Gr/R G/Gr/R
C C
3.1 2
G/R G
-
5 5A
R G/R
C C
4.2
Gr/R
C
4.2
Gr
C
3.2 5
Gr/R Gr
-
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
24.7 25 25.1
25.2
26 26.1
26.2/ 26.3 26.4 26.5
26.6
munitie en springstoffen chemische kantoorbenodigdheden chemische producten n.e.g.3) (24.66) Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels
8
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
5 3.1 4.1 4.2
R G/Gr/R Gr/R G/Gr
C C
G/Gr Gr Gr Gr
C -
Gr Gr G/Gr/R
-
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Vervaardiging van producten van rubber banden en rubberregeneratie 4.2 rubberproducten (excl. Banden) 3.2 vernieuwen van loopvlakken 4.1 idem, indien het bedrijfsoppervlak kleiner is dan 100 m² 3.1 Vervaardiging van producten van kunststof algemeen 4.1 indien met toepassing van fenolharsen 4.2 productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van 3.1 kunststofbouwmaterialen
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN Vervaardiging van glas en glaswerk algemeen 3.2 G vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen 4.2A G voorwerpen met een capaciteit van 10 ton/uur of meer vervaardigen van glaswol of glasvezels met een 4.2 Gr productiecapaciteit van minder dan 5.000 ton/jaar idem, met een productiecapaciteit van 5.000 ton/jaar of 5 Gr meer glasbewerking 3.1 G/S glas-in-lood-zetterijen 2 G Vervaardiging van keramische producten 3.2 G/S Vervaardiging van bakstenen, baksteenelementen en dakpannen Vervaardiging van cement, kalk en gips 26.51 Cement algemeen indien productie van cement en/of cementklinkers met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer 26.52/ Kalk en gips 26.53 algemeen indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer indien breken, malen, zeven of drogen van kalk met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer Vervaardiging van producten van beton, cement en gips 26.61 Beton- en cementwaren (voor de bouw) algemeen indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van minder dan 100 ton/dag indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van
C C -
4.1
G/S
-
5 5A
G G
C C
4.1 5
G/S G
-
5A
G
-
4.1 4.2
G G
-
5A
G
-
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
9
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
3.2 4.2
G/S G/S
-
4.2A
G/S
-
3.2
G/S
-
3.2 4.2A
G/S G/S
-
3.2 4.2 4.2A
G/R/S G/R/S G/S
-
3.2 3.1 4.2
G G/S G
-
5A
G
-
3.1
G/S
-
4.2 5A
Gr Gr
-
4.1 4.2A
Gr G
C C
3.2 4.1 4.2A
G/S G G
-
VERVAARDIGING VAN METALEN IN PRIMAIRE VORM ijzer en staalindustrie algemeen
5
G/Gr
-
-
4.2
G
-
4.2
G
-
5A
G/Gr
C
minder dan 100 ton/dag Kalkzandsteen algemeen indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer indien breken, malen, zeven of drogen met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer 26.62 Mineraalgebonden bouwplatenfabriek 26.63/ Beton- en cementmortel 26.64 algemeen vervaardigen van cement- of betonmortel met een capaciteit van 100 ton/uur of meer 26.65/ Producten van beton, (vezel)cement en gips (niet voor de bouw) 26.66 algemeen indien productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer Natuursteenbewerking algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten 26.81 Schuur-, slijp- en polijstmiddelen 26.82 Overige niet-metaalhoudende minerale producten bitumineuze materialen idem, met een productiecapaciteit van 100 ton/uur of meer isolatiematerialen (excl. glaswol) indien de productiecapaciteit voor steenwol 5.000 ton/jaar of meer bedraagt minerale producten n.e.g.3) asfaltcentrales idem, indien de productiecapaciteit 100 ton/uur of meer bedraagt 26.61
26.7
26.8
27
-
non-ferro metaalindustrie algemeen (excl. ertsvoorbewerking) profielzetterijen en draadtrekkerijen met een productieoppervlakte kleiner dan 2.000 m² malen, roosten, pelletiseren, of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit van 1.000 ton/jaar of
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
-
-
28 28.1
28.2/ 28.3
28.4 28.5
meer indien de capaciteit voor de productie van primaire nonferrometalen 1.000 ton/jaar of meer bedraagt indien de capaciteit voor de productie van ruwijzer of ruw staal 1.000 ton/jaar of meer bedraagt indien productie van metalen buizen door middel van walsen, trekken of lassen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer warmbandwalserijen en koudbandwalserijen voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waarvan de dikte van het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer walserijen of trekkerijen voor het tot profiel- en stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer smelterijen of gieterijen van metalen of hun legeringen met een productiecapaciteit van 4.000 ton/jaar of meer voorzover het smeltpunt van de metalen en hun legeringen hoger is dan 800 K gieterijen
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL Vervaardiging van metaalconstructiewerken, ramen, deuren en kozijnen gesloten gebouw in een niet gesloten gebouw met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m² samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer Vervaardiging van tanks en reservoirs en van ketels en radiatoren voor centrale verwarming en van stoomketels 28.21/ Tanks, reservoirs en (stoom)ketels 28.3 algemeen produceren en renoveren van metalen ketels of tanks met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer 28.22 Producten voor centrale verwarming Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Oppervlaktebehandeling en overige metaalbewerking 28.51 Oppervlaktebehandeling galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) algemeen, scoperen, mechanische oppervlaktebehandeling
10
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
5A
G
-
6A
G/Gr
C
5A
G
-
5A
G
-
5A
G
-
5A
G
-
4.2
G
-
3.2 4.1
G G
-
5A
G
-
4.1 5A
G G
-
3.2
G/Gr/R
-
4.1 3.2
G G
-
2
G
-
3.1
G
-
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
28.6 28.7
29
thermisch verzinken, thermisch vertinnen, anodiseren, eloxeren, chemische oppervlaktebehandeling, emailleren, metaalharden, lakspuiten en moffelen stralen 28.52 Overige metaalbewerkende industrie Vervaardiging van scharen en bestek, gereedschap en hang- en sluitwerk Vervaardiging van overige producten van metaal schroeven, massadraaiwerk, veren e.d. (metaalwaren) metalen emballage-industrie produceren, renoveren of schoonmaken van metalen vaten met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer smederijen van ankers en kettingen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m² met een productieoppervlak van 2.000 m² of meer beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer reparatie van machines en apparaten
11
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
3.2
G/Gr
-
4.1 3.2 3.2
G/S G G
-
3.2 3.2 4.2A
G G/Gr/R G/Gr
-
5A
G
-
3.2 4.1 4.2A
G G G
-
5A
G
-
3.1
G
-
3.1
G
-
30
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
31 31.1/ 31.2 31.3 31.4
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN Vervaardiging van elektromotoren, generatoren, transfor4.1 Gr matoren, schakel- en verdeelinrichtingen Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 G Vervaardiging van accumulatoren, elektrische elementen en 3.2 G/Gr batterijen Vervaardiging van elektrische lampen, buizen en 4.2 R verlichtingsbenodigdheden 3.1 G Vervaardiging van overige elektrotechnische benodigdheden n.e.g.3)
31.5 31.6 32
33
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO- EN TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR EN -BENODIGDHEDEN 3.1 G/Gr
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE APPARATEN/INSTRUMENTEN, ORTHOPEDISCHE ARTIKELEN E.D., PRECISIE- EN OPTISCHE INSTRUMENTEN EN UURWERKEN 2 G/Gr -
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 34 34.1
34.2 34.3 35 35.1
35.2
35.3
35.4 35.5 36 36.1
12
categorie
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Vervaardiging van auto's (incl. assemblage) algemeen 4.2 indien het productieoppervlak kleiner is dan 10.000 m² 4.1 4.2A beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer Carrosseriebouw en vervaardiging van aanhangwagens en 4.1 opleggers Vervaardiging van auto-onderdelen en -accessoires 3.2
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
G G G
-
G
-
G
-
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS) Scheepsbouw en scheepsreparatie houten schepen 3.1 G/S kunststof schepen 3.2 G/Gr metalen schepen algemeen 4.1 G 3.2 G/Gr/S indien onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van minder dan 25 m en/of het incidenteel bouwen van dergelijke schepen G indien bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van 5A de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer en/of beproeven verbrandingsmotoren met voorzieningen of installatie voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer scheepsloperijen 5 G Vervaardiging van rollend spoor- en tramwegmaterieel algemeen 3.2 G 4.2A G beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen (incl. reparatie) algemeen 5 G zonder proefdraaien motoren 4.1 G 5A G beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer en/of straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 KN of meer Vervaardiging van rijwielen, motorrijwielen en invalidenwagens 3.2 G Vervaardiging van overige transportmiddelen 3.2 G VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.3) Vervaardiging van meubels houten of metalen meubels algemeen 3.2 indien met lakspuiterij 3.2 kunststof meubels algemeen 3.2 indien met toepassing van fenolharsen (zie ook SBI-code 4.2 25.2)
G G/Gr/R/S G/Gr/R Gr
-
C
-
-
-
-
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
36.2 36.3 36.4/ 36.5 36.6
37 37.1
37.2
40
13
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
rietmeubels en matrassen meubelstoffeerderijen overige meubels Vervaardiging van sieraden e.d. Vervaardiging van muziekinstrumenten Vervaardiging van spellen, speelgoed- en sportartikelen
3.1 1 2 2 2 3.1
G/Gr/R/S G/Gr/R Gr G/Gr G
-
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.3) vervaardiging van linoleum en vloerzeil sociale werkplaatsen idem, met lakspuiterij vervaardiging van overige goederen n.e.g.3)
5 3.1 3.2 3.1
Gr Gr G/Gr/R/S G/Gr
-
5 3.2 3.1
G G/R G/R/S
C -
4.2
G/Gr
-
5A 4.2A 5
G/S G G/S
-
5A 2 3.1 3.2 4.2A 5A
G G G G G G G
C C C C C C C
4.2
G
C
5
G
C
1 2
G G
C C
3.2
G
C
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Voorbereiding tot recycling van metaalafval herwinning van ijzer en staal (o.a. autoshredders) sorteren van oud ijzer indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m² Voorbereiding tot recycling van overig afval algemeen indien breken, malen, zeven of drogen van grond met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer . in de open lucht . uitsluitend in gesloten gebouwen indien breken, malen, zeven of drogen van puin met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer in de open lucht PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsproductiebedrijven (vermogen van 50 MW of meer) Oliegestookt/gasgestookt/warmtekrachtinstallatie Elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen: kleiner dan 10 MVA vanaf 10 tot 100 MVA vanaf 100 tot 200 MVA vanaf 200 tot 1000 MVA vanaf 1.000 MVA Gasdistributiebedrijf gascompressortstation met een vermogen kleiner dan 100 MW gascompressortstation met een vermogen van 100 MW of meer gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallatie cat. A gasdrukregel- en meetruimten (kasten, gebouwen, cat. B en C) gasontvangst- en verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieninginstallaties gasgestookt
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 45 45.1/ 45.2
45.3
45.4
45.5
50 50.1/ 50.2
50.3
stadsverwarming blokverwarming
BOUWNIJVERHEID Bouwrijp maken van terreinen/ Burgerlijke en utiliteitsbouw; grond-, water- en wegenbouw (excl. grondverzet) burgerlijke en utiliteitsbouw algemeen (aannemingsbedrijven), gemeentewerf idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt heiersbedrijven, betonijzervlechtbedrijven, slopersbedrijven en steigerbouwbedrijven grond-, water- en wegenbouwkundige bedrijven algemeen (aannemingsbedrijven) idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt Bouwinstallatie loodgieters- en fitterswerk, installatie van centrale verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur en sanitair, isolatiewerkzaamheden indien met spuiterij elektrotechnische installatie Afwerken van gebouwen schilderen, glaszetten, afwerken van vloeren en wanden, stukadoren en overige afwerking idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt woningstoffeerderijen Verhuur van bouw- en sloopmachines met bedienend personeel algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt
14
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
3.2 2
G G/R
C C
3.1
G/R/S
-
2
G/S
-
3.2
G/R/S
-
3.2
G/S
-
3.1
G/S
-
2
G/S
-
2
G/R
-
3.1 2
G/Gr/R G/R
-
3.1
G/Gr/R/S
-
2
G/Gr/R/S
-
1
-
-
3.2 3.1
G/V G/V
C C
HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORFIETSEN; EXCLUSIEF DETAILHANDEL Handel in en reparatie van auto's groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2 G overige groothandel 3.1 G idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² 2 G bedraagt autoreparatiebedrijven algemeen 2 G/R reparatie van vrachtwagens 3.1 G/Gr autoplaatwerkerijen 3.2 G autospuit- en tectyleerinrichtingen 3.1 Gr autobeklederijen 1 autowasserijen 2 G sleepbedrijven van voertuigen 3.2 G C Handel in auto-onderdelen en -accessoires groothandel 3.1 G -
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 50.4
51 51.2
51.3
51.4
idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen en accessoires groothandel idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt reparatie
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2
G
-
3.1 2 2
G G G
-
GROOTHANDEL (OP- EN OVERSLAG VAN GOEDEREN ZONDER VERWERKING, EXCL. AUTO'S EN MOTORFIETSEN) Voor op- en overslagbedrijven met eigen vervoersactiviteiten: zie SBI-code 60.2 Groothandel in landbouwproducten en levende dieren 51.21/ Akkerbouwproducten en veevoeders, 51.22 bloemen en planten algemeen 2 G/Gr/R/S 4.2A G/S indien op- of overslag van granen, meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, maïs of derivaten daarvan of veevoeder met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer overige op- en overslag van granen 3.2 G/R/S opslag met koelinstallaties met een koelvermogen 3.2 G/R van 300 kW of meer plantaardige oliën en vetten, oliehoudende 3.2 G/Gr grondstoffen 51.23 Levende dieren 3.2 G C 51.24 Huiden, vellen en leder 3.1 Gr 51.25 Ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen algemeen 2 G/Gr/R/S opslag met koelinstallaties met een vermogen van 3.2 G/R 300 kW of meer Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen 2 G/Gr/R opslag met koelinstallaties met een vermogen van 3.2 G/R 300 kW of meer dierlijke oliën en vetten 3.2 G/Gr Groothandel in overige consumentenartikelen munitie 3.2 R C consumentenvuurwerk, indien meer dan 10.000 kg wordt 3.1 R C opgeslagen -
51.5
15
consumentenvuurwerk, indien niet meer dan 10.000 kg wordt opgeslagen overige idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Groothandel in intermediaire goederen (excl. agrarische), afval en schroot 51.51 Brandstoffen en andere minerale olieproducten minerale olieproducten (excl. brandstoffen) vaste brandstoffen . algemeen . indien het opslagterrein kleiner is dan
2
R
C
3.1 2
G G
-
3.2
Gr
-
5 3.2
G/S S
-
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 2.500 m² inrichting voor de op- en overslag van steenkool met een opslagcapaciteit van 2.000 m² of meer vloeibare brandstoffen . ondergrondse opslag met een capaciteit van minder dan 1.000 m³ . bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K3-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³ . bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K1/K2-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³ . opslag met een capaciteit van 1.000 m³ of meer maar minder dan 100.000 m³ . opslag met een capaciteit van 100.000 m³ of meer gasvormige brandstoffen: . algemeen . opslag van butaan, propaan, LPG met een capaciteit van 250 m³ of meer . opslag van gasflessen met een capaciteit van 10 tot 50 m³ . idem, met een capaciteit tot 10 m³ Metalen en metaalertsen metaalertsen algemeen indien de oppervlakte voor de opslag 2.000 m² of meer bedraagt metalen en halffabrikaten Hout en bouwmaterialen algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt zand en grind idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt .
51.52
51.53
51.54
51.55
idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt IJzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Chemische producten chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing algemeen op- of overslag van brandbare explosieve, sterk prikkelende of giftige gassen: zie SBI-code 51.51 opslag van niet-reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld
16
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
5A
G/S
C
2
Gr
-
3.1
R
-
3.2
Gr/R
-
4.1
R
-
5
R
-
4.2 5
R R
-
3.2
R
-
2
R
-
4.2 5A
G/S G
-
3.2
G
-
3.1 2
G G
-
3.2 3.1
G/S G/S
-
2
G/S
-
3.1 2
G G
-
3.2
R
-
3.1
R
-
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
51.6
51.7
17
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
5 4.2
R R
-
4.1
R
-
3.2
R
-
3.1
R
-
2
R
-
3.1 3.1
R/S G/Gr
-
3.1 3.1 2
Gr G/R G
-
2
G
-
3.2 3.2
G G
-
3.1
G
-
bestrijdingsmiddelen . algemeen . indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 2.500 m² bedraagt . indien de oppervlakte van de opslagruimte 300 t/m 1.000 m² bedraagt . indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 300 m² bedraagt . indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 600 m² bedraagt en een automatische gasblusinstallatie wordt toegepast . indien de opslagcapaciteit minder dan 10 ton bedraagt kunstmeststoffen rubber 51.56 Overige intermediaire goederen textielgrondstoffen en -halffabrikaten papier en karton indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt overige 51.57 Afval en schroot autosloperij op- en overslag alsmede sorteren van oud ijzer, schroot, puin, glas en hout (excl. radioactief afval) idem, indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m² op- en overslag van dierlijk afval overige idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Groothandel in machines, apparaten en toebehoren machines voor de bouwnijverheid overige
4.2 3.1 2
Gr G/R G
-
3.2 3.1
G G
-
-
2
G
-
3.1 2
G G
-
1
-
-
3.2
G
C
idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Overige gespecialiseerde groothandel en groothandel met algemeen assortiment algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
52 52.7
REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen, o.a. elektrische huishoudelijke apparatuur, schoenen)
60 60.2
VERVOER OVER LAND Vervoer over de weg goederenwegvervoer- en busbedrijven
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 63 63.1
idem, indien stalling van vrachtauto's en toerwagens in een gesloten gebouw en indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt idem, indien stalling van vrachtauto's met koelinstallaties in de open lucht idem, indien schoonmaken tanks (zie SBI-code 74.7) taxibedrijven idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
18
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
3.1
G
C
3.1
G
C
4.2
G
C
3.2 3.1 2
G/R G -
C C C
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagactiviteiten en opslag loswal overige op- en overslag: zie SBI-code 51 Overige dienstverlening t.b.v. het vervoer n.e.g.3) stalling algemeen caravan- en fietsenstalling Expediteurs, cargadoors en bevrachters; weging en meting
3.2
G
-
3.1 2 3.2
G/R G G
C C C
64 64.12
POST EN TELECOMMUNICATIE Koeriersdiensten algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
3.1 2
G -
C C
71 71.1 71.2 71.3
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES EN OVERIGE ROERENDE GOEDEREN Autoverhuur 2 G Verhuur van overige transportmiddelen 3.1 G C Verhuur van machines en werktuigen 71.31/ Landbouw-, bosbouw- en bouwmachines en -werk3.1 G C 71.32 tuigen 71.33 Kantoormachines en computers 2 G 71.34 Overige machines en werktuigen n.e.g.3) 3.1 G C Verhuur van overige roerende goederen algemeen 3.1 G indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 2 G -
63.2 63.4
71.4
72 72.5
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIEBUREAUS E.D. Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 1
G
-
73 73.1
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
2
G/Gr/R
-
74 74.4
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reclamebureaus e.d.: reclameverspreiding, reclameverlichting, reclameschilders, standbouw Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d. reiniging van gebouwen en installaties van gebouwen (glazenwasserijen, kantoorreiniging, schoorsteenvegers, cv-
3.1
G
-
3.1
Gr/R
-
74.7
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
74.8
ketelreiniging e.d.) ongediertebestrijding en ontsmetting reiniging van tanks schoonmaken van schepen Overige zakelijke dienstverlening foto-ontwikkelcentrale loonpakkerij
75 75.25
OVERHEIDSDIENSTEN Brandweerkazernes
90
MILIEUDIENSTVERLENING afvalwaterinzameling en -behandeling . rioolgemalen . rioolwaterzuiveringsinrichtingen . idem, indien inrichting met waterstraal- of oppervlaktebeluchters, met een capaciteit van 100.000 tot 300.000 i.e. . idem, met een capaciteit van 300.000 i.e. of meer afvalinzameling . algemeen . vuiloverslagstations afvalbehandeling (voor op- en overslag van afvalstoffen zie SBI-code 51) . vuilsortering . vuilverbranding, mechanische afvalscheiding . compostering in de open lucht . compostering in gesloten gebouwen . kabelbranderijen . verwerking van olie-achtige afval, terugwinning van oplosmiddelen . verwerking fotochemisch en galvano-afval verwerking van dierlijk afval: zie SBI-code 15.1/15.7 grondreiniging algemeen indien breken, malen, zeven of drogen van grond of puin: zie SBI-code 37.2 verwerking van radio-actief afval
93 93.01
OVERIGE DIENSTVERLENING Reinigen van kleding en textiel wasserijen en linnenverhuur tapijtreiniging chemische wasserijen en ververijen wasverzendinrichtingen wassalons, wasserettes
19
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
3.2 3.2 4.2
R G/R G/Gr/R/S
C C
2 3.1
G G
-
3.1
G
-
2 4.1 4.2A
Gr Gr Gr
C C C
5A
Gr
C
3.1 4.2
G/S G/S
-
3.2 4.2 5 3.2 3.2 3.2
G/Gr G/Gr Gr G/Gr Gr Gr
C C
2
G
-
3.2
G/Gr/S/V
-
6
R
C
3.1 3.1 2 2 1
G/Gr G G/Gr/R G -
C -
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
286.11734.00 SBI 93/voll. dec. 2005
II. INDELING OP GROND VAN HET OPGESTELDE 21 VERMOGEN Omschrijving
Inrichtingen met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van elektromotoren en verbrandingsmotoren van 15 MW of meer en inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 50 MW of meer: indien het bedrijf volgens de indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I) is ingedeeld in de categorieën 1 t/m 5 indien het bedrijf is ingedeeld in categorie 6
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
categorie
5A
6A
286.11734.001 SBI 93/voll. dec. 2005
Bijlage 2. Staat van Horeca-activiteiten Categorie I "lichte horeca" Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a.
Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.
1b.
Overige lichte horeca bistro; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); hotel.
1c.
Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²; restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 "middelzware horeca" Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar; bierhuis; biljartcentrum; café; proeflokaal; shoarma/grillroom; zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen). Categorie 3 "zware horeca" Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: dancing; discotheek; nachtclub; partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
286.11734.0 SvH 1997