nieuwkoop nieuw amstel west 1e herziening
bestemmingsplan
adviesbureau voor ruimtelijk beleid ontwikkeling en inrichting
nieuwkoop nieuw amstel west 1e herziening
bestemmingsplan
procedure plannummer
datum
raad
12657.00
9 juni 2008
18 dec. 2008
opdrachtleider
:
gedeputeerde staten
ir. R.A. Sips
LL
OYD’S REGI
E ST
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ISO 9001
beroep
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
toelichting
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding
1
blz. 3
2. Aanpassingen van het bestemmingsplan 2.1. 2.2.
5 5 6
Onderdelen waaraan goedkeuring is onthouden Overige aanpassingen bestemmingsplan
3. Economische uitvoerbaarheid 4. Overleg
9 11
Bijlagen: 1. 2. 3. 4.
Goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten. Luchtkwaliteit. Brieven overlegreacties. Archeologie.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Inhoud van de toelichting
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2
174.12657.00
3
1. Inleiding
Aanleiding Het voorliggende bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan Nieuw Amstel West van de toenmalige gemeente Liemeer. Dat plan is op 27 april 2004 vastgesteld door de gemeenteraad en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 14 december 2004. De voormalige gemeente Liemeer vormt samen met de voormalige gemeenten Nieuwkoop en Ter Aar per 1 januari 2007 de nieuwe gemeente Nieuwkoop. In verband met de gekozen plansystematiek is goedkeuring onthouden aan het mogelijk maken van maximaal vier agrarische bedrijfswoningen ten behoeve van vollegrondstuinbouwbedrijven binnen de bestemming Groenvoorzieningen en Water. Deze herziening beoogt de gedeelten van het plan waaraan goedkeuring is onthouden door Gedeputeerde Staten te "repareren". Daarnaast zijn enkele wijzigingen in de voorschriften aangebracht op basis van recente veranderingen in beleid en regelgeving. Tevens dient het bestemmingsplan, en dan met name de plankaart, te worden aangepast aan de hand van een wijziging in het tracé van de ontsluitingsweg. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt inhoudelijk ingegaan op de verschillende onderdelen van de voorliggende herziening, waarbij tevens wordt aangegeven hoe deze onderdelen juridisch-planologisch zijn vertaald in de voorschriften en op de plankaart. In hoofdstuk 3 wordt de economische uitvoerbaarheid van de herziening verantwoord. Hoofdstuk 4 tenslotte gaat in op de resultaten van het overleg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Inleiding
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4
174.12657.00
5
2. Aanpassingen van het bestemmingsplan 2.1. Onderdelen waaraan goedkeuring is onthouden
Gedeputeerde Staten (GS) hebben bij besluit van 14 december 2004 (kenmerk DRM/ARB/04/5161A) aan één onderdeel van het bestemmingsplan Nieuw Amstel West goedkeuring onthouden (zie ook bijlage 1). Het onderdeel waaraan goedkeuring is onthouden betreft de plansystematiek waarmee ten zuiden van de glastuinbouwlocatie door middel van het opnemen van een nadere aanwijzing (w) bedrijfsbebouwing is mogelijk gemaakt binnen de bestemming Groenvoorzieningen en Water. Door de gekozen systematiek wordt binnen de hoofdbestemming Groenvoorzieningen en Water in een zone van 30 m breed bij recht de bouw van maximaal vier agrarische bedrijfswoningen en agrarische bedrijfsbebouwing toegestaan. Door het hanteren van de hoofdbestemming Groenvoorzieningen en Water wordt ten onrechte gesuggereerd dat ter plekke een groene invulling wordt gerealiseerd. Aangezien ten zuiden van de bouwmogelijkheid nog een circa 20 m brede groen/waterstrook resteert, acht de provincie het mogelijk maken van bedrijfsbebouwing op de locatie van de nadere aanwijzing planologisch wel aanvaardbaar. Door middel van de gekozen breedtemaat is naar oordeel van de provincie voldoende rekening gehouden met eventuele doorsnijding van de gebieden met de bestemming Groenvoorzieningen en Water voor de ontsluiting van de kavels voor vollegrondstuinbouw vanuit het gebied met de nadere aanwijzing. Tevens is de voorwaarde van het aantonen van de noodzaak (van situering) van de agrarische bedrijfswoningen en bebouwing bij vollegrondstuinbouwkavels voldoende in de planvoorschriften gewaarborgd. De bedrijfswoningen met bijbehorende erven, tuinen en bedrijfsgebouwen mogen worden gerealiseerd ten dienste van vollegrondstuinbouwbedrijven. De bestemming ter plaatse van de nadere aanwijzing (w) wordt daarom in deze herziening gewijzigd in een agrarische (bouw)bestemming met de nadere aanwijzingen vollegrondstuinbouw (vt) en bouwblok (b). In artikel 10 (Beschrijving in hoofdlijnen) wordt lid 3 sub b hierop aangepast. Aan artikel 11 wordt aan lid 2 een nieuw sub c toegevoegd om de realisatie van bedrijfsgebouwen, maximaal vier bedrijfswoningen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan. In artikel 12 worden de bepalingen ten aanzien van het bouwen van bedrijfswoningen en bedrijfsbebouwing verwijderd. De realisatie van maximaal vier woningen is in het moederplan voor de sectorale aspecten: bodemkwaliteit, riolering, waterhuishouding, leidingen, afstand tussen kassen en woningen, wegverkeerslawaai (locatie bevindt zich buiten de wettelijke geluidszones), ecologie en assimilatieverlichting getoetst. Hieruit is gebleken dat deze sectorale aspecten de bouw van de woningen niet in de weg staan. Er heeft echter nog geen toetsing aan het aspect luchtkwaliteit plaatsgevonden. Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (hierna: Wlk) opgenomen grenswaarden. Kleine ontwikkelingen, nader bepaald bij het Besluit "niet in betekenende mate", zijn echter vrijgesteld van deze toetsing. De mogelijkheid tot het bouwen van 4 agrarische woningen valt onder één van deze categorieën (minder dan 500 woningen). Wel is onderzoek uitgevoerd om inzicht te geven in de luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande woning(en) en de achtergrondconcentratie in de omgeving. In bijlage 2 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Uit het onderzoek blijkt dat achtergrondconcentratie in de omgeving van de ontwikkeling zo laag is, dat ruim voldaan wordt aan alle grenswaarden uit de Wlk. Ook ter plaatse van de geplande woningen wordt in de drie prognosejaren (2007, 2010 en 2017) aan alle grenswaarden uit de Wlk voldaan. Het voornemen voor de realisatie van 4 agrarische bedrijfswoningen leidt dus niet tot een (relevante) verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving. De Wlk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Aanpassingen van het bestemmingsplan
6
Nota Regels-voor-Ruimte In het bestemmingsplan Nieuw Amstel West is de bovenstaande ontwikkeling eveneens getoetst aan het provinciale beleid zoals dat is neergelegd in het streekplan Zuid-Holland Oost (2003). Dit streekplan vigeert nog steeds. Inmiddels is daarnaast de nota Regels voor Ruimte in werking getreden. Deze nota onderschrijft het in het streekplan opgenomen beleid ten aanzien van concentratie van glastuinbouwbedrijven. Daarnaast is opgenomen dat agrarische bouwpercelen zo compact mogelijk moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan. De maat van het bouwperceel dient nadrukkelijk het resultaat te zijn van de afweging tussen de agrarische belangen en de in het gebied aanwezige waarden, zoals landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden. Tevens moet agrarische bebouwing worden geconcentreerd binnen het bouwperceel. Nieuwe bebouwing is mogelijk mits deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven. Tenslotte is ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf één zelfstandige agrarische bedrijfswoning toegestaan. In het kader van deze reparatie van het bestemmingsplan blijft het compacte bouwperceel, omringd door een groen- en waterstrook, gehandhaafd. In de voorschriften wordt op basis van het bovenstaande in artikel 11 (Agrarische doeleinden) de bepaling dat per glastuinbouwbedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan, zodanig gewijzigd dat bij alle agrarische bedrijven ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan. Daarbij blijft de inhoudsmaat van 600 m³ gehandhaafd.
2.2. Overige aanpassingen bestemmingsplan Op basis van recente wetgeving, jurisprudentie en voortschrijdend inzicht worden de voorschriften en de plankaart op de volgende punten aangepast. Ontsluitingsweg In het bestemmingsplan Nieuw Amstel West is een ontsluitingsweg parallel aan de Molenkade mogelijk gemaakt. Onlangs is deze weg aangelegd en in gebruik genomen (de Poldermolen). Momenteel is de Poldermolen alleen aan de noordzijde aangetakt op de Molenkade. De gemeente had het voornemen om de Poldermolen ook aan de zuidzijde (ter hoogte van het aanwezige Johannespad) op de Molenkade aan te takken waardoor een rondweg kan ontstaan en eenrichtingsverkeer kan worden geïntroduceerd. In dit kader heeft adviesbureau Arcadis een onderzoek uitgevoerd naar de nut en noodzaak van de zuidelijke aantakking1). In deze rapportage wordt geconcludeerd dat de verkeersdruk op de Molenkade ver onder de 1.000 mvt/etmaal ligt, ook indien er enkele nieuwe bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen aan de Poldermolen worden gerealiseerd. Een dergelijke verkeersdruk past prima bij een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met het profiel van de Molenkade en de Poldermolen. Ook is er in de huidige situatie al sprake van een goede en veilige ruimte voor de fiets door het vrijliggende fietspad langs de Molenkade. Het wordt daarom niet noodzakelijk geacht om de verkeersstructuur uit te breiden en een verkeerscirculatie met eenrichtingsverkeer in te stellen. Met deze herziening wordt de realisatie van maximaal vier agrarische bedrijfswoningen en bijbehorende bedrijfsgebouwen ten zuidwesten van de Poldermolen mogelijk gemaakt (zie ook paragraaf 2.1). Ten behoeve van de ontsluiting van deze bebouwing en het zuidelijk daarvan gelegen vollegrondstuinbouwgebied, is in het bestemmingsplan Nieuw Amstel West de Verkeersdoeleindenbestemming aan de zuidzijde van de recent gerealiseerde Poldermolen in westelijke richting doorgetrokken. Deze verkeersdoeleindenbestemming ligt direct ten noorden van de momenteel aanwezige watergang. Inmiddels is gekozen voor een afwijkend tracé om de ontsluiting van de bebouwing mogelijk te maken. Het beoogde tracé buigt pas ten zuiden van de watergang af in westelijke richting . Het tracé komt hierdoor deels buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan Nieuw Amstel West te liggen. Om het gehele tracé mogelijk te maken, wordt op de plankaart het plangebied in zuidelijke richting uitgebreid. De gronden waar het beoogde tracé over loopt zijn in het bestemmingsplan Nieuw Amstel West bestemd voor Groenvoorzieningen, Water, Groenvoorzieningen en Water. 1)
Arcadis: Ontsluiting Molenkade in Nieuweveen d.d. 4 mei 2006; kenmerk HDM056/Bkd/0699.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Aanpassingen van het bestemmingsplan
7
Op gronden met de bestemming Groenvoorzieningen is de aanleg van ontsluitingswegen niet mogelijk. Op de plankaart worden de gronden waar het tracé is beoogd deels bestemd voor Groenvoorzieningen en Water, deels voor Agrarische doeleinden met de nadere aanwijzingen "vollegrondstuinbouw" (vt) en "bouwblok" (b) en deels voor Water. Binnen deze bestemmingen is de aanleg van ontsluitingswegen en, voor zover het de watergang betreft, de aanleg van bruggen en duikers, mogelijk alsmede een groene inrichting ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het glastuinbouwgebied. In de voorschriften komt artikel 13 (Groenvoorzieningen) hierdoor te vervallen en worden de daaropvolgende artikelen vernummerd. Doelgroepenbeleid In het bestemmingsplan Nieuw Amstel West is in de voorschriften niet alleen ten aanzien van glastuinbouwbedrijven de voorwaarde van regionale gebondenheid opgenomen, maar ook voor de vollegrondstuinbouwbedrijven. De ontwikkeling van de zone die bestemd is voor vollegrondstuinbouw wordt hierdoor onnodig beperkt. Artikel 10 (Beschrijving in Hoofdlijnen) wordt zodanig gewijzigd, dat de voorwaarde van regionale gebondenheid alleen geldt voor glastuinbouwbedrijven. De provincie heeft aangegeven dat in dit kader wel van belang is dat op gronden die voor glastuinbouw zijn bestemd geen vollegrondstuinbouw wordt mogelijk gemaakt. Artikel 11 lid 1 wordt daarom zodanig aangepast dat uitsluitend op gronden met de nadere aanwijzing "kassen" (k) glastuinbouw en uitsluitend op gronden met de nadere aanwijzing "vollegrondstuinbouw" (vt) vollegrondstuinbouw is toegestaan. Strafbepaling In Artikel 20 (Strafbepaling) wordt verwezen naar artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Artikel 59 van de WRO is inmiddels komen te vervallen, derhalve worden de voorschriften zodanig aangepast dat wordt verwezen naar artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Aanpassingen van het bestemmingsplan
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
8
174.12657.00
9
3. Economische uitvoerbaarheid
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 9 augustus 2001 een exploitatieovereenkomst met de exploitant van Nieuw Amstel West gesloten. Hierin is bepaald dat de exploitatie van het plan geschiedt door en voor rekening en risico van de exploitant. Deze exploitatieovereenkomst is voor alle in onderhavige herziening mogelijk gemaakte ontwikkelingen van kracht. De economische uitvoerbaarheid mag hiermee voor de gemeente gewaarborgd worden geacht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Economische uitvoerbaarheid
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
10
174.12657.00
4. Overleg
11
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan aan de volgende instanties voorgelegd: 1. Regionaal Windoverleg Zuid-Holland; 2. Regionale brandweer Midden Holland; 3. Regiopolitie Hollands Midden; 4. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Dienst Waterbeheer en Riolering; 5. Hoogheemraadschap van Rijnland; 6. gemeente Ter Aar; 7. gemeente De Ronde Venen; 8. gemeente Nieuwkoop; 9. gemeente Uithoorn; 10. Dorp, Stad en Land; 11. Zuid-Hollandse Milieufederatie; 12. N.V. Nederlandse Gasunie; 13. Stichting Landschapsbeheer Zuid-Holland; 14. Westelijke Land- en Tuinbouw Organisatie; 15. Secretariaat LTO – afdeling Ter Aar – Liemeer; 16. VROM-Inspectie, Regio Zuid-West; 17. Monumentencommissie; 18. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; 19. Ministerie van Economische Zaken, Regio Zuid-West; 20. Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland; 21. Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek, Coördinator Regio West; 22. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken & Terreinen E.I.D. directie West; 23. Gedeputeerde Staten, provincie Zuid-Holland; 24. Natuurmonumenten Nieuwkoop; 25. Buro Eerlijke Mededinging; 26. Stichting Ruiter- en Menroutes Zuid-Holland; 27. Kamer van Koophandel Rijnland; 28. Oasen; 29. Waternet. De onder 9, 12, 16, 22, 23, 28 en 29 genoemde instanties en overlegpartners hebben schriftelijk te kennen gegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- en aanmerkingen. De onder 16 genoemde overlegpartner verleent tevens de specifieke verklaring van geen bezwaar. De brieven van deze instanties zijn in bijlage 1 bij de toelichting opgenomen. De onder 17 genoemde overlegpartner, de Monumentencommissie, heeft wel inhoudelijk gereageerd. Deze reactie wordt hieronder kort samengevat en van commentaar voorzien. De brief van deze overlegpartner is ook opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. Van de onder 5 genoemde instantie is wel een ontvangstbevestiging ontvangen, maar geen afzonderlijke reactie. Van de onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 10, 11, 13, 14, 15, 18, 19, 20, 21, 24, 25, 26 en 27 genoemde instanties en overlegpartners is geen afzonderlijke reactie ontvangen. Overlegreactie Monumentencommissie De Monumentencommissie verzoekt bij brief van 17 januari 2007: a. aan te geven waarom geen aandacht is besteed aan cultuurhistorie en archeologie. In de 1e herziening is geen paragraaf of passage opgenomen betreffende cultuurhistorie en archeologie. De Monumentencommissie merkt op dat in zich het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten bevinden; b. aan te geven welke invloed de direct buiten het plangebied gelegen kern Nieuwveen, die onlangs is aangewezen als beschermd dorpsgezicht op grond van de Monumentenverordening Liemeer, heeft op het bestemmingsplan Nieuw Amstel West; c. een passage op te nemen over cultuurhistorie en archeologie, waarin wordt ingegaan op verplichtingen uit de gewijzigde Monumentenwet; Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Overleg
d.
1. 2. 3. 4.
12
aandacht te besteden aan het gevolg van de gewijzigde Monumentenwet betreffende dat ingrepen in de bodem dieper dan 0,5 m archeologisch onderzoek noodzakelijk is, waarbij de procedure is voorgeschreven in de KNA 3.1 (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie). De Monumentencommissie adviseert een bureau- en een inventariserend veldonderzoek te laten uit voeren of een passage in de planvoorschriften op te nemen dat ingrepen in de bodem door toepassing van vrijstelling van de bouwvoorschriften slechts kunnen plaatshebben nadat een onderzoek zoals voorgeschreven in de KNA 3.1 heeft plaatsgehad. Tevens adviseert de Monumentencommissie om haar op te nemen als adviseur voordat de vrijstellingsprocedure wordt gestart. Beantwoording Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van de plantoelichting behorende bij het "moederplan". In de bijlage van de onderhavige planherziening wordt een archeologieparagraaf toegevoegd. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot het onlangs aangewezen beschermd dorpsgezicht kern Nieuwveen op het te herziene bestemmingsplan. In de onder 1 genoemde bijlage wordt ook ingegaan op de gewijzigde Monumentenwet. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van Zuid-Holland is het plangebied aangegeven als een wit gebied. Van deze witte gebieden is niet bekend (op regionaal of provinciaal niveau) of hier archeologische waarden aanwezig zijn en/of wat de archeologische verwachtingswaarde is. Omdat er geen archeologische (verwachtings)waarden bekend zijn, achten wij het uitvoeren van veldonderzoek of het opnemen van een beschermende regeling in de onderhavige planherziening niet noodzakelijk. Volgens artikel 38a van de Monumentenwet houdt de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
bijlagen bij de toelichting
Bijlage 1. Goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
1
Bijlage 2. Luchtkwaliteit B2.1. Beleidskader en normstelling
Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt1). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. In tabel B2.1 zijn de grenswaarden van de genoemde stoffen weergegeven. Tabel B2.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
40 μg/m³ 40 μg/m³ max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³
1)
geldig vanaf 2010 2005 2005
Bij de beoordeling van fijn stof blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Wlk en bijbehorende Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007).
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit is vastgesteld dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Regeling is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Nieuwkoop bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde van fijn stof 6 μg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. Daarnaast staan in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit de regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit beschreven. Bij de berekening van de luchtkwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen verkeers- en industriële bronnen. Voor verkeer wordt onderscheid gemaakt tussen Standaard Rekenmethode I (SRM I) betreffende stedelijke situaties met weinig hoogteverschillen; en Standaard Rekenmethode II (SRM II) voor de bepaling van overige situaties. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het Ministerie van VROM. In het de Regeling beoordeling luchtkwaliteit is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond. Besluit niet in betekenende mate (NIBM) In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: - een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; - een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 500 woningen (of nieuwe kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 33.333 m²) bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 1.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. Tevens wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Bijlage 2. Luchtkwaliteit
2
B2.2. Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit Binnen het plangebied wordt de bouw van 4 woningen mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling valt onder het Besluit "niet in betekende mate" waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk achterwege kan blijven. Zodoende is alleen inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande woningen. Onderzoeksmethode De luchtkwaliteit als gevolg van lokaal wegverkeer is berekend met behulp van het CAR II-programma1). Het CAR II-programma kan berekeningen uitvoeren voor de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. De berekende concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden. Het CAR II-programma kan niet voor het jaar 2017 rekenen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit in 2017 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2017 gebruikt met het scenario van 2015.
Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse De luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande woning(en) is berekend en getoetst aan de geldende grenswaarden. Relevant in dit kader is de luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer op de Poldermolen. Invoergegevens De verkeersintensiteiten op de Poldermolen zijn weergegeven in tabel B2.2. De verkeersgegevens zijn gebaseerd op het rapport "Ontsluiting Molenkade in Nieuwveen" (kenmerk HDM056/Bkd/0699, Arcadis, 4 mei 2006). Er is gerekend met intensiteiten inclusief de realisatie van 4 woningen. Tabel B2.2 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal) straatnaam Poldermolen
2007 124
2010 124
2017 124
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Deze invoergegevens zijn weergegeven in tabel B2.3. Conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt de concentratie van stikstofdioxiden (NO2) bepaald op maximaal 5 m van de wegrand. Uit praktische overwegingen wordt deze afstand ook gehanteerd bij het bepalen van de concentratie fijn stof (PM10)2). Bij het berekenen van de luchtkwaliteit met behulp van CAR II is deze afstand verrekend in de aan te houden afstand tot de wegas. Tabel B2.3 Invoergegevens straatnaam
Poldermolen
voertuigverdeling (licht/middelzwaar/ zwaar verkeer) 0,95 / 0,03 / 0,02
wegtype
2
snelheidstype
normaal stadsverkeer
bomenfactor
1
afstand tot de wegas 7
Berekeningsresultaten In tabel B2.4 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing van de luchtkwaliteit binnen het plangebied weergegeven voor 2007, 2010 en 2017. Op grond van het Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 mag voor fijn stof de bijdrage van zeezout worden afgetrokken van de berekende waarden.
1) Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 7.0, maart 2008. 2) Conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 is de maximale afstand die mag worden aangehouden voor het berekenen van fijn stof 10 m vanaf de wegrand. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Bijlage 2. Luchtkwaliteit
3
Tabel B2.4 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit ter plaatse van ontwikkeling¹ weg
in 2007 Poldermolen in 2010 Poldermolen in 2017 Poldermolen
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde(in μg/m³)
fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in μg/m³)
fijn stof (PM10) 24 uurgemiddelde (aantal overschrijdingen per jaar)
20,6²
19,4
11
19,5
17,9
7
16,8
16,7
5
1) Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof. 2) Deze grenswaarde is in 2007 nog niet in werking getreden.
Uit de tabel blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen ter plaatse van het plangebied ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wlk zijn gelegen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Bijlage 3. Brieven overlegreacties
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Bijlage 4. Archeologie Normstelling en beleid Monumentenwet De Monumentenwet is onder meer gericht op bescherming en behoud van archeologische waarden en cultuurhistorische waardevolle elementen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het belang van het archeologisch en cultureel erfgoed meegewogen te worden bij de voorbereiding van het plan. Uitgangspunt is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem worden bewaard ("behoud in situ"). Een ander uitgangspunt is dat de bodemverstoorder de financiële lasten draagt van archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren (inventariserend veldonderzoek). De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. Voor zover aanwezige archeologische waarden (kunnen) worden bedreigd door bouwen andere bodemingrepen maakt de Monumentenwet het mogelijk aan deze ingrepen in het bestemmingsplan rechtstreeks voorschriften te verbinden. Nota Regels-voor-Ruimte In de Nota Regels-voor-Ruimte van de provincie Zuid-Holland is bepaald dat archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle gebieden moeten worden beschermd. Beschermde archeologische monumenten en terreinen met archeologische waarden volgens de archeologische Monumentenkaart en/of de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie dienen in het bestemmingsplan een juridische regeling te krijgen. In gebieden met zeer grote tot redelijk kans op archeologische sporen moet bij de voorbereiding van het bestemmingsplan verkennend archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Onderzoek en conclusie De Cultuurhistorische Waardenkaart van Zuid-Holland en de kaart van KennisInfrastructuur Cultuurhistorie (www.chs.zuid-holland.nl en www.KICH.nl) geven beide aan dat er geen archeologische verwachtingswaarde bekend is voor het betreffende gebied. Om die reden wordt er geen beschermende regeling in het bestemmingsplan opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
voorschriften
1
Voorschriften De voorschriften van het bestemmingsplan Nieuw Amstel West worden als volgt herzien:
Artikel 10 Beschrijving in hoofdlijnen In lid 3 sub b wordt vervangen door: "In totaal zal 10% van de netto voor glastuinbouw uit te geven gronden in het plangebied worden ingericht als groengebied. Dit groengebied wordt gerealiseerd binnen de bestemmingen Groenvoorzieningen en Water. Deze bestemming markeert de tweedeling in het plangebied waarbij de noordelijke kavels bestemd zijn voor kassenteelt en de zuidelijke kavels bestemd zijn voor vollegrondstuinbouw." De tekst in lid 4 sub a wordt vervangen door: "De gemeente zal ten aanzien van glastuinbouwbedrijven een gericht gronduitgiftebeleid voeren waarbij de gronden eerst aan lokale en vervolgens aan regionale kwekers worden aangeboden."
Artikel 11 Agrarische doeleinden De tekst van lid 1 sub a en b wordt vervangen door: "a. b.
uitsluitend ter plaatse van de nadere aanwijzing (k): glastuinbouw als bedoeld in artikel 1 lid 11; uitsluitend ter plaatse van de nadere aanwijzing (vt): vollegrondstuinbouw als bedoeld in artikel 1 lid 12."
Na lid 2 sub b wordt een nieuw sub c ingevoegd: "c. ter plaatse van de nadere aanwijzing (b) zijn in uitzondering op het onder sub a en b genoemde, eveneens bedrijfsgebouwen, maximaal vier bedrijfswoningen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;" De tekst van lid 3 sub d wordt vervangen door: "d. per agrarisch bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van ten hoogste 600 m³;"
Artikel 12 Groenvoorzieningen en Water De tekst van lid 1 wordt vervangen door: "De gronden op de kaart aangewezen voor Groenvoorzieningen en Water (GW) zijn bestemd voor beplantingen, waterlopen ten behoeve van de oppervlaktewaterberging en aan- en afvoer van water, wegen en fiets- en voetpaden." De tekst van lid 2 wordt vervangen door: "Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;" De tekst van lid 3 wordt vervangen door: "Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m."
Artikel 13 Groenvoorzieningen Artikel 13 vervalt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
Voorschriften
2
Artikel 20 strafbepaling De tekst wordt vervangen door: "Overtreding van de voorschriften, vervat in artikel 16 lid 1 is een strafbaar feit, als bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten."
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
174.12657.00
kaart(en)