toelichting
Inhoud van de toelichting 1.
Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
2.
Gebiedsvisie 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
3.
Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplan Planvorm Leeswijzer
Inleiding Huidige situatie Functieverandering Toekomstige ruimtelijke structuur
blz. 3 3 3 3 5 5 7 7 7 9 11
Juridische planbeschrijving
15
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
15 15 15 15 17
Inleiding Opbouw planregels Inleidende regels Bestemmingen en gebruik Algemene regels
4.
Beleidskader
19
5.
Programmatische aspecten
21
5.1. 5.2. 5.3.
21 21 22 22 22 24 25
5.4.
6.
7.
Inleiding Demografische ontwikkeling Woningbehoefte en woningbouwprogramma 5.3.1. Streekplantaakstelling 5.3.2. Woningbehoeftenonderzoek 5.3.3. Woningbouwprogramma Detailhandel
Verkeer en milieuaspecten
27
6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8. 6.9. 6.10. 6.11.
27 27 30 32 34 35 35 36 37 40 44
Inleiding Verkeer en infrastructuur Wegverkeerslawaai Bedrijven en milieuhinder Externe veiligheid Planologisch relevante leidingen Luchtkwaliteit Bodem Water Ecologie Archeologie en cultuurhistorie
Uitvoerbaarheid
45
7.1. 7.2.
45 45
Economische uitvoerbaarheid Handhaving
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
2
8.
Inhoud van de toelichting
Inspraak en overleg
47
8.1. 8.2. 8.3.
47 47 52
Inleiding Inspraak Overleg
Bijlagen: 1. Onderzoek wegverkeerslawaai. 2. Onderzoek luchtkwaliteit. 3. Brieven overleginstanties.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1. Inleiding
1.1. Aanleiding Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied Spuikolk in Dirksland. De Spuikolk ligt aan de oostzijde van het dorp, ter hoogte van de oude kern (zie figuur 1.1). Het gebied kent een lange historie. In het verleden functioneerde het gebied als spuikom bij de toenmalige haven. Later is het gebied drooggelegd en vestigden er zich bedrijven die in de dorpskern niet meer thuis hoorden. De Spuikolk is dan ook het oudste bedrijventerrein van Dirksland. Het gebied ziet er echter rommelig uit. De bedrijfspanden zijn voor een deel verouderd en de onderhoudstoestand van een aantal panden is slecht. Dit geldt ook voor de openbare ruimte. Zeker ook vanwege de ligging nabij de historische dorpskern is verbetering van de situatie dringend gewenst. In verband daarmee zijn de mogelijkheden voor herontwikkeling van de locatie onderzocht. Dit heeft een aantal scenario's opgeleverd. Een daarvan is het amoveren van de huidige bebouwing ten behoeve van woningbouw. Het voorliggende bestemmingsplan vormt de juridisch-planologische basis voor de realisering van het nieuwe woongebied.
1.2. Ligging plangebied Zoals hiervoor al is aangegeven, ligt het plangebied aan de oostzijde van het dorp Dirksland, ter hoogte van de historische kern. Het gebied wordt begrensd door het Korteweegje in het zuiden, het Schelpenpad in het westen, de Zuid Spuidijk in het noorden en de Onwaardsedijk in het oosten. De route Korteweegje-Schelpenpad-Kaai vormde voorheen een belangrijke doorgaande route op Goeree-Overflakkee. Door de aanleg van de N215 aan de noordoostzijde van Dirksland heeft deze route geen functie meer voor het doorgaande verkeer. Niettemin blijven het Korteweegje en het Schelpenpad belangrijke wegen voor de ontsluiting van het dorpsgebied. Hierdoor ligt het plangebied ook op een markante locatie binnen het dorp.
1.3. Vigerend bestemmingsplan Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Kralingen. Het oorspronkelijke bestemmingsplan werd door de raad van de gemeente Dirksland in 1969 vastgesteld. De 3e (en tevens laatste) herziening is op 27 juni 1985 vastgesteld en werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 10 december 1985. Het bestemmingsplan Kralingen omvat een groter gebied dan het voorliggende plangebied. De gronden die zijn opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan Spuikolk zijn bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 t/m 3 van de Staat van Inrichtingen die bij het bestemmingsplan hoort, voor verkeer en voor een zone langs de Zuid Spuidijk voor groenvoorzieningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
Ligging plangebied
Figuur 1.1
DIRKSLAND
Sc
he
lp
en
pa d
Aanduidingen Plangebied
eegje
w Korte
Inleiding
5
1.4. Planvorm Het bestemmingsplan Spuikolk is ontwikkelingsgericht. Het plan heeft de vorm van een gedetailleerd bestemmingsplan, zodat een direct bouwrecht ontstaat. Binnen deze planvorm is echter gekozen voor een vrij globale wijze van bestemmen, zodat er voldoende ruimte is voor een nadere invulling. Het plan voldoet aan de RO-standaarden 2008 en aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008).
1.5. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de visie voor de toekomst van Spuikolk. Hoofdstuk 3 beschrijft de inhoud van de planregels. Hoofdstuk 4 bevat een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. De programmatische aspecten komen aan de orde in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 gaat in op verkeer en de relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 7 behandelt de uitvoerbaarheid. Ten slotte worden in hoofdstuk 8 de inspraak- en overlegreacties beantwoord.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
2. Gebiedsvisie
2.1. Inleiding Dit hoofdstuk bevat de ruimtelijke visie op het gebied Spuikolk. Deze visie vindt zijn basis in de huidige situatie (paragraaf 2.2), die zowel ruimtelijk als functioneel onvoldoende toekomstwaarde biedt. In verband daarmee heeft enkele jaren geleden een verkenning plaatsgehad van de toekomstige ruimtelijke mogelijkheden (paragraaf 2.3). Op basis van deze verkenning zijn keuzes gemaakt, die leiden tot een andere functie en daarmee samenhangend ruimtegebruik voor het plangebied. Deze toekomstvisie is beschreven in paragraaf 2.4.
2.2. Huidige situatie Het plangebied ligt ten oosten van en even buiten de oude kern van Dirksland, een dorp centraal gelegen op het eiland Goeree-Overflakkee. De provinciale weg N215 verbindt Dirksland via de N57 met Hellevoetsluis en Middelburg en naar het oosten via de N59/A29 met Rotterdam en West-Brabant. Het Korteweegje vormt samen met het Schelpenpad, de Kaai, de Boezemweg en de Staakweg, de kortsluiting met de provinciale weg. Vóór de aanleg van de N215 was dit de hoofdroute, op dit moment heeft deze route een belangrijke entreefunctie voor de kern. De Spuikolk ligt aan deze route, ten opzichte van de kern aan de buitenzijde, op een prominente plek in de ruimtelijke structuur. Hoewel de locatie vlak bij het centrum ligt, staan, naast enkele bebouwingslinten langs de randen van het plangebied, in de omgeving niet veel woningen. De uitbreiding van Dirksland heeft meer in noordelijke, westelijke en zuidelijke richting plaatsgevonden. De bebouwing in de omgeving, waaronder de bebouwingslinten, heeft een individuele uitstraling. Daarnaast is de bebouwing door aan- en uitbouwen en bijgebouwen zeer gedifferentieerd, maar ook steeds meer naar elkaar gegroeid. Vooral door agrarische en andere bedrijfsfuncties staan er ook grotere gebouwen tussen. De ligging aan de kop van de haven en de naam Spuikolk duiden ook op een waterstaatkundig belangrijke positie. De Spuikolk heeft vanwege haar oude functie een verdiepte ligging. Dijken bepalen in hoge mate de oriëntatie in het landschap. De West Havendijk, Zuid Spuidijk, Onwaardsedijk en op iets grotere afstand het Schelpenpad met de daar achterliggende Straatdijk omringen de locatie. De bebouwing aan de Straatdijk, de Onwaardsedijk en het Korteweegje ligt met de achterzijde naar de locatie toe. Voor een groot deel ligt de locatie dus verscholen achter bebouwing. Aan de westzijde ligt de locatie vrij in het zicht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
Gebiedsvisie
9
De Spuikolk maakt deel uit van de kreekrelicten in het gebied tussen de oude eilanden Polder Dirksland en de Polder het Oudeland van Sommelsdijk. Tussen de eilanden lag een aantal kreken waarvan de Boomvliet een restant en de haven van Dirksland een omvorming is. Het krekengebied is in een aantal stappen ingepolderd, waarbij de haven van Dirksland is "uitgespaard". Het water van de Boomvliet werd via de haven van Dirksland uitgeslagen op het Haringvliet. De Spuikolk was zowel haven als eerste ontvanger van het uitgeslagen water. De locatie is al jaren in gebruik als bedrijventerrein (zie figuur 2.1). Er zijn verschillende soorten bedrijven gevestigd, zoals een autodemontagebedrijf en groothandel in auto-onderdelen en accessoires, een heftruckcentrale, een schilders- en glaszettersbedrijf, een bouwbedrijf, een timmer- en onderhoudsbedrijf, een koelhuis en een hondentrimsalon. Een aantal loodsen wordt uitsluitend gebruikt voor opslag. De loodsen en de inrichting zijn verouderd en het gebruik is rommelig. Hierdoor maakt het gehele terrein een verpauperde indruk en raakt dit steeds minder in overeenstemming met de omgeving.
2.3. Functieverandering In verband met de slechte ruimtelijke kwaliteit en de daarmee samenhangende belevingswaarde van de Spuikolk op een beeldbepalende plek heeft het gemeentebestuur in 2005 opdracht verstrekt aan ingenieursbureau Oranjewoud om een studie uit te voeren naar de toekomstmogelijkheden van het gebied Spuikolk. Er zijn drie scenario's onderzocht: 1. revitalisering van het bestaande bedrijventerrein; 2. herontwikkelen van het gebied tot een combinatie van wonen, werken en eventueel detailhandel; 3. een volledige transformatie van het gebied tot woonwijk. Op 28 september 2006 heeft de gemeenteraad gekozen voor scenario 3, een volledige transformatie van bedrijventerrein naar woonwijk. Hierbij heeft de raad aangetekend dat ook moet worden onderzocht of het mogelijk is om detailhandel aan de rand van het gebied te realiseren, op voorwaarde dat er een relatie ontstaat met het centrum van Dirksland en/of de overige detailhandel in het dorp. Vervolgens zijn burgemeester en wethouders in het voorjaar van 2007 met een projectontwikkelaar overeengekomen om samen te gaan werken aan de transformatie. Belangrijk daarbij was de afspraak tussen gemeentebestuur en ontwikkelaar om in een vroeg stadium van planvorming de financiële haalbaarheid van het project te verkennen. De omzetting van een bedrijventerrein in woongebied vormt een ambitieuze opgave en is zonder goed inzicht in de financiële aspecten welhaast een onmogelijke opgave. Daarnaast heeft de ontwikkelaar het initiatief genomen om een stedenbouwkundige schets te laten maken. Ten behoeve van de toetsing van deze schets is in opdracht van het gemeentebestuur een aantal stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld1). Op 27 september 2007 heeft de gemeenteraad deze uitgangspunten en randvoorwaarden vastgesteld. In diezelfde vergadering heeft de gemeenteraad besloten om de Wet voorkeursrecht gemeenten van toepassing te verklaren. Het gevolg hiervan is dat iedereen in Spuikolk die onroerende zaken wil verkopen, deze eerst aan de gemeente Dirksland moet aanbieden. De gemeente kan besluiten om geen gebruik te maken van haar eerste recht tot koop. Zij is ook bereid om dat te doen, echter uitsluitend indien de onroerende zaken worden verkocht aan bij het plan betrokken projectontwikkelaar. Een deel van de bedrijven in het plangebied wil op een andere locatie het bedrijf voortzetten. In verband daarmee zijn de mogelijkheden van een beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein Watertoren onderzocht. 1) Notitie uitgangspunten & randvoorwaarden Spuikolk, RBOI, 22 augustus 2007.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
Gebiedsvisie
11
Dit heeft ertoe geleid dat begin maart 2009 een perceel langs de Vlakbodem door de gemeente is verworven. Verwacht wordt dat op de nieuwe locatie minder ruimte nodig zal zijn dan de huidige oppervlakte aan de Spuikolk. Enkele bedrijven zullen bijvoorbeeld stoppen, een deel van de verouderde bebouwing wordt ook niet optimaal gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.4. Toekomstige ruimtelijke structuur De locatie Spuikolk ligt op een speciale plek in de kern Dirksland en heeft in de historie altijd een prominente positie gehad in de ruimtelijke structuur. Deze prominente plek moet op een zorgvuldige wijze herontwikkeld worden, daarom zijn bij aanvang van dit planproces voor deze locatie stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Deze hebben als objectief kader gediend vanuit de bestaande ruimtelijke situatie, maar zijn ook opgesteld met de stedenbouwkundige mogelijkheden in gedachte. Gelijktijdig met de formulering van de randvoorwaarden is door PBV architecten in opdracht van de projectontwikkelaar De Eylaenden BV gewerkt aan een stedenbouwkundige opzet voor het plangebied. Inmiddels zijn de inzichten ten aanzien van het stedenbouwkundig plan gewijzigd. Dit heeft op onderdelen geleid tot aanpassing van het plan. De belangrijkste wijzigingen zijn: de woningen op ondiepe kavels zouden commercieel op de woningmarkt minder aantrekkelijk zijn. Door de ondiepe bouwstrook uit het plan te halen ontstaat er meer ruimte voor de andere bouwstroken; er is niet langer ruimte in het plan opgenomen voor een discountsupermarkt. In het (voor)ontwerpbestemmingsplan werd hiermee nog rekening gehouden. De betreffende winkelketen heeft echter aan het gemeentebestuur schriftelijk laten weten af te zien van vestiging in de Spuikolk. Het plangebied speelt een rol in de collectieve beleving van Dirksland, een plek die iedereen kent. Esthetische kwaliteit en de sturing daarvan zijn aan het begin van het planproces afgestemd. Passend is een belangrijk criterium voor de herontwikkeling, een goede bijdrage leveren aan de bestaande structuren is hierbij uitgangspunt. Er wordt een nieuwe hoofdentree voor de Spuikolk gerealiseerd op de hoek van de kruising Korteweegje/Schelpenpad met de Geldersedijk door middel van een aan te leggen rotonde. De bestaande entree blijft als secundaire entree behouden, zij het dat deze om verkeerskundige redenen wel opschuift in oostelijke richting. Hierdoor sluit de locatie verkeerskundig goed aan op de omgeving en ontstaat een duurzame en flexibele ontsluitingsstructuur. Het hart van het terrein dat als rustig woongebied zal worden vormgegeven, wordt door een straat gescheiden van het driehoekige gebied aan het Schelpenpad. De straat tussen deze twee gebieden vormt de doorverbinding tussen de twee entrees van het plangebied. Aan de westzijde van deze verbinding ontstaat aan het Schelpenpad een meer openbaar beeldbepalend gebied, waar appartementen en een aantal grondgebonden woningen zullen worden gerealiseerd. De rooilijn van de bebouwing aan het Schelpenpad ligt los van het dijktalud, zodat de dijk als landschappelijk element zichtbaar blijft. Tussen deze rooilijn en het Schelpenpad is ruimte voor een ondergrondse verbinding tussen de haven en de Boomvliet. Deze verbinding biedt de mogelijkheid om de waterkwaliteit aan de zuidzijde van Dirksland te verbeteren. Aan de overzijde van het Schelpenpad staat de bestaande bebouwing juist op het talud. Zo wordt ook de ruimtelijke positie van de Spuikolk, ten opzichte van de overzijde, wat verder van het centrum, benadrukt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
Vogelvlucht impressie
Figuur 2.3
Sc he lpe
egje
ewe Kort
Sp
ui
di jk
np ad
rd s
Zu
id
On wa a
ed ij
k
Bron:PBV-Architecten
Gebiedsvisie
13
De bebouwing aan het Schelpenpad is naar buiten gericht, zodat de buitenzijde van het plangebied een representatieve uitstraling krijgt. Op de begane grond van deze bebouwing aan de voet van de dijk wordt het parkeren ondergebracht. Naar de omgeving, Onwaardsedijk en het Korteweegje, wordt in het plan voldoende afstand gehouden tot de bestaande woningen. De huidige bereikbaarheid van de achtererven van deze woningen blijft gegarandeerd. Ten opzichte van de achtergevelrooilijn van de nieuwe bebouwing wordt ten minste een afstand van 12 m tot de achtergrens van de bestaande percelen gehanteerd. De vorm en de randen van de locatie geven aanleiding de hoofdopzet van het plan in oostwestrichting te kiezen. Parallel aan de Zuid Spuidijk en het Korteweegje worden twee straten aangelegd met een doorverbinding aan de oostzijde van het terrein. Deze straten vormen samen een lus die het centrale deel van het terrein ontsluit. Ter weerszijden van deze straten worden woningen gesitueerd. Zo ontstaan er vijf oost-westgeprojecteerde bouwstroken en achter de Onwaardsedijk een noord-zuidgeprojecteerde bouwstrook. De meeste woningen centraal in het plangebied kennen door deze opzet een noord-zuidoriëntatie. Centraal in de Spuikolk wordt een verkeersvrij groengebied voorzien, dat aan de binnenzijde de beelddrager van het gebied zal worden. Het groengebied wordt omzoomd door woningen die met de voorzijde op dit gebied zijn georiënteerd. Door de compacte vorm en verzelfstandigde positie van de locatie is gekozen voor een eenduidige architectonische signatuur. Op het niveau van de woningen en bouwstroken wordt differentiatie en individualiteit aangebracht door onder andere geleding en diverse kapvormen. Het gebied krijgt zo een evenwichtige architectonische uitstraling, eenduidig in haar totaalbeeld, maar gedifferentieerd op woningniveau. Bouwhoogte en rooilijnen Aan het Schelpenpad wordt een voorgevelrooilijn van 12 m gerespecteerd (afstand tot rand rijbaanverharding Schelpenpad). Voor het grootste deel van het plangebied is een maximale bouwhoogte van 11 m het uitgangspunt. Alleen aan de westzijde, langs het Schelpenpad, is een wat hogere bebouwing ruimtelijk aanvaardbaar. De randvoorwaarden geven hier een maximale bouwhoogte 14 m aan. Deze hoogte is ook uitgangspunt voor het bestemmingsplan. In het uiteindelijke ontwerp is een accent toegevoegd op de hoek Schelpenpad/Zuid Spuidijk. Hier is een extra bouwlaag aan de bebouwing toegevoegd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
14
Gebiedsvisie
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3. Juridische planbeschrijving
3.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
3.2. Opbouw planregels Hoofdstuk 1 omvat de inleidende regels die nodig zijn voor de toepassing van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen en het gebruik van gronden en bouwwerken geregeld. Bij elke bestemming zijn een bestemmingsomschrijving en bouwregels opgenomen. Hoofdstuk 3 bevat algemene regels die van toepassing zijn op alle in het plan opgenomen bestemmingen. In hoofdstuk 4 zijn de overgangs- en slotregels opgenomen.
3.3. Inleidende regels Conform SVBP2008 bevatten de inleidende regels een artikel met de begrippen, zodat duidelijk is wat moet worden verstaan onder de begrippen die in het bestemmingsplan worden gehanteerd. Daarnaast bevatten de inleidende regels bepalingen over de wijze van meten van de in het bestemmingsplan gehanteerde maten.
3.4. Bestemmingen en gebruik Op de plankaart zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende planregels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de ontheffingsbevoegdheden te vinden. Bestemmingsvlak en bouwvlak Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de plankaart doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. In het voorliggende bestemmingsplan vallen het bestemmingsvlak voor de bestemming Wonen en het daarbij behorende bouwvlak met elkaar samen. Op de analoge plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
16
Juridische planbeschrijving
Aanduidingen De aanduidingen van de bestemmingen zijn ingetekend in het bestemmingsvlak. Nadere specificaties die iets zeggen over de bouwmogelijkheden zijn door middel van bouwaanduidingen opgenomen. Aanduidingen die de gebruiksmogelijkheden aangeven zijn door middel van functieaanduidingen weergegeven. Verkeer en Verkeer-Verblijfsgebied Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer-Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen, nutsvoorzieningen en fiets- en voetpaden. Ten behoeve van de aan te leggen rotonde in de zuidwest hoek van het plangebied is de bestemming Verkeer opgenomen. Wonen Woningen Voor de te bouwen woningen is de bestemming Wonen opgenomen. Deze bestemming biedt een direct bouwrecht. De basis voor de regeling van bouwmogelijkheden wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken waarbinnen de hoofdgebouwen en de bijbehorende erfbebouwing worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduidingen "vrijstaand", "tweeaaneen", "aaneengebouwd" en "gestapeld" moeten de woningen vrijstaand respectievelijk twee-aaneen, als rijenwoning of gestapeld worden gebouwd. De maximale goothoogte van de hoofdgebouwen wordt met een maatvoeringaanduiding weergegeven. Erfbebouwing De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw door middel van aan- of uitbouwen of voor de bouw van bijgebouwen. Het gezamenlijk grondoppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen, met een maximum van 50 m². De regeling bevat verder bepalingen met betrekking tot de hoogte van erfbebouwing. Op deze manier worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Ook zijn regels opgenomen voor de maximale hoogte van erfafscheidingen. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" zijn afscheidingen toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1,8 m. Gemengd In het westelijk plandeel bevat het bouwplan twee ruimten voor ateliers. Hiervoor is de functieaanduiding "gemengd" opgenomen. Behalve ateliers, zijn ook kantoren en ruimten voor gezondheidszorg en dienstverlening toegestaan. Gelet op de geringe omvang van de betreffende ateliers, worden deze functies ruimtelijk aanvaardbaar geacht tussen woonbebouwing. Aan-huis-gebonden beroepen Binnen de woonfunctie is het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen mogelijk, mits de woonfunctie blijft prevaleren, geen hinder optreedt naar de woonomgeving en wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van de woning worden benut ten behoeve van de kantoor-, praktijk- of bedrijfsruimte tot een maximum van 50 m².
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Juridische planbeschrijving
17
Waterstaat Aan de noordwestzijde van het plangebied heeft een deel van de gronden nog een waterkerende functie. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om ondergronds een watergang te realiseren, zoals opgenomen in het Waterplan Goeree-Overflakkee. De beslissing om deze ondergrondse verbinding al dan niet daadwerkelijk te realiseren berust bij het waterschap Hollandse Delta. Beide functies worden op de plankaart aangeduid met de dubbelbestemming Waterstaat.
3.5. Algemene regels In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk wijzigings- en ontheffingsregels. De aanvullende werking van de bouwverordening wordt gedeeltelijk uitgesloten. Het overgangsrecht en de antidubbeltelregel worden vormgegeven door de standaardregels met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik die, op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), onderdeel moeten uitmaken van de planregels (artikel 3.2.1 Bro). Gezien het feit dat in de Wet ruimtelijke ordening een algemene verbodsbepaling en een strafbepaling zijn opgenomen, hoeft dit onderdeel niet geregeld te worden in de planregels.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
18
Juridische planbeschrijving
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4. Beleidskader
Provinciaal en regionaal beleid Streekplan Zuid-Holland Zuid Goeree-Overflakkee is in het streekplan Zuid-Holland Zuid aangeduid als zelfstandig functionerende subregionale woningmarkt met een werend huisvestingsbeleid. Het beleid is erop gericht een migratiesaldo van nul te realiseren. Om sturing te geven aan het woningbouwprogramma, is gekozen voor een combinatie van sturing op programma's en beperking van het ruimtebeslag. Het woningbouwprogramma moet in principe binnen de bestaande bebouwingsgrenzen worden gerealiseerd via inbreiding en verdichting. In de gemeente Dirksland zijn in de periode 2000-2005 minder woningen gebouwd dan volgens het streekplan is toegestaan. Voor de periode 2005-2010 voorziet het streekplan voor heel Goeree-Overflakkee in de bouw van 450 woningen inclusief 45 woningen regioreserve. Dit kwaliteitscontingent maakt onderdeel uit van de door de provincie te beheren regioreserve van in totaal 20% van het programma 2005-2010. Deze regioreserve wordt ingezet voor projecten die de ruimtelijke kwaliteit in de kernen verhogen. De gemeenten maken onderling afspraken over de verdeling van dit contingent. De locatie Spuikolk is − conform het huidige gebruik − op de streekplankaart aangeduid als "Bedrijfsterrein bestaand of in ontwikkeling". Contourenvisie Aanvankelijk was het de bedoeling van het provinciaal bestuur om in 2007 een herziening van het streekplan op te stellen, waarin de contouren van de dorpsgebieden zouden worden vastgelegd. Dit is voor de gemeenten op Goeree-Overflakkee aanleiding geweest om gezamenlijk een visie op deze contouren op te stellen. In deze visie ligt de Spuikolk binnen de bestaande bebouwingsgrenzen. Conclusie Het transformeren van het gebied Spuikolk in een woongebied is niet in overeenstemming met de aanduiding op de kaart van het vigerende streekplan. De beoogde woningbouw past echter wel binnen het provinciale uitgangspunt om woningbouw binnen de bestaande bebouwingsgrenzen te realiseren.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
20
Beleidskader
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5. Programmatische aspecten
5.1. Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de programmatische aspecten. Daarbij gaat het met name om woningbehoefte en woningbouwprogramma. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de mogelijke vestiging van een discountsupermarkt in het plangebied.
5.2. Demografische ontwikkeling De gemeente Dirksland telde op 1 januari 2008 8.324 inwoners. Hiervan woonden er 4.956 in het dorp Dirksland. De bevolking van de gemeente Dirksland is sinds 1999 zeer beperkt gegroeid met in totaal 166 personen. Deze groei kwam geheel voor rekening van het geboorteoverschot. In de periode tussen 2000 en 2000 vertrokken meer mensen uit de gemeente dan zich er vestigden. Het negatieve migratiesaldo bedroeg in die periode in totaal ruim 200 personen. Per jaar wisselt het migratiesaldo, maar vooral sinds 2002 is er sprake van een vrij groot vertrekoverschot. Alleen in 2008 is het vertrekoverschot relatief gering. Naar verwachting hangt het vrij grote vertrekoverschot mede samen met het relatief geringe aantal woningen dat de afgelopen jaren is gebouwd. Onderstaande grafiek geeft een beeld van het geboortesaldo en het migratiesaldo van de gemeente Dirksland sinds 1999. Loop van de bevolking Dirksland 80
60 40 20
0 -20 -40
-60 -80 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 geboorteoverschot
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
migratiesaldo
120.13238.00
22
Programmatische aspecten
5.3. Woningbehoefte en woningbouwprogramma 5.3.1. Streekplantaakstelling Het woningbouwprogramma voor Dirksland moet worden afgestemd op de streekplantaakstelling en is gebaseerd op een migratiesaldo 0. Dit betekent dat vestiging en vertrek met elkaar in overeenstemming zijn en veranderingen in de omvang van de bevolking bepaald worden door geboorte en sterfte. In de afgelopen tijd blijkt hiervan in Dirksland echter geen sprake van te zijn geweest: het vertrek was aanzienlijk groter dan de vestiging. Behalve veranderingen in de omvang van de bevolking zijn ook veranderingen in grootte van de huishoudens van invloed op de woningbehoefte. Van oudsher waren de huishoudens in Dirksland en de rest van Goeree-Overflakkee wat groter dan gemiddeld in Nederland. Dit lijkt te zijn veranderd, er is veel vraag naar woningen van tweepersoonshuishoudens en alleenstaanden. In de periode 2000-2005 zijn er in Dirksland minder woningen gebouwd dan volgens de streekplantaakstelling was toegestaan. Dit is verklaarbaar uit het feit, dat in die periode uitsluitend woningbouwprojecten op inbreidingslocaties werden voorbereid. Dergelijke projecten zijn complexer en vragen in het algemeen meer voorbereidingstijd dan uitbreidingslocaties. Inmiddels is een aantal van deze projecten gerealiseerd of in uitvoering. In Dirksland betreft dit de Mauritshof, een woon-zorgcomplex op de plaats van een vroegere basisschool, appartementen aan de Geldersedijk op een perceel waar voorheen een kerkgebouw stond en Akkerleeven, ter plaatse van een vroeger agrarisch bedrijf/manege. Voorts is ook ter plaatse van de vroegere C1000 aan het Achterdorp en een voormalige kleuterschool, een woningbouwproject in voorbereiding (Hart van Dirksland). Ook in Melissant en Herkingen zijn dergelijke projecten tot stand gekomen. Een deel van de projecten, zoals de Mauritshof, valt buiten het contingent omdat het woningen met zorg betreft. Voor een deel van de projecten (Melissant/Julianaweg en Herkingen/De Lignie) is voorts kwaliteitscontingent toegekend. Ook voor het project Spuikolk heeft het gemeentebestuur verzocht kwaliteitscontingent toe te kennen. Het is overduidelijk dat de transformatie van een verouderd bedrijventerrein in een aantrekkelijke woonbuurt op deze locatie een wezenlijke bijdrage levert aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Gelet op de eerdere achterstand in het woningbouwprogramma en de voor een groot deel op basis van kwaliteitscontingent gerealiseerde projecten kan worden geconcludeerd dat het project Spuikolk in overeenstemming is met de streekplantaakstelling.
5.3.2. Woningbehoeftenonderzoek De gemeente Dirksland heeft in 2008, samen met de Woningbouwvereniging Dirksland, de woningbehoefte binnen de gemeentegrenzen onderzocht1). Het laatste onderzoek dateerde uit 2004. 1280 personen hebben de enquête, die huis-aan-huis was verspreid, ingevuld. Circa 1/3 hiervan woont nu in een huurwoning, circa 2/3 in een koopwoning. Van de hoofdbewoners die het enquêteformulier hebben ingevuld, hebben 350 personen aangegeven dat ze binnen 5 jaar verwachten te gaan verhuizen. Daarnaast zijn er nog 115 inwonende kinderen die de komende 5 jaar zelfstandig denken te gaan wonen. Het merendeel van de doorstromers wil ook in de gemeente Dirksland blijven wonen. De grootste vraag naar woningen richt zich daarbij op de kern Dirksland. Bij de starters is het aandeel dat naar een plaats buiten de gemeente denkt te verhuizen aanzienlijk groter. De starters die wel in de gemeente willen blijven wonen, hebben eveneens een grote voorkeur voor de kern Dirksland.
1) Woningbehoeftenonderzoek 2008 (concept), gemeente Dirksland/Woningbouwvereniging Dirksland.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
24
Programmatische aspecten
Deze voorkeuren moet tevens worden gezien tegen de achtergrond van de gerealiseerde bouwplannen in Herkingen (De Lignie) en Melissant (Koningshof). Uit de aangegeven voorkeuren blijkt voorts een relatief grote vraag naar vrijstaande woningen, seniorenwoningen en appartementen. Bijna 1/3 van de doorstromers wenst een huurwoning, ruim 2/3 een koopwoning. Bij de starters heeft 70% belangstelling voor een koopwoning. Het enigszins hogere aandeel van de voorkeur voor een huurwoning bij de doorstromers hangt mogelijk samen met de voorkeuren voor een seniorenwoning en appartement. In vergelijking met de resultaten uit 2004 is de vraag naar appartementen en seniorenwoningen sterk gestegen. Wat vooral opvalt, is de vraag naar seniorenwoningen in de koopsector. Ook de belangstelling voor seniorenwoningen in de huursector is groot maar in vergelijking met 2004 wel aanzienlijk gedaald, evenals de belangstelling voor wonen in een woon-zorgcomplex. Eveneens is de belangstelling voor een vrijstaande of twee-aaneengebouwde woning sterk gedaald, hoewel in vergelijking met andere woningtypen de belangstelling voor dit soort woningen nog relatief groot is. Op basis van de resultaten van het onderzoek geven de woningzoekenden aan de volgende wensen te hebben ten aanzien van de prijs van de koopwoning: 20% zoekt een woning ≤ € 170.000,-; 29% zoekt een woning ≤ € 225.000,-; 20% zoekt een woning ≤ € 275.000,-; 17% zoekt een woning ≤ € 350.000,-; 14% zoekt een woning > € 350.000,-. Bij de huurwoningen wil ruim 1/3 van de respondenten niet meer dan € 350,- per maand betalen. Minder dan 10% van de personen die denken te verhuizen wil meer dan € 550,- per maand betalen.
5.3.3. Woningbouwprogramma Het woningbouwprogramma dat in het kader van het stedenbouwkundig plan is ontwikkeld voorziet in de bouw van 117 woningen. Alle woningen worden in de koopsector gerealiseerd. Daarbinnen is sprake van een gedifferentieerd aanbod. Het plan voorziet in zowel grondgebonden woningen (84) als appartementen en bovenwoningen (33). De opzet is om alle woningen levensloopbestendig te maken door rekening te houden met brede doorgangen en trappen waar zo nodig een traplift kan worden aangebracht. Ook wordt ernaar gestreefd om de garages zo te situeren dat deze bij het woonhuis kunnen worden betrokken door middel van een doorgang. De woningtypologie is weergegeven in figuur 5.1. De indicatieve prijsklasse1) is weergegeven in de navolgende tabel. Tabel 5.1 Indicatieve prijsklassen woningen Spuikolk prijsklasse tot € 170.000,-
aantal woningen absoluut
percentage
-
-
€ 170.000,- – € 225.000,-
74
63
€ 225.000,- – € 275.000,-
12
10
€ 275.000,- – € 350.000,-
30
26
1
1
117
100
meer dan € 350.000,-
Het woningbouwprogramma komt redelijk overeen met de wensen die uit het woningbehoeftenonderzoek naar voren zijn gekomen, zeker indien dit ook wordt gezien tegen de 1) Prijspeil najaar 2008.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Programmatische aspecten
25
achtergrond van andere woningbouwprojecten in de kern Dirksland. Dit zijn Akkerleeven en Hart van Dirksland. Akkerleeven, aan de zuidzijde van Dirksland, voorziet in de bouw van vrijstaande woningen op ruime kavels. Het project Hart van Dirksland, centraal in het dorp, bevat zowel gestapelde woningen als woningen voor starters. Het is de bedoeling om de woningbouw op de locatie Spuikolk in twee fasen te realiseren. Het westelijke plandeel langs het Schelpenpad met de twee blokken met rijenwoningen achter het Korteweegje en de oostelijk daarvan gelegen twee-aaneen te bouwen woningen, wordt het eerst gerealiseerd. Met de overige woningen in het noordoostelijk deel van het plangebied zal niet eerder dan in 2012 en niet later dan 1 januari 2015 worden begonnen. De fasering is in het exploitatieplan Spuikolk opgenomen, waarbij ook is bepaald dat realisatie in afwijking van de fasering niet is toegestaan. Ook in de met de projectontwikkelaar afgesloten samenwerkingsovereenkomst is de fasering dwingend opgenomen.
5.4. Detailhandel De winkelvoorzieningen in Dirksland bestaan vooral uit basisvoorzieningen in de vorm van een supermarkt, enkele speciaalzaken in de foodsector zoals een bakker en een slager en enkele winkels in de non-foodsector. De winkels liggen enigszins verspreid over de dorpskern. Hoewel vanouds de koopkrachtbinding aan het eigen dorp in Dirksland relatief groot is, werkt de korte afstand tot Middelharnis/Sommelsdijk drempelverlagend om daar de inkopen te doen. Het in stand houden van de winkelvoorzieningen vormt een belangrijk aandachtspunt voor het gemeentebestuur. Het is ook lang een beleidsuitgangspunt geweest om detailhandelvoorzieningen in het centrum van de kern Dirksland te houden. Enkele jaren geleden is dit beleid losgelaten en is besloten om dit punt meer flexibiliteit na te streven, met als hoofddoel, het in ieder geval behouden van detailhandelvoorzieningen in de kern. In verband daarmee is onder andere medewerking verleend aan de verplaatsing van de aan het Achterdorp gevestigde C1000 supermarkt naar de Geldersedijk. Door de vergroting van de supermarkt en de betere locatie levert deze verplaatsing een bijdrage aan een aantrekkelijk winkelaanbod. In dit nieuwe woon-/winkelcomplex is ook een slagerij gevestigd en een steunpunt van de Rabobank. Voorts heeft enkele jaren geleden een discountsupermarkt de mogelijkheden van vestiging in Dirksland onderzocht. Uit een verkenning van de distributieve structuur in de regio is gebleken dat er regionaal gezien op zich voldoende "supermarktmeters" zouden zijn, maar dat het discountsegment volledig ontbrak op Goeree-Overflakkee. Een discountsupermarkt zou een aanvulling op het winkelareaal van zowel Dirksland als van het gehele eiland betekenen. De bovenlokale functie zou daarbij een impuls kunnen geven aan de koopkrachtbinding aan de kern Dirksland. Aanvankelijk was als mogelijke locatie voor de vestiging van een discountsupermarkt een locatie aan het Korteweegje in beeld, ter plaatse van een voormalig tankstation. Deze locatie ligt weliswaar aan een belangrijke invalsweg van Dirksland en is daardoor vanuit de regio goed bereikbaar zonder een belangrijke belasting van de dorpskern, maar nodigt ook niet uit tot een bezoek aan andere winkels in Dirksland. Een locatie aan de Spuikolk, bij de entree van het gebied, vormt een betere mogelijkheid. De bereikbaarheid van deze locatie is eveneens goed, maar er is een duidelijkere relatie met het centrumgebied. Een zichtrelatie met de supermarkt op de hoek Geldersedijk is daarbij van groot belang. Inmiddels zijn er elders op het eiland op verschillende locaties eveneens initiatieven ontwikkeld voor de realisering van een discountsupermarkt. De vestiging van een dergelijk bedrijf in Dirksland is daardoor vanuit distributieplanologisch oogpunt minder aantrekkelijk gewor-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
26
Programmatische aspecten
den. In het (voor)ontwerpbestemmingsplan zijn de mogelijkheden voor vestiging van een discountsupermarkt vooralsnog opengelaten door het opnemen van een nader door burgemeester en wethouders uit te werken bestemming voor het westelijk plandeel. Inmiddels heeft de betreffende supermarktketen laten weten af te zien van vestiging in Dirksland. Er wordt daarom niet langer rekening gehouden met een discountsupermarkt. Hierdoor is er geen noodzaak meer om een uit te werken bestemming op te nemen. Het betreffende plandeel krijgt nu direct een woonbestemming. Op een tweetal plaatsen wordt daarbij de mogelijkheid geboden voor een atelier of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
6. Verkeer en milieuaspecten
6.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het verkeer en de infrastructuur en wordt het project getoetst aan alle relevante milieuaspecten.
6.2. Verkeer en infrastructuur Ontsluiting autoverkeer De Spuikolk ligt langs de route Korteweegje-Schelpenpad-Kaai-Boezemweg-Staakweg, die voor de aanleg van de N215 de regionale hoofdverbinding vormde tussen het oostelijke en westelijke deel van Goeree-Overflakkee. Het Korteweegje geeft in oostelijke richting aansluiting op N215 die verbinding geeft met de N57 (Rotterdam-Middelburg) en N59 (Hellegatsplein/A29-Zierikzee). In westelijke richting kan via de Boezemweg en de Staakweg eveneens op de N215 aangesloten worden. Het Korteweegje is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De ontsluiting voor het autoverkeer is goed. De Spuikolk wordt in de huidige situatie ontsloten vanaf de Kaai/het Schelpenpad door een T-kruising met voorrangsregeling. Behalve de Spuikolk zelf vormt deze kruising ook de toegang tot de Zuid en Noord Spuidijk en het achterliggende gebied langs de haven. In verband daarmee moet deze toegang gehandhaafd blijven. Daarnaast is een tweede ontsluiting wenselijk, die de nieuwe woonbuurt ontsluit. Bovendien is het uit overwegingen van toegankelijkheid door hulpdiensten ingeval van calamiteiten noodzakelijk dat het nieuwe woongebied over minimaal twee ontsluitingen beschikt. De verkeersafwikkeling op de route Korteweegje-Schelpenpad-Kaai is in de huidige situatie echter zeker niet optimaal en zal bij een verdere toename van het verkeer zonder maatregelen een probleem gaan vormen. De kruising van deze route met de Geldersedijk vormt hierin een belangrijk aandachtspunt. In de toekomst zal met de autonome groei van het verkeer de verkeersafwikkeling en verkeerveiligheid een steeds groter aandachtspunt gaan vormen. Het punt, waarop de Geldersedijk aansluit op de route Korteweegje-Schelpenpad vormt echter ook het punt voor een nieuwe ontsluiting van de Spuikolk. Dit is in de nieuwe situatie de primaire ontsluiting van Spuikolk. De ontsluiting komt dan centraal in het te herontwikkelen gebied te liggen en er wordt een duidelijke relatie met de Geldersedijk tot stand gebracht. Daarom is de afweging gemaakt welke kruispuntvorm het meeste geschikt zou zijn op deze locatie1). Een nieuw kruispunt moet ook nog kunnen functioneren over een aantal jaren. In het onderzoek zijn twee mogelijke oplossingen afgewogen, een verkeersregelinstallatie (VRI) en een enkelstrooksrotonde. Over het algemeen is een rotonde een veiligere oplossing dan een VRI. Uit het onderzoek blijkt dat een rotonde een goede oplossing biedt voor de
1) Dirksland, Verkeersstromen en parkeeronderzoek centrumgebied Dirksland, RBOI, 20 februari 2003.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
28
Verkeer en milieuaspecten
problemen op het kruispunt. Een VRI is niet noodzakelijk en ook de kosten van deze oplossing zijn hoog. Bij een VRI kunnen de verkeerslichten worden genegeerd waardoor de potentiële rijsnelheden en daarmee de gevolgen groter zijn bij een ongeval. Een rotonde kan een duurzame verkeersveiligheid bieden op deze kruising. Vanuit het oogpunt van een verbeterde verkeersafwikkeling en een grotere verkeersveiligheid is gekozen voor een rotonde op de kruising Korteweegje-Geldersedijk-Schelpenpad. De interne ontsluiting van het gebied heeft de vorm van een lus. De hoofdentree ligt ter plaatse van de rotonde op de kruising Korteweegje-Schelpenpad-Geldersedijk. Vanaf de rotonde takken twee wegen af in oostelijke en noordelijke richting. Aan de noordzijde sluit de lus aan op de Zuid Spuidijk. Ten opzichte van de huidige situatie is de aansluiting op deze dijk enigszins in oostelijke richting verlegd. De interne ontsluitingswegen zullen een erftoegangsfunctie hebben met een maximumsnelheid van 30 km/h en als zodanig worden vormgegeven. Ontsluiting langzaam verkeer Aan de zuidzijde van het Korteweegje ligt een vrijliggend tweerichtingen fietspad dat de ontsluiting van het fietsverkeer naar Middelharnis/Sommelsdijk verzorgt. Op het Schelpenpad zijn fietssuggestiestroken aanwezig. Ter hoogte van de Zuid Spuidijk zijn zebrapaden aangebracht voor de voetgangersoversteek van het Schelpenpad. Bij de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk zijn veilige oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers nodig nabij de kruising Korteweegje-Schelpenpad-Geldersedijk. Door de realisatie van een rotonde op deze locatie kunnen de oversteekvoorzieningen duurzaam veilig worden vormgegeven. Ontsluiting openbaar vervoer De locatie is goed bereikbaar per openbaar vervoer door de ligging van een bushalte aan het Schelpenpad direct tegenover de Spuikolk. De loopstanden naar de bushalte vanuit de nieuwe woonbuurt lopen uiteen van 50 tot 300 m. De hier halterende openbaarvervoersdienst geeft verbinding in de richtingen Rotterdam en Stellendam. Deze dienst heeft een frequentie van twee keer per uur per richting. Tevens halteren hier bussen richting Middelharnis vanuit Stellendam, deze dienst rijdt echter alleen in de ochtend. Parkeren Een belangrijk onderdeel bij de ontwikkeling van een nieuw woongebied is het voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Op basis van onderstaande parkeernormen is de parkeerbehoefte voor de nieuwe woonbuurt bepaald: 1,85 pp per woning duur (vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen); 1,7 pp per woning middel (rijwoningen en dure appartementen); 1,4 pp per woning goedkoop (starterswoningen en appartementen). Omdat niet alle parkeerplaatsen op eigen terrein voor 100% worden benut, mogen die ook niet als volledige parkeerplaats worden meegeteld. Hierbij is de volgende rekenmethode aangehouden: garage zonder oprit = 0,3 parkeerplaats; garage met oprit = 0,8 parkeerplaats; garage met dubbele oprit (achter elkaar) = 1,5 parkeerplaats; garage met dubbele oprit (naast elkaar) = 1,8 parkeerplaats; parkeerplaats in openbare ruimte= 1. Op basis van de hiervoor weergegeven parkeernormen zijn 158 parkeerplaatsen nodig. Het stedenbouwkundig ontwerp voorziet in dit aantal parkeerplaatsen, ervan uitgaande dat de
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeer en milieuaspecten
29
parkeerplaatsen onder het appartementengebouw in het westelijk deel van het plangebied openbaar toegankelijk zijn. Verkeersgeneratie Doordat het bedrijventerrein wordt opgeheven en de bedrijven elders worden gehuisvest, zal het huidige bedrijfsverkeer (relatief veel vrachtverkeer) van en naar de Spuikolk niet meer via de wegenstructuur van de kern Dirksland worden afgewikkeld. Dit betekent dat het aandeel vrachtverkeer op de Kaai, het Schelpenpad en het Korteweegje zal verminderen. De nieuwe ontwikkelingen zullen daarentegen weer verkeer genereren. De huidige verkeersgeneratie van de bedrijven in de Spuikolk bedraagt circa 600 mvt/etmaal. In de toekomstige situatie zullen circa 120 woningen in het gebied gerealiseerd worden. Uitgaande van 6 mvt/etmaal per woning bedraagt de verkeersgeneratie 720 mvt/etmaal. Het extra aantal verkeersbewegingen ten gevolge van de nieuwe ontwikkeling bedraagt dan circa 120 mvt/etmaal. Dit verkeer zal zich afwikkelen over de wegen rondom het plangebied. Het gebied zal ontsloten worden vanaf zowel de centrale kruising Korteweegje-Geldersedijk-Schelpenpad (nieuwe rotonde) als vanaf de kruising Kaai/Schelpenpad. Er wordt van uitgegaan dat 70% van het verkeer gebruik zal maken van de ontsluiting ter plaatse van de rotonde en 30% via de kruising Kaai/Schelpenpad. Van het verkeer dat het gebied via de rotonde verlaat wordt aangenomen dat 50% zich in oostelijke richting via het Korteweegje, 10% zich in westelijke richting via het Schelpenpad en 10% zich in zuidelijke richting via de Boomvliet zal afwikkelen. Van het verkeer dat het gebied ter hoogte van de kruising Kaai/Schelpenpad verlaat kan aangenomen worden dat 10% zich over het Schelpenpad zal afwikkelen. Verkeersgegevens De verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan de onderzoeken naar wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit staan vermeld in tabel 6.2. De verkeersintensiteiten voor het Korteweegje, Schelpenpad en Boomvliet zijn gebaseerd op tellingen in 1996 (Verkeersstromen- en parkeeronderzoek centrumgebied, RBOI, d.d. 20 februari 2003). Begin december 2008 zijn de resultaten van de in november 2008 gehouden tellingen beschikbaar gekomen. De intensiteiten liggen volgens deze tellingen iets lager dan de gegevens die ten grondslag liggen aan de onderstaande prognoses. Deze prognoses geven daarom een "worstcase"- situatie weer. Voor de Zuid Spuidijk zijn geen intensiteiten bekend. Aangenomen wordt dat de intensiteit niet meer dan 1.000 mvt/etmaal zal bedragen. Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar (2010 voor luchtkwaliteit en 2020 voor wegverkeerslawaai) is uitgegaan van een autonome groei van circa 2% per jaar op alle wegen met uitzondering van de Zuid Spuidijk waarbij een autonome groei van 1% per jaar is aangehouden. Tabel 6.2 Verkeersintensiteiten in mvt/etmaal (afgerond op 50-tallen) straatnaam
2008
2010 excl. ontw.
2020 incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
Korteweegje
8.400
8.750
8.850
10.700
10.800
Schelpenpad
6.050
6.300
6.350
7.700
7.750
Geldersedijk
5.300
5.500
5.550
6.700
6.750
Zuid Spuidijk
1.000
1.000
1.050
1.100
1.150
interne wegen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
700
800
120.13238.00
30
Verkeer en milieuaspecten
Voor de voertuigverdeling op de verschillende wegen is uitgegaan van een standaard verdeling van het verkeer op landelijke ontsluitingswegen. Tabel 6.3 Voertuigverdeling voertuigverdeling
dag
avond
nacht
92,00%
92,00%
92,00%
92,00%
middelzware motorvoertuigen
6,00%
6,00%
6,00%
6,00%
zware motorvoertuigen
2,00%
2,00%
2,00%
2,00%
uurpercentages ten opzichte van etmaal
6,70%
2,70%
1,10%
lichte motorvoertuigen
etmaal
6.3. Wegverkeerslawaai Beoogde ontwikkeling In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de akoestisch effecten van de ontwikkeling onderzocht. Toetsingskader Normstelling Langs alle wegen − met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven − bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Nieuwe situaties Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. Wanneer de gestelde uiterste grenswaarde wordt overschreden, biedt de Wgh de mogelijkheid woningen te realiseren met een dove gevel, dat wil zeggen, een gevel met slechts incidenteel te openen delen. De geluidswaarde binnen de woningen (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt. Onderzoek De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszone van het Korteweegje en de Geldersedijk. Deze wegen hebben een binnenstedelijke ligging, 1–2 rijstroken en derhalve een geluidszone
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeer en milieuaspecten
31
van 200 m. Het Schelpenpad, Zuid Spuidijk, Onwaardsedijk en de interne wegen hebben een maximumsnelheid van 30 km/h, en zijn derhalve gedezoneerd. De Wgh kent geen geluidsnormen voor 30 km/h-wegen. Een verzoek tot vaststelling van hogere grenswaarden is voor deze geluidsbronnen daarom niet mogelijk. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wet geluidhinder hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader gehanteerd. Rekenmethodiek en invoergegevens Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 1. De verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan de onderzoeken met betrekking tot wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit staan beschreven in de paragraaf verkeer. Gezoneerde wegen Voor het Korteweegje en de Geldersedijk is onderzoek gedaan naar de ligging van de 48 dBcontour, de voorkeursgrenswaarde. De 48 dB-contour ten gevolge van het verkeer op het Korteweegje ligt op 74 m uit de as van de weg. De woningen liggen echter op kortere afstand tot de weg. Aan de gevel van de twee-onder-een-kapwoning gelegen op 35 m uit de as van de weg bedraagt de geluidsbelasting 53 dB. De uiterste grenswaarde wordt hierbij niet overschreden. De geluidsbelasting aan de gevels van de rijwoningen en appartementen op 37 m uit de as van het Korteweegje bedraagt eveneens 53 dB. De 48 dB-contour ten gevolge van het verkeer op de Geldersedijk is op 54 m uit de wegas gelegen. De locatie is echter op grotere afstand gelegen. Maatregelen bij overschrijding voorkeursgrenswaarde De geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemmingen kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid is het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer. Deze maatregelen zijn alleen mogelijk als de functie van de weg wordt gewijzigd. Dit stuit op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. De functie van het Korteweegje als gebiedsontsluitingsweg dient ten behoeve van een goede bereikbaarheid van de kern Dirksland behouden te blijven. Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding bijvoorbeeld het herasfalteren van het Korteweegje met geluidsreducerend asfalt (SMA/ZOAB/ZSA-sd of een akoestisch vergelijkbaar wegdektype). Toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding stuit op overwegende bezwaren van financiële aard gezien het geringe aantal woningen waarvoor deze maatregel noodzakelijk is. Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsschermen stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Dergelijke schermen zijn in binnenstedelijk gebied niet inpasbaar. Geconcludeerd kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwe woningen ten gevolge van het verkeer op het Korte-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
32
Verkeer en milieuaspecten
weegje te reduceren. Aangezien de uiterste grenswaarde niet wordt overschreden, dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dirksland hogere waarde(n) vaststellen. Dit zal gebeuren voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan. 30 km/h wegen Voor het Schelpenpad is eveneens gekeken naar de ligging van de 48 dB-contour, deze is op 37 m uit de as van het Schelpenpad gelegen. De nieuwe woningen liggen echter op kortere afstand tot de weg. Aan de gevel van de appartementen gelegen op 20 m uit de as van de weg bedraagt de geluidsbelasting 52 dB. De uiterste grenswaarde wordt hierbij niet overschreden. De 48 dB-contour ten gevolge van het verkeer op de Zuid Spuidijk is op 10 m uit de wegas gelegen. De nieuwe woningen zijn echter op grotere afstand gelegen. De 48 dB-contour van de interne wegen ligt op 7 m uit de as van de weg, de woningen zijn echter op grotere afstand gesitueerd. Ten gevolge van het verkeer op de Onwaardsedijk zijn geen berekeningen uitgevoerd. Gelet op de lage intensiteit en de afschermende bebouwing tussen de weg en de nieuwe bebouwing, zal het geluid van het verkeer vanaf deze weg gering zijn en nauwelijks bijdragen aan de geluidshinder. Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van de te bouwen woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Conclusie Ten gevolge van het verkeer op het Korteweegje dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dirksland hogere waarde(n) vast te stellen.
6.4. Bedrijven en milieuhinder Normstelling en beleid Bij realisering van nieuwe hindergevoelige functies (woningen) en hinderveroorzakende activiteiten dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder. Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie "Bedrijven en Milieuzonering" van de VNG (herziene versie, 2007). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden. Onderzoek Het plangebied bevindt zich in de bebouwde kom van Dirksland. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich functies die slechts lichte milieuhinder (ten hoogste milieucategorie 2) kunnen veroorzaken. In of direct nabij een stads- of dorpscentrum is functiemenging wenselijk, waardoor functies die lichte milieuhinder (kunnen) veroorzaken, naast woningen zijn toegestaan. Op enige afstand ten noorden van het plangebied (circa 50 m) bevinden zich nog enkele bedrijven tussen de woonbebouwing en een klein bedrijventerrein, met onder andere de volgende bedrijven: Garagebedrijf L. Doorn, Noord Spuidijk 9; Loonbedrijf A. Vijfhuizen, Noord Spuidijk 33; K. van Lenten, timmerwerkplaats, Noord Spuidijk 39;
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeer en milieuaspecten
33
De Soepcomponist, Oost Havendijk 8. Aangezien dit bedrijven van een relatief lage milieucategorie zijn (voornamelijk categorie 2 en 3.1) en tussen het bedrijventerrein en het plangebied reeds woningen staan waarmee deze bedrijven in hun bedrijfsvoering rekening moeten houden, wordt aangenomen dat de bedrijven ter plaatse van het plangebied geen onacceptabele milieuhinder kunnen veroorzaken. In het plangebied zelf zijn in de huidige situatie bedrijven gevestigd met een verschillende milieucategorie. De eerdere keuze van de gemeenteraad voor een algehele transformatie van het bedrijventerrein is gericht op een totale beëindiging van deze bedrijfsactiviteiten in de toekomst. Bedrijven ter plaatse van de Spuikolk en fasering Hoewel het aanvankelijk de bedoeling was om het plan Spuikolk direct in zijn geheel te ontwikkelen is in een later stadium van planvorming besloten om het plan in twee fasen te realiseren. Fase I betreft de gronden aan de west- en zuidzijde van de Spuikolk. Fase 2 beslaat grofweg de gronden aan de noordoostzijde. De gronden ter plaatse van fase I zijn al grotendeels verworven, ter plaatse van fase II deels nog niet. De gemeente streeft naar een tijdige verwerving van gronden in fase II en heeft een voorkeursrecht gevestigd, maar het is mogelijk dat na de realisatie van de woningen in fase I, nog een aantal bedrijven aanwezig is ter plaatse van fase II. In het gebied waarop fase II betrekking heeft, zijn de volgende bedrijven gevestigd: aannemingsbedrijf Biesheuvel, Spuikolk 2a; de Heftruckcentrale, Spuikolk 2b; autodemontagebedrijf Het Jonk, Spuikolk 4a; gebrs. Markwat v.o.f., Spuikolk 19 (opslag); J.K. Hoekman & Zn BV (systeemplafonds), Spuikolk 2. De bedrijven liggen op korte afstand van beoogde woningen en oefenen, uitgezonderd het autodemontagebedrijf, overwegend relatief lichte bedrijfsactiviteiten uit. Het gaat in hoofdzaak om opslag, 1 bedrijf houdt zich bezig met revisering van machines (heftrucks). Op deze activiteiten zijn milieucategorie 2 respectievelijk 3.1 van toepassing. Gelet op het gemengde karakter van het gebied Spuikolk en omgeving, de afstand van ten minste 15 m ten opzichte van geprojecteerde woningen en de tijdelijkheid van de situatie, wordt na afweging van de verschillende aspecten afwijking van de richtafstanden aanvaardbaar geacht. Een qua milieucategorie zwaarder bedrijf betreft autodemontagebedrijf Het Jonk. De realisatie van woningen nabij dit bedrijf in het geval dat de bedrijfsactiviteiten nog niet zijn beëindigd, wordt echter aanvaardbaar geacht vanwege de volgende redenen: in de bedrijfsvoering van het bedrijf moet in de huidige situatie reeds rekening worden gehouden met woningen op korte afstand van het bedrijf. Voor het maatgevende aspect geluid is in de milieuvergunning1) geregeld dat op de gevel van de nabijgelegen woning aan de Onwaardsedijk 13 (10 m afstand) in de dagperiode een geluidsbelasting van maximaal 55 dB(A) wordt toegestaan. Nieuwe woningen bevinden zich op minstens 35 m afstand en ondervinden daardoor een lagere geluidsbelasting; de maatgevende activiteiten, het verplaatsen en het verladen van carrosserieën, vindt plaats aan de noordzijde van het bedrijf. Zodoende worden de geprojecteerde woningen enigszins afgeschermd door de tussenliggende loodsen. Bovendien vinden de maatgevende activiteiten volgens de milieuvergunning niet dagelijks maar eerder eens per week plaats. Het bedrijf is enkel overdag geopend, waardoor er geen sprake kan zijn van continue of nachtelijke hinder;
1) Milieuvergunning Autosloperij Het Jonk, Spuikolk 4a te Dirksland, kenmerk DGWM/2004/5120.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
34
-
Verkeer en milieuaspecten
het is de intentie van de gemeente om zo spoedig mogelijk de gronden in fase II te verwerven (er is immers een voorkeursrecht gevestigd). Het is daarom zeer goed mogelijk dat het bedrijf haar activiteit al heeft beëindigd voordat de eerste woningen zijn opgeleverd. Indien het autodemontagebedrijf nog in werking is, is slechts sprake van een tijdelijke hindersituatie.
Conclusie Het aspect milieuhinder staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. De bedrijven in de nabijheid van het plangebied moeten bij de bedrijfsvoering ook in de huidige situatie al rekening houden met woningen op korte afstand van de bedrijven. Voor de bedrijven binnen het plangebied is verwerving van de bedrijven en beëindiging van de bedrijfsactiviteiten uitgangspunt van beleid. Door de gefaseerde uitvoering van het plan kan mogelijk tijdelijk enige hinder ontstaan voor de woningen in fase I indien de bedrijfsactiviteiten in het plangebied nog niet zijn beëindigd. Gelet op het belang dat het gemeentebestuur hecht aan de realisering van het plan Spuikolk wordt dit aanvaardbaar geacht vanwege: de tijdelijkheid van de situatie; er geen sprake zal zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat omdat de afstand tussen de geprojecteerde woningen en het bedrijf met de meest milieubelastende activiteiten (het autodemontagebedrijf) groter is dan de afstand van de bestaande woningen tot dit bedrijf. Vanwege de geringe afstand van bestaande woningen tot het autodemontagebedrijf zullen de geprojecteerde woningen geen aanleiding geven tot andere beperkingen in de bedrijfsvoering dan in de huidige situatie al het geval is. Voor de overige bedrijven geldt feitelijk hetzelfde. Zodoende is sprake van een goede ruimtelijke ordening vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuhinder.
6.5. Externe veiligheid Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvinden; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Risicovolle inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwets-
1)
Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeer en milieuaspecten
35
bare objecten1). Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij het verlenen van vrijstelling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Onderzoek en conclusie Uit informatie van de Provinciale Risicokaart blijkt dat op het terrein van het nabijgelegen ziekenhuis (kortste afstand circa 160 m) zuurstof in tanks wordt opgeslagen. De PR-10-6contour van deze zuurstoftanks ligt op een afstand van 20 m en reikt niet tot het plangebied. Op de Risicokaart wordt geen relevant invloedsgebied vermeld. Een verantwoording van het GR kan derhalve achterwege blijven. Van andere risicovolle activiteiten in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
6.6. Planologisch relevante leidingen In de omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
6.7. Luchtkwaliteit Normstelling en beleid Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 6.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
geldig vanaf
fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
2005
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar meer dan 50 μg/m³
2005
2010
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
1)
Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
36
Verkeer en milieuaspecten
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d). Besluit niet in betekenende mate (NIBM) In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; een project valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 500 woningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek De vaststelling van het plan heeft mogelijk gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. Zodoende is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving. Tevens dient de luchtkwaliteit in het kader van een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied in beeld te worden gebracht. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in bijlage 2. Uit het onderzoek naar de luchtkwaliteit blijkt dat voor alle onderzochte prognosejaren (2008, 2010, 2020) ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk. Conclusie Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de realisatie van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is er sprake van een goed woon- en leefmilieu ter plaatse van de beoogde ontwikkeling.
6.8. Bodem Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeer en milieuaspecten
37
is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek Ter plaatse van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1). Uit dit onderzoek blijkt dat op enkele deellocaties in het plangebied sterke verontreinigingen zijn aangetroffen. Op deze verdachte locaties is nader onderzoek uitgevoerd om de omvang en aard van de verontreinigingen meer vast te stellen. Het gaat om de volgende locaties en verontreinigingen: Spuikolk 2a: verontreiniging met PAK en zware metalen, omvang circa 75 m³; Spuikolk 4a: verontreiniging met PAK, omvang circa 30 m³; Spuikolk 6: verontreiniging met minerale olie, omvang circa 220 m³; Schelpenpad: verontreiniging met PAK, 160 m³. De bovenstaande verontreinigingen overschrijden alle de interventiewaarde en qua omvang is er sprake van een saneringssituatie in de zin van de Wet bodembescherming. Op een aantal plekken is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd, omdat die gronden thans nog niet zijn verworven en op dit moment nog zijn bebouwd. Op deze locaties zal nader onderzoek worden uitgevoerd wanneer de bebouwing is gesloopt. Tevens zal er een saneringsplan worden opgesteld. Conclusie Ter plaatse van het plangebied zijn verontreinigingen aangetroffen die de interventiewaarde uit de Wet bodembescherming overschrijden en qua omvang gesaneerd dienen te worden. Nader onderzoek zal plaatsvinden wanneer de overige bebouwing is gesloopt. De bouwvergunning dient te worden aangehouden tot de bodem voldoende is gesaneerd.
6.9. Water Waterbeheer en watertoets Vanaf november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van het planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die negatieve effecten hebben op het watersysteem. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Dirksland. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. Hierna zijn de opmerkingen van de waterbeheerder verwerkt in deze waterparagraaf.
1) BK Ingenieurs, Verkennend en Nader bodemonderzoek Spuikolk te Dirksland, projectnummer 20080128, 18 maart 2008.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
38
Verkeer en milieuaspecten
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Europees beleid De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een "goede ecologische toestand" (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een "goed ecologisch potentieel" (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. Nationaal beleid Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) (2003) is een overeenkomst tussen het Rijk, de Provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De aanpak en uitvoering van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt waar nodig en mogelijk, ook gelet op financiële middelen, plaats in een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). In juni 2008 is het NBW geactualiseerd. Daarbij komen onder andere klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur aan de orde. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water waarvoor afspraken zijn gemaakt over het realiseren van schoon en ecologisch gezond water. Provinciaal beleid In het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 is het provinciale beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de KRW en het NBW. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijke gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming). Waterschapsbeleid In het Waterbeheerplan 2009 - 2015 (2008) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid én om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Voor het afkoppelen van hemelwater afkomstig van verhard oppervlak met een totaal aaneengesloten oppervlak van 250 m² of meer naar het oppervlaktewater dient een vergunning te worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m², is het beleid van het waterschap erop gericht om in principe 10% van de toename te compenseren door middel van open water.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeer en milieuaspecten
39
Regionaal beleid In 2002 hebben het toenmalige Waterschap Goeree-Overflakkee en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden het Waterstructuurplan Goeree-Overflakkee opgesteld. Het plan geeft een ruimtelijke visie voor de langere termijn (2050) op de structuur en het gebruik van het watersysteem. De belangrijkste knelpunten die naar voren komen zijn onvoldoende bescherming tegen wateroverlast, slechte waterkwaliteit en te sterke afhankelijkheid van zoet buitenwater. In het plan worden vervolgens mogelijke maatregelen besproken om deze knelpunten op te lossen. Recent is het Waterplan Goeree-Overflakkee afgerond. In het Waterplan is geformuleerd hoe de vier gemeenten op het eiland, het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) en het waterschap Hollandse Delta aan de realisatie van veilig, schoon en aantrekkelijk water werken. Er is een gezamenlijke visie ontwikkeld en er zijn concrete maatregelen vastgesteld voor de korte en de middellange termijn (2015). Huidige situatie Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern Dirksland. Momenteel is de locatie geheel verhard in de vorm van bedrijfsbebouwing en terreinverharding. De maaiveldhoogte varieert van circa NAP +3,7 m in het oosten tot circa NAP +2,5 m in het westen van het plangebied. De bodem bestaat ter plaatse uit klei. Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap VI. Dat betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier tussen 0,4 m en 0,8 m onder het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m onder het maaiveld ligt. Het projectgebied ligt in peilvak 22E van het bemalingsgebied Smits. In dit peilvak wordt een streefpeil van NAP -1,25 m gehanteerd. In het betreffende peilvak bestaat een waterbergingstekort van ruim 20 ha. Binnen het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater. Ten (noord)westen van het plangebied ligt de haven van Dirksland, dit is een boezemwater. De Oost Havendijk vormt de boezemkade van de haven van Dirksland. Het noordwesten van het plangebied ligt binnen de keurzone van deze waterkering. Voor werkzaamheden binnen deze zone dient een vergunning op grond van de Keur te worden aangevraagd. De bebouwing in de omgeving is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat zowel het afvalwater als het hemelwater wordt afgevoerd naar de zuiveringsinstallatie. Toekomstige situatie De bestaande bebouwing op het bedrijventerrein Spuikolk wordt gesloopt, waarna het plangebied wordt herontwikkeld tot woongebied. Aangezien de woningen worden voorzien van tuinen en het plangebied nu geheel verhard is, zal de hoeveelheid verharding in de toekomstige situatie afnemen. Om die reden is compensatie in de vorm van open water niet aan de orde. De wateropgave binnen het peilvak kan niet worden opgelost binnen het plangebied, voor dit bestemmingsplan heeft het waterbergingstekort dan ook geen consequenties. In 2008 hebben de gemeenten op Goeree-Overflakkee en het waterschap Hollandse Delta gezamenlijk het Waterplan Goeree-Overflakkee vastgesteld. Een van de actiepunten uit dit plan is de mogelijke verbinding van het havenkanaal met de Boomvliet. Door deze maatregel ontstaat een duurzamer watersysteem omdat hiermee de aanvoer van kwalitatief goed water wordt verbeterd en doodlopende watergangen worden opgeheven. Het waterschap moet over de uitvoering van deze maatregel nog een besluit nemen. Dit is voorzien voor 2009/2010. In het bestemmingplan is door de opname van een dubbelbestemming ruimte gereserveerd voor een ondergrondse verbinding tussen het havenkanaal en de Boomvliet. De peilscheiding tussen het boezemwater van de Haven en het polderwater van de Boomvliet blijft ook in de toekomstige situatie gehandhaafd. De nieuw te realiseren verbinding zal gaan behoren bij het polderwater.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
40
Verkeer en milieuaspecten
Bij de bouw dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, lood en PAK's-houdende materialen) die niet uitlogen, of worden de bouwmaterialen voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken af te koppelen en af te voeren naar het oppervlaktewater van de mogelijke toekomstige verbinding tussen de Haven van Dirksland en de Boomvliet. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Beheer en onderhoud In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het waterschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Dit geldt in dit geval voor werkzaamheden binnen de keurzone van de boezemkade langs de haven van Dirksland. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Waterkering in het bestemmingsplan Voor de waterkering Oost Havendijk (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze heeft de bestemming "Waterstaat" toebedeeld gekregen. Conclusie De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie.
6.10.
Ecologie
In een bestemmingsplan moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat in het bestemmingsplan aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen. Bestaande situatie Het bestaande bedrijventerrein Spuikolk is geheel verhard en bebouwd met bedrijfsgebouwen. Rondom enkele gebouwen zijn plukjes struweel te vinden. Ten noorden en westen van het plangebied ligt een smalle groenstrook. Aan de overige zijden grenst het plangebied aan tuinen van de omliggende bebouwingslinten. Beoogde ontwikkelingen Op de locatie is een ontwikkeling voorzien die de bouw van circa 120 woningen. Om de bouw hiervan mogelijk te maken, worden de bestaande bedrijfsgebouwen gesloopt en de aanwezige verharding verwijderd. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeer en milieuaspecten
41
Normstelling Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: "De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt." De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Wel ligt op circa 3,5 km ten westen van het plangebied het Natura 2000-gebied "Grevelingen". Op circa 2 km ten zuiden van het plangebied ligt het beschermde natuurmonument "Oude Dee/Breede Gooi". Dit natuurmonument bestaat uit twee binnendijks gelegen gebieden met kreken en oeverlanden en heeft een oppervlak van circa 15 ha. De onderstaande kaart geeft de ligging van dit beschermde natuurmonument weer ten opzichte van het plangebied. Het plangebied ligt niet in of nabij de PEHS van de provincie Zuid-Holland.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
42
Verkeer en milieuaspecten
Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens. - Flora Aangezien vrijwel het gehele plangebied bestaat uit verharding en bebouwing, zijn er geen (beschermde) plantensoorten te verwachten. - Vogels Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn broedvogels slecht onderzocht in het betreffende kilometerhok. Het merendeel van het plangebied bestaat uit verharding en bebouwing. Mogelijk maken soorten als huismus, gierzwaluw en huiszwaluw gebruik van holtes aanwezig in de oudere bedrijfsgebouwen en komen hier tot broeden. Door de hoge mate van verstoring in het plangebied zijn broedplaatsen van andere vogelsoorten niet te verwachten. - Zoogdieren Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn zoogdieren niet onderzocht in het betreffende kilometerhok. Aangezien het gehele plangebied bestaat uit verharding en bebouwing, zijn er geen (beschermde) grondgebonden zoogdieren te verwachten. Wel zijn mogelijk vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig in de bestaande bedrijfsbebouwing (in de spouwmuur, onder dakranden). Soorten die hier naar verwachting voorkomen zijn gewone dwergvleermuis en laatvlieger. - Amfibieën en overige soorten Aangezien het gehele plangebied bestaat uit verharding en bebouwing, zijn er geen (beschermde) amfibieën, reptielen, vissen of insecten te verwachten. In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeer en milieuaspecten
43
Tabel 6.5 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw (categorie 1)
ontheffingsregeling Ffw (categorie 2) alle vogels
(categorie 3) alle vleermuizen
Toetsing Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied "Grevelingen" en het beschermde natuurmonument "Oude Dee/Breede Gooi" liggen op relatief grote afstand van het plangebied. Daarnaast vormt de kern Dirksland een grote barrière tussen de natuurgebieden en het plangebied. De beoogde ontwikkeling zal daarom geen negatieve effecten hebben op de betreffende natuurgebieden, mede gelet ook op het feit dat de bedrijfsfunctie vervalt. Verder is het plangebied niet in of nabij de PEHS van de provincie Zuid-Holland gelegen. Soortenbescherming De beoogde ontwikkeling kan leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) te laten starten. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor deze soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft (zie voor kasten www.vogelbescherming.nl). Indien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (in de spouwmuur of dakranden) aanwezig blijken te zijn (hetgeen aan de hand van nader veldonderzoek moet worden vastgesteld), dient, voorafgaand aan de sloop van de gebouwen, ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV. In het geval van een dergelijke zwaar beschermde soort (categorie 3) geldt een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet in gevaar komen, temeer daar deze allen regionaal en landelijk vrij algemeen zijn. Het verlenen van ontheffing kan daarom in alle redelijkheid worden verwacht. Conclusie Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Ook is het plangebied niet in of nabij de PEHS van de provincie Zuid-Holland gelegen. De beoogde ontwikkeling zal geen negatieve effecten hebben op het in de nabijheid gelegen Natura 2000-gebied en het beschermde natuurmonument. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) te laten starten. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor deze soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft (zie voor kasten www.vogelbescherming.nl).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
44
Verkeer en milieuaspecten
Indien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (in de spouwmuur of dakranden) aanwezig blijken te zijn (hetgeen aan de hand van nader veldonderzoek moet worden vastgesteld), dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet in gevaar komen, waardoor het verlenen van ontheffing in alle redelijkheid kan worden verwacht. Met inachtneming van genoemde voorwaarden staan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet het bestemmingsplan niet in de weg. -
6.11.
Archeologie en cultuurhistorie
Normstelling en beleid Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden (opgenomen in de Monumentenwet 1988). Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. De provincie Zuid-Holland hanteert in de Nota Regels voor Ruimte het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. De Cultuurhistorische Waardenkaart geeft voor deze locatie aan dat er een kleine tot geen kans is op archeologische sporen.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7. Uitvoerbaarheid
7.1. Economische uitvoerbaarheid Hier is sprake van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Het project wordt door derden gerealiseerd. Omdat op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan nog niet alle gronden en opstallen zijn verworven door de ontwikkelaar en ook geen anterieure overeenkomsten zijn gesloten met bedrijven en particuliere eigenaren in het plangebied, wordt tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld.
7.2. Handhaving Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Een goede handhaving begint al bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Indien bij het maken van het bestemmingsplan met een aantal factoren rekening wordt gehouden, kan de handhaving van het plan na inwerkingtreding worden vereenvoudigd. 1. Preventie In deze fase wordt aan handhaving gedaan doordat overtredingen worden voorkomen. Een goede voorlichting is hiervoor essentieel. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. Met het oog hierop wordt door een inspraakprocedure bekendheid gegeven aan het plan, naast de gebruikelijke wettelijk voorgeschreven bekendmakingen. 2. Voldoende maatschappelijk draagvlak voor het plan De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in voldoende mate door de belanghebbenden kunnen worden ondersteund. In de voorliggende situatie is de voorbereiding van het bestemmingsplan tot stand gekomen in nauw overleg met de initiatiefnemers. Daarnaast is aan toekomstige gebruikers informatie gegeven via de gemeentelijke website en is het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, met de mogelijkheid om hierop te reageren. 3. Een inzichtelijke en realistische regeling Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dit houdt in: helder van opzet en niet onnodig beperkend, inflexibel of ingewikkeld. Bovendien moeten de bepalingen goed interpreteerbaar en controleerbaar zijn. De voorschriften van het plan behoren niet meer te regelen dan noodzakelijk is. De bestemmingsregeling in het voorliggende is weinig complex, mede door het relatief beperkte aantal functies in het plangebied. De gebruiksmogelijkheden zijn in de doeleindenomschrijving van de verschillende bestemmingen omschreven en waar
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
46
Uitvoerbaarheid
nodig gekwantificeerd. De bouwmogelijkheden zijn concreet in de voorschriften van het bestemmingsplan weergegeven. 4. Actief controle- en aanschrijvingsbeleid Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de voorschriften worden overtreden. Indien deze maatregelen achterwege blijven, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. De zorg van de gemeente blijft dan ook uitgaan naar een duidelijk en actief aanschrijvingsbeleid en naar voldoende ambtelijke capaciteit voor de benodigde controles en handhavingprocedures.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
8. Inspraak en overleg
8.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de uitkomsten van inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
8.2. Inspraak Dit plan heeft in het kader van de inspraakprocedure op basis van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 8 december 2008 voor een periode van 4 weken ter inzage gelegen. In dit kader zijn de volgende inspraakreacties ontvangen: Lobs makelaardij b.v., Rijksstraatweg 36, 3237 LR Brielle-Vierpolders, namens de heer E. Klop, Onwaardsedijk 33-35, Dirksland; H.J. Mol, Kaai 8, 3247 BE Dirksland; Den Hollander Advocaten, Postbus 50, 3240 AB Middelharnis, namens de heer J. het Jonk en mevr. M. het Jonk-Grinwis, Zuid Spuidijk 31, 3247 LN Dirksland; Kamer van Koophandel Rotterdam, Postbus 450, 3000 AL Rotterdam. De reacties zijn hierna samengevat en beoordeeld.
Lobs makelaardij b.v., Rijksstraatweg 36, 3237 LR Brielle-Vierpolders, namens de heer E. Klop, Onwaardsedijk 33-35, Dirksland Reactie 1. Betrokkene verzoekt het kadastrale perceel sectie B nummer 4225 te bestemmen als erf, inclusief bijgebouwen bij een woning, zodat hij zijn perceel met garage en oprit kan behouden. 2. Betrokkene vreest een toename van verkeersbewegingen en aantasting van zijn privacy in relatie tot het huidige gebruik en bestemming. Beoordeling 1. Het betreffende perceel ligt in de zuidoosthoek van het plangebied, gescheiden van het perceel Onwaardsedijk 33-35 door een strook grond die eigendom is van de gemeente. Het perceel maakt onderdeel uit van de verkavelingsopzet. Het toekennen van een erffunctie bij de woning Onwaardsedijk 33-35 leidt tot een onwenselijk ruimtelijke situatie. Het perceel zou dan een achtererf zijn, terwijl de te bouwen woningen ter plaatse met de voorzijde naar de openbare ruimte zijn gericht. In verband daarmee kan niet aan de wens van betrokkene worden tegemoetgekomen. 2. In de huidige situatie zijn er, door de aanwezigheid van bedrijven, ook verkeersbewegingen in de Spuikolk. Deze worden geschat op circa 600 mvt/etmaal. Als gevolg van de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
48
Inspraak en overleg
woningbouw verdwijnt het bedrijfsverkeer en wordt dit vervangen door het verkeer dat de nieuwe woonbuurt veroorzaakt. Bij realisering van alleen woningen, de meest realistische mogelijkheid, wordt de intensiteit geraamd op 720 mvt/etmaal. De totale verkeersintensiteit neemt dus maar in beperkte mate toe. De woning van inspreker staat in de huidige situatie nabij een bocht in de weg. De weg grenst nagenoeg aan het perceel Onwaardsedijk 33-35. In de nieuwe situatie ligt de weg door de nieuwe woonbuurt op iets grotere afstand, maar is er grenzend aan het perceel van betrokkene een parkeermogelijkheid met ontsluiting geprojecteerd. Het gebruik van de parkeerplaatsen kan in beperkte mate verlies van privacy opleveren. De situatie met parkeermogelijkheden aan de achterzijde van woonpercelen komt echter meer voor in een dorpsgebied. De afweging van de belangen van inspreker, afgezet tegen het belang van een doelmatig grondgebruik, geeft geen aanleiding om de opzet aan te passen. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
H.J. Mol, Kaai 8, 3247 BE Dirksland Reactie 1. De komst van 120 woningen in de Spuikolk brengt volgens betrokkene onoverkomelijke parkeerproblemen met zich mee. In de gewone gezinssituatie zijn er al gauw 2 auto's, in gezinnen met oudere kinderen vaak nog meer. Inspreker kan zijn auto in de huidige situatie niet in de buurt van zijn woning parkeren. Met het verdwijnen van het bedrijventerrein Spuikolk kan betrokkene geen kant meer op. 2. Betrokkene bezit een opstal in het plangebied voor het onderbrengen van de fietsen, auto, caravan en andere zaken waarvoor hij thuis geen ruimte heeft. Inclusief zolderruimte betreft het 200 m² vloeroppervlak. Betrokkene is benieuwd welke vervangende ruimte de gemeente, hem binnen een straal van 1 km vanaf zijn woning, hem gaat aanbieden. 3. Betrokkene is van mening dat de woningen niet worden verkocht, gezien het ruime aanbod van koopwoningen in Dirksland. Beoordeling 1. De parkeerbehoefte van de nieuwe woonbuurt is gebaseerd op de onderstaande, richtcijfers (gemiddelde cijfers C.R.O.W.)1): . 1,85 pp per woning duur (vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen); . 1,7 pp per woning middel (rijwoningen en dure appartementen); . 1,4 pp per woning goedkoop (starterswoningen en appartementen). Omdat niet alle parkeerplaatsen op eigen terrein voor 100% worden benut, zijn die ook niet als volledige parkeerplaats worden meegeteld. De verwachting bestaat, dat hiermee voldoende in de parkeerbehoefte van de nieuwe woonbuurt kan worden voorzien. De ontwikkeling van Spuikolk is niet opgezet met het doel om te voorzien in een eventueel tekort aan parkeergelegenheid elders in het dorp. Eind 2008/begin 2009 is de voorbereiding van een verkeerscirculatieplan voor de kern Dirksland gestart. In dat kader wordt ook aandacht besteed aan de parkeerproblematiek en wordt gezocht naar oplossingen voor geconstateerde knelpunten. Inspreker heeft in dat kader ook gebruikgemaakt van de mogelijkheid om knelpunten naar voren te brengen en de aandacht gevraagd voor de parkeerproblematiek. In zijn reactie van 21 december 2008 constateert 1) CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Deze not-forprofitorganisatie ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inspraak en overleg
2.
3.
49
hij dat vooral het ziekenhuispersoneel overdag een groot beslag legt op de parkeermogelijkheden, zodat er voor de bewoners te weinig parkeergelegenheid is. De parkeerproblematiek van het ziekenhuis is bekend bij het gemeentebestuur. Hiervoor is ook een parkeerterrein aangelegd in Kleine Boezem. In het kader van het verkeerscirculatieplan worden de mogelijkheden van optimalisatie van het gebruik van de parkeervoorzieningen voor het ziekenhuis nader onderzocht. De door inspreker geconstateerde parkeerproblematiek hangt dus nauw samen met de parkeerproblematiek van het ziekenhuis. Het is geenszins de bedoeling om het plangebied Spuikolk hiervoor een functie te geven. Het betreffende perceel is in eigendom bij het waterschap Hollandse Delta. Inspreker heeft een recht van opstal op dit perceel. De gemeente heeft niet de intentie om vervangende ruimte aan te bieden. Betrokkene wordt schadeloos gesteld door middel van aankoop of onteigening. Hoewel de woningbehoefte in de gemeente geringer is dan een aantal jaren geleden, bleek uit het in 2008 gehouden woningbehoeftenonderzoek zeker nog vraag naar woningen. Deze vraag richt zich met name op de kern Dirksland.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
Den Hollander Advocaten, Postbus 50, 3240 AB Middelharnis, namens de heer J. het Jonk en mevr. M. het Jonk-Grinwis, Zuid Spuidijk 31, 3247 LN Dirksland Reactie 1. Feiten De heer Het Jonk is eigenaar van het onbebouwde opslagterrein tegenover het perceel Zuid Spuidijk 31. Er zijn vloeistofdichte vloeren aangebracht en er vindt opslag plaats van auto's voor het demontagebedrijf dat aan de Spuikolk is gevestigd. De heer Het Jonk is voorts voor de helft eigenaar van de bedrijfsloods aan de Spuikolk. Hij geeft aan dat er diverse bedrijven zijn gevestigd en de loods fungeert als bedrijfsverzamelgebouw. Mevr. Het Jonk-Grinwis is eveneens voor de helft eigenaar van het betreffende gebouw. Er wordt het automontagebedrijf uitgeoefend. Het hiervoor genoemde opslagterrein maakt onderdeel uit van de inrichting. 2. Gronden Het automontagebedrijf wordt in het voorontwerpbestemmingsplan geheel wegbestemd. Ter plaatse van het opslagterrein en de bedrijfsloods krijgen de gronden een woon- en verkeersbestemming. Betrokkenen kunnen zich niet met deze wijze van bestemmen verenigen. Het automontagebedrijf en het bedrijfsverzamelgebouw hebben voldoende toekomstperspectief. Het door de ontwikkelaar gedane aanbod om tot verwerving over te gaan is in de ogen van betrokkenen onaanvaardbaar laag, terwijl ook blijkbaar geen alternatieve vestigingslocatie voorhanden is. 3. Het bedrijfsgebouw aan de Zuid Spuidijk wordt al jaren verhuurd aan autobedrijf Matsinger. In de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan is geen aandacht besteed aan dit bedrijf. Op dit punt is het bestemmingsplan onvolledig. Voor het garagebedrijf geldt een richtafstand van 30 m. Deze afstand moet in acht worden genomen tussen de grens van de inrichting en de dichtstbijzijnde gevoelige bestemming. De geprojecteerde woningbouw ligt binnen deze afstand. Hierdoor kan aan de toekomstige bewoners van Spuikolk geen goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
50
4.
Inspraak en overleg
Conclusie Betrokkenen concluderen dat het voorontwerpbestemmingsplan onvoldoende doordacht is en dat met hun belangen onvoldoende rekening is gehouden.
Beoordeling 1. Van de feiten is kennisgenomen. 2. In 2005 heeft Ingenieursbureau Oranjewoud in opdracht van de gemeente de mogelijkheden en belemmeringen van het huidige terrein onderzocht. Het doel van deze studie was het verkrijgen van inzicht in de mogelijkheden van herstructurering vanuit onder meer economische, ruimtelijke, verkeerskundige, milieuhygiënische en financiële optiek. Er zijn drie scenario's bekeken: 1. revitalisering van het bestaande bedrijventerrein; 2. herontwikkeling van het gebied tot een combinatie van wonen, werken en eventueel detailhandel; en 3. een volledige transformatie van het gebied tot een woonwijk. Naar aanleiding van het haalbaarheidsonderzoek heeft de gemeenteraad in september 2006 gekozen voor scenario 3, een volledige transformatie van bedrijventerrein naar woonwijk. Het voorliggende bestemmingsplan vormt dan ook een nadere uitwerking van en aanzet tot uitvoering van het raadsbesluit van september 2006. De raad heeft daarbij terdege afgewogen dat de transformatie betekent dat de op Spuikolk gevestigde bedrijven moeten verhuizen naar een andere locatie. De gemeente is bezig met de voorbereiding van een nieuwe locatie voor de vestiging van bedrijven in aansluiting op het bedrijventerrein Watertoren. Indien betrokkenen van mening zijn, dat de aangeboden prijs voor de verwerving van hun gronden te laag is, dan zal in een onteigeningsprocedure de vergoeding nader moeten worden bepaald. 3. Op korte afstand van het autobedrijf zijn in de huidige situatie woningen aanwezig (het gaat onder andere om de woningen aan de Zuid Spuidijk 35, 33 en 20). Aangezien het autobedrijf in haar bedrijfsvoering met deze woningen rekening moet houden, kan worden geconcludeerd dat het bedrijf ter plaatse van de woningen binnen het plangebied (die op grotere afstand zijn gelegen) geen onaanvaardbare milieuhinder zal veroorzaken. Er kan daardoor wel degelijk een goed woon- en leefklimaat in het plangebied worden gegarandeerd. Overigens zal het betreffende autobedrijf worden genoemd in de toelichting. 4. Het gemeentebestuur deelt de conclusie van insprekers, dat het plan ondoordacht is en onvoldoende met hun belangen rekening is gehouden, niet. Aan de voorbereiding is een aantal jaren van onderzoek en een zorgvuldige besluitvorming vooraf gegaan, waarbij behalve de ruimtelijke ook de financiële aspecten uitgebreid aan de orde zijn geweest. De gemeente heeft daarbij overwogen, dat de belangen van de bedrijven voldoende veilig worden gesteld door verwerving en het bieden van een nieuwe vestigingsmogelijkheid op de uitbreiding van het bedrijventerrein Watertoren en dit afgewogen tegen de mogelijkheid van een ingrijpende verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door transformatie tot woongebied. Conclusie De reactie geeft, behoudens een beperkte aanvulling van paragraaf 6.4 van de toelichting, geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inspraak en overleg
51
Kamer van Koophandel Rotterdam, Postbus 450, 3000 AL Rotterdam Reactie 1. Het is onduidelijk waarom de gemeente heeft gekozen voor het meest ingrijpende scenario voor Spuikolk, een volledige transformatie tot woongebied. Revitalisering van het bestaande bedrijventerrein is minder ingrijpend en leidt eveneens tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De Kamer van Koophandel is geen voorstander van transformatie tot woongebied. De laatste jaren hebben veel bedrijventerreinen een functiewijziging ondergaan, waardoor de vestigingsmogelijkheden in het bijzonder voor bedrijven in de hogere (milieu)categorieën sterk zijn afgenomen. De transformatie kan voorts van invloed zijn op de werkgelegenheid in Dirksland. 2. De transformatie leidt tot hoge kosten. De wijziging in het planologisch regime veroorzaakt planschade. Bestaande bedrijven kunnen hun werkzaamheden op grond van het overgangsrecht slechts in mindere mate voortzetten en bestaande bedrijfsactiviteiten kunnen amper worden uitgebreid. Deze kosten staan echter in geen verhouding tot de kosten van het daadwerkelijk verplaatsen van bestaande bedrijven naar elders. De bedragen die de projectontwikkelaar heeft geboden, zijn onvoldoende voor verplaatsing van de bedrijven. 3. Transformatie vraagt om heldere communicatie met de bedrijven over de gevolgen van uitplaatsing. Er wordt amper informatie verstrekt aan de huidige gebruikers van Spuikolk. Onduidelijk is of de bestaande bedrijven op korte termijn kunnen worden verplaatst naar het bestaande bedrijventerrein Watertoren of dat deze bedrijven eerst nadat het bedrijventerrein is uitgebreid, kunnen worden verplaatst. 4. De transformatie in een woongebied mag geen nadelige gevolgen hebben voor de bedrijven die buiten het plangebied, maar wel in de directe nabijheid daarvan liggen. Aan deze bedrijven moet voldoende zekerheid worden geboden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaarbare voorwaarden kunnen uitoefenen als nabij hun bedrijven woningen worden gerealiseerd. Beoordeling 1. Zoals eerder bij de beoordeling van deze inspraakreacties al is weergegeven, heeft het bureau Oranjewoud in 2005 onderzoek verricht naar de mogelijkheden van Spuikolk, gelet op onder meer de economische, ruimtelijke, verkeerskundige, milieuhygiënische en financiële aspecten. Geconcludeerd werd dat het succes van revitalisering in hoge mate afhankelijk is van de wil van het zittende bedrijfsleven om ook op hun private kavels te investeren. Een upgrading van het openbaar gebied, zonder opknapbeurt van de private kavels, sorteert weinig effect. In verband daarmee werd aanbevolen om het scenario dat voorziet in een transformatie van het hele gebied voor woningbouw verder uit te werken. De raad heeft − met formulering van een aantal randvoorwaarden − deze
2.
aanbeveling in de vergadering van 26 september 2006 overgenomen. Het voorliggende bestemmingsplan vormt een nadere uitwerking van het voornoemde raadsbesluit. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een bestemmingsplan, op aanvraag een tegemoetkoming hierin toekennen. Voorwaarde daarbij is onder andere dat de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. In de voorliggende situatie wordt gestreefd naar verwerving van de gronden en gebouwen. Indien de eigenaren of andere zakelijk gerechtigden van mening zijn dat de vergoeding te laag is en geen overeenstemming wordt bereikt, dan zal overgegaan worden tot verwerving door middel van onteigening. Planschade voor de betrokken bedrijven is in deze situatie niet aan de orde. Doordat wordt overgegaan tot verwerving is het overgangsrecht evenmin relevant.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
52
3.
4.
Inspraak en overleg
Er is veel aandacht besteed aan de communicatie over de ontwikkeling van Spuikolk door middel van uitgebreide publicaties op de gemeentelijke website. Ook de stukken die betrekking hebben op de voorgeschiedenis zijn op de website gepubliceerd. Op het bestaande bedrijventerrein Watertoren zijn nog enkele kavels beschikbaar. Bedrijven die daar belangstelling voor hebben, kunnen zich uiteraard daar vestigen. De gemeente heeft echter ook gronden verworven aan de westzijde, ten behoeve van een beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein. De bedrijven zijn medio januari 2009 geïnformeerd over de hoogte van de grondprijs, zulks onder voorbehoud van beschikbaarstelling van het krediet door de gemeenteraad. Dit is gebeurd in de raadsvergadering van februari 2009. Verder zijn de bedrijven die voor vestiging in Watertoren in aanmerking (willen) komen, in een brief d.d. 6 april 2009 geïnformeerd over de stedenbouwkundige eisen en randvoorwaarden. De bedrijven in de nabijheid van Spuikolk liggen tussen of op korte afstand van de woningen aan de Zuid en Noord Spuidijk en de Onwaardsedijk. Deze bestaande woningen zijn bepalend voor de mogelijkheden van de bedrijven wat betreft de milieueffecten. De nieuwe ontwikkeling is hiervoor niet maatgevend.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
8.3. Overleg In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan aan de volgende instanties voorgelegd: provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit; VROM-Inspectie, regio Zuid-West; waterschap Hollandse Delta; Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. De VROM-Inspectie, regio Zuid-West, die zorgt draagt voor een gecoördineerde reactie van alle belanghebbende regionale rijksdiensten, heeft aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De overige reacties zijn hieronder samengevat en beoordeeld. De brieven zijn als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit Reactie 1. In het streekplan heeft het gebied Spuikolk de aanduiding "bedrijfsterrein". Vanwege het feit dat het terrein binnen het bestaande dorpsgebied ligt en vanwege de aanzienlijke kwaliteitsverbetering binnen de kern Dirksland die met dit plan kan worden bereikt, wordt ingestemd met de transformatie naar woningbouw. 2. Ten aanzien van de bodemkwaliteit moet nog nader onderzoek worden verricht naar de eventueel aanwezige bodemvervuiling voor wat betreft de ondergrond van de bestaande bebouwing en de nog niet verworven gronden. Beoordeling Van deze instemming is met genoegen kennisgenomen. 2. Het bodemonderzoek zal worden uitgevoerd wanneer de betreffende gronden en gebouwen beschikbaar zijn. 1.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inspraak en overleg
53
Waterschap Hollandse Delta Reactie 1. Toelichting - Onder "waterschapsbeleid" moet het nieuwe Waterbeheersplan Hollandse Delta, dat onlangs is vastgesteld, worden genoemd. - Onder "regionaal beleid" kan de tekst over de Deelstroomgebiedsvisie worden geschrapt. - Na herberekening in 2004 is er in het betreffende peilgebied wel een wateropgave. Deze kan niet worden gerealiseerd in het plangebied Spuikolk, er vloeien hieruit dus geen consequenties voort voor het plan. 2. Regels Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het bouwverbod als gevolg van de dubbelbestemming Waterstaat. In het verleden was de ontheffingsbevoegdheid gekoppeld aan een advies van de water(kering)beheerder. Deze adviesplicht is niet opgenomen. Verzocht wordt om aan te geven wat de reden daarvan is. 3. Plankaart Ingestemd kan worden met de dubbelbestemming Waterstaat voor de eventuele toekomstige verbinding tussen de Haven van Dirksland en de Boomvliet. Beoordeling 1. De betreffende passages van de toelichting worden aangepast. 2. De adviesplicht die in het verleden werd opgenomen voordat ontheffing werd verleend van het bouwverbod voor de met de bestemming Waterstaat samenvallende bestemmingen, wordt nu op verzoek opgenomen in het bestemmingsplan. Het opnemen van deze verplichting heeft het gevolg dat voor elke ontwikkeling, ongeacht de omvang, advies moet worden aangevraagd. Dit is niet in alle gevallen strikt noodzakelijk, daarom wordt de bepaling niet meer vanzelfsprekend in een bestemmingsplan opgenomen. Overigens valt in het bestemmingsplan Spuikolk de bestemming Waterstaat alleen samen met de bestemmingen Groen en Verkeer - Verblijfsgebied. De bouwmogelijkheden binnen deze bestemmingen zijn zeer beperkt. 3. Het waterschap moet over de uitvoering van deze maatregel nog een besluit nemen. Dit is voorzien voor 2009/2010. In het bestemmingplan is door de opname van een dubbelbestemming ruimte gereserveerd voor een ondergrondse verbinding tussen het havenkanaal en de Boomvliet.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing Reactie 1. In augustus is door de VRR het beleidsadvies "Visie externe veiligheid Goeree-Overflakkee" uitgebracht aan het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee. Uit dit advies volgt dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het bestemmingsplan. 2. Geadviseerd wordt om voor een juiste invulling van de bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid van het plangebied contact op te nemen met het District Goeree-Overflakkee van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond. Beoordeling 1. Van deze reactie is met instemming kennisgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120.13238.00
54
2.
Inspraak en overleg
De gemeente heeft in januari 2009 contact opgenomen met het District Goeree-Overflakkee over de bluswatervoorzieningen en daarmee samenhangende aspecten. De afspraak is gemaakt dat dit in het voorjaar 2009 verder wordt opgepakt, wanneer de verdere civieltechnische uitwerking van het bestemmingsplan op de agenda staat.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
120.13238.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg