Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. 1.2.
Aanleiding en planmotieven Begrenzing plangebied en vigerende regelingen
1
blz. 3 3 3
2. Ruimtelijk-functionele analyse 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
7 7 8 15 15 17
Ruimtelijk-functionele karakteristiek Capelle-Middelwatering Ruimtelijke en functionele karakteristiek van de deelgebieden Duurzaamheid Flora en fauna Archeologie
3. Verkeer 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
21 21 24 24 27
Autoverkeer Openbaar vervoer Langzaam verkeer Verkeersveiligheid
4. Milieuaspecten 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9.
29 29 29 31 33 34 35 35 35 36
Wegverkeerslawaai Railverkeerslawaai Milieuhinder van bedrijven in en nabij het plangebied Waterhuishouding Bodemkwaliteit Luchtkwaliteit Leidingen/veiligheid LPG-tankstations Externe veiligheid
5. Beleidsvisie 5.1. 5.2. 5.3.
39 39 39 40
Algemeen Herstructureringslocaties Beleid "rondom de woning"
6. Juridische planbeschrijving 6.1. 6.2.
45 45 45
Keuze planvorm Artikelsgewijze toelichting
7. Uitvoerbaarheid 7.1. 7.2.
51 51 51
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
8. Overleg ex artikel 10 Bro
53
Bijlagen: 1. 2. 3. 4.
Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijfsinventarisatie bestaande bedrijven. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten. Rapport Adviesgroep AVIV B.V.
Projectnummer
1. Inleiding 1.1.
3
Aanleiding en planmotieven
Voor de wijk Capelle-Middelwatering dient een integrale herziening van de vigerende bestem mingsplannen plaats te vinden. Tot goedkeuring van het onderhavige plan gelden voor het ge bied 9 verschillende bestemmingsplannen en 3 uitwerkingsplannen. De op dit moment voor Ca pelle-Middelwatering vigerende regelingen kenmerken zich door een grote gedetailleerdheid. Deze regelingen blijken in de praktijk bepaalde ontwikkelingen te blokkeren, die door het ge meentebestuur op zichzelf niet onwenselijk worden geacht. De daarin opgenomen regelingen voldoen niet meer aan de hedendaagse wensen. Tevens doen zich ruimtelijke ontwikkelingen in Middelwatering voor, die vragen om vertaling in een nieuw, voor de hele wijk geldend bestem mingsplan. Met betrekking tot de vormgeving van een nieuw bestemmingsplan heeft het gemeentebestuur derhalve de wens een zo globaal en flexibel mogelijk bestemmingsplan vast te stellen. Het doel dat hiermee wordt gediend is om zowel aan gemeentelijke als aan particuliere initiatieven meer mogelijkheden te bieden bij de concrete invulling van bestemmingen (bouw- en gebruiksmoge lijkheden). Een belangrijk aspect daarbij is ook het beheer van de gebouwde omgeving en de openbare ruimte.
1.2.
Begrenzing plangebied en vigerende regelingen
De wijk Capelle-Middelwatering is gesitueerd in het zuidelijk deel van de gemeente en is gele gen tussen de Algeraweg, de Abram van Rijckevorselweg, Couwenhoekseweg en de Holland sche IJssel. De wijk is ongeveer 260 ha groot en telde per 1-1-2003 15.751 bewoners. In ste denbouwkundig opzicht is het plangebied op te delen in een aantal deelgebieden. Deze worden weergegeven en nader beschreven in hoofdstuk 2. Voor het plangebied gelden momenteel 9 bestemmingsplannen (zie figuur 2) en 3 uitwerkings plannen. Het betreft de volgende plannen: 1. "Middelwatering", vastgesteld door de raad d.d. 22 november 1976, gedeeltelijk goedge keurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland d.d. 31 januari 1978, onherroepelijk bij Koninklijk Besluit d.d. 7 september 1982; 2. "Middelwatering Herziening I" (alleen tekstueel), vastgesteld door de raad d.d. 6 mei 1981, goedgekeurd door het Dagelijks Bestuur van Rijnmond d.d. 26 januari 1982, onherroepelijk bij Koninklijk Besluit d.d. 19 maart; 3. "Middelwatering Herziening II", vastgesteld door de raad d.d. 6 mei 1981, goedgekeurd door het Dagelijks Bestuur van Rijnmond d.d. 4 mei 1982, onherroepelijk bij Koninklijk Be sluit d.d. 4 augustus 1983; 4. "Capelle-Centraal", vastgesteld door de raad d.d. 5 maart 1990, gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland d.d. 16 oktober 1990, onherroepelijk bij Ko ninklijk Besluit d.d. 29 april 1992; 5. "Sneltramtracé", vastgesteld door de raad d.d. 28 april 1986, goedgekeurd door Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland d.d. 4 november 1986, onherroepelijk bij Koninklijk Besluit d.d. 26 januari 1989; 6. "Slotplein-Feenstraterrein", vastgesteld door de raad d.d. 9 juli 1984, gedeeltelijk goedge keurd door het Dagelijks Bestuur van Rijnmond d.d. 29 januari 1985, onherroepelijk bij Ko ninklijk Besluit d.d. 11 oktober 1986; 7. "Voormalige scheepswerf Vuyk", vastgesteld door de raad d.d. 3 februari 1986, goedge keurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland d.d. 7 april 1987; 8. "Oude Kern", vastgesteld door de raad d.d. 11 juni 1979, gedeeltelijk goedgekeurd door het Dagelijks Bestuur van Rijnmond d.d. 4 november 1980, onherroepelijk bij Koninklijk Besluit d.d. 24 november 1983; 9. "s-Gravenland", vastgesteld door de Raad d.d. 20 juli 1992, goedgekeurd door Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland d.d. 16 maart 1993.
119.7570.00
Inleiding
4
Verder geldt het volgende drietal uitwerkingsplannen: "Sneltramtracé", vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 mei 1989, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland d.d. 1 augustus 1989; "Raadhuisstraat", vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 25 juni 1991, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland d.d. 17 september 1991; "Oude Plaats", vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 25 mei 1983, goedgekeurd door het Dagelijks Bestuur van Rijnmond d.d. 6 september 1983. Voor het gebied rond de Rozenburcht, de Ketensedijk (voormalig IVEC-terrein), de Hovenbuurt en het gebied rond de gemeentewerf, zijn ontwikkelingsplannen in voorbereiding. De definitieve planvorm voor deze gebieden is op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbe stemmingsplan in studie, zodat een bestemmingsregeling, ook in globale vorm, aanleiding kan geven tot onzekerheid en beperkingen in de uiteindelijke totstandkoming. Derhalve is besloten de betreffende gebieden buiten het voorliggende bestemmingsplan te houden en hiervoor te zijner tijd een afzonderlijke procedure te volgen.
119.7570.00
2. Ruimtelijk-functionele analyse
7
2.1. Ruimtelijk-functionele karakteristiek Capelle-Middelwatering Ruimtelijke en functionele opbouw De wijk Capelle-Middelwatering is ontwikkeld als een onderdeel van de grootschalige planont wikkeling van het Rijnmondgebied. De oorspronkelijke opzet voor Capelle aan den IJssel was de ontwikkeling van een satellietstad van Rotterdam met in totaal ongeveer 200.000 inwoners. Deze stad zou een nieuwe moderne stad moeten worden, als satelliet van Rotterdam. Onder druk van maatschappelijke ontwikkelingen is dit niet realiseerbaar gebleken. Daarom is het streven van de gemeente Capelle aan den IJssel gericht op de vorming van een kleinere com plete stad met een passend voorzieningenstelsel. Tegen deze achtergrond moet de ontwikke ling van Capelle-Middelwatering inclusief het stadscentrum (voorheen wijkwinkelcentrum De Koperwiek) worden gezien. De planmatige uitleg van Capelle aan den IJssel met zelfstandig functionerende wijken (Ca pelle-Middelwatering, Oostgaarde, Schenkel, Schollevaar en 's-Gravenland) heeft ertoe geleid dat de onderlinge relaties niet sterk ontwikkeld zijn. Capelle-Middelwatering gaf binnen de ruimtelijke structuur zeker niet de indruk het vanzelfsprekende "centrum" van Capelle te zijn. Winkelcentrum De Koperwiek was oorspronkelijk vooral bedoeld als wijkwinkelcentrum, maar heeft zich gaandeweg tot een multifunctioneel centrum voor geheel Capelle en omgeving ont wikkeld. Ook de aanleg van de metro draagt bij aan de uitbouw tot een centrum met een duide lijk wijkoverstijgende functie en een stedelijk karakter. De stedenbouwkundige structuur van Capelle-Middelwatering is oorspronkelijk echter niet opgezet met het oog op de ontwikkeling van een dergelijk stadscentrum. De planontwikkeling van de wijk Capelle-Middelwatering is sterk beïnvloed door het nationale volkshuisvestingsbeleid. Door standaardisering en (forse) overheidssubsidiëring is een groot aantal goedkope woningen in Capelle-Middelwatering gerealiseerd. Typerend voor de steden bouwkundige opzet is verder de scheiding van hoofdfuncties. De woonbuurten worden onder ling gescheiden door grotere wegen of doorlopende groenstructuren. De buurten hebben over het algemeen een eenduidig beeld. Slechts bij uitzondering is in de woonbuurten sprake van andere functies. Opmerkelijk is dat geen strikte scheiding van verkeerssoorten is toegepast. Deze stedenbouwkundige opzet heeft ertoe geleid dat in Capelle-Middelwatering een grote va riëteit aan woonmilieus en min of meer op zichzelf staande buurten is ontstaan, gescheiden door een hoofdverkeersstructuur die zowel oost-west als noord-zuid is georiënteerd. De plaat sen waar de assen in deze twee hoofdrichtingen elkaar kruisen zijn vooral in de laatste jaren geaccentueerd door middel van (hogere) bebouwing. Het metrotracé is weliswaar verhoogd aangelegd, maar heeft desondanks visueel een scheidende werking tussen het noordelijk deel van Capelle-Middelwatering en de rest van de wijk. In de wijk Capelle-Middelwatering zijn 3 woontypologieën gehanteerd: hoogbouw, gemengde bouw en laagbouw. Aan de westzijde is hoogbouw gerealiseerd. Als tegenwicht is tussen deze hoogbouw en de bestaande bebouwing rond het Slotplein een buurt met bungalows en patio woningen gerealiseerd, het Van Maerlantpark. In het noordelijke deel van de wijk zijn de ver schillende woonvormen meer gegroepeerd: de Merelwijk is vooral een laagbouwwijk, aan de Wiekslag, de Hoven (gedeeltelijk) en Alkenoord staan flats in 4 tot 8 (bouw)lagen. De gehele zone ten zuiden van het huidige metrotracé is gericht op gemengde bebouwing van middelhoge flats (3 à 4 lagen) en laagbouw, in een verkavelingspatroon dat zich enkele malen herhaalt. In de reeds lang bebouwde IJsselzone is feitelijk geen sprake van een eenduidige en planmatig vormgegeven woontypologie. Door het wegtrekken van de bedrijvigheid uit deze zone zijn mo gelijkheden ontstaan voor herstructurering. Uitgaande van de specifieke (zicht) kwaliteit van de locatie is in het verleden vooral gestapelde bebouwing gerealiseerd. Hierin is echter een kente ring ontstaan. Variatie in beeld vormt een belangrijke kwaliteit van de wijk Capelle-Middelwatering. Binnen een strak afgebakend vormprincipe is een grote variatie aan woonmilieus gerealiseerd. De aanwe zigheid van water in verschillende vormen geeft hieraan een extra dimensie.
119.7570.00
Ruimtelijk-functionele analyse
8
De verschillende functies zijn qua ruimtegebruik in balans: er is in grote lijnen geen sprake van overdimensionering van bepaalde functies (zoals bijvoorbeeld groen ten opzichte van bebou wing, wonen ten opzichte van andere functies). Dit betekent overigens tevens dat er weinig ruimte "over" is voor eventuele nieuwe ontwikkelingen. Binnen de verschillende woonbuurten zal dit eerder herstructurering betreffen dan verdichting. Groenstructuur De rond Capelle aan den IJssel gelegen groen- en buitengebieden, zoals bijvoorbeeld het Hit land, zijn vanuit Capelle-Middelwatering vrij goed en snel bereikbaar. De bereikbaarheid van het Stadsdeelpark is echter niet optimaal: de Abram van Rijckevorselweg vormt een flinke barrière voor wandelaars en fietsers. In de wijk Capelle-Middelwatering zelf bestaat geen continue structuur van groenzones, bijvoor beeld langs routes voor langzaam verkeer. De langs de wijkontsluitingswegen aanwezige groenvoorzieningen zijn mede daardoor de belangrijkste groene verbindingen. Het gedeelte van de IJsselzone in Capelle-Middelwatering heeft in vergelijking met andere ge bieden langs de rivier geen groen karakter. Het Slotpark vervult als een van de weinige groenelementen in deze zone daarom een belangrijke functie. Een vrij groot groen uitloopge bied bevindt zich tussen de Algeraweg en de Rondelenflats. De onbebouwde zone langs het metrotracé heeft voorzover gelegen buiten het centrumgebied grotendeels een groen karakter. Het wijkpark bij verzorgingshuis d'Amandelhof is ten gevolge van een reconstructie meer toegankelijk voor wandelaars en andere gebruikers geworden. Het buurtgroen in Capelle-Middelwatering bestaat voor een relatief groot deel uit traditioneel kijkgroen, met een beperkte gebruikswaarde. Bij de beschrijving van de deelgebieden wordt hierop nader ingegaan
2.2. Ruimtelijke en functionele karakteristiek van de deelgebieden De wijk Capelle-Middelwatering bestaat uit een groot aantal onderling verschillende buurten. Het is in het kader van dit globale bestemmingsplan niet doelmatig en nodig om elk (klein) ge bied in detail te analyseren. De wijk wordt daarom voor deze beschrijving, opgedeeld in 3 deelgebieden. De onderlinge be grenzing tussen deze deelgebieden wordt grotendeels gevormd door noordzuidlopende hoofd wegen in het plangebied. De indeling (zie figuur 3) heeft geen officiële status maar kan als "algemeen bekend" be schouwd worden. Deelgebied A: Middelwatering-west Dit deelgebied bestaat uit onderling sterk verschillende buurten: de Rondelen, de Plaatsen en omgeving, het Van Maerlantpark, sportcentrum De Blinkert, het Slotpark, de Rozenburcht en omgeving en aan de zuidrand een smalle (buitendijkse) zone. Stedenbouwkundige structuur De structuur van dit deelgebied kenmerkt zich door de hoogbouwflats aan de randen (de Ron delen en de Plaatsen); een rondweg die aan beide zijden uitkomt op de Slotlaan (de P.C. Bou tenssingel/Da Costasingel); een menging van functies en naar verhouding in totaal een gering ruimtegebruik voor wonen. De hoogbouw wordt "gecompenseerd" door de bungalowbuurt rond het Van Maerlantpark en de eengezinsrijwoningen in de Dichtersbuurt alsmede de omgeving van de Rozenburcht. Door het vele groen lijkt dit deelgebied zeer ruim opgezet. Er is geen di recte relatie tussen de binnendijkse buurten en de recente buitendijkse woningbouwontwikke ling op het voormalige Feenstraterrein. De zone tussen de Ketensedijk en het buurtje rond de Rozenburcht komt enigszins ongestructureerd over.
119.7570.00
':.c...
"
~ ;_.~~.:-_'~
V)
c
(1)
~
Q)
s:::: Q)
"'C
C)
Q)
:c Q) Q)
"'C
)". s:::: ::l ._
MC)
::l C) c)c)
Li::J
V)
(jj
~
Qj -0 -0
.~
enc
0
0 I
-0 -0
~
.~ Q)
OJ
C .;:
ro3: ro3:
en ro
Qj
~
Q)
~
-0 -0
~
co
-0 -0
«
Ruimtelijk-functionele analyse
11
De Rondelenflats vormen een duidelijke afronding van dit gedeelte van Capelle aan den IJssel. Rond de hoge flats is erg veel ruimte gereserveerd ten behoeve van buurtgroen en parkeerter reinen. Niet al deze ruimte wordt efficiënt gebruikt: er is in principe enige ruimte "over". De Blin kerttunnel vormt een verbinding met Capelle-'s-Gravenland. De verschillen tussen de buurten zijn groot. Dit wordt met name veroorzaakt door de verschillen in verhouding tussen openbaar en particulier gebied en het bijbehorende ruimtelijke beeld. Zoals al is geconstateerd bevat Middelwatering-West veel groen, deels in combinatie met water. De zone tussen de Algeraweg/Abram van Rijckevorselweg en de Rondelenflats heeft als wan del- en groengebied een belangrijke functie. Ontwikkelingen (zie figuur 4) Voor een groot deel van Middelwatering-West is gestudeerd op reconstructie van zowel bebou wing als openbaar gebied. Voor het gebied rond de Rondelenflats zijn geen concrete plannen ontwikkeld. De locaties A1, A2 en A3 zijn op dit moment in studie. Concrete plannen ontbreken echter nog zodat is besloten deze locaties buiten het plangebied te houden. De plannen kunnen te zijner tijd worden gerealiseerd middels een zelfstandige procedure. Deelgebied B: Middelwatering-Midden Dit deelgebied wordt aan de westzijde begrensd door de Slotlaan, en aan de oostzijde door de Rivierweg/A. Vuyklaan. Naast woongebieden omvat dit deelgebied ook het bedrijventerrein "de Mient" en de westelijke uitloper van het centrum alwaar het gemeentehuis is gesitueerd. Stedenbouwkundige structuur Middelwatering-Midden bevat zowel laagbouw als gestapelde bouw. De noordelijk gelegen Me relwijk-west wordt gekenmerkt door een rechthoekige verkaveling van met name eengezinsrij enhuizen. Deze buurt wordt aan de westzijde begrensd door twee flats. Vrijwel alle ruimte in de Merelwijk wordt gebruikt voor privé-tuinen, wegen en parkeren. De zone onder/langs de metro lijn vormt het enige buurtgroen. Ten zuiden van de metrolijn, die het deelgebied in oost-westrichting doorsnijdt, zijn enkele scholen gesitueerd omgeven door groen en water. Het gebied rond het nieuwe gemeentehuis vormt een overgang van het "groene" scholengebied naar het centrum. Het beeld wordt sterk bepaald door het opvallende gebouw van het gemeentehuis en het grote, achterliggende par keer- en evenemententerrein. Ten zuiden van deze zone ligt een woongebied waarin een repeterende menging van gesta pelde bouw en laagbouw is gerealiseerd. De menging van de verschillende bouwvormen is een belangrijke waarde in de ruimtelijke kwaliteit van deze buurt. De tussenliggende open ruimten komen systematisch terug in het patroon. De wat oudere Schildersbuurt vormt een uitzondering op dit patroon. Het groen in dit deel van Middelwatering-Midden bestaat vooral uit buurtgroen op de binnenter reinen in de flatcomplexen. Dit buurtgroen vormt een belangrijk element, omdat er in de directe omgeving geen andere (grootschalige) groenvoorzieningen aanwezig zijn. De (gebruiks)kwali teit van het groen en de speelterreinen op de binnenterreinen is matig. Het gebied tussen de Meeuwensingel en de Hollandsche IJssel wordt gekenmerkt door vele vormen van bebouwing, van zeer verschillende leeftijd en met een groot aantal functies. Het betreft bezien van west naar oost: de recente nieuwbouw bij het Slotplein; de Oude Plaats bestaande uit het groengebied rond het voormalige Slot, het winkelcen trum Slotplein en de kleinschalige karakteristieke oudere woonbuurt; het bedrijventerrein Mient; de nieuwbouw op het binnendijkse voormalige Vuykterrein. De Oude Plaats straalt een historische charme uit, mede dankzij de smalle straatjes en de hoogteverschillen rond de dijk. De Oude Plaats is het dichtst bebouwde gedeelte van de wijk Capelle-Middelwatering. Het woongebied rond de Oude Plaats oogt vol, maar "gezellig".
119.7570.00
"
..,:-.
i ' ..
,'s
(.
,::--~
'.
~t~~~~~;'~~
1
2
3
woongebied RozenburchUSlotlaan • woongebied RozenburchUConstantijn Huygenstraat • Woongebied Ketensedijk • . onlwikkeling in studie
Figuur 4 rJliddelwatering-West (A)
Ruimtelijk-functionele analyse
13
Het gebied kent veel variatie in bebouwing, waarbij de nabijheid van het winkelcentrum bij draagt aan de levendigheid en het voorzieningenniveau. De strook langs de rivier is relatief dicht bebouwd. Het enige groenelement van enige omvang is het gebied rond het voormalige Slot. Dit gebied was nogal ontoegankelijk en had weinig ge bruikswaarde, maar is heringericht. Ontwikkelingen (zie figuur 5) Aan de Dorpsstraat 66 (B1) zijn op het voormalige Gosauterrein 15 woningen gepland. Deelgebied C Middelwatering-Oost Dit deelgebied kent in ruimtelijk en functioneel opzicht een driedeling. Het noordelijke gedeelte omvat complexmatige woningbouw. In het centraal gelegen deel is het centrum van de wijk Ca pelle-Middelwatering gesitueerd. De woonfunctie is hier ondergeschikt. Tevens bevat dit deel van Capelle-Middelwatering waardevol openbaar groen. Het zuidelijke deel wordt gekenmerkt door enerzijds complexmatige bouw en anderzijds historische (lint)bebouwing. Stedenbouwkundige structuur In de Hovenbuurt en aan de Wiekslag staan middelhoge (portiek)flatgebouwen. De Hovenbuurt wordt gescheiden van de Merelwijk-Oost door een waterpartij en enkele niet woongebouwen. De Hovenbuurt vormt langs de Fluiterlaan een muur die duidelijk de grens markeert met het (nieuwe) stadscentrumgebied. Het gehele deelgebied heeft nadrukkelijk een woonfunctie. In de Merelwijk-Oost is vrijwel alle ruimte benut door de vrij strakke verkaveling van de woon blokken, privé-tuinen en doodlopende straten die de woningen ontsluiten. De Hovenbuurt be staat uit min of meer in carrévorm gesitueerde flatgebouwen met een nogal sombere uitstraling, die een opgesloten gevoel geven op de binnenterreinen. In de Hovenbuurt is vooral op de binnenterreinen van de carrés buurtgroen aanwezig. De on derhoudstoestand, de kwaliteit en de gebruikswaarde zijn matig. Dit wordt nog versterkt door het gevoel van onveiligheid dat men in de Hovenbuurt ervaart. De groene zone en de waterpar tij langs de Merellaan geven sterk de indruk de "achterkant" van de Hovenbuurt te zijn. Het groen functioneert vooral als kijkgroen, ondanks het feit dat er ook een voetpad loopt. Vrij algemeen wordt erkend dat in de Hovenbuurt een proces van verpaupering dreigt. Ook de bewoners zelf oordelen negatief over hun woonsituatie, waarbij knelpunten worden aangegeven met betrekking tot zowel de woningen als tot de woonomgeving. Het woonklimaat in de naast gelegen Wiekslag dreigt meegezogen te worden in de ontwikkelingen in de Hovenbuurt. Inmiddels is een deel van de flatgebouwen gesloopt en is een ontwikkelingsplan voor het ge bied in voorbereiding. In het centraal gelegen deel van Middelwatering-Oost zijn de verschillen in ruimtelijk en functio neel opzicht sterk. De zone langs de metro heeft aan de oostzijde een vrij groen karakter: het centrumpark, het verzorgingshuis "d'Amandelhof" en de door groen omrande flats aan de Al kenoord. Het centrale gebied rond winkelcentrum "De Koperwiek" heeft een uitgesproken ste delijk karakter en een duidelijke centrumfunctie gekregen door de uitvoering van de plannen Capelle-Centraal. Daartoe behoren de uitbreiding van het (overkapte) winkelgebied, de aanleg van het Stadsplein en de realisering van centrumvoorzieningen, zoals het gemeentehuis, de bi bliotheek, het Isala-theater en muziekschool en horecavoorzieningen. Bovendien is de woon functie van het gebied aanzienlijk versterkt door de bouw van een tweetal woontorens aan de Kerklaan, de bouw van een appartementengebouw op de hoek Rivierweg/Fluiterlaan en de bouw van appartementen boven de bibliotheek en het nieuwe deel van het winkelcentrum. De samenstelling van een groot deel van het woningbestand is gericht op het huisvesten van ouderen. Ten slotte draagt ook het metrostation Capelle-Centrum bij aan de functie en uitstra ling van dit gebied als centrum van Capelle aan den IJssel. Het scholencomplex rond de Pelikaanweg komt voor de buitenwereld over als een gesloten ge bied, verscholen in het groen. Het gebied heeft een vrij groen karakter, sterk onderbroken door de ontwikkelingen in het stadscentrum. Een groot deel van het groen (zoals rond de scholen en de verzorgingshuizen) is niet openbaar. Op zich is het een voordeel dat in de nabijheid van een stadscentrum veel groen aanwezig is, maar dit betekent wel dat dit groen altijd onder druk van eventuele uitbreidings plannen van het stadscentrum zal staan.
119.7570.00
2
1
. (Dorpsslraal 66) Gosauler~eln
2
Vuykterreln
Figuur 5 . g-Midden (B) Middelwaterm
Ruimtelijk-functionele analyse
15
Het beeld van het zuidelijke deel van Middelwatering-Oost wordt vooral bepaald door de Oude Kern, een op zichzelf staand gebiedje met lintvormige uitlopers langs de dijk en de Kerklaan. Rond de Torenhof is een complex seniorenwoningen gerealiseerd, dat naar het oosten uitloopt met een waterpartij en een recent heringericht groengebied. Een belangrijke kwaliteit van de Oude Kern als woongebied is de ligging nabij de Hollandsche IJssel. Dit geldt des te meer omdat delen van het gebied vrij dicht bebouwd zijn en enigszins afgewend zijn georiënteerd van de rest van de wijk Capelle-Middelwatering. De stedenbouwkundige opzet van de complexmatige woonbuurten is in grote lijnen vergelijk baar met de buurten in Middelwatering-midden. De kenmerkende menging van gestapelde bouw en laagbouw is ook hier doorgevoerd. De binnenterreinen zijn veelal groen ingericht en vormen zodoende waardevolle elementen op buurtniveau, die veel aandacht verdienen. Aan het Stadsplein is ter versterking van de centrumfunctie een multicultureel centrum/schouw burg gebouwd met bovengelegen woningen. Verder is woningbouw gerealiseerd op de locatie Kerklaan/Fluiterlaan en de locatie Kerklaan-Oost, direct ten zuiden van de Duikerlaan Ontwikkelingen (zie figuur 6) Momenteel zijn plannen in voorbereiding om tot een "up-grading" en uitbreiding te komen van het centrumgebied. Voor het centrumgebied bestonden aanvankelijk ideeën voor mogelijke uitbreiding. Dit heeft echter nog niet geresulteerd in concrete plannen en besluitvorming. Eventuele nieuwe ontwikkelingen zullen worden beoordeeld in heet kader van de structuurvisie voor de gemeente Capelle aan den IJssel. In dit bestemmingsplan is derhalve geen rekening gehouden met uitbreiding en is de bestaande situatie maatgevend voor de omvang van de bebouwing.
2.3. Duurzaamheid De wijk moet, om leefbaarheid te waarborgen, een evenwichtige, duurzame (stedenbouwkun dige) opbouw krijgen. Voor een duurzame stedenbouw is het van belang te onderkennen dat alle vormen van gebruik een mogelijk verschillende, maar in ieder geval een onbekende omloopsnelheid bezitten. Stedenbouwkundige structuren dienen zodanig open ontworpen te worden, dat verschillende omloopsnelheden en in tijd tegengestelde eisen kunnen worden opgenomen. Duurzame stedenbouw bevindt zich tussen een duurzame ruimtelijke ordening enerzijds en on derwerpen als duurzaam bouwen, duurzame grond-, weg- en waterbouw en duurzame utiliteits bouw anderzijds. Voor het laatstgenoemde onderwerp is al een Nationaal Pakket opgesteld. Bij het uitvoeren van de herstructurering, zoals aangegeven in paragraaf 5.2, zal aan de hand van dit pakket op kritische wijze een aantal keuzes kunnen worden gemaakt, die belangrijke mi lieuconsequenties hebben, zoals situering van bestemmingen, interne ontsluiting, groen- en waterstructuur.
2.4. Flora en fauna Deze paragraaf behandelt een samenvatting van het onderzoek naar het effect van het voor nemen op de in plangebied mogelijk aanwezige natuurwaarden op twee locaties aan de Dorps straat. Eén locatie is bedoeld voor woningbouw (Gosauterrein) en één voor een groengebied met horecavoorziening (voormalig buitendijks Vuykterrein). Het doel van het onderzoek is: het bepalen van de noodzaak van aanvullend onderzoek; bepalen of het plangebied nabij een beschermd natuurgebied gelegen is; bepalen of ontheffing van de Flora- en faunawet redelijkerwijs te verwachten is. De locaties in de omgeving De locaties liggen aan de oever van de Hollandsche IJssel en worden omgeven door stedelijk gebied (woongebied). Op de locatie bedoeld voor de woningbouw staat enige bebouwing in de vorm van een vervallen bedrijfshal. De locatie voor de groen- en horecavoorziening bestaat voornamelijk uit grasland en lage ruigte. Plaatselijk staat wat struweel.
119.7570.00
Hovenbuurt *
*
ontwikkeling in sludie
Figuur 6 Middelwatering-Oost (C)
Ruimtelijk-functionele analyse
17
De oevers van de Hollandsche IJssel zijn beschoeid met hoge damwandconstructies. Door de ligging van de locatie binnen het stedelijk gebied van Capelle aan de IJssel, de aanwe zigheid van de vervallen bebouwing op de woningbouwlocatie alsmede door het gebruik van de groenlocatie als opslagplaats voor grondwerkzaamheden, is reeds sprake van verstoring van mogelijk aanwezige natuurwaarden door geluid en beweging. Conclusies beoordeling Gebiedsbescherming De locaties vormen geen onderdeel van en zijn niet gelegen nabij een beschermd natuurge bied. Extra beschermde soorten De werkzaamheden tijdens de bouw op de woningbouwlocatie kan leiden tot mogelijke versto ring van broedvogels. Hiervoor kan geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden verkregen. Indien het bestaande gebouw gesloopt wordt buiten het broedseizoen, zal verstoring ter plaatse niet aan de orde zijn. Na de sloop zal de locatie minder geschikt zijn voor broedvogels zodat ten aanzien van broedvogels geen belemmeringen aanwezig zijn. Overige beschermde soorten Beschermde amfibieën, reptielen, insecten, vissen en planten zijn afwezig. De werkzaamheden op de locaties leiden wel tot (tijdelijke) aantasting van de leefgebieden en/of verstoring van de wettelijk beschermde soorten egel, bosspitsmuis, huisspitsmuis, mol, veldmuis en bosmuis. Het gaat hierbij om soorten die zeer algemeen voorkomen in Nederland. Na herinrichting van het gebied zullen deze soorten zich hier kunnen hervestigen. De verwachting is derhalve dat met de voorgenomen ontwikkeling de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding komt. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten is niet noodzakelijk. Een ontheffing van het Ministerie van LNV is nodig, maar aangezien het hier om in Nederland algemene soorten gaat, is redelijkerwijs te verwachten dat deze verleend wordt. Gezien het feit dat de locaties geheel ongeschikt zijn als leefgebied voor bijzondere soorten planten of dieren wordt aanvullend onderzoek niet noodzakelijk geacht.
2.5. Archeologie In 1988 is het Verdrag van Malta totstandgekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescher ming en het behoud van archeologische waarden. Ter uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zo als alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Krimpenerwaard en Gouwestreek (provincie Zuid-Holland, 2002) laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met grote tot zeer grote kans op archeologische sporen. (zie figuur 7). In het gebied is een terrein aanwezig waarvan bekend is dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Het betreft de res ten van een kasteel uit de late Middeleeuwen ('t Slot), wat zichtbaar is in het landschap. Ten oosten hiervan ligt langs de rivier, circa 200 m landinwaarts, het gebied met grote tot zeer grote kans op archeologisch sporen. Vanwege deze hoge tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarde dient voorafgaand aan werkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Indien uit het onderzoek blijkt dat er resten aanwezig zijn, dienen deze resultaten te worden besproken met de provinciaal archeoloog. De resten van het kasteel dienen planologisch te worden beschermd.
119.7570.00
.'
''''. :i···
~.:!::f~ .. ~' .'
~;
....~:/":
..-:(
. ,fW ¥/
, {::......
_ r -_. . . .
.. ':.::f);:;:;t::..-..-...
..
;.,2:_:_·:'::.;;,:*:~=~.~E-:;,:,:.-:..-_.M:':""-:L.•
,
- '--'--' - ...... -
-- :,:",,::..:-c.;" .. !'"::'.z':.:'::;':;.:._'~
- ..
I .
.~. ,.~;.:,:...,.""
.. .....
.
:;., ';n' ·f
/
./'''__~.,'' :.:~·.i'
; i-;
~
.. j
'p,:'
,C •
~""'.
. :' '" "
~
;
,t.•
"1'-"
..,~
::.-
f:' .:' :/ . .
\:.,
'f{> '.
--- .. -
".
"'."
..
~~
~:~>~:.~!~~:.-
.'./l:.
',.....;;. ....
J •./
,: '-,
"
/,
....,
..:.:_:..l ' •• : ./
'.'
.
'4
... . -.
-~~~i:~~;~ ~~-"~:'. -~~~~ ~::-.~
':11'
• toO" •
,',
..
.....
r,
/.~ /';
'. :'.r
1/.1
'~:. f~
.}
i~!l'-,:/'!' /
.. '
,.,:'~~>/li;!~.: -.
' \ ; ,f
'
'
"'~-.'
-..
!·....... v:·.
"
\ r J!
.
I
I
/
'/:~'~
-
f
~:
,.. \
!
(,'
:
-It'
'
r :~\.
"_':""<':::'::':'~:""'~\'\' i
!
, '
1-,:,
I "
~.
. -. {~t: .t.
t. ~'J: :!r ':'
J .~ ': .
i,':'
.;'j '·/1
'-/ ,j •
I
.~;'"
;
..
{.~
~
.~I
,.(
"",
i..,.= /"
"!
~}
:f·.
.
'\:~\
,
. 'f,'
~ .:~ .."';,,1..
~~; ~j ~\<~'.4
:.
.;'
l
'"
7~ °0
I
gebied mel hoge archeologische waarden
II:
gebied met archeologische waarden (onderzoeksgebied)/(ontwikkeling in sludie)
]I slads-dorpskern mel hoge archeologische verwachting
Figuur 7 Archeologische waarden
3. Verkeer 3.1.
21
Autoverkeer
Bereikbaarheid Capelle Middelwatering is vanaf de autosnelweg A16 te bereiken via de Abram van Rijckevor selweg. Vanaf de autosnelweg A20 is Capelle-Middelwatering te bereiken via de Capelse weg/Kanaalweg die op de Abram van Rijckevorselweg aansluit ter hoogte van de Rivierweg. De Algeraweg sluit aan op de N210 en biedt daarmee aansluiting op de Krimpenerwaard. Ontsluitingsstructuur De ontsluitingsstructuur van Capelle-Middelwatering voor het autoverkeer is aangegeven in fi guur 8. De verschillende wegen kunnen in een aantal categorieën worden onderverdeeld. De Abram van Rijckevorselweg en de Algeraweg behoren tot de stedelijke hoofdwegen. Wegen zoals de Slotlaan, de Rivierweg en de Couwenhoekseweg behoren tot de wijkverzamelwegen. Wegen zoals de Fluiterlaan en de Kerklaan behoren tot de buurtverzamelwegen. Naast de ge noemde categorieën bevinden zich in de wijk nog woonstraten en woonerven die als typische verblijfsgebieden worden gekarakteriseerd. Dit zijn in principe alle gebieden tussen de ge noemde wegen van hogere categorie. Parkeren Op 6 februari 2001 is de notitie "Herijking gemeentelijk verkeers- en vervoersplan" uitgebracht. Deze notitie gaat uit van een gebiedsgerichte aanpak, ook wat betreft het parkeerbeleid. On derscheid wordt gemaakt naar werkgelegenheidslocaties, woongebieden en gemengde gebie den. Wat betreft het parkeren bestaat in de woongebieden geen tekort aan parkeerplaatsen. In menggebieden en werkgelegenheidslocaties kan echter een te grote parkeerdruk ontstaan. In deze gebieden moet het aantal langparkeerplaatsen voor het niet-noodzakelijk autoverkeer (woon-werkverkeer) worden beperkt. Naast een beperking van het aantal parkeerplaatsen is ook een beperking van de parkeerduur belangrijk. Door naast de parkeerregulering het open baar vervoer en de voorzieningen voor het voor- en natransport te verbeteren (bike & ride, park & ride, metrotaxi, fietsenstallingen, goede looproutes en dergelijke), kan het openbaar vervoer voor een deel van het autoverkeer vervangen. Dit is belangrijk bij de verdere ontwikkeling van het stadscentrum in Capelle-Middelwatering. Voor geheel Capelle-Middelwatering wordt uitgegaan van een norm van 1 parkeerplaats per 2 à 3 werkzame personen. Om bij nieuwe ontwikkelingen voldoende parkeergelegenheid te kunnen waarborgen worden de volgende nadere eisen voor het parkeren gesteld: Woningen 1,3 parkeerplaatsen per woning met dien verstande dat een parkeerplaats op eigen erf (met uit zondering van garageparkeerplaatsen) meetelt voor 1,0 parkeerplaats. Centrumvoorzieningen Koperwiek: 1,0 parkeerplaats per 3 werknemers. Slotplein: 1,0 parkeerplaats per 2 werknemers. Kantoren met baliefunctie 2,0 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Kantoren zonder baliefunctie 1,7 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Horecavoorzieningen 12 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Bejaarden- en verzorgingstehuizen 0,1 à 0,2 parkeerplaatsen per bewoner.
119.7570.00
.......
5
~
I
0) Q)
0 0
:1: J2 J::
x
.......
.......
•
•••
••
.D
~ ~
~
C1J
E t:!
Q)
~
0) Q)
~
I ~ 0) Q)
:;
Q3
E t:! C1J
Q)
:="
Qi
:~
>
X Q)
"0
I
I
Verkeer
24
Onderwijsvoorzieningen 5,0 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Sportvoorzieningen 20 parkeerplaatsen per speelveld. Recreatie-inrichtingen, -complexen 5,0 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Maatregelen Verkeers- en vervoerplan Het verkeers- en vervoersbeleid ten aanzien van het autoverkeer is erop gericht om het auto verkeer zoveel mogelijk op hoofdroutes te concentreren en de verblijfsgebieden te ontzien. In dat kader zijn meerdere infrastructurele maatregelen doorgevoerd. In de huidige situatie treedt binnen Capelle-Middelwatering een aantal congestieproblemen op. De verwerkingscapaciteit van de Abram van Rijckevorselweg is onvoldoende om de (toekom stige) groei van het autoverkeer op te kunnen vangen. Het gevolg is dat het sluipverkeer door Capelle-Middelwatering toeneemt. De kruising van de Duikerlaan op de Couwenhoekseweg is voorzien van een minirotonde. De wijk Capelle 's-Gravenland is door middel van een verkeerstunnel onder de Algeraweg met het centrum van Capelle verbonden. Het verlengde van deze verkeerstunnel is met een mini rotonde op de P.C. Boutenssingel aangesloten. Het profiel van de Couwenhoekseweg is, gezien de te verwachten intensiteiten, gewijzigd van 2 x 2 rijstroken naar 2 x 1 rijstrook. Om sluipverkeer te weren, de snelheid te verminderen en de verkeersveiligheid te verbeteren wordt op de kruising van de Couwenhoeksweg met de Reigerlaan een minirotonde gereali seerd. Verblijfsgebieden zullen bij groot-onderhoud van de bestrating worden ingericht als 30 km/h-zo nes.
3.2.
Openbaar vervoer
In figuur 9 is de openbaarvervoerstructuur weergegeven. Capelle-Middelwatering wordt ontslo ten door de metro-lijn Capelle-Rotterdam en door buslijnen van Connexxion en de RET. Eind mei 1994 is de metro naar Capelle aan den IJssel in gebruik genomen. Het busnet in het zogenaamde RoCa-gebied (Rotterdam Oost/Capelle aan den IJssel) is op dezelfde datum aan gepast om aan de nieuwe vervoerbehoeften tegemoet te komen. Het verbindende openbaarvervoerstelsel wordt gevormd door de metrolijnen in het RoCa-ge bied en door de spoorlijn Rotterdam-Gouda-Utrecht (met de stations Alexander en CapelleSchollevaar). Het ontsluitende stelsel wordt gevormd door het busnet, dat een aantal functies heeft: verzorging van de aan- en afvoer op het verbindende stelsel; verzorging van de (directe) verbindingen tussen concentraties van stedelijke sociaal-eco nomische activiteiten in het RoCa-gebied; verzorging van het interwijkverkeer.
3.3.
Langzaam verkeer
Fietsverkeer De gemeente Capelle aan den IJssel heeft in het Verkeers- en vervoerplan aangegeven het fietsgebruik te willen stimuleren. Om het fietsen aantrekkelijker te maken wordt gestreefd naar een netwerk met een maaswijdte van 500 meter en het oplossen van verkeersveiligheidsknel punten. Aandacht wordt geschonken aan de oversteekbaarheid van de diverse hoofdwegen. De combi natie fiets-openbaar vervoer verdient de aandacht.
119.7570.00
I
I
I
I
/
I
I
I
\ I
r I
I
I I I
~
I
/
I
/
I
I
I
E o
~
o
E o o
;; .£
o
<J)
"0
III
OJ
<J)
:.0
<J)
.0 "0
~
III
co
---2
o
.c.
~ 1ii
e a>
E "0 <J)
<J)
:.0 OJ III
o
<J)
"0
;; .£
Verkeer
27
Voetgangersverkeer De verkeersfunctie en de verblijfsfunctie gaan meestal niet goed samen. Daarom moet een dui delijk onderscheid worden gemaakt tussen verkeers- en verblijfsgebieden. In paragraaf 4.1 en figuur 8 is duidelijk aangegeven welke wegen tot de verkeersgebieden behoren. De indeling in verkeersaders en verblijfsgebieden is een belangrijk middel om de verkeersveiligheid te verbe teren. Daarbij streeft het gemeentebestuur naar een inrichting die is afgestemd op de functie van deze verblijfsgebieden, namelijk het primaire gebruik door fietsers en voetgangers. Ten slotte zijn kruisingen van voetgangersroutes met de auto-infrastructuur een belangrijk aan dachtspunt.
3.4.
Verkeersveiligheid
Duurzaam Veilig Het realiseren van een "Duurzaam Veilige" verkeersinfrastructuur is één van de speerpunten van het verkeersbeleid geworden. Duurzaam Veilig betreft onder andere de volgende aspecten: een duidelijke hiërarchie in het wegennet; onderscheid tussen verkeer- en verblijfsgebieden; afstemmen van de infrastructuur (inrichting) op de functie (gewenst gedrag); voorkomen van conflictpunten in de verkeersinfrastructuur. Eerder is al gemeld dat de inrichting van de verblijfsgebieden tegelijk gerealiseerd zal worden met de herbestratingsmaatregelen. Het voorkomen van conflictpunten is al ter sprake gekomen bij de infrastructuur voor het fietsverkeer en de voetgangersvoorzieningen. Verkeersveiligheidsknelpunt Binnen Middelwatering is het belangrijkste verkeersveiligheidsknelpunt de kruising Duikerlaan Fluiterlaan/Couwenhoekseweg. Op het kruispunt Duikerlaan-Fluiterlaan/Couwenhoekseweg is voor een gecombineerde oplos sing gekozen. De Fluiterlaan is tussen de Duikerlaan en de Kerklaan verkeersluw gemaakt. De functie van dit wegvak is door de Duikerlaan en de Kerklaan overgenomen. De kruising van de Duikerlaan/de Linie met de Couwenhoekseweg is als minirotonde uitgevoerd. Daarnaast is ook een minirotonde aangelegd op de aansluiting van de P.C. Boutenssingel op de weg naar 's-Gravenland. Deze minirotondes hebben (mede) een functie ter voorkoming van hoge snelheden, sluipverkeer en verbetering van de verkeersveiligheid.
119.7570.00
4. Milieuaspecten
29
Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn enkele functies aanwezig die mogelijk hinder in de omgeving kunnen veroorzaken. Het betreft de auto-infrastructuur en de bedrijven. Daarnaast is er op enkele locaties in het plangebied sprake van bodemverontreini ging.
4.1. Wegverkeerslawaai Zonering In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden langs alle wegen geluidszones, met uit zondering van: woonerven; 30 km/h-gebieden; wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Voor de gemeente Capelle aan den IJssel is geen geluidsniveaukaart opgesteld. Wel bevinden zich binnen Capelle-Middelwatering enkele woonerven. Deze woonerven zijn in de zin van de Wgh gedezoneerd. Geluidszones Aan beide zijden van een gezoneerde weg ligt een geluidszone. Binnen deze geluidszone dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De breedte van de geluidszones van de op het plangebied van invloed zijnde wegen bedraagt overal 200 m met uitzondering van: Abram van Rijckevorselweg: w gelegen tussen Algeraweg - Slotlaan 400 m; Algeraweg 400 m; Algerabrug 350 m. Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de geluidszones van een weg worden ge realiseerd dienen te voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder. De mogelijke nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dienen in principe aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) te voldoen. Volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder kunnen Gedeputeerde Staten voor nieuwe geluids gevoelige bestemmingen in "bijzondere" gevallen een hogere grenswaarde vaststellen. Deze waarde mag in stedelijk gebied de waarde van 65 dB(A) niet overschrijden. In het plangebied komt één locatie voor waarop een nieuwe geluidsgevoelige bestemming mo gelijk wordt gemaakt (15 woningen op het voormalig Gosauterrein aan de Dorpsstraat). Deze locatie is niet gelegen binnen een geluidszone, maar binnen een gebied met een 30 km/h-re gime. De verkeersintensiteiten zijn ter plaatse dermate laag dat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet wordt overschreden.
4.2. Railverkeerslawaai Ten behoeve van de aanleg van de metro naar Capelle aan den IJssel is een akoestisch onder zoek uitgevoerd naar het te verwachten railverkeerslawaai. Voor de bestaande bebouwing is door geluidsreducerende maatregelen overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor het railverkeerslawaai.
119.7570.00
,
~.l'"
."
:/ '
i
..... :,:.
'to'.
r.
,, ,
,J ".
._..:'
)"~
~,
,.
<,
'."
zonegrens/huidige 50 dB(A)-contour huidige 55 dB(A)-contour 55 dB(A)-contour na sanering ex art. 71 Wgh gezoneerd industrieterrein
Figuur 10 Industrielawaai
Milieuaspecten
31
Sinds 1 september 2003 geldt voor ruimere zones rond spoortrajecten een plicht tot het doen van akoestisch onderzoek ingeval van nieuwe ontwikkelingen. In veel gevallen is zelfs sprake van een verdubbeling van de verplichte onderzoekszone. In het geval van de metro Capelle aan den IJssel is echter geen sprake van een wijziging. Voor dit bestemmingsplan heeft de nieuwe regeling derhalve geen consequenties.
4.3. Milieuhinder van bedrijven in en nabij het plangebied Inschaling bedrijven De bedrijven zijn geconcentreerd op het bedrijventerrein Mient. In het overige deel van het plangebied komen verspreid bedrijven voor. Over enkele bedrijven in het plangebied zijn klachten bekend. Het beleid voor het plangebied is niet gericht op versterking van de bedrijfsfunctie. In beginsel wordt ervan uitgegaan bedrijven alleen toe te laten op plaatsen waar nu al bedrijven zijn geves tigd. Uitbreidingen kunnen alleen worden gerealiseerd wanneer de ruimtelijke omstandigheden dit toelaten en indien uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. Een en ander moet echter worden afgewogen binnen het kader van het algemene toelatingsbeleid. Voor de bedrijfsbestemmingen wordt in het bestemmingsplan gebruikgemaakt van een zoge naamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar opklimmende belasting voor het milieu. Tevens worden globale criteria aangegeven voor de toelaatbaarheid van de verschillende bedrijfscate gorieën. Voor een toelichting bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 1. Bepalend voor de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten in het plangebied is de aanwezig heid van milieugevoelige bestemmingen in de omgeving (zoals woningen) en het karakter van het gebied. De verspreid aanwezige bedrijven liggen grotendeels in de directe omgeving van woningen. Derhalve kunnen in het grootste deel van het plangebied alleen bedrijven behorend tot de cate gorieën 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen toelaatbaar worden geacht. Dit zijn bedrijven die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddel lijk naast woongebouwen, echter alleen in gebieden met gemengde functies. Vanwege een grotere afstand tot woonbebouwing kunnen ter plaatse van het bedrijventerrein Mient bedrijven uit de categorie 3.1 algemeen worden toegelaten. Het bovenstaande houdt overigens niet in dat de uitoefening van bepaalde activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft na melijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroor zaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit een vrijstelling worden verleend. In het kader van het bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven geïnventariseerd en inge schaald volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Hieruit blijkt dat de bedrijven in het plangebied behoren tot categorie 2 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor aanvullende informatie wordt verwezen naar de analyse van de deelgebieden. Omdat verplaatsing van de bedrijven die niet passen binnen het algemene toelatingsbeleid niet direct noodzakelijk is en om financiële redenen ook niet haalbaar is, krijgen de bedrijven die niet passen in het geformu leerde algemene toelatingsbeleid een subbestemming voor de huidige bedrijfsactiviteiten. Inventarisatie per deelgebied Middelwatering-West In dit deel van het plangebied zijn drie bedrijven gelegen. Het betreft een loonbedrijf (catego rie 2), een benzineservicestation met verkoop van LPG aan de Abram van Rijckevorselweg en een terrein van Openbare werken (categorie 2) aan het Brederoplein. Ter plaatse van het benzi neservicestation is geen andere dan de huidige bedrijfsactiviteit gewenst. Dit bedrijf krijgt daarom een specifieke subbestemming. Ter plaatse van het loonbedrijf en het bedrijf van Openbare werken worden bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2 algemeen toegestaan.
119.7570.00
Milieuaspecten
32
De bedrijfsbebouwing van Rijkswaterstaat bij de Algerabrug is, mede gelet op de afstand tot woonbebouwing, bestemd met een specifieke subbestemming en toelaatbaar tot categorie 3.1. Middelwatering-Midden Het bedrijventerrein Mient ligt in dit deelgebied. Het bedrijventerrein is geheel uitgegeven. Op het terrein bevinden zich zowel lokaal als regionaal georiënteerde bedrijven zoals een groot handel in tropische producten, een tegelzettersbedrijf, een schildersbedrijf, een grote sociale werkplaats (met onder andere een drukkerij), een machinefabriek, een opslagbedrijf voor kran ten en tijdschriften, een transportbedrijf, een elektrotechnisch bedrijf, een groothandel in intern transportmateriaal en een drukkerij. De bedrijven behoren tot de categorieën 2 t/m 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het bedrijventerrein is voorzien van een goede ontsluiting naar de hoofdwegen en ligt redelijk geïsoleerd ten opzichte van woningen. Op het bedrijventerrein zijn geen bedrijfswoningen aan wezig. Wanneer conform de criteria uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten een milieuzonering wordt op gesteld, kunnen op het gehele terrein bedrijven uit de categorieën 1 t/m 3.1 worden toegelaten. Dit houdt in dat een aantal van de bestaande bedrijven niet binnen dit toelatingsbeleid past. Via de voorschriften in de milieuvergunningen van de bedrijven en de van toepassing zijnde AMvB's milieubeheer wordt milieuhinder voor de omgeving in de hand gehouden. De meeste bedrijven passen binnen het algemene toelatingsbeleid. De overige bedrijven krijgen een specifieke sub bestemming voor de huidige bedrijfsactiviteiten. Aan de Plantsoenstraat en op de hoek Alexanderstraat/Plantsoenstraat zijn een autosleep dienst (categorie 3.2) en een sanitairbedrijf (categorie 2) gevestigd. De activiteiten van de auto sleepdienst passen uit milieuoogpunt eigenlijk niet in de woonomgeving. Op deze locaties wor den alleen bedrijven uit de categorieën 1 en 2 algemeen toelaatbaar geacht, zodat de auto sleepdienst een subbestemming krijgt. Aan de Dorpsstraat bevindt zich een c.v.-installatiebedrijf (categorie 2). Buitendijks aan de Dorpsstraat is een bedrijfspand (Gosau) aanwezig, dat thans leegstaat. Hier is een woonbe stemming toegekend. In het winkelcentrum De Koperwiek bevindt zich een chemische wasserij (categorie 2). Van wege de winkelfunctie van De Koperwiek ligt een bestemming Centrumdoeleinden voor de hand. Aan de Meeuwensingel/Roerdomplaan is het bedrijf van Coster en Zonen, groothandel in tex tielwaren gevestigd. Het gaat om een bedrijf in categorie 3.1. In de woonomgeving wordt slechts categorie 2 algemeen toelaatbaar geacht. In verband met deze afwijking is een speci fieke subbestemming "groothandel" toegevoegd. Aan de Rembrandtsingel 43 en de Fazantstraat 36 bevinden zich tandtechnische laboratoria. Vanwege de overwegende woonfunctie van de gebieden waarin deze bedrijven liggen, worden alleen bedrijven uit categorie 1 en 2 toelaatbaar geacht. Middelwatering-Oost Aan de Groenedijk is de gemeentewerf (categorie 3.1) gevestigd. Deze locatie is op dit moment in studie. De onzekere ontwikkelingsmogelijkheden heeft aanleiding gegeven deze locatie bui ten het plangebied te houden. Juist buiten het plangebied bevindt zich een afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI). In het kader van de milieuvergunning van het bedrijf zijn eisen gesteld om geur- en geluidsoverlast in de omgeving ter plaatse van gevoelige bestemmingen te voorkomen. Industrielawaai Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van het industrieterrein IJsseldijk, dat gelegen is langs de Hollandsche IJssel in Krimpen aan den IJssel. Op dit industrieterrein zijn grote ge luidshinderlijke bedrijven volgens artikel 41 van de Wet geluidhinder en het Inrichtingen- en ver gunningenbesluit milieubeheer gevestigd. Het betreft een scheepswerf en twee betonmortel centrales. De geluidszone is bij Koninklijk Besluit vastgesteld op 20 augustus 1992. De vastge stelde zone komt overeen met de 50 dB(A)-contour. De huidige zone overlapt een groot deel van het plangebied en reikt tot aan de Rubenssingel (zie figuur 10). Buiten deze zone mag de geluidsbelasting de waarde van 50 dB(A) niet overschrijden. De geluidscontouren geven een globaal beeld van de optredende geluidsbelasting.
119.7570.00
Milieuaspecten
33
Voor nieuw te bouwen woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In het gebied tussen de 50 en 55 dB(A) kunnen Gedeputeerde Staten hogere grenswaarden (tot 55 dB(A)) vaststellen. In het gebied met een geluidsbelasting groter dan 55 dB(A) is nieuwbouw van wo ningen in principe uitgesloten. Een gedeelte van het plangebied ondervindt momenteel een ho gere geluidsbelasting dan 55 dB(A) en zelfs 60 dB(A). Dit zijn zogenaamde "saneringswonin gen". Op grond van artikel 71 van de Wet geluidhinder is een saneringsprogramma opgesteld om de geluidsbelasting op de saneringswoningen te reduceren. De provincie Zuid-Holland heeft in de cember 1997 het saneringsprogramma voor het industrieterrein IJsseldijk in Krimpen aan den IJssel vastgesteld. Dit programma is door de minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu (VROM) goedgekeurd. In dit saneringsprogramma is een pakket van geluidswerende maatregelen opgenomen voor de gevestigde bedrijven. Deze maatregelen zullen naar ver wachting binnen enkele jaren (na goedkeuring door de minister) moeten worden uitgevoerd. Bovendien zullen de milieuvergunningen van de bedrijven moeten worden aangepast naar aanleiding van het saneringsprogramma. Na uitvoering van het saneringsprogramma is de ge luidsbelasting in het plangebied zover teruggedrongen, dat nagenoeg het hele plangebied een geluidsbelasting heeft van minder dan 55 dB(A). Hierdoor is woningbouw na vaststelling van een hogere grenswaarde in beginsel mogelijk op de kleinschalige bedrijvenlocatie langs de Dorpsstraat (Gosau), buitendijks tegenover bedrijventerrein Mient (zie figuur 10). Derhalve zal voor deze woningen een Verzoek hogere grenswaarde worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.
4.4. Waterhuishouding Waterbeheer en watertoets Het beheer van de Hollandsche IJssel (waterkwaliteit, waterkwantiteit en stormvloedkering) valt onder de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. De waterkwaliteit en -kwantiteit van het bin nenwater en de primaire en secundaire waterkering worden beheerd door het Hoogheemraad schap van Schieland. In het kader van dit (volledig consoliderende) bestemmingsplan is meer dere malen overleg geweest met het hoogheemraadschap. Deze waterparagraaf is dan ook tot standgekomen in samenwerking met het hoogheemraadschap. Huidig watersysteem Binnen het plangebied kan onderscheid gemaakt worden tussen de Hollandsche IJssel (bui tenwater) en het overige oppervlaktewater (binnenwater). Het beheer van het binnenwater is afgestemd op de stedelijke functie van het water. De afwatering geschiedt via een hoofdwater gang gelegen langs de Reigerlaan, de Meeuwensingel en de Wetering/Frederik-Hendrikstraat tot aan de kering van de Hollandsche IJssel. Hier wordt via een poldergemaal overtollig water uitgeslagen en wordt in droge tijden water ingelaten. Met de aanvulling van watertekorten wordt tevens een doorspoeling van de watergangen be reikt om de waterkwaliteit te waarborgen. De vele overige watergangen in het plangebied, vaak in de vorm van singels, wateren af op de hoofdwatergang. Met de aan- en afvoer van water be heert het hoogheemraadschap het peil in het plangebied, dat wordt gehandhaafd op NAP -2,36 m. Bij 't Slot wordt een peil van NAP -1,03 m gehandhaafd. Door het verschil in maaiveld varieert de drooglegging tussen de 50 en 80 cm. Bij 't Slot is de drooglegging 20 tot 25 cm. In het plangebied is in de huidige situatie geen sprake van wateroverlast. De waterkwaliteit van het binnenwater is matig door diffuse verontreinigingen vanuit het stede lijk gebied. De water(bodem)kwaliteit van de Hollandsche IJssel is onvoldoende. Op dit moment lopen diverse plannen ter verbetering van deze water(bodem)kwaliteit. In het plangebied zijn twee soorten waterkeringen aanwezig: de primaire waterkering langs de Hollandsche IJssel en een secundaire waterkering ter plaatse van de Algeraweg. Deze laatste functioneert als (overloop)kering bij doorbraak van de primaire waterkering. Het plangebied is voorts voorzien van een gemengd rioleringsstelsel. Huishoudelijk afvalwater en hemelwater worden via het riool en een transportleiding afgevoerd naar de AWZI Kralingse veer (gelegen buiten het plangebied) waar het water wordt gezuiverd.
119.7570.00
Milieuaspecten
34
In het gebied vormen overstorten vanuit het riool op het stedelijk oppervlaktewater een belang rijke bron van verontreinigingen. Duurzaam stedelijk waterbeheer in relatie tot bestemmingsplan In het Waterbeheersplan 1999-2003 van het Hoogheemraadschap Schieland spreekt de water beheerder zich uit voor een duurzamer stedelijk waterbeheer. Men wil anticiperen op de ver wachte klimaatverandering (nattere winters, drogere zomers en intensievere buien) door water systemen veerkrachtiger en meer zelfvoorzienend te maken. Oplossingen voor knelpunten in waterkwantiteit en -kwaliteit worden zoveel mogelijk gezocht in het gebied zelf, waardoor zo min mogelijk afwenteling plaatsvindt op de omgeving. Tevens streeft men naar een betere afstem ming met de ruimtelijke planvorming, waardoor ook de ecologische, recreatieve en visuele po tenties van stedelijk water meer worden benut. Voor de afstemming met de ruimtelijke ordening heeft het hoogheemraadschap in 2001 een nota opgesteld "Water en ruimtelijke ordening in Schieland". Daarin zijn voor het landelijke ge bied van het beheersgebied onder andere functiegeschiktheidskaarten gemaakt. Het bestaande stedelijke gebied, zo ook dit plangebied van Middelwatering, valt buiten het plangebied van deze nota. Voorts is onder regie van de provincie door de waterbeheerders de Deelstroomgebiedsvisie op gesteld voor het werkgebied Midden-Holland (ontwerp, 2003). Hierin krijgt de afstemming het beleid van WB21 met de ruimtelijke ontwikkelingen per deelstroomgebied nader gestalte. Voor het stedelijk gebied (waaronder het plangebied) ligt er een wateropgave, waarbij met duurzaam stedelijk waterbeheer de knelpunten van wateroverlast moeten worden aangepakt. Het streef beeld en het noodzakelijke programma om de knelpunten tot 2015 op te lossen, spelen met name op regionaal niveau; voor het plangebied zijn geen specifieke aanduidingen opgenomen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is nagenoeg volledig consoliderend (er wordt slechts één ruimtelijke ont wikkeling mogelijk gemaakt). In overleg met de gemeente streeft het hoogheemraadschap binnen het plangebied naar ver betering van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar het reduceren van riooloverstorten (af koppeling en bergbezinkbassins) en de aanleg van natuurvriendelijke oevers. De aanleg van natuurvriendelijke oevers kan tevens worden aangegrepen om meer waterberging in het gebied te creëren. De verwachte stedelijke herinrichtingen in het plangebied bieden kans om afkoppe len te combineren met de aanleg van een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. Het toepassen van duurzame bouwmaterialen voorkomt diffuse verontreinigingen in het afgekoppelde hemel water. Deze maatregelen worden verder uitgewerkt in een door de waterbeheerder en de ge meente op te stellen gemeentelijk waterplan. De zones van primaire en secundaire waterkeringen zijn opgenomen op de plankaart met de primaire bestemming Waterkering. Voorts zijn de hoofdwatergangen voorzien van onderhouds zones langs het water op de plankaart middels de primaire bestemming Waterstaatsdoeleinden. Binnen en langs deze beide zones (Waterkering en Waterstaatsdoeleinden) is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland van kracht met gebods- en verbodsbepalingen ten aanzien van bouw- en graafwerkzaamheden.
4.5. Bodemkwaliteit De provincie Zuid-Holland hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat inzicht dient te bestaan in de bodemkwaliteit. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op een schone bodem te worden gerealiseerd. Bij functiewijziging dient de bodemkwaliteit te worden onderzocht. De locatie Loswal III is verontreinigd. Wat betreft het terrein van de gemeentewerf is uit een bo demonderzoek gebleken dat op dit terrein sprake is van een sterke verontreiniging rond een tank met olie en een lichte verontreiniging met PAK.
119.7570.00
Milieuaspecten
35
De locatie Loswal III is reeds gedeeltelijk gesaneerd. Het terrein van de gemeentewerf en het bedrijventerrein van Van Hoorn moeten nog gesaneerd worden. Het resterende gedeelte van Loswal III, met uitzondering van het perceel van de afvalwaterzuiveringsinrichting, is reeds ge saneerd door afdekking van de verontreiniging.
4.6. Luchtkwaliteit Luchtkwaliteit In de nabijheid van wegen kan sprake zijn van lokale luchtverontreiniging. Deze luchtverontrei niging kan negatieve effecten op de gezondheid hebben. Als gevolg van strengere Europese regelgeving is sinds 19 juli 2001 het Besluit luchtkwaliteit in werking getreden. Bij nieuwe ge voelige functies langs wegen mag er geen sprake zijn van een overschrijding van de grens waarden zoals opgenomen in dit Besluit. In de handreiking Luchtkwaliteit en Ruimtelijke Ordening van de provincie Zuid-Holland wordt aangegeven op welke wijze luchtkwaliteit onderdeel kan vormen van het planproces. In deze handreiking is het begrip "gevoelige bestemming" geïntroduceerd, waarbij onder andere woon gebieden als gevoelig worden aangemerkt. Berekeningen behoeven alleen te worden uitge voerd wanneer het gaat om nieuwe gevoelige bestemmingen nabij drukke verkeerswegen met een intensiteit groter dan 6.000 mvt/etmaal. In het plangebied is sprake van één ontwikkelingslocatie aan de Dorpsstraat. Deze weg heeft een 30 km/h-regime en gezien zijn beperkte gebiedsontsluitende functie een etmaalintensiteit lager dan 6.000 mvt/etmaal. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat door het wegver keer op de Dorpsstraat geen sprake is van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt hierdoor geen belemmering voor de ontwikkelingslocatie.
4.7. Leidingen/veiligheid In het plangebied komen verschillende planologisch relevante leidingen voor. Het betreft een ri oolpersleiding, een drinkwatertransportleiding, koelwaterleidingen en 150 kV hoogspanningslei dingen. Ten behoeve van een ongestoorde bedrijfsvoering geldt een zakelijk rechtstrook van enkele meters. Er gelden geen veiligheidsafstanden voor deze leidingen. In het kader van de herziening van het bestemmingsplan voor de wijk Capelle-Oostgaarde heeft de Adviesgroep AVIV B.V. te Enschede het rapport "Externe veiligheid bestemmingsplan Oost gaarde 1999" uitgebracht. Hierin zijn de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over de Hollandsche IJssel onderzocht. Uit de risicoanalyse van dit rapport blijkt dat door dit vervoer geen significant extern veiligheidsrisico optreedt. Naar aanleiding hiervan wordt in het rapport geconcludeerd dat dit transport geen belemmering vormt voor nieuwbouw in de nabijheid van de Hollandsche IJssel. Zie bijlage 4.
4.8. LPG-tankstations In verband met brand- en explosiegevaar gelden voor nieuwe situaties in de omgeving van LPG-stations afstandsnormen vanaf vulpunt, reservoir en afleverzuil. De minimumafstanden zijn genoemd in de Integrale Nota LPG en het Besluit LPG-tankstations milieubeheer. In nieuwe situaties gelden voor bijzondere objecten categorie II zoals genoemd in het Besluit LPG-tankstations (onder andere opslag gevaarlijke stoffen) en voor woningen de volgende mi nimumafstanden tot LPG-onderdelen: opstelplaats tankauto/vulpunt: 80 m; ondergronds reservoir: 40 m; afleverzuilen: 20 m.
119.7570.00
Milieuaspecten
36
Voor bijzondere objecten categorie I (waaronder bedrijfsgebouwen) gelden de volgende mini mumafstanden tot LPG-onderdelen: opstelplaats tankauto/vulpunt: 30 m; ondergronds reservoir: 20 m; afleverzuilen: 20 m. In het voorliggende bestemmingsplan zijn twee tankstations met LPG opgenomen. Dit betreft de tankstations aan de Abram van Rijckevorselweg. Aan de Couwenhoekseweg is eveneens een tankstation met LPG aanwezig. Hoewel dit station buiten het plan is gelegen valt de zoge naamde hindercirkel wel over een deel van het plangebied.
4.9. Externe veiligheid Voor externe veiligheid ten aanzien van leidingen wordt verwezen naar de subparagraaf "leidin gen". LPG In het plangebied zijn twee benzinetankstations met verkoop van LPG gevestigd aan de Abram van Rijckevorselweg, waarvan het vulpunt bij het noordelijke station is gelegen. Daarnaast is net buiten het plangebied het vulpunt van het LPG-tankstation aan de Couwenhoekseweg gele gen. Voor nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van LPG-tankstations gelden in verband met brand- en explosiegevaar afstandsnormen vanaf vulpunt, reservoir en afleverzuil (Integrale Nota LPG-tankstations milieubeheer en Besluit LPG-tankstations Wet milieubeheer). Huidige afstandsnormen In veel gevallen is de afstandsnorm voor het vulpunt bepalend. Er dient een afstand van 80 m vanaf het vulpunt aangehouden te worden tot woningen en zogenaamde objecten categorie II, zoals (voorzover relevant op het bedrijventerrein): recreatieterreinen (campings, volkstuinen); hotels, restaurants en kantoorgebouwen bestemd voor meer dan 50 personen; installaties en bovengrondse opslagtanks voor brandbare, explosieve of giftige stoffen als mede plaatsen ten behoeve van de bewaring van gasflessen waarvan de gezamenlijke in houd meer dan 2.500 liter (waterinhoud) bedraagt. Daarnaast dient er ook een afstand van 30 m te worden aangehouden tussen het vulpunt en objecten uit categorie I, zoals (voorzover relevant): sporthallen en zwembaden; hotels, restaurants en kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder categorie II vallen; bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder categorie II vallen; incidentele dienst- en bedrijfswoningen, met een gemiddelde dichtheid aan dienst- of be drijfswoningen van ten hoogste één per hectare. Ontwerpbesluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer Het Ontwerpbesluit heeft onder andere betrekking op LPG-tankstations. De minister van VROM heeft in een brief (april 2002) geadviseerd om bij vaststelling van relevante besluiten (waaron der een bestemmingsplan) reeds zoveel mogelijk toepassing te geven aan het ontwerpbesluit. Het besluit wordt waarschijnlijk begin 2004 van kracht. Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten In het Ontwerpbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare ob jecten. Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen (met uitzondering van verspreid lig gende woningen met een dichtheid van maximaal twee per hectare en dienst- of bedrijfswonin gen) en andere gebouwen waar zicht gedurende een groot deel van de dag (kwetsbare) groe pen mensen bevinden. Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder andere woningen ver staan voorzover zij niet tot de kwetsbare objecten behoren en hotels, restaurants, kantoren en vergelijkbare inrichtingen.
119.7570.00
Milieuaspecten
37
Plaatsgebonden risico De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) is voor nieuwe kwetsbare en beperkt 6 kwetsbare objecten (op enkele uitzonderingssituaties na) gesteld op een niveau van 10- per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stof fen op een te bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. De minimaal aan te 6 houden afstand behorende bij deze 10- -contour is bij een LPG-omzet van minder dan 1.000 m³ per jaar 80 m vanaf het LPG-vulpunt. De minimaal aan te houden afstanden vanaf LPG-reservoir en LPG-afleverzuilen bedraagt 40 respectievelijk 20 m, ongeacht de LPG-omzet. Voor bestaande of reeds in het vigerende bestemmingsplan geprojecteerde, maar nog niet gerea liseerde, (beperkt) kwetsbare objecten zijn de normen soepeler (op termijn dient het PR maximaal 10-5 te bedragen, hetgeen overeenkomt met een afstand tot het LPG-vulpunt van minimaal 25 m; bovendien mag binnen de 80 m-zone rondom het LPG-vulpunt het PR niet toenemen). Vooralsnog doen zich ten aanzien van het PR rondom het LPG-vulpunt, -reservoir en -aflever zuilen geen grote knelpunten voor. Mogelijk moeten in het bestemmingsplan wel enige beper kingen worden gesteld aan de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aanwezige bedrijven binnen de 80 m-zone rondom het LPG-vulpunt. Groepsrisico Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een be paalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Dit wordt vertaald in een dichtheid van personen per hectare. Voor LPGtankstations met een omzet van minder dan 1.500 m³ per jaar gelden binnen een afstand van 160 m tot het LPG-vulpunt beperkingen voor het maximaal aantal personen. Overigens hebben de normen voor het GR een oriënterende waarde. Het GR moet op basis van het (ontwerp)be sluit expliciet worden afgewogen en verantwoord. Voor mogelijke nieuwe ontwikkelingen zal een toets aan de waarde voor het GR zal plaatsvin den als het Ontwerpbesluit is vastgesteld. Vuurwerk Ingevolge het in 2002 in werking getreden Vuurwerkbesluit dient ook via het spoor van de ruimtelijke ordening expliciet aandacht te worden besteed aan de veiligheidsafstanden die gel den voor vuurwerkopslag. In dit bestemmingsplan is in een algemeen gebruiksvoorschrift de op slag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk als een vorm van strijdig gebruik aange merkt.
119.7570.00
5. Beleidsvisie
39
5.1. Algemeen In de voorgaande hoofdstukken is eerst een beeld gegeven van de ruimtelijk-functionele struc tuur van de wijk Capelle-Middelwatering. Vervolgens is ingegaan op de verkeerskundige situatie van de wijk met daaraan gekoppeld het sectorale verkeers- en vervoerbeleid volgens de uit gangspunten van de notitie "Herijking gemeentelijk verkeers- en vervoersplan". Het onderhavige bestemmingsplan zorgt voor de vertaling van deze elementen in een samen hangend ruimtelijk beleid. Dit beleid is er in de eerste plaats op gericht de stedenbouwkundige kwaliteiten van het plange bied te behouden en waar mogelijk te versterken. Daarnaast wordt door middel van de bestemmingslegging de bestaande verkeerskundige situa tie gehandhaafd en wordt ruimte gegeven voor de uitvoering van maatregelen uit het Verkeersen vervoerplan. Om vooral een aanvaardbare milieukwaliteit in het plangebied tot stand te brengen en te hand haven, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van het instrument van milieuzonering (voor bedrijvigheid en verkeerslawaai). Op deze manier wordt overlast van bedrijven in de woonomgeving en geluidsoverlast zoveel mogelijk voorkomen. Naast deze hoofdlijnen van beleid, verdient de vertaling van een aantal meer specifieke be leidsmatige uitgangspunten in dit bestemmingsplan nadere aandacht. Deze worden in de vol gende paragrafen aan de orde gesteld.
5.2. Herstructureringslocaties Ondanks de primair consoliderende functie van dit bestemmingsplan spelen binnen CapelleMiddelwatering toch een aantal nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In de door het gemeentebe stuur uitgebrachte "Nota van samenhang" (september 1996), waarin een samenhangend beeld wordt gegeven van de toekomstige ontwikkeling van Capelle aan den IJssel, wordt een en an der uiteengezet. Volgens de hedendaagse inzichten zal een aantal in het gebied voorkomende locaties heront wikkeld worden, met name het zogenaamde Gosauterrein en de buitendijks gelegen Vuykloca tie. Telkens wanneer in de toekomst besloten mocht worden tot het starten van een nieuw project, zal een procedure in gang worden gezet tot verlening van vrijstelling van de vigerende bestem mingsplannen. Deze procedure is gebaseerd op artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en kent − evenals de bestemmingsplanprocedure − een aantal beslismomenten en rechtsbescher mingsmogelijkheden. Hierover zullen te zijner tijd per project op de gemeentepagina van het huis-aan-huis-blad "De IJsselpost" aankondigingen worden gedaan. Eerst zal er een inspraakprocedure komen; deze inspraakprocedure zal voorafgaan aan het nemen van het formele besluit tot verlening van vrijstelling van het bestemmingsplan voor deze locaties. Eenieder krijgt dan de gelegenheid zijn zienswijzen naar voren te brengen over het project. Na afronding van deze inspraakprocedure wordt het besluit tot al of niet verlening van de vrijstelling genomen. Wanneer voor een concreet project vrijstelling wordt verleend, zal dit project voorzien dienen te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing.
119.7570.00
Beleidsvisie
40
Tegen dit besluit zullen de belanghebbenden vervolgens de mogelijkheid van bezwaar en be roep hebben. Hieronder worden de locaties die voor herstructurering in aanmerking komen per wijkdeel ge noemd, met verwijzing naar figuur 11, waarin de ligging van deze locaties is aangegeven. A. Middelwatering-West Rozenburcht en omgeving (A1) Aan de oostzijde van dit deelgebied bevindt zich de locatie waarop het schoolgebouw van het IVEC was gesitueerd. Op het aangrenzende terrein staat het bejaardencentrum "De Rozen burcht" en een aantal aanleunwoningen. Met het oog op de onderhoudstoestand van de wonin gen, het zorgcomplex en de omvang/structuur van het openbaar gebied, bestaan er plannen voor herontwikkeling ervan. Gedacht wordt aan nieuwbouw voor het verzorgingstehuis, inclusief bijbehorende functies, alsmede woningen. B. Middelwatering-Midden Voormalig Gosauterrein (B1) Aan de Dorpsstraat 66 op het voormalige Gosauterrein zijn maximaal 15 woningen gepland. Aan het perceel is een woonbestemming toegekend. Vuykterrein (B2) In het kader van stadsvernieuwing wordt bekeken hoe dit buitendijks gelegen terrein herontwik keld kan worden. Het terrein krijgt een recreatieve invulling. De nieuwbouwbuurt op het binnendijkse Vuykterrein is nogal steenachtig ingericht. De bewo ners ervaren een tekort aan groenvoorzieningen en speelvoorzieningen. Instandhouding van het spaarzaam aanwezige groen lijkt van belang, mede omdat ook in de directe omgeving van het deelgebied weinig groen aanwezig is. De Hoven (C1) De ontwikkelingen van dit gebied zijn in studie. Een deel van de flats is inmiddels gesloopt. Ge zien het ontbreken van concrete plannen is dit gebied buiten het voorliggende bestemmingsplan gehouden.
5.3.
Beleid "rondom de woning"
Het woongenot wordt mede bepaald door de uitbreidingsmogelijkheden van woningen en/of bij gebouwen op het bij de woning behorende erf. Anderzijds geldt dat het eigen woongenot kan worden beperkt door te ruime bouwmogelijkheden op het erf van de buren. Bij een consolide rend planmotief, waarbij het behoud van de bestaande stedenbouwkundige kwaliteiten voorop staat, is het derhalve van belang om een goede erfregeling op te nemen. Omdat geen reden bestaat af te wijken van de in Capelle aan den IJssel gebruikelijke erfrege ling, zoals die ook in de wijken Capelle-Schollevaar, Capelle-Schenkel en Capelle-'s-Graven land wordt gehanteerd, is deze regeling uitgangspunt voor dit bestemmingsplan geworden. Uitgangspunt bij de opgestelde regeling is het zoveel mogelijk tegemoetkomen aan uitbrei dingswensen, zonder dat dit ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit van de woonomgeving en het gebruik van naastgelegen gronden. Dit betekent dat op het zij- en of achtererf van de woning mogen worden gebouwd: aan- of uitbouwen; bijgebouwen. Gewijzigde Woningwet (2003) De op 1 januari 2003 gewijzigde Woningwet biedt ruimere mogelijkheden om zonder bouwver gunning bepaalde bouwwerken op te richten. De vergunningvrije bouwwerken zijn opgenomen in artikel 2 en artikel 3 van heet Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Voor vrijwel alle bouwwerken worden voorwaarden genoemd waaraan het bouw werk moet voldoen om zonder vergunning te mogen worden opgericht. Deze voorwaarden heb ben bijvoorbeeld betrekking op de afmetingen en de plaats van het bouwwerk.
119.7570.00
':.
i .'.1,
,j
"
'~'1'_ ..
':
{.~.
' f'~\
~.
...... ~~
"
"' ..
.
U; 0
-;:; OJ
q
:::l :::l
> :::l
'"0
"~
Ul
.2 .~ Q)
C
OJ
C
Q5 ->::: ->:::
0
c
]
Q5 ->::: ->:::
.S
OJ
"~ C
U;
:J
'"0
C
0
l 0
......
C
"~ L
2
:::l
>
L L
c "W
I
Q)
c
..0
c
Q)
"C
ro
Q)
~
'"0 '"0
~ 0
cQ) ~
'"0 '"0
en c
'C
2
co ~ Ul
0
0>
co 3: Q5
..-N
er::::
0
N
Q)
c
..0
:::l
L
U
.r:.
Q)
0
~
'"0 '"0
Q)
~
Ul
Q)
~
OJ
c
"C
3:
ro
Q5 '"0
~
-0
«
Beleidsvisie
43
Vergunningvrij mogen bij bestaande woningen onder andere worden gebouwd: een aan- of uitbouw van één laag aan de oorspronkelijke zij- of achtergevel die niet breder is dan de gevel waarvan de aan- of uitbouw wordt gebouwd en niet dieper is dan 2,5 m; voorts geldt dat een minimumafstand van 1 m moet worden aangehouden tot de weg en/of openbaar groen en, wanneer aan de zijgevel wordt gebouwd, ook een minimumafstand van 1 m tot de voorgevel en het perceel van de buren; een bijgebouw of overkapping op een achtererf of zijerf met een hoogte van maximaal 3 m; de totale oppervlakte van bouwvergunningvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen moet daarbij minder dan 30 m² bedragen; ook hier gelden minimumafstanden tot de weg, het openbaar groen, de voorgevel en het naburige erf. Zowel voor aan- en uitbouwen als voor bijgebouwen en overkappingen tezamen geldt dat het zij- of achtererf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd. De voorwaarden die hiervoor zijn aangegeven worden op onderdelen nader gedetailleerd in het voornoemde Besluit. In het voorliggende plan is de maximumoppervlakte van erfbebouwing bij een woning bepaald op 50% van het bijbehorende zij- en achtererf met een maximum van 30 m².
119.7570.00
6. Juridische planbeschrijving 6.1.
45
Keuze planvorm
Het kiezen van een planvorm van een bestemmingsplan is geen doel op zich maar is afhanke lijk van de visie op een plangebied. Het bestemmingsplan dient "op maat" gemaakt te worden, afhankelijk van het motief, de taak en het doel van de regeling alsmede de sturingsbehoefte. Voor het woongebied is het motief om tot regeling over te gaan primair gelegen in consolidatie van het bestaand gebied en secundair voor relatief beperkte ontwikkelingen in Middelwatering west. Een belangrijk aspect hierbij is om voor alle te onderscheiden deelgebieden een zelfde basisregeling van toepassing te verklaren. Het accent in de taakstelling ligt op regulering van het (bestaand) grondgebruik, waarbij voor lo caties waar een verandering van functie en gebruik gewenst is dan wel verwacht wordt, boven dien een ontwikkelingstaak geldt. Voor het bestemmingsplan geldt naast een ruimtelijk doel (aangeven van bijvoorbeeld uitbrei dingsmogelijkheden) ook een functioneel doel (aangeven van de gebruiksmogelijkheden en functies van de gronden). De publiekrechtelijke sturingsbehoefte voor de bestaande gebieden is gering, in die zin dat een relatief grote tolerantie bestaat ten aanzien van mogelijke aanpassingen en verbeteringen hier van. Een belangrijke randvoorwaarde die aan de tolerantie is gesteld, is dat de bestaande kwa liteiten van het plangebied gehandhaafd moeten blijven dan wel − waar nodig en mogelijk − verbeterd moeten worden. Nieuwe ontwikkelingen, waaronder uitbreidingsmogelijkheden van bestaande gebouwen, zullen hieraan getoetst worden. De aanpassingen en de ontwikkelingen zijn planologisch gezien beperkt. Op basis van de voornoemde uitgangspunten is gekozen voor een gedifferentieerd planfiguur. De gebieden waarin het wonen de dominante functie is, zijn geregeld in een zeer globaal con solidatieplan. Het kaartbeeld bestaat uit grote bestemmingsvlakken. Voor de locaties waar de niet-woonfuncties aanwezig zijn, is gekozen voor een meer gedetailleerde regeling en zijn be stemmingsvlakken aangegeven. De ratio hiervan is gelegen in het feit dat aan deze functies − hoewel ter plaatse niet ongewenst of onaanvaardbaar − een minder grote vrijheid gegeven kan worden, gelet op de mogelijke hinder of overlast die dat kan veroorzaken op het omlig gende woongebied. Voor het bedrijventerrein is gekozen voor een iets minder globale regeling dan voor het woon gebied. Niet alleen is de toelaatbaarheid van de verschillende soorten bedrijven voor de deel gebieden verschillend, maar ook bijvoorbeeld de bouwhoogten, de goothoogte en de afstand van gebouwen onderling. Deze verschillen zijn in de bestemmingsregeling tot uitdrukking ge bracht door meer op de plankaart aan te geven dan in het woongebied. De wijk Capelle-Middelwatering wordt gevormd door bestaand bebouwd gebied, hoofdzakelijk bestemd voor wonen en centrumvoorzieningen. Een belangrijk doel van het voorliggende be stemmingsplan is om te komen tot een uniforme en actuele ruimtelijke regeling voor een gebied dat vanuit ruimtelijk-functionele optiek één geheel vormt. Op één herstructureringslocatie is ruimte voor woningbouw, die met dit bestemmingsplan in ju ridisch-planologische zin mogelijk wordt gemaakt. Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is een functiekaart van het plangebied opgesteld. Naar aanleiding van deze kaart zijn de verschillende bestemmingen gekozen.
6.2.
Artikelsgewijze toelichting
Algemene bepalingen De algemene bepalingen hebben, betrekking op het hele plangebied. De artikelen 1, 2 en 3 spreken voor zich.
119.7570.00
Juridische planbeschrijving
46
Artikel 4 is een artikel dat de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten en/of inhouden in het plangebied legaliseert, indien deze minder dan wel meer bedragen dan ingevolge dit plan is voorgeschreven respectievelijk toegestaan. Om niet bij elke voorgeschreven, dan wel toege stane maatvoering in het plan deze uitzondering te hoeven opnemen is gekozen voor één arti kel die op het hele plan van toepassing is. De in artikel 5 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, namelijk erfafscheidingen, (schotel)antennes, tuinmeubilair, lichtmasten en overig straatmeubilair (lid 4) zijn die bouwwer ken, welke genoemd worden in artikel 43 van de Woningwet. Tot maximaal de aangegeven hoogtes zijn deze bouwwerken te beschouwen als vergunningvrije bouwwerken. Het is voor het ruimtelijke beeld van de wijk niet wenselijk voor genoemde bouwwerken een grotere hoogte toe te staan. Bedoeld is hier dus niet om een regeling voor vergunningvrije bouwwerken op te nemen (dit is immers krachtens artikel 20 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet toegestaan), maar om aan te geven dat grotere hoogtes dan die voor genoemde bouwwerken zijn bepaald in artikel 43 van de Woningwet, niet zijn toegestaan. In artikel 7 is een algemene vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De vrijstellingen hebben voornamelijk betrekking op ondergeschikte aanpassingen van bouw grenzen en afwijkingen van maten. De wijzigingen hebben betrekking op overschrijdingen die noodzakelijk zijn voor een betere technische realisering van bestemmingen en bouwwerken of afwijkingen die verband houden met de werkelijke toestand van een terrein. Artikel 8 bevat procedurevoorschriften die in acht dienen te worden genomen bij de toepassing van de bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders bij vrijstellingen. Bestemmingen en gebruik Woondoeleinden (W) Deze bestemming heeft betrekking op zowel grote monofunctionele woongebieden als van één of meer tussen andere functies ingeklemde woningen. Binnen deze globale gebiedsbestemming heeft zowel het particuliere als het openbare gebied een plaats gekregen. Alleen de voor Capelle-Middelwatering belangrijke hoofdwegen hebben een afzonderlijke bestemming "Verkeersdoeleinden" gekregen. Tevens zijn de belangrijke wa tergangen en structuurbepalende groenvoorzieningen afzonderlijk bestemd. Met de verschillende functies in het gebied kan worden geschoven, indien dit uit een oogpunt van beheer van de openbare ruimte noodzakelijk is. Een dergelijke globale bestemming betekent wel dat bouwgrenzen voor de woningen niet op de plankaart staan aangegeven. Ook is op de kaart geen maximale hoogtemaat opgenomen. Ter bescherming van de ruimtelijke kwaliteit is derhalve bepaald, dat het aantal woningen, zoals dat aanwezig was op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan of gerealiseerd kan worden op basis van een afgegeven bouwvergunning, niet mag worden vergroot. Hetzelfde geldt voor de inhoudsmaat en de goothoogte van hoofdgebouwen. Een buitendijks gelegen locatie aan de Dorpsstraat 66 nabij Mient (Gosau) heeft een woonbe stemming gekregen. In beginsel mag het aantal aanwezige woningen binnen het plangebied niet worden vergroot. Om de bouw van de woningen ter plaatse mogelijk te maken, is een vrij stelling opgenomen. Voor de mogelijkheden met betrekking tot erfbebouwing is de erfregeling zoals verwoord in pa ragraaf 5.3 opgenomen. Voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, die in een deel van de woning en/of de erfbebouwing, worden uitgeoefend en die binnen een woongebied aan vaardbaar zijn, is een bijzonder gebruiksvoorschrift opgenomen. Hierin is bepaald dat, onder voorwaarden, het gebruik van een gedeelte van een woning en/of erfbebouwing voor de uitoe fening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en aan-huis-verbonden beroepen niet strijdig is met de bestemming van de woning en de aan- en uitbouwen. Aan de Kerklaan is in een voormalig verenigingsgebouw een sportzaal/sportschool gevestigd. Binnen de bestemming "Woondoeleinden" is deze recreatieactiviteit geregeld door middel van een subbestemming "recreatie-inrichting".
119.7570.00
Juridische planbeschrijving
47
Centrumdoeleinden Voor het centrumgebied van Capelle aan den IJssel en het winkelcentrum aan het Slotplein is gekozen voor een mengbestemming "Centrumdoeleinden", waarbinnen de verschillende func ties uit de beide centra een plaats hebben gekregen. In hoofdzaak betreft dat detailhandels- en dienstverlenende bedrijven, woningen en maatschappelijke voorzieningen. Verder wordt nog een aantal bij het centrumgebied behorende functies genoemd, waarvan er twee (horeca en chemische wasserij) nadere toelichting behoeven. De toegestane horecabe drijven zijn gekoppeld aan een bij de voorschriften behorende "Staat van Horeca-activiteiten". Dit is een staat die horecabedrijven indeelt in categorieën, gebaseerd op het potentieel over lastgevende karakter van de verschillende typen horecabedrijven. Het centrumgebied en het winkelcentrum Slotplein zijn geschikt voor de in categorie Ia en Ib van deze staat genoemde ho recabedrijven. In bijlage 3 is een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten opgenomen. De chemische wasserij betreft een wasserij in het winkelcentrum "De Koperwiek" die moet wor den aangemerkt als een categorie 2-bedrijf. Verder valt de locatie Kerklaan-Oost onder de bestemming "Centrumdoeleinden". Hier zijn (be jaarden)woningen gebouwd, met een strip dienstverlenende functies langs de Duikerlaan als verbinding tussen het postkantoor enerzijds en "De Koperwiek" anderzijds. Op deze locatie zijn uitsluitend dienstverlenende bedrijven toegestaan alsmede detailhandelsbedrijven met een grootschalig karakter (bijvoorbeeld piano's, kleinmeubelen), wat tot uitdrukking komt in de na dere aanwijzing (d) in de voorschriften en op de plankaart. Bij het postkantoor is een distributiecentrum voor post aanwezig. Deze van de centrumfunctie afwijkende activiteit is als bestaand gebruik toegestaan. Hiervoor is een nadere aanwijzing (pd) opgenomen. Waar het wonen in één gebouw gecombineerd wordt met detailhandels- en dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en/of horecabedrijven is het wonen op de begane grond niet toegestaan. Deze bepaling is bedoeld om in een dergelijk geval de publiekstrek kende functies van het gebouw (blijvend) op de meest toegankelijke en visueel meest geschikte plaats te situeren. Ter bescherming van de ruimtelijke kwaliteit is bepaald, dat het aantal wonin gen zoals dat aanwezig was op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, of gerealiseerd kan worden op basis van een afgegeven bouwvergunning, niet mag worden vergroot. Maatschappelijke- en Kantoordoeleinden Alle maatschappelijke voorzieningen (de (overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksge zondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs en daarmee gelijk te stellen instellingen), alsmede alle kantoorruimten in het plangebied hebben de bestemming "Maatschappelijke- en Kantoor doeleinden (MK)" gekregen. Dit betekent dat de gebouwen met een maatschappelijke dan wel een kantoorfunctie in functie uitwisselbaar zijn. Deze ruimte wordt niet geboden voor bejaar dentehuizen en verzorgingstehuizen, omdat dit vaak nogal grote gebouwen betreft. Het eventu eel omzetten van de functie van deze gebouwen in kantoorruimte zou ruimtelijk gezien knel punten opleveren, onder andere op het gebied van verkeer en parkeervoorzieningen. Derhalve hebben deze tehuizen een subbestemming "bejaarden- en of verzorgingstehuis MKbv" gekre gen. Om te voorkomen dat een te groot aandeel van de gebouwen met een maatschappelijke functie gebruikt gaan worden voor zelfstandige kantoren, is een maximumvloeroppervlak voor zelfstan dige kantoren opgenomen. De maximaal toegestane goothoogte van de gebouwen is op de plankaart aangegeven, evenals het percentage van de gronden dat met gebouwen mag worden bebouwd. Bedrijfsdoeleinden Deze bestemming heeft betrekking op de bedrijven in het plangebied, welke voor het grootste deel geconcentreerd aanwezig zijn op de bedrijventerreinen. Bij de bestemmingslegging is ge bruikgemaakt van de systematiek van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze is uitgelegd in pa ragraaf 4.3 en bijlage 1 en behoeft hier geen nadere toelichting. Middels een vrijstellings- en een wijzigingsbevoegdheid is deze Staat flexibel hanteerbaar. De goothoogte van de gebouwen, alsmede de maximaal te bebouwen oppervlakte binnen de bedrijfsbestemming is aangegeven op de plankaart.
119.7570.00
Juridische planbeschrijving
48
Recreatieve doeleinden In het westelijk deel van het plangebied liggen sportvelden en andere recreatieve voorzienin gen. Deze voorzieningen hebben de bestemming "Recreatieve doeleinden" gekregen. Daarbij is onderscheid gemaakt in drie subbestemmingen, "Rsv" en "Rch". De subbestemming "Rsv" geldt voor de sportvelden, waar vrijwel geen gebouwen mogen worden gebouwd. Het complex van recreatieve voorzieningen aan de westgrens van het plangebied (sporthal, recreatie- en party centrum, een zwembad en tennisbanen) heeft de subbestemming "Rih" (recreatie-inrichting) ge kregen. Een sportzaal aan de Meeuwensingel heeft de bestemming "Ri" (recreatie-inrichting) gekregen. De toevoeging "h" geeft aan dat ook horeca-activiteiten zijn toegestaan. Voor beide subbestemmingen is op de plankaart een bebouwingspercentage opgenomen, waarmee de maximale oppervlakte is aangeduid die met gebouwen mag worden bebouwd. Agrarische doeleinden Binnen het plangebied ligt één agrarisch bedrijf. Dit bedrijf heeft een op de activiteiten passende bestemming gekregen. Verkeersdoeleinden De bestemming "Verkeersdoeleinden" is gegeven aan de hoofdwegen in het plangebied. De overige wegen met een verblijfsfunctie zijn in de bestemming "Woondoeleinden" onderge bracht. Water en Groenvoorzieningen Het water en de groenvoorzieningen zijn afzonderlijk als zodanig bestemd. Op het voormalige Vuykterrein aan de Dorpsstraat, met de bestemming Groenvoorzieningen, is het mogelijk een horecavoorziening te realiseren. De toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activitei ten, alsmede de maximum oppervlakte, en de goot- en bouwhoogte, zijn in de voorschriften ge regeld en mogen ten hoogste 800 m², respectievelijk 3,5 m en 7 m bedragen. Railverkeersdoeleinden De verhoogd aangelegde metrobaan in het plangebied met bijbehorende stationsvoorzieningen heeft de bestemming "Railverkeersdoeleinden" gekregen. Onder de metrobaan gelden tevens andere bestemmingen. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien en voorzover het belang van de bestemming "Railverkeersdoeleinden" niet wordt geschaad. Waterstaatsdoeleinden Aan de Hollandsche IJssel is de bestemming "Waterstaatsdoeleinden" gegeven. Binnen deze bestemming is de heftoren van de stormvloedkering geregeld. Deze bestemming is tevens toegekend aan de beschermingszones langs de hoofdwatergangen. Waterkering De dijk langs de Hollandsche IJssel heeft een waterkerende functie, die met deze bestemming wordt beschermd. Leidingen In dit plangebied komen verschillende leidingen voor, te weten een drinkwaterleiding, een riool persleiding en koelwaterleidingen. Archeologische waardevol gebied Deze bestemming is opgenomen voor het gebied rondom 't Slot en aan de gronden gelegen ten oosten hiervan tot aan het gebied rond de kerk aan de Kerklaan. Dit gebied strekt zich uit tot ongeveer 200 m uit de waterlijn van de Hollandsche IJssel. De ter plaatse aanwezige waarden dienen bij eventuele werken en werkzaamheden veiliggesteld te worden. Deze veiligstelling is vormgegeven door een zogenaamde dubbelbestemming. De aan de gronden gegeven be stemmingen zijn tevens bestemd voor archeologisch waardevol gebied. In deze laatste be stemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden die mogen plaatsvinden op basis van de samenvallende bestemmingen. De in het aanlegvoor schrift genoemde werken en werkzaamheden mogen bovendien niet eerder worden uitgevoerd dan nadat burgemeester en wethouders hiervoor een aanlegvergunning hebben afgegeven. De archeologische waarden mogen door werken en werkzaamheden niet worden geschaad.
119.7570.00
Juridische planbeschrijving
49
In de bepalingen van de samenvallende bestemmingen is verwezen naar de bepalingen van de bestemming Archeologisch waardevol gebied. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen Bouwen ten behoeve van bestemmingen die samenvallen met de bestemmingen Railverkeers doeleinden, Waterstaatsdoeleinden, Waterkering, Leidingen en Archeologisch waardevol ge bied, is uitsluitend toegestaan na verkregen vrijstelling door burgemeester en wethouders. Bij het verlenen van de vrijstellingen dient een zorgvuldige belangenafweging plaats te vinden en mogen de belangen van de primaire bestemmingen niet onevenredig worden geschaad. Overgangs- en slotbepalingen In dit onderdeel zijn de overgangsbepalingen, zoals de regeling voor het gebruik van gronden en gebouwen, de strafbepaling en de titel van dit bestemmingsplan opgenomen. Molenbiotoop In deze bestemming is een regeling opgenomen die de buiten het plangebied aanwezige mo len, gelegen op het grondgebied van de gemeente Krimpen aan den IJssel, moet beschermen tegen negatieve invloeden met betrekking tot de vrije windvang. Zo zal er binnen 100 m rond de molen geen bebouwing mogen worden opgericht die hoger is dan de onderste punt van de wie ken in verticale stand. Binnen 100 m en 400 m zal de hoogte van bebouwing niet hoger mogen zijn dan 1/30 van de afstand van de molen tot een ander bouwwerk. Ook hier wordt gerekend vanaf de onderste punt van de wieken in verticale stand. Deze bestemming valt samen met an dere bestemmingen. Een vrijstelling biedt burgemeester en wethouders, na de eigenaar of de beheerder van de mo len om advies te hebben gevraagd, de mogelijkheid een hogere bouwhoogte toe te staan. Het belang van de molen mag hierbij niet wordt geschaad en Gedeputeerde Staten dienen te ken nen hebben gegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van de vrijstelling.
119.7570.00
7. Uitvoerbaarheid 7.1.
51
Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. De herziening van dit bestemmingsplan is tweeledig. Enerzijds is deze noodzakelijk vanwege het verlopen van de wettelijke termijn van tien jaar. Anderzijds moet het een tweetal toekomstige ontwikkelingen mogelijk maken. Deze toekomstige ontwikkelingen zijn de herontwikkeling van het buitendijks gelegen Vuyk- en Gosauterrein. Voor de ontwikkeling van het Vuykterrein wordt in eerste instantie uitgegaan van budgettaire neutraliteit. Het Gosauterrein zal op basis van particulier initiatief worden ontwikkeld. Voor deze ontwikke ling zal een exploitatieovereenkomst worden afgesloten.
7.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
In het kader van de inspraakprocedure overeenkomstig de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 22 november 2001 tot en met 23 januari 2002 voor een ieder op de secretarie van de gemeente ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn is een informatie/inspraakbijeenkomst gehouden op 9 januari 2002. De reacties van de inspraakprocedure en het verslag van de bijeenkomst zijn als bijlage bij de toelichting gevoegd.
119.7570.00
8. Overleg ex artikel 10 Bro
53
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 is het voorontwerp van dit bestemmingsplan voorgelegd aan: 1. Provinciale Planologische Commissie; 2. Inspectie van de Ruimtelijke Ordening West; 3. Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland; 4. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam en de Beneden-Maas; 5. Hoogheemraadschap van Schieland; 6. Gemeente Krimpen aan den IJssel; 7. Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
119.7570.00
PROVINCIALE PLANOLOGISCHE COMMISSIE
prOVIDCle
HOLLAND
Ingekomlln '- t MEl 2GOJ 1---------._. _.........:....:.....:....:..-....
ZUID
wethour\6,....-----£~+"""'--~
Burgemeester en van Capelle aan den IJssel
De PPC is het overleg' en
B
l!
d~.nr 133.t412.
adviesorgaan zoals bedoeld
in artikelS3 WRO
PPC-SECRETAlUAAT
CONTACTPERSOON
ing. H.t. de Lange
DOOIl.KIESNUMMER
ONS KENMERJ(
Uw
KENMERK
BIJLAGEN
DRGJPPC{2000/11405 R32{8986
070' 441 7465
E-MAIL
-2 MEl 2001
ONDERWERP
[email protected]
Overleg ex artikel1 0 BRO, voorontwerpbestemmingsplan "Middelwatering 2000·
PROVINCIEHUIS
Zuid-Hollandplein
DATIJM
1
Postbus 90602
2s09 LP Den Haag
TEL'EFOON
070' 4416611
Geacht college, Onze commissie besprak bovengenoemd plaTI'fn de'Vergadering van 19 april 2001. Hierbij berichten wij u onze opmerkingen.
FAX
070 - 441 7836
1.
INLEIDING
WUSITE
www.pzh.nl
Het ontwerpbestemmingsplan ·Middelwatering 2000· betreft een integrale herzie ning, middels een uniforrne en actuele ruimtelijke regeling, van de vigerende ne gen bestemmingsplannen, welke voor de wijk Capelle-Mid d elwatering van kracht zijn.ln hoofdlijnen betreffen de bestemmingen 'Woondoeleinden', ·Woongebied',. 'Centrumdoeleinden', 'Maatschappelijke en Kantoordoeleinden', 'Bedrijfsdoelein· den en 'Recreatieve doeleinden' globale planologische en juridische regelingen voor het bestaande gebied gericht op cODsolidatie en beheer. Op onderdelen zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaaJct. Voor een aantal delen van de wijk. te weten het centrumgebied, Middelwatering West en het gebied van de Gemeentewerf, zijn nieuwe ontwikkelingen geenta meerd. Deze ontwikkelingen zijn echter nog onvoldoende uitgekristalliseerd om tot een verantwoorde bestemmingsregeling te komen. Uw gemeentebestuur is voomemens om voor de verwezenlijking van deze projecten te zijner tijd een zelf· standige projectprocedure te voeren. /
Tram
I
en 9 en bus .8.67.
88 en 90 steppen
2.
BEOORDELlNG
bij he. provinciehui •.
vanaf station Den Haag CS
is hel tien minuteD lopen.
De parkeerruimle voor
.uIO'. i. beperk1.
ad v-obp-hl-ol090 a
2.1 Algemeen Wij hebben waardering voor de zorgvuldige en inventieve wijze waarop het beheer en de mogelijke ontwikkeling van het zeer diverse gebied toch op relatief eenvou dige wijze planologisch en juridisch is geregeld middels een globaal en flexibel be stemmingsplan.
I I
provincie
HOLLAND
ZUID ONS KENMERK
DRG/PPC/2000/11405 PAGINA 2/5
2.2 lndustrielawaai Voor aBe nieuwe focaties. waar woningbouw mogeJijk wordt gemaakt binnen het gebied tussen de SO- en 55 dB(A}
Wij wagen u inzicht te geven in de luchtkwaliteit in het plangebied. De "Handrei
king Luchtkwaliteit en Ruimtelijke Ordening" geeft weer op welke wijze u hieraan
aandacht kan besteden (A).
provincie
HOLLAND
ZUID ONS KENMERK
DRG/PPC/~oooI1140S
PACINI. 3/5
2.6 Waterhuishouding
Wij stemmen in met de planvoorschriften waarin de bestemmingen water en wa
terkering zijn geregeld. Wij wagen u om in de plantoelichting een paragraaf op te
nemen. waarin aandacht wordt besteed aan de waterhuishoudkundige inrichting
van het plangebied. Wij wageD u hienn tevens in te gaan op de resultaten van het
overleg met de waterbeheerder (A).
Bodemkwaliteit
In geval van functiewijzingen dient de bodemkwaliteit te worden ondenocht (A).
2.7
Bedrijven en milieuzonering
In voorschrift 13. Bedrijfsdoeleinden B(J.1)SW, wordt bij de sociale werkplaats (ca
tegorie.3.1) ook categorie 3.2 mogelijk gemaakt. Onduidelijk is ofhierbij aan klein
schalige uitbreidingen wordt gedacht. die weliswaar onder deze hogere hinderca
tegorie vallen. maar door de aard en omvang toch inpasbaar zijn (A).
2.8
Archeologische waarden Op basis van de volgens de Archeologische Monumentenkaart van Zuid-Holland hoge kans op het aantreffen van archeologische sporen in het plangebied dient in het be stemmingsplan opgenomen te worden dat in het gebied, vooruitlopend op het uit voeren van bestemmingen die leiden tot moge1ijke verstoring van de ondergrond, verkermend archeologisch (boor·) onderzoek wordt uitgevoerd. Met dit onderzoek kan de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden worde~ vastgesteld en planaanpassing. of in het uiterste geval opgraving van die waarden dooreen daartoe bevoegde instelling of ins tantie. tot stand komen. Onderzoek en opgraving dienen in het kader van het Verdrag van Malta integrale onderdelen van de bestemmingsplan· voorbereiding en{ofuit te voeren projecten te zijn. Aanwezige en te h~dhaven ter rein en met zeer hoge of hoge archeologische waarde dienen in de voorschriften van het bestemmingsplan een beschermende (sub-) bestemming te hebben met een daar aan gekoppeld aanlegvergunningstelsel (G2). 2.9
Leidingen Volgens onze gegevens moet de op de plankaart aangegeven koelwaterleiding een strook ondergrondse 1.50 kV hoogspanningskabels zijn. Deze dienen als zodanig op de plankaart te worden aangegeven (Gl).
2.10
Juridische vonngeving De nieuwe woningbouwlocaties. die via een vrijstellingsbevoegdheid op de perce len Dorpsstraat 66 (Gosauterrein) en Boutenssingel {Van Mearlantpark (voormaligf dagopvang) gereaIiseerd kunnen worden, staan in de tekst en de figuren van de toelichting niet als zodanig aangegeven. Wij adviseren het bestemmingsplan op di punt aan te passen (A). Artikel 9. lid 3a en c: het verdient aanbeveling om voor de globale bestemming Woondoeleinden (W). naast de bepaling dat de inhoudsmaat van de hoofdgebou wen niet mag worden vergroot. tevens een .~aximaal toelaatbare hoogtemaat op t nemen. Hiermee kan worden voorkomen dat ter plaatse van de bestaande hoog bouw na sloop, ongelimiteerd. superhoogbouw kan worden gereaIiseerd (A). Het plan sluit niet uit datde afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de openbare weg op een ongewenste wijze wordt vergroot. Wij adviseren u dit aan te passen (A). 2.11
provincie
HOLLAND
ZUID ONS KENMEP.I<
DRGIPPC/2000/1 J405
PACINA
4/5
Artikelll, lid 3d: de subbestemming met de nadere aanwijzing "(zd)", detailhandel
niet toegestaan. ontbreekt op de plankaart (A).
Artikel12.lid 1<: de subbestemming "MKs", voor een socH~teit en een horecavoor.
ziening, ontbreekt op de pIankaart (A).
Wij verzoeken u om in artlkel12 de mogelijkheid te beperken om maatschappelij
ke doeleinden te kunnen omzetten naar zelfstandige kantoren (G2).
Artike113: de in de legenda genoemde sUbbestemming "B(3.1)a-aannemersbedrijf"
ontbreekt in dit voorschrift en op de plankaart (A).
2.12 Zelfstandige projectprocedure In de aanbiedingsbrief meldt u dat voor een aantal delen van de wijk, te weten het centrumgebied, Middelwatering-West en het gebied van de Gemeentewerf. nieuwe ontwikkelingen zijn geentameerd die nog niet zijn verwerkt in het bestemmings plan. Deze ontwikkelingen zijn namelijk thans nog onvOldoende uitgel
Wegens het ontbreken van een adequate financide toelichting is de toetsing van
de economische uitvoerbaarheid niet mogelijk. Wij verzoeken u op korte tennijn,
in elk geval voor de vasts telling van het plan, inzicht te verschaffen over de finan
dele uitvoerbaarheid van het plan (G1).
3.
ADVlES
Wij verzoeken u met de gemaakte opmerkingen rekening te houden. Voor het ove
nge stemmen wij met het plan in.
Wij stemmen tevens in met de afgifte van een specifieke verklaring van geen be
zwaar door Gedeputeerde Staten voor het gehele plangebied, indien aan de voor
noemde Gl- en G2-opmerkingen wordt voldaan.
Dit advies van de PPC wordt door het college van Gedeputeerde Staten betrokken
bij de verdere besluitvorming over het plan.
Hoogachtend,
namens de PPC,
de secre ris,
provincie
HOLLAND
ZUID ONS KENMERK
DRG/PPC/2000/1140S PAGINA
515
Tussen haakjes hebben wij aangegeven welke hardheid aan de gemaakte opmer kingen moet worden toegekend. Gl: bij ongewijzigde vasts telling zuIlen wij aan Gedeputeerde Staten adviseren . aan dit onderdeel van het plan goedkeuring te onthouden; I G2: idem. maar afhankelijk van een door uw college geleverde nadere argumen· ; tatie in de vonn van een onderzoek. onderbouwing, volgen van een procedu. re of plegen van overleg, kan bij het vastgestelde plan het advies worden bi} gesteld; A: een aanbeveling: aanpassing dan weI onderbouwing. zo mogelijk met con crete voorstellen en maatregelen is gewenst.
Overleg ex artikel 10 Bro
59
1. Provinciale Planologische Commissie Bij brief van 2 mei 2001, kenmerk DRG/PPC/2000/11405 merkt de Provinciale Planologische Commissie (PPC) − samengevat − het volgende op.
a.
b.
c.
a. b.
c.
1. Industrielawaai (sub 2.2) Voor alle nieuwe locaties waar woningbouw mogelijk wordt gemaakt, dienen hogere grens waarden industrielawaai te zijn verleend voorafgaande aan de vaststelling van het be stemmingsplan. Voor de kritisch gelegen woningbouwlocatie aan het perceel Dorpsstraat 66 (Gosauterrein) dient met een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat de geluidsbelasting ten hoogste 55 dB(A) bedraagt, mede rekening houdend met de bouwhoogte van de te reali seren woningen. In het kader van de sanering industrielawaai van twee bedrijven aan de IJsseldijk acht de PPC nader overleg met de provincie nodig. Beantwoording In verband met de onzekerheid over de invulling van de nieuwbouwlocaties, is besloten al leen de locatie aan de Dorpsstraat 66 in dit bestemmingsplan op te nemen. Ten aanzien van de ontwikkelingslocatie aan de Dorpsstraat 66 kan worden vermeld dat de procedure met betrekking tot de sanering industrielawaai nog niet is afgerond. Op dit moment bestaat er nog geen zekerheid of de geluidsbelasting op de betreffende locatie na de sanering ten hoogste 55 dB(A) zal bedragen. Aangenomen mag worden dat op het tijdstip van realisering van de woningbouw, meer zekerheid bestaat over de ter plaatse aanwezige geluidsbelasting. Met de provincie zal nog nader overleg plaatsvinden ten aanzien van de sanering indu strielawaai van de bedrijven aan de IJsseldijk.
2. Wegverkeerslawaai (sub 2.3) Voor de locaties waar woningbouw mogelijk wordt gemaakt (inclusief locaties Dorpsstraat 66 en Boutenssingel/Van Maerlantpark) en waar de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt over schreden, dienen hogere grenswaarden wegverkeerslawaai te zijn verleend voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan. Beantwoording Binnen het plangebied is nog slechts één locatie aangewezen voor nieuwbouw van woningen, te weten Dorpsstraat 66. Deze locatie valt binnen het gebied waarvoor een 30 km/h-regeling van kracht is. Op deze loca tie is geen zonering in het kader van de Wet geluidhinder van toepassing. De overige locaties zijn in verband met het ontbreken van concrete plannen of naar aanleiding van andere planologische bestemmingen (milieuaspecten), buiten het plan gehouden.
a.
3. Externe veiligheid (sub 2.4) Op de plankaart dient voor de LPG-stations (Bbsl. Abram van Rijckevorselweg 1 en 2) de belangrijkste hindercirkel te worden opgenomen.
Beantwoording Aan het verzoek de hindercirkels van de LPG-vulpunten op de plankaart aan te geven is tege moetgekomen. De hindercirkels hebben betrekking op een vulpunt van een LPG-station aan de noordzijde van de Abram van Rijckevorselweg en een vulpunt van een LPG-station aan de Couwenhoekseweg. Het laatstgenoemde station is buiten het plangebied gelegen. De hinder cirkel strekt zich echter uit over het onderhavige plangebied. Binnen de hindercirkels van de LPG-stations is geen sprake van nieuwe situaties waarop de LPG-vulpunten een negatieve in vloed hebben. De toelichting is met betrekking tot het bovenstaande aangevuld (zie paragraaf 4.8). b.
Geconstateerd wordt dat op basis van het plan er geen voornemen is om binnen 100 m van de Abram van Rijckevorselweg te komen tot substantiële uitbreiding van gevoelige be stemmingen. Wanneer dit wel het geval is, zal een berekening van het risico wegens weg transport gevaarlijke stoffen moeten worden gemaakt.
119.7570.00
Overleg ex artikel 10 Bro
60
Beantwoording Het groepsrisico ten gevolge van (weg)transport gevaarlijke stoffen heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan. Binnen de zone van 100 m is namelijk niet voorzien in nieuwe gevoelige bestemmingen. De toelichting is hierop aangepast. c.
Wanneer sprake is van LPG-opslag bij de aan de Plantsoenstraat gevestigde autosleep dienst (hindercategorie 3.2) dient ingeval van LPG-opslag ter plaatse een hindercirkel te worden opgenomen, maar bij voorkeur echter beperking tot hindercategorie 3.1.
Beantwoording De autosleepdienst valt onder de SBI-code 50.2. Op basis van deze SBI-code behoort het be drijf tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de locatie van de autosleepdienst worden in het woongebied bedrijven toelaatbaar geacht die behoren tot catego rie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Teneinde de bestaande bedrijfsactiviteiten van de sleepdienst voort te kunnen zetten, is aan de bestemming een specifieke subbestemming toe gevoegd (zie artikel 12 lid 1a sub 1 en de Toelichting onderdeel 4.3, Middelwatering-Midden). De vestiging van een LPG-opslagpunt valt niet binnen de doeleinden van de subbestemming en is derhalve in strijd met het algemeen toelatingsbeleid en met deze specifieke subbestemming. Bij de betreffende autosleepdienst is er geen sprake van LPG-opslag, zodat geen hindercirkel op de kaart zal worden opgenomen. 4. Luchtkwaliteit (sub 2.5) Verzoek om inzicht te geven in de luchtkwaliteit in het plangebied. Beantwoording In de toelichting op het plan, paragraaf 4.6, is hier nader inzicht in gegeven. 5. Waterhuishouding (sub 2.6) Verzoek om in de plantoelichting een paragraaf op te nemen, waarin aandacht wordt besteed aan de waterhuishoudkundige inrichting van het plangebied, tevens verzoek om hierin in te gaan op de resultaten van het overleg met de waterbeheerder. Beantwoording Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. In de toelichting is in paragraaf 4.4 nadere aandacht be steed aan de waterhuishoudkundige inrichting van het plangebied. 6. Bodemkwaliteit (sub 2.7) Bij functiewijziging dient de bodemkwaliteit te worden onderzocht. Beantwoording In de toelichting op het plan, paragraaf 4.5, is de beleidslijn aangegeven dat zonodig nader bo demonderzoek zal plaatsvinden. 7. Bedrijven en milieuzonering (sub 2.8) In voorschrift 12, lid 1b, wordt bij de sociale werkplaats (categorie 3.1) ook categorie 3.2 moge lijk gemaakt. Onduidelijk is of hierbij aan kleinschalige uitbreidingen wordt gedacht, die weliswaar onder deze hogere hindercategorie vallen, maar door de aard en omvang toch inpasbaar zijn. Beantwoording Op basis van het huidige opgesteld motorisch vermogen, is sprake van een bedrijf dat behoort tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse zijn bedrijven toelaatbaar die vallen in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Om de bestaande bedrijfsuitoefening te continueren is een op de activiteit afgestemde subbestemming opgeno men. Er is hierbij noch sprake van een wijziging van activiteiten, noch van een fysieke uitbrei ding. Het perceel biedt nagenoeg geen ruimte voor uitbreiding, aangezien het aangegeven be bouwingspercentage reeds is benut.
119.7570.00
Overleg ex artikel 10 Bro
61
8. Archeologische waarden (sub 2.9) Verzoek op in het bestemmingsplan beschermende voorwaarden op te nemen ten aanzien van archeologisch waardevolle gebieden. Beantwoording Op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Zuid-Holland, regio Krimpenerwaard en Gou westreek (provincie Zuid-Holland, 2002) zijn locaties aangegeven die vallen binnen de grenzen van het onderhavige plangebied (zie figuur 7). Een van de locaties betreft 't Slot en de direct daaraan grenzende gronden. De overige gronden liggen ten oosten van 't Slot, langs de rivier, circa 200 m landinwaarts. Het gebied rondom 't Slot is aangegeven als gebied waarvan bekend is dat er archeologische waarden aanwezig. zijn. Het overige gebied als stads- of dorpskern met grote tot zeer grote kans op archeologische sporen. De waarden in dit gebied zijn voor alsnog niet aangetoond. In de toelichting is in paragraaf 2.5 nadere aandacht besteed aan de archeologische waarden. In een ontwikkelingsgebied tussen de Ketensedijk/Slotlaan/Da Costasingel, heeft in 1999 een Archeologische Inventarisatie plaatsgevonden en is in 2000 een archeologisch onderzoek uit gevoerd. De resultaten van de inventarisatie en het onderzoek zijn in de toelichting nader be schreven. De gronden met archeologische waarden, zijn in een afzonderlijke bestemming ondergebracht. De aan de gronden gegeven bestemmingen zijn, als zogenaamde dubbelbestemming, mede bestemd voor archeologisch waardevol gebied. Ter bescherming van de aanwezige waarden, is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. De locaties zijn in de toelichting nader beschreven. Tevens zijn de intenties voor het vooraf vaststellen van de eventueel aanwezige waarden aan gegeven. 9. Leidingen (sub 2.10) Verzoek om op de plankaart de 150 kV-hoogspanningskabels aan te geven. Beantwoording Dit betreft niet de koelwaterleiding. De koelwaterleiding is gelegen aan de westzijde van de watergang langs de Couwenhoekseweg. De 150 kV-hoogspanningskabels zijn gelegen aan de oostzijde van deze watergang, voor een deel binnen en voor een deel buiten het plangebied. De zogenaamde zakelijk rechtstrook strekt zich voor de buiten het plan gelegen kabels echter ook uit over het plangebied. De 150 kV-kabels zijn op de plankaart aangegeven en in de voorschriften bij de bestemming Leidingen opgenomen.
a.
10. Juridische vormgeving (sub 2.11) Advies om de locaties voor nieuw te realiseren woningbouw, Dorpsstraat 66 en P.C. Bou tenssingel/Van Maerlantpark, nog in de tekst en de figuren van de toelichting als zodanig aan te geven.
Beantwoording De nieuwbouwlocatie heeft uitsluitend nog betrekking op de Dorpsstraat 66. Aan het verzoek de toelichting en de figuren aan te vullen met de nieuwe woningbouwlocatie is tegemoetgekomen. b.
Advies om voor de globale bestemming Woondoeleinden (W), artikel 9 lid 3a een maxi maal toelaatbare hoogtemaat op te nemen.
Beantwoording Aan het verzoek is tegemoetgekomen. Naast de bestaande inhoud is tevens de bestaande goothoogte als maximum aangegeven. c.
Artikel 9 lid 3c sluit niet uit dat de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de openbare weg op een ongewenste wijze wordt vergroot. Advies om dit aan te passen.
119.7570.00
Overleg ex artikel 10 Bro
62
Beantwoording Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. In de voorschriften van de bestemming Woondoeleinden is bepaald dat de afstand van de voorgevel van hoofdgebouwen tot de openbare weg, zoals aanwezig ten tijde van de terinza gelegging van het ontwerpbestemmingsplan, niet mag worden vergroot. d.
Artikel 11 lid 3d: de subbestemming met de nadere aanwijzing "(zd)" detailhandel niet toe gestaan en artikel 12 (nieuw 11) lid 1e: de subbestemming "MKs", voor een sociëteit en een horecavoorziening, ontbreken bede op de plankaart. Advies om dit aan te passen.
Beantwoording Aan het verzoek is tegemoetgekomen. De plankaart is hierop aangepast. e.
Artikel 13 (nieuw 12): de in de legenda genoemde subbestemming "B(3.1) a-aannemers bedrijf" ontbreekt in dit voorschrift en op de plankaart.
Beantwoording Het in de legenda bedoelde aannemersbedrijf valt in de algemeen toelaatbare categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een afzonderlijke subbestemming voor dit bedrijf is derhalve niet noodzakelijk. De subbestemming is in de legenda komen te vervallen. f.
Advies om in artikel 12 (nieuw 11) de mogelijkheid te beperken om maatschappelijke doel einden te kunnen omzetten naar zelfstandige kantoren.
Beantwoording Het is niet uitgesloten dat binnen de planperiode, door bijvoorbeeld samenvoeging van onder wijsvoorzieningen, gebouwen vrijkomen. Verwacht wordt niet dat dit op grote schaal zal plaats vinden. Gezien de ligging nabij openbaarvervoersvoorzieningen dient echter een kantoorvesti ging in vrijgekomen gebouwen niet te worden uitgesloten. Met de reactie ten aanzien hiervan kan in zoverre worden ingestemd dat het kantooraandeel in de maatschappelijke voorzieningen relatief beperkt van omvang dient te zijn. Aangezien de locaties voor kantoorvestiging vooraf niet zijn aan te geven, is in de voorschriften het maximum oppervlak voor zelfstandige kantoren bepaald op 3.500 m². De voorschriften en de toelichting zijn hierop aangepast. 11. Zelfstandige projectprocedure (sub 2.12) Advies om in de plantoelichting naast hetgeen hierover al is opgemerkt, duidelijk melding te maken van het gemeentelijk voornemen om, in afwijking van de plankaart, binnen de planperi ode tot een herstructurering te komen van de locaties centrumgebied, Middelwatering-West en het gebied van de Gemeentewerf. Beantwoording In de plantoelichting is hierop nader ingegaan in paragraaf 2.2 Ruimtelijke en functionele ka rakteristiek van de deelgebieden en in paragraaf 5.2 Herstructureringslocaties. 12. Economische uitvoerbaarheid (sub 2.13) Voor de vaststelling van het plan dient de gemeente een adequate financiële toelichting te ver strekken ten behoeve van de toetsing van de economische uitvoerbaarheid van het plan. Beantwoording In de toelichting van het plan is in paragraaf 7.1 een nadere financiële toelichting opgenomen.
119.7570.00
' " Ministeri.e van Volkshuisvesling, ~ ...JIll , Rwntehlke Ordenlng en Milicubeheer Kennemerplein 6·8
PO~lbus
1160
2001 BO Haarlem
Tel: 02)·5154660
Fax: 02)·5154661
Aan het College van Burgemeester & Wethoudl van de gemeente Capelle aan den IJssel Poslbus 70 2900 AB CAPELLE AAN DEN IJSSEL
Rijbplanologische Di~nsl
Inspcctie Ruimtelijke O:":ening Wesl
Uw kenmerl<
Uwbrief
R32/8986A
23 november 2000
Dalum
KV23901
.6 april 200 I
OndefWerp
Voorontwerp bestemmingsplan "Middelwatering 2000"
Geacht college, In het kader van het overleg ex. mikel 10 BRO ontvangt u hierbij mijn reactie op het voorontwerp bestemmingsplan "Middelwatering. 2000". Door onduidelijke 001 zakcn is deze brief begin fcbruari verzonden, hiervoor mijn excuses.
J
Ten aanzien van de bestemming Maatschappelijke en kantoordoeleinden (artikel12) ben ik van men dat zowel de voorschriften als de toelichting thans onvoldoende duidelijk maken welke mogelijke functies u hier beoogt te realiseren. Daarom verzoek ik u antwoord te geven op de volgende vragen: • Welk oppervlakte aan kantoren vall nu birmen deze bestenuning ?
• Welk oppervlakte aan kantoren wilt u birmen .de plantennijn realiseren ?
• Ten behoeve van welke doelgroepen worden deze kantoren gerealiseerd ?
• Is dit aanbod van kantoren regionaal afgestemd ?
• Op welke wijze zal hierbij het fUimtegebruik gelntensiveerd worden?
• Op welke wijze worden parkeervoorzieningen gerealiseerd ?
• Welke extra mobiliteit zal hierdoor ontstaan en hoe kan wordt deze ingepast ?
Daar deze aspecten essentieel zijn voor mijn beoordeling van dit plan, verzoek ik u de toelichting en
voorschriften waar nodig aan te passen en mij de aangepaste versie van het plan te doen toekomen.
Ten aanzien van de ovenge aspecten wil ik u verwijzen naar het advies van de ppe. Hoogachtend, de lnspecteur van de Ruimlelijke Ordening,
.
-'. /-, ///1
-f
i
drs. H.J. de toor
"',.,/
(/(J' ~_..
r
"-"'
Overleg ex artikel 10 Bro
2.
65
Inspectie van de Ruimtelijke Ordening West
De Inspectie van de Ruimtelijke Ordening West maakt bij brief van 6 april 2001, kenmerk KV23901 − kort samengevat − de volgende opmerking. Ten aanzien van de bestemming Maatschappelijke en Kantoordoeleinden (nieuw artikel 11), is de Inspectie van mening dat de voorschriften en toelichting onvoldoende duidelijk maken welke mogelijke functies worden beoogd te realiseren. Beantwoording In de voorschriften is een maximum oppervlakte voor zelfstandige kantoren bepaald op 3.500 m². Dit is de oppervlakte die thans door de bestaande kantoren ter plaatse in beslag wordt genomen. Deze oppervlakte is als maximum aangehouden omdat het niet de bedoeling is de oppervlakte aan kantoorruimte te vergroten of extra mobiliteit te laten ontstaan. Gelet hierop zijn geen extra parkeervoorzieningen benodigd.
119.7570.00
DiTectoraat-Generaal RiJkswate rstaat Directie Zuid·Holland
Aan
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel d.t.v. het hoofd deelsector Stedelijke Ontwikkeling de heer A.S.E. Fousert Postbus 70 2900 AB CAPELLE AAN DEN USSEl
Contactpersoon
Doorkiesnummer
A. Boot
(010) 402 6576
0,*,1'; ; c, ~j .L V .J,.----..It~
Bijlage(n)
Ons kenmerk
Uw kenmerk
RXS/2001.890
R32/8986B d.d. 23 november 2000
Onderwerp
Vooroverleg voorontwerp-bestemmingsplan 'Middelwatering 2000'.
Geachte heer Fousert. Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Middelwatering 2000', dat u mij toezond in het
kader van het vooroverleg ex. artikel10 van het Besluitop deII.iimtelijke ordening,
geeft mij geen aanleiding tot het makeR· van opmerkingen.
Hoogachtend.
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
namens deze.
DE HOOFDINGENIEUR-DIRECTEUR,
namens deze.
het plv. hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening. Bestuur en Strategie,
~
.
ir. PJ.M. van der Ham.
Posladres poslbus 556. 3000 AN Rotterdam
Telefoon (010) 402 62 00
Bezoekadres Boompjes 200
Telefax (010) 404 79 27
Berc-ikbAar md m~tro \t.ahon lrL1V~h~\I'en VAfM' stl!ltion CS en NS st~tio... BI~k; ~r .luto volg
holVC-nnUrTll'11Cf
160-170
Overleg ex artikel 10 Bro
67
3. Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland Bij brief van 26 januari 2001, kenmerk RXS/2001.890, merkt het plaatsvervangend hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening, Bestuur en Strategie op, dat het voorontwerpbestemmings plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
119.7570.00
~ Kl'trR VAN KOOPHANDH ~TTERDAM
_
~
r-:~:=-~E:-::ENc'":.':":T.E=-=-t'·.~~O=-E=CL""'L~E~AAN=:"':=[;~;€"'~""'I""'J6SU=El"'·'""l .. /fSlldor :
Gemeente Capelle aan den IJsseJ--'----~'---IngdDlo~en T.a.v. de L.lIeer A.S.E. Fousert Postbus 70 ,el/.n< 2900 AB CAPELLE AAN DE
7 NARl 2001 . _....
•
-I
_::1..2 9Q.__.
"
-~---t
0
..~U l-on-tv.-t--.""v..-z-J-ooj;..cje..LJ.":";: oJet. n
ONS KENMERK
RE.158/S.4368 TN/sj 8(TREFHNV[
atd~:
UW KENMERK
R32/8986E 8/)lAGEN
KANTOOR ROTTERDAM
37 30025, 3001 DA ROTTERDAM r (010) 405 77 77 F (010) 414 5754
BEURSPHIN POSTBUS
VAfUM
6 maart 2001 VOORKlfSNUMMfR
010 - 40577 15
Ontwerp-bestemm i ngsplan "Middelwatering 2000"
Geachte heer Fousert, In antwoord op uw brief R32/8986E van 23 november 2000 delen wij u mede dat het vooront werp voor het bestemlJliJig~p!.an·«Middelwetering 2000" ons aanleiding geeft tot het maken van de volgende opmerking~n"":: ~ ..~.: Woninggebonden bed rijfsuitoefening In het kader van het streven naar een menging van wonen en werken achten wij het wenselijk dat in de voorschriften wordt opgenomen dat aan huis gebonden bedrijfsuitoefening, naast beroepsuitoefening is toegestaan. Hieraan dient Ie worden toegevoegd dat de woonfunctie van de desbetreffende woning dient Ie blijven gehandhaafd en dat maximaal 30% van het tOlale oppervlak van de woning hiervoor mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 voor kleinere en 70 m2 voor grotere woningen. . Ter toelichting merken wij daarbij op dat het een veel voorkomend verschijnsel is dat in wonin gen een grote verscheidenheid aan beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten wordt uitgeoefend. Traditioneel wordt daarbij gedacht aan de uitoefenaars van beroepen zoals fysiotherapeuten, (tand)artsen, accountants, advocaten en dergelijke. In woningen vindt echter in vee! grotere mate bedrijfsuiloefening plaats. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld administratiekantoren, schoonheidsspecialisten, computersoftware-adviseurs en dergelijke, die kantoor of praktijk aan huis houden. Naar onze mening dient met name voor dergelijke vormen van bedrijfsuitoefening (waarvan de verschijningsvonn niet afwijkt van beroepsuitoefening aan huis) ruimte te worden geboden. Wij achten het onredelijk om de desbetreffende ondememers te verplichten voor dergelijke beperkte vonnen van bedrijfsuitoe fening, die van oudsher aan huis worden uilgeoefend, een separaat bedrijfspand te zoeken. Door een dergelijke gebruiksbepaling wordt recht gedaan aan de feitelijke situatie.
I
RA808ANI(
36.11.75.063
,NZAGE HANDflSRfG/STfR: f
POS/8ANK
689 ,10
IN1CRNf1: WWW.ROTTfIOAM.KVK.NL
0900·11345,
C"MAtt.: posr@ROr'TCRJJAM.KVK.Nl
It'"
"'I
H HIIH,r H <wQltO( H )0 HIII~~~lll.'(; ~()(.Il·'#!
"c.t "'-.
TONO'. "AH~"'R~"'C(. ,,'Nt,D ON"
KAMER VAN KOOPHANDCt CN rA8RtCK(N vOOR ROTTCROAM
.rrJD~.
~
KA~R
VAN KOOPHANDEL ) ROTTERDAM
~ PAGrNA~
2 - RE.158/S. 4368
Dergelijke vestigingen komen in het algemeen het voorzieningenniveau en de werkgelegenheid in de desbetreffende woonwijken ten goede. Evenwel dient een woning het woonkarakter te behouden, zodat geen ruimte kan worden geboden aan winkelachtige bedrijven, zoals kapsalons en dergelijke. Bovendien fungeert de woning veelal als broedplaats voor startende ondememers. Het is aan te bevelen om deze "broedplaatsfunctie" te stimuleren. Derhalve zal een dergelijke gebruiksbepa ling voor aile woningen in het gebied moeten gelden en niet aileen voor die waarin al een bedrij f wordt uitgeoefend. Staat van Bedrijfsactiviteiten De bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten is een bewerkte versie van de Staat die is gepubliceerd in de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonerjng". De verschillen met de oorspronke1ijke staat zijri-flo·ofdi:akelijk gelegen in een verdere detaillering, waarbij bedrijfsty pen met een beperkt(e) bedrijfsoppervlak of productiecapaciteit worden ingedeeld in een lagere categorie van bedrijven dan in de VNG·uitgave aan aile bedrijven van het desbetreffende type is gegeven. In een aantal gevaJlen is echter, zonder enige motivering, het desbetreffende type. bedrijf in het algef!l~e.!1·}f.i ~efi hogere categorie ingedeeld en is de oorspronkelijke categorie toegekend aan datzeffde~Deifrijfstype met beperkingen in bijvoorbeeld productiecapaciteit of bedrijfsvloeroppervlak. D1f IS o'nder andere het geval bij 01.4 "Dienstverlening t.b.v. de landbouw"- algemeen (VNG: 3. J), 28.51 "Oppervlaklebehandeling van metaal" - galvaniseren (VNG: cat. 2) ontbreekt, - Thermisch veninken en vertinnen (VNG: cat. 3.2), 36.1 "vervaardi ging van meubels" - kunststof meubels met toepassing van fenolharsen (VNG: 25.2 "kunststof verwerkende bedrijven met fenolharsen" cat. 4.2), 50.5 "Benzineservicestations" - algemeen (VNG: cat. 2), 51.51 - "Groothandel in Brandstoffen" - gasvormige brandstoffen (VNG: cat. 2-4.2, afhankelijk van grootte opslag, incl. Detailhandel), 52.7 LlReparatie t.b.v. Particulie ren" - rijwielreparatie (VNG: cat. I) Wij adviseren u bij deze laatste gevallen de oorspronke lijke categorie-indeling te handhaven, met eventueel als nadere detailJering een lagere categorie-indeling voor de typen met een beperkte bedrijfsuitoefenjng. Daarbij verbaast het ons dat door u niet de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG wordt gebruikt, maar een afwijkende. Daarbij is Tabel 1 van het VNG-voorbeeld voor wat betreft de indeling en volgorde van bedrijfstypen sterk gewijzigd en is in plaats van de VNG-ta bel 2 "Opslagen en Installaties" een "lndeling op grond van het opgestelde vermogen" opgeno men. Daarbij merken wij op dat wij kunnen instemmen met de toegepaste verfijning, waarbij de opgenomen bedrijfstypen in meer gevallen dan in de oorspronkelijke staat naar grootte zijn gedifferentieerd. Eveneens beseffen wij dat differentiaties noodzakelijk kunnen zijn in verband met de aard van het plangebied. Wij adviseren u uit te gaan van de oorspronkeJijke Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG en in de in het plan opgenomen staat duidelijk (bijvoorbeeld door cursivering en weglatingstekens) aan te geven waar deze afwijkt van de oorspronkeJijke staat. Dit zal de zo zeer gewenste unifonnering van bestemmingsplannen ten goede komen.
k'AMCR VAN KOOPHANDEl EN fA9RJCK(H 'VOO.Q' ROTTf.Q'OAM
:~
'i1I
KA-MER VAN KOOPHANDEL ROTTERDAM
•
.~
~
PAGfNA.
J - RE_ 158/S. 4368
Bovendien merken wij op dat voor de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten is uitgegaan van afstanden tot een "rustige woonwijk". De gebieden die grenzen aan de stedelijke hoofdwegen en aan de wijk- en buurtverzamelwegen mogen echter niet als zodanig worden beschouwd. Dit houdt in dat in deze gebieden een ruimer toelatingsbeleid voor bedrijven dient te worden gevoerd. Wij adviseren u in deze gebieden ook bedrijven toe te laten die behoren tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
_
ehtend,
(l,...
. . .~
~
~~~\. r. P.W.F. PliIJman-s------- --'
Hoofd Projectbureau Re!lionale Economie
KAMER VAN KOOPHAND(1
eN rA.8FlI(K€N von/} .,t')l'r~D"" . . . .
Overleg ex artikel 10 Bro
71
4. Kamer van Koophandel Rotterdam De Kamer van Koophandel maakt bij brief van 6 maart 2001, kenmerk RE.158/S.4368TN/sj − samengevat − de volgende opmerkingen. 1. Woninggebonden bedrijfsuitoefening Advies om aan-huis-gebonden bedrijfsuitoefening naast beroepsuitoefening toe te staan, waar bij de woonfunctie van de betreffende woning dient te worden gehandhaafd. Beantwoording Aan dit verzoek kan gedeeltelijk worden tegemoetgekomen. Gezien het karakter van de woon gebieden, wordt echter het vloeroppervlak voor deze activiteiten beperkt tot 30% van het vloer oppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing. De voorschriften en de toelichting zijn hierop aangepast. 2. Staat van Bedrijfsactiviteiten Geadviseerd wordt uit te gaan van de standaard-Staat, zoals gepubliceerd in de VNG-uitgave: "Bedrijven en Milieuzonering". In een aantal gevallen is namelijk in de Staat, behorend bij het voorontwerpbestemmingsplan, zonder motivering, het desbetreffende type bedrijf in het algemeen in een hogere categorie in gedeeld en is de oorspronkelijke categorie toegekend aan datzelfde bedrijfstype met beperkin gen in bijvoorbeeld productiecapaciteit of bedrijfsvloeroppervlak. Beantwoording Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 1999. In deze lijst wordt voor een groot aantal be drijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven. Daar bij is ervan uitgegaan dat de bedrijven die technieken toepassen, die thans als de meest ge bruikelijke worden beschouwd om hinder en/of gevaar te voorkomen. De lijst is ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met behulp van andere bronnen en praktijkervaringen verder verfijnd, op grond van bijvoorbeeld differentiatie naar grootte en moto risch vermogen van de bedrijvigheid. De Staat van Bedrijfsactiviteiten wijkt daarmee op een aantal punten af van de lijst van bedrijfstypen van de VNG-Staat. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, net als in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SB) uit 1993. De algemene categorie 3 uit de VNG-lijst is in de Staat van Bedrijfsactiviteiten van het voorontwerpbestem mingsplan onderverdeeld in twee subcategorieën. Deze onderverdeling komt overeen met het onderscheid tussen de verschillende richtafstanden die in de VNG-lijst binnen één categorie (categorie 3) worden gehanteerd. Voor bepaalde categorie 3-bedrijven geeft de VNG-lijst een richtafstand van 50 m aan. Voor andere categorie 3-bedrijven geeft de VNG-lijst een richtaf stand van 100 m aan. Deze verschillen zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten terug te vinden in het onderscheid van categorie 3.1- en categorie 3.2-bedrijven. In de praktijk is gebleken dat binnen de categorie een onderscheid tussen de richtafstanden van 50 en 100 m uiterst relevant is. Daarmee kan de milieuzonering in de praktijk veel beter inspe len op de plaatselijke situatie. Met het oog op een efficiënt ruimtegebruik moet immers worden voorkomen dat slecht benutte zones ontstaan. Conclusie De Staat van Bedrijfsactiviteiten van het voorontwerpbestemmingsplan is op basis van de VNGmethode verder verfijnd, waarbij er meerdere subcategorieën ontstaan. Hierdoor kan er beter maatwerk worden geleverd. In onderstaand overzicht zijn de opmerkingen van de Kamer van Koophandel over de Staat van Bedrijfsactiviteiten, behorende bij het voorontwerpbestemmingsplan, aangegeven. Daarbij is in de rechterkolom aangegeven wat de bestaande categorie-indeling volgens de Staat van Be drijfsactiviteiten van het voorontwerpbestemmingsplan (voorontwerp bp) is.
119.7570.00
Overleg ex artikel 10 Bro
72
Achter de tabel is een motivatie gegeven, waarom het onderscheid is gemaakt en of de opmer king verwerkt wordt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten van het voorontwerpbestemmingsplan. SBIcode 28.51
onderwerp
VNG
Oppervlaktebehande ling van metaal
Stralen
Thermisch verzinken Thermisch vertinnen Anodiseren, eloxeren Chemische oppervlakte behandeling Metaalharden Lakspuiten en moffelen Algemeen Scoperen, mechanische oppervlaktebehandeling Galvaniseren
VNG-ca tegorie 4
3 (ra 100)
voorontwerp bp Stralen, thermisch verzinken en vertinnen Algemeen
voorontwerp bp/categorie 4.1
3.2
3 (ra 50)
2
De verschillende soorten van metaalbehandeling, zoals genoemd in de Bedrijfszonering van het VNG en bijbehorende categorie-indeling zullen worden overgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. SBIcode 36.1
onderwerp
VNG
Vervaardigen van kunststof meubels met fenolhars
Meubelfabriek (ook kunststof)
25.2
Kunststofverwerkende bedrijven met fenolhars (SBI-code 25.22)
VNG-ca tegorie 3 (ra 100)
4 (ra 300)
voorontwerp bp Kunststof meubels al gemeen Kunststof meubels met fenolhars
voorontwerp bp/categorie 4.1
5
Het onderscheid in kunststof meubel met of zonder fenolhars zal worden behouden, wel zal de categorie-indeling worden aangepast aan de bedrijfszonering van het VNG. Motivatie: in de praktijk is gebleken dat de verwerking van fenolhars extra hinder genereert. Daarom is het expliciet onderscheidt in kunststof meubels met of zonder fenolhars hier gewenst. SBIcode 50.5
onderwerp
VNG
Benzinestations
met LPG zonder LPG
VNG-ca tegorie 3 2
voorontwerp bp Algemeen < 200 m² met LPG
voorontwerp bp/categorie 3.1 2 3.2
voorontwerp bp Onderscheid in vloeibare, gasvormige en vaste brandstoffen
voorontwerp bp/categorie cat. 2 t/m 5
De nadere detaillering zal worden behouden. Motivatie: grotere benzinestations veroorzaken meer hinder. SBIcode 51.51.2
onderwerp
VNG
Groothandel in vloei bare en gasvormige brandstoffen
Gasvormige brandstof fen
Tot vloeistof verdichte gassen
VNG-ca tegorie 4/5 (naar aantal m³
4
De nadere detaillering zal worden behouden. Motivatie: de nadere detaillering geeft meer maatwerk, doordat de opslagcapaciteit bepalend is voor de inschaling. De opslagcapaciteit verschilt per "type" brandstof (vast, vloeibaar, gas).
119.7570.00
Overleg ex artikel 10 Bro
SBIcode 52.7
73
onderwerp
VNG
Reparatie t.b.v. parti culieren
(Excl. auto's en motor fietsen
VNG-ca tegorie 1
voorontwerp bp Overige
voorontwerp bp/categorie 1
Rijwiel
2
De categorie-indeling wordt aangepast aan de VNG-Staat. Hierdoor zal rijwielreparatie ingeschaald worden in categorie 1. Toelating zwaardere hindercategorieën Geadviseerd wordt om in gebieden welke grenzen aan de stedelijke hoofdwegen en aan de wijk- en buurtverzamelwegen, een ruimer toelatingsbeleid voor bedrijven te voeren, namelijk ook bedrijven toelaten die behoren bij de categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Beantwoording In de bedoelde gebieden geldt een algemene toelaatbaarheid van categorie 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor de betreffende bedrijven geldt dat ze gelegen zijn in een ge mengde omgeving met zowel woon-, bedrijfs- als maatschappelijke en kantoordoeleinden. In elk van deze gevallen wordt het bedrijf deels omsloten door woonbestemmingen. Een zwaar dere milieuzonering is dan ook niet aan de orde.
119.7570.00
Ambtelijke reactie van het Hoogheemraadschap van Schieland
Oplllerkingen m.b.t. plantoelichting, voorschriften ·en planknart Opmcrki.ngen m.b.t. plantoelichting Het vall up dat in cen pllUl mel de naam Middelwatering hct onderwerp water Diet wordt bebandeld. Gezien hct belnng van ecn goe<J¢ waterhuisbouding en beschenning tegen waterovcrlast in het plnugebied i~ het wenselijk deze aspecten te beschrijvcn in relatie lot de ruillltolijke ontwikkelingen. In landelijk en provinclaal ruimtelijk beleid is het hovendien ten goedkeuringscmedum voor bestemminggplannen ciat or een waterparagraaf in opgenomen is, of dat aile aspecten en'Veranderingen integraal in het plan beschreven worden. Daarbij wordt anngegeven boc de ruimtclijke plannen en het beleid van de waterbeheerder zich tot elkaar vcrhouden. Ook komt CI in de walerparagraaf een vcrslag van gevocrd <.wer(eg mot de watcrbeheerder. Eventuool kan verw~n worden naar gemeentolijk beleid waarill water wordt beschrewn (bv. het milieubeleidsplan, rioleringsbeJeid). Over de vonngeving van cen waterparagraafwillen wij graag met u 'Van gedachten wi!twlen. Op deze plaats votstaan wij met een vexwiJzing naar twee stukken van do Provincic. te weten de Nota Plaflbooordeling 2001 en Bestemming.'>-plannen blauw gekleurd. Ecn handreiking VOOI' dc walerparagr.w:, waarin enkele voorbeeldl;n van watorparagrafen zijn uitgewerkt door het bij u bekende adviesbureau RBOI. Verderop geven wij cen voorzet voor een waterparngrnaf
Upmerkingen m.b.t. voors<:hrifleu
Het onder artikel 19 vennelde laat onverJet dat VOOl" nl deze werb..aamheden vergunning is vereist van
het HoogheemrnadschZlp van Scbieland.
Artikel22: de fonnulering van de doeJeindenomschrijving is niet logiscb. Waterhuishouding door
middel van dijken is iels wat niet besta.at. Beter is: "'he:.1emd voO£ de beSchetming van het land tcgcn
overstromingen door middel van dijken" en7., Een dergelijke aanpassing isook aan te l1I.cicn voor
.. -- ... artikeJ 21. Opmerkingcn bl.b.t. plankaarl Op do plankaart ontbrelcon de ondcrboudstroken Jangs de hoofdwatcrgangen. Dc~ onderboucb-troken vallen onder de kcur VltD Schieland en mOOen daarom een opd~ functie toegesncden bestemming krijgen (nota PlanbeoordeJing I'rovincie Zuid-Holland). Blj een hoofdwBtergaog smaller dan 4 meter is aan cen zijde cen onderhoudstrook van 5 meter voldoende. Is de hoofdwatergang breder dan 4 meter dan is WUl beide zijden een onderhoudsstrook van 5 meter nodig. Op de bijgevocgde kaart staan de . hoofdwatergangen met oen lichtbJl1uwe lijn 8qegeven. De secundaire waterkering op de Aigeraweg ontbreekt gehocl. Deze waterkering beeft een beschermingszone van 20 meter v2iIluit de kruinlijn. Een kaartje met de Iigging van daze kering en de bijbehorende beschermingszone is toegevoegd. De ligging van het keurgebied van de primaire watcrkering is nlet correct op de plankaart weergegeven. Ook hiervoor is een Icaartje van de Jigging van het keurgebied tocgevoegd.
Tekstvoorstel voor cen waterparngraaf Waterkeringen _
III hut plangebied rijn twee soorten waterl<eringen gelegen, nameJijk: de primaire watcrkering langs de
Hollandse JJssel en cen secundaire waterkering ter plaatse van de Algeraweg. De funetie van de~
laatste is (overloop)kering bij doorbraak van de primairc waterkering. Voor dote waterkeringen dl1lagl
het Hooghecmraadschap van Schie!and de wrg. De SlonnvJoedkering in de Hollaodse JJssei vall
onder Rijkswaterstaat.
W nttrBysteem Binnen het plangebied kan onderscheid gemaakt worden tussen de Hollalldse JJssel (bel buitenwater) en het overige uppervlaktewater (het binnenwater). Het buitenwater vaIt onder de verantwoordelijkheid van RijkswaterstaaL lIet biooenwater vah onder verantwoordclijkh~idvan het Hoogheemraadschap vaJl Schie\and. De watergnngen v.m het binneownter kunnC,,1l in twee clltcl:,'Orieen gepla.o.tst worden) de hoofdwalergangen en de overige watcrgangen_ Oc hoofdwstcrgangen hebben een be1al)grijke functie in het afvocren van water. Deze watcrgangen, samen met een ondemoudsslrook van 5 meter en de bijbehorende lcunstwerken, mooten een passende be9temming krijgen. De ondemoudsstrook dient vrij van aUe bebouwing en bepJanting te blijven. Voor de bcstemmingen 'water'en 'waterkering'is het plaatsen \tan bouwwerkcn vergunllingplichtig volgens de Keur van Schieland. Do profielen van wat.erkeringcl) en de w8tergangen zijn door Schic!and vastgelegd in een legger. Aet hoogheemraadschap beh~rt het peil van het oppcrvlaktewater in het plangebied. Het oppervJaktewaterpeU in bet plangebied wordt gchandhaafd op 2,36 -NAP. Het slot vonnt hierop eon uitzondering l hier wordt cen peil gehantecrd van 1,03 -NAt'. Door bet verschil in maaiveldhoogte varieert de drooglegging tussen de 50 en de 80 centimeter. Bij het slot is de drooglegging 20-25 centimeter. Schieland ncernt in overleg met de gemeente Capelle mll.8trogelen ter verhetering van de waterkwaliteit. De waterkwaliroit krln verbeterd worden door aanpassingen nan de afvalwaterketen. maar ook door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers mot rietkragen.
Waterketen (Hior dient eeo beschrijving opgenomon te worden van de huidigo afvalwntert.:ctcn. Dat wil zeggcn een be9Chrijving van het type rioolstelsel (gemongd, geschciden etc.) en de wijze van afvoer uit het gebied (eindgemaalgemaal, penoleiding, zuivering). Tcvens dienen de huidige knelpunten te worden de basisinspanning en de waterkwaliteitstoetsing of zijn er nog genoemd. Voldoen de ove~"tm1:en andere aandachtspuoreli (b.v _overstorten In de buurt van volkstuillen of op recreatiewater). Dezc infolllUltie is bij de gemeente beschikbaar. Daarnaasl-dient aangegeven te Wl)rden of on hoe er in rclalle tot dit besteII1JJUngspJan verbetuiogcn aangebracht kunnen worden in de waterketen. Bijvoorbeeld llCl afkoppelon Van verhard oppervJak.)
san
Voorstel m.b.t. plankaart o o
o
Invoegcn onderboudsstroken Jangs boofdwatergangen Invoegen keurgebied s~undaire waterkoring Aanpassen keurgebied primaire waterkering
Overleg ex artikel 10 Bro
77
5. Hoogheemraadschap van Schieland Van het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden werd geen reactie ontvangen. Het Hoogheemraadschap van Schieland maakt in een ambtelijke reactie bij faxbericht van 20 september 2001 de volgende opmerkingen. a.
Het Hoogheemraadschap verzoekt in de plantoelichting een waterparagraaf op te nemen. Het merkt voorts op dat voor alle werkzaamheden met betrekking tot de in artikel 19 (nieuw 17) vermelde gronden met de bestemming "Water" een vergunning van het Hoog heemraadschap vereist is. Het verzoekt de formulering van de doeleindenomschrijving in de artikelen 21 en 22 (nieuw 19 en 20) te wijzigen.
Beantwoording Aan het verzoek is tegemoetgekomen. In de toelichting is een waterparagraaf opgenomen. De opmerking betreffende artikel 19 (nieuw 17) geeft geen aanleiding het plan aan te passen en kan voor kennisgeving worden aangenomen. Het bestemmingsplan is niet het geëigende in strument voor bepalingen inzake vergunningverlening. Het beheer van het water en de water huishouding is via het spoor van de Keur voldoende veiliggesteld. Het verlenen van een ver gunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, zal in principe uitsluitend kunnen plaatsvinden indien door eigenaar of beheerder toestemming is verleend. Aan de opmerkingen ten aanzien van de bestemmingen Waterkering en Waterstaatsdoeleinden is tegemoetgekomen. De voorschriften zijn hierop aangepast. b.
Opmerkingen met betrekking tot de plankaart: - invoegen onderhoudsstroken langs hoofdwatergangen; - invoegen keurgebied secundaire waterkering op de Algeraweg; - aanpassen keurgebied primaire waterkering.
Beantwoording Aan de opmerkingen is tegemoetgekomen. De plankaart is hierop aangepast.
119.7570.00
Aan:
Datum: Ons kenmeJl<.: Sector/Afdeling: Conlaetpersoon: Ooorkiesnummer: Uw brier van: Uw kenmerl<.: Onderwerp:
Burgemeester en welhouders van de gemeente Capelle aan den IJssel t.a.V. de heer W. Janse Postbus 70 2900 AS CAPELLE AAN DEN IJSSEL
23 januari 2001 2001550 Sector Ruimte en Burgerzaken H.W. Oijk 0180-540548 23 november 2000 R32/89860 Ontwerpbeslemmingsplan "Middelwatering 2000"
Geachle heer Janse, Hierbij delen wij u mee dal het ontwerpbestemmingsplan· iddelwatering geeft tot het mal<en van opmerl
2000~
ons geen
aanleidin~
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te heb en geinf rmeerd. Hoogachtend ~ Burgemeester n wethouders van Krimpe~~n en IJss bur emeest r, De s
I
COIL:~ Gemeente Krimpen aan den IJssp,\ Postbus 200 2920 AE Krimpen aan den IJssel Bezoekadres: Raadhuisplein 2 Telefoon: (0180) 540655 Fax: (0180) 516040 E-mail: gemeente@krimpenaanden;jsselj Bank: BNG 28.50.04.689 Post bank: 171 A"
I
Overleg ex artikel 10 Bro
79
6. Gemeente Krimpen aan den IJssel Bij brief van 23 januari 2001, kenmerk 2001550, merkt het college van burgemeester en wet houders op dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op merkingen.
119.7570.00
•
Bro
Po,tbu, 1001·3700 SA Lt",
RIJKSDIENST VOOR DE MONUMENTENZOll.G
'lJ'
030 . 698 J2 II
[ax
(l)0·6916189
Rabob.nk 1923 21 757
GEMEENTE CAPELLE
'~AN DE~~
IjS$EL
Burgemeester en Wethouders van Capelle aan den IJsse! Postb.us 70. 2900 AB CAPELLE ND IJSSEL
uw brieflkenmerk
ons nummer
bebandeld door
R32/8986F 28 november 2000
RW-2000-3328
Ing. J.P. van Rooijen
onderwerp
bljlage
Overleg ex anikellO BRO betreffende ontwerp-bestemmingsplan
geen
datum
10 APR. 2U
Geacht College, In antwoord op het mij - in het kader van het in artikeilO van het Besluit op de Ruimte.lijke Ordening bedoelde overleg - bij bovengenoemde brief toegezonden ontwerp-bestemmingsplan uMiddelwatering 2000", waarvan de afhandeling tot mijn spijt is vertraagd, deel ik u voor de goede orde mede dar het plan mij, uit oogpunt van monumentenzorg, geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Afschriften van deu brief zend ik aan Gedeputeerde Staren van Zuid-Holland en aan de Inspeeteur van de Ruimtelijke Ordening. De Direcreur van de Rijksdienst voor de Monwnemenzorg,
voor ,
et Hoofd van de Regio
(Ir. Tj. Visser)
"11;.)IST(RI( VAN ONDI:R.WI}S. CUlTUUR
(N
WET£N~CHAPrtN
Overleg ex artikel 10 Bro
81
7. Rijksdienst voor de Monumentenzorg Bij brief van 10 april 2001 merkt het hoofd van de Regio West op dat het voorontwerpbestem mingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
119.7570.00
bijlagen bij de toelichting
Bijlage 1. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
1
Inleiding In dit bestemmingsplan is voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten een milieuzonering toegepast, gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar); verkeersaantrekkende werking. Doel van de Staat en gebruikte bronnen De in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten is primair bedoeld voor lokale en regionale bedrijventerreinen (en dus in mindere mate voor grootschalige industrieterreinen met zware industrie) al dan niet in combinatie met verspreid gesitueerde bedrijfsbestemmingen. Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001 (de zogenaamde "basiszoneringslijst"). In deze lijst zijn voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld (in 10 stappen oplopend van 0 tot 1.500 m). Tevens is met een index aangegeven in welke mate rekening moet worden gehouden met verkeersaantrekkende werking. Toepassing van de richtafstanden is gewenst om het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in ruimtelijk spoor te voorkomen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd. Om tot een praktisch goed bruikbare Staat van Bedrijfsactiviteiten te komen is de basiszoneringslijst van de VNG op de volgende punten nader bewerkt en aangevuld: De VNG-lijst benoemt richtafstanden voor alle denkbare activiteiten. In de staat zijn alleen die activiteiten geselecteerd die op een bestemming "Bedrijfsdoeleinden" kunnen voorkomen. Andere activiteiten, zoals horeca of recreatie, krijgen een eigen bestemming; bij het toekennen van deze andere bestemmingen wordt op een andere wijze rekening gehouden met mogelijke milieuhinder van deze functies. In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden ondergebracht in 6 categorieën. Met name voor de categorieën 3 en 4 blijkt dit in de praktijk op lokale en regionale bedrijventerreinen vaak onhandig te zijn. Er moet dan zonder nadere noodzaak altijd worden uitgegaan van de grootste afstand binnen deze categorie. Om een meer gedifferentieerde milieuzonering mogelijk te maken zijn de categorieën 3 en 4 − overeenkomstig de richtafstanden van de basiszoneringslijst − onderverdeeld in 2 subcategorieën (categorieën 3.1 en 3.2 respectievelijk 4.1 en 4.2). Hierdoor wordt meer duidelijkheid gegeven over de aan te houden richtafstanden. De basiszoneringslijst gaat in het algemeen uit van relatief grote bedrijven en houdt daardoor weinig rekening met de specifieke situatie van kleinere en daardoor veelal minder hinderlijke bedrijven die veelvuldig op lokale bedrijventerreinen, in dorpskernen en dergelijke voorkomen. De praktijk leert dat deze kleinere bedrijven, uitgaande van de basiszoneringslijst, zonder milieuredenen zouden worden uitgesloten van de vestiging op dergelijke locaties; of dat ten behoeve van de vestiging onnodige vrijstellingsprocedures zouden moeten worden doorlopen. Ook het tegenovergestelde komt voor; bij de categorie-indeling van de basiszoneringslijst wordt in dergelijke gevallen uitgegaan van een te lage categorieindeling. De feitelijke milieuhinder, veroorzaakt door de betreffende bedrijven, is in de praktijk hoger. Voor de meest voorkomende bedrijfstypen is daarom in deze staat op basis van
119.7570.00 SBI 93/voll. oktober 2003
Bijlage 1. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
-
-
-
2
andere literatuurbronnen en praktijkervaringen een nadere differentiatie naar bedrijfsgrootte toegepast1). Incidenteel komt ook het tegenovergestelde voor, namelijk dat de feitelijke hinder/richtafstand groter is dan de basiszoneringslijst aangeeft. Voor de betreffende bedrijven is de categorie-indeling op grond van veelvuldige praktijkervaringen2) aangepast. Ter verduidelijking van de informatie in de basiszoneringslijst zijn de "grote lawaaimakers" zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder ondergebracht in afzonderlijke categorieën (categorieën 4.1A tot en met 6A). Dit om voor iedereen duidelijk te maken welke activiteiten alleen op terreinen met een vastgestelde geluidszone zijn toegestaan. Daarmee wordt voorkomen dat bedrijven, burgers en handhavers twee afzonderlijke lijsten moeten raadplegen. Als bron hiervoor zijn de basiszoneringslijst en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer gehanteerd. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangegeven welke milieuaspecten (mede) maatgevend zijn voor de categorie-indeling. Een milieuaspect is als (mede) maatgevend aangemerkt, indien voor dat aspect in de basiszoneringslijst van de VNG de grootste richtafstand voor de desbetreffende bedrijfsactiviteiten is genoemd.
Criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven in standaardsituaties De hier gebruikte lijst deelt de bedrijfsactiviteiten conform de VNG-publicatie in 6 gewone categorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op activiteiten die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 heeft betrekking op zeer zware industrie. De richtafstanden en de indices voor de verkeersaantrekkende werking uit de VNG-publicatie kunnen ten behoeve van de meest gebruikelijke toepassing in bestemmingsplannen worden vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid: categorie 1:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.
categorie 2:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. In niet-gemengde gebieden geldt een afstandsindicatie van 30 m.
categorie 3:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en in verband met de verkeersaantrekkende werking dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingswegen: . subcategorie 3.1: gescheiden door een weg of een groenstrook (afstandsindicatie 50 m); . subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 m).
categorie 4:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn: . subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 m; . subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 m.
1)
2)
Het gaat daarbij vooral om kleinere aannemingsbedrijven, timmer- en constructiewerkplaatsen, transportbedrijven en handelsbedrijven. Voor de aangepaste inschaling zijn de volgende bronnen gebruikt: Publicaties van het Ministerie van VROM over geluidsproductie en richtafstanden van bedrijven en installaties, AmvB's op basis van de Wet milieubeheer, planologische kengetallen, Inspectiewijzer Milieuhygiëne. In alle gevallen waarbij de bedrijvenlijst van de VNG is aangevuld of bewerkt, is de ruimtelijk relevante hinder als doorslaggevende factor gehanteerd. Zo heeft de praktijk bijvoorbeeld geleerd dat transportbedrijven waar vrachtauto's met draaiende koelinstallaties worden gestald (aanzienlijk) meer hinder kunnen veroorzaken dan de VNG-lijst vermeldt. Hetzelfde geldt voor grootschalige loonbedrijven. 119.7570.00 SBI 93/voll. oktober 2003
Bijlage 1. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
categorieën 5 en 6:
3
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (afstandsindicaties van bedrijven uit categorie 5: 500 - 1.000 m, categorie 6: 1.500 m).
De bedrijfsactiviteiten uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A komen voor wat betreft de mate van hinder en gewenste afstand overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6, maar zijn alleen toelaatbaar indien rond het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 en 53 van de Wet geluidhinder is vastgesteld. Afwijkende gebiedstypen De bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid gaan (behalve voor categorie 2) uit van zonering ten opzichte van een "rustige woonwijk". Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen worden afgeweken van de richtafstanden. Daarbij is van belang te constateren dat de VNG-publicatie richtafstanden zijn; door hiervan uit te gaan kan het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor worden voorkomen. De praktijk leert echter dat het ontstaan van daadwerkelijke knelpunten voor alle milieuaspecten (behalve gevaar) door toepassing van gerichte maatregelen in het milieuvergunningenspoor ook bij kleinere afstanden goed kan worden voorkomen. Bij de toepassing van dit principe met gebruikmaking van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten worden de volgende uitgangspunten bij afwijkende gebiedstypen gehanteerd: leidraad is de aanbeveling van de VNG om afwijkingen van richtafstanden naar beneden (dus toepassing van een kortere afstand dan de richtafstand) in beginsel te beperken tot één afstandsstap (dus bijvoorbeeld van 100 naar 50 m); de richtafstanden worden voor alle milieuaspecten in gelijke mate verlaagd. In de onderstaande tabel worden de meest voorkomende gebiedstypen omschreven waar een afwijking van de richtafstanden veelal gewenst is. De tabel geeft echter alleen een richtsnoer. Elke situatie is anders en vereist maatwerk. Per plan moet de aanpak in de plantoelichting nader worden beoordeeld en gemotiveerd. gebiedstype
toegestane afwijking
motivatie
1a.
gebied waar functiemenging wordt nagestreefd (bijv. nieuw woongebied met toevoeging van bedrijvigheid)
verlaging richtafstanden met 1 afstandsstap
kortere afstand is aanvaardbaar in het belang van functiemenging (levendigheid, handhaving bestaande woningen)
1b.
verspreid gesitueerde woningen idem in een gebied met functiemenging en/of op locaties met andere verstoringsbronnen (bijv. gesitueerd langs drukke wegen)
er is al sprake van een verhoogd hinderniveau
2.
stiltegebied/verstoringsgevoelig natuurgebied
voor stiltegebieden en (zeer) verstoringsgevoelige natuurgebieden geldt in beginsel een strengere norm voor geluid (40 dB(A)) dan voor een rustig woongebied (45 dB(A))
verhoging richtafstanden met 1 afstandsstap
Een specifiek geval vormen daarnaast bedrijfswoningen op bedrijventerreinen. In navolging van het beleid van onder andere de provincie Zuid-Holland, wordt het uitgangspunt gevolgd dat bedrijfsgebonden woningen desgewenst kunnen worden toegestaan op bedrijventerreinen waar maximaal activiteiten uit categorie 3.1 zijn toegelaten.
119.7570.00 SBI 93/voll. oktober 2003
Bijlage 1. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
4
Opzet van de Staat In de Staat zijn twee verschillende soorten categorie-indelingen toegepast (zie ook de inhoudsopgave): indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I); indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II). In beginsel zijn beide indelingen van toepassing. De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is, net als in de VNG-publicatie, gebruikgemaakt van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993. In de praktijk kan het voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In beginsel geldt dan de hoogste categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen/-activiteiten duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet. De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd gekoppeld aan de indeling volgens hoofdstuk I en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die vanwege een zeer groot vermogen onder de "grote lawaaimakers" (A-categorieën) vallen en om bedrijfsactiviteiten die in de indeling volgens hoofdstuk I de aanduiding * hebben gekregen. De laatstgenoemde aanduiding is gebruikt bij bedrijven waar vaak kleinere, weinig hinderlijke activiteiten voorkomen die op deze wijze rechtstreeks in een lagere categorie kunnen worden ingeschaald. Bij deze activiteiten is het aspect geluid bepalend en daarom geeft het elektromotorisch vermogen een betere maat voor de hinderlijkheid dan bijvoorbeeld het bedrijfsoppervlak. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In het bedrijvenartikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3); bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van cate1) gorie 4 naar maximaal 3.1). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op de in de Staat aangegeven maatgevende milieuaspecten. Voor de bedrijven uit de A-categorieën is alleen maar een vrijstelling mogelijk voor de indeling in een lagere A-categorie. Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via bovengenoemde vrijstellingsmogelijkheid een categorie lager in te delen. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
1)
Volgens vaste jurisprudentie is toepassing van een dergelijke vrijstellingsmogelijkheid zelfs verplicht. 119.7570.00 SBI 93/voll. oktober 2003
Coster en Zonen, groothandel in textielwaren
Velthoven en Zn. B.V., groothandel in tropische producten/plantaardige vezels Hendriks B.V., tegelzettersbedrijf Van Wijk en Zn., schildersbedrijf IJssel en Lek, sociale werkplaats
101
4
1
2
2A
3, 5, 7, 22A
Meeuwensingel
Roerdomplaan
Mient
Unispec, specerijengroothandel
Rijkswaterstaat
Slob, loonbedrijf
Ketensedijk/Algeraweg
11
Ketensedijk
Hoogendijk, tandtechnische werkplaats
leegstand pand
66
36
Niessink, c.v.-installatiebedrijf
47
Dorpsstraat
Fazantstraat
Openbare werken
Brederoplein
Sanitairbedrijf Benzineservicestation
11
Alexanderstraat/Plantsoenstraat
naam en aard van het bedrijf
A. van Rijckevorselweg
nr.
straat
36.6/22/ 20.3/28. 5
45.4
45.4
51.3
51.3
51.56
..
01.4
33
45.3
45.2
50.5
45.3
S.B.I. code
3.2
2
2
2
2
3.1
..
2
2
2
2
3.2
2
categorie S.v.B.
Bijlage 2. Bedrijfsinventarisatie bestaande bedrijven
650 kW
totaal opgesteld motorisch vermogen
3.1
3.1
3.1
3.1
2
2
3.1
2
2
3.1
2
2
3.2
2
algemene toelaatbaarheid
diverse activiteiten, zoals drukkerij, houtbewerking, metaalbewerking
geen spuiterij aanwezig
verkoop van LPG
opmerkingen/bijzonderhe den/eventuele klachten
119.7570.00
B(3.1)sw
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
B(2)
B(2)gh
Bw
B(2)
B(2)
B(2)
B(2)
Bbs(3.2)
B(2)
bestem mingsregeling
1
Bakker Arkel, bouwbedrijf Rijnmond Hefwerktuigen B.V., groothandel in intern transportma teriaal Repro Print B.V., drukkerij
20
22
24-26
43
voormalig Wabco Westinghouse
12-20
Rembrandtsingel
VDS Telecom/Van der Sluis
6A
De Visser, tandtechnische werkplaats
Roos, sleepdienst
Jasper Both B.V., transportbedrijf
6
13
Stadskoeriers Rotterdam B.V., opslag tijdschriften en kranten
4A
Plantsoenstraat
Van der Sluis, machinefabriek
4
Mient
naam en aard van het bedrijf
nr.
straat
Bijlage 2. Bedrijfsinventarisatie bestaande bedrijven
33
50.2
22.2
51.6
45.2
-
51.6
60.2
64
29
S.B.I. code
2
3.2
2
3.1
3.1
-
2
3.1
3.1
2
categorie S.v.B. 15 kW
totaal opgesteld motorisch vermogen
2
2
3.1
3.1
3.1
3.1
3.1
3.1
3.1
3.1
algemene toelaatbaarheid
wordt opgedeeld in kleinere units
opmerkingen/bijzonderhe den/eventuele klachten
119.7570.00
B(2)
B(2)sl
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
bestem mingsregeling
2
Bijlage 3 Toelichting op de Staat van Horecaactiviteiten
1
Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNGpublicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke ope1) ningstijden ; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
1)
Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.
119.7570.00 SvH 1997
Bijlage 3 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
2.
3.
2
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend. Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde horecabedrijven en activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen.
119.7570.00 SvH 1997
Bijlage 4. Rapport Adviesgroep AVIV B.V.
119.7570.00
Advlesgroep AVIV f?V Langeslraal 11 7511 HA Enschede
Externe veiligheid bestemmingsplan Oostgaarde 1999
Project: 00306 Datum : 25 september 2000 Auteur : ir. GAM. Golbach
Opdrachtgever: Gemeente Capelle aan den IJssel Deelsector Sledelijke Ontwikkeling La.v. W. Janse Postbus 70 2900 AB Capelle aan den IJssel
Exlerne veiligheid beslemmingsplan Ooslgaarde 1999
Inhoudsopgave 1. Inleiding
2
2. Normslelling exlerne veiligheid
3
3. Uilgangspunlen risicoberekening 3.1. Melhodiek 3.2. Siluatie Hollandsche IJssel.. 3.3. Transportslroom gevaarlijke slotten
5
5
5
5
4. Resullalen risicoberekening 4.1. Uitstroming en brand 4.2. Risiconiveau
6
6
7
5. Conclusie
8
Referenlies
9
EXlerne veiJigheid bestemmingsplan Ooslgaarde 1999
3
2. Normstelling externe veiligheid He! transport van gevaarlijke stoffen brengt risico's met zich mee door de mogelijkheid dat bij een ongeval gevaarlijke lading kan vrijkomen. Een combinalie van verschillende aspecten is bepalend voor het risico-niveau voor specifieke locaties Jangs transportroules: • de omvang van de vervoersstroom, di~ bepalend is voor de kans op ongevallen met effecten voor de omgeving; • de soort van gevaarlijke slolfen. die bepalend is voor de elfecten in de omgeving; • de verkeersveiligheid, die bepalend is voor de kans op ongevallen; • het aanlal aanwezigen langs de route, dat bepalend is voor het mogelijk aanlal dodelijke slachloffers. De risicobenadering kent twee begrippen om het risico-niveau voor acliviteiten mel gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zjjn het individueel risico (IR) en het groepsrisico (GR). Het IR is gedefinieerd afs de kans dat een persoon. die onbeschermd gedurende een jaar 24 uur per dag op dezelfde plek verbJijf1. overlijdt door een ongeval veroorzaakt tijdens hel transport. Het IR is plaalsgebonden. Plaalsen mel een gelijk risico kunnen door zogenaamde risico-contouren op een kaart worden weergegeven. Het JR leent zjch daarmee goed voor hel vaststellen van een veiligheidszone tussen een route en kwelsbare bestemmingen, zoals woonwijken. Hel GR is gedelinieerd als de kans op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde activiteit. Het aantal personen dat in de omgeving van de route verblijtt en de mate waarin zij beschermd zijn legen de nadelige effecten bepaalt daardoor mede de hoogte van het GR. Hel IR wordt dus berekend onafhankelijk van het aantal personen in de omgeving van de transportroule, lerwijl het GR zowel rekening houdl mel het werkelijk aantal personen als mel bescherming legen de nadelige efleclen van een ongeval. Beide begrippen vullen elkaar aan: ze maken het mogelijk om vanuit verschillende invalshoeken situaties op risico te beoordelen. In het kader van de risicobenadering moel de vraag worden beantwoord of er sprake is van een relatier hoog risico. Alhankelijk van de omvang van de vervoersstromen en de specilieke gevaren voor de omgeving, kan een zekere scheiding tussen transportroutes en werk· en woongebieden gewenst zijn. Bij deze vraagstelling worden de risiconormen gehanteerd, die onlangs zijn gedefinieerd [1}. Bij het vaststetlen van de normen is een afweging noodzakelijk van de belangen die hierbij aan de orde zijn. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het IR voor hel vervoer van gevaarlijke stoHen gesteld op een niveau van 10~ Ijr. De grenswaarde houdt in dat hieraan voor nieuwe situaties moet worden voldaan. Voor bestaande situaties is dil een streefwaarde. De orienterende waarde VOor hel groepsrisico is per km-route of -trace bepaald op 10.2 / N2, dat wil zeggen een lrequentie van 10-4 Ijr (1 keer per tienduizend jaar) voor 10 slachtoffers, 10-6 lir (1 keer per miljoen jaar) voor 100 slachtoffers, elc. De orienterende waarde houdl in dat het bevoegd gezag daarvan gemotiveerd kan afwijken. Berekende risico's worden getoetst aan deze normen. Deze toetsing maakt dUidelijk of sprake is van situaties waarbij risico reducerende maatregelen aan de orde moeten komen.
Externe veiligheid beslemmingsplan Oostgaarde '999
4
Voor nieuwe situaties (een nieuwe route, een significante verandering in de transport· stroom, nieuwe kwetsbare beslemmingen) geldl de IR-norm als grenswaarde. Voor bijzondere situaties wordt de mogelijkheid open gehouden om op basis van een integrale belangenafweging van deze grenswaarde at Ie wijken. De beslissing van het bevoegd gezag om af te wijken dient ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de betrokken ministeries. Voor bestaande situaties met een IR hoger dan 10.6 fjr wordt er naar gestreetd om aan de grens van kwetsbare beslemmingen het IR te verlagen tot het gestelde norm-niveau. Voor dergelijke situalies geldt het stand-still beginsel voor nieuwe ontwikkelingen. Veelal is sprake van een gegroeide siluatie en is het niel altijd mogelijk om aan de norm voor nieuwe situaties te voldoen. Mogelijkheden om hogere risico's te reduceren kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij inlrastructurele aanpassingen, die om andere redenen worden voorzien. Er wordl niet een op zichzelf slaand saneringsbeleid gevoerd. Voor bestaande siluaties is eersl van dringende sanering sprake indien kwelsbare beslemmingen binnen een gebied Iiggen met een IR hoger dan lO- s /jr. Bij hel beoordelen van het GR worden de (Iokale) bevoegd gezagen de mogelijkheid geboden om gemotiveerd van de orienterende waarde voor het GR af te wijken. Er moet sprake zijn van een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging, waarin moet zijn aangegeven waarom in het specilieke geval daarvan is afgeweken. De beslissing om van de orienterende waarde at te wijken is vatbaar voor beroep. Het GR wordt voor het gehele relevante gebied berekend. Door middel van bronmaatregelen wordt zonodig en zo mogelijk dat risico gereduceerd. Daar waar het gaal om hel stellen van randvoorwaarden in de ruimtelijke ordening wordt. om het werkbaar te houden, het afwegingsgebied echter gemaximaliseerd lot 200 meIer van de route cq. het trace. Het GR geeft voor dil gebied aan welke bebouwingsdichtheid nog acceptabel is, gelet op de voorgestelde orienterende waarde. In hel aangegeven gebied is bebouwing dus wei toegestaan maar is de dichtheid van bebouwing soms gelimiteerd
Exlerne veiligheid beslemmingsplan Ooslgaarde 1999
6
4. Resultaten risicoberekening 4.1. Vits troming en brand De fisico's op de oever worden hoofdzakelijk bepaald door het transport van brandbare vloeisloffen. Hel transport van brandbare gassen en toxische vloeistoffen is hiervoor te klein van omvang. Met de volgende gegevens uit IPORBM kan ~e kans op een brand worden berekend: • De kans op uilstroming van een bepaalde hoeveelheid brandbare vloeistof gegeven een zwaar ongeval. Niel elk zwaar ongeval reidl tot het vrijkomen van brandbare vloeistoL De gebeurtenisboom gebruikt in IPORBM geeft 10"10 kans op uilstroming van 30 m3 in 1800 s en 20% kans op uitstroming van 75 m3 in 1800 s. In 70% van de zware ongevallen vindl geen uitstroming plaats. • Ais uitstroming plaatsvindt dan vormt zich een plas brandbare vloeistof op het water. Door ontsteking van de vloeistof ontstaat een brand. Door de brand kunnen personen op de kade dodelijk gelroffen worden. De kans op ontsteking voor stofcategorie LF1 is 0.01. Door de ongevalsfrequentie te vermenigvuldigen met de kans op uitstroming en de kans op onlsleking is de frequentie op uitstroming en brand berekend. Tabel 2 toont hel resultaat. De kans op een brand is 5.0 10-7 fjr op een Irajecl van 1000 m. Oit betekent dal 1 maal per twee miljoen jaar een brand op dit traject zal optreden.
Uitstroming mJ
30 3.310. 5
Tabel2.
I
I
Brand mJ
75 1.610.5
30m3
3.310-7
I I
75 m J 1.610.7
Frequentie uitstroming en brand Hollandsche IJssel voor een lengte van 1000 m
De omvang van de brand is berekend met de veronderstelling dat er een evenwicht onlstaat tussen het uitstroom- en branddebiel. Het uitstroomdebiet is 13.3 kg/s (30 m3 in 1800 s, dichtheid 800 kglm3). Met een brandsnelheid van 0.05 kg/m2 s voIgt een oppervlak van 265 m2 • Voor een cirkelvormige plas is de diameter 18 m. Voor uitstroming van 75 m 3 in 1800 s voigt een oppervlak van 800 m 2 (diameter 32 m). De vorm van de pIas is afhankelijk van de locatie en de omvang van de uitstroming. Uitstroming dicht bij de oever geeft een half cirkelvormige plas. De vlamlengte van een cirkelvormige plas mel 32 m diameter bij een windsnelheid van 5 mts is ongeveer 26 m. Aangezien een brand met een dergelijke omvang sterk roetend zal zijn. neemt de warmtebelasting buiten de brand snel aL Voor het in vlam raken van bebouwing geldt een grenswaarde van ongeveer 35 kW/m 2 . Deze grenswaarde wordl aileen bereikt binnen de vlammen. Als de wind in de richting van de oever staat, dan buigt de vlam af naar de bebouwing toe. De afbuiging bij een windsnelheid van 5 mts is ongeveer 50 graden van de verticaal. Het hoogste punt van de vlam Iigt dan 17 m buiten
Exlerne veiligheid beslemmingsplan Ooslgaarde 1999
7
de rand van de vaarweg. In een dergelijke situatie kan de bebouwing dicht op de vaarweg door vlammen geraakt worden. Uitgaande van de lengte van een gebouw van 100 m langs de vaarweg is de frequentie op een brand veroorzaakt door een ongeval op de vaarweg 1.3 10-10 Ijr (berekend als 5.0 10.7 X (100/1000) x 0.25 x 0.1, 0.25 voor een plas dicht bij het gebouw en 0.1 voor de wind in de richting van het gebouw). Deze Irequentie is lors kleiner dan de frequentie op het ontstaan van brand in het gebouw door andere oorzaken.
4.2. Risiconiveau Het individueel risico is berekend met IPORBM. Het IR op de vaarweg is kleiner dan 1.0 10.8 Ijr. Het groepsrisico is niel berekend. Gelet op de aard en omvang van het transport van gevaarlijke stoHen zal het groepsrisico aanzienlijk lager zijn dan de orienterende waarde.
Externe veiligheid beslemmingsplan Ooslgaarde 1999
5. Conclusie De risico's van transport van gevaarlijke stoffen over de Hollandsche IJssel onderzochl. Aangezien hel transport van kerosine naar Schiphol momenteel voornamt per pijpleiding plaatsvindt. is het jaarlijks aantal transporten van gevaarlijke stoffen si 1995 \link gedaald. Uit het onderzoek voigt dat er op de vaafWeg geen significant eXl veiligheidsrisico oplreedl. Er is tevens berekend welke omvang een brand heeft en WI gevolgen de brand zou kunnen hebben voor de bebouwing dichl op de vaal'\l Gebaseerd op bovenstaande bevindingen wordt geconcludeerd dal de risico's vernon aan het transport van gevaarlijke stoffen over de Hollandsche IJssel geen belemme vormen voor realisalie van de geplande nieuwbouw.
Externe veiligheid beslemmingspJan Oostgaarde 1999
Referenties 1. Ministerie
1996
Risiconormering vervoer gevaarlijke stolfen. De afweging van vervoer, veiligheid en omgeving.
2. AVIV
1997
Handleiding IPO-Risicoberekeningsmethodiek
3. Provincie ZuidHolland
2000
Julianasluis. Transport gevaarlijke stoffen Brief OEV/200017341 , Oirectie economie en vervoer, afdeling beheer en onderhoud, district oost
V&W/DGV
9