Impact van de beslissingen van de federale regering op de Brusselse gemeenten
Januari 2016
Inhoudsopgave 1.
2.
Ontvangsten - Fiscaliteit........................................................................................................... 3 1.1.
Federale taxshift ............................................................................................................. 3
1.2.
Taks op de intercommunales ...................................................................................... 3
1.3.
Vertraging in inkohiering personenbelasting (PB) in 2015 ................................. 3
1.4.
Vertraging in inkohiering onroerende voorheffing (OV) in 2014........................ 4
1.5.
Federale onderinvestering in de behandeling van de kadastrale basis .......... 4
1.6.
De indexsprong ............................................................................................................... 4
1.7.
Btw op schoolgebouwen verlaagd naar 6% ............................................................ 5
Uitgaven ........................................................................................................................................ 5 2.1.
Responsabiliseringscoëfficiënt pensioen ............................................................... 5
2.2. Herstel van de reserves gevormd door de lokale overheden van ex-pool 1 pensioenen ................................................................................................................................... 5 2.3. Uitsluiting van de overheden uit het toepassingsgebied van de verminderingsmaatregelen inzake patronale bijdragen................................................... 6
3.
2.4.
Uitgesloten van werkloosheid: overheveling naar de OCMW's ......................... 6
2.5.
Politiezones en veiligheid ............................................................................................ 7
Andere ........................................................................................................................................... 8 3.1. Hulpverleningszones: in het BHG is de DBDMH het enige brandweerkorps dat geen federale dotatie ontvangt ........................................................................................ 8
1
Synthese 1. Ontvangsten - Fiscaliteit • • • • • • •
Tax shift: -23 miljoen tegen 2021 Taks op intercommunales: -20 miljoen Achterstand inkohiering PB in 2015: -53 miljoen; +33 miljoen in 2016 (=> -20 miljoen over 2015-2016) Achterstand inkohiering OV in 2014: -18 miljoen Effect lockdown/niveau 4 (opbrengsten toerisme, horeca, …): -352 miljoen voor de hele sector; -1,5 miljoen aan hotelbelastingen Indexsprong (+ en -): + 9 miljoen in 2015 en +17 miljoen vanaf 2016. Btw schoolgebouwen 6%: +1,5 tot +2 miljoen euro
2. Uitgaven • • • • •
Federale onderfinanciering van de politiezones (norm KUL), ontoereikendheid politiereserve, federale dotatie aan PZ stijgt niet snel genoeg, extra werk: niveaus 3 en 4=>Het huidige kader van de PZ is niet opgevuld: -47 miljoen Responsabiliseringscoëfficiënt pensioen: -26 miljoen in 2020 Uitblijven van daling van werkgeversbijdragen in de lokale overheden: nog niet becijferd Uitgesloten van werkloosheid en overgeheveld naar de OCMW's: nog niet becijferd Herstel van reserves van ex-pool 1: +1,5 miljoen
3. Andere Hulpverleningszones: geen federale financiering in Brussel
4. Conclusie De som van de hierboven vermelde elementen resulterend uit federale beslissingen, heeft in 2015 geleid tot bijkomende kosten voor de Brusselse lokale overheden van naar schatting 65 miljoen, waarvan een derde rechtstreeks ten laste is van de burgers (taks op intercommunales). Tegen 2021 zullen er voor de lokale overheden nog nieuwe lasten bij komen, onder andere de taxshift van 23 miljoen euro voor de Brusselse gemeenten. Er wordt een federale onderfinanciering vastgesteld van de Brusselse politiezones, die geen toereikende dienstverlening meer kunnen verzekeren aan de Brusselse bevolking.
2
1.
Ontvangsten - Fiscaliteit 1.1. Federale taxshift
Het betreft een geheel van maatregelen genomen door de federale regering en bedoeld om de fiscaliteit op elektriciteit, tabak, alcohol, frisdranken, roerende voorheffing en speculatie te verzwaren, het door de indexsprong teweeggebrachte verlies aan koopkracht voor tal van burgers te compenseren, de personenbelasting en de werkgeversbijdragen te verminderen, de overheidsuitgaven te reduceren, de fraudebestrijding te versterken, en de toegang tot bepaalde sociale voordelen te beperken. Minder federale personenbelasting betekent minder aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting (PB), die daarop wordt berekend. Eind december stuurde de FOD Financiën een brief naar de gemeenten om ze op de hoogte te brengen van de vermindering van de aanvullende gemeentebelasting op de PB tussen 2016 en 2021 met een totaal van bijna 23 miljoen, die - ceteris paribus - geleidelijk zal worden bereikt tegen 2021. De spreiding over de gemeenten wordt weergegeven in bijlage 2.
1.2. Taks op de intercommunales De federale regering onderwerpt de intercommunales vennootschapsbelasting, terwijl ze er voordien van waren vrijgesteld.
voortaan
aan
de
Deze taks wordt dus opgenomen in de prijs voor de levering van gas, elektriciteit en water. Voor de consumenten in het Brussels Gewest zal dat - ceteris paribus - uiteindelijk meerkosten veroorzaken voor een totaalbedrag van ongeveer 20 miljoen euro, geraamd op basis van de cijfers van 2008 tot 2013.
1.3. Vertraging in inkohiering personenbelasting (PB) in 2015 In 2015 verzond de FOD Financiën de aanslagbiljetten PB met meerdere maanden vertraging, daarbij verwijzend naar de uitvoering van de 6de Staatshervorming. Deze situatie heeft de gemeenten en de belastingplichtigen die in Brussel of Wallonië wonen, heel zwaar getroffen (-23% in 2015). Volgens de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) zouden de gemeenten in Vlaanderen maar heel weinig onder deze situatie hebben geleden (effect van 2%)1. Begin november stuurde de FOD Financiën een brief naar de gemeenten met daarin de mededeling dat de aanvullende ontvangsten op de PB voor de 19 Brusselse gemeenten in 2015 ongeveer 23% minder bedragen dan hij oorspronkelijk had geraamd. 53 miljoen in 2015, een bedrag dat volgens de FOD Financiën gedeeltelijk - namelijk voor 33 miljoen - zou worden gerecupereerd in 2016, zodat nog een tekort van 20 miljoen euro door de 19 Brusselse gemeenten zou moeten worden bijverdiend. De spreiding over de gemeenten wordt weergegeven in bijlage 1. 1
http://www.vvsg.be/nieuws/Paginas/Federale-overheid-schiet-gemeenten-50-miljoen-euro-voor.aspx
3
1.4. Vertraging in inkohiering onroerende voorheffing (OV) in 2014 In 2014 kregen de belastingplichtigen de aanslagbiljetten OV met meerdere maanden vertraging van de FOD Financiën. In 2014 bereikte het verschil tussen de in de gemeentelijke budgetten opgenomen bedragen en de daadwerkelijk ontvangen sommen 40 miljoen (terwijl deze ontvangst tevoren heel stabiel was). Ongeveer 18 miljoen hiervan houdt verband met de inkohieringsvertragingen, ongeveer 13 miljoen met vrijstellingen die hoger zijn dan in de voorgaande jaren, en ongeveer 9 miljoen met het toenemende volume van de achterstallen.
1.5. Federale onderinvestering in de behandeling van de kadastrale basis De laatste herziening van het kadastraal inkomen, dat als grondslag dient voor de onroerende voorheffing, dateert van 1975. Aldus zijn de meeste gebouwen in het Brussels Gewest onder- of overgewaardeerd. Dat schept ongelijkheid onder burgers en gemeenten. Het is dus belangrijk een kadastraal inkomen op te stellen dat beter is afgestemd op de huidige realiteit. Reeds behoorlijk lang desinvesteert de federale minister van Financiën in deze materie hetzij qua menselijke, hetzij qua materiële middelen. Deze situatie maakt dat heel wat gemeenten hun eigen medewerkers sturen om de kadastrale wijzigingen in te voeren in de federale legger. Bij wijze van illustratie kan worden gewezen op de afname van de belastbare oppervlakte in het BHG tussen 2005 en 2014, namelijk van 104.808.845 m² naar 104.202.997 m² (-686.000 m²), terwijl de bevolking in diezelfde periode met 15,6% toeneemt. Onder meer om de federale desinvestering ter zake enigszins te compenseren, heeft het Gewest beslist om de dienst verbonden aan deze belasting, vanaf 2017 rechtstreeks over te nemen. Bovendien zullen in het kader van de uitvoering van de Brusselse fiscale hervorming 20 voltijdse equivalenten worden uitgestuurd om de gemeenten te ondersteunen bij de actualisering van de kadastrale legger. De federale minister van Financiën van zijn kant zou zich kunnen concentreren op een kadastrale gelijkmaking, gezien de verouderde en onbillijke criteria die nog worden gehanteerd en die dateren van meer dan 40 jaar geleden.
1.6. De indexsprong De federale regering heeft besloten tot een indexsprong, die heeft geleid tot bevriezing van de lonen en uitkeringen, zowel in de openbare als de privésector. De spilindex werd overschreden in juni 2015, zodat de indexsprong zich in juli 2015 voordeed voor de sociale uitkeringen en in augustus 2015 voor de lonen van de ambtenaren. Dat heeft meerdere effecten: op het vlak van de inkomsten, zien we bijkomende inkomsten voor de ondernemingen (kleiner loonaandeel, rekening houdend met de inflatie), verlies van koopkracht voor werknemers en steuntrekkers, alsook verlies aan fiscale en parafiscale ontvangsten voor de overheidsadministraties (waaronder Sociale Zekerheid).
4
In termen van begrotingsopbrengst voor de Brusselse lokale overheden stellen we een uitsparing aan personeelsuitgaven vast - van ongeveer 9 miljoen in 2015 en 22 miljoen in 2016 - maar ook een verlies aan aanvullende PB van ongeveer 5 miljoen vanaf 2016. In totaal zou deze maatregel de Brusselse lokale overheden een bedrag van ongeveer 17 miljoen euro kunnen opleveren.
1.7. Btw op schoolgebouwen verlaagd naar 6% Sinds 1 januari 2016 is het btw-tarief met betrekking tot schoolgebouwen verlaagd van 21% naar 6%. Aangezien de gemeenten werkzaamheden in de gemeentelijke schoolgebouwen subsidiëren, is de impact natuurlijk positief, vermits de kostprijs van de werken daalt. Voor de 19 gemeenten samen gaat het om een gemiddelde uitsparing van ongeveer 1,5 tot 2 miljoen per jaar tijdens de volgende 7 jaar. 2.
Uitgaven 2.1. Responsabiliseringscoëfficiënt pensioen
Hoewel de bevoegdheid "pensioen" federaal is, constateren we dat de gemeenten op geen enkele manier worden ondersteund door het federale niveau: hoewel de lasten ter zake aanzienlijk toenemen, staan de gemeenten alleen en dragen ze een steeds groter aandeel in de maatregelen die nodig zijn voor de duurzaamheid van het systeem. Ter herinnering: de provinciale en lokale besturen, waarvan de jaarlijks door het Gesolidariseerde Pensioenfonds gedragen individuele pensioenlasten hoger zijn dan de basisbijdragen van hetzelfde jaar, zijn een responsabiliseringsbijdrage verschuldigd. Deze responsabiliseringsbijdrage neemt de vorm aan van een vastgelegd percentage (= responsabiliseringscoëfficiënt) van het geconstateerde verschil. Het basisbijdragetarief wordt geharmoniseerd voor alle sinds 2016 aangesloten gemeenten. De reglementaire vermindering buiten beschouwing gelaten, doet deze harmonisering de pensioenlast buiten de responsabiliseringscoëfficiënt toenemen. Deze theoretische stijging bedraagt volgens de betrokken administraties 0,50 tot 1,5 procentpunt. Er wordt overigens vastgesteld dat de impact van de responsabiliseringscoëfficiënt, ingevoerd in 2012, aldoor stijgt: uit de voorspellingen opgesteld voor de jaren 2015 en volgende, blijkt een bijkomend bedrag dat stijgt van 28 miljoen tot 82,3 miljoen in 2020. Aldus zal deze responsabiliseringscoëfficënt abrupt toenemen van 50% in 2019 naar 65,32% in 2020. Het nettobedrag van de responsabilisering voor de negentien gemeenten zal dan met 26,4 miljoen stijgen in een enkel jaar (2020). 2.2. Herstel van de reserves gevormd door de lokale overheden van ex-pool 1 pensioenen In het Brussels Gewest betreft het slechts 3 gemeenten: Ganshoren, Watermaal-Bosvoorde en Sint-Lambrechts-Woluwe. 5
De reserves die aan deze gemeenten worden vergoed, bedragen gemiddeld 1,5 miljoen euro per jaar.
2.3. Uitsluiting van de overheden uit het toepassingsgebied verminderingsmaatregelen inzake patronale bijdragen
van
de
De federale regering heeft beslist om geen daling van werkgeversbijdragen (voor contractuelen) toe te kennen zoals in de privésector. Dat veroorzaakt een vorm van oneerlijke concurrentie ten opzichte van de privésector, vermits de werkgeversbijdragen er lager zullen zijn. De gemeenten zouden hebben kunnen genieten van een dergelijke maatregel, die een lagere uitgave zou hebben vertegenwoordigd. De VSGB heeft een vordering ingesteld, en de becijfering van de maatregel is aan de gang.
2.4. Uitgesloten van werkloosheid: overheveling naar de OCMW's De overdrachten van lasten volgens de nieuwe regels op inschakelingsuitkeringen impliceren helaas grote kosten voor de OCMW's.
het
vlak
van
Bij de wetswijzigingen waartoe werd beslist op federaal niveau en die betrekking hebben op het "einde van het recht op inschakelingsuitkeringen" (uitkeringen voortaan beperkt tot 3 jaar, waarbij de voorwaarden qua diploma en leeftijd gevoelig werden verstrengd), voegen zich andere maatregelen zoals: (1) verlenging van de inschakelingsstage met 3 maanden, (2) voorafgaande evaluatie, tijdens de stage, die al dan niet recht geeft op inschakelingsuitkeringen, (3) sancties en uitsluitingen verbonden aan het "Begeleidingsplan voor Werklozen", (4) degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen. Al deze maatregelen hebben een impact op de OCMW's. De VSGB (sectie OCMW) heeft in januari 2015 monitoring ingevoerd met betrekking tot de kwestie van overdracht van werkloosheidsuitkeringen naar de OCMW's2. De evaluatie van de VSGB inzake het aantal uitgeslotenen die tijdens het 1ste semester van 2015 OCMW-steun hebben aangevraagd, is de volgende: Tijdens het 1ste semester van 2015 werden volgens de RVA 3.470 personen gesanctioneerd naar aanleiding van einde van het recht op inschakelingsuitkeringen. Volgens de voorlopige cijfers van het 1ste semester verzameld bij de 19 Brusselse OCMW's, werden er 1.386 steunaanvragen geboekt in verband met personen met einde van recht op inschakelingsuitkeringen. In totaal heeft aldus 40% van de personen gesanctioneerd voor einde van recht, een steunaanvraag ingediend bij de Brusselse OCMW's. Deze 1.386 steunaanvragen hebben geleid tot 1.010 beslissingen tot steunverlening (waaronder 985 toekenningen van leefloon) en 243 weigeringsbeslissingen (inzake 133 aanvragen werd nog geen beslissing genomen). De afsluiting van het boekjaar zal echter moeten worden afgewacht om de financiële impact van de maatregelen op de financiën van de Brusselse OCMW's te kennen.
2
http://www.avcb-vsgb.be/nl/Publicaties/documenten.html?doc_id=484&vID=238
6
2.5. Politiezones en veiligheid Meerdere federale beleidsbeslissingen beïnvloeden in belangrijke mate de financiering van de veiligheid in Brussel en de werking van de politiezones in het bijzonder: 1) De KUL-norm benadeelt de Brusselse politiezones in de federale dotatie Terwijl het Brussels Gewest zijn bevolking sinds 2000 (moment van de vastlegging van de norm) zag aangroeien met 22,5% (bevolkingsgroei in Vlaanderen 8,5% en in Wallonië 7,5%), vond er geen gepaste aanpassing van de federale dotatie aan de politiezones plaats. Dat is wel degelijk het teken dat de gebruikte criteria niet relevant zijn met het oog op de noden. Onderzoek per zonecategorie wijst uit dat het procentuele aandeel van de federale subsidie in het totaal aan ontvangsten omgekeerd evenredig is met de verstedelijkingsgraad van de politiezones. Deze criteria werden sedert 15 jaar noch herzien, noch geactualiseerd, en vormen in sterke en toenemende mate een belemmering voor Brussel. In deze omstandigheden registreren de politiezones van Brussel het verhoudingsgewijs grootste gemeentelijke dotatiebedrag, met 64,2% van het totaal aan gewone ontvangsten.
2) Ontoereikendheid van de politiereserve De federale reserve toegekend aan de Brusselse agglomeratie, telt in normale omstandigheden 20 agenten. Als gevolg van de verhoogde dreiging werd deze interventiereserve van de federale politie in Brussel verdubbeld, met een vermeerdering van 20 tot 40 agenten overdag en 15 tot 30 agenten 's nachts. Om dit tekort aan capaciteit te compenseren, moeten de Brusselse (reeds deficitaire) zones een beroep doen intern of via "interzonale solidariteit". Of in situaties zoals we hebben gekend sinds 20/11 hulp vragen aan de andere politiekorpsen van het Koninkrijk (HYCAP-systeem – solidariteit met de andere zones van het land). 3) Extra werk veroorzaakt door de alarmen "niveau 3 en 4" De optrekking van het dreigingsniveau heeft geïmpliceerd/impliceert in de zones vooral extra werk in termen van "verzadiging" van de openbare ruimte (zichtbare aanwezigheid) en/of beheer van de beveiligingsaanvragen van burgers en instellingen (scholen, openbare gebouwen, ambassades, Europese instellingen). Conclusies en gevolgen: in totaal is er een tekort van 750 personen in de Brusselse zones, ondanks het feit dat de huidige financiering van de gemeenten reeds heel uitgebreid is. Op jaarbasis zou een aanvullende federale financiering van ongeveer 47 miljoen euro nodig zijn, waarvan 43 miljoen voor het personeel en 4 miljoen voor de werking.
7
3.
Andere 3.1. Hulpverleningszones: in het BHG is de DBDMH het enige brandweerkorps dat geen federale dotatie ontvangt
Bij de goedkeuring van de wet van 15 mei 2007 betreffende de hervorming van de civiele veiligheid, heeft de federale wetgever voor de Brusselse agglomeratie een beperkte toepassing van de wet voorzien. Deze beperking van het toepassingsgebied van de hervorming heeft als gevolg gehad dat de DBDMH in vergelijking met de andere hulpverleningszones van het land maar heel weinig middelen krijgt om zijn werking te financieren. In totaal stijgt het bedrag aan federale dotaties en onrechtstreekse steun van 55 miljoen euro in 2014 tot 174 miljoen euro in 2018. Het omvat de recruterings- en investeringssteun, de baremaharmonisering, de eindeloopbaanvoorzieningen, alsook de opleidings- en materieelsubsidies3. De DBDMH, die 20% van de beroepsbrandweerlui vertegenwoordigt en de behoeften aan brandweerdiensten van minstens 10% van de Belgische bevolking dekt, ontvangt geen enkel aandeel in de federale dotatie toegekend aan het geheel van de andere hulpverleningsdiensten van het land. In deze context worden de werkingskosten van de DBDMH uitsluitend gedragen door het Gewest, behalve een beperkte federale tussenkomst voor het Gewest ten belope van enkele miljoenen euro's (afhankelijk van de goedkeuring van een KB als dotatie specifiek voor het BHG en een aandeel voor de aankoop van materieel). Het gaat hier om een onrechtvaardigheid die moet worden rechtgezet, des te meer omdat de DBDMH wettelijk verplicht is om tussen te komen krachtens het koninklijk besluit betreffende de snelste adequate hulp.
3
De federale dotaties en subsidies, die 64 miljoen euro bedroegen in 2013, dienen geleidelijk 174 miljoen te bereiken, een weerkerend bedrag vanaf 2018. De federale financiering dient te evolueren van 79 miljoen euro in 2014 en 1274 miljoen euro in 2015 naar 164 miljoen euro in 2016 en 171 miljoen euro in 2017, om 174 miljoen euro te bereiken vanaf 2018. De tenlasteneming van de kosten van het personeelsstatuut, 29 miljoen euro in 2015, dient geleidelijk te evolueren naar 48 miljoen euro vanaf 2018. Een herfinanciering van 20 miljoen euro moet ongeveer 400 aanwervingen van brandweerlui vanaf 2014 mogelijk maken.
8
Bijlage 1: inkohieringsvertraging PB 2015
(en euros)
INS
21001 21002 21003 21004 21005 21006 21007 21008 21009 21010 21011 21012 21013 21014 21015 21016 21017 21018 21019
Commune
Estimation initiale des recettes 2015 d'octobre 2014
Anderlecht Auderghem Berchem-Sainte-Agathe Bruxelles Etterbeek Evere Forest Ganshoren Ixelles Jette Koekelberg Molenbeek-Saint-Jean Saint-Gilles Saint-Josse-ten-Noode Schaerbeek Uccle Watermael-Boitsfort Woluwé-Saint-Lambert Woluwé-Saint-Pierre
13.692.008,05 9.235.318,72 5.570.435,59 25.492.179,22 11.717.951,67 6.273.306,91 11.424.474,91 5.300.613,19 23.036.478,68 10.833.486,29 3.362.195,17 10.551.259,16 8.529.785,65 2.393.173,50 19.352.947,38 23.049.336,65 9.411.522,43 13.506.816,61 12.391.513,08
Total Région Bxl-Capitale
225.124.802,86
Réestimation des recettes 2015 d'octobre 2015
2016 Différence est.2015réest.2015
% par rapport est.2015
Avance Trésorerie 2015 SPF
-3.840.514,69 -2.147.112,99 -1.478.692,63 -5.081.467,24 -3.401.719,49 -1.770.849,26 -2.466.551,75 -1.586.161,34 -4.130.178,64 -2.932.024,98 -997.373,81 -2.781.997,22 -1.768.364,60 -605.483,89 -4.590.855,05 -4.134.140,49 -2.640.926,74 -3.969.257,79 -2.568.495,91
-28,0% -23,2% -26,5% -19,9% -29,0% -28,2% -21,6% -29,9% -17,9% -27,1% -29,7% -26,4% -20,7% -25,3% -23,7% -17,9% -28,1% -29,4% -20,7%
3.846.854,54 2.164.588,33 1.484.473,62 5.129.975,34 3.418.079,23 1.773.548,38 2.480.452,07 1.587.857,12 4.164.708,49 2.940.605,95 1.001.976,62 2.786.918,93 1.781.446,23 606.703,22 4.608.829,54 4.186.718,75 2.656.425,39 3.999.504,31 2.615.838,08
172.232.634,35 -52.892.168,51
-23,5%
53.235.504,14
9.851.493,36 7.088.205,73 4.091.742,96 20.410.711,98 8.316.232,18 4.502.457,65 8.957.923,16 3.714.451,85 18.906.300,04 7.901.461,31 2.364.821,36 7.769.261,94 6.761.421,05 1.787.689,61 14.762.092,33 18.915.196,16 6.770.595,69 9.537.558,82 9.823.017,17
Estimation initiale des recettes IPP/Com. 2016 d'octobre 2015 15.792.965,09 10.240.208,69 6.469.390,32 29.050.126,29 13.490.844,57 7.336.972,06 13.282.117,91 6.007.834,81 26.506.250,59 12.489.683,47 3.596.114,54 12.149.995,68 10.049.153,37 2.814.761,59 21.974.035,77 26.037.316,28 10.807.558,99 15.597.983,12 14.336.955,39
Différence est.2016est.2015
Perte nette 2015-2016
en % par rapport est.2015
2.100.957,04 1.004.889,97 898.954,73 3.557.947,07 1.772.892,90 1.063.665,15 1.857.643,00 707.221,62 3.469.771,91 1.656.197,18 233.919,37 1.598.736,52 1.519.367,72 421.588,09 2.621.088,39 2.987.979,63 1.396.036,56 2.091.166,51 1.945.442,31
-1.739.557,65 -1.142.223,02 -579.737,90 -1.523.520,17 -1.628.826,59 -707.184,11 -608.908,75 -878.939,72 -660.406,73 -1.275.827,80 -763.454,44 -1.183.260,70 -248.996,88 -183.895,80 -1.969.766,66 -1.146.160,86 -1.244.890,18 -1.878.091,28 -623.053,60
-12,7% -12,4% -10,4% -6,0% -13,9% -11,3% -5,3% -16,6% -2,9% -11,8% -22,7% -11,2% -2,9% -7,7% -10,2% -5,0% -13,2% -13,9% -5,0%
258.030.268,53 32.905.465,67 -19.986.702,84
-8,9%
9
Bijlage 2: impact van de federale taxshift op de Brusselse gemeenten (in euro) Gemeente of stad
Structurele impact van de federale taxshift 2016 2017 2018 2019
2020
2021
Anderlecht Oudergem Sint-Agatha-Berchem Brussel Etterbeek Evere Vorst Ganshoren Elsene Jette Koekelberg Sint-Jans-Molenbeek Sint-Gillis Sint-Joost-ten-Node Schaarbeek Ukkel Watermaal-Bosvoorde Sint-LambrechtsWoluwe Sint-Pieters-Woluwe
49.143 32.762 20.210 91.980 41.234 22.688 41.495 18.674 83.540 39.504 12.073 38.084 30.810 8.654 70.041 84.374 33.394
271.814 181.211 111.783 508.749 228.068 125.489 229.513 103.287 462.069 218.499 66.777 210.650 170.413 47.867 387.406 466.681 184.706
520.586 347.060 214.089 974.370 436.801 240.340 439.570 197.818 884.966 418.475 127.894 403.442 326.379 91.677 741.971 893.799 353.753
665.612 443.745 273.730 1.245.812 558.486 307.294 562.026 252.926 1.131.502 535.054 163.523 515.833 417.302 117.216 948.671 1.142.795 452.303
1.098.177 732.125 451.622 2.055.436 921.434 506.997 927.274 417.297 1.866.838 882.773 269.792 851.061 688.497 193.392 1.565.190 1.885.472 746.244
1.383.205 922.145 568.838 2.588.918 1.160.589 638.586 1.167.945 525.605 2.351.370 1.111.894 339.816 1.071.951 867.194 243.586 1.971.429 2.374.839 939.929
48.108 45.143
266.090 249.689
509.623 478.211
651.595 611.432
1.075.051 1.008.787
1.354.077 1.270.615
Totaal
811.909
4.490.759
8.600.822
10.996.856
18.143.459
22.852.531
10