I. RUST- EN OV ERLEVINGSPENS IOEN
De wetgeving legt voortaan de externe financiering van de individuele toezeggingen op (met naleving van bepaalde voorwaarden en beperkingen - cfr. infra). Sinds 16 november 2003 kunnen enkel zelfstandige bedrijfsleiders die de hoedanigheid van mandataris hebben (zijnde de bedrijfsleiders van de eerste categorie, hetzij de bestuurders en de zaakvoerders) nog genieten van : pensioenkapitalen betaald via algemene onkosten; pensioenkapitalen gefinancierd door middel van interne voorzieningen; pensioenkapitalen gefinancierd door middel van een bedrijfsleidersverzekeringscontract. Als gevolg van de programmawet van 22 juni 2012 is dit niet meer toegelaten. De pensioentoezeggingen moeten voortaan extern gefinancierd worden bij een pensioeninstelling. De werknemers en de zelfstandige directeurs (zijnde de bedrijfsleiders van de tweede categorie, hetzij de zelfstandige directeurs die in de vennootschap een leidende functie of een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard uitoefenen buiten een arbeidsovereenkomst) konden enkel nog collectieve pensioentoezeggingen en "individuele pensioentoezeggingen" die extern gefinancierd werden, genieten. Deze regels vloeien voort uit artikels 3, 74 en 75 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende de controle van instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen.
Overzicht van de kenmerken van de individuele toezegging De individuele toezegging wordt gedefinieerd als een individueel levensverzekeringscontract afgesloten door een vennootschap / onderneming op het hoofd en ten gunste van een welbepaalde persoon (werknemer of zelfstandig bedrijfsleider). De WAP definieert de individuele toezegging die wordt afgesloten ten gunste van een werknemer als een occasionele en niet-stelselmatige pensioentoezegging ten gunste van een werknemer of zijn rechthebbenden. Voor de werknemers Wat het sociale luik betreft : enkel externe financiering; bestaan van een collectief plan voor alle werknemers, occasionele en niet-stelselmatige toezegging, niet afgesloten tijdens de laatste 36 maanden vóór de pensionering, de ingang van een werkloosheidsregeling met bedrijfstoeslag (voorheen brugpensioen) of van een andere gelijksoortige regeling; reendementswaarborg, informatieplicht;
© Axa Belgium 2015
bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 % op de werkgeversbijdragen (exclusief taks van 4,4 %); bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % op de bedragen toegewezen aan de rekeningen die per aangeslotene 30.000 euro/jaar overschrijden. Wat het fiscale luik betreft : maximaal aftrekbare werkgeversbijdrage : 1.525 EUR per jaar (jaarlijks geïndexeerd bedrag) en naleving van de 80 %-regel; naleving van de bepalingen vermeld in de wet op de aanvullende pensioenen en van de verplichtingen betreffende de mededelingen aan SIGEDIS; bestaan van een collectief plan per categorie om de vrijstelling te genieten als voordeel van alle aard met betrekking tot de werkgeversbijdrage; voorschot en inpandgeving voor een onroerend goed gelegen in de Europese Economische Ruimte.
Voor de zelfstandige mandatarissen Wat het sociale luik betreft : enkel externe financiering; voorwaarden van het sociale luik : niet van toepassing. Het occasionele en niet-stelselmatige karakter is voor de zelfstandige bedrijfsleiders niet van toepassing; bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % op de bijdragen van de onderneming toegewezen aan de rekeningen die per aangeslotene 30.000 EUR / jaar overschrijden. Wat het fiscale luik betreft : enkel bedrijfsleider met een regelmatige bezoldiging; maximaal aftrekbaar premie voor de onderneming : naleving van de 80 %-regel; naleving van de verplichtingen betreffende de mededelingen aan SIGEDIS; voorschot en inpandgeving voor een onroerend goed gelegen in de Europese Economische Ruimte.
© Axa Belgium 2015
Voor de andere zelfstandige bedrijfsleiders Wat het sociale luik betreft : enkel externe financiering; voorwaarden van het sociale luik : niet van toepassing. Het occasionele en niet-stelselmatige karakter is voor de zelfstandige bedrijfsleiders niet van toepassing; bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % op de bijdragen van de ondernemming toegewezen aan de rekeningen die per aangeslotene 30.000 EUR / jaar overschrijden. Wat het fiscale luik betreft : enkel bedrijfsleider met een regelmatige bezoldiging; maximaal aftrekbare premie voor de onderneming : naleving van de 80 %-regel; naleving van de verplichtingen betreffende de mededelingen aan SIGEDIS; voorschot en inpandgeving voor een onroerend goed gelegen in de Europese Econmische Ruimte.
1.
Bijdrag e va n d e werk gever / on dern e mi ng 1.1.
Voor de werkgever / onderneming (artikelen 52, 3 b en 59 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies kunnen slechts als beroepskosten worden afgetrokken onder de volgende voorwaarden en binnen de volgende perken : ze moeten definitief worden gestort aan een in de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling; de wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, mogen niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging en moeten worden berekend op basis van de normale duur van een beroepswerkzaamheid; de informatieverplichtingen tegenover SIGEDIS gevraagd in toepassing van het KB van 25 april 2007 dienen te zijn nagekomen. Het doel van deze nieuwe bepaling is om de overheid in staat te stellen via SIGEDIS (hoofdstuk III, punt XIV) onder meer een correcte controle uit te oefenen op de naleving van de 80%-regel of op de correcte inning van de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 % en van de bijdrage van de 1,5%. De controles kunnen enkel vruchten afwerpen indien de nodige gegevens tijdig in de databank SIGEDIS worden ingevoerd. Deze bepaling die door de programmawet van 22 juni 2012 wordt ingevoerd, is van toepassing op de werkgeversbijdragen betaalbaar vanaf 1 januari 2013.
© Axa Belgium 2015
De Memorie van Toelichting van de WAP bepaalt dat de aanvullende pensioenreglementen en pensioenovereenkomsten krachtens dewelke de bijdragen en premies worden betaald, de van openbare orde zijnde bepalingen inzake aanvullende pensioenen moeten naleven als voorwaarde voor de fiscale aftrekbaarheid van de bijdrage of de premie. Deze vereiste is niet in de tekst van de wet zelf opgenomen. We vinden ze trouwens terug in het KB van 1 maart 2005 tot wijziging van artikel 35 van het KB tot uitvoering van het WIB. De begrenzing tot 80 % moet worden beoordeeld ten opzichte van het totale bedrag van de wettelijke pensioenen en van de op jaarbasis berekende bovenwettelijke pensioenen. De uitkeringen op grond van pensioensparen en van individuele levensverzekeringscontracten behorende tot de derde pijler (andere dan deze die worden gesloten ter uitvoering van een individuele aanvullende pensioentoezeg-ging inzake een rust- en/of overlevingspensioen of die voortvloeien uit een individuele voortzetting zoals bedoeld in artikel 33 van de wet), worden niet in aanmerking genomen. De bovenwettelijke pensioenen omvatten inzonderheid de pensioenen : die met persoonlijke bijdragen zijn gevormd, betaald door zelfstandigen in het kader van het VAPZ; die met persoonlijke bijdragen zijn gevormd; die met werkgeversbijdragen zijn gevormd; die door de werkgever ter uitvoering van een contractuele verplichting zijn toegekend. Voor de op fiscaal vlak zelfstandige bedrijfsleiders zijn de bijdragen van de onderneming aftrekbaar als beroepskosten indien de bedrijfsleider een regelmatige en maandelijkse bezoldiging krijgt. (artikel 195 WIB) Vanuit fiscaal standpunt zijn de zelfstandige bedrijfsleiders enerzijds : de natuurlijke personen die een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefenen, en anderzijds : de natuurlijke personen die in de vennootschap een leidende functie of een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard, uitoefenen buiten een arbeidsovereenkomst. Buiten de beperking tot 80 % heeft de wetgever een forfaitair bedrag opgelegd dat van toepassing is op werknemers. De werkgeverspremie mag niet groter zijn dan het bedrag van 1.525 EUR per jaar (jaarlijks geïndexeerd bedrag) (premie exclusief de taks op de verzekerings-contracten). Zodra dit bedrag van 1.525 EUR per jaar wordt overschreden, wordt de aftrek tot dit maximumbedrag beperkt. Het surplus is niet aftrekbaar, maar zal aan dezelfde aanslag onderworpen worden als het gedeelte gevormd door de aanvaarde bijdragen.
© Axa Belgium 2015
Ten gevolge van een antwoord van de Belastingadministratie, moet de limiet van 1.525 EUR begrepen worden met de taks op de verzekeringsverrichtingen van 4,4 %. De Memorie van Toelichting van de WAP preciseert dat dit maximumbedrag geldt per werknemer en dat het, in voorkomend geval, moet worden omgedeeld over de verschillende werkgevers die de werknemer tijdens hetzelfde jaar heeft gehad. De beperking tot 1.525 EUR geldt dus voor alle werkgevers samen die een werknemer tijdens éénzelfde jaar kan hebben gehad. Het gaat hier om een voorwaarde die niet in de wettekst is voorzien en die dus geen enkele wettelijke waarde heeft. De werkgever/de sectorale inrichter moet ook een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage betalen van 8,86 % berekend op het bedrag van de werkgeversbijdrage (buiten de taks van 4,4% op de verzekeringsverrichtingen). Deze bijdrage is dezelfde als deze die van toepassing is op de werkgeversbijdragen voor de groepsverzekering. Zij is enkel verschuldigd indien de aangeslotene een werknemer is. Deze bijdrage wordt berekend op de werkgeversbijdrage pensioen, overlijden en overlijden door ongeval. Deze bijdrage is door de werkgever aftrekbaar als beroepskosten. De opbrengst van deze bijdrage moet door de werkgever/de sectorale inrichter aan de RSZ worden gestort, uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal waarin de stortingen werden gedaan. De werkgever/de sectorale inrichter moet alle bewijsdocumenten van de stortingen van het bedrag van de verschuldigde bijdrage gedurende 3 jaar bewaren. De bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % De kenmerken van deze bijdrage die ingevoerd werd door de programmawet van 22 juni 2012 werden volledig herzien in de programmawet van 27 december 2012. Voor uitvoerige uitleg over deze bijdrage, zie punt VI.
1.2.
Voor de werknemer en de zelfstandige bedrijfsleider (artikel 38 §1,18 en 19 en §3 WIB)
1.2.1. Voor de werknemer De werkgeversbijdragen en -premies betaald in het kader van een individuele pensioentoezegging ten gunste van de aangesloten werknemer maken voor hem geen voordeel van alle aard uit indien er bij de werkgever een collectieve toezegging bestaat die voor de werknemers of een bijzondere categorie ervan op éénzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is. De wetgever heeft de deur willen openzetten voor het opbouwen van individuele toezeggingen, maar heeft ze tegelijkertijd maximaal willen beperken, niet alleen door het begrenzen van de werkgeverspremie tot 1.525 EUR (jaarlijks geïndexeerd bedrag), maar ook door het eisen van een collectieve toezegging die voor alle werknemers of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is. Deze bijkomende voorwaarde moet ervoor zorgen dat zo veel mogelijk werkgevers een collectieve toezegging aan hun werknemers bieden.
© Axa Belgium 2015
De werknemer begunstigde van de individuele toezegging zal tegelijkertijd ook de begunstigde moeten zijn van een collectieve toezegging. Indien dit niet het geval is, zal hij op de in zijn voordeel betaalde premie worden belast als voordeel van alle aard. ! Hier bestaat een verschil ten opzichte van het sociale luik. Artikel 6 van de WAP bepaalt dat een individuele pensioentoezegging enkel mag worden toegestaan op voorwaarde dat er voor alle werknemers een aanvullend pensioenstelsel bestaat. Alle werknemers van de onderneming moeten door een aanvullend pensioenstelsel zijn gedekt (onder voorbehoud van uitzendkrachten, studenten). Daar deze voorwaarde in het sociale luik van de wet is opgenomen, dient ze te worden nageleefd op straffe van de sancties voorzien in artikel 54 (hetzij een gevangenisstraf van 1 maand tot 5 jaar en/of een geldboete van 25 tot 250 EUR) en fiscale sancties. 1.2.2. Voor de zelfstandige bedrijfsleider Voor de zelfstandige bedrijfsleiders is het nodig dat de betalingen van de bijdragen en premies van de onderneming of van de rechtspersoon bedoeld in de artikelen 220 of 227, 3 WIB (de vzw’s) betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezoldigde werkzaamheid die er recht op geeft is verricht en mits zij op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend. Bijgevolg vormen de door de onderneming gestorte bijdragen voor de bedrijfsleider een voordeel van alle aard indien hij niet beschikt over een regelmatig toegekende bezoldiging. Er werd nog een bijkomende voorwaarde aan toegevoegd voor de vrijstelling in hoofde van de aangeslotene, en dit ongeacht of hij een werknemer dan wel een zelfstandig bedrijfsleider is. Voor de plannen met meerdere toezeggingen zijn de vrijstellingen slechts van toepassing voor zover de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling deze op gedifferentieerde wijze beheert. Dit betekent dat te allen tijde voor elke belastingplichtige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de premies als van de uitkeringen. De verzekeringen bij leven, de verzekeringen bij overlijden, alsmede de gemengde verzekeringen vereisen geen andersoortig beheer.
2.
Bijdrag e va n d e aangesloten e (artikelen 145-1 en 145-3 WIB) Er wordt een belastingvermindering van 30 % toegekend op de persoonlijke bijdragen en premies die worden betaald door de werkgever via inhouding op de bezoldigingen van de werknemer of door de onderneming via inhouding op de bezoldigingen van de bedrijfsleider. De persoonlijke bijdragen en premies komen voor de vermindering in aanmerking op voorwaarde dat ze definitief zijn gestort aan een in de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling en dat de wettelijke en bovenwettelijke toekenningen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging en worden berekend naar de normale duur van een beroepswerkzaamheid.
© Axa Belgium 2015
De Memorie van Toelichting van de WAP bepaalt dat de reglementen en de overeenkomsten van aanvullende pensioen op grond waarvan de bijdragen en premies worden gestort, de bepalingen van openbare orde inzake aanvullende pensioenen moeten naleven om de aftrekbaarheid van de bijdrage of de premie te waarborgen. Deze vereiste staat niet in de tekst van de wet zelf. Ze staat trouwens in het KB van 1 maart 2005 tot wijziging van artikel 35 van het KB tot uitvoering van het WIB (moet voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in de WAP). Wat betreft de begrenzing tot 80 %, cfr. bijdrage van de werkgever / onderneming.
3.
Individuel e v oo rtzetting (artikel 145-3 WIB) Voor zover er bij de nieuwe werkgever geen pensioentoezegging bestaat, kan de werknemer van zijn nieuwe werkgever eisen dat hij bijdragen op zijn loon inhoudt en deze aan de pensioeninstelling van zijn keuze stort. Naast de voorwaarden in verband met de persoonlijke bijdragen van de aangeslotene (zie hoger) moeten ook de volgende voorwaarden worden nageleefd : een aansluitingsperiode van minstens 42 maanden bij het vorige pensioenstelsel; beperking van het jaarlijkse bedrag tot 1.500 EUR per jaar (jaarlijks geïndexeerd bedrag). Dit bedrag moet worden verminderd prorata van de dagen van aansluiting bij een pensioenstelsel tijdens het jaar. Deze stortingen vallen onder de tweede pijler (hoewel het om een individuele financiering gaat) en genieten dus de fiscale voordelen die van toepassing zijn op de tweede pijler. Zodra het bedrag van 1.500 EUR per jaar wordt overschreden, wordt de aftrek tot dit bedrag beperkt. Het surplus zal niet aftrekbaar zijn, maar zal aan dezelfde aanslag onderworpen worden als het gedeelte gevormd door de fiscaal aanvaarde bijdragen. Is de volledige fiscaliteit eigen aan de tweede pijler van toepassing ? Volgens de wettekst zullen de stortingen de fiscale voordelen van de tweede pijler genieten. De stortingen zullen de belastingvermindering van toepassing op de persoonlijke bijdragen genieten tot een maximum van 1.500 EUR en mits naleving van de 80 %-regel. De kapitalen genieten de afzonderlijke aanslagvoet van 10 %. De taks van 4,40 % zal op de premies worden ingehouden, alsook de taks van 9,25 % op de winstdeelnemingen. Voor het overige zouden de bijzonderheden van de individuele levensverzekering van toepassing zijn : geen RIZIV-inhouding van 3,55 % en geen solidariteitsbijdrage van 2 %, toepassing van de successierechten. De bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 % zal evenmin verschuldigd zijn. Buiten deze mogelijkheid kan de individuele verderbetaling van de premies, zoals we die momenteel kennen, nog altijd worden toegepast. Deze betalingen blijven onder de derde pijler vallen (stelsel van individuele levensverzekering).
© Axa Belgium 2015
4.
Belasting va n d e uit ke ring en De uitkeringen worden altijd als een pensioeninkomen belast, zelfs indien de premie nooit een fiscaal voordeel heeft genoten. 4.1.
Omzetting in fictieve lijfrenten (artikel 169 §1 WIB) Het stelsel van de omzetting in fictieve lijfrenten is van toepassing op de eerste schijf van 50.000 EUR (jaarlijks geïndexeerd bedrag) van het kapitaal of van de afkoopwaarde van een aanvullend pensioen waarop voorschotten op prestaties zijn opgenomen of dat heeft gediend voor het waarborgen van een lening of het wedersamenstellen van een hypothecair krediet, in zover die voorschotten verleend of die leningen gesloten zijn voor het bouwen, het verwerven, het verbouwen, het verbeteren of het herstellen van de in de Europese Economische Ruimte gelegen enige woning die uitsluitend bestemd is voor het persoonlijk gebruik van de leningnemer en zijn gezinsleden. Onder "enige woning" moet worden verstaan de enige woning die de belastingplichtige bezit en niet de eerste woning waarvan hij de eigendom verkrijgt. Opdat het stelsel van de omzetting in fictieve rente van toepassing zou zijn, moet het kapitaal vereffend zijn op de normale afloopdatum van het contract, bij het overlijden van de aangeslotene of in een van de 5 jaar die aan de normale afloopdatum van het contract voorafgaan. De begunstigde van de uitkering moet in zijn aangifte in de personenbelasting de fictieve rente aangeven gedurende 13 jaar (indien de omzettingscoëfficiënt lager is dan 5 %) of 10 jaar (indien de coëfficiënt gelijk is aan 5 %) naargelang hij jonger is dan 65 jaar of hij die leeftijd heeft bereikt. Wanneer het kapitaal wordt vereffend ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd van de begunstigde die effectief actief is gebleven tot die leeftijd, wordt de eerste schijf waarop het omzettingsstelsel van toepassing is, slechts voor 80 % in aanmerking genomen. Hetzelfde geldt in geval van overlijden na de wettelijke pensioenleeftijd wanneer de overledene effectief actief is gebleven tot die leeftijd. Dat betekent dat de eerste schijf in aanmerking komt voor 40.000 EUR in plaats van 50.000 EUR voor de toepassing van het omzettingsstelsel. Er is dus een belastingvrijstelling voor de bedragen tussen 40.000 EUR en 50.000 EUR. Voor een gedetailleerde uitleg over het begrip "effectief actief", zie bijlage 1. Op het saldo van het kapitaal is het principe van de afzonderlijke belasting van toepassing voor zover de voorwaarden vervuld zijn (zie hierna).
4.2.
Belasting tegen afzonderlijke aanslagvoeten (artikel 171 WIB) Zijn belastbaar tegen 20% de kapitalen en afkoopwaarden gevormd door de bijdragen van de werkgever of de onderneming en vereffend in geval van leven aan de aangeslotene op de leeftijd van 60 jaar of aan de beroepssporter die voor de leeftijd van 61 jaar gepensioneerd is.
© Axa Belgium 2015
Zijn belastbaar tegen 18 % de kapitalen en afkoopwaarden gevormd door de bijdragen van de werkgever of van de onderneming en vereffend in geval van leven aan de aangeslotene op de leeftijd van 61 jaar. Zijn belastbaar tegen 16,5 % de kapitalen en afkoopwaarden gevormd door de bijdragen van de werkgever of van de onderneming en vereffend hetzij bij het overlijden van de aangeslotene hetzij in geval van leven van de aangeslotene bij pensionering of vanaf de leeftijd van 62 jaar. (Artikelen 171, 2bis, 3quater, 4f WIB) Volgens de fiscale commentaren is er sprake van "pensionering", wanneer er definitief een einde wordt gemaakt aan een welbepaalde bezoldigde beroepsactiviteit omdat de betrokkene een bepaalde leeftijd heeft bereikt, en hem, omwille van die omstandigheid, een wettelijk of bovenwettelijk pensioen wordt toegekend in de vorm van periodieke betalingen of in de vorm van een kapitaal. Het feit dat een werknemer een door de pensioenwetgeving toegelaten beroepsactiviteit voortzet bij dezelfde werkgever of bij een andere werkgever vormt geen obstakel voor de toepassing van het speciale belastingstelsel (171/71 en 171/73 Com. I.B. 1992). Het brugpensioen wordt niet beschouwd als pensionering. Krachtens artikel 85 van de programmawet van 22 december 2003 wordt het ogenblik van de pensionering voor een beroepssporter bedoeld in de wet van 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, vastgesteld op het ogenblik van de stopzetting van de onderwerping van deze sportbeoefenaar aan deze wet. Dit ogenblik van pensionering kan ten vroegste worden vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de betaalde sportbeoefenaar de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt en hij zijn beroepssportactiviteit definitief en volledig stopzet. De uitkeringen in kapitaal gevormd door bijdragen van de werkgever of de onderneming en vereffend ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd van de aangeslotene die tot die leeftijd actief is gebleven of in geval van overlijden na de wettelijke pensioenleeftijd wanneer de aangeslotene effectief actief is gebleven tot die leeftijd zijn belastbaar tegen een aanslagvoet van 10 % (artikel 171, 2 b WIB). Voor een gedetailleerde uitleg over het begrip "effectief actief", zie bijlage 1. Zijn belastbaar tegen een aanslagvoet van 10 %, de kapitalen en afkoopwaarden van individuele pensioentoezeggingen gevormd door persoonlijke bijdragen en premies wanneer ze aan de aangeslotene worden uitgekeerd naar aanleiding van zijn pensionering of vanaf de leeftijd van 60 jaar, of naar aanleiding van zijn overlijden ten gunste van de aangeduide begunstigden (artikel 171, 2 b WIB). Zijn belastbaar in de personenbelasting tegen de progressieve aanslagvoet, de afkoopwaarden van individuele pensioentoezeggingen gevormd door werkgeversbijdragen en -premies wanneer ze aan de aangeslotene worden uitgekeerd in andere omstandigheden dan hierboven bedoeld. In die veronderstelling houdt de verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling een bedrijfsvoorheffing van 33 % in.
© Axa Belgium 2015
Zijn belastbaar tegen een aanslagvoet van 33 %, de afkoopwaarden van individuele pensioentoezeggingen gevormd door persoonlijke bijdragen en premies wanneer ze aan de aangeslotene worden uitgekeerd in andere omstandigheden dan hierboven bedoeld (artikel 171, 1 d WIB).
Opmerking : Indien de aangeslotene het contract afkoopt vanaf de leeftijd van 60 jaar zal er geen enkele onmogelijkheid zijn op fiscaal vlak en zullen de uitkeringen de afzonderlijke aanslagvoet(en) genieten. Op technisch vlak is er echter een verplichting om de activiteiten in de vennootschap die het pensioenplan heeft afgesloten, stop te zetten indien dit plan niet voorziet in de mogelijkheid tot afkoop : "zolang de aangeslotene niet is uitgetreden, kan het recht op afkoop niet worden uitgeoefend, behoudens de in het pensioenreglement gespecifieerde gevallen en enkel ten voordele van de aangeslotene" (artikel 54 KB leven van 14 november 2003). Wat de sociale wetgeving betreft, zowel voor de loontrekkenden als voor de zelfstandige bedrijfsleiders, is het noodzakelijk dat het pensioenreglement voorziet in het recht op afkoop of de betaling van uitkeringen vanaf 60 jaar (artikel 27 WAP).
! Worden belast aan 10 %, de kapitalen en afkoopwaarden toegekend aan een werknemer of een zelfstandige bedrijfsleider die voortvloeien uit een individuele pensioentoezegging, wanneer : (artikel 171, 2 d WIB) : er voor de werknemer gedurende de looptijd van de individuele toezegging in de onderneming geen collectieve aanvullende pensioentoezegging bestaat of heeft bestaan; de zelfstandige bedrijfsleider gedurende de looptijd van de individuele aanvullende pensioentoezegging tijdens geen enkel belastbaar tijdperk regelmatig is bezoldigd. Deze aanslagvoet is van toepassing voor de kapitalen en afkoopwaarden die worden vereffend bij het overlijden van de aangeslotene of bij het normale verstrijken van het contract, of in één van de vijf jaren die aan het normale verstrijken van het contract voorafgaan, voor zover die kapitalen en afkoopwaarden niet dienen voor de wedersamenstelling of het waarborgen van een hypothecaire lening (in dit laatste geval, toepassing van het stelsel van de omzetting in fictieve lijfrenten). De aanslagvoet van 33 % is van toepassing indien de vereffening gebeurt onder andere omstandigheden (artikel 171, 1 f WIB). Indien de individuele aanvullende pensioentoezeggingen de regels voor de vrijstelling van de werkgeversbijdragen als voordeel van alle aard niet naleven, worden deze bijdragen beschouwd als toekenningen van individuele levensverzekeringscontracten. Indien de aangeslotene de belastingvermindering voor de individuele levensverzekering opgeëist heeft, zal hij belast worden tegen de afzonderlijke aanslagvoet van 10 %. Indien hij echter het voordeel van de belastingvermindering niet heeft opgeëist, zou hij in principe vrijgesteld moeten zijn in toepassing van artikel 39, 2 a WIB (zelfs als de tekst van het artikel 171, 2 d WIB niet in deze mogelijkheid voorziet).
© Axa Belgium 2015
4.3.
Vrijstelling van winstdeelnemingen (artikel 40 WIB) Deelnemingen in de winst ter zake van levensverzekeringscontracten, aanvullende pensioentoezeggingen of van aanvullende pensioenovereenkomsten zijn vrijgesteld op voorwaarde dat zij gelijktijdig met de uit die contracten, toezeggingen of overeenkomsten, voortvloeiende pensioenen worden vereffend. Daar de tekst van artikel 40 verwijst naar artikel 183bis WZGT, is voor de vrijstelling vereist dat de taks op de winstdeelnemingen werd ingehouden (behoudens de uitzonderingsgevallen die geen betrekking hebben op de tweede pijler).
4.4.
RIZIV-inhouding van 3,55 % Deze inhouding is van toepassing op het wettelijke ouderdoms-, rust- en overlevingspensioen, of op elk als zodanig geldend voordeel ten laste van een Belgisch of van een buitenlands pensioenstelsel, alsmede op elk voordeel bedoeld als aanvulling op een pensioen. Deze inhouding is enkel verschuldigd, indien de aangeslotene of de langstlevende echtgenoot de begunstigde is van de voordelen. Hetzelfde geldt indien de voordelen aan de wees worden betaald die een wezenpensioen geniet ten laste van de overheid. Deze inhouding worden verricht op het kapitaal (of op de rente), alsook op de winstdeel-nemingen vóór de inhouding van de afzonderlijke aanslagvoet(en). De RIZIV-inhouding is ook verschuldigd indien de prestatie wordt uitgekeerd aan een begunstigde (aangeslotene of echtgenoot) die in het buitenland verblijft maar die voor zijn geneeskundige verzorging ten laste is van België. (Wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de RIZIV-inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen)
4.5.
Solidariteitsbijdrage van 2 % Het toepassingsgebied van deze bijdrage is hetzelfde als dat van de RIZIV-inhouding De Belgische uitbetalingsinstellingen van een na 31 december 1996 in de vorm van een kapitaal betaald aanvullend voordeel zijn verplicht een solidariteitsbijdrage in te houden van 2 % van het brutobedrag van het kapitaal (winstdeelnemingen inbegrepen). Deze bijdrage is voor de Rijksdienst voor Pensioenen bestemd. Het percentage van 2 % wordt 1 % : wanneer de bedragen betaald bij leven begrepen zijn tussen 2.478,94 EUR en 24.789,36 EUR wanneer de bedragen betaald als gevolg van overlijden begrepen zijn tussen 2.478,94 EUR en 74.368,06 EUR. Het percentage bedraagt 0 % : •
wanneer de bij leven betaalde sommen minder bedragen dan 2.478,94 EUR
•
wanneer de bij overlijden betaalde sommen minder bedragen dan 2.478,94 EUR
© Axa Belgium 2015
Bij de vereffening van een prestatie in de vorm van kapitaal dient voor het bepalen van het percentage rekening te worden gehouden met alle kapitalen die aan dezelfde persoon zullen worden gestort, zelfs indien de vereffeningen op latere tijdstippen zullen gebeuren. Indien bij de eerste betaling van het definitieve bedrag van een wettelijk pensioen het percentage van de inhouding lager blijkt dan het bedrag van de inhouding die op het kapitaal werd gedaan, dan verricht de Rijksdienst voor Pensioenen een terugbetaling vermeerderd met een verwijlinterest van 4,75 %, indien deze terugbetaling plaatsvindt meer dan 6 maanden na de datum van de eerste uitbetaling van het definitieve bedrag van een wettelijk pensioen. De bijdrage is ook verschuldigd indien de uitkering in kapitaal wordt uitgekeerd aan een begunstigde (aangeslotene of echtgenoot) die in het buitenland verblijft en een wettelijk pensioen geniet ten laste van België maar geen wettelijk pensioen geniet in zijn woonstland. (Wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de RIZIV-inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen)
4.6.
Vereffening in renten (artikel 17 §1, 4 WIB) Wanneer de prestatie als een kapitaal wordt uitgekeerd, heeft de aangeslotene, of, in geval van overlijden, hebben zijn rechthebbenden, het recht om de omvorming in een rente te vragen. In die veronderstelling zal de pensioeninstelling de belastingen en parafiscale taksen (hetzij de afzonderlijke aanslagvoeten, de RIZIV-inhouding en de solidariteitsbijdrage) verschuldigd op het kapitaal inhouden. Daarna zal het nettokapitaal worden gestort op een rentecontract aangelegd tegen storting met afstand van kapitaal. Op een belastbare basis van 3 % van het gestorte kapitaal zal een afzonderlijke aanslag van 25 % als roerende inkomsten worden geheven. Een vrijstelling van roerende voorheffing kan worden toegepast wanneer de begunstigde onderworpen is aan de personenbelasting. (artikel 112 KB/WIB) Dit percentage maakt geen inkomsten uit pensioen uit. De rente maakt het voorwerp uit van een fiscale fiche 281.40 opgesteld door de pensioeninstelling opdat de Belastingadministratie controle zou kunnen uitoefenen op de gestorte rente. De rente moet worden aangegeven en is aan de aanvullende gewest- en gemeentebelastingen onderworpen. Dit stelsel is niet van toepassing op de lopende rentes, noch op de toekomstige uitkeringen die rechtstreeks in renten worden vereffend en die hun huidige fiscaal stelsel blijven behouden (toepassing van een bedrijfsvoorheffingspercentage in functie van het jaarlijkse bedrag van het pensioen of de rente en belasting aan de progressieve aanslagvoet in de personenbelasting).
© Axa Belgium 2015
4.7.
Successierechten De levensverzekeringskapitalen zijn onderworpen aan de successierechten op grond van artikel 8 van het wetboek van de successierechten. Ze worden op nettobasis geïnd. De vrijstelling voorzien voor de groepsverzekeringscontracten is niet van toepassing op de individuele pensioentoezeggingen.
4.8.
Aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting Er wordt eveneens een aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting geïnd. De begunstigde moet dus het ontvangen bedrag en de bedragen die als belasting zijn ingehouden, op zijn aangifte vermelden.
4.9.
Fiscale formaliteiten uit te voeren door de maatschappij uitgifte van een fiscale fiche 281.11 of 281.40 voor het afgestane kapitaal uitgifte van de RVP-aangifte (voor de RIZIV- en de solidariteitsinhouding) uitgifte van de lijst 201 (voor de successierechten) (artikel 97 van het wetboek van de successierechten) De uitgifte van de lijst 201 vormt een informatieplicht ten opzichte van de Administratie van de Registratie voor alle schuldenaars (hier de maatschappij) zodra een bedrag wordt betaald als gevolg van het overlijden van een rijksinwoner. Ze zal eveneens dienen te worden uitgegeven vanaf 1 januari 2015 in geval van overlijden van een niet-rijksinwoner. Deze informatieplicht is noodzakelijk, zelfs indien er geen successierechten zijn. Er is evenwel een uitzondering voorzien voor de bedragen van minder dan 750 EUR.
5.
Ta ks o p d e v erzekeri ngsv erri chting en Zie punt IV.
6.
Ta ks o p d e winstdeel ne ming en Zie punt V.
© Axa Belgium 2015
7.
Bed rijf sleid ersv erzekering en de p rogra mmaw et van 22 juni 20 12 7.1.
Voorgeschiedenis en beoogde doel Sinds de invoering van de wet op de aanvullende pensioenen (WAP) kunnen vanaf 16 november 2003 individuele pensioentoezeggingen die door een bedrijfsleidersverzekeringscontract worden gefinancierd enkel nog voor zelfstandige mandatarissen worden opgebouwd (bestuurders, zaakvoerders). Individuele toezeggingen die vanaf 16 november 2003 voor loontrekkende werknemers en zelfstandige directeurs (bedrijfsleiders van de tweede categorie) werden aangegaan, dienden extern te worden gefinancierd bij een pensioeninstelling. Voor het bedrijfsleidersverzekeringscontract met als begunstigde de verzekeringnemer van het contract heeft de verzekerde niet de waarborg dat hij zijn prestatie zal ontvangen, met name in geval van faillissement of vereffening. Het doel beoogd door de wetgever is om voortaan alle nieuwe individuele pensioentoezeggingen verplicht extern te laten financieren, in het bijzonder om de rechten van de verzekerden beter te beschermen. Vanaf 1 juli 2012 is het niet meer mogelijk om ten voordele van een zelfstandige mandataris een nieuwe pensioentoezegging aan te gaan gefinancierd door een bedrijfsleidersverzekeringscontract. Hiermee wordt een streep gezet onder de mogelijkheid om nieuwe bedrijfsleidersverzekeringen af te sluiten. Bedrijfsleidersverzekeringscontracten die voor 1 juli 2012 werden aangegaan (voor zelfstandige mandatarissen) en voor 16 november 2003 (voor loontrekkende werknemers en zelfstandige directeurs) kunnen wel worden voortgezet. De verhogingen van het verzekerd kapitaal voortvloeiend uit een verhoging van de al toegezegde pensioenprestaties, worden beschouwd als deel uitmakend van de oorspronkelijke bedrijfsleidersverzekering en zijn dus mogelijk. De wetgever heeft gelijklopend, om de externalisering van de bestaande individuele pensioentoezeggingen aan te moedigen, de mogelijkheid voorzien om binnen de 3 jaar, op een fiscaal neutrale manier, de bestaande bedrijfsleidersverzekeringscontracten naar een verzekeringsovereenkomst individuele pensioentoezegging over te dragen (vrijstelling van belasting en van de taks op de verzekeringsverrichtingen op het ogenblik van de overdracht).
7.2
Overdracht van een bedrijfsleidersverzekeringscontract naar een individuele pensioentoezegging (artikel 515 novies WIB) Om de externalisering van de individuele pensioentoezeggingen aan te moedigen, voorziet de wet in een vrijstelling in de personenbelasting in hoofde van de verzekerden bij de overdracht van de kapitalen en afkoopwaarden opgebouwd door premies afkomstig van een bedrijfsleidersverzekeringscontract aangegaan op het hoofd van een loontrekkende of van een zelfstandige bedrijfsleider naar een individuele pensioentoezegging. Deze overdracht wordt niet beschouwd als de betaling of de toekenning van een pensioen. De heffing zal gebeuren bij de latere betaling of toekenning door de instellingen of organismen aan de betrokken begunstigde.
© Axa Belgium 2015
Voorwaarden Aan verschillende voorwaarden dient te worden voldaan om deze vrijstelling te genieten. De overdracht moet gebeuren binnen een termijn van 3 jaar te rekenen vanaf 1 juli 2012. Deze vrijstellingsmogelijkheden zullen dus vervallen op 30 juni 2015. Deze bepaling is niet van toepassing op de overdrachten van kapitaal of afkoopwaarden naar een buiten de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming of een IBP. Het bedrijfsleidersverzekeringscontract moet afgesloten zijn voor 1 juli 2012 voor de toezeggingen aangegaan tegenover de zelfstandige mandatarissen (bestuurders, zaakvoerders) en voor 1 januari 2004 voor de toezeggingen aangegaan tegenover de loontrekkende werknemers en de zelfstandige directeurs. De naleving van de 80%-regel en de voorwaarden betreffende de bezoldiging van de zelfstandige bedrijfsleider (bezoldiging die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend voor het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezoldigde werkzaamheid die er recht op geeft, is verricht en mits zij op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend) gelden tot op het ogenblik van de overdracht. Voor de loontrekkende werknemers wordt geëist dat er op eenzelfde en nietdiscriminerende wijze een collectieve pensioentoezegging ten voordele van de werknemers of van een specifieke categorie ervan bestaat. Aangezien voor de loontrekkende werknemers de reserve van het bedrijfsleidersverzekeringscontract betrekking heeft op een pensioentoezegging die afgesloten werd voor 1 januari 2004, is de fiscale grens van 1.525 EUR niet van toepassing voor zover de pensioentoezegging niet verhoogd wordt. De individuele pensioentoezegging afgesloten door de werkgever of de rechtspersoon moet op het ogenblik van de overdracht worden aangepast. Praktische modaliteiten Externalisering betekent a priori de afsluiting van een nieuw verzekeringscontract individuele pensioentoezegging en de overdracht van de reserves naar dit contract. Wordt echter gelijkgesteld met een overdracht van kapitalen of van afkoopwaarden, de toekenning van het voordeel van het bestaande contract uitsluitend ten gunste van de werknemer of van de bedrijfsleider. Dit gebeurt door het opstellen van een bijvoegsel bij het bestaande bedrijfsleidersverzekeringscontract waarin akte wordt genomen van de nieuwe begunstiging toegekend ten voordele van de aangeslotene.
© Axa Belgium 2015
Taks op de verzekeringsverrichtingen en fiscaal stelsel De wet voorziet in de vrijstelling van de taks van 4,40% op de verzekeringsverrichtingen voor de premies en bijdragen die overeenstemmen met de overdracht van de kapitalen en afkoopwaarden krachtens artikel 515 novies WIB naar een verzekeringsonderneming of een IBP. Wat betreft de belasting op de afloopdatum, kunnen wij ons baseren op de ruling van 2 juni 2005. Deze ruling betreffende het probleem van de overdracht van de interne provisies ten voordele van de loontrekkende werknemers naar de IPT-contracten heeft verduidelijkt dat het later pensioenkapitaal zal belast worden volgens het fiscaal stelsel van de nieuwe toezegging, d.w.z. de IPT. 7.3.
Fiscaal stelsel van de premies bedrijfsleidersverzekeringen
en
prestaties
van
de
bestaande
De premies gestort op een bedrijfsleidersverzekeringscontract dat bestond voor 1 januari 2004 (voor een loontrekkende werknemer of een zelfstandige directeur) of 1 juli 2012 (voor een zelfstandig mandataris) zijn aftrekbaar als beroepskosten op voorwaarde dat de 80%-regel wordt nageleefd. De kapitalen geïnd door de begunstigde onderneming zullen belastbaar zijn volgens het tarief van de vennootschapsbelasting en aftrekbaar als beroepskosten voor zover deze gestort worden in uitvoering van een contractuele verplichting en mits naleving van de 80%-regel, dit op basis van artikel 60 WIB. Indien de begunstigde een loontrekkende is, moet de werkgever de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86% betalen op de toegekende prestatie (opgebouwd door de premies gestort vanaf 1 januari 1989). Wat betreft de belasting op de prestaties (deze worden beschouwd als gratis kapitalen) zal de afzonderlijke aanslagvoet van 16,5 % van toepassing zijn voor zover deze kapitalen door de onderneming aan de begunstigde worden toegekend: Indien zelfstandige bedrijfsleider ten vroegste op de normale pensioenleeftijd of in de loop van een van de 5 jaren die aan deze datum voorafgaan; naar aanleiding van het overlijden van de aangeslotene. Indien loontrekkend bedrijfsleider (voor een pensioentoezegging voor 1 januari 2004) ten vroegste op de normale pensioenleeftijd of in de loop van een van de 5 jaren die aan deze datum voorafgaan; naar aanleiding van het overlijden van de aangeslotene; naar aanleiding van de brugpensionering; op de normale leeftijd waarop de begunstigde zijn beroepsactiviteit volledig en definitief stopzet, reden waarom het kapitaal werd opgebouwd.
© Axa Belgium 2015
7.4.
Bedrijfsleidersverzekering zonder pensioentoezegging Zijn nog toegelaten de verzekeringscontracten "Key Man" waarmee de rechtspersoon zich wil laten verzekeren tegen de verdwijning van zijn bedrijfsleider. Volgens artikel 195 §2 WIB, zijn de levensverzekeringspremies die betrekking hebben op contracten afgesloten door de onderneming in zijn voordeel (zonder pensioentoezegging) enkel aftrekbaar indien het contract afgesloten werd op het hoofd van een bedrijfsleider, mandataris van de onderneming, behalve indien het contract voorziet in voordelen in geval van overlijden. De bedrijfsleider moet een regelmatige maandelijkse bezoldiging ontvangen en de premie moet de 80%-regel respecteren.
8.
Interne provisies en de programmawet van 22 juni 2012 8.1.
Voorgeschiedenis en beoogde doel Sinds de invoering van de wet op de aanvullende pensioenen (WAP) kunnen vanaf 16 november 2003 provisies voor aanvullende pensioenen enkel nog worden opgebouwd voor zelfstandige mandatarissen (bestuurders, zaakvoerders). Individuele toezeggingen die vanaf 16 november 2003 voor loontrekkende werknemers en zelfstandige directeurs (bedrijfsleiders van de tweede categorie) werden aangegaan, dienden extern te worden gefinancierd bij een pensioeninstelling. Het doel beoogd door de wetgever is om voortaan alle nieuwe individuele pensioentoezeggingen verplicht extern te laten financieren, in het bijzonder om de rechten van de verzekerden beter te beschermen. Een onderneming die het geld in een specifieke interne provisie (passiva) bewaart, kan geneigd zijn om het geld te gebruiken (activa) voor activa met andere doeleinden dan de financiering van een pensioen. Bovendien, indien de onderneming failliet gaat, kunnen de bedragen bestemd voor de pensioenen tegelijk ook verdwijnen. Voor de bestaande provisies op het einde van het laatste boekjaar dat afgesloten werd voor 1 januari 2012, heeft de wetgever een nieuwe afzonderlijke bijdrage ingevoerd om het behoud van de interne provisies te ontmoedigen. De wetgever heeft gelijklopend, om de maximale externalisering van de bestaande individuele pensioentoezeggingen positief aan te moedigen, de mogelijkheid voorzien om de bestaande provisies naar een individuele pensioentoezegging over te dragen met vrijstelling van belasting en van de taks op de verzekeringsverrichtingen.
8.2.
Verbod op nieuwe interne provisies Een individuele pensioentoezegging die vanaf het boekhoudkundig jaar 2012 voor een zelfstandige mandataris wordt aangegaan, moet worden uitgevoerd door een pensioeninstelling. De verplichting tot de externalisering bij een pensioeninstelling geldt niet voor de interne provisie die door de rechtspersoon (of de werkgever) werd opgebouwd en bestond op het einde van het laatste boekhoudkundig jaar afgesloten voor 1 januari 2012. Het bedrag van de aldus vrijgestelde interne provisie mag niet meer verhogen.
© Axa Belgium 2015
8.3.
Afzonderlijke bijdrage Principe van de afzonderlijke bijdrage Een afzonderlijke bijdrage van 1,75 % wordt vastgesteld ten laste van de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, aan de rechtspersonenbelasting of aan de belasting van niet-inwoners op de interne provisies opgebouwd voor individuele toezeggingen ten voordele van loontrekkende werknemers of zelfstandige bedrijfsleiders. Kenmerken van de bijdrage Het gaat om een fiscale bijdrage verbonden aan de vennootschapsbelasting. Deze bijdrage wordt geheven op het totaalbedrag van de provisies die bestaan op het einde van het laatste boekhoudkundig jaar afgesloten voor 1 januari 2012. Deze bijdrage wordt tegelijkertijd als de basisbelasting voor het aanslagjaar 2013 ingekohierd. Deze bijdrage is in elk geval verschuldigd ongeacht of er een latere externalisering is. Deze bijdrage is niet aftrekbaar als beroepskosten (gekwalificeerd als niet aanvaarde uitgaven). Om de belastingplichtigen in staat te stellen deze nieuwe last te spreiden, staat de wet een betaling gespreid over 3 jaar toe naar rato van jaarlijks 0,60 %. Deze mogelijkheid is niet meer toegestaan indien de betrokken belastingplichtige voor het aanslagjaar 2014 niet langer onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of aan de rechtspersonenbelasting of aan de belasting van niet-inwoners. Indien een belastingplichtige gekozen heeft voor de spreiding en hij vanaf het boekjaar 2014 niet langer onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of aan de rechtspersonenbelasting of aan de belasting van niet-inwoners, zal het tarief van de bijdrage om de twee resterende periodes te dekken, 1,20 % bedragen. Inwerkingtreding Deze bepaling is van toepassing voor zover er op het einde van het laatste boekhoudkundig jaar afgesloten voor 1 januari 2012 een interne provisie bestond.
8.4.
Overdracht van een interne provisie naar een individuele pensioentoezegging met vrijstelling van belasting en taks (artikel 515 septies WIB) Principe Indien interne provisies naar een verzekeringsonderneming, een voorzorgsinstelling of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening worden overgedragen, wordt deze verrichting niet beschouwd als de betaling of de toekenning van een pensioen. Dit betekent dat de overdracht naar een individuele pensioentoezegging gebeurt met vrijstelling van belasting. De belasting wordt geïnd bij de betaling van de latere toekenning, d.w.z. de vereffening van de prestaties.
© Axa Belgium 2015
Voorwaarden Aan verschillende voorwaarden dient te worden voldaan om deze vrijstelling te genieten. Deze overdrachten kunnen gebeuren vanaf 1 januari 2012 zonder beperking in de tijd. Deze bepaling is van toepassing op de aanvullende pensioenkapitalen opgebouwd in de vorm van provisies door belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting of aan de rechtspersonenbelasting of aan de belasting van niet-inwoners en die bestaan op het einde van het boekhoudkundig jaar afgesloten voor 1 januari 2012. Deze bepaling is niet van toepassing : • op de overdracht naar een buiten de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming, een voorzorgsinstelling of IBP; • op de overdracht van de interne provisies opgebouwd in uitvoering van een individuele pensioentoezegging aangegaan vanaf 1 januari 2004 naar een andere begunstigde dan een zelfstandige mandataris. De bedragen overgedragen ten voordele van de verzekerden zijn op het ogenblik van de overdracht vrijgesteld in de personenbelasting voor zover de 80%-regel nageleefd werd tot op het ogenblik van de overdracht en dat indien het gaat om een zelfstandige bedrijfsleider, de voorwaarden betreffende de bezoldiging (bezoldiging die regelmatig en ten minste om de maand wordt betaald of toegekend voor het einde van de belastbare tijdperk waarin de bezoldigde werkzaamheid die er recht op geeft, is verricht en mits zij op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend) werden nageleefd tot op het ogenblik van de overdracht. Indien het bedrag dat overeenstemt met de overgedragen provisie de 80 %-regel overschrijdt, zal deze overschrijding als een voordeel van alle aard worden beschouwd in hoofde van de begunstigde aangeslotene. Voor de loontrekkende werknemers wordt geëist dat er op eenzelfde en nietdiscriminerende wijze een collectieve pensioentoezegging ten voordele van de werknemers of van een specifieke categorie ervan bestaat. Aangezien voor de loontrekkende werknemers de provisie betrekking heeft op een pensioentoezegging die afgesloten werd voor 1 januari 2004, is de fiscale grens van 1.525 EUR niet van toepassing voor zover de pensioentoezegging niet verhoogd wordt. Praktische modaliteiten Externalisering betekent a priori de afsluiting van een verzekeringscontract individuele pensioentoezegging en de overdracht van de provisies naar dit contract.
© Axa Belgium 2015
Taks op de verzekeringsverrichtingen en fiscaal stelsel De wet voorziet in de vrijstelling van de taks van 4,40 % op de verzekeringsverrichtingen voor de premies en bijdragen die overeenstemmen met de overdracht van de interne provisies naar een verzekeringsonderneming of een IBP. De beoogde provisies zijn die welke bestaan op het einde van het laatste boekhoudkundig jaar afgesloten voor 1 januari 2012. Wat betreft de belasting op de afloopdatum, kunnen wij ons baseren op de ruling van 2 juni 2005. Deze ruling betreffende het probleem van de overdracht van de interne provisies ten voordele van de loontrekkende werknemers naar de IPT-contracten heeft verduidelijkt dat het later pensioenkapitaal zal belast worden volgens het fiscaal stelsel van de nieuwe toezegging, d.w.z. de IPT. 8.5
Fiscaal stelsel van de gratis kapitalen (kapitalen betaald door de onderneming) De kapitalen geïnd door de begunstigde onderneming zijn belastbaar in de vennootschapsbelasting en aftrekbaar als beroepskosten voor zover deze gestort werden in uitvoering van een contractuele verplichting en mits naleving van de 80%regel en dit volgens artikel 60 WIB. Indien de begunstigde een loontrekkende werknemer is, moet de werkgever de bijzondere bijdrage van 8,86% betalen op de toegekende prestatie (maar uitsluitend voor het deel dat betrekking heeft op de dienstjaren gepresteerd na 31 december 1988). Wat de belasting op de prestaties betreft, wordt de afzonderlijke aanslagvoet van 16,5 % toegepast voor zover deze kapitalen toegekend worden door de onderneming aan de begunstigde : Indien zelfstandige bedrijfsleider ten vroegste op de normale pensioenleeftijd of in de loop van een van de 5 jaren die aan deze datum voorafgaan; naar aanleiding van het overlijden van de aangeslotene; Indien loontrekkend bedrijfsleider (voor een pensioentoezegging voor 1 januari 2004) ten vroegste op de normale pensioenleeftijd of in de loop van een van de 5 jaren die aan deze datum voorafgaan; naar aanleiding van het overlijden van de aangeslotene; naar aanleiding van de brugpensionering; op de normale leeftijd waarop de begunstigde zijn beroepsactiviteit volledig en definitief stopzet, reden waarom het kapitaal werd opgebouwd.
© Axa Belgium 2015
II.
ARBEIDSON GESC HIKTHEID
1. Bijdrag e va n d e werk geve r / onderne mi ng 1.1.
Voor de werkgever / onderneming (artikelen 52, 3b en 59 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies kunnen slechts als beroepskosten worden afgetrok-ken onder de volgende voorwaarden en binnen de volgende perken : ze moeten definitief worden gestort aan een in de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling; de wettelijke en aanvullende uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid, uitgedrukt in jaarlijkse renten, mogen niet meer bedragen dan de normale brutojaarbezoldiging. Voor de werkgeversbijdragen en -premies die verband houden met toezeggingen die moeten worden beschouwd als een aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij overlijden of arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval ofwel door beroepsziekte of ziekte, moet de begrenzing tot de normale brutojaarbezoldiging worden beoordeeld ten opzichte van het totale bedrag van de wettelijke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid en van de op jaarbasis berekende extrawettelijke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid. De extrawettelijke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid omvatten inzonderheid : de uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid die met werkgeversbijdragen zijn gevormd; de uitkeringen die door de werkgever ter uitvoering van een contractuele verplichting zijn toegekend. Voor de zelfstandige bedrijfsleiders zijn de bijdragen van de onderneming aftrekbaar als beroepskosten indien de bedrijfsleider een regelmatige en maandelijkse bezoldiging ontvangt. Opmerking De omzendbrief van 20 mei 2012 van de Belastingadministratie geeft tekst en uitleg bij het fiscaal stelsel van de premies van de collectieve verzekeringen gezondheidszorg en van de collectieve verzekeringen arbeidsongeschiktheid. Aan deze omzendbrief werd op 10 oktober 2011 een addendum toegevoegd. Om de bijdrage van de werkgever/onderneming als beroepskosten te kunnen aftrekken, moet in het contract vermeld zijn dat het doel is een (volledig of gedeeltelijk) inkomstenverlies te compenseren. Voor de contracten afgesloten voor 1 oktober 2012, moet deze specificiteit vermeld zijn in een afzonderlijk document dat deel uitmaakt van het contract.
© Axa Belgium 2015
1.2.
Voor de werknemer en de zelfstandige bedrijfsleider (artikel 38 §1, 18 en 19 en §3 WIB) 1.2.1. Voor de werknemer De werkgeversbijdragen en -premies betaald in het kader van een individuele toezegging ten gunste van de aangesloten werknemer maken voor hem geen voordeel van alle aard uit voor zover er bij de werkgever een collectieve toezegging bestaat die voor de werknemers of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is. De wetgever heeft de deur willen openzetten voor het opbouwen van individuele toezeggingen, maar heeft ze tegelijkertijd maximaal willen beperken. Er wordt een collectieve toezegging geëist die voor alle werknemers of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is. Deze bijkomende voorwaarde moet ervoor zorgen dat zo veel mogelijk werkgevers een collectieve toezegging aan hun werknemers doen. De werknemer begunstigde van een individuele toezegging zal tegelijkertijd ook de begunstigde van een collectieve toezegging moeten zijn. Indien dit niet het geval is, zal hij op betaalde premie belast worden als voordeel van alle aard. 1.2.2 Voor de zelfstandige bedrijfsleider Voor de zelfstandige bedrijfsleiders is het nodig dat de betalingen van de bijdragen en premies van de onderneming of van de rechtspersoon bedoeld in de artikelen 220 en 227, 3 WIB (de vzw’s) betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezoldigde werkzaamheid die er recht op geeft is verricht en mits zij op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend. Bijgevolg vormen de door de onderneming gestorte bijdragen voor de bedrijfsleider een voordeel van alle aard indien hij niet beschikt over een regelmatig toegekende bezoldiging. Er werd nog een bijkomende voorwaarde aan toegevoegd. Voor de plannen met meerdere toezeggingen zijn de vrijstellingen slechts van toepassing voor zover de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling deze op gedifferentieerde wijze beheert. Dit betekent dat te allen tijde voor elke belastingplichtige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen.
2.
Bijdrag e va n d e aangesloten e (artikel 52, 10 WIB) De huidige bepalingen werden niet gewijzigd : deze bijdragen zijn aftrekbaar als beroepskosten. Indien de aangeslotene opteert voor de forfaitaire beroepskosten, dan zijn deze bijdragen in het forfait begrepen.
© Axa Belgium 2015
3.
Belasting va n d e uit ke ring en 3.1.
Tijdelijke arbeidsongeschiktheid (artikel 31, alinea 2, 4 WIB) Worden als bezoldigingen beschouwd, de vergoedingen verkregen : tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen; daarin begrepen de vergoedingen die worden toegekend in uitvoering van een solidariteitstoezegging als bedoeld in de wet; de vergoedingen afkomstig van werkgeversbijdragen en -premies die dienen beschouwd te worden als een aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij overlijden of arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval ofwel door beroepsziekte of ziekte. Volgens de omzendbrief van 20 mei 2010 van de Belastingadministratie, heeft de aanslag beoogd door artikel 31 alinéa 2, 4 WIB betrekking op de gevallen waarin de verzekering de compensatie van inkomstenverlies tot doel heeft. De verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling moet op de toegekende rente een bedrijfsvoorheffing van 22 % inhouden.
3.2.
Blijvende arbeidsongeschiktheid (artikel 34 WIB en artikel 169 WIB) Ze worden beschouwd als inkomsten uit pensioenen. In verband met de blijvende arbeidsongeschiktheid vinden we meerdere bepalingen. §1 1bis. pensioenen en lijfrenten of tijdelijke renten, alsmede als zodanig geldende toelagen, die het gehele of gedeeltelijke herstel van een bestendige derving van winst, bezoldigingen of baten uitmaken. Deze bepaling beoogt de arbeidsongeschiktheden die een inkomstenverlies vergoeden en die niet vallen onder punt 2 b). Deze bepaling is bijvoorbeeld van toepassing op prestaties betaald aan bedrijfsleiders die niet regelmatig een bezoldiging ontvangen. 2. b)
Punt b vermeldt de bijdragen en premies voor de vorming van een aanvullend pensioen als bedoeld in de WAP, daarin begrepen de aanvullende pensioenen die worden toegekend in uitvoering van een solidariteitstoezegging als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de WAP en de pensioenen die zijn gevormd door middel van bijdragen en premies als bedoeld in artikel 38 §1 18 en 19 WIB.
Waar de tekst van punt 2. b) naar de pensioenen verwijst, kan men, volgens de Memorie van Toelichting van de WAP, denken dat eveneens worden bedoeld de vergoedingen gevormd door middel van bijdragen van de werkgever of de onderneming, ter aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval ofwel door beroepsziekte of ziekte.
© Axa Belgium 2015
Volgens de omzendbrief van 20 mei 2012 van de Belastingadministratie, heeft de aanslag beoogd door artikel 34, § 1, 2 b) WIB betrekking op de gevallen waarin de verzekering de compensatie van inkomstenverlies tot doel heeft. Momenteel moet de verzekeringsonderneming op de toegekende rente een bedrijfsvoorheffing van 22 % inhouden. Indien we te maken hebben met een vergoeding in kapitaal die een volledige of gedeeltelijke vergoeding van een permanent verlies van beroepsinkomsten vertegenwoordigt, dan zal die, wat de belasting betreft, in een fictieve rente worden omgezet. Deze rente moet gedurende 10 of 13 jaar worden aangegeven naargelang de omzettings-rente gelijk is aan of kleiner is dan 5 %.
4.
Ta ks o p d e v erzekeri ngsv erri chting en Zie punt IV.
© Axa Belgium 2015
III. ANDERE PERSOO NSVERZEKER IN GEN (medische kosten, afhankelijkheid, ernstige aandoeningen ...)
Bedo elde v erzekering en (artikel 38 WIB) Medische kosten De toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben medische kosten te vergoeden die verband houden met hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen en palliatieve thuiszorg van de werknemer of bedrijfsleider en in voorkomend geval van alle inwonende gezinsleden. Enkel de inwonende gezinsleden worden bedoeld. Het fiscale luik geeft een definitie van de bedoelde waarborgen : Hospitalisatie : elk medisch noodzakelijk verblijf van ten minste één nacht in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien. Dagverpleging : het medisch noodzakelijk verblijf zonder overnachting in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien. De begrippen hospitalisatie en dagverpleging omvatten eveneens de terugbetaling van de ambulante kosten die verband houden met de desbetreffende aandoeningen en die worden gemaakt gedurende een periode van 6 maanden vóór tot 6 maanden na de ingreep. In geval van hospitalisatie loopt de eerste periode van 6 maanden tot het ogenblik waarop de patiënt in het ziekenhuis wordt opgenomen en begint de tweede periode van 6 maanden na het ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis. Ernstige aandoeningen : de aandoeningen die als zodanig door de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn erkend. Hiertoe behoren kanker, leukemie, tuberculose, multiple sclerose, ziekte van Parkinson, difterie, poliomyelitis, cerebro-spinale meningitis, pokken, tyfus, tyfus- en paratyfuskoorts, encefalitis, miltvuur, tetanus, ziekte van Hodgkin, cholera, ziekte van Alzheimer, virale hepatitis, ziekte van Crohn, aids, malaria, ziekte van Pompe, ziekte van Creutzfeld-Jacob, mucoviscidose, diabetes, nierdialyse en progressieve spierdystrofie. Palliatieve thuiszorg : de behandeling thuis van terminale patiënten die gericht is op de fysieke en psychische noden van de patiënt en bijdragen tot het bewaren van een zekere levenskwaliteit. Afhankelijkheid De toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben specifieke kosten te vergoeden veroorzaakt door de afhankelijkheid van de werknemer of bedrijfsleider. De dekking mag enkel betrekking hebben op de werknemer of de bedrijfsleider. familieleden worden uitgesloten.
De
De afhankelijkheid is de medisch vaststaande nood aan hulp voor het vervullen van gewone en instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven.
© Axa Belgium 2015
Ernstige aandoeningen De toezeggingen die uitsluitend voorzien in de uitkering van een rente ingeval de werknemer of bedrijfsleider het slachtoffer is van een ernstige aandoening. De ernstige aandoeningen zijn diegene die door de minister van Sociale Zaken zijn erkend. De tekst voorziet niet in een betaling in kapitaal. Dit heeft tot gevolg dat indien het gaat om een dekking die voorziet in de betaling van een kapitaal, de werkgeversbijdragen en -premies in hoofde van de begunstigde niet zullen zijn vrijgesteld en dat de uitkering dient te worden beschouwd als een inkomen uit pensioen op basis van artikel 34 §1, 1 WIB (pensioenen, lijfrenten of tijdelijke renten, alsmede als zodanig geldende toelagen, die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een beroepswerkzaamheid). Andere persoonsverzekeringen De andere persoonsverzekeringen die geen toezeggingen inzake rust- en overlevingspensioen zijn, noch toezeggingen bij arbeidsongeschiktheid, noch de hierboven vermelde toezeggingen en die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. de verzekeringscontracten of de toezeggingen kunnen worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend in het kader van de wetgeving inzake de sociale zekerheid; 2. de contracten en toezeggingen mogen uitsluitend voorzien in uitkeringen tijdens het dienstverband van voornoemde personen. Periodes van schorsing van het dienstverband worden ook in aanmerking genomen. Volgens de Memorie van Toelichting van de WAP betreft het een type van verzekeringen of toezeggingen die momenteel nog niet gangbaar is en waarvan de toepassingsmodaliteiten nog niet zijn gekend. De wetgever heeft gemeend een dergelijke beperking te moeten invoeren om eventuele misbruiken, die uit de toepassing van deze verzekeringen en toezeggingen zouden kunnen voortvloeien, uit te sluiten.
1.
Bijdrag e va n d e werk gever / on dern e mi ng 1.1.
Voor de werkgever / onderneming (artikel 53, 21 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies zijn niet aftrekbaar als beroepskosten, maar enkel in de mate dat deze bijdragen en premies niet in hoofde van de begunstigden worden belast. Indien er een belasting is in hoofde van de begunstigden (cfr. bovenstaande voorwaarden), kan de werkgever / onderneming de premies als beroepskosten aftrekken. Daarentegen maken deze premies door hun aard voor de begunstigde geen aftrekbare beroepskosten uit.
© Axa Belgium 2015
1.2.
Voor de werknemer en de zelfstandige bedrijfsleider (artikel 38 §1, 20, §2 en §3 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies betaald in het kader van een individuele toezegging maken voor de begunstigde verzekerde geen voordeel van alle aard uit, maar enkel op voorwaarde dat er voor de werknemer en de zelfstandige bedrijfsleider die niet regelmatig wordt bezoldigd, in de onderneming een collectieve toezegging bestaat die voor de genoemde werknemers en zelfstandige bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en niet-discrimine-rende wijze toegankelijk is. Hier vinden we opnieuw dezelfde bedoeling van de wetgever terug. Hij heeft de deur willen openzetten voor het opbouwen van individuele toezeggingen, maar wenst ze tegelijkertijd te beperken. Er moet een collectieve toezegging bestaan die voor de werknemers of de niet regelmatig bezoldigde zelfstandige bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en nietdiscriminerende wijze toegankelijk is. Deze voorwaarde moet ervoor zorgen dat zo veel mogelijk werkgevers en ondernemingen een collectieve toezegging aan de betrokken werknemers doen. De wetgever spreekt overigens over de zelfstandige bedrijfsleiders die niet regelmatig worden bezoldigd. De verantwoording hiervan dient te worden gezocht in het feit dat voor het pensioen en de arbeidsongeschiktheid het noodzakelijk is dat de zelfstandige bedrijfsleider een regelmatige en maandelijkse bezoldiging krijgt. Maar deze voorwaarde wordt niet gesteld voor de verzekeringen medische kosten, afhankelijkheid ... Aldus eist de wetgever dat er een collectieve toezegging bestaat vóór het sluiten van een individuele toezegging voor de bedrijfsleider die niet regelmatig een bezoldiging ontvangt. Daaruit volgt dat er geen specifieke bepaling bestaat voor de regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders. Dit betekent dus dat een individuele toezegging voor medische kosten, afhankelijkheid ... kan worden gesloten in het rechtstreekse voordeel van een regelmatig bezoldigde bedrijfsleider zonder dat hij op de door de onderneming betaalde premie als voordeel van alle aard wordt belast. ! De vrijstelling is eveneens van toepassing op de bijdragen en premies die door de werkgever of de onderneming ten laste worden genomen ten gunste van werknemers of bedrijfsleiders met loopbaanonderbreking of tijdskrediet, met brugpensioen of gepensioneerd of werknemers of bedrijfsleiders die naar een andere werkgever of naar een andere onderneming zijn overgestapt. Dit betekent dat voor de risicodekkingen medische kosten die verband houden met hospitalisatie, afhankelijkheid, rente in geval van een ernstige aandoening, de werkgever of de onderneming de mogelijkheid zal hebben de betaling van de premies tijdens de voormelde omstandigheden voort te zetten, hoewel er geen werkelijke arbeid meer wordt geleverd.
© Axa Belgium 2015
Voor de solidariteitstoezeggingen en de plannen met meerdere toezeggingen zijn de vrijstellingen slechts van toepassing voor zover de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling deze op gedifferentieerde wijze beheert. Dit betekent dat te allen tijde voor elke belastingplichtige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de premies als van de uitkeringen.
2.
Bijdrag e va n d e aangesloten e De door de aangeslotene betaalde bijdragen genieten geen enkel fiscaal voordeel.
3.
Belasting va n d e uit ke ring en (artikel 38 §1, 20 WIB) De uitkeringen zijn niet belastbaar.
Opmerking voor de dekking geneeskundige verzorging die systematisch tegemoetkomt in de terugbetalingen van de kleine ambulante geneeskundige verzorging. Voor de dekking geneeskundige verzorging die systematisch tegemoetkomt in de terugbetaling van de kosten van kleine ambulante zorgen is het volgende stelsel van toepassing : • een belastingvrij sociaal voordeel in hoofde van de werknemer of van de bezoldigde bedrijfsleider (artikel 38 §1, 11 WIB); • de premie is niet aftrekbaar in hoofde van de werkgever/onderneming (artikel 53, 14 WIB); • de prestaties zijn niet belastbaar in hoofde van de begunstigden. De verwerping van de aftrek van de premies zal slechts effectief zijn voor de premies betaald vanaf 1 januari 2007.
© Axa Belgium 2015
4.
RSZ-bijdrag e va n 10 % Zijn onderworpen aan een bijdrage van 10 % de premies inzake hospitalisatieverzekering alsook de premies betreffende bijkomende risico’s gedekt door de hospitalisatieverzekering. Het begrip "bijkomend risico" wordt als volgt omschreven : • gedekt zijn door hetzelfde contract als het hoofdrisico of door een samenhangend contract dat alleen bestaat en uitwerking heeft voor zover het verzekeringscontract zelf bestaat en uitwerking heeft; • een voorvalswet volgen die verband houdt met het hoofdrisico of betrekking heeft op een persoon verzekerd door de hoofdverzekering. Alle bijkomende risico’s van de hospitalisatieverzekering zoals de dekking van ambulante kosten ten gevolge van een hospitalisatie en ernstige ziekte, de dekking bijstand worden beoogd door de bijdrage.
5.
Ta ksen op de v erzeke ring sv erri chting en Zie punt IV.
© Axa Belgium 2015
SAMENGEVAT
DE INDIVIDUELE AANVULLENDE PENSIOENTOEZEGGINGEN Bijdrage van de werkgever / Onderneming
Pensioenen
Bijdrage van de aangeslotene
Belasting
Voor de werkgever, de onderneming
- RIZIV- en solidariteitsbijdragen
- Aftrekbaar als beroepskosten voor - Belastingvermindering van 30% zover de wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen naar aanleiding - Naleving van de 80%-regel van de pensionering niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging
- Niet belasting van de WD
Art. 1451, 1 en 59 WIB Art. 52, 3°b, 59 WIB
- Toepassing van het stelsel van de omzetting in fictieve lijfrente op de eerste schijf van 50.000 € van het kapitaal voor voorschot of HL (of ten belope van 80 % indien de kapitalen vereffend zijn ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd van de begunstigde die effectief actief is gebleven of bij zijn overlijden als hij effectief actief is gebleven tot die leeftijd) Art. 169 § 1 WIB
Beperking voor de aftrek van de bijdrage : 1.525 € / jaar / per werknemer (enkel van toepassing voor de werknemers)
Voor het gedeelte gevormd door de werkgeversbijdragen en vereffend: • op 60 jaar (en voor de sporters voor 61 jaar): 20 % • op 61 jaar: 18 % • bij pensionering of vanaf 62 jaar of in geval van overlijden: 16,5% Art. 171, 2quater, 3bis en 4f WIB
© Axa Belgium 2015
Art. 53, 22° WIB
- Bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 % (indien werknemer) - De bedrijfsleider moet regelmatig maandelijks een bezoldiging ontvangen Art. 195 § 1 WIB
- Bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % op de bedragen toegewezen op de rekeningen die de drempel van 30.000 EUR / jaar per werknemer/zelfstandige overschrijdt
- 10 % voor het gedeelte gevormd door persoonlijke bijdragen en vereffend bij de pensionering of ten vroegste op 60 jaar of in geval van overlijden Art. 171, 2b CIR
10 % voor het deel gevormd door werkgeversbijdragen indien het kapitaal wordt vereffend ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd van de begunstigde die effectief actief is gebleven of bij zijn overlijden als hij effectief actief is gebleven tot die leeftijd Art. 171, 2 b WIB
- In geval van prestatie in kapitaal en vereffening in rente, belasting van het kapitaal en nadien rente met afstand van kapitaal : 25 % op een basis van 3 % van het afgestane kapitaal Art. 20 WIB
© Axa Belgium 2015
Bijdrage van de werkgever / Onderneming
Bijdrage van de aangeslotene
Voor de aangeslotene (werknemer en zelfstandige bedrijfsleider) - Geen voordeel van alle aard voor de werknemer op voorwaarde dat er bij de werkgever een collectieve toezegging bestaat die voor de werknemers of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is Art. 38, § 1, 18° WIB
- Geen voordeel van alle aard voor de zelfstandige bedrijfsleider indien de bijdragen en premies betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend, vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezoldigde werkzaamheid die er recht op geeft is verricht en mits zij op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend.
© Axa Belgium 2015
Belasting
- 10 % (belasting van de individuele levensverzekering) in geval van overlijden, bij het normale verstrijken van het contract, in de loop van één van de vijf jaren die aan het normale verstrijken van het contract voorafgaan in de mate dat er geen dekking voor HL is. Voor werknemer : indien er in de onderneming geen collectieve aanvullende pensioentoezegging bestaat of heeft bestaan Voor bedrijfsleider : indien hij geen regelmatige en maandelijkse bezoldiging heeft ontvangen tijdens de duur van de individule pensioentoezegging Art. 171, 2°d WIB
Bijdrage van de werkgever / Onderneming Arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval, ongeval, beroepsziekte of ziekte
Bijdrage van de aangeslotene
Belasting
Voor de werkgever, de onderneming - Aftrekbaar als beroepskosten voor - Aftrekbaar als beroepskosten indien - Belastbaar als vervangingsinkomen zover de wettelijke en aanvullende werkelijke kosten worden toegepast uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid niet meer bedragen dan de normale brutojaarbezoldiging Art. 52, 3°b, 59 WIB
- In het contract moet vermeld zijn dat het doel ervan is een inkomstenverlies te compenseren - De bedrijfsleider moet regelmatig minstens om de maand een bezoldiging ontvangen Art. 195 § 1 WIB
Voor de aangeslotene (werknemer en zelfstandige bedrijfsleider) - Geen voordeel van alle aard voor de werknemer op voorwaarde dat er bij de werkgever een collectieve toezegging bestaat die voor de werknemers of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is Art. 38, § 1, 18° WIB
© Axa Belgium 2015
Bijdrage van de werkgever / Onderneming
Bijdrage van de aangeslotene
Belasting
- Geen voordeel van alle aard voor de zelfstandige bedrijfsleider, indien de bijdragen en premies betrekking hebben op bezoldigingen die regel-matig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend,vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezoldigde werkzaamheid die er recht op geeft is verricht en mits zij op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend. Art. 38, § 1, 19° WIB
Medische kosten (hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg), afhankelijkheid en rente in geval van een ernstige aandoening
Voor de werkgever, de onderneming - Niet aftrekbaar als beroepskosten indien de voorwaarden voor de vrijstelling in hoofde van de aangeslotene zijn geëerbiedigd
- Niet aftrekbaar als beroepskosten
Art. 53, 21 WIB
© Axa Belgium 2015
- Geen belasting Art. 38, § 1, 20 WIB
Bijdrage van de werkgever / Onderneming
Bijdrage van de aangeslotene
Voor de werknemer en de niet regelmatig bezoldigde bedrijfsleider - Geen voordeel van alle aard voor zover er in de onderneming een collectieve toezegging bestaat die voor de genoemde werknemers en bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is Art. 38 § 2 WIB Belangrijke opmerking : Bijkomende voorwaarde voor de vrijstelling in hoofde van de aangeslotene. De ten voordele van de aangeslotenen voorziene vrijstellingen zijn slechts van toepassing voor zover de verschillende toezeggingen van het plan door de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling op gedifferentieerde wijze worden beheerd. Te allen tijde kan voor elke aangeslotene de toepassing van een specifiek regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de premies als van de uitkeringen.
© Axa Belgium 2015
Belasting
IV. JAARLIJKSE TAKS OP DE VERZEKERINGSVERRICHTINGEN
Onderwerping (artikelen 173 en 174 WDRT) De verzekeringsverrichtingen zijn onderworpen aan de taks op de verzekeringsverrichtingen wanneer het risico in België gelegen is. Artikel 174 van het WDRT preciseert dat met verzekeringen worden gelijkgesteld, de contracten van lijfrente of tijdelijke renten gesloten met een verzekeringsonderneming, evenals elke verbintenis aangegaan door de pensioeninstellingen en de rechtspersonen belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging.
Tarief van de taks (artikel 175 WDRT)
Tarief van de taks : 9,25 % Het basistarief van de jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten is vastgesteld op 9,25 %. Om een einde te stellen aan het onderscheid dat de Administratie maakte tussen hoofdrisico's en bijkomende risico's, een onderscheid dat was gebaseerd op artikel 6 van het KB van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, heeft de Ministerraad bovendien besloten om een duidelijk kader te scheppen voor de verschillende aangeboden verzekeringsrisico's in de tweede pijler. Voortaan geldt als principe dat elk risico zijn eigen fiscaal stelsel volgt. De piste bijkomende risico's of aanvullende verzekeringen wordt verlaten voor wat betreft de tweede pijler. De individuele levensverzekeringscontracten behorende tot de derde pijler en die onder de individuele voorzorg vallen, blijven onderworpen aan de regel "het bijkomende risico volgt het hoofdrisico". Toepassing van het tarief van 4,4 % Voor de levensverzekeringen Bedoeld worden de levensverzekeringen die in het kader van een beroepsactiviteit worden aangegaan. De eigenlijke bedrijfsleidersverzekering (key man verzekering) die door een vennootschap wordt onderschreven in haar eigen voordeel op het hoofd van de bedrijfsleider teneinde zich te verzekeren tegen de financiële gevolgen van het wegvallen van deze bedrijfsleider door overlijden of pensionering, is eveneens aan het tarief van 4,40 % onderworpen. Alle toezeggingen bij leven behorende tot de tweede pijler worden dus bedoeld. Voor de verzekeringen in geval van overlijden Bedoeld worden alle verzekeringen waarbij het overlijden van de verzekerde persoon de prestatie van de verzekeraar vervoorzaakt en aangegaan in beroepsverband.
© Axa Belgium 2015
Voor de contracten van lijfrente of tijdelijke renten Het betreft de contracten van lijfrente of tijdelijke renten gesloten met een verzekeringsonderneming. Voor de collectieve toezeggingen arbeidsongeschiktheid De collectieve toezeggingen die moeten worden beschouwd als een aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval ofwel beroepsziekte of ziekte. Deze toezeggingen moeten door een verzekeringsonderneming of een pensioeninstelling worden uitgevoerd. Bovendien moet de collectieve toezegging op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk zijn voor alle aangeslotenen, zijnde alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders van eenzelfde onderneming of een bijzondere categorie ervan. Een collectieve toezegging houdt in dat slechts één enkel risico wordt gewaarborgd, nl. het risico arbeidsongeschiktheid. Maar dit risico moet worden aangeboden aan alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan. De toezegging moet onder de vorm van een afzonderlijke collectieve toezegging worden aangeboden, indien er in de onderneming andere collectieve toezeggingen bestaan. Wat de garantie "arbeidsongeschiktheid" betreft, gaat het in de praktijk om de polissen van de typen "gewaarborgd inkomen", "invaliditeit", "lichamelijke ongevallen" en "aanvulling arbeids-ongevallen", die tot doel hebben een inkomensverlies op te vangen bij invaliditeit. Men kan stellen dat het nagestreefde doel is de economische ongeschiktheid te vergoeden teneinde het inkomensverlies in geval van ongeschiktheid te vergoeden. Dit doel moet blijken uit de bewoordingen van het contract. "Met op eenzelfde en niet-discriminerende wijze" wordt bedoeld dat alle werknemers en regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders toegang moeten hebben tot deze collectieve toezeggingen en dat noch tussen de werknemers en de regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders, noch tussen de werknemers, noch tussen de regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders een ongeoorloofd onderscheid mag worden gemaakt. De toezegging moet deel uitmaken van een reglement dat uniform wordt toegepast voor alle werknemers en bedrijfsleiders en waarbij de aansluiting verplicht is na de invoering van de toezegging. Evenwel kunnen de aansluitingsvoorwaarden afhankelijk worden gesteld van bijvoorbeeld de leeftijd, de beroepscategorie of het aantal dienstjaren in de onderneming. Er wordt niet vereist dat het bedrag voor iedereen gelijk zou zijn. Het is voldoende dat dit bedrag evenredig is met de bezoldiging van de aangeslotenen, maar het is wel vereist dat deze evenredigheid voor alle aangeslotenen identiek is. De collectieve toezeggingen kunnen enkel toegankelijk zijn voor een bijzondere categorie van het personeel of een categorie van de regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders die genoegzaam omschreven zijn in de wet of in een collectieve arbeidsovereenkomst of waarvan bewezen is dat ze in de onderneming een homogene groep uitmaken gelet op de aard van hun beroepswerk-zaamheden. Onder "onderneming" wordt verstaan de technische bedrijfseenheid, bepaald op grond van de economische en sociale criteria.
© Axa Belgium 2015
Opgelet ! De individuele toezeggingen inzake arbeidsongeschiktheid behorende tot de tweede pijler blijven aan de taks van 9,25 % onderworpen. Deze beslissing werd genomen met het oog op het fiscaal stimuleren van de garanties geboden aan de werknemers als groep, met het doel een zo groot mogelijk aantal werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders van een bepaald aantal toezeggingen te laten genieten. Voor de pensioentoezeggingen Bedoeld worden de pensioentoezeggingen die door de verzekeringsondernemingen en door de pensioeninstellingen worden uitgevoerd. Met pensioentoezeggingen worden zowel de collectieve pensioentoezeggingen (de pensioenstelsels), als de individuele pensioentoezeggingen bedoeld, en dit zowel voor werknemers als voor bedrijfsleiders. De vraag kan worden gesteld of er hier geen overlapping is met de punten 1 en 2, die algemener zijn (verzekeringen in geval van leven, verzekeringen in geval van overlijden). Voor de individuele voortzetting Het betreft de toezeggingen bedoeld in artikel 33 van de WAP, waarbij voor een werknemer die voorheen bij een pensioenstelsel was aangesloten en die van werkgever is veranderd terwijl bij de nieuwe werkgever er geen pensioenplan bestaat, het mogelijk is stortingen te doen bij een pensioen-instelling van zijn keuze voor een bedrag beperkt tot 1.500 EUR per jaar (te indexeren bedrag). De stortingen worden door de werkgever op het loon van de werknemer ingehouden. Deze individuele voortzetting valt onder de tweede pijler. Plan met meerdere toezeggingen De wetgever heeft een bijzonderheid opgenomen voor de plannen met meerdere toezeggingen. Elke toezegging begrepen in de plannen die worden uitgevoerd door de verzekeringsondernemingen of door de pensioeninstellingen, wordt onderworpen aan het tarief dat op die bepaalde toezegging van toepassing is, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan. Wat moet worden verstaan onder "plan met meerdere toezeggingen" ? De wetgever geeft geen precieze definitie. De Memorie van Toelichting van de WAP preciseert enkel dat met "collectief plan" wordt bedoeld dat minstens twee toezeggingen aan alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan wordt aangeboden. We zijn van mening dat indien een werkgever voor een bepaalde categorie werknemers, bijvoorbeeld de personeelsleden, in een plan leven en overlijden voorziet, alsook in een toezegging inzake arbeids-ongeschiktheid, en deze laatste toezegging vaste vorm krijgt in een afzonderlijk contract dat volledig onafhankelijk is van het pensioenplan, we niet te maken hebben met een plan met meerdere toezeggingen.
© Axa Belgium 2015
Deze zienswijze vloeit voort uit een passage in de Memorie van Toelichting van de WAP in verband met de collectieve verzekering arbeidsongeschiktheid. Er wordt gezegd : "de collectieve toezeggingen arbeidsongeschiktheid genieten enkel van het verlaagd tarief van 4,4 %, indien ze aan de hoger vermelde voorwaarden voldoen en indien ze in de vorm van afzonderlijke collectieve verzekeringen worden aangeboden wanneer binnen de onderneming nog andere collectieve toezeggingen zouden bestaan. Indien ze worden aangeboden in het kader van een plan dat meerdere toezeggingen omvat, dan dienen de voorwaarden voorzien voor dergelijke plannen te worden nageleefd." Dit zou betekenen dat, indien elke toezegging los van de andere door de onderneming aangegane toezeggingen bestaat, de voorwaarden in verband met de plannen met meerdere toezeggingen niet zouden moeten worden nageleefd. De volgende voorwaarden gelden : Eerste voorwaarde Het collectief plan en de eventueel voorziene alternatieve individuele keuzemogelijkheden zijn op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk voor alle aangeslotenen, zijnde alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders van eenzelfde onderneming of een bijzondere categorie ervan. Het gaat om een voorwaarde die van toepassing is voor een collectief plan. Tweede voorwaarde De eventuele toezegging bij overlijden van de aangeslotene, de eventuele toezegging bij arbeidsongeschiktheid van de aangeslotene en de eventuele toezegging medische kosten van de aangeslotene, kan worden onderschreven zonder uitsluiting op basis van een medisch onderzoek indien meer dan tien personen bij dat collectief plan zijn aangesloten. Wat het sociale luik betreft, kan een geneeskundig onderzoek voor het pensioenstelsel in drie gevallen worden opgelegd : de aangeslotene is vrij om de omvang van de overlijdensdekking zelf te kiezen; het kapitaal bij overlijden is minstens 50 % hoger dan het kapitaal bij leven; tien personen of minder zijn bij het pensioenstelsel aangesloten. In geen geval mag de aansluiting afhankelijk worden gesteld van het resultaat van dat geneeskundig onderzoek. Bijgevolg kan het geneeskundig onderzoek aanleiding geven tot een bijpremie, maar in geen geval tot een weigering van aansluiting. Wat het fiscale luik betreft : Wat de dekking overlijden betreft, mag er, wanneer we te maken hebben met een plan met meer dan tien aangeslotenen, geen uitsluiting zijn op grond van het medisch onderzoek. Dit geldt zowel voor de aansluiting, als voor een uitsluiting eigen aan een aangeslotene. Alle werknemers die tot de categorie behoren, moeten worden aangesloten, eventueel met toepassing van een bijpremie.
© Axa Belgium 2015
Wat de dekkingen arbeidsongeschiktheid en medische kosten betreft, mag er, wanneer we te maken hebben met een plan met meer dan tien aangeslotenen, geen uitsluiting zijn op grond van het medisch onderzoek. Dit geldt zowel voor de aansluiting, als voor een uitsluiting eigen aan een aangeslotene. Alle werknemers die tot de categorie behoren, moeten worden aangesloten, eventueel met toepassing van een bijpremie. Er mag dus geen uitsluiting van het plan zijn op grond van het medisch onderzoek, indien er meer dan tien personen door het collectief plan zijn gebonden. Het betreft hier opnieuw een voorwaarde die van toepassing is voor een collectief plan. Derde voorwaarde Het plan moet door de verzekeringsonderneming of de pensioeninstelling op gedifferentieerde wijze worden beheerd, zodat te allen tijde voor elke belastingplichtige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen. Volgens de Memorie van Toelichting van de WAP impliceert het gedifferentieerd beheer dat alle stortingen, contractreserves en uitkeringen verbonden aan de toezeggingen die door het plan worden aangeboden en waarvoor een ander fiscaal regime geldt, gedurende de volledige duurtijd van het plan van elkaar worden onderscheiden. Daar voor elke toezegging begrepen in het plan een specifiek tarief wordt voorzien door artikel 175 WDRT en er ook inzake de inkomstenbelastingen een specifiek stelsel wordt opgelegd, is een gedifferentieerd beheer noodzakelijk. De verzekeringen bij leven, de verzekeringen bij overlijden en de gemengde verzekeringen vereisen geen andersoortig beheer vereisen. Deze voorwaarde van gedifferentieerd beheer geldt zowel voor een collectief plan, als voor een individueel plan. Deze vereiste van gedifferentieerd beheer vinden we ook terug in verband met de vrijstelling van de werkgeverspremies als voordeel van alle aard voor de aangeslotene begunstigde (cfr. artikel 38 WIB). Opgelet ! Indien de bovenstaande voorwaarden niet zijn voldaan, is het tarief van 9,25 % van toepassing op alle dekkingen, met inbegrip van de dekkingen leven en overlijden. Specificiteit voor de cafetariaplannen (collectieve plannen) Een bijzonderheid is voorzien voor de cafetariaplannen in verband met het verbod van uitsluiting op basis van een medisch onderzoek. Indien we te maken hebben met een collectief plan met een globaal premiebudget voor de aangeslotenen, dan moet in een standaard toezegging worden voorzien. In afwachting van een keuze of indien de aangeslotene geen keuze maakt, wordt de standaard toezegging voor deze aangeslotene toegepast.
© Axa Belgium 2015
Het gaat hier om collectieve plannen met een zekere flexibilteit, aangezien elke aangeslotene, binnen de perken van het premiebudget en de in het pensioenreglement vastgesteld limieten, de mogelijkheid heeft om te kiezen voor welke van de in het plan aangeboden risico's hij verzekerd wil zijn en voor welke dekking. De standaard toezegging is altijd van toepassing voor de aangeslotene die zijn keuze niet kenbaar maakt. Voor elke dekking wordt in een standaard dekking voorzien. "Standaard dekking" betekent dat de aangeslotene bij aansluiting en bij elke wijziging in de gezinssamenstelling steeds het recht heeft om deze dekking in zijn plan op te nemen. Het collectief plan met premiebudget waarbij de aangeslotene een keuze maakt uit een van de door het plan aangeboden risico’s, moet voor dit risico of deze risico’s altijd de mogelijkheid voorzien om voor een standaard dekking te kiezen. Uit het voorafgaande volgt dat de werkgever niet alleen een standaard toezegging die verschillende risico's omvat, moet voorzien. Voor elk risico moet in een standaard dekking worden voorzien. De aangeslotene heeft de mogelijkheid een keuze te maken, zowel uit de door de werkgever gekozen risico's als op het vlak van de dekking. Het verbod van uitsluiting op grond van een medisch onderzoek geldt zowel voor deze standaard dekking als voor de standaard toezeggingen. De standaard dekkingen en de standaard toezegging moeten in het reglement worden omschreven en een betekenisvolle inhoud hebben. De notie "betekenisvol" moet worden geïnterpreteerd vanuit de redelijke behoeften van de aangeslotene en rekening houdend met zijn premiebudget. Deze standaard dekkingen mogen familie- of loongekoppeld zijn. Het sociaal-economisch voordeel van deze standaard dekkingen is dat dit een welbepaalde verzekeringscombinatie zonder medische acceptatie mogelijk maakt. Dit laat de werkgevers en verzekeraars toe om aan alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan dekkingen aan te bieden zonder dat het medisch onderzoek aanleiding kan geven tot uitsluiting. De aansluiting wordt bijgevolg niet afhankelijk gesteld van het resultaat van het medisch onderzoek. Ook personen met een minder goede algemene gezondheidstoestand, voor wie een dergelijk medisch onderzoek negatief zou uitvallen, kunnen bijgevolg genieten van de door de standaard toezegging geboden risico's en dekkingen. Indien de aangeslotene een hogere dekking kiest dan de voor die toezegging aangeboden standaard dekking, is de medische acceptatie voor die bepaalde verhoogde dekking toegestaan. Indien een bijpremie voor het surplus wordt gevraagd, zal deze ten laste van de aangeslotene zijn. Opgelet ! Indien de voornoemde voorwaarden (dus de 3 hierboven uiteengezette voorwaarden) niet zijn voldaan, is het tarief van 9,25 % van toepassing voor alle dekkingen, met inbegrip van de dekkingen leven en overlijden.
© Axa Belgium 2015
Vrijstelling van de taks (artikel 176-2 WDRT) Zijn vrijgesteld van de taks : De verbintenissen aangegaan, zowel door de verzekeringsondernemingen en de pensioeninstellingen, als door de rechtspersonen belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging zoals bedoeld in de WAP, voor zover die verbintenissen op gedifferentieerde wijze worden beheerd, zodat te allen tijde voor elke belastingplichtige of belastingschuldige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen. De vrijstelling van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen, zowel voor de pensioentoezegging als voor alle verbintenissen begrepen in de solidariteitstoezegging, welke toezeggingen samen een sociaal pensioenstelsel vormen, geldt op voorwaarde dat de verschillende risico's door de verzekeringsonderneming of de pensioeninstelling op gedifferentieerde wijze worden beheerd. We vinden hier opnieuw deze verplichting van gedifferentieerd beheer. Ter herinnering : we vinden deze voorwaarde terug : 1. in verband met de vrijstelling van de werkgeverspremies in hoofde van de begunstigde aangeslotene; 2. in verband met de taks op de verrichtingen, voor de plannen met meerdere toezeggingen; 3. en voor de vrijstelling van de taks op de verrichtingen voor de sociale plannen. De verzekeringen medische kosten gesloten als individuele voortzetting van een verzekering gezondheidszorg gebonden aan de beroepsactiviteit. Op het ogenblik van de aansluiting van een persoon bij een verzekering gebonden aan een beroepsactiviteit kunnen vooraf bestaande ziekten of aandoeningen bijpremies, uitsluitingen of beperkingen van de tussenkomst ten gevolge hebben. Op het ogenblik van de individuele voortzetting kunnen deze vooraf bestaande ziekten of aandoeningen enkel in de supplementen verschuldigd naar aanleiding van een verblijf in een individuele kamer een beperking of een uitsluiting van de tussenkomst ten gevolge hebben. De verzekeringen medische kosten niet gebonden aan een beroepsactiviteit mits naleving van de volgende voorwaarden : 1. de verzekering is toegankelijk voor iedere kandidaat verzekerde die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt; 2. deze verzekering neemt de kosten van de schade ten laste, ook als die voortvloeit uit een vooraf bestaande situatie;
© Axa Belgium 2015
3. de aanwezigheid van een vooraf bestaande ziekte of aandoening in hoofde van de verzekerde mag niet leiden tot weigering van de verzekerde, of mag geen aanleiding geven tot een verhoging van de premies of een beperking op het vlak van de tussenkomst. Het bestaan van een vooraf bestaande ziekte of aandoening in hoofde van de verzekerde op het ogenblik van de contractsluiting kan echter leiden tot een beperking of een uitsluiting van de tussenkomst in de supplementen verschuldigd naar aanleiding van een verblijf in een individuele kamer; 4. het contract mag niet voorzien in een wachttijd van meer dan 12 maanden. Deze twee vrijstellingen zijn van toepassing vanaf 1 juli 2011. Voor de contracten in portefeuille worden de hernieuwingen vanaf deze datum in aanmerking genomen. De verzekeringen aangegaan door de Staat, de gewesten, de Gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, de autonome provinciebedrijven en de openbare instellingen. De openbare instellingen die van de taks vrijgesteld zijn, zijn vermeld in de verschillende lijsten van de fiscale administratie (www.fisconet.fgov – fiscaliteit – diverse rechten en taksen – richtlijnen – administratief commentaar – repertorium RJ- openbare instellingen).
Berekeningsbasis (artikel 176 – 1 WDRT) De taks wordt berekend op het totaalbedrag van de premies (persoonlijke bijdragen en werkgeversbijdragen) vermeerderd met de lasten die in het aanslagjaar door de verzekeringsnemers of door de aangeslotenen en hun werkgevers dienen te worden betaald of gedragen.
© Axa Belgium 2015
SAMENGEVAT TAKS OP DE VER ZEKERINGSVERRICHTINGEN Klassieke toezeggingen
- Leven - Overlijden
Tarief van de taks
4,40 %, maar vrijstelling indien de toezegging ook een luik solidariteit omvat dat beantwoordt aan de voorwaarden opgelegd door het sociale luik (sociaal pensioenplan), toezegging op gedifferentieerde wijze beheerd
collectieve toezegging individuele toezegging, alsook individuele voortzetting van aanvullend pensioen
Arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval, ongeval, beroepsziekte of ziekte
Art. 175-1 §2 WDRT
Art. 176-2 4°bis WDRT
9,25 % 4,4 %, indien de collectieve toezegging op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is voor alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan vrijstelling indien de toezegging deel uitmaakt van een sociaal pensioenplan dat op gedifferentieerde wijze wordt beheerd Art. 175-1 § 2, 4° WDRT
© Axa Belgium 2015
Art. 176-2 4°bis WDRT
Klassieke toezeggingen
Tarief van de taks
Medische kosten (hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg), afhankelijkheid …
9,25 % Art. 175-1 § 1 WDRT
Vrijstelling voor de individuele voortzetting van een verzekering medische kosten gebonden aan de beroepsactiviteit Art. 176-2, 7bis WDRT
© Axa Belgium 2015
Plan met meerdere toezeggingen
Tarief van de taks
Leven
toepassing van het tarief eigen aan elke toezegging (4,4 %, 9,25 %) op voorwaarde
Overlijden Arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval, ongeval, beroepsziekte of ziekte Medische kosten (hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg), …
1) dat het collectief plan en de eventueel voorziene alternatieve individuele keuzemogelijkheden op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk zijn voor alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan 2) dat er geen uitsluiting is op basis van een medisch onderzoek voor de toezeggingen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid of medische kosten indien meer dan 10 personen bij het collectief plan zijn aangesloten 3) dat het collectief plan of individueel plan voor elke toezegging op gedifferentieerde wijze wordt beheerd !
In geval van keuze binnen een globaal premiebudget geldt het verbod van uitsluiting op basis van een medisch onderzoek voor de toezeggingen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid of medische kosten enkel voor de standaard dekkingen en de standaard toezeggingen Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan : 9,25 % voor alles Art. 175-1 § 3 WDRT
© Axa Belgium 2015
V.
JAARLIJKSE TAKS OP DE WINSTDEELNEMINGEN
Onderwerping (artikel 183bis WDRT) De sommen verdeeld als winstdeelneming die betrekking hebben op levensverzekeringen, op contracten van lijfrente of tijdelijke renten, of op aanvullende pensioenen die op een andere wijze worden opgebouwd dan door middel van een levensverzekering gesloten met een beroepsverzekeraar of een pensioeninstelling, die in België zijn hoofdinrichting, een agentschap, een bijhuis, een vertegenwoordiger of om het even welke zetel van verrichtingen heeft, zijn onderworpen aan een jaarlijkse taks. Zijn dus onderworpen aan de taks op de winstdeelnemingen : de individuele levensverzekeringen (voor zover de premies een fiscaal voordeel genoten hebben), de groepsverzekeringen, de bedrijfsleidersverzekeringen, de individuele pensioentoezeggingen; de verbintenissen aangegaan bij een pensioeninstelling. De pensioeninstellingen die de winstdeelneming toekennen zijn op dezelfde wijze als de verzekeraars aan een taks op de winstdeelnemingen onderworpen. Anderzijds worden de winstdeelnemingen die op het ogenblik van de vereffening worden toegekend, vrijgesteld van de inkomstenbelastingen (artikel 40 WIB); de individuele voortzetting van een pensioenstelsel; de contracten van lijfrente of tijdelijke renten gesloten met een verzekeringsonderneming.
© Axa Belgium 2015
VI.
BIJZONDERE SOCIALE ZEKERHEIDSBIJDRAGE VAN 1,5%
Het hieronder beschreven regime is een overgangsregime dat van toepassing is tot uiterlijk 31 december 2016.
1.
Basisprincipe voor de werknemers
Voor elke betrokken werknemer die aangesloten is bij een pensioentoezegging is door de werkgever in het 4de kwartaal van elk bijdragejaar een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % verschuldigd, berekend op het verschil tussen de bedragen X en Y indien dit verschil positief is. Vallen niet onder het toepassingsgebied de aanvullende rust- en/of overlevingspensioenen waarvan de uitvoering niet toevertrouwd is aan een pensioeninstelling, d.w.z. de pensioentoezeggingen gefinancierd door provisies op de passiefzijde van de balans of gefinancierd door een bedrijfsleidersverzekering. de sectorale aanvullende pensioenen tot het bijdragejaar 2014. Vanaf het bijdragejaar 2014, zal de bijdrage van 1,5 % worden berekend in functie van de bedragen toegewezen aan de individuele pensioenrekeningen door de sectorale inrichters. Berekeningsbasis: X-Y = Z waarbij X vertegenwoordigt de bedragen toegewezen aan de rekeningen betreffende de opbouw van een aanvullend rust- en/of overlevingspensioen in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar (=n-1), in voorkomend geval vermeerderd tot de bedragen die gewaarborgd zijn in toepassing van artikel 24 WAP, het bedrag van de premie voor de dekking van het overlijdensrisico van de werknemer die in het jaar n-1 door de pensioeninstelling gevorderd werd om dit risico te dekken. Worden in aanmerking genomen de premies die niet gefinancierd worden door de bedragen toegewezen aan de individuele rekeningen betreffende de opbouw van een rust- en/of overlevingspensioen, zoals de premies AO 1 jaar, de premies AO termijn, de premies betreffende de AVR0-dekking, de premies voor de dekking tijdelijke wezenrente.
© Axa Belgium 2015
Worden in aanmerking genomen voor de inningsbasis Het betreft bedragen toegewezen aan de rekeningen, dus: de persoonlijke bijdragen en de werkgeversbijdragen, de bedragen (pensionering/overlijden) voortvloeiend uit de dekking premievrijstelling, de bedragen opgenomen uit het financieringsfonds om de rekeningen aan te vullen, de premies van ‘back service’ en van ‘futur service’, de premies voor de dekking van de opzeggingsperiode ongeacht of de arbeidsovereenkomst verbroken werd mits het naleven van een opzeggingstermijn of mits het betalen van een opzeggingsvergoeding. Worden niet in aanmerking genomen voor de inningsbasis de bedragen toegewezen aan de rekeningen die overeenstemmen met de provisies overgedragen naar een verzekering individuele pensioentoezegging in het kader van artikel 515 septies WIB, de bedragen toegewezen aan de rekeningen die overeenstemmen met de kapitalen en afkoopwaarden die overgedragen worden overeenkomstig de voorwaarden van artikel 515 novies WIB (overdracht van een bedrijfsleidersverzekering naar een individuele pensioentoezegging), de bedragen die nodig zijn om een onderfinanciering aan te zuiveren, indien deze bedragen niet toegewezen worden aan de rekeningen en niet bijdragen in de verandering van de verworven reserves, de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen, de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 %. Notie van de « rekening betreffende de opbouw van een rust- en/of overlevingspensioen » Het betreft een rekening die de pensioeninstelling toekent aan iedere werknemer en die de verzamelplaats is van de bedragen waarop de werknemer recht heeft in het kader van het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst. Men zal dus alle aan die rekeningen toegekende bedragen tijdens het jaar n-1 moeten samentellen, zonder rekening te houden met inhoudingen voor kosten, tarifaire lasten of risicopremies. En wat met de toezeggingen beheerd door middel van collectieve kapitalisatie? In het kader van de toezeggingen beheerd door middel van collectieve kapitalisatie, is het bedrag dat in aanmerking wordt genomen dat van de verandering van de verworven reserves van de werknemer in het jaar n-1. Dat vertegenwoordigt het positieve verschil tussen de verworven reserves op 1 januari van het jaar n en de verworven reserves berekend op 1 januari van het jaar n-1. Voorbeeld: voor het bijdragejaar 2012(=n) neemt men het verschil tussen de verworven reserves op 1 januari 2012(=n) en de verworven reserves op 1 januari 2011(=n-1). Indien het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst een andere datum voorziet voor de herberekening van de pensioenrechten (bijvoorbeeld op 1 april), worden de verworven reserves berekend op de eerste vroegere datum waarop de pensioenrechten worden herberekend in het jaar n-1 en het jaar n-2 (in het voorbeeld, respectievelijk op 1 april n-1 en op 1 april n-2).
© Axa Belgium 2015
Voorbeeld voor het bijdragejaar 2012(=n) en voor een hernieuwingsdatum die niet in januari valt, neemt men het verschil tussen de verworven reserves op 1 april 2011(=n-1) en de verworven reserves op 1 april 2010(=n-2). De wetgever voorziet ook de gevallen waarin de verworven reserves niet op 1 januari of op de hernieuwingsdatum kunnen worden berekend omwille van een gebeurtenis die zich in de loop van een jaar heeft voorgedaan zoals een aansluiting, een pensionering, een overlijden, een individuele of collectieve overdracht. In deze gevallen moet men de reserves nemen, berekend op de datum die het dichtst bij de gebeurtenis ligt. Voorbeeld: bijdragejaar 2012(=n) -
hernieuwingsdatum = januari
De berekeningen gebeuren tussen 1 januari 2011(=n-1) en 1 januari 2012(=n). Indien de verworven reserve niet beschikbaar is op 1 januari 2011(=n-1),bijvoorbeeld omwille van een aansluiting of een overdracht in na 1 januari 2011, neemt men de verworven reserve op het eerste ogenblik waarop ze bestaat na 1 januari 2011,hetzij bij de aansluiting (in dat geval is ze gelijk aan nul), hetzij op het ogenblik van de overdracht in. Indien de verworven reserve niet beschikbaar is op 1 januari 2012(=n), bijvoorbeeld omwille van een overlijden, een uittreding of een pensionering voor 1 januari 2012, neemt men de verworven reserve op het laatste ogenblik waarop de reserve bestaat voor 1 januari 2012, hetzij op het ogenblik van de gebeurtenis overlijden, uittreding of pensionering . -
hernieuwingsdatum = april
De berekeningen gebeuren tussen 1 april 2010(=n-2) en 1 april 2011(=n-1). Indien de verworven reserve niet beschikbaar is op 1 april 2010, bijvoorbeeld omwille van een aansluiting of een overdracht in na 1 april 2010, neemt men de verworven reserve op het 1ste ogenblik waarop ze bestaat na 1 april 2010, hetzij bij de aansluiting (in dat geval is ze gelijk aan nul) of op het ogenblik van de overdracht in. Indien de verworven reserve niet beschikbaar is op 1 april 2011, bijvoorbeeld omwille van een overlijden, een uittreding of een pensionering voor 1 april 2011 neemt men de verworven reserve op het laatste ogenblik waarop ze bestaat voor 1 april 2011, hetzij op het ogenblik van de gebeurtenis overlijden, uittreding of pensionering. Vooraleer het verschil te maken, moeten de verworven reserves die normaal berekend worden op 1 januari van het jaar n-1 (indien januari de hernieuwingsdatum is) of op de herberekeningsdatum van het jaar n-2 (indien de hernieuwingsdatum niet in januari valt) eerst gekapitaliseerd worden op basis van een rentevoet van 6 %. Voorbeeld: bijdragejaar 2012 : Indien hernieuwing = 1 januari: Verworven reserves (01/01/2012) – (Verworven reserves (01/01/2011) x 1,06) Indien hernieuwing = 1 april (≠ januari): Verworven reserves (01/04/2011) – (Verworven reserves (01/04/2010) x 1,06)
© Axa Belgium 2015
Indien de overlijdenspremies niet kunnen worden geïndividualiseerd per werknemer, neemt men het bedrag dat bekomen wordt door de verschuldigde overlijdensuitkering te vermenigvuldigen met de kans op overlijden (« qx » genoemd) op de leeftijd die de werknemer in het jaar n-1 heeft bereikt. De normaal verschuldigde uitkering in geval van overlijden wordt berekend op 1 januari van het bijdragejaar of op de datum van herberekening in de loop van het jaar n-1 indien de datum van herberekening vastgesteld door het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst niet valt op 1 januari. De kans op overlijden is die welke blijkt uit de sterftetafels MK/FK vermenigvuldigd met 0,6. Waarbij Y overeenstemt met 30.000 euro. Dit bedrag is geïndexeerd volgens de modaliteiten bepaald door de wet van 2 augustus 1971 (gezondheidsindex). Het bedraagt op dit ogenblik 31.212 €. Waarbij Z het resultaat is van het verschil. Indien het resultaat positief is, is de bijdrage van 1,5 % door de inrichter op dit bedrag verschuldigd voor de betrokken werknemer. Dit resultaat is echter beperkt tot het aandeel dat niet door de aangeslotene wordt gedragen in het bedrag X indien dit aandeel minder bedraagt dan het resultaat van dit verschil. Voorbeeld : Aandeel dat niet door de aangeslotene wordt gedragen: 35.000 euro Persoonlijk aandeel: 40.000 euro Totaal: 75.000 euro Het drempelbedrag van 30.000 euro is met 45.000 euro overschreden maar aangezien het aandeel dat niet door de aangeslotene gedragen wordt minder bedraagt dan 45.000 euro, zal de bijdrage van 1,5 % verschuldigd zijn op het bedrag van dit aandeel nl. 35.00 euro. Berekeningsbasis: MIN (45.000;35.000) = 35.000 euro. Administratieve procedure De inrichters delen ten laatste op 28 februari van elk bijdragejaar aan de pensioeninstellingen de lijst van de werknemers mede die in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar (= n-1) jaar aangesloten werden bij de pensioentoezegging, alsook de INSZ van de werknemers en de KBO- nummers. De eerste mededeling moet gebeuren tegen 28 februari 2013 voor de werkgevers en tegen 28 februari 2014 voor de inrichters van de sectorale plannen. De pensioeninstellingen delen ten laatste op 30 juni van elk bijdragejaar en voor de eerste maal op 30 juni 2013 aan de vzw SIGeDIS de gegevens mede aan de hand waarvan de inningsbasis van de sociale bijdrage kan worden bepaald. De eerste mededeling in juni 2013 zal zowel de gegevens voor het bijdragejaar 2012 als die voor het bijdragejaar 2013 bevatten. De vzw SIGeDIS zal aan de inrichters ten laatste tegen 30 september van elk bijdragejaar de gegevens meedelen die nodig zijn voor de berekening en de betaling van de bijzondere bijdrage. De eerste mededeling gebeurt tegen 30 september 2013. De vzw SIGeDIS stelt de gegevens die zij ontvangt ter beschikking van de instellingen die de sociale zekerheidsbijdragen innen zodat deze de controles betreffende de inning van de bijdrage kunnen uitvoeren.
© Axa Belgium 2015
Kenmerken van de bijdrage Deze bijzondere bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, meer bepaald wat betreft de aangifte, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van strafbepalingen en de verjaring. De bijdrage moet ten laatste tegen 31 januari van het jaar n+1 worden betaald. De bijdrage moet binnen dezelfde termijn aangegeven worden. Voor de niet tijdig betaalde bijdragen zal de inrichter een verhoging van de bijdrage met 10 % van het verschuldigde bedrag en met 7 % nalatigheidsintresten te rekenen vanaf het verstrijken van de termijn debiteren. De verjaringstermijn bedraagt 3 jaar. Voor de RSZ begint deze termijn te lopen na afloop van de wettelijke termijn voor de aangifte en betaling. Ten opzichte van de inrichter begint de termijn te lopen vanaf de dag waarop de werkgever de niet-verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen betaald heeft. De bijdrage kan als beroepskost worden afgetrokken. De opbrengst van deze bijdrage wordt overgedragen naar de RSZ-globaal beheer.
2.
Basisprincipe voor de zelfstandigen
Voor elke zelfstandige die aangesloten is bij een pensioentoezegging is door de onderneming in het 4de kwartaal van elk bijdragejaar een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % verschuldigd, berekend op het verschil tussen de bedragen X en Y indien dit verschil positief is. Vallen niet onder het toepassingsgebied de aanvullende rust- en/of overlevingspensioenen waarvan de uitvoering niet toevertrouwd is aan een pensioeninstelling, d.w.z. de pensioentoezeggingen gefinancierd door provisies op de passiefzijde van de balans of gefinancierd door een bedrijfsleidersverzekering. Berekeningsbasis: X-Y = Z waarbij X vertegenwoordigt de bedragen die overeenstemmen met het aandeel van de onderneming in de bedragen toegewezen aan de rekeningen betreffende de opbouw van een aanvullend rust- en/of overlevingspensioen ten voordele van de zelfstandige in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar (=n-1), het bedrag dat overeenstemt met het aandeel van de onderneming in het bedrag van de premie voor de dekking van het overlijdensrisico van de zelfstandige die in het jaar n-1 door de pensioeninstelling gevorderd werd om dit risico te dekken. Worden in aanmerking genomen de premies die niet gefinancierd worden door de bedragen toegewezen aan de individuele rekeningen betreffende de opbouw van een rust- en/of overlevingspensioen, zoals de premies AO 1 jaar, de premies AO termijn, de premies betreffende de AVR0-dekking, de premies voor de dekking tijdelijke wezenrente.
© Axa Belgium 2015
Worden in aanmerking genomen voor de inningsbasis enkel de bijdragen van de onderneming, de bedragen (pensionering/overlijden) voortvloeiend uit de dekking premievrijstelling, de bedragen opgenomen uit het financieringsfonds om de rekeningen aan te vullen, de premies van ‘back service’ en van ‘futur service’, Worden niet in aanmerking genomen voor de inningsbasis de bedragen toegewezen aan de rekeningen die overeenstemmen met de provisies overgedragen naar een verzekering individuele pensioentoezegging in het kader van artikel 515 septies WIB, de bedragen toegewezen aan de rekeningen die overeenstemmen met de kapitalen en afkoopwaarden die overgedragen worden overeenkomstig de voorwaarden van artikel 515 novies WIB (overdracht van een bedrijfsleidersverzekering naar een individuele pensioentoezegging), de bedragen toegewezen aan de rekeningen betreffende de opbouw van een aanvullend rust- en/of overlevingspensioen in het kader van vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ), alsook in het kader van de RIZIV-contracten (artsen, tandartsen, apothekers), de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen. Notie van de « rekening betreffende de opbouw van een rust- en/of overlevingspensioen » Het betreft een rekening die de pensioeninstelling toekent aan iedere zelfstandige en die de verzamelplaats is van de bedragen waarop iedere zelfstandige recht heeft in het kader van het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst. Men zal dus alle aan die rekeningen toegekende bedragen tijdens het jaar n-1 moeten samentellen, zonder rekening te houden met inhoudingen voor kosten, tarifaire lasten of risicopremies. En wat met de toezeggingen beheerd door middel van collectieve kapitalisatie? In het kader van de toezeggingen beheerd door middel van collectieve kapitalisatie, is het bedrag dat in aanmerking wordt genomen het aandeel van de onderneming in de verandering van de verworven reserves van de zelfstandige of bij gebrek aan verworven reserves, van de reserves in het jaar n-1. Dat vertegenwoordigt het positieve verschil tussen de verworven reserves of de reserves op 1 januari van het jaar n en de verworven reserves of de reserves berekend op 1 januari van het jaar n-1. Voorbeeld: voor het bijdragejaar 2012(=n) neemt men het verschil tussen de verworven reserves of de reserves op 1 januari 2012(=n) en de verworven reserves of de reserves op 1 januari 2011 (=n-1). Toelichting De wetgever spreekt over verworven reserves of reserves. In de 2de pijler van de pensioenen voor zelfstandigen zijn er slechts verworven reserves in het kader van het VAPZ. In de andere gevallen hebben de zelfstandigen enkel recht op de reserves krachtens de bepalingen van het pensioenreglement of van de pensioenovereenkomst. Aangezien het VAPZ uitgesloten is, zal men in de overgangsregeling van « reserves » spreken.
© Axa Belgium 2015
Indien het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst een andere datum voorziet voor de herberekening van de pensioenrechten (bijvoorbeeld op 1 april), worden de verworven reserves of de reserves berekend op de eerste vroegere datum waarop de pensioenrechten worden herberekend in het jaar n-1 en het jaar n-2 (in het voorbeeld, respectievelijk op 1 april n-1 en op 1 april n-2). Voorbeeld: voor het bijdragejaar 2012(=n) en voor een hernieuwingsdatum die niet in januari valt, bijvoorbeeld in april, neemt men het verschil tussen de verworven reserves of de reserves op 1 april 2011(=n-1) en de verworven reserves of de reserves op 1 april 2010(=n-2). De wetgever voorziet ook de gevallen waarin de verworven reserves of de reserves niet op 1 januari of op de hernieuwingsdatum kunnen worden berekend omwille van een gebeurtenis die zich in de loop van een jaar heeft voorgedaan zoals een aansluiting, een pensionering, een overlijden, een individuele of collectieve overdracht. In deze gevallen moet men de reserves nemen, berekend op de datum die het dichtst bij de gebeurtenis ligt. Voorbeeld: bijdragejaar 2012(=n) -
hernieuwingsdatum = januari
De berekeningen gebeuren tussen 1 januari 2011(=n-1) en 1 januari 2012(=n). Indien de verworven reserve of de reserve niet beschikbaar is op 1 januari 2011 (=n-1),bijvoorbeeld omwille van een aansluiting of een overdracht in na 1 januari 2011, neemt men de verworven reserve of de reserve op het eerste ogenblik waarop ze bestaat na 1 januari 2011, hetzij bij de aansluiting (in dat geval is ze gelijk aan nul), hetzij op het ogenblik van de overdracht in. Indien de verworven reserve of de reserve niet beschikbaar is op 1 januari 2012(=n), bijvoorbeeld omwille van een overlijden, een uittreding of een pensionering voor 1 januari 2012, neemt men de verworven reserve of de reserve op het laatste ogenblik waarop de reserve bestaat voor 1 januari 2012, hetzij op het ogenblik van de gebeurtenis overlijden, uittreding of pensionering . -
hernieuwingsdatum = april
De berekeningen gebeuren tussen 1 april 2010(=n-2) en 1 april 2011(=n-1). Indien de verworven reserve of de reserve niet beschikbaar is op 1 april 2010, bijvoorbeeld omwille van een aansluiting of een overdracht in na 1 april 2010, neemt men de verworven reserve of de reserve op het 1ste ogenblik waarop ze bestaat na 1 april 2010, hetzij bij de aansluiting (in dat geval is ze gelijk aan nul) of op het ogenblik van de overdracht in. Indien de reserve niet beschikbaar is op 1 april 2011, bijvoorbeeld omwille van een overlijden, een uittreding of een pensionering voor 1 april 2011 neemt men de verworven reserve of de reserve op het laatste ogenblik waarop ze bestaat voor 1 april 2011, hetzij op het ogenblik van de gebeurtenis overlijden, uittreding of pensionering.
© Axa Belgium 2015
Vooraleer het verschil te maken, moeten de verworven reserves of de reserves die normaal berekend worden op 1 januari van het jaar n-1 (indien januari de hernieuwingsdatum is) of op de herberekeningsdatum van het jaar n-2 (indien de hernieuwingsdatum niet in januari valt) eerst gekapitaliseerd worden op basis van een rentevoet van 6 %. Voorbeeld: bijdragejaar 2012 : Indien hernieuwing = 1 januari: Verworven reserves (01/01/2012) – (Verworven reserves (01/01/2011) x 1,06) Indien hernieuwing = 1 april (≠ januari): Verworven reserves (01/04/2011) – (Verworven reserves (01/04/2010) x 1,06) Indien de overlijdenspremies niet kunnen worden geïndividualiseerd per zelfstandige, neemt men het bedrag dat bekomen wordt door de verschuldigde overlijdensuitkering te vermenigvuldigen met de kans op overlijden (« qx » genoemd) op de leeftijd die de werknemer in het jaar n-1 heeft bereikt. De normaal verschuldigde uitkering in geval van overlijden wordt berekend op 1 januari van het bijdragejaar of op de datum van herberekening in de loop van het jaar n-1 indien de datum van herberekening vastgesteld door het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst niet valt op 1 januari. De kans op overlijden is die welke blijkt uit de sterftetafels MK/FK vermenigvuldigd met 0,6. Waarbij Y overeenstemt met 30.000 euro. Dit bedrag is geïndexeerd volgens de modaliteiten bepaald door de wet van 2 augustus 1971 (gezondheidsindex). Het bedraagt op dit ogenblik 31.212 €. Waarbij Z het resultaat is van het verschil. De koning kan de berekeningsmethode voor de inningsbasis nog meer verduidelijken door een besluit waarover beraadslaagd werd in de ministerraad. Administratieve procedure De ondernemingen delen ten laatste op 28 februari van elk bijdragejaar aan de pensioeninstellingen de lijst van de zelfstandigen mede die in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar (= n-1) jaar aangesloten werden bij de pensioentoezegging, alsook de INSZ van deze zelfstandigen en de KBO- nummers. De eerste mededeling moet gebeuren tegen 28 februari 2013. De pensioeninstellingen delen ten laatste op 30 juni van elk bijdragejaar en voor de eerste maal op 30 juni 2013 aan de vzw SIGeDIS de gegevens mede aan de hand waarvan de inningsbasis van de sociale bijdrage kan worden bepaald. De eerste mededeling in juni 2013 zal zowel de gegevens voor het bijdragejaar 2012 als die voor het bijdragejaar 2013 bevatten. De vzw SIGeDIS zal ten laatste tegen 30 september van elk bijdragejaar aan de ondernemingen de gegevens meedelen die nodig zijn voor de berekening en de betaling van de bijzondere bijdrage. De eerste mededeling gebeurt tegen 30 september 2013. De vzw SIGeDIS stelt de gegevens die zij ontvangt ter beschikking van het RSVZ.
© Axa Belgium 2015
Verplichtingen van de onderneming Elke onderneming controleert voor elk bijdragejaar of het bedrag van haar aandeel voor de zelfstandige het bedrag Y overschrijdt. In dat geval moet de bijdrage door de onderneming aan het RSVZ betaald worden ten vroegste op 31 december van het bijdragejaar. De bijdrage moet gestort worden op een rekening die speciaal hiervoor geopend werd door het RSVZ. Kenmerken van de bijdrage Op het gedeelte van de bijdrage dat niet tijdig werd betaald, zal een verhoging van 1% worden toegepast per maand van achterstallige betaling en dit vanaf de eerste kalendermaand van de achterstallige betaling die volgt op de uiterste betalingsdatum. Voor het bijdragejaar 2012 zal deze verhoging van toepassing zijn op de bijdrage verschuldigd vanaf de derde kalendermaand van achterstallige betaling die volgt op de uiterste betalingsdatum, dus vanaf 1 maart 2013. Deze verhoging wordt toegepast tot en met de maand gedurende dewelke: hetzij de onderneming de bijdrage betaald heeft, hetzij een gerechtelijke procedure ingesteld wordt, hetzij een bevelschrift met het bevel om de verschuldigde bijdragen te betalen aan de onderneming betekend werd. Wat de verjaring betreft, verjaart de invordering van de bijdrage na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor deze bijdrage verschuldigd is. De terugvordering wegens onverschuldigde betaling van een bijdrage verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de onverschuldigde bijdrage betaald werd. De bijdrage is wat betreft de inkomstenbelastingen van dezelfde aard als de bijdragen verschuldigd in uitvoering van de sociale wetgeving. De bedragen die krachtens deze overgangsregeling verschuldigd zijn aan het RSVZ worden na aftrek van de beheerskosten van het RSVZ, gebruikt voor het globaal financieel beheer van het sociaal statuut van de zelfstandigen. Taken van het RSVZ Het RSVZ is belast met de invordering van de bijdragen, de verhogingen en de kosten, in voorkomend geval via gerechtelijke weg. Het RSVZ is belast met de controle van de verplichtingen voortvloeiend uit deze overgangsregeling. Hiervoor gebruikt het een geïnformatiseerde databank die de volgende gegevens bevat: de identificatiegegevens van de ondernemingen, de gegevens die de ondernemingen aan het RSVZ moeten meedelen, de persoonlijke identificatiegegevens van de zelfstandigen, de gegevens bezorgd door SIGeDIS en de pensioeninstellingen.
© Axa Belgium 2015
VII.
1.
SPECIFIEKE PROBLEMEN
Individuele pensioentoezegging en de personen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting 1.1.
Betrokken personen Het Rijk, de politieke collectiviteiten (provincies, gemeenten, ...), sommige openbare instellingen (OCMW, ...) en de vennootschappen, verenigingen, instellingen of organen met rechtspersoonlijkheid die in België hun hoofdkantoor, hun voornaamste vestiging of hun directie- of bestuurszetel hebben en die geen bedrijf of werkzaamheden met winstoogmerk hebben, vallen onder de rechtspersonenbelasting. Deze rechtspersonen zijn uitsluitend belasting verschuldigd op de inkomsten die door de wet worden opgesomd in de artikelen 221 tot 224 WIB. Het gaat om onroerende, roerende en diverse inkomsten. Zij hebben geen bedrijfsinkomen en kunnen derhalve geen bedrijfslasten van hun "inkomen" aftrekken. Kortom, alle door een rechtspersoon ontvangen sommen die geen inkomen vormen dat bedoeld wordt door de belastingwet, vallen niet onder de belasting. Een uitvloeisel daarvan is dat die personen in principe ook hun uitgaven niet moeten bewijzen. Om sommige misbruiken te voorkomen, inzonderheid de toekenning van buitensporige bezoldigingen aan werknemers van die rechtspersonen, verplicht de wet die personen om de betaling van sommige sommen te verantwoorden onder de voorwaarden en in de vorm die zij bepaalt. Als de verantwoording van die uitgaven niet wordt geleverd, zal de rechtspersoon bij wijze van belasting op die sommen, één van de in artikel 225 WIB opgesomde bijdragen moeten betalen.
1.2.
Afsluiting van een individuele pensioentoezegging Het fiscaal wetboek staat de andere rechtspersonen dan de Staat, de politieke collectiviteiten of de openbare instellingen, toe om premies te storten beoogd door artikel 52, 3b WIB onder de voorwaarden en binnen de grenzen van de artikelen 53 22, 59 en 195 WIB (naleving van de regel van de 80 % en van de limiet van 1.525 EUR (2.110 EUR voor 2009). Een VZW heeft dus de mogelijkheid om een individuele pensioentoezegging af te sluiten ten voordele van een welbepaalde werknemer of zelfstandige bedrijfsleider. De beperkingen voorzien in het fiscaal wetboek moeten worden nageleefd. Indien de grenzen en voorwaarden van de voormelde artikelen niet in acht worden genomen, zal op de betaalde sommen een bijdrage worden geheven tegen de aanslagvoet van 33 % (aanslagvoet in de vennootschapsbelasting) (artikel 225 2de lid, 5° WIB).
© Axa Belgium 2015
1.3.
Worden de bestuurders van VZW's als bedrijfsleiders beschouwd ? Na talrijke discussies heeft de minister van Financiën geantwoord dat de natuurlijke personen die een mandaat uitoefenen in een VZW slechts kunnen worden beschouwd als bedrijfsleiders op voorwaarde dat ze hun mandaat uitoefenen in een VZW die als een vennootschap wordt beschouwd in de fiscale zin van het woord. Een VZW wordt als vennootschap beschouwd zodra ze een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard die verder gaan dan het kader van artikel 182 WIB; het heeft daarbij geen belang of ze dit met of zonder winstoogmerk doet en of ze al dan niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen. De verrichtingen van winstgevende aard die niet verder gaan dan het kader van artikel 182 WIB, zijn : alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen; verrichtingen die bestaan in het beleggen van fondsen ingezameld in het kader van de uitoefening van de statutaire opdracht van de vereniging; verrichtingen die bestaan in een bedrijvigheid die slechts bijkomstig op nijverheids-, handels- of landbouwverrichtingen betrekking heeft of niet volgens nijverheids- of handelsmethoden wordt uitgevoerd. Uit het voorgaande volgt dat een natuurlijke persoon die een mandaat in een VZW uitoefent slechts in de volgende omstandigheden als bedrijfsleider moet worden aangemerkt : de natuurlijke persoon oefent zijn mandaat uit in een VZW die aan de vennootschapsbelasting is onderworpen; de natuurlijke persoon oefent een bezoldigd mandaat uit in een VZW die een onderneming exploiteert of die zich bezighoudt met winstgevende verrichtingen die verder gaan dan de verrichtingen toegelaten in het kader van artikel 182 WIB, ongeacht of de VZW aan de vennootschapsbelasting of aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen; de natuurlijke persoon oefent een onbezoldigd mandaat uit in een VZW die een onderneming exploiteert of die zich bezighoudt met winstgevende verrichtingen die verder gaan dan verrichtingen toegelaten in het kader van artikel 182 WIB, ongeacht of de VZW aan de vennootschapsbelasting dan wel aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen, maar deze persoon van de VZW huurinkomsten ontvangt die voor de herkwalificatie als beroepsinkomsten in aanmerking komen. Moeten daarentegen niet als bedrijfsleider worden beschouwd, de natuurlijke personen die bestuurder zijn van een VZW die niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, die geen onderneming exploiteert en die zich ook niet bezighoudt met verrichtingen die verder gaan dan de verrichtingen toegelaten in het kader van artikel 182 WIB.
© Axa Belgium 2015
2.
Individuel e pensio entoezeg ging en de uito ef ening van een vrij bero ep in het kader van een b urg erlij ke v ennootscha p met han delsvo rm Sommige beoefenaars van een vrij beroep richten een vennootschap op en brengen er hun activiteiten in onder. De aldus opgerichte vennootschap zal een burgerlijke vennootschap zijn, d.w.z. een vennootschap die burgerlijke handelingen tot doel heeft en die, zonder haar burgerlijke aard te verliezen, de vorm van een handelsvennootschap heeft aangenomen om rechtspersoonlijkheid te genieten. In beroepsvennootschappen worden de aangerekende honoraria als inkomsten van de rechtspersoon beschouwd en bijgevolg vallen zij onder de vennootschapsbelasting. Alleen beroepsvennootschappen die in de vorm van een handelsvennootschap zijn opgericht, kunnen een groepsverzekeringscontract of een individuele pensioentoezegging sluiten. De in dit contract verzekerde persoon moet van de vennootschap verplicht bezoldigingen als werknemer of als zelfstandig bedrijfsleider ontvangen.
3.
Vrij aanvull end pensio en der zelfstandi gen en indivi duel e pen sio entoezegging De programmawet van 24 december 2002 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2002) heeft een nieuwe reglementering ingevoerd met betrekking tot de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen. Vóór deze programmawet had de vraag of cumulatie tussen een groepsverzekeringscontract en het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen mogelijk was, al veel pennen in beweging gebracht. Het principe van niet-cumulatie werd verschillende keren door de minister van Middenstand bevestigd. De fiscale bepalingen met betrekking tot het aanvullend pensioen voor zelfstandigen van de programmawet bepaalt dat voor de berekening van de 80 %-regel die van toepassing is op de groepsverzekering en de individuele pensioentoezegging, rekening moet worden gehouden met de pensioenen gevormd door bijdragen betaald in het kader van het nieuwe vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen tijdens de periode die in rekening wordt genomen voor het aanvullend pensioen. Bijgevolg is cumulatie van het nieuwe vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen met een groepsverzekering of een individuele pensioentoezegging mogelijk.
© Axa Belgium 2015
4.
Voorschot op p rest aties, inpandg eving van d e pen sio enrecht en en toewijzing va n de a fkoopwaa rde aan de wed ersa menstelling van een hypoth ecai r kredi et Een aangeslotene bij een groepsverzekering of een individuele pensioentoezegging kan voorschotten opnemen, het contract als waarborg laten dienen voor een lening of de afkoopwaarde aanwenden voor de wedersamenstelling van een hypothecair krediet op voorwaarde dat : het voorschot, de inpandgeving of de toewijzing van de afkoopwaarde enkel wordt toegestaan om de aangeslotene in staat te stellen in een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen onroerende goederen te verwerven, te bouwen, te verbeteren, te herstellen of te verbouwen; deze goederen belastbare inkomsten opleveren; de voorschotten en leningen worden terugbetaald zodra de betrokken goederen uit het vermogen van de verzekerde verdwijnen (artikel 59 § 6 WIB). Aan deze voorwaarden is niet voldaan indien de aangeslotene het vastgoed in naakte eigendom bezit. Deze beperkingen moeten in het pensioenreglement of het verzekeringscontract worden vermeld. Een niet-reglementair voorschot of een niet-reglementaire inpandgeving leidt tot de schorsing van de aan de persoonlijke en werkgeverspremies verbonden fiscale voordelen. De eerste schijf van 50.000 EUR van de kapitalen en afkoopwaarden van een aanvullend pensioen (groepsverzekering of individuele pensioentoezegging) waarvoor een voorschot op prestaties werd gedaan of dat heeft gediend voor de waarborg van een lening of de wedersamenstelling van een hypothecaire lening, wordt onderworpen aan het stelsel van de omzetting in fictieve rente. Het is nodig dat de voorschotten werden toegekend of de leningen werden aangegaan met het oog op het bouwen, het verwerven, het verbouwen, het verbeteren of het herstellen van een in een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen eerste woning die uitsluitend bestemd is voor het persoonlijk gebruik van de leningnemer en zijn gezinsleden (artikel 169 §1 WIB zie supra punt 4.1 "belasting van de uitkeringen").
© Axa Belgium 2015
5.
Stelsel va n toepa ssin g op d e ov erd ra cht v an een reserv e De materie wordt geregeld door artikel 364ter WIB zoals gewijzigd door de wet op de aanvullende pensioenen van 28 april 2003. 5.1.
Toepassingsgebied : De kapitalen en afkoopwaarden gevestigd : hetzij door middel van persoonlijke bijdragen van de zelfstandigen (VAPZ); hetzij door middel van persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekeringen tegen ouderdom en vroegtijdig overlijden door tussenkomst van de werkgever, via inhoudingen op het loon; hetzij door middel van werkgeversbijdragen; die door de voorzorgsinstelling of de verzekeringsonderneming waarbij ze werden gevormd, ten bate van de begunstigde of zijn rechtverkrijgenden, worden overgedragen naar een soortgelijke pensioentoezegging of een pensioenovereenkomst, genieten een fiscale neutraliteit op het ogenblik van de overdracht, dat wil zeggen dat er geen fiscale gevolgen zijn voor de personenbelasting op het ogenblik van de overdracht, zelfs indien de overdracht plaatsheeft op verzoek van de begunstigde. De inhoudingen zullen doorgevoerd worden op de eindvervaldag van het contract. Deze bepaling is zowel op de interne overdrachten binnen dezelfde voorzorgsinstelling als op de externe overdrachten van toepassing. Worden ook bedoeld: de overdrachten naar het pensioenstelsel van de Europese Gemeenschappen (PSEG). Bovendien moet het gaan om soortgelijke pensioentoezeggingen, dat wil zeggen toezeggingen die vallen onder de tweede pijler (overdracht van een reserve van een groepsverzekering naar een andere groepsverzekering, naar een IBP of naar een individuele pensioentoezegging, overdracht van de reserve van een individuele pensioentoezegging naar een andere individuele pensioentoezegging of naar een groepsverzekering of een pensioenfonds) of pensioentoezeggingen die vallen onder het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (overdracht van een reserve VAPZ naar een andere contract VAPZ).
5.2.
Welke overdrachten worden niet door deze regeling beoogd ? de overdrachten van kapitalen of afkoopwaarden naar een verzekeringsonderneming, een voorzorgsinstelling of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening gelegen buiten de Europese economische ruimte; de overdrachten van het kapitaal of de afkoopwaarde van een groepsverzekering of van een individuele pensioentoezegging naar een individuele levensverzekering;
© Axa Belgium 2015
de overdrachten van het kapitaal of de afkoopwaarde van een individuele levensverzekering naar een IBP, een groepsverzekeringscontract, een individuele pensioentoezegging of een andere individuele levensverzekering.
6.
Voord el en uitgekeerd aan ni et-inwon ers "Als kapitalen, afkoopwaarden en spaartegoeden worden betaald of toegekend aan een belastingplichtige die voordien zijn woonplaats of de zetel van zijn vermogen heeft overgebracht naar een land buiten de Europese Economische Ruimte, wordt de betaling of de toekenning geacht te hebben plaatsgevonden op de dag vóór de overbrenging" (artikel 364bis WIB 1992). Deze fictie voorziet in de toepassing van de belasting in België voor de kapitalen en afkoopwaarden van de begunstigde die zijn fiscale woonplaats heeft overgedragen naar een land buiten de Europese Economische Ruimte. Deze fictie is in tegenspraak met de overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting die België ondertekend heeft. In de praktijk, zal de maatschappij dus enkel de betaalde of toegekende prestaties kunnen belasten voor zover er ofwel geen overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting ondertekend met het land van verblijf van de begunstigde is, ofwel een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting is die de heffingsbevoegdheid aan België verleent. In ieder geval moeten wij nagaan of België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting ondertekend heeft met het land van verblijf van de begunstigde.
© Axa Belgium 2015
BIJLAGE 1
ALGEMEEN PRINCIPE : ZICH BEROEPEN OP EEN REFERENTIEPERIODE
De referentieperiode is de periode voorafgaand aan de wettelijke pensioenleeftijd die in aanmerking genomen moet worden om te bepalen of een persoon daadwerkelijk actief is gebleven tot deze leeftijd. Deze periode valt tijdens de 3 jaren die de wettelijke pensioenleeftijd voorafgaan. De begunstigde van de kapitalen en afkoopwaarden moet ononderbroken daadwerkelijk actief blijven (daadwerkelijk een beroepsactiviteit uitoefenen) gedurende de 3 jaren die de wettelijke pensioenleeftijd onmiddellijk voorafgaan.
Voor werknemers Gelijkgestelde periodes De Administratie aanvaardt dat bepaalde periodes van inactiviteit of verminderde activiteit gelijkgesteld worden aan periodes van activiteit. Worden bedoeld : • de periode waarin de werknemer een overlevingspensioen ontvangt en een eigen activiteit onderneemt (binnen de toegelaten limieten); • het halftijdse brugpensioen; • halftijds werk, vermindering van de arbeidstijd met 1/5; • wanneer de betrokkene die vóór zijn 62ste zijn halftijdse arbeidsprestaties of zijn deeltijdse arbeid in het kader van een voltijds tijdskrediet of een andere soort loopbaanvermindering volledig stopzet, maar zijn activiteiten vanaf zijn 62ste volledig herneemt tot de wettelijke pensioenleeftijd; • de periode waarin de persoon werkloosheidsuitkeringen geniet en - onvrijwillig werkloos is en geen enkele voorgestelde opleiding of baan weigert - beschikbaar is op de arbeidsmarkt door actief deel te nemen aan de oriëntatieactiviteiten of opleidingen voorgesteld door de VDAB of de BGDA actief werk zoekt door de werkaanbiedingen te raadplegen, spontaan te solliciteren, zich in te schrijven bij uitzendkantoren, ….. • de ontslagperiode wanneer de betrokkene ontslagvergoedingen ontvangt en dus geen recht heeft op werkloosheidsuitkeringen maar voor zover : - de werkloosheid voortvloeit uit omstandigheden onafhankelijk van de wil van de betrokkene - de betrokkene als werkzoekende is ingeschreven en dat blijft - de betrokkene beschikbaar is op de arbeidsmarkt en actief werk zoekt;
© Axa Belgium 2015
• de periode van wettelijke ziekte- of invaliditeit, waarbij de arbeidsongeschiktheid niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft en voor zover de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ziekte (andere dan beroepsziekte) of ongeval (andere dan arbeidsongeval); • de periode waarin een vergoeding wordt verkregen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid of voor een volledige blijvende arbeidsongeschiktheid wanneer de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een arbeidsongeval of van een beroepsziekte. Niet-gelijkgestelde periodes Volgende periodes worden niet gelijkgesteld : • het voltijds brugpensioen ook al ziet de betrokkene van dit recht af om een voltijdse of deeltijdse beroepsactiviteit te hervatten; • na zijn 62ste zet de betrokkene zijn voltijdse arbeidsprestatie of deeltijdse arbeidsregeling in het kader van een voltijds tijdskrediet of een andere soort loopbaanvermindering volledig stop; • de periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is aangegaan zelfs indien vanaf 62 jaar de pensioenrechten opgeschort worden door een wedertewerkstelling. Opgelet, het vervroegd pensioen en het voltijds brugpensioen hebben een onherroepelijk karakter.
Voor zelfstandigen Wordt beschouwd als actieve persoon de zelfstandige die, tot de wettelijke pensioenleeftijd en minstens gedurende de 3 daaraan voorafgaande jaren onafgebroken aangesloten was bij een sociaal verzekeringsfonds en de sociale bijdragen verschuldigd in het kader van zijn sociaal statuut van zelfstandige in hoofdberoep betaald heeft.
Gelijkgestelde periodes Worden gelijkgesteld de periodes die de wettelijke pensioenleeftijd voorafgaan waarin de zelfstandige zijn activiteiten volledig heeft stopgezet ten gevolge van een arbeidsongeschiktheid die erkend wordt door de adviserend geneesheer van het ziekenfonds.
Niet-gelijkgestelde periodes Wordt niet gelijkgesteld de periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is aangegaan zelfs indien op 62 jaar de pensioenrechten opgeschort worden door een wedertewerkstelling.
© Axa Belgium 2015