Hulp bij het huishouden 2015 in Stadskanaal
Afdeling Samenleving september 2014
Inhoudsopgave 1.
Inleiding .......................................................................................................................................................... 3
2.
Wmo 2007 vergeleken met Wmo 2015 ......................................................................................................... 3
3.
Overgangsregeling .......................................................................................................................................... 4
4.
Visie op het sociaal domein ............................................................................................................................ 4 4.1
Uitgangspunten ..................................................................................................................................... 4
4.2
Organisatie ............................................................................................................................................. 5
Mogelijke scenario's ....................................................................................................................................... 6
5.
5.1
Scenario 1 "Kaasschaafmethode" .......................................................................................................... 6
5.2
Scenario 2 “Hulp bij het huishouden 1 overlaten aan de particuliere markt” ..................................... 7
5.3
Scenario 3 "Het organiseren van een algemene voorziening" ................................................................ 8
5.4
Scenario 4 "Alles laten zoals het nu is" ................................................................................................. 9
6.
Werkgelegenheid ...................................................................................................................................... 9
7.
Marktconsultatie ...................................................................................................................................... 10
8.
Afweging scenario's ...................................................................................................................................... 12
9.
Inkoop ........................................................................................................................................................... 14
10.
Communicatie .......................................................................................................................................... 15
11.
Planning.................................................................................................................................................... 15
Bijlage 1 HH begroting 2014 .................................................................................................................................. 16 Bijlage 2 Samenstelling populatie minima ............................................................................................................ 17
1. Inleiding De Wmo 2015 is vastgesteld en gaat op 1 januari 2015 in. Vanaf 2015 krijgen gemeenten minder budget voor de hulp bij het huishouden (HH). In 2015 wordt het landelijk budget met € 465,00 miljoen gekort en in 2016 met nog eens € 145,00 miljoen. Dit is totaal € 610,0 miljoen (40%). Volgens de meicirculaire 2014 van het ministerie van BZK daalt het budget voor onze gemeente met € 1,4 miljoen van € 5,4 miljoen in 2014 naar € 4,0 miljoen in 2015. Het is nog niet duidelijk wat de korting in 2016 voor onze gemeente betekent. Wij verwachten in de septembercirculaire 2014 hierover meer informatie. Voorlopig houden wij rekening met een korting van € 0,5 miljoen. Hiermee bedraagt de totale korting op de rijksuitkering € 1,9 miljoen. In de tekst van de Wmo 2015 is in overleg met de VNG voor 2015 geen overgangsrecht voor de huidige HH-cliënten opgenomen. Dat betekent dat gemeenten zelf maatregelen moeten nemen om de bezuiniging in 2015 te kunnen opvangen, daarbij de wettelijke eisen met betrekking tot de overgangstermijnen respecterend. Vanwege de overgangstermijnen en het feit dat de bezuiniging al gedeeltelijk op 1 januari 2015 ingaat, moeten we nu al keuzes maken over de toekomst van de hulp bij het huishouden. Voor het sociale domein zijn in het bestuursakkoord twee belangrijke kaders omschreven die relevant zijn voor de hulp bij het huishouden in 2015. Enerzijds is aangegeven dat gewerkt wordt aan een realistisch sociaal beleid, waarin in financieel lastige tijden een vangnet wordt geboden voor hen die het echt nodig hebben. Hierbij worden mensen zoveel als mogelijk in hun eigen kracht gezet. Anderzijds is als financieel kader geformuleerd dat de lasten in beginsel gedekt moeten worden door de rijksuitkeringen die daarvoor beschikbaar zijn. Dit kader hanteren wij nu ook al voor de bestaande Wmo (Wmo 2007). Verder zijn onze visie op het sociale domein en de toekomstbestendigheid van de oplossing relevant. Dit is een uitdaging omdat de Wmo 2015 betekent dat gemeenten 60 % van de huidige middelen krijgen, terwijl in Stadskanaal 65% van de huidige cliënten in een inkomensgroep verkeert die hulp bij het huishouden niet kan betalen en waarvoor we maatregelen moeten treffen. 2. Wmo 2007 vergeleken met Wmo 2015 In het wetsvoorstel Wmo 2015 komt de term hulp bij het huishouden niet terug. De Wmo 2015 is bedoeld om te ondersteunen bij zelfredzaamheid en participatie. Onder de term zelfredzaamheid zegt Wmo 2015 wel iets over het huishouden. De Wmo 2015 is bedoeld om het voeren van een gestructureerd huishouden te ondersteunen. Het ondersteunen bij het voeren van een gestructureerd huishouden is iets anders dan het ondersteunen of overnemen van de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen. Op dit moment, bij de invoering van de Wmo 2015, vindt de overheid dat een deel van de hulp bij het huishouden best gevat kan worden onder de term schoonmaak, terwijl dat in 2007 absoluut ‘vloeken in de kerk’ was. De Wmo 2015 gaat eigenlijk nog een stap verder. Schoonmaak is geen onderdeel van de Wmo 2015. Het niet in staat zijn tot structuur brengen in je huishouden is dan nog wel een Wmo functie. Deze functie lijkt op begeleiding zoals dat nu onder de AWBZ geregeld is. De taak begeleiding komt van de AWBZ over naar de Wmo 2015, maar de term begeleiding vind je niet terug in de Wmo 2015. De gemeente blijft verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet zelf of in onvoldoende mate kunnen voorzien in hun zelfredzaamheid of deelname aan de samenleving. Ondersteunen is wat anders dan het overnemen van taken. De gemeente richt wel een “vangnetregeling” in. Wmo 2007 De huidige individuele voorziening HH staat open voor een ieder die voldoet aan de criteria van de Wmo. Hierover staat in de huidige Wmo-verordening dat belanghebbende een persoon is met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan 3
compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren. Percentage inwoners met HH in Stadskanaal: 4,83%. Belangrijk aandachtspunt bij de HH is dat een bepaald percentage van de cliënten de laagste eigen bijdrage betaalt (en dus een inkomen heeft dat 110% van het minimumloon is of lager). Voor Stadskanaal is dit 65%1. Tegelijkertijd ontvangt de gemeente nog maar 60% van het budget voor de HH. Dit vraagt om vergaande maatregelen. Belangrijk om te benoemen is ook dat de tarieven HH1 en HH2 (zie tabel) verschillend zijn. 3. Overgangsregeling Gemeenten mogen hun Wmo beleid wijzigen, mits ze rekening houden met redelijke overgangstermijnen. Volgens de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) is een redelijke overgangstermijn 3-6 maanden, afhankelijk van de impact van de wijziging voor de cliënt. De VNG heeft advies gegeven over hoe om te gaan met de overgangstermijn van de HH cliënten. 4. Visie op het sociaal domein Stadskanaal heeft in de nota “Stadskanaal: Samen met de burger” Een visie op het Sociaal Domein Jeugd, Zorg en Werk en Inkomen, haar visie op het sociaal domein met daaraan gekoppeld een visie op de Toegang van het Sociaal Domein vastgelegd. Deze visie is uitgangspunt voor het verder te ontwikkelen beleid. Wij willen in Stadskanaal een veilige samenleving waarin jongeren naar school gaan, volwassenen aan het werk zijn en kwetsbare en oudere inwoners zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Participatie (meedoen) staat voorop. Inwoners hebben hierbij zelf een verantwoordelijkheid voor hun eigen huishouding, het onderhouden van een sociaal netwerk en deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt. Indien dit op de een of ander manier niet lukt dan regelen wij samen met professionele instanties, zo dicht mogelijk bij de eigen leefomgeving, aanvullende zorg en ondersteuning. Zo nodig faciliteren wij voor kwetsbare inwoners snel en adequaat specialistische geïntegreerde hulp. De rol van de gemeente wordt vooral faciliterend, voorwaarden scheppend en ondersteunend en daar waar nodig regisserend. Wij hanteren hierbij de volgende verantwoordelijkheidsladder: Trede 1: Inwoner is zelf verantwoordelijk voor het participeren Trede 2: Inwoner heeft ook een verantwoordelijkheid voor de sociale omgeving (buurt, wijk, familie) Trede 3: Daarna pas gemeente, professionals of specialistische zorg Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven. Wanneer mensen zelf vorm geven aan hun toekomst, voegen zij niet alleen waarde toe aan hun eigen leven, maar ook aan de samenleving als geheel. 4.1 Uitgangspunten In de uitvoering van deze visie hanteren wij de volgende uitgangspunten: Inwoners zelf verantwoordelijk voor hun problemen Van aanbod- naar vraaggerichte dienstverlening. Simpel waar het kan. Specialistisch waar het moet Eén gezin, één plan en één regisseur Vertrouwen geven en loslaten Persoonlijk, maatwerk, respectvol, gelijkwaardigheid en serieus genomen worden. Zorg en diensten binnen de gestelde financiële kaders Houden aan regels. Afspraak is afspraak. 1
Bron: CAK (bijlage 2)
4
4.2 Organisatie De zorg en ondersteuning organiseren wij volgens 3 lijnen:
0e lijn: Versterken van de eigen kracht van de burger 80% van onze inwoners redt zich prima zelf. Met lichte zorg en ondersteuning uit de nulde lijn, dichtbij in de eigen leefomgeving. De 0e lijn bestaat uit formele en informele sociale netwerken waarin burgers participeren. Informele netwerken: gezin, familie, woonvormen, buurt, wijk, etc. Formele netwerken: school, werk, bibliotheek, buurthuis, kerken, algemene voorzieningen, vrijwilligersorganisaties, sport, etc. In de nulde lijn vinden burgers zoveel als mogelijk zelf hun weg. Bij de organisaties staat het versterken van de zelfredzaamheid (eigen kracht) van onze inwoners centraal. Preventieactiviteiten en (vroeg)signalering zijn daarbij belangrijk om situaties te voorkomen waar inwoners en gemeenschappen het niet zelf kunnen redden. De subsidierelatie die de gemeente met deze instellingen heeft is gericht op het leveren van een bijdrage aan het versterken van deze zelfredzaamheid en het versterken van de sociale cohesie in buurten/wijken/dorpen. 1e lijn: kortdurende ondersteuning en indien nodig verwijzing naar specialistische of langdurige zorg 10-15% van onze inwoners heeft om te kunnen participeren kortdurende 1e lijnszorg nodig. Dit is: kortdurende ondersteuning gericht op het zo goed mogelijk weer zelf kunnen participeren. Aanvullend en in samenhang met ondersteuning uit de 0e lijn. Zo nodig vindt doorverwijzing plaats naar specialistische of langdurige zorg. Tijdelijke ondersteuning bij re-integratieactiviteiten richting werk of het treffen van een individuele maatwerkvoorziening valt ook onder deze eerste lijnszorg. Professionals uit de 1e lijnszorg in het sociale domein en in het medische domein werken samen in netwerken en zijn complementair. 2e lijn: langdurige en/of specialistische hulp 5-10% van onze inwoners heeft langdurige en/of specialistische zorg nodig. Er is dan sprake van zwaardere problematiek die niet opgelost kan worden met 0e of 1e lijnsondersteuning. Gedacht kan worden aan vormen van beschut werken voor mensen met minder dan 20% arbeidsvermogen, dagbesteding, specialistische jeugd GGZ, gesloten jeugdzorg, langdurige individuele en groepsbegeleiding verstandelijk gehandicapten. Professionals: Professionals in de 0e lijn kennen elkaar en werken samen. Zij weten wat er leeft in de wijk/dorp. Zij acteren volgens de 8 bakens van Welzijn nieuwe stijl (zie bijlage 4). Gericht op: vraagsturing, vroegtijdige signalering en preventie. Maken gebruik van de eigen kracht, het persoonlijk netwerk van de cliënt en van algemene voorzieningen. Professionals uit de 1e lijn kennen elkaar, werken ook volgens de 8 bakens van Welzijn nieuwe stijl en leveren aanvullende hulp in samenhang met 0e lijn. Zij zijn gericht op het zichzelf zo doelmatig mogelijk weer overbodig maken. Verwijzen indien nodig snel en zonder overbodige indicatiemomenten door naar de 2e lijnszorg. Professionals uit de 2e lijn zijn 5
aanvullend op de 0e en 1e lijnszorg en in hun aanpak altijd gericht op het zo snel mogelijk weer zelfstandig acteren van de cliënt.
Alle professionals: - Zijn in hun dienstverlening niet aanbodgericht maar vraaggericht; - Ontproblematiseren en ontmedicaliseren, waar mogelijk; - Zijn gericht op preventie en vroeg signalering en delen zonodig informatie (binnen de privacywetgeving); - Werken volgens de 8 bakens van welzijn nieuwe stijl gericht op maximale participatie en weten cliënten daar in te motiveren en te activeren; - organiseren zorg en diensten weer dicht bij de mensen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving; - zetten inwoners in hun “eigen kracht”. Het is belangrijk dat alle professionals in alle 3 niveaus van zorg en ondersteuning op deze wijze gaan werken. Dit vereist van de professionals bepaalde competenties. Deze competenties worden nog uitgewerkt en vastgesteld. De beoogde werkwijze en de daarvoor noodzakelijk competenties bij medewerkers nemen wij op in de subsidie voorwaarden en in de contracten die wij afsluiten met organisaties in de 0e, 1e en 2e lijn. Medewerkers die bij de gemeente in dienst zijn moeten aan de competenties worden getoetst en bijgeschoold. Hiervoor komt in 2014 een opleidingstraject beschikbaar. Voor nieuwe medewerkers geldt dit als een vereiste. Wij werken ook samen met organisaties die geen (financiële) relatie hebben met de gemeente. Directe sturing op de professionals is daarbij niet mogelijk. Vanuit onze regierol investeren wij echter wel op een samenwerking die gebaseerd is op de nieuwe werkwijze. Om deze wijze van werken te ondersteunen wordt er een eenduidige informatievoorziening (ICT, klanten registratiesysteem) ingericht en onderzoeken we of het bestaande privacyreglement (convenant OGGZ) moet worden aangepast. De gemeente Stadskanaal zal hierbij zoveel mogelijk aansluiten op de landelijke modellen die momenteel in ontwikkeling zijn. 5. Mogelijke scenario's Hieronder worden mogelijke scenario’s geschetst om besparingen op de hulp bij het huishouden met ingang van 2015 te kunnen realiseren. De scenario's worden op hoofdlijnen geschetst. Wanneer de keuze voor één van de scenario's is gemaakt, moet het scenario verder worden uitgewerkt. Het is van belang hierbij rekening te houden met het huidige onderscheid tussen HH1 en HH2. Cliënten die in staat zijn zelf de regie over het huishouden te voeren, komen onder het huidige beleid in aanmerking voor HH1. Zijn cliënten niet in staat om zelf de regie te voeren, dan komen ze in aanmerking voor HH2. Bij de uitwerking van het gekozen scenario is het goed mogelijk dat de huidige terminologie HH1 en HH2 verdwijnt. Zoals eerder in de notitie al aangegeven, is het schoonmaken van het huis geen onderdeel meer van de Wmo 2015. In de Wmo 2015 wordt gesproken over een gestructureerd huishouden. Voor alle scenario’s geldt dat de gemeente verantwoordelijk blijft voor de ondersteuning van mensen die niet zelf of in onvoldoende mate kunnen voorzien in hun zelfredzaamheid of deelname aan de samenleving. Dit kan geregeld worden via de gemeentelijke verordening, bijvoorbeeld via een “vangnetregeling” die gemeenten organiseren voor een aantal regelingen die overgaan naar de gemeenten (oude WTCG/aftrek zorgkosten).
5.1 Scenario 1 "Kaasschaafmethode" Op het huidige aantal uren hulp bij het huishouden wordt een korting opgelegd van bijvoorbeeld 10% of 20%. De huidige individuele voorziening “hulp bij het huishouden” blijft bestaan. Voor een grotere korting, dus voor het halen van de bezuiniging, is een beleidswijziging nodig. Want voor het behalen van 6
40% bezuiniging kunnen er bepaalde taken die nu onder hulp bij het huishouden vallen, niet meer worden uitgevoerd. Bij deze methode wordt geschaafd aan het aantal uren, niet aan het uurtarief, omdat hulp bij het huishouden zorg blijft, moet de zorg-cao toegepast worden.
Wmo 2015 en Visie sociaal domein Zelfredzaamheid staat niet centraal en kantelinggedachte is minimaal. De gemeente neemt een taak over en er is daardoor weinig prikkeling om het sociale netwerk aan te spreken. De nieuwe Wmo gaat uit van meer algemene voorzieningen, terwijl we bij deze methode de maatwerkvoorziening in stand houden. De maatregel draagt wel bij aan een gestructureerd huishouden. Overgangsregeling / Impact op cliënten Er blijft sprake van een maatwerkvoorziening, inclusief een beschikking. De nieuwe beschikking gaat in per 1 januari 2015. Er is een overgangstermijn noodzakelijk van 3-6 maanden (Awb). Daar moet met het verminderen van uren ook rekening mee worden gehouden. Toekomst De overgang van “zorg” naar het “schoonmaken van een huis” wordt hiermee niet bewerkstelligd en dus ook de overgang van hulp bij het huishouden (Wmo 2007) naar een gestructureerd huishouden (Wmo 2015) niet. In de nieuwe Wmo is de kantelingsgedachte veel meer doorgevoerd en met deze methode houd je individuele rechten (maatwerkvoorzieningen) meer in stand. Kosten Voor een nieuwe beschikking is een herindicatie nodig, iedereen moet dus worden heronderzocht. Er is risico op veel bezwaren- en beroepsprocedures. Omdat het moeilijk uit te leggen is dat met dezelfde beperking, minder uren huishoudelijke hulp wordt ingezet. De huidige contracten hulp bij het huishouden met de huidige aanbieders lopen af per 31 maart 2015. We zullen opnieuw moeten aanbesteden. Aangezien het individuele beschikkingen blijven, betekent het veel administratieve last voor de gemeente (Wmo-consulenten). Berekening Dit scenario geeft een verwachte besparing van minimaal 10% tot maximaal 20% op de netto kosten huishoudelijke hulp (€ 4,3 miljoen) van respectievelijk € 430.000,00 oplopend tot € 860.000,00. Deze berekening is gebaseerd op de Wmo gegevens in de begroting 2014 (zie bijlage 1).
5.2 Scenario 2 “Hulp bij het huishouden 1 overlaten aan de particuliere markt” De huidige hulp bij het huishouden 1, laat je over aan de particuliere markt. Op grond van de Wmo 2007 kan dit niet, maar op grond van de nieuwe Wmo kan dit wel. Er zijn situaties waarin de gemeenten nog wel een verantwoordelijkheid hebben voor cliënten uit deze doelgroep. Het kan dan gaan om inwoners waarbij sprake is van de volgende situatie: Er is sprake van een beperking en de persoon is niet in staat om een oplossing te vinden in het eigen netwerk en de persoon is niet in staat om de particuliere hulp zelf te bekostigen. Wanneer er sprake is van deze situatie, is het nodig dat de gemeente een financiële tegemoetkoming verstrekt zodat de cliënt wel zelf de hulp kan organiseren. Wanneer voor dit scenario wordt gekozen, moet dit verder worden uitgewerkt. Wmo 2015 en Visie sociaal domein Zelfredzaamheid staat centraal, ook het schoonmaken van je huis regel je zelf. Dit past goed in de kantelingsgedachte. Bij dit scenario wordt de Hulp bij het huishouden beschouwd als algemeen gebruikelijk. Hiermee is het de eigen verantwoordelijkheid van inwoners om te regelen dat hun huis wordt schoongemaakt. Tarieven zullen marktconform worden en bureaucratie wordt tegengegaan. Het aanbod op de particuliere markt vormt een alternatief voor de inwoners die nu Hulp bij het huishouden 7
1 via de gemeenten ontvangen. Het ondersteunen bij een gestructureerd huishouden blijft een taak van de gemeente. Overgangsregeling / Impact op cliënten De verandering is groot en dus is er een langere overgangstermijn nodig. Dit betekent dat individuele beschikkingen minimaal een half jaar doorlopen na 1 januari 2015. Toekomst Het schoonmaken van het huis is geen onderdeel meer van de Wmo 2015. Met deze maatregel sluit je daarbij aan. Het principe dat het schoonmaken van een huis niet meer gezien wordt als “zorg” krijgt hiermee betekenis.” Voor inwoners zonder de mogelijkheid om regie te houden, kan de gemeente wel nog een vorm van HH2 inzetten. Als hiervoor gekozen wordt dan wordt onderzocht in welke vorm de Begeleiding en het restant van de Hulp bij het huishouden (HH2) gecombineerd kan worden ingezet. Kosten Er is risico op bezwaar- en beroepsprocedures omdat er een grotere verandering wordt ingezet. Er wordt na de zomer van 2014 een landelijke communicatiecampagne gestart om de bevolking te informeren over de veranderingen in de zorg. Daarnaast is het belangrijk om de inwoners goed te informeren over de wijzigingen en ze te ondersteunen bij het zoeken naar alternatieven. Met de Wmo 2015 kunnen gemeenten ondersteuning bieden aan inwoners die de hulp financieel niet kunnen betalen. Dit kan geregeld worden via de gemeentelijke verordening, bijvoorbeeld via een maatwerkvoorziening die gemeenten organiseren voor een aantal regelingen die overgaan naar de gemeenten (oude WTCG/aftrek zorgkosten). Berekening Je realiseert met dit scenario een besparing van € 3,5 miljoen op de netto kosten van huishoudelijke hulp (zie bijlage 1).Dit wordt geëffectueerd, rekening houdend met een overgangstermijn van een half jaar, per 1 juli 2015. De bezuiniging is afhankelijk van het aantal inwoners waar de gemeente een financiële tegemoetkoming aan moet verstrekken. Er is de mogelijkheid om voor deze financiële steun een regeling te treffen, waarbij de kosten ten laste komen van het Wmo-budget. De besparing kan (deels) worden ingezet voor de ontwikkeling van een goede regeling binnen de Wmo 2015. Daarbij blijven de gemeenten verantwoordelijk voor de maatwerkvoorziening voor de HH2 cliënten. Nagegaan moet worden of de criteria hiervoor moeten worden aangescherpt, of dat er ook mogelijkheden zijn wat betreft het inzetten van algemene voorzieningen naast bewassing en het doen van boodschappen voor deze doelgroep.
5.3 Scenario 3 "Het organiseren van een algemene voorziening" Alle taken van hulp bij het huishouden worden onder gebracht in een algemene voorziening. De aanbieder krijgt een vast budget. De aanbieder zorgt dat elke cliënt die tot de vooraf vastgestelde doelgroep behoort, een schoon en leefbaar huis heeft. In uitzonderlijke situaties kan iemand nog een maatwerkvoorziening krijgen. Wmo 2015 en Visie sociaal domein De nieuwe Wmo gaat uit van meer algemene voorzieningen. Deze methode sluit daar bij aan. Zelfredzaamheid staat meer centraal dan nu. Het schoonmaken van het huis regelt de inwoner zelf. Daarvoor hoeft de inwoner zich niet te begeven op de vrije markt, maar kan terecht bij de algemene voorziening. De zorgaanbieder doet een korte toelatingstoets of de inwoner tot de doelgroep behoort. Er wordt bij deze toelating ook doorgevraagd naar alternatieve mogelijkheden, zoals het aanspreken 8
van het sociale netwerk, dit sluit aan bij de gedachten van de kanteling. Het uitvoeren van regulier schoonmaakwerk blijft in dit scenario via subsidie- of inkooprelatie in financiële zin bij gemeente. Overgangsregeling /Impact op cliënten Bij deze methode geldt een overgangstermijn van 6 maanden. Toekomst Het schoonmaken van het huis is geen onderdeel meer van de Wmo 2015. Met deze maatregel sluit je daarbij aan. Met deze maatregel is de schoonmaaktaak niet langer een “zorg” taak. Daarbij is het niet langer een individuele voorziening. Kosten We verwachten niet veel bezwaren- en beroepsprocedures omdat er een alternatief geboden wordt. We blijven verantwoordelijk voor ondersteuning bij een gestructureerd huishouden, deze taken kunnen we combineren met bijvoorbeeld begeleiding. De huidige contracten met zorgaanbieders vervallen per 01-04-2015. Dit betekent een nieuwe aanbesteding. Het gaat om een nieuwe werkwijze, waardoor dit wel extra inspanning vraagt. Berekening Er wordt een vast budget beschikbaar gesteld voor de aanbieder. De hoogte van het budget is gebaseerd op het huidige aantal cliënten dat in 2014 huishoudelijke hulp krijgt met een efficiëntiekorting. Het uitgangspunt is deze efficiëntiekorting te bepalen op het totale tekort met de rijksuitkering van € 1,9 miljoen. De ervaring in Emmen leert dat de aanbieder in staat is om de cliënt en zijn netwerk aan te spreken op eigen kracht en toe kan met het budget. Een andere mogelijkheid is om de cliënt de algemene voorziening zelf te laten betalen. Dit past bij de eigen verantwoordelijkheid. Tarieven op de particuliere markt liggen tussen de €10 en € 15 per uur. Voor inwoners met weinig financiële draagkracht kan dit een grote uitgave zijn. Zij moeten een beroep kunnen doen op de gemeente. Er is de mogelijkheid om voor deze financiële steun een regeling te treffen, waarbij de kosten ten laste komen van het Wmo-budget. De besparing is indicatief omdat de scenario’s (nog) niet zijn doorgerekend en afhankelijk zijn van de verdere uitwerking en keuzes . De volledige korting wordt door vertaald naar aanbieder. De burger wordt naar verwachting geacht zelf te betalen voor de voorziening. 5.4 Scenario 4 "Alles laten zoals het nu is" ‘Niets doen’ is geen optie omdat we zeker weten dat er aanscherping (kostenreductie) in de komende tijd nodig is. Alles zo laten als het is betekent dat de bezuiniging van 40% niet wordt gehaald. Dat betekent dat hiervoor jaarlijks in de begroting dekking gevonden moet worden. 6. Werkgelegenheid Bij deze scenario´s is heel sec gekeken naar de Wmo en het onderdeel HH. Er is geen link gemaakt met het verlies aan werkgelegenheid en wat dit voor deze regio betekent. Wanneer we nu scherp afbouwen op het HH budget en deze mensen over twee jaar terug zien in de bijstand, kan dat meer kosten. De gevolgen voor de werkgelegenheid zijn moeilijk aan te geven. Bekend is dat veel contracten binnen de hulp bij het huishouden kleine contracten zijn. Het is echter niet duidelijk wat de gevolgen zijn als deze contracten niet verlengd worden. Gaan deze mensen zelf aan de slag als hulp bij het huishouden, zoeken ze ander werk of vragen ze een uitkering aan? In het hoofdstuk Marktconsultatie hebben de aanbieders aangegeven wat volgens hen de gevolgen zijn voor de werkgelegenheid van hun medewerkers. Het kabinet heeft een budget beschikbaar gesteld van € 75 miljoen in zowel 2015 als 2016 voor een Huishoudelijk Hulp Toelage. Dit budget is bedoeld voor het stimuleren van de vraag naar HH, teneinde zoveel mogelijk volwaardige werkgelegenheid te behouden. Voor Stadskanaal betekent 9
dit een bedrag van € 243.000,00. Het advies is samen met de aanbieders een beroep te doen op deze toelage. 7.
Marktconsultatie
NB. In Stadskanaal is geen marktconsultatie geweest. Daarom wordt hier gebruik gemaakt van uitkomst in het Westerkwartier. TSN en Zorgkompas zijn aanbieders die ook in Stadskanaal actief zijn. TSN levert de meeste uren HH van de 4 gecontracteerde partijen in Stadskanaal. Naast TSN en Zorgkompas zijn Arlero en Buurtdiensten zorgaanbieders. Onze raamovereenkomst loopt tot 1 april 2015 met de mogelijkheid tot verlenging met een jaar. Deze aanbieders zijn op de hoogte dat de gemeente dergelijke voorzieningen wil doorvoeren. De Westerkwartiergemeenten hebben met vier aanbieders een raamovereenkomst gesloten voor het bieden van hulp bij het huishouden. Deze overeenkomsten lopen tot en met 31 december 2014. Het betreft de volgende aanbieders: TSN Thuiszorg, Vredewold, Zonnehuis Thuis en Zorgkompas. Met alle vier aanbieders is gesproken over de ontwikkelingen rond de hulp bij het huishouden. Met de drie grootste aanbieders in het Westerkwartier is vervolgens uitgebreid gesproken over de scenario's en de ideeën voor 2015. Hieronder wordt per aanbieder kort aangegeven wat de belangrijkste punten zijn uit de gesprekken. TSN Thuiszorg TSN Thuiszorg heeft diverse ideeën voor het anders vormgeven van de hulp bij het huishouden. TSN Thuiszorg staat daarnaast open voor het uitvoeren van pilots. TSN geeft aan dat ze kunnen starten met een Pilot praktische begeleiding gedurende de rest van het jaar. Hierbij wordt dan vast het onderdeel begeleiding betrokken zoals dat volgend jaar naar de gemeenten gaat. Verder is het volgens hen mogelijk om alvast de uren van cliënten af te bouwen, maar wel het budget voor TSN te handhaven om zo de mogelijkheid te geven om in gesprek te gaan met de cliënten om bijvoorbeeld het netwerk aan te boren of te vergroten. Conform de gemeente Eindhoven kan gekozen worden voor een zachte landing. De gemeente Leeuwarden heeft besloten een korting van 25% op de geïndiceerde uren door te voeren. Er kan voor gekozen worden om een indicatie af te geven voor het te bereiken resultaat en de invulling over te laten aan TSN. Wanneer gesproken wordt over de verschillende scenario's, geeft TSN aan dat een algemene voorziening voor Hulp bij het Huishouden zeker mogelijk is in het Westerkwartier. Volgens TSN is een korting op het budget van 40% niet te realiseren met de huidige medewerkers. De hulp bij het huishouden overlaten aan de particuliere markt betekent veel ontslagen voor de loondienstmedewerkers van TSN. TSN geeft een voorzichtige voorkeur aan voor een algemene voorziening waarbij het resultaat wordt benoemd en niet het aantal in te zetten uren. Hierbij moet wel sprake zijn van enig volume. Vredewold Vredewold heeft duidelijke ideeën over de toekomst van de hulp bij het huishouden. Algemeen geven ze aan dat gemeenten moeten insteken op het versterken van het sociale netwerk van hun inwoners, volgens hen moet dit niet worden neergelegd bij de sociale teams. De mantelzorgers moeten professioneel worden ondersteund. Wanneer gesproken wordt over de verschillende scenario's komt het volgende beeld naar voren: Vredewold is van mening dat een kaasschaafmethode onvoldoende resultaat oplevert. Vredewold ziet niet hoe dit scenario 40% bezuiniging kan opleveren. Volgens Vredewold moet je de enkelvoudige hulp bij het huishouden (d.w.z. HH1) als een bijstandsvoorziening gaan regelen. In de praktijk betekent dit dat de gemeenten niet meer indiceren voor de huidige HH1. Vredewold geeft aan dat de gemeenten impopulaire maatregelen moeten durven nemen. We staan aan de vooravond van een enorme verandering, dit is het moment om de hulp bij het huishouden anders vorm te geven. Vredewold wijst 10
erop dat het aantal cliënten met HH2 (de cliënten die zelf niet de regie kunnen voeren) de komende jaren zal toenemen. Er worden bijna geen indicaties meer afgegeven voor het verzorgingshuis, deze mensen blijven allemaal thuis wonen. Je moet je als gemeenten op deze groep richten. Als de HH 1 aan de particuliere markt wordt overgelaten, schat Vredewold dat van 70% van het personeel dat hulp bij het huishouden levert, de contracten niet worden verlengd. Er zijn nu ongeveer 60 medewerkers bij Vredewold actief die hulp bij het huishouden leveren. Van 70% hiervan zal het contract na 31 december 2014 aflopen. Vredewold heeft met de hulpen bij het huishouden contracten afgesloten voor de duur van het contract, dus tot en met 31 december 2014. De medewerkers hebben een contract van 3, 6, 9 of 12 uur per week. Het betreft of dames die werken en aanvullend een bijstandsuitkering ontvangen of dames met een partner die een baan heeft. De inschatting is dat ⅓ van de medewerkers een bijstandsuitkering ontvangt. Vredewold geeft aan dat zij bij het overlaten van de HH1 aan de particuliere markt, geen verplichting heeft om de huidige HH1 medewerkers te ondersteunen bij het zoeken van ander werk. Moreel voelen ze zich hier wel verantwoordelijk voor. Ze vragen zich af of de gemeente hier een verantwoordelijkheid in heeft. Ambtelijk is aangegeven dat hier geen verantwoordelijkheid van de gemeenten ligt. Een algemene voorziening is volgens Vredewold lastig te realiseren met een korting van 40%. Bij een algemene voorziening wordt de verantwoordelijkheid voor de bezuiniging eigenlijk bij de aanbieders neergelegd. Als de gemeenten besluiten een algemene voorziening voor hulp bij het huishouden te gaan organiseren, staan ze zeker open om na te gaan wat bij hen de mogelijkheden hiervoor zijn. Alles laten zoals het nu is, is geen optie voor Vredewold. Zij snappen dat gemeenten nu duidelijke keuzes moeten maken. Ze geven aan dat ze hun medewerkers graag duidelijkheid willen geven. Vredewold heeft ook vernomen dat er plannen zijn om de korting op de hulp bij het huishouden per 2017 te verhogen tot 75% van het huidige budget. Gemeenten moeten daarom nu keuzes maken. Als gemeenten ervoor kiezen om de HH1 aan de particuliere markt over te laten, verwacht Vredewold dat hun huidige hulpen als alfahulp2 of in het zwarte circuit zullen gaan werken. Zij geven aan dit geen verantwoordelijkheid te vinden van de gemeenten, maar van de landelijke overheid. Vredewold hoopt tenslotte dat er snel besluiten worden genomen, zodat zij hun medewerkers kunnen informeren. Zonnehuis Thuis Met Zonnehuis Thuis zijn de vier scenario's besproken. Het Zonnehuis vindt de kaasschaafmethode geen geschikte methode. Het Zonnehuis geeft aan dat door de ontwikkelingen in de zorg, het aantal mensen met complexe problematiek toeneemt. Je hebt het dan over de huidige HH2 en de begeleiding waar de gemeenten per 2015 verantwoordelijk voor worden. Als gemeenten moet je iets met deze groep mensen. Daar ziet het Zonnehuis ook een rol voor zichzelf weggelegd. Als de gemeenten ervoor kiezen om de HH1 over te laten aan de particuliere markt, moet er afscheid worden genomen van de HH1 hulpen. Het Zonnehuis heeft veel alleenstaande moeders als hulp aan het werk. Van de 90 medewerkers in het Westerkwartier is ongeveer de helft alleenstaande moeder. Zij hebben gemiddeld een contract van 5 a 6 uur. Een aantal van deze vrouwen heeft waarschijnlijk een bijstandsuitkering. Het Zonnehuis ziet voor zichzelf een rol weggelegd bij het organiseren van een algemene voorziening voor hulp bij het huishouden. Dit past bij hun ideeën over het organiseren van een Zorggemeenschap. Qua werkgelegenheid biedt dit de aanbieders meer zekerheid. Wel vraagt het Zonnehuis zich af hoe je dan de verdeling maakt over de aanbieders. Verdeel je de vier Westerkwartiergemeenten over de vier aanbieders? In dat geval is het een nadeel dat je als aanbieder niet meer in alle vier gemeenten werkzaam bent.
2
Alfahulpen zijn niet in loondienst bij de thuiszorginstelling, maar zijn in loondienst werkzaam voor de patiënt/cliënt zelf. Het dienstverband valt onder de regeling "dienstverlening aan huis" en moet daarom ook aan de voorwaarden van die regeling voldoen. Dit betekent onder andere dat er niet meer dan drie dagen per week bij dezelfde cliënt gewerkt mag worden. Omdat de cliënt geen premies af hoeft te dragen zijn alfahulpen niet verzekerd zoals gewone werknemers en niet verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. Een alfahulp betaalt zelf (sinds 2006) een inkomensafhankelijke bijdrage in het kader van de zorgverzekeringswet over zijn of (meestal) haar inkomsten. Daarnaast betaalt de alfahulp gewoon, net als iedereen, belasting. De inkomsten dienen te worden opgegeven als resultaat overige werkzaamheden (Bron: Wikipedia).
11
Het Zonnehuis adviseert de gemeenten om open en eerlijk te communiceren naar de cliënten. Leg duidelijk uit hoe het zit, zodat duidelijk is dat het niet aan de aanbieders ligt. 8. Afweging scenario's Als de scenario's worden vergeleken met de Visie op het sociaal domein, blijkt het volgende. De scenario's 1 (kaasschaafmethode) en 4 (alles laten zoals het nu is) passen niet binnen de visie van Stadskanaal. Bij deze scenario's staat de zelfredzaamheid niet centraal en de kanteling gedachte is minimaal. Deze twee scenario's vallen daarom af. Blijven de scenario's 2 (we laten het over aan de particuliere markt) en 3 (algemene voorziening) over. In de gesprekken met aanbieders kwamen deze twee scenario's ook als meest geschikte scenario's naar voren. De aanbieders geven aan dat gemeenten zich moeten richten op de huidige HH2 cliënten. Deze groep zal in aantal toenemen door de landelijke ontwikkelingen rond de verzorgingshuiszorg. In de toekomst (na 2015) liggen er voor gemeenten ook mogelijkheden om dit gezamenlijk met de Begeleiding vorm te geven. Als de scenario's tegen elkaar worden afgezet, blijkt dat ze beide passen in de Wmo 2015. De Wmo 2015 gaat uit van de gekantelde werkwijze binnen de Wmo, de inwoners zoveel mogelijk zelf en in hun eigen netwerk laten regelen. Tegelijkertijd is het vormgeven van een algemene voorziening ook opgenomen in de nieuwe Wmo. Het overlaten van de HH1 aan de markt past het meest binnen de Visie op het sociaal domein zoals die door Stadskanaal is vastgesteld. Inwoners die zelf de regie kunnen voeren, geef je bij dit scenario ook de verantwoordelijkheid om er zelf voor te zorgen dat er sprake is van een gestructureerd huishouden. Indien nodig ondersteunt de gemeente alleen in financiële zin. Schoonmaak is geen onderdeel meer van de Wmo 2015. Het niet in staat zijn tot structuur brengen in je huishouden is dan nog wel een Wmo functie. Het zorgen voor een schoon huis is een verantwoordelijkheid van de inwoners zelf. Wanneer voor dit scenario wordt gekozen, moet in overleg met de afdelingen / team Werk en inkomen verder worden uitgewerkt hoe de financiële ondersteuning kan worden vorm gegeven. Bij scenario 3 geven gemeenten het gekorte budget aan een aanbieder, die vervolgens de indicatie stelt en waar mogelijk de cliënt en zijn netwerk aanspreekt op eigen kracht. Ook in dit scenario wordt de zorg anders en worden mensen meer aangesproken op hun eigen kracht. De regie ligt in dit scenario echter meer bij de aanbieder dan bij de cliënt, wat minder aansluit op onze visie waarbij de regie zoveel mogelijk bij de inwoners zelf komt te liggen. Bovendien zit bij dit systeem geen duidelijke prikkel ingebouwd voor de aanbieder om met zo weinig mogelijk budget de hulp zo optimaal mogelijk te organiseren. Scenario 3 is het deels verschuiven van het probleem van gemeente naar de aanbieders. Het overlaten van de HH1 aan de particuliere markt is voor de HH1 cliënten ingrijpend en een grote verandering. Hierbij past een overgangstermijn van zes maanden. Het is daarom belangrijk de cliënten zo snel mogelijk hierover te informeren zodat zij de tijd hebben om na te gaan op welke manier ze dit vanaf 2015 gaan organiseren. De Wmo consulenten kunnen de inwoners hierbij ondersteunen. Het scenario om het over te laten aan de particuliere markt is het meest toekomstbestendige scenario. Als gekeken wordt naar de landelijke ontwikkelingen rond de ouderenzorg, wordt duidelijk dat de gemeenten een grotere rol krijgen om de kwetsbare ouderen te ondersteunen. Dit betreft de huidige HH2 cliënten. Wanneer gekozen wordt voor het overlaten van de HH1 aan de particuliere markt, betekent dat dat de contracten van de huidige hulpen bij het huishouden 1 niet worden verlengd. De aanbieders hebben aangegeven dat er vaak sprake is van kleine contracten. De inschatting van de aanbieders is dat de hulpen zullen proberen via bijvoorbeeld een alfaconstructiei toch aan het werk te blijven. Een gevolg van dit scenario kan zijn dat de uitgaven voor de bijstandsuitkeringen stijgen. Het is op dit moment echter niet in te schatten in welke mate daar sprake van zal zijn, omdat niet bekend is of de hulpen via een alfaconstructie of op een andere manier toch als hulp actief zullen blijven.
12
Goede cliëntondersteuning is in ieder geval van groot belang. We zullen daarom met alle huidige cliënten HH 1 in gesprek gaan om naar alternatieven te zoeken. Met “nieuwe” inwoners die ondersteuning nodig hebben bij het huishouden, bespreken we in het keukentafelgesprek de mogelijke voorliggende voorzieningen. Deze goede ondersteuning is vanuit de nieuwe Wmo een verplichting. Opgemerkt moet hierbij worden dat lang opgebouwde relaties met een zorgleverancier alleen kunnen blijven bestaan als de zorgverlener een aanbod doet dat haalbaar en aantrekkelijk is voor de cliënt. Wanneer gekeken wordt naar de kosten, is de verwachting dat scenario 2 de meeste kans biedt om de bezuiniging op termijn te halen. Naar verwachting zullen inwoners zelf proberen de hulp bij het huishouden in hun eigen netwerk te organiseren. Indien nodig ondersteunt de gemeente bij dit scenario alleen in financiële zin. Het is nu echter nog niet in te schatten in hoeveel gevallen dit nodig zal zijn. Wanneer bovenstaande punten schematisch worden weergegeven, ziet dat er als volgt uit: Tabel 2: Afweging scenario 2 en 3
Overlaten aan particuliere markt Algemene voorziening Wmo 2015
++
++
Visie sociaal domein
++
+
Overgangsregeling (impact op cliënten)
+
++
Toekomstbestendig
++
+
Kosten (bezuiniging)
++
+
Alles overwegende wordt geadviseerd om scenario 2 "Hulp bij het huishouden 1 overlaten aan de particuliere markt" vast te stellen als richting. Het daadwerkelijk nu doorpakken en maken van een keuze getuigt van realiteitszin en bestuurskracht. De route is nu duidelijk voor zowel de gemeente als voor de inwoners en de aanbieders. Helder is dat scenario 1 en 4 afvallen, scenario 3 is het deels verschuiven van het probleem en scenario 2 is de beste optie. Wat dit betreft op dit moment (2014) wel de meest lastige keus en meest vervelende boodschap, maar wel de meest reële en toekomstgerichte. Verder bestaat nu de mogelijkheid om e.e.a. cliëntgericht te kunnen regelen middels een zgn zachte landing. Als het college het besluit in 2014 neemt dan kan de betreffende voorziening (HH1) uit het (Financieel) Besluit Wmo 2015 worden gehouden en (dit geldt trouwens ook voor de ‘te privatiseren’ voorzieningen winkelen en bewassing). De situatie op 31 december 2014 is voor de bestaande Wmoverstrekking bepalend, dit recht gaat mee over (zie concept Verordening Wmo 2015 art. 23 lid 2). Een ‘aparte’ aanpassing hiervan zal in 2015 veel lastiger gaan dan nu het geval is. Bij de uitwerking van dit scenario moet een aantal zaken verder worden uitgewerkt. Het gaat om zaken als signalering. De hulpen bij het huishouden die via de Wmo worden ingezet, worden verondersteld signalen rond hun cliënt door te geven. Nagegaan moet worden hoe dit op een andere manier kan worden vormgegeven voor de huidige HH1 cliënten en voor de kwetsbare cliënten die niet meer in aanmerking komen voor HH1. In Stadskanaal vindt de signalering op dit moment niet alleen plaats door de hulpen bij het huishouden. Ouderenadviseurs, seniorenvoorlichters, MEE consulenten en Wmo lokettisten hebben met veel inwoners contact en hebben een signalerende functie. Dat geldt ook voor diverse andere professionals binnen het sociale domein. Daarnaast moet worden uitgewerkt hoe de regeling voor de financiële ondersteuning eruit moet komen te zien. Verder moet in afstemming met de huidige aanbieders een communicatietraject voor de huidig cliënten worden opgezet. Ook moet de algemene communicatie rond dit thema worden afgestemd. 13
Tot slot is in afstemming met de adviseur inkoop uitgezocht wat de mogelijkheden zijn om de HH2 voor het jaar 2015 in te kopen. Onder het kopje "Inkoop" wordt hieronder alvast een voorstel gedaan. Het huidige contract hulp bij het huishouden, op basis van een gezamenlijke aanbesteding met de gemeente Vlagtwedde eindigt op 31 maart 2015 en kan nog met maximaal één jaar verlengd worden voor de periode 1 april 2015 tot 1 april 2016. Om voor de huidige HH2 cliënten zoveel mogelijk continuïteit te kunnen waarborgen, moet zo spoedig mogelijk een nieuw contract worden afgesloten in overleg met de aanbieders. Dit moet worden afgestemd met Vlagtwedde. Daarna moet opnieuw worden aanbesteed. 2015 is een overgangsjaar voor de begeleiding die per 2015 overkomt vanuit de AWBZ naar de Wmo. Voor de begeleiding wordt voor 2015 op provinciale schaal een continuïteitsarrangement georganiseerd. Vanaf 2016 koopt de gemeente Stadskanaal naar verwachting zelf de begeleiding en hulp bij het huishouden in. Wanneer de hulp bij het huishouden voor 2015 apart moet worden aanbesteed, bestaat de kans dat de cliënten voor 2015 een andere aanbieder krijgen en voor 2016 vervolgens weer een andere aanbieder. Er is nog steeds sprake van een situatie met veel onduidelijkheid. Het is van belang de participatieraad tijdig mee te nemen in de verder uitwerking. 9. Inkoop Ambtelijk is een voorkeur voor het scenario 2 (HH1 overlaten aan de particuliere markt). Hieronder volgt een voorzet waarom en hoe dit scenario 2 uitgewerkt kan worden voor de periode 1 april 2015 tot 1 april 2016 (overgangsjaar) om daarmee te bereiken dat de huidige leveranciers de HH2 kunnen blijven uitvoeren (onderstaande punten gelden ook voor scenario 3). Scenario's 1 en 4 zijn buiten beschouwing gelaten): De huidige contracten met de 4 aanbieders kunnen voor 2015 niet één op één worden doorgezet alleen voor het onderdeel HH2 omdat het huidige contract ook nog het onderdeel HH1 bevat. Alleen HH2 verlengen met 1 jaar betekent een wezenlijke wijziging van het contract en is niet toegestaan. Contracten met de huidige aanbieders eindigen op 31/03/2015. De contracten worden eenzijdig stilzwijgend verlengd met maximaal één jaar tot 31/03/2016. Opzegging moet voor 1 oktober 2014; Met inachtneming van een redelijke overgangstermijn (6 maanden) ingaande 1 januari 2015 dient de keuze van het scenario rond oktober 2014 te zijn gemaakt. HH2 (en ook HH1) worden in de Europese aanbestedingsrichtlijn beschouwd als een 2-b dienst. Voor het aanbesteden van een 2-b dienst geldt een verlicht regiem (geldt niet de volledige Europese richtlijn). Indien er daarnaast geen grensoverschrijdend belang is (en dat lijkt bij ons niet het geval) kan de HH2 volgens het eigen inkoop- en aanbestedingsbeleid als een meervoudige onderhandse aanbesteding (voor 2015 als overgangsjaar) op de markt gezet worden. Daarmee heeft de werkgroep aanbesteding en inkoop een half jaar om een aanbesteding voor te bereiden voor de periode na 1 april 2015 tot 1januari 2016. In deze periode kan dan de huidige HH1 verder worden uitgefaseerd via een meervoudige onderhandse aanbesteding met de huidige aanbieders. Dit is voldoende tijd. Voor de meervoudige onderhandse aanbesteding van de HH2 kunnen de vier huidige leveranciers worden uitgenodigd. Er dient een onderzoek gedaan te worden naar de tariefstelling van de HH2. De uitkomst dient meegenomen te worden in de aanbesteding. Er dient in de aanbesteding duidelijk gemotiveerd te worden waarom gekozen is voor de aanbestedingsmethode (meervoudig onderhands) en waarom gekozen is voor deze 4 leveranciers. Aan Brussel dient gemeld te worden aan welke partij(en) de opdracht is gegund. In 2015 starten met voorbereiding en aanbesteding HH2 incl. begeleiding voor 2016 en later. Daarbij mogelijk kiezen voor andere aanbestedingsmethode waarbij ook andere leveranciers de 14
mogelijkheid krijgen om mee te doen (rekening houdend met kanteling, transformatie, extra kortingen, e.d.) 10. Communicatie Het verliezen van de hulp bij het huishouden is voor mensen een ingrijpende situatie. Vaak hebben mensen al jarenlang dezelfde hulp. Het is daarom van belang een communicatieplan op te stellen. Dit plan zal binnenkort worden opgesteld. Ook de intermediairs zoals de ouderenadviseurs worden zorgvuldig bij het communicatieproces betrokken. 11. Planning De bezuiniging door het Rijk op de hulp bij het huishouden wordt vanaf 1 januari 2015 ingevoerd. Stadskanaal moet daarom zo snel mogelijk maatregelen treffen om de bezuiniging te kunnen doorvoeren. De planning van de besluitvorming over het collegevoorstel over de ombuiging van de HH aan de hand van scenario 2 is als volgt:
26-08-2014 08-09-2014
15-09-2014 23-09-2014 Afstemmen met wethouder Voor 1/10/2014
23-09-2014 03-11-2014
PO 3D aanbieders HH ambtelijk geïnformeerd onder voorbehoud besluitvorming Informeren gemeenteraad College Bespreken notitie met PRS Beëindigen contract zorgaanbieders per 31 maart 2014. College incl. reactie PRS Gemeenteraad
15
Bijlage 1 HH begroting 2014
Tabel 1. HH begroting 2014
HH1 Zorguren Zorg in natura (ZIN) PGB Totaal Verhouding ZIN PGB
Aantal cliënten ZIN PGB Tarief ZIN PGB: Opgeleid Niet opgeleid Budget ZIN PGB Totaal Eigen bijdrage ZIN PGB Totaal
Netto kosten
HH2
Totaal
179.000 38.000 217.000
39.300 2.000 41.300
218.300 40.000 258.300
82 95
18 5
100 100
1.179 190
200 10
1.379 200
20,22
23,80
20,22 12,85
23,80 15,42
3.615.000 500.000 4.115.000
935.000 25.000 960.000
4.550.000 525.000 5.075.000
552.000 76.000 628.000
143.000 4.000 147.000
695.000 80.000 775.000
3.487.000
813.000
4.300.000
16
Bijlage 2 Samenstelling populatie minima
17