ONDERZOEKSPLAN HULP BIJ HET HUISHOUDEN Rekenkamer Utrecht, 15 februari 2016
AANLEIDING Rijksbeleid Op 1 januari 2015 is de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) van kracht geworden. Op grond van deze wet is de gemeente verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. Die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven.1 Onder de Wmo-taken van de gemeente valt ook de ‘Hulp bij het huishouden’. Onder de oude Wmo 2014 was de gemeente daar ook al verantwoordelijk voor (prestatieveld 6). Bij de invoering van de Wmo 2015 heeft het Rijk bezuinigd op de rijksbijdrage die gemeenten krijgen voor hulp bij het huishouden: 32% in 2015 en 40% vanaf 2016. De rijksbijdrage aan de gemeente Utrecht voor de hulp bij het huishouden is verlaagd van circa € 17 miljoen in 2013 naar 12,6 miljoen in 2015 en 10,8 miljoen in 2016.2 Om de negatieve effecten op de werkgelegenheid in de thuiszorg te dempen, stelde het Rijk voor 2015 en 2016 extra geld beschikbaar om banen in de thuiszorg te behouden via de Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT). De gemeente Utrecht ontvangt hiervoor in 2015 en 2016 een rijksbijdrage van ruim € 3,4 miljoen per jaar.3 Hierdoor kunnen klanten tegen een gereduceerd tarief (extra) hulp inkopen. Daarnaast konden en kunnen particulieren huishoudelijke hulp inkopen op de vrije markt. Deze vorm van hulp wordt niet uit de collectieve middelen betaald. Beleid gemeente Utrecht Vanwege de omvangrijke bezuiniging op de rijksbijdrage heeft de gemeente Utrecht, net als veel andere gemeenten, besloten op de hulp bij het huishouden te bezuinigen en het beleid te herzien. Daarbij is besloten om niet te bezuinigen op hulp aan de meest kwetsbare klanten: mensen die hulp krijgen bij het schoonmaken en bij de regie op hun huishouden (HbH2). De overige klanten zijn zelf in staat de regie over hun huishouden te voeren en krijgen alleen hulp bij het schoonmaken (HbH1). De gemeente heeft besloten de HbH1 klanten hulp te blijven bieden, maar met een lager aantal uren. In de Verordening Wmo 2015 en de Beleidsregels Wmo 2015 is beschreven welke uitgangspunten de gemeente gebruikt bij het beoordelen van aanvragen voor hulp bij het huishouden. De omvang van de werkzaamheden is beperkt (bijvoorbeeld alleen de belangrijkste leefruimtes, geen zorg voor huisdieren, collectieve voorziening van maximaal 78 uur per jaar en aanvullend maatwerk alleen in bijzondere gevallen) en er 1
Memorie van Toelichting, p. 1.
2
Gemeente Utrecht, 4 maart 2015. Aanpak ondersteuning transitie HBH. Instellen team huishoudcoaches. Bijlage bij raadsbrief van 11 maart 2015Aanpak ondersteuning transitie HBH, beantwoording SV 42.
3
Ministerie van BZK, 15 september 2015. Gemeentefonds. Septembercirculaire 2015.
1
moet worden gezocht naar de goedkoopste oplossing.4 Ook is de eigen bijdrage van klanten verhoogd. Doel van het beleid blijft een “schoon en leefbaar huis”.5 Door het nieuwe beleid zijn klanten met HbH1 meer dan in het verleden aangewezen op hun eigen kracht: zelf doen, hulp vanuit hun sociale netwerk (mantelzorg), informele zorg (vrijwilligerswerk), zelf extra hulp inkopen.
DOEL EN ONDERZOEKSVRAGEN Rekenkamer Utrecht doet onderzoek naar dit onderwerp, omdat het kunnen organiseren en voeren van een eigen huishouding inclusief schoonhouden een belangrijke voorwaarde is om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen en om te kunnen participeren in de samenleving. Een relatief groot aantal klanten in de Wmo (ruim 6.000 in 20146) ontvangt deze vorm van zorg en veranderingen daarin grijpen rechtstreeks in op het dagelijks leven. Doel van het onderzoek Met dit onderzoek wil de rekenkamer de gemeenteraad ondersteunen bij de beoordeling van het gevoerde beleid. Daarom wil de rekenkamer inzicht bieden in de manier waarop het nieuwe beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uitwerkt. Centraal daarbij staan het perspectief van de klant en de gemeentefinanciën. Centrale vraag Hoe werkt het nieuwe beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uit voor klanten en voor de financiën van de gemeente? Deelvragen Voor de beantwoording van de centrale vraag worden de volgende deelvragen beantwoord: 1 Hoeveel mensen maken gebruik van hulp bij het huishouden via de gemeente Utrecht en welk soort/ vorm van hulp gebruiken zij? 2 Is de informatievoorziening van de gemeente aan klanten over het huidige beleid adequaat? 3 Hoe ervaren de klanten de hulp die zij onder het huidige beleid van de gemeente krijgen? 4 In hoeverre wordt de doelstelling “schoon en leefbaar huis” gerealiseerd?
4
Dit sluit aan bij de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 1.2.1, waarin vermeld is dat gemeenten bij het leveren van ondersteuning eerst moeten kijken wat mensen zelf kunnen oplossen op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk.
5
Gemeente Utrecht, 17 februari 2015. Beleidsregels Wmo 2015. Gemeenteblad Nr. 13718.
6
Gemeente Utrecht, 11 juli 2014. Hulp bij het huishouden. Commissiebrief.
2
5
6
Heeft het beleid van de gemeente ertoe geleid dat burgers die hulp bij het huishouden vragen nu meer zelf doen, meer hulp krijgen van mantelzorgers of vrijwilligers, of meer hulp zelf inkopen dan in 2014? Wat waren de kosten van het beleid in 2014 en 2015 en hoe verhouden die zich tot het geraamde budget voor 2015 en de beoogde bezuiniging? Welk budget is er voor 2016 geraamd?
BEOORDELINGSKADER Bij de beoordeling van het gemeentelijk beleid hanteren wij de volgende normen. Vraag
Normen
Vraag 1
De gemeente heeft inzicht in de omvang en de samenstelling van de gebruikersgroep van hulp
(gebruik)
bij het huishouden en veranderingen daarin ten opzichte van 2014. De gemeente heeft inzicht in de soort hulp die gebruikers hebben gevraagd en gekregen.
Vraag 2 (informatievoorziening)
De gebruikte instrumenten sluiten aan bij de omvang en de samenstelling van de klantenpopulatie van hulp bij het huishouden. De instrumenten om de klanten te informeren worden adequaat ingezet. De gemeente verstrekt informatie die voor de klanten duidelijk en toereikend is, met name voor wat betreft: ◊ soorten beschikbare hulp en keuzes die de klant kan maken (aanbieders, PGB/ZIN, HbH/HHT); ◊ wijze van aanvragen; ◊ hoogte eigen bijdrage; ◊ mogelijkheden voor bezwaar/ beroep.
Vraag 3
Beschrijvende vraag gericht op de aspecten:
(klantervaring)
draagvlak voor het beleid van de gemeente; tevredenheid over de behandeling van aanvragen voor hulp bij het huishouden door het Wmoloket; tevredenheid van klanten over de hulp bij het huishouden die zij van de gemeente krijgen; eventuele neveneffecten van het beleid; ideeën die klanten hebben om de hulp bij het huishouden goedkoper of beter te maken.
Vraag 4 (doelbereiking) Vraag 5 (eigen kracht) Vraag 6 (kosten)
Het resultaat van de hulp bij het huishouden is dat de klant beschikt over een schoon en leefbaar huis. Klanten en hun mantelzorgers ondervinden geen ernstige nadelen van het grotere beroep dat de gemeente doet op de eigen kracht van klanten. De gemeente heeft inzicht in het beschikbare budget, de geraamde en gerealiseerde baten en lasten van hulp bij het huishouden. De gemeente heeft de beoogde bezuiniging gerealiseerd.
3
PLAN VAN AANPAK Ter beantwoording van deze vragen zal de rekenkamer de volgende methoden gebruiken om gegevens te verzamelen: analyse van documenten, zoals beleidsnota’s en brieven, voortgangsrapportages, regelgeving, beschikbare onderzoeksrapporten, contracten met en verantwoordingsinformatie van zorgaanbieders m.b.t. klanttevredenheid; analyse van gegevens over aantal klanten en financiën uit gemeentelijke registraties; interviews met betrokken organisatieonderdelen van de gemeente; interviews met andere betrokken partijen, waaronder zorgaanbieders (thuiszorgorganisaties), vertegenwoordiging van mantelzorgers, organisaties voor informele zorg (vrijwilligersorganisaties) en cliënten (Wmo-raad); groepsinterviews met zorgverleners die rechtstreeks contact hebben met klanten: personeelsleden van de thuiszorg die hulp bij het huishouding leveren, medewerkers van het Wmo-loket; interviews met het Steunpunt mantelzorg Utrecht en een vrijwilligersorganisatie; meelopen met Wmo-loket (keukentafelgesprekken) en hulp bij het huishouden; een telefonische enquête onder klanten die via de gemeente hulp bij het huishouden krijgen; interviews met klanten (en desgewenst hun mantelzorgers) die nu hulp bij het huishouden van de gemeente ontvangen; opvragen van informatie die de gemeente en zorgaanbieders hebben over de klanttevredenheid en doelbereiking.
AFBAKENING VAN HET ONDERZOEK
Het perspectief van de klant staat in dit onderzoek centraal. De gevolgen van de bezuinigingen voor thuiszorgorganisaties, het personeel van de thuiszorg en mantelzorgers worden niet onderzocht. Het onderzoek richt zich op alle vormen van hulp om het huis schoon te houden die (mede) door de gemeente wordt betaald (HbH en HHT; zorg in natura en zorg via een persoonsgebonden budget). Hulp bij medische en persoonlijke verzorging aan huis die uit de zorgverzekering wordt betaald, valt buiten het onderzoek. De telefonische enquête en interviews zullen alleen gehouden worden onder klanten die zelf de regie over hun huishouding voeren (HbH1 en/of HHT). Wij richten ons vooral op de huidige situatie en de ervaringen daarmee, zodat de gemeente de verworven inzichten kan gebruiken bij de verdere ontwikkeling of bijstelling van het beleid in de toekomst. De wijze waarop de bezuinigingen zijn voorbereid en uitgevoerd en de wijze waarop bezwaar- en beroepsprocedures zijn verlopen zullen beknopt worden beschreven, maar niet grondig worden geëvalueerd.
4
ORGANISATIE EN PLANNING De volgende personen van de Rekenkamer Utrecht voeren het onderzoek uit: Sylvia van Leeuwen (onderzoeker/projectleider) Mario van den Berg (onderzoeker) Gerth Molenaar (secretaris/onderzoeker) Johan Snoei (onderzoeker) De planning van het onderzoek is als volgt: Fase
Planning
Product
Voorbereiding onderzoeksaanpak
Januari - februari 2016
Projectvoorstel
Uitvoering Onderzoek
Februari - juni 2016
Concept Nota van bevindingen
Wederhoor, ambtelijk
Juli-augustus 2016
Ambtelijke reactie en definitieve Nota van bevindingen
Eindrapport opstellen
Juli-augustus 2016
Concept Eindrapport
Wederhoor, bestuurlijk
September/ oktober 2016
Bestuurlijke reactie
Publicatie
Oktober/ november 2016
Eindrapport
CONTACTPERSONEN
Gerth Molenaar, secretaris Rekenkamer Utrecht:
[email protected]; 030-2861391 Sylvia van Leeuwen, onderzoeker Rekenkamer Utrecht (projectleider):
[email protected]; 030-2862104
5