Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) Opleiding: Food & Business, bachelor Varianten: voltijd Visitatiedatum: 26 april 2005
©NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, september 2005
2
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 9 10 10 13 13
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 29 32 34 37
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
41 43 45 49 50 52
3
4
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
5
6
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Food & Business van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in februari 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op 26 april 2005 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer dr. J.M. van der Meer (voorzitter, domein/werkveld Food & Business); De heer prof. dr. ir. J.C.M. van Trijp (domein/werkveld Food & Business, kennis van het hoger onderwijs); De heer W.P.N. Pennings (student-lid); De heer drs. G.J.H. Vermeulen (NQA-auditor). Het panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is in 1996 ontstaan door een fusie van de HEAO-Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. De HAN telt ruim 18.500 studenten en circa 1.700 medewerkers. Het onderwijsaanbod omvat 74 bachelor- en masteropleidingen. De HAN kent vier faculteiten en een academie; de faculteiten Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM), Economie en Management, Educatie, Techniek en de Informatica Communicatie Academie. De hogeschool heeft locaties in Arnhem en Nijmegen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
7
De bacheloropleiding Food & Business is een nieuwe opleiding binnen de HAN. De opleiding Food & Business is in studiejaar 2000/2001 ontstaan uit de vrije studierichting Voeding en Management binnen de opleiding Voeding en Diëtetiek. De eerste propedeusestudenten zijn gestart in het studieduur 2000/2001. De bacheloropleiding Food & Business maakte deel uit van de Faculteit GGM. Per januari 2005 is de opleiding door de Faculteit GGM overgedragen aan de Faculteit Economie en Management (FEM) en maakt Food & Business deel uit van het Institute of International Business and Communication, waarvan ook andere opleidingen deel uitmaken die de bachelortitel Commerce afgeven. De opleiding komt voort uit het samengestelde programma Voeding en Management, dat sterk was gebonden aan de opleiding Voeding & Diëtetiek van de Faculteit GGM. Het proces van ontvlechting met de opleiding Voeding en Diëtetiek vraagt tijd en voorbereiding; de opleidingen blijven daarom tot september 2005 nog als afdeling bijeen. De opleiding Food & Business wordt alleen in voltijd aangeboden. De opleiding is gehuisvest op de nieuwbouwlocatie van de HAN-campus te Nijmegen. De campus ligt aangrenzend aan het complex van de Radboud Universiteit Nijmegen. Er staan bij de opleiding in totaal 104 studenten ingeschreven. Jaarlijks schrijven zich ongeveer 30 nieuwe studenten in. Het onderwijs wordt verzorgd door 26 docenten; de omvang van het team is 14,11 fte (samen met de opleiding Voeding en Diëtetiek). De docent/studentratio per september 2004 is 1 : 29,7. De HAN heeft een grootschalige onderwijsvernieuwing ontwikkeld, de HAN Onderwijsflexibilisering, het HOF-project. Het project is van grote betekenis voor alle opleidingen. Doel van het project is innovatie van het onderwijs en de onderwijsorganisatie te bewerkstelligen. De onderwijsvernieuwing doet recht aan maatschappelijke ontwikkelingen door het onderwijs meer vraaggestuurd in te richten, waardoor de student verantwoordelijk wordt voor zijn eigen leerproces. De vernieuwing brengt met zich mee dat het onderwijs van de HAN, voor zover dat nog niet het geval is, gericht wordt op competentieleren. Uitgangspunt zijn realistische, complexe beroepstaken. Met het HOF-project wordt ook invulling gegeven aan de BAMA-structuur. Inhoudelijk verwante opleidingen worden gegroepeerd in domeinen. Food & Business valt als opleiding binnen de sector Hoger Economisch Onderwijs en is gegroepeerd in het domein Commerce. De opleiding heeft veel raakvlakken met andere opleidingen die ook de bachelortitel Commerce afgeven. De basisindeling voor elke leerroute is die van major en minor. In de major staan de beroepscompetenties waartoe wordt opgeleid centraal. Het kiezen van een minor geeft de student de kans om zich te profileren voor de arbeidsmarkt. Een minor is evenals de major ingericht rond een of meer beroepstaken en heeft een omvang van minimaal 30 EC’s. De realisering van het HOF-project zal vanaf september 2005 plaatsvinden, startend in het eerste studiejaar. In het HOF-project werkt Food & Business inhoudelijk nauw samen met andere opleidingen in het domein Commerce: de opleidingen Commerciële Economie, Small Business en Retail Management, International Business and Languages. De opleiding is onder de naam Voeding en Management voor het laatst gevisiteerd in februari 2000. De uitkomsten zijn vastgelegd in het rapport Voeding verantwoord (september 2000).
8
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA en die hieronder wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport en de bijlagen een duidelijke basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de opleidingen geldende domeinspecifieke referentiekader (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden (februari 2005), zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek (vanaf maart 2005). Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. Door middel van een agenderende audit zijn de belangrijkste agenda-onderwerpen voor het visitatiebezoek bepaald, zodat de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate konden voorbereiden op het visitatiebezoek. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met een representatieve vertegenwoordiging van docenten, studenten, werkveld, afgestudeerden en met het management. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
9
De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een detailrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het detailrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in juni 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in augustus 2005 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2005. Het visitatierapport is vervolgens ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het detailrapport. Wat betreft de benchmarking wordt een vergelijk gemaakt met andere soortgelijke opleidingen in Nederland. Voor de landelijke vergelijking maakt het panel gebruik van de centraal geregistreerde gegevens van het CRIHO, aangezien deze een vergelijkbaarheid mogelijk maken. Dit in tegenstelling tot opleidingseigen kengetallen met verschillen in definitie en registratie. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Aan het eerste facet van dit onderwerp is voor de opleiding Food & Business een ‘goed’ toegekend. Voor het tweede en derde facet werd eveneens het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief.
10
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel van de opleidingen Food & Business. Dit is vastgelegd in het Opleidingsprofiel Voeding en Marketing (1999). Het opleidingsprofiel is tot stand gekomen op basis van een analyse van personeelsadvertenties waarvoor afgestudeerden in aanmerking komen, gesprekken met beroepsverenigingen en enquêtes onder afgestudeerden. Op basis van het landelijke opleidingsprofiel heeft de opleiding Food & Business in Nijmegen haar eigen eindtermen geformuleerd. Internationalisering is een belangrijk speerpunt van de opleiding. Specifieke aandachtsgebieden van de opleiding zijn: consumentenbehoeften, productmanagement, sensorisch onderzoek, productbeleid, kwaliteitszorg, merkenstrategie en communicatiebeleid. Andere opleidingen Food & Business kiezen eveneens eigen accenten zoals sensorisch onderzoek, toegepast onderzoek en productontwikkeling. 1.5.2 Programma De facetten ‘Eisen hbo’, ‘Relatie doelstellingen en inhoud programma’, ‘Samenhang in het opleidingsprogramma’, ‘Studielast’, ‘Instroom’, ‘Duur’ en ‘Afstemming tussen vormgeving en inhoud’ zijn gewaardeerd met het oordeel ‘goed’. Aan het facet ‘Beoordeling en toetsing’ is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De opleiding scoort ‘goed’ op het facet ‘Eisen hbo’. De facetten ‘Kwantiteit personeel’ en ‘Kwaliteit personeel’ zijn als ‘voldoende’ gekwalificeerd. Het oordeel op dit onderwerp is dan ook positief. 1.5.4 Voorzieningen Het facet ‘Materiële voorzieningen’ is gewaardeerd met het oordeel ‘goed’. Aan het facet ‘Studiebegeleiding’ is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De facetten ‘Evaluatie resultaten’ en ‘Maatregelen tot verbetering‘ zijn met een ‘goed’ beoordeeld. Aan het facet ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp interne kwaliteitszorg is dan ook positief. 1.5.6 Resultaten Voor de opleiding zijn de facetten ‘Gerealiseerd niveau’ en ‘Onderwijsrendement’ met een ‘voldoende’ beoordeeld. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief. De opleiding heeft het onderwijsrendement van de opleiding vergeleken met landelijke gegevens van de drie andere opleidingen Food & Business (zie bijlage 4) op basis van cijfers die via de website van de HBO-raad beschikbaar zijn (CRIHO-bestand). De kengetallen van de HAN wijken enigszins af van de door de opleiding vermelde gegevens in het zelfevaluatierapport, maar geven geen aanleiding tot andere conclusies. Uit de cijfers blijkt dat de instroom van de opleiding Food & Business Nijmegen de afgelopen jaren licht is gedaald. De opleiding Food & Business Nijmegen scoort op het punt van de
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
11
instroom gemiddeld. Gegevens over het rendement zijn beperkt beschikbaar aangezien de eerste studenten in het studiejaar 2003/2004 zijn afgestudeerd. Uit de gegevens blijkt dat het rendement van het eerste cohort (52% na vier jaar) ongeveer overeenkomt met het landelijke gemiddelde. De uitval na één jaar fluctueert weinig van jaar tot jaar en scoort gemiddeld. De uitval na drie jaar komt eveneens overeen met het landelijke gemiddelde. De verblijfsduur van studiestakers loopt op; in 2002 is de verblijfsduur gestegen tot 15,6 maanden. Dit is langer dan het landelijke gemiddelde. Over de studieduur van gediplomeerden zijn nog geen betrouwbare gegevens beschikbaar.
12
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau opleiding Food & Business Hogeschool Arnhem en Nijmegen Onderwerp/Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO-bachelor Totaal oordeel 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaal oordeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaal oordeel 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaal oordeel 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaal oordeel 6.1 Onderwijsrendement 6.2 Gerealiseerd niveau Totaal oordeel
1.7
Opleiding F & B Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding Food & Business van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen op alle zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. De opleiding voldoet op alle facetten aan de basiskwaliteit en gaat daar op vele facetten bovenuit, met name waar het gaat om de onderwerpen Doelstellingen en Programma.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
13
14
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
15
16
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Deel B: Facetten Onderwerp 1
Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • In 1999 hebben de toenmalige opleidingen Voeding en Marketing van de Hanzehogeschool Groningen en de Hogeschool van Limburg gezamenlijk het Opleidingsprofiel Voeding en Marketing (de benaming is in 1999 landelijk gewijzigd in Food & Business) opgesteld in samenspraak met het beroepenveld. Dit opleidingsprofiel is tot stand gekomen op basis van een analyse van personeelsadvertenties waarvoor afgestudeerden in aanmerking kwamen, gesprekken met beroepsverenigingen en enquêtes onder afgestudeerden. Op basis van dit landelijke opleidingsprofiel heeft de opleiding Food & Business in Nijmegen haar eigen eindtermen geformuleerd. Deze zijn samengesteld in overleg met het werkveld en met onderwijskundigen • Voor de structurering van de eindtermen worden door de opleiding zes onderwijsgebieden onderscheiden: (1) marketing-, verkoop-, account-, productontwikkelings-, inkoop-, promotie- en logistieke plannen opstellen en beheersen, (2) leiding geven en besluiten nemen in een veranderende organisatie, (3) markt-, sensorisch-, consumenten-, microbiologisch- en voedselconsumptie onderzoek zelfstandig opzetten, uitvoeren en conclusies trekken, (4) nieuwe productconcepten en product-markt-combinaties ontwikkelen dan wel aanpassen, (5) kwaliteits, Arbo, en milieu (Kam)-systemen opzetten en beheren in de voedingsmiddelensector en (6) strategische informatie in de voedselketen beheersen. Het panel is van oordeel dat de eindtermen een goed beeld geven van de verschillende taakgebieden van een beginnend beroepsbeoefenaar. • In 2003/2004 is een landelijk competentieprofiel voor de opleidingen Food & Business tot stand gekomen (De Foodmarketeer, Competentieprofiel 2003). Hierin worden drie niveaus beschreven waarop een afgestudeerde kan functioneren: strategisch, tactisch en operationeel. In het Opleidingsstatuut en onderwijsprogramma (2004) is een matrix weergegeven waarin de taken van een afgestudeerde en de verschillende niveaus zijn beschreven. • Het landelijke competentieprofiel is besproken in de Beroepenveldcommissie (BVC). Uit de notulen blijkt dat de BVC heeft ingestemd met het landelijke profiel. • De opleiding Food & Business gaat naar het domein bachelor of commerce en zal zich vanaf september 2005 gaan richten op de competenties zoals beschreven in Domeincompetenties Commerce (2004). Deze zijn in samenwerking met het werkveld
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
17
•
•
•
•
•
opgesteld door de sector HEO van de HBO-raad en besproken in de beroepenveldcommissie Food & Business. Internationalisering is een belangrijk speerpunt van de opleiding. Het Beleidsplan Internationalisering wordt eens per vijf jaar vastgesteld door het managementteam, na advisering door de contactpersoon internationalisering. Met dit beleidsplan sluit de opleiding aan bij de kerndoelstellingen van de Hogeschool. De HAN streeft er naar dat per cohort 10% van de studenten naar het buitenland gaat en een korte uitwisseling van studenten met één onderwijsinstelling in het buitenland. Zij streven ernaar jaarlijks tenminste één docent in het buitenland een gastcollege te laten geven. De opleiding participeert op dit moment in twee internationale projecten en er zijn verscheidene samenwerkingsverbanden. Specifieke aandachtsgebieden van de opleiding zijn: consumentenbehoefte op het gebied van voeding; productmanagement, sensorisch onderzoek en ideeën voor productsamenstelling; interne en externe klantgerichtheid; productbeleid; kwaliteitszorg; merkenstrategie; communicatiebeleid (Opleidingsstatuut en Onderwijsprogramma 20042005 Food & Business). Op basis van haar internationale contacten stelt de opleiding vast dat er geen goed vergelijkbare hbo-bachelor opleidingen zijn buiten Nederland, dat wil zeggen opleidingen die commerciële beroepstaken koppelen aan zowel voedingsinzichten als producten voor de industrie en de levensmiddelenhandel. Wel zijn er elders opleidingen die in zekere mate vergelijkbaar zijn zoals de Oecotrophologie opleidingen aan de Duitse Fachhochschule, de Engelse bachelorstudierichtingen Food Science en de Zweedse universitaire studies Kostvetenskap. Voorts zijn er opleidingen op het gebied van catering en horeca die naast management en commerciële vakken ook food in de zin van levensmiddelen en recepturen in hun programma aanbieden. Deze opleidingen zijn te vinden aan de Fachhochschulen in Oostenrijk, Frankrijk en bacheloropleidingen voor de cateringindustrie in Groot Brittannië. Afgestudeerden van de opleiding Food & Business komen terecht in de voedings- en genotmiddelenindustrie, de levensmiddelenhandel of overige functiegebieden zoals consultancy of zelfstandig ondernemerschap. Met het HOF-project zal de aansluiting op het domein Commerce een belangrijke rol gaan spelen bij de invulling van het onderwijs op basis van het nieuwe competentieprofiel De Foodmarketeer; Competentieprofiel 2003 (vastgesteld door het landelijk overleg van de vier opleidingen Food & Business).
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.
18
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel van de opleidingen Food & Business. Dit is vastgelegd in het opleidingsprofiel Voeding en Marketing (1999), opgesteld door de Hanzehogeschool Groningen en de toenmalige Hogeschool van Limburg (zie 1.1). De op grond van dit profiel door de opleiding geformuleerde eindtermen zijn gericht op het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar (hbo-bachelor). • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding in een matrix de eindtermen gekoppeld aan de vijf Dublin Descriptoren en aan de vertaling hiervan naar generieke kwalificaties hbobachelor. De matrix laat zien dat de eindtermen aansluiten bij deze internationaal geaccepteerde aanduiding voor het hbo-bachelor niveau. • De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat bij de doelstellingen van de opleiding de algemene hbo-kwalificaties zijn meegenomen, hoewel ze niet altijd expliciet in de eindtermen zijn opgenomen. Het panel stelt vast dat een groot aantal eindtermen zodanig is geformuleerd dat het behalen ervan impliciet een of meer generieke kwalificaties hbobachelor vereist.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Goed
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De eindtermen van de opleiding Food & Business zijn gebaseerd op het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel (zie 1.1). Deze eindtermen zijn gevalideerd door het beroepenveld en komen overeen met de benodigde vaardigheden voor de meest voorkomende beroepen op het terrein van Food & Business. • De opleiding leidt studenten op die marketing- en managementfuncties gaan vervullen in profit-organisaties in de voedings- en genotmiddelenindustrie en -handel. De algemene functieaanduiding is foodmarketeer. In het beroepsprofiel worden het werkveld en de mogelijk door afgestudeerden te vervullen functies nader beschreven. Kerntaken zijn onderzoekstaken, commerciële taken, ontwerptaken, en beheertechnische taken, samenwerkingstaken en rapportagetaken. Alle taken hebben te maken met het vermarkten van voedsel. Het zelfevaluatierapport bevat een overzicht van voorbeeldfuncties die afgestudeerden kunnen vervullen. Het niveau van de functies varieert: operationeel, tactisch en strategisch. In kleinere bedrijven worden de verschillende niveaus vaak samengebracht in één functie. Startersfuncties zijn over het algemeen meer operationeel en beleidsvoorbereidend. Doorgroei vindt vooral plaats op tactisch en strategisch niveau.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
19
• De opleiding noemt in het zelfevaluatierapport een aantal ontwikkelingen in de voedingsen genotmiddelenindustrie: internationalisering en fusies, veranderingen in consumentengedrag en toenemende aandacht voor milieu- en kwaliteitszorg. Door Europese wetgeving is in de foodsector veel aandacht voor ketenintegratie. Het panel herkent deze ontwikkelingen en stelt vast dat deze (soms impliciet) in de eindtermen afdoende tot uitdrukking komen.
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
Goed
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel is ‘goed’ gebaseerd op de volgende argumenten: • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat zij op verschillende manieren studiemateriaal ontleent aan de beroepspraktijk. Zo wordt er studiemateriaal voor opdrachten in projectonderwijs aan de praktijk ontleend. Er worden gastcolleges gegeven, er wordt gewerkt met casussen uit de praktijk, er worden excursies georganiseerd, er is informatie over het trendthema rondom een actueel thema en studenten voeren buitenschoolse studieopdrachten uit. Studenten en alumni zijn zeer tevreden over met name de projectopdrachten omdat deze een directe link hebben met de praktijk en omdat de theorie in de projecten kan worden toegepast. • De opleiding onderscheidt zich van de andere opleidingen Food & Business door meer nadruk te leggen op gezonde voeding. Ook is er relatief veel aandacht voor logistiek en economie. Het panel heeft vastgesteld dat dit weloverwogen keuzes van de opleiding zijn. • Studenten zijn van mening dat de propedeuse een goed beeld geeft van de inhoud van de opleiding en de werkvormen. Veel aspecten die te maken hebben voeding komen aan de orde en studenten krijgen naar eigen zeggen een goed beeld van de beroepspraktijk. Niettemin pleiten zij ervoor het aantal excursies uit te breiden en meer gastdocenten uit te nodigen. • Bestudering van het studiemateriaal door het panel laat zien dat vakliteratuur (boeken, artikelen en digitale bronnen) overal in het onderwijs gebruikt wordt voor het verwerven van kennis. Het actueel houden van de literatuur is de verantwoordelijkheid van de docent. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding gebruik maakt van relevante en actuele vakliteratuur. Wel valt op dat slechts in beperkte mate gebruik wordt gemaakt van buitenlandse vakliteratuur (afgezien van het onderwijs in de vreemde talen). 20
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
• In het onderwijsprogramma is veel ruimte voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden, zoals managementvaardigheden, productontwikkelingsvaardigheden, gespreksvoering en markt)onderzoeksvaardigheden. Practica, open shop en skills lab zijn daarbij belangrijke werkvormen. • In het onderwijs wordt gebruik gemaakt van speciale, in de beroepspraktijk gangbare, software, bijvoorbeeld ‘Becel’ (een voedingsberekeningsprogramma) of ‘Nutrace’ (ten behoeve van tracking en tracing). De opleiding geeft terugkoppeling aan het werkveld over de ervaringen met deze programma’s. • Interactie met de beroepspraktijk vindt plaats via stage, afstuderen, werkveldoriëntatie (door studenten en docenten), vakliteratuur en participatie in kenniskringen. • In het derde jaar lopen de studenten een praktijkstage (28,6 EC’s). Hierin ligt de nadruk op oriëntatie en deelname aan de werkzaamheden die de student ook na zijn studie zal verrichten. Tijdens de stage voert de student een aantal vakgerichte opdrachten uit. Tijdens terugkomdagen delen zij stage-ervaringen met andere studenten door onder andere werkveldpresentaties. De opleiding stelt vooraf eisen waaraan een stage moet voldoen (Stagevoorbereiding en verwerking 2004 F&B en Regeling afstudeerfase Food & Business). • De kwaliteit van de stage wordt afgemeten aan de aard van de stageverlenende organisatie en het niveau van de stageactiviteiten en de begeleiding. Het stagewerkplan en stagelogboek bieden hier controle op. Het niveau van de stages wordt systematisch geëvalueerd door begeleiders. Het panel heeft aan de hand van de verslagen en gesprekken geconstateerd dat de stageopdrachten relevant zijn voor de opleiding en dat het niveau adequaat is. • Ter voorbereiding op de afstudeerfase (30 EC’s) volgen studenten de module ‘voorbereiden afstudeerfase’. Het afstuderen bestaat uit het uitvoeren van een opdracht in de praktijk, het schrijven van een rapport hierover en dit verdedigen in een eindgesprek (Regeling afstudeerfase Food & Business). • De opleiding onderhoudt contacten met het lectoraat ‘Logistiek’ sinds de opleiding in januari is overgegaan naar de Faculteit Economie en Management. Effectief zal de opleiding vanaf 1 september 2005 in het kader van het HOF tot het domein Commerce behoren. • In het Beleidsplan Internationalisering (2005) voorziet in concrete activiteiten. Regelmatig volgen studenten hun stage buiten Nederland of ronden zij hun studie af met een afstudeerproject in het buitenland. • In het curriculum zijn Engels en Duits als vreemde taal opgenomen. Beide talen worden op twee niveaus aangeboden. De opleiding kiest voor Duits omdat Duitsland voor ons land voor levensmiddelen de belangrijkste handelspartner is. Bij Duits start de opleiding voor de student op nulniveau. • Studenten worden in staat gesteld 11,4 EC’s (8 ‘oude’ studiepunten) vrij in te vullen. De opleiding heeft de invulling van de vrije keuzeruimte een eigen aanbod ontwikkeld. Dit aanbod voorziet in programma-onderdelen als Mini-onderneming (de onderneming wordt opgezet door een groep studenten; binnen de onderneming worden alle met de uitoefening van de onderneming samenhangende functies door de deelnemers vervuld),
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
21
Food Service Management en Hospitality (cateringprogramma waarin het werkveld en de cateringindustrie aan de orde komen) en Voeding en Gezondheid. • De opleiding participeert in twee internationale projecten. Een project voor de ontwikkeling van de module ‘Effect of consumer perception on food product development’ en een project waarin de module ‘Food safety’ wordt ontwikkeld. Beide modulen worden in het programma geïmplementeerd. • De alumni geven aan dat de meeste docenten de actualiteit in het onderwijs verwerken. De studenten geven in het gesprek aan dat de praktijkgerichtheid in projecten goed naar voren komt en deze ook heel reëel is. • In het Studenttevredenheidsonderzoek (2004) oordeelt 84% van de studenten positief over de gerichtheid van de opleiding op de beroepspraktijk. Ook vindt 79% van de studenten dat de opleiding voorziet in een goede beroepsvoorbereiding. Verder blijkt uit het Studenttevredenheidsonderzoek dat 79% van mening is dat het niveau van de opleiding voldoet aan de verwachtingen.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding heeft op heldere wijze haar curriculum in verband gebracht met de eindkwalificaties. In de matrix Match eindtermen met onderwijseenheden maakt zij inzichtelijk hoe de eindtermen van de zes onderwijsgebieden zijn toebedeeld aan de verschillende curriculumonderdelen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat alle (sub)eindtermen - op twee na - aan bod komen in het onderwijs. De twee eindtermen zijn ‘de uitvoering van de productontwikkelingsplannen evalueren’ en ‘de uitvoering van de inkoopplannen evalueren’. Verder blijkt uit de matrix dat de meeste eindtermen bij meerdere onderwijseenheden aan bod komen. De stage- en afstudeerperiode zijn expliciet niet meegenomen in de match omdat vrijwel alle eindtermen in die perioden aan bod kunnen komen. Het panel is van mening dat de stage- en afstudeerperiode wel in de matrix kunnen worden opgenomen omdat er specifieke programmadoelen aan bod komen. • In de programmaboeken van modulen en projecten en in de studiegids zijn voor ieder curriculumonderdeel programmadoelen opgenomen. Het panel stelt vast dat de programmadoelen duidelijk en voldoende concreet zijn geformuleerd. Dit blijkt ook het gegeven dat de studenten naar eigen zeggen gebruik maken van de doelen bij hun voorbereiding op tentamens. Voorts heeft het panel vastgesteld dat de leerstofinhouden goed aansluiten bij de geformuleerde programmadoelen. 22
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
• Het curriculum is opgebouwd uit periodes, vier periodes per jaar. Iedere periode bestaat uit een project en flankerende modulen. De studenten lopen stage in het derde jaar (28,6 EC’s) en zijn bezig met hun afstuderen in de laatste twee periodes van het vierde jaar (30 EC’s). • De studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij bekend zijn met de doelstellingen van de opleiding. Ook geven sommige docenten een toelichting op de plaats van een module in het programma als geheel.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Goed
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding kent een fasering die gebaseerd is op de leerroute van de student. In de propedeuse staat de vraag centraal wat een voedingskundig marketeer moet kunnen en wat daarvoor nodig is. Het eerste jaar van de hoofdfase is vooral gericht op verbreding van inzicht en kennis van de werking van de commerciële voedingswereld. Daarna volgen twee verdiepingsfasen. Tijdens de stage in het derde studiejaar, de instrumentatie fase, leert de student te functioneren in het werkveld. Het afstudeerproject tenslotte biedt de student de gelegenheid zich te specialiseren. • In de studiegids is voor ieder studieonderdeel aangegeven wat het instapniveau en hoe de aansluiting met andere modules is. Volgens de studenten is er in de praktijk niet of nauwelijks sprake van hiaten of onnodige overlap tussen de modules. • De verticale samenhang in het programma wordt gerealiseerd doordat de projectmodulen en de daarbij behorende flankerende modulen rondom een zevental thema’s gecentreerd zijn. Deze thema’s zijn: voedingsgedrag, producentengedrag, communicatie tussen consumenten en producenten, consumentengroepen, kwaliteit produceren in de voedselketen, producentengroepen en strategische informatievoorziening in de voedselketen. De eerste drie thema’s zitten in de propedeuse. Consument en producent staan centraal in de gehele opleiding, waarbij tijdens de hoofdfase achtereenvolgens sprake is van verbreding, verdieping en specialisatie. Het panel vindt de opbouw van de thema’s uitstekend. • De horizontale samenhang in het programma wordt gerealiseerd doordat in de flankerende modulen aan de projecten verwante lesstof wordt aangeboden. De studenten waarmee het panel sprak geven aan dat de in de ondersteunende modulen aangeboden stof aansluit op de projecten (‘alles komt terug in de projecten’). • Het panel constateert dat het talenonderwijs, in het bijzonder het Engels, is versnipperd over de jaren en weinig geïntegreerd is in het programma. Voor Duits zijn wel twee opdrachten in de projecten opgenomen. • Mede om de samenhang in het programma te borgen, hanteert de opleiding een systeem van voorbereidende en evaluatieve teamvergaderingen. Via de kernteams wordt de samenhang in het programma geborgd.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
23
• Uit het Studenttevredenheidsonderzoek (2004) blijkt dat 74% van de studenten tevreden is over de samenhang tussen de verschillende studieonderdelen. Uit de Projectevaluaties (2002-2004) blijkt dat 78% van de studenten tevreden is over de samenhang tussen de onderdelen van het project.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Food & Business wil een efficiënte studievoortgang bevorderen door een evenwichtige verdeling van de studielast. Het themateam waakt hierover, zij dienen adequaat te reageren op een onevenwichtige verdeling en knelpunten door te geven aan de afdelingsdirecteur. • De studielast wordt ook bewaakt aan de hand van mondelinge evaluaties tijdens de mentoruren. Studenten kunnen hier hun klachten over de studielast inbrengen waarna er op adequate wijze op gereageerd kan worden. • De tentamen- en hertentamendata worden aan het begin van het studiejaar bekend gemaakt, zodat studenten hier vooraf rekening mee kunnen houden tijdens het plannen van hun studie. Per tentamen is er in hetzelfde studiejaar één herkansingsmogelijkheid. • Wanneer een student vertraging oploopt, bestaat de mogelijkheid tot een aangepaste leerroute in samenspraak met de studieadviseur. • In het gesprek met de studenten heeft het panel vernomen dat het programma een behoorlijke inzet van de studenten vraagt. Met name onderdelen als scheikunde en marketing worden als pittig ervaren, maar het programma als geheel is in de optiek van het panel zeker niet te zwaar. • Het panel heeft geen aanwijzingen dat er sprake is van grote piekbelasting. Ook heeft het panel geen aanwijzingen dat andere factoren die de studievoortgang in negatieve zin beïnvloeden een rol van betekenis spelen. • Uit het Studenttevredenheidsonderzoek (2004) blijkt dat 89% van de studenten vindt dat de opleiding te doen is in gesteld tijd. Uit de Module evaluaties 2002-2004 blijkt dat hier wel een sterke variatie in zit per module. De tevredenheid varieert van 41% tot 100%. Uit Monitoring Projectevaluaties blijkt dat de projecten te doen zijn in de gestelde tijd (96%). De spreiding van de studiebelasting van het project over de lesweken scoort 64% tevredenheid (Projectevaluaties 2002-2004). In het gesprek met het panel geven de studenten aan dat het programma goed studeerbaar is, maar dat ze er wel hard voor moeten werken. • Slechts 26% van de studenten is van mening dat het rooster een goede spreiding van de studielast bevordert (Studenttevredenheidsonderzoek 2004). De opleiding geeft naar
24
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
aanleiding van gesprekken met studenten aan dat dit wordt veroorzaakt door te veel tussenuren en omdat de studie lastig te plannen is in combinatie met privé activiteiten.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • Gedurende studiejaar 2003/2004 is gewerkt aan een structurele samenhangende aanpak van de aansluitingsvraagstukken vo-hbo en mbo-hbo op hogeschoolniveau en een geïntegreerd instroommanagement (Naar een HAN-breed instroommanagement). Specifieke doelstellingen voor de opleiding zijn opgenomen in het rapport Advies over aansluiting vooropleiding op de opleiding Food & Business en de opleiding Voeding en Diëtetiek (2005). • Toelating tot de opleiding Food & Business is mogelijk met een havo of vwo diploma, ongeacht het profiel. Het profiel Economie en Maatschappij sluit echter het beste aan. Studenten met een mbo diploma op niveau 4 zijn tevens toelaatbaar tot de opleiding (Opleidingsstatuut en Onderwijsprogramma Food & Business 2004/2005). • Met alle mbo-instromers die zich voor half juni inschrijven wordt een intakegesprek gehouden. Op basis hiervan krijgt de student advies over de aansluiting en over eventuele vrijstellingen. Studenten met een mbo-diploma Levensmiddelentechnologie op niveau 4 kunnen een door de examencommissie goedgekeurde driejarige route volgen. Voor studenten met een mbo-diploma Horeca, Brood en banket of Slagerij- en vleessector is er een 3,5-jarige route. Ook met andere studenten zullen, waar dit mogelijk en zinvol is, intake-assessments worden gehouden. • Studenten maken aan het begin van de propedeuse een aantal voorkennistoetsen. Naar aanleiding van de resultaten hiervan kunnen zij een deficiëntiemodule volgen. Het betreft de modulen Engels, Wiskunde, Economie en WORD. Voor het onderwijs in de vreemde talen kan een student op twee niveaus instappen. Bij Engels wordt ervan uitgegaan dat de student kan voortbouwen op kennis uit de vooropleiding. Als dat niet het geval is kan de student een deficiëntiemodule volgen. • Om zicht te houden op de ontwikkelingen in het Voortgezet Onderwijs worden bijeenkomsten met decanen en docenten uit het voortgezet- en hbo-onderwijs georganiseerd. Sinds twee jaar zijn er ook contacten met aansluitende mbo-opleidingen. Op deze manier houdt de opleiding de aansluiting nauwlettend in de gaten. • Om studenten te introduceren in de verschillende werkvormen van de opleiding krijgen zij aan het begin van de studie uitleg en instructie over de verwachte inzet van de student en de opzet en inrichting van het projectonderwijs. Hiervoor is een speciale module ontwikkeld (module BF41: Oriëntatie op studie en beroep).
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
25
• De opleiding hecht veel belang aan goede voorlichting. Er worden diverse voorlichtingsdagen en -avonden en meeloopdagen gehouden om dit te bewerkstelligen. De studenten zijn van mening dat de opleiding erin slaagt door middel van de voorlichtingsactiviteiten een reëel beeld te geven van de opleiding en de beroepsmogelijkheden. • Uit het Studenttevredenheidsonderzoek (2004) blijkt dat 79% van de studenten positief oordeelt over de aansluiting van de opleiding op hun kennis en ervaring. Ook vindt 89% van de studenten dat de opleiding goed aansluit bij hun verwachtingen.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De studiepunten van de afzonderlijke programmaonderdelen zijn vermeld in de studiegids van de opleiding. Naast de European Credits (EC’s) wordt de studielast ook uitgedrukt in (oude) studiepunten en studiebelastingsuren. Dit brengt echter wel met zich mee dat voor het aantal punten in EC’s met decimalen achter de komma wordt gewerkt. Het panel pleit voor het gebruik van ronde getallen. De totale omvang van het programma bedraagt 240 EC’s. Hiermee voldoet de opleiding aan de formele eis met betrekking tot de omvang van het curriculum van de hbo-bachelor. • De totale omvang van 240 EC’s is gelijkmatig verdeeld over de verschillende onderwijsperiodes. De studiepunten zijn per studiejaar, periode en onderwijseenheid verantwoord in het Onderwijs- en Examenregeling en de studiegids.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het onderwijsconcept van de opleiding Food & Business is geënt op het concept van de faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (mei 1997). Met de bijstellingen in 1999/2000 is meer nadruk komen te liggen op leren leren, vaardigheden en op algemene hbo-kwalificaties. • Het concept bevordert, aldus de opleiding, dat projectonderwijs en flankerend onderwijs op elkaar aansluiten. Het onderwijs is opgebouwd rond projectonderwijs, wat als werkvorm past in het didactisch concept van de opleiding. In de projecten worden veelal
26
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
•
•
•
•
aan de praktijk ontleende opdrachten uitgevoerd, waarvoor in de flankerende modulen de theoretische onderbouwing wordt aangereikt. De centrale werkvorm is projectonderwijs. Studenten werken in groepen aan een opdracht die verband houdt of direct is ontleend aan relevante beroepssituaties. Deze vorm sluit volgens het panel goed aan bij het principe van leren leren. Tot voor kort zijn studenten vrijgelaten in het onderling verdelen van rollen in de projecten. Dit heeft er volgens de studenten toe geleid dat vooral rollen werden gekozen waarin studenten al goed waren, bijvoorbeeld het oplossen vragen op het gebied van economie of marketing. Thans gaat de opleiding dit tegen door de verdeling van rollen in de projecten gericht aan te sturen. Overige werkvormen die worden gehanteerd zijn zelfstudie, werkgroepen, tutorgroepen, hoor,- instructie,- en responsiecolleges, practica en trainingen in het skillslab. Het panel stelt vast dat er sprake is van gevarieerde werkvormen. Het studiemateriaal stelt studenten in staat in de loop van de studie in toenemende mate zelfstandig te werken aan taken en opdrachten. Aldus wordt een beroep gedaan de op zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid van de studenten. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek (2004) blijkt dat 83% van de studenten vindt dat tijdens de opleiding zelfstandig studeren wordt gestimuleerd. In de Module evaluaties 2002-2004 oordeelt 66% van de studenten hierover positief.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding maakt gebruik van een mix aan toetsvormen. Voor de toetsing van projecten en modulen is in het Toetsbeleidsplan afdeling voeding (2004) een aantal uitgangspunten geformuleerd en verduidelijkt. De opleiding kent een toetscommissie die de kwaliteit van de toetsen bewaakt. Dit gebeurt door nieuwe toetsen kritisch te bekijken en de overige toetsen steekproefsgewijs door te lichten. Ook wordt gereageerd op klachten van studenten. • Elke toets omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student en de beoordeling van de uitkomst van dat onderzoek. Er wordt gebruik gemaakt van formatieve en summatieve toetsen. Formatieve toetsen geven de student informatie waarmee hij zijn eigen ontwikkeling kan sturen en summatieve toetsen zijn gericht op de competenties die nodig zijn om een beroepstaak uit te voeren en op de bijbehorende gedragsindicatoren ter afsluiting van het betreffende programmaonderdeel. Binnen de projecten vindt een op leren leren gerichte procesbeoordeling plaats. In een individueel logboek doen de studenten verslag van hun eigen leerproces, wat aan de hand van criteria door de tutor wordt beoordeeld. Per projectgroep wordt ook wekelijks een groepslogboek bijgehouden en vindt twee keer een formatieve self- en peer beoordeling plaats van de projectvaardigheden. Bovenstaande gecombineerd met het eindproduct
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
27
•
• •
•
•
28
geeft de eindbeoordeling. Deze individuele en groepslogboeken zijn tevens een methode om meeliften tegen te gaan. Mochten er toch meelifters zijn, dan worden deze in de groep aangesproken. Soms krijgt een student een extra opdracht of wordt iemand uit de groep gezet. Ook door iedereen binnen een projectgroep een eigen rol te geven en een willekeurige student het project te laten presenteren wordt meeliften tegengegaan. Tijdens de flankerende modulen vindt toetsing van kennis en inzicht plaats door middel van toetsen met open en gesloten vragen. Bij deze flankerende modulen wordt veel gebruik gemaakt van ja/nee/? toetsen. In het gesprek met het panel geven de studenten aan dit geen fijne manier van toetsen te vinden. Door het bedenken van de juiste strategie voor het beantwoorden van de vragen, hoef je niet alle stof te leren. Sinds september 2004 is een maatregel van kracht om dit tegen te gaan. Per toets mag maximaal 25% van de vragen met een vraagteken worden beantwoord. De opleiding biedt studenten die met deze toetsvorm problemen hebben de mogelijkheid tot het doen van een mondeling tentamen. Het panel heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat de toetsen met open vragen kwalitatief goed zijn; de toetsen vragen van de student vooral de leerstof toe te passen en inzicht te tonen. De practica worden veelal beoordeeld op grond van aanwezigheid en voldoende actieve participatie. Na het bekendmaken van de toetsuitslagen vindt er een toetsbespreking plaats, waar de studenten hun eigen werk kunnen inzien. Per jaar is er een toets aan het eind van het blok en een herkansing in de loop van het studiejaar, in een week waarin de student studieruimte heeft. De beoordeling van het afstuderen bestaat uit drie onderdelen: een eindgesprek, een scriptie en een afstudeerpresentatie. De studenten studeren doorgaans in tweetallen af. De beoordeling van het afstuderen moet volgens de opleiding individueel gebeuren, maar in de praktijk blijkt het zo te zijn dat duo’s exact dezelfde feedback en beoordeling krijgen. Het panel vindt dat de opleiding meer recht moet doen aan de individuele prestaties van de studenten. De studenten zijn tevreden over de toetsing. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat 94% van de studenten van mening is dat de tentamens en opdrachten goed aansluiten op de programmadoelen. Op de vraag of de toetsing een goede afspiegeling is van de leerstof wordt wisselend geantwoord; gemiddeld is 66% hier tevreden over (Module evaluaties 2002-2004). Ook in de gesprekken geven de studenten aan tevreden te zijn over de toetsing, met uitzondering van de ja/nee/? toetsen. De tentamens vormen een goede afspiegeling van de leerdoelen, waardoor veel studenten naar eigen zeggen, voorafgaand aan het tentamen de leerdoelen doornemen. De alumni geven in het gesprek aan dat er vaak meerdere studieonderdelen in één tentamen zitten (geïntegreerde toetsing), wat zij als lastig ervaren.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Goed
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding streeft ernaar dat tenminste 33 procent (HAN-norm) van de docenten recente praktijkervaring heeft door praktijkwerkzaamheden naast het werk voor de opleiding of door niet langer dan twee jaar geleden in de praktijk werkzaam te zijn geweest. Het panel heeft de cv’s van de docenten ingezien en stelt vast dat er op dit moment één docent ook in de praktijk werkzaam is en een aantal nieuwe docenten recent uit het werkveld komt. Drie docenten maken deel uit van landelijke kenniskringen. Hiermee wordt voldaan aan de norm van de hogeschool. • De docenten onderhouden ook contacten met het werkveld door de begeleiding van stages en afstudeeropdrachten. Het panel heeft vernomen dat deze contacten intensief zijn en positief worden gewaardeerd. Daarnaast doen docenten kennis op van het werkveld via studiedagen, excursies, bijeenkomsten en netwerken van deskundigen, contacten in het kader van ontwikkeling en onderhoud van werkveld. Er bestaat de mogelijkheid tot het lopen van docentstages. • De opleiding streeft naar versterking van professionaliteit van docenten, onder meer door intercollegiale consultatie. Belangrijk aandachtspunt is ook het meer betrekken van de actuele ontwikkelingen in de actuele beroepspraktijk in het onderwijs. Het panel heeft van de studenten vernomen dat docenten vaak actuele ontwikkelingen en nieuwsfeiten in hun lessen verwerken; wel worden er ten aanzien hiervan verschillen tussen docenten gesignaleerd. • Recent is een aantal jonge docenten aangetrokken uit het bedrijfsleven. Studenten waarderen deze docenten positief, maar stellen tevens vast dat ook de meeste oudere docenten weten wat er in de praktijk omgaat. • De afdeling kent twee kernteams, Food & Business en Voeding en Diëtetiek, waarvan de docenten volledig of nagenoeg volledig in één van de twee opleidingen werkzaam zijn. • De opleiding geeft in de zelfevaluatie aan dat zij voor specialistische onderdelen uit het curriculum mensen uit de beroepspraktijk aantrekt, maar ook voor het geven van gastcolleges. Het panel heeft echter vastgesteld dat er nog niet zo veel gebruik wordt gemaakt van gastdocenten. • Uit het Studententevredenheidsonderzoek (2004) blijkt dat 89% van de studenten vindt dat docenten voldoende deskundig zijn.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
29
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De afdeling heeft nog twee kernteams: voor Voeding en Diëtetiek enerzijds en voor Food & Business anderzijds. Omdat er veel uitwisseling plaatsvindt tussen de twee kernteams zijn de kengetallen bepaald op basis van beide opleidingen. De afdeling telt in 2004 een vaste formatie van 11,83 fte en een flexibele formatie van 3,26 fte. De docent-studentratio is 1 : 29,7 voor 104 studenten Food & Business studenten. Hiermee wordt voldaan aan de HAN-norm. Het kernteam Food & Business bestaat uit 8 á 10 personen, waarvan 6 centrale docenten. Uit de gegevens blijkt dat de docent/studentratio de afgelopen jaren is gestegen van 1 : 23,1 tot 1 : 29.7. De huidige docent-studentratio wordt als hoog ervaren door de opleiding. Medewerkers geven aan dat er behoefte is aan extra personeel. In de streefformatie is een grotere differentiatie in functies dan in de werkelijke formatie aanwezig is. • Sinds 2004 wordt een nieuwe functieordening gehanteerd volgens de functiewaarderingsmethodiek van Hay. Dit met het oog op een transparante weging van functies en taken, heldere resultaatafspraken en verbetering van functionerings,- en ontwikkelingsgesprekken. • De gemiddelde leeftijd van docenten van de opleiding ligt relatief hoog. De meerderheid is tussen de 50 en 60 jaar, maar de laatste twee jaar zijn er ook meerdere medewerkers tussen de 25 en 34 aangetrokken. • Het ziekteverzuim binnen de afdeling is 3,0%; het ziekteverzuim van de gehele faculteit is 5,6%. De afdeling zit hiermee onder het gemiddelde van de faculteit en onder de streefnorm van de HAN (4%). • Uit de gesprekken, maar ook uit de resultaten van het Medewerkerstevredenheidsonderzoek (2003 en 2004) komt naar voren dat de werkdruk hoog is. Het panel ziet dit als een punt van zorg. De lage tevredenheid blijft, ondanks maatregelen als het inroosteren van grotere taken die niet tot de onderwijsuitvoering behoren en de aanschaf van meer computers. • De studenten geven aan dat docenten met name via internet goed bereikbaar zijn, hoewel niet iedereen even snel reageert. Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2004 blijkt dat 67% van de studenten vindt dat docenten voldoende bereikbaar zijn.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
30
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De HAN heeft in 2002 competentiemanagement voor onderwijzend personeel ingevoerd (HAN Competentieset). Er zijn 21 kerncompetenties geformuleerd voor het vervullen van diverse taken en functies. Voor docenten wordt uitgegaan van acht mogelijke docentrollen, te weten onderwijsgever, begeleider/coach/beoordelaar, onderwijsontwikkelaar, adviseur, coördinator, acquisiteur, projectleider en onderzoeker. Met behulp van de competentieset wordt de persoonlijke ontwikkeling van docenten besproken, waarbij wordt uitgegaan van de acht rollen en een set van 21 mogelijke competenties. • Jaarlijks houdt de afdelingsdirecteur functioneringsgesprekken met alle medewerkers in het kader van competentiemanagement (HAN functioneren en beoordelen). Aan de hand hiervan wordt onder andere het takenpakket opgesteld voor het volgende studiejaar. De module-evaluaties van studenten dienen als uitgangspunt voor dit functioneringsgesprek. Hierin worden ook afspraken gemaakt met betrekking tot de deskundigheidsbevordering. • Voor deskundigheidsbevordering heeft een docent tien procent van zijn taakomvang beschikbaar en bepaalt zelf de invulling hiervan. (Organisatiehandboek 2004). In teamverband worden elk jaar vier studiedagen georganiseerd waar elke docent geacht wordt aan deel te nemen. Onderling vindt gedurende het jaar intercollegiale consultatie plaats in intervisiebijeenkomsten. Het panel pleit voor een meer planmatige invulling van de activiteiten op het gebied van deskundigheidsbevordering. De veranderingen die het HOF-project met zich meebrengt, maakt gerichte aansturing nog urgenter. • De verschillende deskundigheden van de docenten zijn onder te verdelen in acht kennisdomeinen: voedings- en dieetwetenschappen, voedselbereiding, exacte wetenschappen en onderzoek, medische en biologische wetenschappen, sociale wetenschappen en communicatie, informatiekunde, marketing management en economie en vreemde talen. • Voor nieuwe docenten is een inwerkprogramma ontwikkeld. • Het panel stelt vast dat er geen specialisten zijn binnen de opleiding, maar dat er wel voldoende kennis aanwezig is. Toch zou meer differentiatie gewenst zijn. Voor de meer specialistische onderwerpen wil de opleiding meer gastdocenten inzetten, maar dit is in praktijk nog niet zo vaak het geval. • Het panel heeft op basis van de gesprekken de indruk dat er sprake is van medewerkers die betrokken en gemotiveerd zijn en samen een goed functionerend team vormen. • Studenten oordelen positief over de didactische vaardigheden van de docenten, hoewel er zeker wel sprake is van verschillen. Uit het Studententevredenheidsonderzoek blijkt dat 89% van de studenten vindt dat docenten voldoende behulpzaam zijn.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
31
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Food & Business is sinds augustus 2004 gehuisvest in een nieuw gebouw op de HAN-campus, waarin nagenoeg alle opleidingen van de faculteit Gezondheid Gedrag en Maatschappij zijn ondergebracht, en een deel van de opleidingen van de faculteit Economie en Management. Het panel heeft op basis van een bezichtiging een positieve indruk van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de voorzieningen gekregen. • Binnen het gebouw zijn naast verschillende onderwijslokalen, ook verschillende speciaal ingerichte ruimten aanwezig. Dit zijn een keuken, een demonstratie- en instructielokaal, een productleerlokaal, een chemielokaal, een (micro)biologielokaal, een sensorisch proeflokaal en skillslabs. Al deze lokalen zijn uitgerust met de nieuwste voorzieningen. • De nieuwe gebouw voorziet in een mooie mediatheek met studielandschap. Deze mediatheek heeft ruime openingstijden (tot 19.30 uur) om studenten te stimuleren om deze ook voor en na de piekuren te bezoeken. Naar eigen zeggen heeft deze maatregel effect. De mediatheek is voorzien van voldoende relevante literatuur. • Binnen het gebouw heeft iedere docent met een aanstelling van 0,5 fte of meer een eigen werkplek. Daarnaast zijn er zeven flexibele werkplekken voor medewerkers met een kleinere aanstelling. Iedere werkplek is voorzien van een pc. Uit het HAN MTO (2004) blijkt dat de medewerkers niet tevreden zijn over hun werkplekken (score 4,8, streefdoel is 7,0). De verhuizing heeft hier grote invloed op gehad. Inmiddels wordt aan oplossingen gewerkt. • In het nieuwe gebouw is er naast de standaard computerfaciliteiten de mogelijkheid voor studenten om een notebook aan te schaffen tegen gereduceerd tarief, waarmee ze kunnen inloggen op het draadloos netwerk. Hierdoor zal de drukte op de ‘vaste’ computers afnemen. • De opleiding streeft ernaar dat 70% van de studenten en van de docenten tevreden is over de kwaliteit van de voorzieningen. De uitkomsten van het Studenttevredenheidsonderzoek 2004 hebben betrekking op de voorzieningen in het oude gebouw. Veel knelpunten op het gebied van de voorzieningen zijn met de nieuwbouw aangepakt. Uit het tevredenheidsonderzoek blijkt dat 89% van de studenten tevreden is over de onderwijsruimten. Voorts vindt 56% van de studenten dat er voldoende studie- en werkruimtes zijn voor zelfwerkzaamheid. Slechts 21% van de studenten is tevreden over de computervoorzieningen. De bibliotheek en mediatheek voldoen volgens 63% van de studenten aan hun wensen.
32
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: studiebegeleiding • De studiebegeleiding bestaat uit vier verschillende begeleidings- en adviesfuncties: mentor, studieadviseur van de afdeling, decanaat en specialisten die verbonden zijn aan de Radboud Universiteit Nijmegen (RUN). De specifieke taken zijn vastgelegd in het Organisatiehandboek en in het Opleidingsstatuut. De studieloopbaanbegeleiding is georganiseerd op domeinniveau, omdat begeleiders zicht moeten hebben op het onderwijsaanbod in het gehele domein. • Iedere student krijgt in het eerste jaar een mentor toegewezen, die ook de tutor van deze student is in het projectonderwijs. In de hoofdfase mag de student zelf een mentor kiezen. Deze mentor is het eerste aanspreekpunt van de student en houdt de studievoortgang van de student in de gaten. Minimaal twee keer per jaar hebben zij een individueel gesprek. • Het werkveld is, evenals de studenten, tevreden over de wijze waarop de opleiding invulling geeft aan de begeleiding tijdens de stage en de afstudeeropdracht. Er is sprake van een actieve betrokkenheid en een goede sturing. • Studenten die aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse minder dan 37.18 EC’s (26 ‘oude’ studiepunten) hebben behaald, ontvangen een studieadvies waaraan een afwijzing is verbonden (bindend studieadvies) (BSA). Ook studenten die na twee jaar de propedeuse niet hebben afgerond, moeten de opleiding verlaten. • Studenten die geen 60 EC’s hebben behaald voor de propedeuse aan het einde van het eerste studiejaar dienen een studierouteplanning in te leveren, die door de coördinator van het onderwijsbureau wordt besproken met de studieadviseur. Studenten met een grote studieachterstand worden ook uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. In speciale gevallen kan gebruik worden gemaakt van het decanaat en de specialisten van de RUN. • De opleiding maakt werk van de staartproblematiek, dat wil zeggen studenten die te lang over hun studie doen. Studenten met een studieduur langer dan vijf jaar worden door het onderwijsbureau nauwgezet gevolgd en opgeroepen voor een gesprek. • Uit het Studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat 63% van de studenten van mening is dat zij bij studievoortgangsproblemen goed worden begeleid. Dit is onder de streefnorm van de hogeschool. In de Keuzegids 2004-2005 scoort de begeleiding bij de studievoortgang een 7,1. In het gesprek met de studenten komt naar voren dat de eerstejaars studenten minder enthousiast zijn over de begeleiding.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
33
informatievoorziening • De opleiding volgt de resultaten van studenten door middel van het VOLG+ systeem. Studenten krijgen twee keer per jaar een overzicht van hun studievoortgang. • Studenten worden geïnformeerd over het onderwijs via de studiegids, roosters, programmaboeken, boekenlijsten, prikborden, postvakjes, tijdens mentoruren en via de bladen ADINFO en Sensor. Een belangrijk informatiekanaal is ook het intranet van de HAN. • De uitkomsten van de Module evaluaties 2002-2004 wijzen uit dat 70% van de studenten tevreden is over de duidelijkheid van de informatie bij de aanvang van een module wat betreft organisatie, werkwijze en toetsing. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2004 blijkt dat slechts 39% van de studenten van mening is dat de les- en tentamenroosters op tijd bekend zijn. Het panel heeft van de studenten vernomen dat de problemen rond de roosters inmiddels zijn opgelost.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Food & Business hanteert een overzichtelijk kwaliteitszorgsysteem, dat staat beschreven in het document Kwaliteitszorgplan Food & Business, Voeding en Diëtetiek en Voeding en Management (2001-2006). Binnen dit plan worden vier zorggebieden onderscheiden, namelijk Onderwijs, Personeel, Infrastructuur en Materiële voorzieningen en Organisatie. Dit kwaliteitzorgplan zal aangepast worden vanwege de onderwijsvernieuwing in het HOF-project en de nieuwe HAN-kaders voor kwaliteitszorg. De afdelingsdirecteur is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het kwaliteitszorgbeleid. • In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen van meetinstrumenten die de opleiding gebruikt om de kwaliteit van het onderwijs of deelprocessen daarvan te meten. Doelgroepen zijn studenten, medewerkers, het werkveld en alumni (in september 2004 een telefonische enquête onder de eerste lichting alumni). • Voor alle evaluaties zijn streefcijfers benoemd. Een algemeen geldend streefdoel is 70% tevreden; dit geldt onder andere voor de tevredenheidsonderzoeken onder medewerkers en studenten. Wanneer gemeten wordt op een 4-puntsschaal, wordt als streefdoel gehanteerd dat tenminste 70% gescoord heeft in een van de twee positieve waarderingskolommen. Dit geldt onder andere voor module- en projectevaluaties. Wanneer gemeten wordt op een 10-puntsschaal, is het streefdoel een gemiddelde boven
34
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
de 7,0. Dit geldt onder andere voor de HBO-monitor, de Keuzegids Hoger Onderwijs en de tevredenheidsonderzoeken. • Ieder jaar wordt een beargumenteerde keuze gemaakt welke studieonderdelen geëvalueerd zullen gaan worden. Binnen een kwaliteitscyclus worden alle projecten minstens eenmaal geëvalueerd. Een project wordt in ieder geval in het eerste jaar van aanbieden geëvalueerd en het flankerend onderwijs in het volgende jaar.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding hanteert voor het vaststellen en uitvoeren van verbeteracties een zesjarige kwaliteitscyclus. Gedurende deze periode wordt continu in kortere PDCA-cycli gewerkt aan kwaliteitsverbetering op basis van concrete doelen. Op korte termijn zal, naar beleid van de HAN, het EFQM-model worden ingevoerd als referentiekader bij de beoordeling van de kwaliteitszorg. • In het kwaliteitzorgplan is uiteengezet wie verantwoordelijk is voor het uitwerken van verbeteracties. De kwaliteitszorgcoördinator rapporteert naar de verschillende teams, waarna in deze teams afspraken voor verbetering worden gemaakt. De afspraken worden opgenomen in het jaarlijkse activiteitenplan. Van de op hogeschoolniveau afgenomen enquêtes worden de resultaten onder docenten verspreid en besproken in de personeelsvergaderingen en de kernteams. Ook worden naar aanleiding van de uitkomsten van onderzoek onder studenten en medewerkers gesprekken georganiseerd om meer inzicht te krijgen in de achtergronden van negatieve uitkomsten en om passende verbeteracties op te zetten. • Om na te gaan of verbeteracties ook daadwerkelijk leiden tot meer studenttevredenheid, wordt bij scores beneden de streefnorm na een jaar opnieuw geëvalueerd. Wanneer bepaalde onderwerpen in het HAN Studententevredenheidsonderzoek niet aan het streefdoel beantwoorden, worden deze door de directeur besproken met de studenten. • Studenten worden in de gelegenheid gesteld klachten over de organisatie en het onderwijs met de mentor te bespreken tijdens het werkgroepuur. De mentor brengt aan de afdelingsdirecteur schriftelijk verslag uit van opmerkingen en klachten. • Het panel concludeert op basis van het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken dat naar aanleiding van gesignaleerde knelpunten ook daadwerkelijk verbeteracties worden opgezet. • In het Studenttevredenheidsonderzoek (2004) geeft 72% van de studenten aan dat klachten serieus worden genomen door de opleiding. Ook blijkt dat 95% van de studenten in het algemeen tevreden is over de opleiding.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
35
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • In het zelfevaluatierapport wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze studenten, medewerkers, afgestudeerden en het beroepenveld bij de kwaliteitszorg zijn betrokken. • Studenten worden op verschillende momenten schriftelijk bevraagd over het onderwijs, daarnaast vindt in de mentorgroepen mondelinge evaluaties plaats. Ook voor het vaststellen van verbeteracties worden studenten zo nodig bevraagd. Terugkoppeling over wat er met de resultaten wordt gedaan loopt via ADINFO. • De docenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg via de personeelsvergaderingen, het managementteam, het kernteam en het themateam. Alle docenten zijn verantwoordelijk voor het realiseren van verbeteracties. • Docenten en studenten worden in de opleidingscommissie vertegenwoordigd door vier medewerkers en vier studenten. De commissie adviseert de afdelingsdirecteur. Het panel heeft de verslagen van de vergaderingen ingezien en concludeert dat de opleidingscommissie haar taak op serieuze wijze invulling geeft. • De alumni worden betrokken bij de kwaliteitszorg door hun mening te vragen via de HBOMonitor. Dit kon tot voor kort niet omdat er nog te weinig alumni waren. In september 2004 zijn de afgestudeerden telefonisch ondervraagd. Op dit moment voert de opleiding geen alumnibeleid; wel worden de alumni op informele wijze door de opleiding gevolgd. • De inspraak van het werkveld is geregeld via de beroepenveldcommissie (BVC). De BVC heeft ongeveer 8 leden; daarnaast zijn bij vergaderingen ook enkele docenten aanwezig. Het panel mist leden met een internationale achtergrond in de BVC. Ook zijn er leden die al zeer lang zitting hebben in de BVC. De BVC komt ongeveer twee keer per jaar bijeen. Sommigen leden van de BVC vinden dit te weinig. Het panel heeft geconstateerd dat deze commissie weinig visie heeft op de opleiding en geen consulterende rol vervult voor de opleiding. Vaak worden zij pas achteraf over nieuwe zaken geïnformeerd. Ook geven de leden van de BVC zelf aan weinig inzicht te hebben in de opleiding. • In het Studenttevredenheidsonderzoek (2004) geeft 84% van de studenten aan dat er voldoende inspraakmogelijkheden zijn. In het Medewerkers Tevredenheidsonderzoek (2004) waarderen de docenten de mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de beleidskeuzen van de afdeling met het cijfer 6.3.
36
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • Voor het verifiëren van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, gebruikt de opleiding een aantal instrumenten. Aan het einde van de stage, maar vooral ook tijdens de afstudeeropdracht moet de student zijn persoonlijk nagestreefde kwalificaties bereikt hebben. Daarom bepalen naast de begeleidende docent, ook de beroepsbeoefenaren de beoordeling. Voor de bewaking van het niveau van het afstuderen maakt de opleiding gebruik van externe deskundigen (gecommitteerden). Zij wonen de eindgesprekken van de afstudeeropdrachten bij. De externe deskundigen brengen verslag uit aan de faculteitsdirectie. • Tijdens het afstuderen moet een student laten zien dat hij zelfstandig een probleemstelling en doelen kan formuleren, op methodische wijze naar een oplossing voor het probleem kan zoeken, de resultaten kan analyseren en interpreteren en daaruit conclusies kan trekken. Het panel concludeert op basis van de tien afstudeerverslagen die zij voor het visitatiebezoek heeft ontvangen dat de studenten goed in staat zijn om een onderzoek op te zetten en data te verzamelen, maar dat het analyseren en interpreteren van de onderzoeksresultaten veelal een zwak punt is. Uit de afstudeeronderzoeken komen nogal magere aanbevelingen en conclusies naar voren. Verder heeft het panel geconstateerd dat de mate waarin gebruik wordt gemaakt van vakliteratuur en statistische technieken uiteenloopt, maar over het geheel genomen toch mager is. • Er zijn nog te weinig afgestudeerden om meer definitieve uitspraken te kunnen doen over de plaatsen waar afgestudeerden feitelijk terechtkomen. De opleiding heeft de indruk dat afgestudeerden terecht komen in grote en kleine bedrijven en in veel verschillende richtingen. Voorts bestaat de indruk dat studenten relatief vaak werkzaam zijn op het gebied van kwaliteitszorg. • Het panel heeft van een vertegenwoordiging van het werkveld vernomen dat de alumni van Food & Business breed zijn opgeleid. De combinatie food en commercie heeft volgens het werkveld duidelijk een toegevoegde waarde. Studenten zijn breed geïnteresseerd, kunnen zelfstandig werken en zijn goed in het verzamelen van informatie. Minder sterk is het verwoorden van de implicaties. • De meeste alumni met wie het panel heeft gesproken, zijn actief in het werkveld. Andere alumni zijn nog op zoek naar een passende werkkring of kiezen voor een vervolgopleiding. Het panel heeft de indruk dat relatief veel studenten kiezen voor een vervolgopleiding. De alumni zijn van mening dat zij goed zijn voorbereid op de uitoefening van hun beroep en vinden dat zij breed inzetbaar zijn.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
37
• Een kleinschalig onderzoek in het werkveld (periode juni - oktober 2004) wijst uit dat afgestudeerden over het algemeen voldoen. Werkgevers zijn tevreden over het niveau van de afgestudeerden en zij zijn van mening dat de afgestudeerden een brede interesse hebben en in staat zijn zelfstandig te functioneren. Ook zijn de afgestudeerden volgens het werkveld voldoende toegerust wat betreft de algemene hbo-kwalificaties en de beroepsspecifieke kwalificaties. Sommige vertegenwoordigers van het werkveld pleiten voor meer aandacht voor creatief handelen, probleem-oplossend werken en communicatieve vaardigheden. Enkele werkgevers zeggen een voorkeur te hebben voor studenten met een mbo-vooropleiding omdat deze alumni sneller hun weg vinden in de organisatie en een meer praktische inslag hebben. • De studenten zijn tevreden met het niveau van de leerstof (gemiddeld 7.0), het niveau van de toetsen (6.7) en de kwaliteit van de stages (7.6) (Keuzegids, 2004-2005). Ook uit het Studenttevredenheidsonderzoek (2004) blijkt dat de studenten vinden dat het niveau van de opleiding voldoet aan de verwachtingen.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Food & Business heeft streefcijfers geformuleerd voor het propedeuserendement na één en na twee jaar en voor het diplomarendement na vier jaar. Daarnaast stelt de opleiding zich ten doel dat tenminste 80% van de studiestakers niet de kwaliteit van de opleiding noemt als reden om de studie te staken. Het panel vindt de streefcijfers relevant, maar ook enigszins beperkt omdat het uiteindelijke diplomarendement en de studieduur van afgestudeerden en studiestakers buiten beschouwing blijven. • De doelstelling van de opleiding voor wat betreft het propedeuserendement is 50% na één jaar en 70% na twee jaar. Het streefcijfer voor het propedeuserendement na één jaar is sinds het cohort 2000 nog niet gerealiseerd. Wel ontwikkelen de cijfers zich in de goede richting; van het cohort 2003 heeft 42,4% de propedeuse na één jaar afgerond. Het streefcijfer voor het propedeuserendement na twee jaar wordt benaderd, maar is alleen door het cohort 2001 gerealiseerd. Door de invoering van het Bindend Studieadvies (BSA) wordt bewerkstelligd dat studenten sneller hun propedeuse afronden en dat studenten die minder geschikt zijn voor de opleiding de studie snel stoppen. Vanaf 2003 moet de student aan het einde van het tweede jaar de propedeuse hebben behaald; het effect van deze maatregel is vanaf september 2005 meetbaar. • Het diplomarendement na vier jaar is voor cohort 2000 52,4%. Dit is het eerste cohort van de opleiding. Het streefcijfer dat de opleiding voor het diplomarendement na vier jaar heeft geformuleerd is 60%. Vergelijking met het landelijke gemiddelde van alle opleidingen Food & Business wijst uit dat het diplomarendement van de opleiding Food & Business 38
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
van de HAN ongeveer overeenkomt met het landelijke beeld (gemiddeld 55%) (zie bijlage 4 kengetallen). • De uitval na één en twee jaar doet zich voor een belangrijk deel voor bij studenten die niet voor de eerste keer in het hbo zijn ingestroomd. In de exitinterviews noemen studenten niet de kwaliteit van de opleiding als reden voor het staken van de studie. • De gemiddelde studieduur van afgestudeerden is bijna 4 jaar; de verblijfsduur van studiestakers bedraagt gemiddeld 1,2 jaar. Het panel vindt dit bevredigende resultaten. • De instroom van studenten stabiliseert zich de afgelopen jaren rond de 30 studenten per jaar. De opleiding vindt de omvang van instroom laag, maar realiseert zich dat de instroom van opleidingen op het gebied van voeding in het algemeen laag is. Landelijke samenwerking om de instroom te verhogen zal worden voortgezet.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
39
40
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
41
42
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaringen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
43
44
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Bijlage 2:
Deskundigheden panel
Panellid student: De heer W.P.N. Pennings
Panellid NQA: De heer drs. G.J.H. Vermeulen
Voorzitterskwaliteiten
X
Auditorkwaliteiten
X
X
X
X
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Panellid, voorzitter: De heer dr. J.M. van der Meer
Panellid domein Food & Business: De heer prof. dr. ir. J.C.M. van Trijp
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
Onderwijskundige kennis en kennis van het hoger onderwijs Kennis en/of ervaring t.a.v. relevante internationale ontwikkelingen werkveld
X
X
X
X
De heer dr. J.M. van der Meer (voorzitter, domein/werkveld Food & Business) Ingezet vanwege zijn ervaringen als voorzitter, uitgebreide auditor ervaring en zijn kennis van het werkveld, ook in internationaal perspectief. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1956 – 1960 1960 – 1961 1961 – 1963 1964 -1968 1968 – 1973 1973 – 1975 1983 – 1986 1990 1988 – 1996 1996 – 2001
Mulo A+wisk Aanvullende Mulo B Analist deel I Avond HBS Doctoraal Wiskunde en natuurwetenschappen UvA Promotie onderzoek Wiskunde en natuurwetenschappen UvA Min van Landbouw: verschillende management programma’ s Instituut v. Organisatie psychologie: Integraal management leergang Sociale wetenschappen Open Universiteit Acad. v. Management (RUG): Veranderings management, Comenius, Summercourse Cambridge
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
45
Werkervaring: 1960 – 1968 1963 – 1965 1972 – 1973 1973 – 1977 1973 – 1975 1975 – 1990 1980 – 1982
8 jaar analist Kon. Shell lab A’dam Militaire dienst Docent scheikunde/natuurkunde Hervormd Lyceum A’ dam Docent Analyse en praktijk HBO-B (ASA) 2 jaar wetenschappelijk medewerker UvA 15 jaar Min v. Landbouw-IVVO hoofd laboratoria/wetenschappelijk onderzoeker (waarvan 2 jaar in Tanzania opzet research instituut en onderzoek in veevoeding /waardering) DGIS 1996 – 1998 Vice Voorzitter Visitatiecie HBO-raad 1996 – heden Freelance docent Academie v. Management 1990 – heden 13 jaar bij AVEBE, achtereenvolgens: hoofd analyse, research manager Technical Applications, Business manager Textile, Business Unit manager Industrial specialties en sinds 1 jan 2002 Directeur R&D -
-
Specifieke kennis op het gebied van Analytische Chemie. Specifieke kennis van natuurlijke kleefstoffen, textiel en papier chemicaliën en voedingsingrediënten. Verder van verteringsfysiologie in landbouwhuisdieren. Expertise in accreditatie, zit in de Commissie voor Accreditatie van de Raad van Accreditatie (beoordeeld 15 tot 25 accreditatievoorstellen per maand)
De heer prof. dr. ir. J.C.M. van Trijp (domein/werkveld Food & Business, kennis van het hoger onderwijs) Ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van Food & Business en zijn kennis van het hoger onderwijs. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1973 – 1979 1979 – 1986 1995 –
Gymnasium-beta Gertrudis Lyceum Roosendaal Wageningen Universiteit Opleiding Humane Voeding Proefschrift “Variety seeking in product choice behaviour: theory with applications in the food domain
Werkervaring: 1986 – 1988 Onderzoeksfunctie vakgroep Marktkunde & Consumentengedrag Wageningen Universiteit 1988 – 1996 Universitair Docent Marktkunde & Consumentengedrag 1996 – 1999 Senior Scientist Consumer Behaviour Consumer Science Unit Unilever Research Vlaardingen 1998 – 2001 Part-time bijzonder hoogleraar vanweg Unilever in Consumentengedrag ten behoeve van productontwikkeling bij Marktkunde & Consumentengedrag 2000 – 2001 Head of Consumer Understanding Functional Foods Unilever Health Institute Vlaardingen 2001 – Hoogleraar Marketing en Consumentengedrag Wageningen Universiteit (80%) 2001 – Lead Scientist Consumer Understanding Unilever Research & Development Vlaardingen (20%)
46
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
De heer W.P.N. Pennings (student-lid) Ingezet als studentlid. Studeert International Business & Management Studies (IBMS) aan de HES Amsterdam, is 4de jaar (voltijd). Is actief bij voorlichtingsdagen, opendagen, seminaries, beurzen. Begeleid nieuwe studenten die afkomstig zijn uit het buitenland (exchange students). Neem deel aan de studentenraad van de HES. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1993 – 1998 1998 – 2000 2002 – 2004
HAVO, Willem de Zwijger College te Papendrecht Euro Marketing & management MBO+, Da Vinci College te Gorinchem. IBMS International Business & Management studies
Werkervaring: 1998 – 2000 Verkoper IT”S Electronics 2000 – 2003 Customer Service Team-leader, One.Tel Nederland B.V. 2003 – 2004 (6 maanden) Assistent product-manager, Philips Consumer Electronic Australia Ltd.
De heer drs. G.J.H. Vermeulen (NQA-auditor) Ingezet als NQA-auditor. Hij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Hij heeft bij Lloyds auditcursussen gevolgd. Verder heeft hij ruime ervaring als onderzoeker op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt. Opleiding: 1969 – 1976 1976 – 1983
Atheneum B Doctoraal Psychologie KU Nijmegen
Werkervaring: 1980 – 1982 1984 – 1990 1990 – 1995 1995 – 2003
Studentassistent Bureau Studentenpsychologen Technische Hogeschool Eindhoven Onderzoeker ITS Nijmegen op het gebied van onderwijsongelijkheid en -kansen Beleidsonderzoeker B&A Groep Den Haag Beleidsmedewerker kwaliteitszorg HBO-raad; secretaris en projectleider diverse visitatiecommissies Vanaf jan. 2004 NQA Cursussen: 1991 1998 2003 2003
Cursus beleidsonderzoek en -advies Cursus INK EFQM-auditor Thymos cursussen Verzakelijking en Adviesvaardigheden Training Auditor Hoger Onderwijs NQA i.s.m. Lloyds Register
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
47
48
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatie HAN Food en Business ( 26 April 2005) Tijd
activiteit
lokaal
namen
toelichting
08.30 u
Aankomst en ontvangst panel
C. 312
- Barbara Schaefers - Els Haverkate
- ‘documenten-tafel’ - 13 stoelen - lege naambordjes + stiften
09.00.u 10.30 u
Bestuderen materiaal Gesprek afdelingsmanagement
C. 312 C. 312
10.15 verzamelen in lokaal C 306
11.15 u
Gesprek met studenten 1
C. 312
12.00 u 12.30 u
Rondleiding Lunch + paneloverleg
- Gert de Groot - Henk Groenhuis - Hans Langendam - Arja Siebenga - Nel Wilkes 8 studenten. Verdeeld naar jaar, vooropleiding en leden opleidingscie. H. Langendam / N. Wilkes
A. 008
13.15 u
Gesprek met docenten/ medewerkers
C. 312
14.00 u
Gesprek met vertegenwoordigers uit het werkveld
C. 312
14.45 u 15.00 u
Theepauze Gesprek met afgestudeerden
15.45.u 17.00 u
Paneloverleg Tweede gesprek met het afdelings- management Afsluiting, borrel en bedankjes
17.45 u
C. 312
13.10 ophalen panel - Tamara vd Elst - Annet Kolkman - Ine Janssen - Hoos - Peter van den Munckhof - Arja Siebenga - Suzan Tjahjadi - Lo - Maria de Vries - Molthod - Nel Wilkes 2 - Mevr. Baarns - Dhr. Daamen - Dhr. Fontijn - Dhr. de Bont - Mevr.Brouwers - Dhr. Hulleman - Dhr. van den Brand - Mevr. Klerks 8 alumni. Afgestudeerd in 2003/ 2004; ook doorstudeerders
C. 312 C. 312 C. 306
10.45 verzamelen in lokaal C 306
12.45 verzamelen in lokaal C306
- 13.30 verzamelen in lokaal C306 - Verdeeld over: praktijkbegeleiders, leden beroepenveldcommissie, extern deskundigen
14.30 verzamelen in lokaal C306
16.45 verzamelen in lokaal C 306 Alle betrokken gesprekspartners
1
Alle gesprekspartners worden ontvangen in C.306. Direct na afloop van het gesprek worden alle gesprekspartners weer terug verwacht in lokaal C3.06 voor een korte nabespreking. 2 Reserve: Michael Grebe, André Jonkers
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
49
Bijlage 4
Kengetallen
Overzicht kengetallen opleidingen Food & Business De gegevens in dit overzicht zijn ontleend aan de website www.kengetallen.hbo.nl. De gegevens kunnen afwijken van de gegevens uit de administratie van de opleiding (doorgaans gaat het om kleine afwijkingen), maar hebben als voordeel dat ze onderling vergelijkbaar zijn.
1. Instroom Inschrijvingen per jaar Hogeschool Hanzehogeschool Groningen Hogeschool INHOLLAND Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Zuyd Totaal
1996 39
1997 46
43 82
1998 48
41 87
41 89
1999 51
2000 48
2001 31 14
2002 28 20
2003 26 20
35 86
35 62 145
34 40 119
28 31 107
26 26 98
2. Rendementen na 5 jaar Rendementen na 5 jaar Hogeschool Hanzehogeschool Groningen Hogeschool INHOLLAND Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Zuyd Totaal
1996 52,3%
1997 70,8%
1998 54,9%
53,7% 58,1%
54,9% 55,8%
66,3% 57,0%
1999
2000
2001
2002
2003
3. Uitval na 1 jaar Uitval na 1 jaar Hogeschool Hanzehogeschool Groningen Hogeschool INHOLLAND Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Zuyd totaal
50
1998 23,5%
26,7% 25,0%
1999 22,2%
2000 22,0%
2001 28,2% 42,9%
2002 47,1% 9,1%
2003 48,5% 13,0%
16,2% 19,8%
25,6% 39,1% 29,9%
24,3% 42,6% 33,6%
27,6% 17,1% 26,7%
24,1% 25,0% 27,7%
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
4. Uitval na 3 jaar Uitval na 3 jaar Hogeschool Hanzehogeschool Groningen Hogeschool INHOLLAND Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Zuyd totaal
1996 36,4%
28,3% 32,2%
1997 18,8%
39,1% 28,7%
1998 39,2%
44,4% 41,7%
1999 25,9%
2000 26,0%
2001 28,2 42,9
27,0% 26,4%
37,2% 43,8 36,3%
29,7 48,9 37,2
5. Studieduur gediplomeerden Studieduur gediplomeerden in maanden Hogeschool Hanzehogeschool Groningen Hogeschool INHOLLAND Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Zuyd totaal
1998 52,6
1999 49,8
2000 52,1
2001 51,1
2002 49,2
52,7 52,6
52,1 50,8
53,8 52,8
50,3 50,8
52,1 50,5
2003
6. Studieduur uitvallers Studieduur uitvallers in maanden Hogeschool Hanzehogeschool Groningen Hogeschool INHOLLAND Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Zuyd Totaal
1998 19,3
15,3 17,1
1999 16,9
2000 15,3
2001 20,0 7,7
2002 8,6 12,0
19,2 17,9
9,0 14,2 13,5
13,5 11,4 13,7
15,6 16,0 12,6
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
2003
51
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal dat ter plaatse beschikbaar is of digitaal beschikbaar gesteld wordt Materiaal Onderwerp/facet Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) 5 kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie 3 over functioneren en professionaliseren) 2 onderwijsbeleid en toetsbeleid 5, 6 rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) 2, 3.3, 4, 5, 6.2 Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties 1 Beroepsprofiel of vergelijkbaar document 1 Studiegids 2, 4.2 Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) 2 inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) 3.1 Kengetallen 6.1 Materiaal Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten deficiëntieprogramma’s studieboeken readers Toetsen, portfolio’s en assessments, inclusief beoordelingen Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen Stageverslagen, inclusief beoordelingen
52
Onderwerp/facet 2
2.8, 6.2 6.2 2.8
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
Toelichting op de algemene lijst van materialen:
De meest recente Onderwijs- en examenregeling De meest recente voorlichtingsbrochure en overig voorlichtingsmateriaal Beleidsdocumenten van de opleiding waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid haar voor de komende jaren voor ogen staat (onder andere het instellingsplan). Eventuele relevante (beleids)documenten die na de afronding van het zelfevaluatierapport zijn verschenen Recente evaluatierapporten van (aspecten van) het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal waarmee u werkt, zoals: cursusboeken, readers, studieboeken, moduleboeken, studiehandleidingen literatuurlijst en boekenlijst Een representatieve set van stageverslagen, plus de beoordeling daarvan. Zowel verslagen die als voldoende zijn beoordeeld als verslagen die als onvoldoende zijn beoordeeld. Een representatieve set van beoordelingsmateriaal die het (eind)niveau weerspiegelen dat docenten van studenten verwachten: vraagstellingen toetsen opdrachten Een representatieve set van afstudeerwerkstukken (minimaal 10) plus de beoordeling daarvan. Daarnaast een overzicht van de laatste 25 afstudeerwerkstukken (titel + korte beschrijving van de inhoud) met de beoordeling van de werkstukken. Documentatie over het (geautomatiseerde) studievoortgangsregistratiesysteem, met bij voorkeur een uitdraai als voorbeeld Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem. Informatie over onder andere de organisatie van de opleiding en de plaats ervan in de hogeschool (voor zover niet in het zelfevaluatierapport beschreven), het personeelsbeleid (onder andere een uitgewerkt voorbeeld van een functioneringsverslag en het scholingsplan) relevante overlegorganen (bijvoorbeeld notulen opleidingscommissie, werkveldcommissie Overzicht van externe contacten en aard van die contacten Beknopte CV’s van docenten met overzicht van meest recente relevante werkervaring en relevante (bij)scholing Documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Food & Business
53