FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
Het samenwerkingsverband tussen lokale overheden (stadsbestuur en politie) en uitbaters van uitgaansgelegenheden in Ronse.
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00604861) Dedeken Fien Academiejaar 2009-2010
Promotor : Prof. dr. P. Hebberecht
Commissarissen : Prof. dr. M. Cools Prof. dr. P. Ponsaers I
Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen
Ondergetekende, Dedeken Fien 00604861 geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: …………………………………….. Handtekening: ……………………………
II
TREFWOORDEN SAMENWERKINGSVERBAND STADSBESTUUR POLITIE HORECA-UITBATERS RONSE UITGAANSCRIMINALITEIT UITGAANSGERELATEERDE OVERLAST
III
WOORD VOORAF Deze masterproef kwam tot stand in het kader van het behalen van het diploma master in de criminologie. Deze is het sluitstuk van een vier jaar durende opleiding in de criminologische wetenschappen. Ik had deze masterproef nooit kunnen schrijven zonder de hulp van enkele personen. Daarom neem ik graag even de tijd om deze te bedanken. Ten eerste wil ik mijn dank betuigen aan mijn promotor Prof. dr. Patrick Hebberecht. Hij stond me steeds bij met raad, duidelijke richtlijnen en praktische tips. Dankzij zijn opbouwende kritiek kon ik mijn masterproef tot een beter einde brengen. Daarnaast gaat mijn grote dank uit naar de medewerkers van het stadsbestuur, de lokale politie en de horeca-uitbaters in Ronse voor hun enthousiaste medewerking. In het bijzonder wil ik preventieambtenaar Hilke Van Gijsel bedanken. Door haar uitgebreide uitleg, kon ik mij beter in de uitgaanswereld van Ronse oriënteren. Tenslotte wens ik mijn ouders te bedanken voor het nalezen van mijn masterproef en omdat zij mij de mogelijkheid gaven verder te studeren en mij daar vier jaar onvoorwaardelijk in gesteund hebben. Fien Dedeken 2 augustus 2010
IV
INHOUDSTAFEL
TREFWOORDEN WOORD VOORAF INHOUDSTAFEL INLEIDING .............................................................................................................................. 1 1 2 3 4 5 6
KEUZE VAN HET ONDERWERP ........................................................................................... 1 CRIMINOLOGISCHE RELEVANTIE....................................................................................... 2 VRAAGSTELLING .............................................................................................................. 2 BEGRIPSOMSCHRIJVING EN SITUERING IN TIJD EN RUIMTE ................................................ 3 METHODOLOGIE ............................................................................................................... 5 STRUCTUUR ...................................................................................................................... 5
HOOFDSTUK 1: LITERATUURSTUDIE MET BETREKKING TOT UITGAANSGERELATEERDE CRIMINALITEIT EN OVERLAST ............................... 7 1 2
INLEIDING ........................................................................................................................ 7 UITGAANSGERELATEERDE CRIMINALITEIT EN OVERLAST ................................................. 7 2.1 Uitgaanscriminaliteit ............................................................................................... 7 2.2 Uitgaansgerelateerde overlast ................................................................................. 9 2.3 Onveiligheidsgevoelens .......................................................................................... 11 2.4 Hangjongeren ........................................................................................................ 12 3 OORZAKEN VAN UITGAANSCRIMINALITEIT EN –OVERLAST ............................................ 14 3.1 Middelengebruik: alcohol en illegale drugs .......................................................... 14 3.1.1 Alcohol ............................................................................................................... 14 3.1.2 Illegale drugs ...................................................................................................... 15 3.1.3 Recente trends .................................................................................................... 16 3.1.4 De relatie tussen middelengebruik en criminaliteit / overlast ............................ 18 3.2 Omgevingsfactoren ................................................................................................ 21 3.2.1 Sluitingstijden..................................................................................................... 21 3.2.2 Stedelijke omgeving ........................................................................................... 21 3.2.3 Ruimtelijke opbouw ........................................................................................... 22 4 SAMENWERKINGSVERBANDEN ....................................................................................... 23 5 BESLUIT ......................................................................................................................... 26 HOOFDSTUK 2: BELEIDSINITIATIEVEN OP DE VERSCHILLENDE BESTUURSNIVEAUS BETREFFENDE DE AANPAK VAN UITGAANSCRIMINALITEIT............................................................................................. 28 1 2
INLEIDING ...................................................................................................................... 28 FEDERAAL NIVEAU ......................................................................................................... 28 2.1 Regeerakkoord federale regering 2008-2011 ........................................................ 28 V
3 4 5 6
2.2 Strategische veiligheids- en preventieplannen ....................................................... 29 2.3 Nationaal veiligheidsplan 2008-2011 .................................................................... 32 2.4 Gemeentelijke administratieve sancties ................................................................. 34 2.5 Wetgeving camerabewaking .................................................................................. 35 2.6 Wetgeving alcohol en drugs ................................................................................... 38 2.6.1 Wetgeving alcohol .............................................................................................. 38 2.6.2 Wetgeving drugs ................................................................................................ 38 2.6.3 Alcohol en drugs in het verkeer ......................................................................... 39 VLAAMS NIVEAU ............................................................................................................ 39 3.1 Regeerakkoord Vlaamse regering 2009-2014 ....................................................... 39 PROVINCIAAL NIVEAU .................................................................................................... 40 4.1 Provinciaal Jeugdbeleidsplan 2008-2013 ............................................................. 40 ZONAAL NIVEAU ............................................................................................................ 41 BESLUIT ......................................................................................................................... 42
HOOFDSTUK 3: EMPIRISCH ONDERZOEK NAAR HET SAMENWERKINGSVERBAND TUSSEN LOKALE OVERHEDEN ENERZIJDS (STADSBESTUUR EN POLITIE) EN UITBATERS VAN UITGAANSGELEGENHEDEN ANDERZIJDS IN RONSE ............................................ 44 1 2
INLEIDING ...................................................................................................................... 44 PROFIELSCHETS VAN RONSE .......................................................................................... 45 2.1 Politiek ................................................................................................................... 45 2.2 Geografisch ............................................................................................................ 45 2.3 Demografisch ......................................................................................................... 46 2.4 Sociaaleconomisch ................................................................................................. 46 2.5 Politioneel .............................................................................................................. 47 3 METHODOLOGIE ............................................................................................................. 47 3.1 De onderzochte uitgaansbuurten ........................................................................... 47 3.2 Methodologie ......................................................................................................... 48 3.2.1 Documentenanalyse ........................................................................................... 48 3.2.2 Semigestructureerde interviews ......................................................................... 48 3.2.2.1 Uitbaters ...................................................................................................... 49 3.2.2.2 Stadsbestuur ................................................................................................ 50 3.2.2.3 Politie .......................................................................................................... 50 3.3 Beperking naar onderzoeksresultaten.................................................................... 51 4 ONDERZOEKSRESULTATEN ............................................................................................. 52 4.1 Uitgaan in Ronse.................................................................................................... 52 4.1.1 Uitgaan in Ronse de dag van vandaag en evoluties laatste jaren ....................... 52 4.1.2 Uitgaansgerelateerde overlast en criminaliteit in Ronse .................................... 52 4.1.2.1 De meest voorkomende fenomenen ............................................................ 52 4.1.2.2 Type dader .................................................................................................. 54 4.1.2.3 Type slachtoffer .......................................................................................... 54 4.1.2.4 Nachtwinkels ............................................................................................... 54 VI
4.1.2.5 Inbrakengolf in horecazaken ....................................................................... 55 4.1.3 Typische kenmerken van Ronse ......................................................................... 55 4.1.3.1 Grote allochtone gemeenschap en pendelende Brusselaars ........................ 55 4.1.3.2 Veel kansarmoede ....................................................................................... 57 4.1.3.3 Taalfaciliteiten ............................................................................................ 58 4.2 Beleidsdocumenten ................................................................................................ 58 4.2.1 Strategisch veiligheids- en preventiecontract ..................................................... 58 4.2.2 Jeugdbeleidsplan 2008-2010 .............................................................................. 59 4.2.3 Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012 (ZVP) ......................................................... 60 4.3 Overlegorganen ..................................................................................................... 62 4.3.1 Preventieraad ...................................................................................................... 62 4.3.2 Pilootcomité ....................................................................................................... 62 4.3.3 Zonale Veiligheidsraad (ZVR) ........................................................................... 63 4.4 Initiatieven en projecten......................................................................................... 63 4.4.1 Lokaal Drugoverleg Ronse (LDOR) .................................................................. 63 4.4.1.1 Ontstaan ...................................................................................................... 63 4.4.1.2 Algemene werking ...................................................................................... 64 4.4.2 Werkgroep Horeca ............................................................................................. 66 4.4.2.1 Ontstaan ...................................................................................................... 66 4.4.2.2 Projecten opgezet door Werkgroep Horeca ................................................ 66 4.4.3 Horecaconvenant ................................................................................................ 68 4.4.3.1 Ontstaan ...................................................................................................... 68 4.4.3.2 Kernidee ...................................................................................................... 69 4.4.3.3 Opstellen van het horecaconvenant............................................................. 69 4.4.3.4 Inhoud ......................................................................................................... 70 4.4.4 Project JORES (Jongeren en Ouders voor Respect op Straat) ........................... 75 4.4.5 BIN Horeca ........................................................................................................ 78 4.4.6 Portiers ............................................................................................................... 79 4.4.7 Camerabewaking ................................................................................................ 80 4.4.8 Politiepatrouilles................................................................................................. 81 4.4.9 Procedure geluidsoverlast .................................................................................. 81 4.4.10 Sluitingsuur? ................................................................................................... 83 4.4.11 Samenscholingsverbod? ................................................................................. 84 4.5 Samenwerking ........................................................................................................ 84 4.5.1 Samenwerking met de horeca-uitbaters ............................................................. 84 4.5.2 Samenwerking met de politie ............................................................................. 85 4.5.3 Samenwerking met het stadsbestuur .................................................................. 86 4.5.4 Samenwerking met de verschillende schakels van de strafrechtelijke keten ..... 87 4.5.5 Effect samenwerking .......................................................................................... 87 4.5.6 Evolutie .............................................................................................................. 88 4.5.7 Horecacoach? ..................................................................................................... 88 5 BESLUIT ......................................................................................................................... 88 VII
ALGEMEEN BESLUIT ........................................................................................................ 92 BIBLIOGRAFIE BIJLAGEN
VIII
INLEIDING In deze inleiding wordt eerst aangegeven waarom ik voor het onderwerp “Het samenwerkingsverband tussen lokale overheden enerzijds (stadsbestuur en lokale politie) en uitbaters van uitgaansgelegenheden anderzijds in Ronse” koos. Daarna bespreek ik de criminologische relevantie van dit onderwerp en geef ik de onderzoeksvragen weer. Vervolgens geef ik een omschrijving van de kernbegrippen uit deze masterproef, alsook een situering in tijd en ruimte. Daarna volgt nog een korte verduidelijking van de methodologie. Ten slotte geef ik de structuur van mijn masterproef weer.
1
Keuze van het onderwerp
Ik was al een tijdje op zoek naar een geschikt onderwerp voor mijn masterproef, toen mijn oog viel op de thema‟s van Prof. Dr. Hebberecht. Eén daarvan was het samenwerkingsverband tussen lokale overheden enerzijds (stadsbestuur en lokale politie) en uitbaters van uitgaansgelegenheden anderzijds. Het thema uitgaanscriminaliteit sprak me meteen aan, omdat ik zelf af en toe een stapje zet en hierbij al meermaals getuige ben geweest van uitgaansgerelateerde overlast en criminaliteit. Regelmatig zie ik dat mensen tijdens het uitgaan beginnen te vechten, veelal onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen. Ik vond het interessant om te onderzoeken hoe een stad of gemeente hiermee omgaat. Hoe zullen de 3 betrokken actoren, namelijk stadsbestuur, lokale politie en uitbaters van uitgaansgelegenheden samenwerken om dergelijke situaties te voorkomen of in te grijpen wanneer ze zich toch voordoen? Aanvankelijk had ik 2 steden in gedachten: de studentenstad Leuven en Ronse. Na een gesprek met Prof. Dr. Hebberecht heb ik dan voor Ronse gekozen. Dit is een stad waar ik zelf ook af en toe uitga, ik ken het sfeertje dus dat daar hangt in het uitgaansleven. Daarenboven heeft Ronse zijn imago niet mee: enkele jaren geleden kwam deze stad nog in het nieuws als armste gemeente van Oost-Vlaanderen, er is een brede mix van culturen en mensen raden je aan er ‟s nachts niet alleen rond te lopen. Hoogtijd dus om deze stad onder de loep te nemen.
1
2
Criminologische relevantie
Uitgaan is voor vele mensen een uitlaatklep om de stress en de zorgen van alledag weg te feesten. Daar hoort meestal een glaasje alcohol bij. Voor de meeste mensen is uitgaan een activiteit waar ze samen met hun vrienden van kunnen genieten. Uitgaansmilieus zijn echter ook altijd al plaatsen geweest die criminaliteit en overlast met zich meebrengen. De uitbundige sfeer die typerend is voor het nachtleven, kan uit de hand lopen en eindigen in crimineel of overlastgevend gedrag. Alcohol- en druggebruik kunnen de gemoederen ophitsen en laten uitmonden in een vechtpartij, het feestgedruis zorgt ervoor dat de mensen onoplettend worden en daardoor is de kans groter dat hun handtas gestolen wordt, de luide muziek en de luidruchtige feestvierders zorgen voor geluidsoverlast, enzovoort. Zoals voor elk criminaliteitsprobleem, wordt ook voor uitgaanscriminaliteit door verschillende actoren naar oplossingen gezocht. De politie probeert de orde te handhaven, terwijl het stadsbestuur een stad wil met een aantrekkelijk uitgaansmilieu. De horeca-uitbaters willen zo weinig mogelijk problemen in hun zaak om geen klanten te verliezen. Want een café waar het niet veilig is, zal aan populariteit verliezen en dus zal ook de winst van de uitbater dalen. De politie, het stadsbestuur en de horeca-uitbaters zijn drie partijen met drie verschillende motieven maar met één gemeenschappelijk doel: allen willen ze de uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast doen dalen. Ik zal onderzoeken op welke manier zij samenwerken om dit doel te bereiken.
3
Vraagstelling
De centrale vraag die ik mij stel is: “Op welke manier verloopt de samenwerking tussen de lokale overheden (stadsbestuur en politie) en de uitbaters van uitgaansgelegenheden in Ronse? Om deze probleemstelling te beantwoorden stel ik mij volgende onderzoeksvragen:
2
Ten eerste wil ik zicht krijgen op het probleem „uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast‟. Wat houden deze begrippen in? Wat zijn de oorzaken ervan? En hoe kunnen samenwerkingsverbanden bijdragen tot de oplossing van dit probleem? Ten tweede vraag ik mij af welke plaats uitgaanscriminaliteit en –overlast krijgt in het beleid dat door de verschillende instanties op federaal, Vlaams, provinciaal en zonaal niveau gevoerd wordt. En welke relevante wetgeving is er aanwezig? Toegepast op Ronse, stel ik mij de vraag welke criminaliteit in het uitgaansleven voorkomt. Welke beleidsdocumenten hebben betrekking op uitgaanscriminaliteit en welke overlegorganen houden zich bezig met het veiligheid- en preventiebeleid? Welke initiatieven worden door het stadsbestuur, de politie en de horeca-uitbaters genomen om de uitgaanscriminaliteit te bestrijden? In welke projecten werken zij samen? Tenslotte onderzoek ik hoe de samenwerking volgens deze drie actoren in werkelijkheid verloopt en wat zij nog meer van elkaar verwachten.
4
Begripsomschrijving en situering in tijd en ruimte
In de titel van deze masterproef komen enkele begrippen voor die hier verder verduidelijkt worden: Een eerste kernwoord is „samenwerkingsverband‟. In mijn onderzoek versta ik hieronder de samenwerking tussen verschillende personen en/of instanties die aan de hand van onderlinge afspraken beleidsregels, projecten en acties opstellen om het uitgaansleven in Ronse aantrekkelijker te maken en de criminaliteit en overlast te doen dalen. Meer in het bijzonder bestudeer ik het samenwerkingsverband tussen 3 welbepaalde actoren. Een eerste actor valt onder de noemer „stadsbestuur‟: in dit onderzoek heeft dit betrekking op personen die bij het stadsbestuur als ambtenaar werken. Er worden geen politici geïnterviewd omdat de sociaalwenselijkheid van hun antwoorden hoog ligt. Bij het stadsbestuur werken vele ambtenaren, maar deze zijn niet allemaal even relevant voor dit onderzoek. Daarom wordt het stadsbestuur enkel bestudeerd vanuit de ogen van degenen die bevoegd zijn voor het uitgaansbeleid of het criminaliteitsbeleid. Om de anonimiteit van de respondenten te garanderen, kunnen geen specifieke functies vernoemd worden. 3
Een tweede actor valt onder de noemer „politie‟. Dit zijn de personen die belast zijn met het toezicht op de openbare orde en veiligheid in het uitgaansleven van Ronse. Ook hier is niet elke politieagent even relevant voor het onderzoek. Enkel zij die bij het uitoefenen van hun functie in aanmerking komen met uitgaanscriminaliteit en –overlast, worden in het onderzoek betrokken. Het vernoemen van de specifieke functies waar het om gaat, kan omwille van de anonimiteit niet gebeuren. Onder de „uitbaters van uitgaansgelegenheden‟ worden in het onderzoek diegenen verstaan, die de zaak runnen met als doel winst te maken. In elke zaak die in het onderzoek betrokken werd, is de uitbater het grootste deel van de tijd zelf in de zaak aanwezig. De uitbaters in dit onderzoek zijn dus op de hoogte van wat in hun zaak gebeurt. Horecapersoneel dat voor de uitbater werkt, valt niet onder deze beschrijving. In vele zaken is een groot personeelsverloop, dus zijn niet veel personeelsleden goed op de hoogte van het beleid in de zaak. Portiers worden niet persoonlijk in het onderzoek betrokken, omdat de portiers in Ronse niet talrijk zijn. Een laatste kernbegrip, „uitgaanscriminaliteit‟, staat niet in de titel van deze masterproef, maar is wel een centraal thema in het onderzoek. Uitgaanscriminaliteit kan gaan om misdrijven, overtredingen en overlast gepleegd door bezoekers van horecagelegenheden of door personen die zich ‟s nachts ophouden rond deze horecagelegenheden. Het wordt gepleegd tijdens, direct voor of na het bezoek aan zo‟n horecazaak, of in de omgeving van deze gelegenheid. In deze masterproef zal niet alleen gesproken worden over criminaliteitsfenomenen die strafrechtelijk sanctioneerbaar zijn, maar ook over daden die onder de noemer overlast vallen zoals geluidsoverlast, vandalisme en wildplassen. De sancties die hierop volgen zijn dus zowel strafrechtelijke, burgerrechtelijke als administratieve sancties. Er wordt met andere woorden een breed-juridische criminaliteitsdefinitie gehanteerd. Een verdere begripsomschrijving zal in hoofdstuk 1 aan bod komen.
Het onderzoek wordt beperkt in de ruimte in die zin dat enkel het centrum van Ronse in acht genomen zal worden. En klein café aan de rand van Ronse bijvoorbeeld zal niet in het onderzoek opgenomen worden.
4
Wat betreft de situering in de tijd zullen vooral de recente en huidige initiatieven besproken worden. Soms is een blik terug in de tijd nodig om de huidige situatie te begrijpen.
5
Methodologie
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, werd bij de totstandkoming van deze masterproef gebruik gemaakt van verschillende methodieken. Vooreerst vond een uitgebreide literatuurstudie plaats. Hierbij werd de relevante literatuur gelezen en geanalyseerd. Boeken, tijdschriften, onderzoeksrapporten en andere dissertaties van nationale en internationale herkomst werden doorgenomen. Het internet werd gebruikt als aanvulling op deze bronnen. Vervolgens werden diverse relevante overheidsdocumenten doorgenomen, die te vinden zijn op het internet, of aangevraagd moeten worden bij de betrokken diensten. De belangrijkste info om uiteindelijk de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden, werd verkregen door het empirisch onderzoek. Dit gebeurde op kwalitatieve wijze door middel van een documentenanalyse en semigestructureerde interviews met de betrokken actoren. Een meer uitgebreide bespreking van de methodologie en de beperkingen ervan komen in de loop van het corpus aan bod.
6
Structuur
Naast een inleiding en een algemeen besluit, bestaat deze masterproef uit drie grote delen. Het eerste deel bevat een literatuurstudie met betrekking tot uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast. In dit deel wordt uitgelegd wat uitgaanscriminaliteit, uitgaansgerelateerde overlast en onveiligheidsgevoelens inhouden aan de hand van verschillende onderzoeken. Op de thematiek van hangjongeren wordt dieper ingegaan, omdat deze problematiek relevant is voor Ronse. Daarna worden verschillende oorzaken van uitgaanscriminaliteit besproken en tenslotte wordt dieper ingegaan op samenwerkingsverbanden tussen stadsbestuur, politie en horeca-uitbaters.
5
In het tweede deel worden beleidsdocumenten en regelgeving besproken die betrekking hebben op de aanpak van uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast. De beleidsdocumenten op het federaal, Vlaams, provinciaal en zonaal niveau zullen aan bod komen. In het derde deel tenslotte wordt het empirisch onderzoek in Ronse besproken. In dit onderzoek wordt nagegaan hoe het samenwerkingsverband tussen stadsbestuur, lokale politie en horeca-uitbaters in Ronse in elkaar zit. In dit hoofdstuk wordt eerst kort het profiel van de stad geschetst, worden de methodologische keuzes verantwoord en worden de beperkingen naar onderzoeksresultaten toe besproken. Daarna volgen de onderzoeksresultaten van het eigenlijke empirisch onderzoek.
6
HOOFDSTUK 1: LITERATUURSTUDIE MET BETREKKING TOT UITGAANSGERELATEERDE CRIMINALITEIT EN OVERLAST 1
Inleiding
Vrijetijdsbeleving is een belangrijk aspect van ons bestaan. Vooral bij jongeren hoort uitgaan daarbij. De vele populaire cafés, fuiven en andere uitgaansgelegenheden zijn daar het bewijs van. Veelal is uitgaan een ontspannende activiteit in het bijzijn van vrienden. Maar het uitgaansleven gaat ook gepaard met criminaliteit en overlast. In dit eerste hoofdstuk zal ik mij verdiepen in de literatuur die verschenen is rond uitgaanscriminaliteit. Eerst zal uitgelegd worden wat uitgaansgerelateerde criminaliteit, overlast en onveiligheidsgevoelens inhouden. Omdat in Ronse veel problemen zijn met hangjongeren, wordt dit aspect dieper uitgewerkt. Vervolgens wordt nagegaan wat de oorzaken zijn van criminaliteit in het uitgaansleven. Alcohol en drugs zijn onlosmakelijk met het uitgaansleven verbonden, maar wat is het verband tussen deze middelen en uitgaansgerelateerde criminaliteit? Daarnaast worden ook omgevingsfactoren besproken die hun invloed uitoefenen op de criminaliteitsgraad in het uitgaansleven. Tenslotte wordt dieper ingegaan op bestaande samenwerkingsverbanden.
2
2.1
Uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast
Uitgaanscriminaliteit
Uitgaanscriminaliteit houdt normoverschrijdend gedrag in dat gesteld wordt op plaatsen waar veel cafés en uitgaansgelegenheden zijn. Andere benamingen zijn recreatiecriminaliteit of publiek geweld.1 Het gedrag kan gesteld worden in de uitgaansgelegenheid zelf, of in de buurt ervan. Onder uitgaanscriminaliteit kunnen onder andere volgende, meestal kleine vormen van criminaliteit verstaan worden: vandalisme, geweldpleging, drugsdelicten, diefstallen en inbraken. Uitgaanscriminaliteit wordt voornamelijk gepleegd door jongeren.2 Door haar publieke toegankelijkheid is de horeca relatief gevoelig voor criminaliteit en dergelijke. Verschillende factoren die nauw verbonden zijn met uitgaan werken deze 1 2
SCHUYT, K. en VAN DEN BRINK, G., Publiek geweld, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2003, 7. Ibid., 10-11.
7
criminaliteit, zowel gericht op bezoekers als op personeel, in de hand: alcoholgebruik, late sluitingstijden, groepsgedrag,… Daarbij komt dat het uitgaanspubliek een gemakkelijk doelwit is voor criminelen omdat zij vaak hun bezittingen achteloos opzij leggen.3 Als breder kader voor het empirisch onderzoek in Ronse zelf, zullen hier enkele bevindingen uit vroeger onderzoek worden besproken. Het centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid (CCV) heeft in 2008 en 2009 het beeld en de aanpak van uitgaansgeweld op lokaal niveau geïnventariseerd. Daaruit bleek dat 83% van de respondenten aangaf dat in hun gemeente sprake is van uitgaansgeweld. In de meeste gemeenten zijn er minder dan 50 incidenten per jaar, terwijl in 19% van de gemeenten meer dan 100 incidenten per jaar zijn.4 Vervolgens werd het lokaal beeld van uitgaansgeweld geschetst. De nadruk bij uitgaansgeweld ligt op vernieling, vandalisme en dreigen met fysiek geweld. Wapens spelen een kleine rol5, al komt het gebruik van wapens jaar na jaar meer voor.6 Uit Brits onderzoek blijkt dat geweldmisdrijven die gepleegd worden tijdens het uitgaan, meestal voorkomen in het weekend tussen 18 uur ‟s avonds en 6 uur ‟s morgens.7 21% van de gewelddadige misdrijven spelen zich af in of net buiten de uitgaansgelegenheid8 of op de weg van en naar de horecagelegenheid.9 Het merendeel van uitgaansgeweld vindt dus vooral plaats op een afstand van de horecazaken en na sluitingstijd van de cafés.10 Wat betreft de slachtoffers, lopen personen tussen de 15 en 25 jaar het meest risico om slachtoffer te worden van uitgaanscriminaliteit. Bij mannen is deze kans 10 keer zo groot als bij vrouwen.11
3
GEVEKE, H. en WITTEKOEK, H., „Horeca, veiligheid en politie‟, Algemeen Politieblad, 1998, 4-6. VAN HEST, M., Uitgaansgeweld, lokaal beeld en aanpak, Utrecht, CCV, 2009, 7. 5 Ibid., 24. 6 SCHUYT, K. en VAN DEN BRINK, G., o.c., 10. 7 ALLEN, J, NICHOLAS, S., SALISBURY, H. en WOOD, M., „Nature of burglary, vehicle and violent crime‟ in Crime in England and Wales 2001/2002: Supplementary volume, FLOOD-PAGE, C. en TAYLOR, J., Londen, 2003, 123. 8 Ibid., 125. 9 VAN HEST, o.c., 24. 10 VAN DER LINDEN, J. en KNIBBE, R., Daders en slachtoffers aan het woord: een exploratief onderzoek naar uitgaansgeweld, Maastricht, Universiteit Maastricht, 2005, 22. 4
8
Uit het onderzoek van 2009 van het CCV blijkt dat het uitgaanspubliek zowel dader als slachtoffer is van uitgaansgeweld, het geweld speelt zich dus met andere woorden tussen het uitgaanspubliek af. Andere betrokkenen, zoals hulpdiensten of het openbaar vervoer, zijn niet vaker slachtoffer van geweld in het uitgaansleven dan in andere domeinen.12 Wat betreft geweld tegen de politie in uitgaansgebieden, blijkt uit onderzoek dat dit elke politiebeambte kan overkomen. Geweld tegen politie is iets zeer onvoorspelbaar. De daders behoren vaak tot het algemene uitgaanspubliek. 13 Volgens het onderzoek van Beke, Haan en Terlouw is één kwart van de ondervraagden het laatste jaar dader geweest van agressie in het uitgaan. In vele gevallen wordt geweld gepleegd onder invloed is van alcohol en/of drugs. Aanleiding kan zijn: het opzettelijk aangestoten worden of anderen die hun vriendin lastig vallen. In groep neemt de rest van de groep het op voor hun vriend, of hij nu het slachtoffer is of zelf het geweld uitgelokt heeft.14 Opvallende verschuivingen in het profiel van daders zijn dat vrouwen een opmars maken en dat het aandeel minderjarige daders stijgt.15 Een opmerkelijke bevinding van een Nederlands onderzoek is dat 77% van alle horecabedrijven slachtoffer wordt van criminaliteit, maar dat 61% van de horeca-uitbaters zich doorgaans veilig voelt. Veel hangt dus af van de uitbater zelf en in welke mate deze het hoofd kan en durft bieden tegen bedreigingen of effectieve criminele gedragingen van het uitgaansvolk.16 2.2
Uitgaansgerelateerde overlast
Zoals reeds eerder vermeld, wordt in dit onderzoek een breed-juridische criminaliteitsdefinitie gehanteerd. Er zal dus niet alleen rekening gehouden worden met criminaliteitsfenomenen die strafbaar gesteld zijn, maar ook met gedragingen die als „overlast‟ beschouwd worden. Omdat
11
HUTCHINSON, I.L., MAGENNIS, P., SHEPHERD, J.P. en BROWN, A.E., „The baoms United Kingdom survey of facial injuries part 1: aetiology and tha association with alcohol consumption‟, British Journal of Oral and Maxillofacial Surgery, 1998, 13. 12 VAN HEST, o.c., 24. 13 ABRAHAM, M., VAN HOEK, A., HULSHOF, P. en PACH, J., Geweld tegen de politie in uitgaansgebieden, Amsterdam, DSP, 2007, 46-49. 14 BEKE, B., DE HAAN, W. en TERLOUW, G., Geweld verteld: daders, slachtoffers en getuigen over geweld op straat, Den Haag, WODC, 2001, 1-4. 15 SCHUYT, K. en VAN DEN BRINK, G., o.c., 9. 16 GEVEKE, H. en WITTEHOEK, H., l.c., 4-6.
9
de inhoud van dit begrip nogal onduidelijk is, wordt hier even dieper op ingegaan. In de wet van 13 mei 1999 werd het begrip „openbare overlast‟ opgenomen. In de omzendbrief OOP 30bis wordt openbare overlast omschreven als volgt: “Openbare overlast gaat om voornamelijk individuele, materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk of een straat kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt. Openbare overlast kan beschouwd worden als een lichte vorm van verstoring van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid”.17
Overlast impliceert niet altijd strafbare feiten, vaak gaat het om onaangename gedragingen die op zich niet strafbaar zijn. Wat precies als overlast ervaren wordt, is een subjectieve aangelegenheid. Voor de één is lawaai op straat ‟s nachts storend, terwijl een ander daar geen hinder van ondervindt. Een sluitende definitie van overlast kan dus in principe niet gegeven worden. Bovendien kan overlast enkel tot stand komen in „voor het publiek toegankelijke plaatsen‟ want gedragingen kunnen maar overlastgevend zijn als ze worden waargenomen door anderen.18 Overlast kan dus maar overlast zijn wanneer het wordt waargenomen door iemand en is afhankelijk van deze persoon zijn tolerantiegrens.
Vanuit gedragswetenschappelijk oogpunt kan een onderscheid gemaakt worden tussen fysieke en sociale overlast. Bij fysieke overlast ligt de nadruk op de gevolgen voor de omgeving. Dit houdt zaken zoals geluidshinder, vandalisme of sluikstorten in. Daarnaast is er de sociale overlast, waarbij de nadruk ligt op het onaangepast gedrag zelf in de sociale context zoals uitgaansoverlast, rondhangende jongeren en burenconflicten.19 Fysieke overlast is storend omwille van de materiële gevolgen van het gedrag, sociale overlast wordt als storend ervaren tijdens de interactie tussen personen.20
17
Art. 119bis §6 Omzendbrief OOP 30bis 3 januari 2005 aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van Gemeentelijke Administratieve Sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet, B.S. 20 januari 2005, 01.733. 18 VAN MALDEREN, S. en VERMEULEN, G., Recreatie en (strafbare) overlast, Antwerpen, Maklu, 2007, 4041. 19 VAN MALDEREN, S. en VERMEULEN, G., o.c., 40-41. 20 GROENEN, A. en GOETHALS, J., „Onderzoek naar de beleving van overlast in Leuven‟, Panopticon, 2006, 75-76.
10
Veel voorkomende overlastvormen in een uitgaansbuurt zijn openbare dronkenschap, geluidsoverlast, provocerend gedrag, hangjongeren en wildplassen. Deze overlast komt vooral in het weekend voor, minder op weekdagen, en vindt vooral plaats tussen 23 uur ‟s avonds en 7 uur ‟s morgens.21
Een bijkomend probleem bij overlast is dat de meldingsgraad laag ligt. Hierdoor is het moeilijk om preventief te gaan werken of inzicht te krijgen in daderprofielen.22 2.3
Onveiligheidsgevoelens
Onveiligheidsgevoelens zijn niet hetzelfde als criminaliteit. Ze zijn ook niet het loutere gevolg van criminaliteit. Het is niet omdat op een bepaalde plaats het onveiligheidsgevoel groot is, dat daar ook daadwerkelijk veel criminaliteit plaatsvindt of omgekeerd. Een gevoel van onveiligheid is iets dat leeft onder de mensen.23 Het is iets subjectief. Deze onveiligheid is niet alleen fysiek, maar gaat om een algemeen gevoel op een bepaalde plaats op een bepaald moment. Leeftijd en geslacht hebben hierop een invloed. Onveiligheidsgevoelens kunnen gepaard gaan met het gevoel van een vrijheidsbeperking, machteloosheid en onmacht.24
Volgens de veiligheidsmonitor 2008-2009 is er, na de stijging van de onveiligheidsgevoelens tussen 1997 en 2002, een daling waarneembaar tussen 2002 en 2008. 8% van de burgers voelt zich altijd of vaak onveilig. Hierbij zijn het vooral vrouwen, laaggeschoolden en 65-plussers die zich onveilig voelen. Of men al dan niet in het verleden slachtoffer van een misdrijf is geweest, maakt een groot verschil uit: slachtoffers voelen zich dubbel zo onveilig als nietslachtoffers.25 Het ingeschatte risico om slachtoffer te worden van geweld heeft een uitgesproken grootstedelijk karakter.26
21
VAN MALDEREN, S. en VERMEULEN, G., o.c., 66-73. BRULS, E., RENS, P., FERWERDA, H. en BEKE, B., „Recreëren moet wel leuk blijven‟, SEC, 1995, 24-25. 23 DE KIMPE, S., PAUWELS, L., PONSAERS, P. en VAN ALTERT, K., „Over de relatie stedelijkheid en criminaliteit – Interactie, integratie en differentiatie‟ De eeuw van de stad, Brussel, Die Keure, 2003, 233-272. 24 DETAVERNIER, W., Onveiligheidsgevoelens rond stadsparken en sportinfrastructuren, Kortrijk, Katho, 2008, 17. 25 FEDERALE POLITIE (z.d.) „Onveiligheidsgevoelens‟ in Veiligheidsmonitor 2008-2009 [WWW]. Federale Politie: http://www.polfed-fedpol.be/pub/veiligheidsMonitor/2008_2009/reports/samenvatting_2008.pdf [16/04/2010] 26 VAN DEN BOGAERDE, E., VAN DEN STEEN, I. en DE BIE, A. Veiligheidsmonitor 2008-2009 – Analyse van de federale enquête, Federale Politie, Brussel, 2008, 27. 22
11
2.4
Hangjongeren
Na enkele informele gesprekken met inwoners van Ronse, werd duidelijk dat hangjongeren een probleem vormen in Ronse. Daarom wordt hier reeds dieper op de problematiek ingegaan. Hangjongeren is een fenomeen dat altijd al bestaan heeft. Vooral sinds Wereldoorlog II duiken steeds meer groepen in het straatbeeld op, omdat de jongeren vanaf dan over meer vrije tijd en geld beschikken.27 Dat jongeren rondhangen in wijken, op pleinen of elders, is op zich niet erg. Het probleem is dat dit rondhangen soms uitmondt in overlast of zelfs kleine criminaliteit. Niet zelden gebeurt het dat hangjongeren voor geluidsoverlast zorgen, zaken vernielen, voorbijgangers provoceren of lastigvallen, personen uitschelden of overgaan tot kleine criminaliteit zoals bijvoorbeeld winkeldiefstal.28 Dit gedrag gaat dikwijls gepaard met openbaar alcohol- en drugsgebruik. Bovendien zijn deze jongeren niet makkelijk op hun gedrag aan te spreken. Zij durven zelfs ingaan tegen de politie.29 Hierdoor voelen buurtbewoners zich onveilig. Het gedrag van de jongeren verstoort hun woon- en leefgenot. Hoe erg de overlast van de hangjongeren ervaren wordt, wordt ook bepaald door de tolerantiegrens van de buurtbewoners.30 Uit onderzoek is gebleken dat het vooral jongeren uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status zijn die hun vrije tijd niet zinvol weten op te vullen en op die manier op straat gaan rondhangen.31 In het onderzoek van Beke, Van Wijk en Ferwerda worden drie soorten groepen hangjongeren die onaanvaardbaar gedrag vertonen, onderscheiden. In oplopende graad van ernst zijn dit de hinderlijke groepen, de overlastgevende groepen en tenslotte de criminele groepen. De hinderlijke groepen verstoren met hun gedrag vooral de openbare orde. Ze zijn luidruchtig en houden niet veel rekening met hun omgeving. Het kan gebeuren dat ze iets vernielen, al is dit niet hun aanvankelijke bedoeling.32 27
DE VROEGE, M., VAN BAREN, A. en MEIJER, S., Aanpak hangjongeren in gemeenten, veiligheid door samenwerking, Utrecht, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2008, 11. 28 BEKE, B., VAN WIJK, A. en FERWERDA, H., Jeugdcriminaliteit in groepsverband ontrafeld. Tussen rondhangen en bendevorming, Den Haag, WODC, 2003, 58-67. 29 DE VROEGE, M., VAN BAREN, A. en MEIJER, S., o.c., 13. 30 Ibid.,12. 31 GROENEN, A. en GOETHALS, J., „Over overlast gesproken: van spraakverwarring naar een integrale aanpak‟, Politiejournaal, 2005, 9.
12
Bij overlastgevende en criminele groepen ligt dit anders. Zij zijn erop uit om overlast en/of criminaliteit te veroorzaken en gaan daarbij doelbewust te werk. Zij zijn moeilijk op te sporen door de politie omdat hun werkterrein groter is dan dat van de hinderlijke groepen en omdat zij erop letten om niet betrapt te worden.33 De criminele groepen plegen ernstiger feiten met de bedoeling om financieel gewin te bekomen. Zij deinzen er bijvoorbeeld niet voor terug om geweld te gebruiken.34 Onderzoek heeft uitgewezen dat er een verband bestaat tussen groepsdynamiek en het plegen van criminaliteit. Indien jongeren in groep criminaliteit plegen, geldt de regel dat hoe sterker de jongerengroep hiërarchisch georganiseerd is, hoe zwaarder het criminaliteitspatroon is dat deze groep zal vertonen.35 Voor een effectieve aanpak van hangjongeren zijn de inspanningen van verschillende actoren noodzakelijk. Het stadsbestuur kan voor een helder en gecoördineerd beleid zorgen, maar elke partij dient zijn verantwoordelijkheid te nemen. Indien de maatregelen van de verschillende actoren goed op elkaar afgestemd zijn, zullen ze elkaar versterken. Het is de taak van het stadsbestuur om deze samenwerking te organiseren. Diverse partijen kunnen aan een project rond hangjongeren meewerken. Enkele noodzakelijke partners zijn de ouders, scholen, het stadsbestuur, de lokale politie en het openbaar ministerie. 36
De lokale politie is meestal het eerste meldpunt wanneer de hangjongeren voor overlast zorgen. Nochtans is de politie beperkt in wat zij kunnen doen. De jongeren zijn niet eenvoudig aan te spreken, de rust kan al teruggekeerd zijn op het moment dat de politie aankomt en de jongeren wegsturen biedt geen soelaas want hierdoor verplaatst het probleem zich alleen maar. Daardoor hebben burgers het gevoel dat de politie niets met de meldingen doet. Dit gevoel kan verminderd worden indien de politie de melder terug zou bellen om te vertellen wat er met de klacht gebeurd is. Op die manier weet de melder dat zijn klacht serieus genomen wordt. Indien de mogelijkheden voorhanden zijn, kan de politie investeren in een „jeugdagent‟. Deze
32
BEKE, B., VAN WIJK, A. en FERWERDA, H., o.c., 36-37. Ibid., 38-39. 34 VROEGE, M., VAN BAREN, A. en MEIJER, S., o.c., 2008, 13. 35 BEKE, B., VAN WIJK, A. en FERWERDA, H., o.c., 81-82. 36 DE VROEGE, M., VAN BAREN, A. en MEIJER, S., o.c., 19-21. 33
13
politieagent heeft een speciale opleiding gevolgd om met de problematiek van de hangjongeren om te gaan. Hij bouwt een goede relatie op met de hangjongeren en heeft daarnaast contacten met scholen, jongerenwerkers,… Zijn voornaamste taak is het duidelijk maken aan de jongeren wat kan en wat niet kan. Deze jeugdagent is vaak aanwezig op straat en heeft veel contact met de buurt. Vandaar is hij het aanspreekpunt bij uitstek wanneer hangjongeren voor overlast zorgen. Bij problemen zal hij de burger die last ondervindt en de jongere zelf met elkaar in gesprek brengen. Ook het Openbaar Ministerie is een noodzakelijke partner als stok achter de deur bij een strikte handhaving. Zonder een consequente sanctionering van de strafbare feiten die door hangjongeren gepleegd worden, zijn de inspanningen van de andere partners bijna waardeloos. 37 In Nederland geldt in sommige steden en gemeenten een samenscholingsverbod voor hangjongeren die over de schreef zijn gegaan. Het is de bedoeling om via deze maatregel de openbare orde te garanderen en de bewoners opnieuw een veiligheidsgevoel te geven. Het samenscholingsverbod is enkel gericht op de problematische hangjongeren, gewone burgers mogen nog steeds samenkomen. Het zijn de burgemeester, de politie en het Openbaar Ministerie die deze maatregel kunnen uitvaardigen. De politie kijkt toe of het samenscholingsverbod nageleefd wordt en indien dit niet het geval is, moeten zij de overtreders aanhouden, waarop een boete of werkstraf volgt.38
Oorzaken van uitgaanscriminaliteit en –overlast
3
3.1
Middelengebruik: alcohol en illegale drugs
3.1.1 Alcohol Uitgaan is voor vele mensen gelinkt aan het drinken van alcohol. De leeftijd waarop het meest alcohol gedronken wordt, is dan ook tussen de 18 en de 24 jaar, dezelfde als de leeftijd waarop vaker uitgaan wordt. Deze groep drinkt vooral tijdens het uitgaan zelf, en meer dan de
37 38
DE VROEGE, M., VAN BAREN, A. en MEIJER, S., o.c., 29-30. Ibid., 48-49.
14
helft drinkt meer dan 10 glazen per avond.39 Het zijn vooral mannen in groep die het meest drinken.40 Alcoholgebruik is sterk verweven met de leefgewoonten van onze bevolking en het integratieproces begint reeds op vrij jeugdige leeftijd. Alcohol wordt door de jongeren enorm gewaardeerd als genotsmiddel en de socialiserende functie ervan is groot.41 De meeste mensen hebben weinig besef van de gevaren van alcohol en het product wordt nog steeds aanzien als vrij onschuldig. Uit onderzoek blijkt dat Nederlandse ouders laks zijn tegenover het feit dat hun kinderen op jonge leeftijd al alcohol drinken. Niet alleen de ouders zijn tolerant, maar ook de horeca-uitbaters serveren alcohol aan -16 jarigen, ook al is het verboden.42 3.1.2 Illegale drugs Vroeger was druggebruik niet zo wijdverspreid als nu. Drugs werden toen eerder gebruikt in een marginale sfeer en binnen sterk afgebakende subculturen.43 Vanaf de jaren ‟80 echter kende het gebruik van illegale middelen een toename. Vrijetijdsbesteding werd belangrijker en dus nam ook uitgaan een grootschaligere vorm aan. Het is in deze context dat party-drugs zoals cocaïne en XTC aan populariteit wonnen. Deze drugs maken het mogelijk om meer te genieten van het uitgaan en om langer te kunnen doorgaan. Druggebruik is geen uiting meer van een subcultuur, integendeel, het wordt nu gebruikt om het samenhorigheidsgevoel met de massa te versterken.44 Hoewel illegaal druggebruik bij alle leeftijdscategorieën voorkomt, is het toch meer frequent aanwezig bij jongvolwassenen. De meeste gebruikers zijn tussen de 15 en de 35 jaar.45 De drugs die in het uitgaansleven het vaakst voorkomen zijn cocaïne, speed, amfetamines (bv. XTC) en cannabisproducten.
39
HUTCHINSON, I.L., MAGENNIS, P., SHEPHERD, J.P. en BROWN, A.E., l.c., 13. BEKE, B., DE HAAN, W. en TERLOUW, G., o.c., 32. 41 VAN HAVERE, T., Partywise. Kwantitatief onderzoek naar trends in het druggebruik in het uitgaansleven 2005, Brussel, VAD, 2006, 3. 42 DE GRAAF, I, SMIT, E. en VERDUMMEN, J., Uitstellen van alcoholgebruik door jongeren: hoe stel je regels in de opvoeding?’ Utrecht, Trimbox Instituut, 2007, 85-86. 43 EVENEPOEL, T., „Party-drugs en synthetische middelen: een nieuwe trend‟ in Jongeren en criminaliteit. Lezingen in het kader van de inaugurele postuniversitaire vormingscyclus criminologie, BALTHAZAR, T., CHRISTIAENS, J., COOLS, M. e.a. (eds.) Mechelen, Kluwer, 2003, 83-99. 44 VAN HAVERE, T., Dossier Veilig Feesten, Brussel, VAD, 2007, 4. 45 NAAYER, H. en BIELEMAN, B., Criminaliteit en overlast rond druggebruik en drugsmarkten, GroningenRotterdam, Interval: Bureau voor onderzoek en advies, 2005, 1. 40
15
Drugs kunnen in verschillende contexten gebruikt worden. Druggebruik tijdens het uitgaan komt veel voor, maar het houdt extra risico‟s in omdat de gebruikers tijdens het uitgaan geen controle hebben over hun omgeving.46 In de meeste uitgaansgelegenheden loopt de omgevingstemperatuur al gauw op. Dit in combinatie met het gebruik van drugs kan ernstige gevolgen hebben. Wie bv. XTC genomen heeft, kan uren na elkaar dansen zonder zich moe te voelen. XTC zorgt er echter ook voor dat de lichaamstemperatuur stijgt. Daardoor gaat de gebruiker zweten en als het dan ook nog warm is en de gebruiker drinkt te weinig water, kan het lichaam oververhit raken en uitdrogen, wat het risico op een hitteberoerte verhoogt. Zonder dat de gebruiker het beseft, kan hij dus in een (levens)gevaarlijke situatie terechtkomen.47 3.1.3 Recente trends Wat betreft trends in het middelengebruik van de uitgaanspopulatie, is het laatste rapport dat de Vereniging voor Alcohol en andere Drugproblemen (VAD) hieromtrent gemaakt heeft, het meest relevant. Doordat de bevragingen over verschillende jaren heen (2003-2007) gedaan werden, kunnen uitspraken over evoluties gedaan worden. Wat betreft het gebruik van alcohol en cannabis kan van een daling gesproken worden. Ook het gebruik van paddo‟s is gedaald over de jaren heen. Alcohol blijft ondanks de daling wel het meest gebruikte product. Een belangrijk aspect in problematisch alcoholgebruik is binge drinking (minstens zes glazen tijdens één drinkgelegenheid). Ongeveer één op de zes studenten doet minstens een keer per week aan binge drinking. Hoe frequenter binge drinking zich voordoet, hoe hoger het risico op problematisch gebruik. Een belangrijke evolutie kan opgemerkt worden in de cijfers van het laatstejaarsgebruik van cocaïne. In 2003 had 11.3% van de populatie die uitgaat het laatste jaar cocaïne gebruikt, in 2005 was dit 12.3 % en in 2007 al 17,1%. Er is dus sprake van een duidelijke stijging.48 Twee soorten drugs die de laatste jaren nieuw zijn opgedoken in het uitgaansmilieu zijn GHB en ketamine. 46
HUNT, G., MOLONEY, M. en EVANS, K., Youth, drugs and nightlife, New York, Routledge, 2010, 143144. 47 MATTHYS, F. (2008) „XTC – Risico‟s op korte termijn‟ in Info Drugs [WWW]. De Druglijn: http://www.druglijn.be/info_drugs/drugsABC/XTC/risicos_gebruik.html [27/03/2010] 48 VAD, Partywise – Kwantitatief en kwalitatief uitgaansonderzoek 2006-2007, Brussel, VAD, 2008, 21-43.
16
GHB wordt ook wel vloeibare XTC genoemd, ook al is het product geen variant van XTC. Het is een kleurloze en geurloze vloeistof die onopvallend in een drankje opgelost kan worden. Deze verdovende stof heeft zijn populariteit als partydrug te danken aan het feit dat het na gebruik geen katergevoel geeft. 49 Het effect bij inname van GHB is zeer dosisgevoelig. Bij een kleine hoeveelheid wordt een vrolijk, ontspannen gevoel waargenomen, maar deze hoeveelheid verschilt niet veel van de dosis GHB die een levensbedreigende coma kan veroorzaken. Daardoor is GHB een buitengewoon gevaarlijke drug.50 Andere neveneffecten van GHB-gebruik zijn geheugenverlies en het ontstaan van “willoosheid”.51 Daardoor wordt GHB als date-rape drug gebruikt. Het product wordt ongemerkt toegevoegd aan het drankje van de slachtoffer. Het slachtoffer kan hierna makkelijk seksueel misbruikt worden, want het is weerloos. De dag nadien herinnert het slachtoffer zich niets meer en aangezien GHB na 12u niet meer op te sporen is in urine, kan het bewijs van het misdrijf moeilijk geleverd worden.52 De tweede drug die de laatste jaren in het uitgaansmilieu opgedoken is, is ketamine, in het uitgaansmilieu beter gekend als “Special K”. Dit kalmeermiddel zorgt ervoor dat de gebruiker een “bijna-dood-ervaring” beleeft en de grenzen tussen het bewustzijn en het niet-bewustzijn aftast. Een ketamine-trip is moeilijk voorspelbaar: de hallucinaties kunnen lijken op aangename dromen, maar kunnen evengoed de vorm van een nachtmerrie aannemen. De gebruiker verliest alle pijngevoeligheid en kan zich dus verwonden zonder het te merken. Bij hoge dosissen kan bewustzijnsverlies of zelfs hartstilstand optreden.53 Mensen met een lichte neiging tot hyperventileren kunnen bij gebruik van ketamine in een vicieuze cirkel van hyperventilatie terechtkomen.54 Wat betreft gebruikspatronen kan besloten worden dat het gebruik van verschillende middelen, behalve cocaïne, gedaald is. Ook na het uitgaan is het gebruik van cannabis
49
MATTHYS, F. (2008) „GHB – Waarom wordt GHB gebruikt?‟ in Info Drugs [WWW]. De Druglijn: http://www.druglijn.be/info_drugs/drugsABC/GHB/waarom_gebruikt.html [06/04/2010] 50 VAN BOCXLAER, J., Opleidingsonderdeel Drugsfenomenen – Deel psychofarmaca, Gent, Universiteit Gent, 2008, 167-168. 51 MATTHYS, F. (2008) „GHB – Waarom wordt GHB gebruikt?‟ in Info Drugs [WWW]. De Druglijn: http://www.druglijn.be/info_drugs/drugsABC/GHB/waarom_gebruikt.html [06/04/2010] 52 VAN BOCXLAER, J., o.c., 168. 53 MATTHYS, F. (2008) „Ketamine – risico‟s van ketaminegebruik‟ in Info Drugs [WWW]. De Druglijn: http://www.druglijn.be/info_drugs/drugsABC/ketamine/risicos_gebruik.html [06/04/2010] 54 VAN BOCXLAER, J., o.c., 165.
17
gedaald. Het individuele gebruik van alle middelen is gedaald over de jaren heen, maar het gebruik in groep blijft op hetzelfde niveau. Dit kan erop wijzen dat het illegaal druggebruik steeds minder taboe is en dat drugs minder stiekem gebruikt worden. De meerderheid gebruikt cocaïne nog steeds in groep tijdens het uitgaan. Combigebruik, het combineren van verschillende legale en illegale drugs, blijft ook veelvuldig aanwezig. Vooral de combinatie alcohol met illegale drugs komt vrij vaak voor. Een opvallende evolutie is dat gebruikspatronen meer uniformiseren tussen de verschillende milieus binnen het uitgaansleven. Tenslotte werd gevraagd naar de betekenis van het middelengebruik voor de mensen die uitgaan en gebruiken. Volgens de geïnterviewden zal er altijd een relatie bestaan tussen muziek, uitgaansleven en middelengebruik. De stabilisatie in het middelengebruik vanaf een bepaalde leeftijd is het gevolg van het feit dat iemand die ouder wordt meer verantwoordelijkheid krijgt (een gezin, samenwonen, werk) en minder uitgaat. Uitgaan, muziek en druggebruik hebben volgens de geïnterviewden elk op zich dezelfde functie: ze zijn voor mensen een vlucht uit de dagelijkse sleur en drukte. Wanneer mensen uitgaan, willen ze er ten volle van genieten. Het zijn dan ook positieve overwegingen om te gebruiken die voornamelijk vernoemd worden: meer plezier maken, genieten van de avond, goed gevoel, lekker, versterken van de visuele en auditieve prikkels,… Het is wel belangrijk om aandacht te leggen op het feit dat de meerderheid van de bevraagde populatie geen illegale drugs gebruikt tijdens het uitgaan en indien zij deze toch gebruiken, het voornamelijk over cannabis gaat. Personen die geen alcohol drinken tijdens het uitgaan, zijn echter eerder zeldzaam.55 3.1.4 De relatie tussen middelengebruik en criminaliteit / overlast In de literatuur is reeds heel wat geschreven over het mogelijke verband tussen middelengebruik en criminaliteit, geweld, overlast,… Sommige onderzoekers zien een verband, anderen niet. In 2009 voerde het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) een trendanalyse uit rond het verband tussen alcoholconsumptie en veiligheidskwesties. Zij
55
VAD, o.c., 21-43.
18
kwamen tot de conclusie dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de relatie tussen drinken en delinquentie en dat de wetenschappelijke literatuur niet veel inzichten biedt. Jongeren die geen alcohol gebruiken, plegen meestal geen delicten. Jongeren die wel alcohol drinken, maken zich vaker schuldig aan veelal lichte vergrijpen en jongeren die binge drinken plegen relatief de meeste en de meest ernstige misdrijven. Maar of de effecten van alcoholconsumptie op criminaliteit causaal zijn, wordt doorgaans betwijfeld.56 Over de relatie tussen alcoholgebruik en het specifieke fenomeen geweldsdelicten is er meer literatuur beschikbaar. Farmacologisch gezien kan niet aangetoond worden dat enkel en alleen door het gebruik van alcohol of drugs, agressief gedrag uitgelokt wordt. Agressie kan wel ontstaan onder invloed van alcohol of andere drugs, maar dan spelen ook andere factoren mee. De invloed van alcohol of drugs is dus vaak indirect omdat diverse omgevingsfactoren hun invloed hebben.57 Volgens Beke en Kleiman kan alcohol- en druggebruik wel een faciliterende factor zijn voor het plegen van verschillende recreatiecriminaliteit.58 Ook uit het onderzoek van Bieleman blijkt dat alcohol een cruciale factor is om agressie te verklaren.59 Andere auteurs zoals bv. Gustafson erkennen wel dat alcohol- en druggebruik een agressieversterkende werking heeft, maar dat vooral sociale processen een belangrijke rol spelen in deze relatie. Zij hebben het dan over persoonlijke, situationele en omgevingsfactoren die de relatie tussen alcohol en geweld versterken. Een voorbeeld: als iemand gedronken heeft én bedreigd wordt (situationele factor), zal de kans groter zijn dat deze persoon geweld pleegt.60 Tomsen heeft het dan weer over situationele factoren zoals te warm, te weinig ruimte of te luide muziek. Ook deze blijken een invloed te hebben op het gedrag van mensen en worden
56
DUBBELD, L., „Dronken en delinquent‟, Secondant, Utrecht, CCV, 2009, 22-25. SHANNON, L., Alcohol and drugs, delinquency and crime, Londen, Macmillan press LTD, 1998, 163-165. 58 BEKE, B. en KLEIMAN, W., Recreatie, recreatiegedrag en recreatiecriminaliteit in Nederland. Jongeren en criminaliteit; de ontwikkeling van een analysemodel, Utrecht, SWP, 1990, 63-65. 59 BIELEMAN, B., MAARSINGH EN MEIJER, G., Aangeschoten wild: onderzoek naar jongeren, alcohol , drugs en agressie tijdens het uitgaan, Groningen, Stichting Intraval, 1998, 15. 60 BIELEMAN, B., MAARSINGH EN MEIJER, G., o.c., 19. 57
19
nog eens versterkt in relatie tot alcohol of drugs. Hij beweert dus dat de kans op geweld groter wordt naarmate het publiek zich verveeld of ongemakkelijk voelt.61 Uit een onderzoek naar middelengebruik bij geweldplegers uit 2008, blijkt dat het percentage geweldsincidenten waarbij één of meerdere verdachten alcohol gebruikt hadden, ruim een kwart (27%) bedraagt.62 Verschillende onderzoeken onderschrijven de wederkerigheid van de relatie tussen alcoholgebruik en geweld: alcoholconsumptie kan resulteren in meer geweld, maar geweld kan ook leiden tot bovenmatig drinken.63 Eén ding is zeker: de relatie tussen middelengebruik en criminaliteit is complex. Er bestaat wel een sterk statistisch verband, maar dit wil niet zeggen dat iedereen die onder invloed van alcohol of drugs is, criminaliteit of geweld zal plegen. Toch blijkt uit cijfers dat ongeveer 40% van de totale geweldscriminaliteit gepleegd wordt onder invloed van verdovende middelen. Bijna één vijfde daarvan vindt plaats tijdens het uitgaan. Het ontremmende effect van deze middelen laat mensen dingen doen die ze in normale omstandigheden minder vlug zouden doen.64 Finney maakt hier nog een nuance, namelijk dat het bepaalde patronen van drinken zijn die verantwoordelijk zijn voor de criminaliteit. Het gaat hier vooral om het binge drinking dat zou leiden tot verschillende vormen van gewelddadige criminaliteit.65 Schepherd e.a. stellen dat de kans op geweld aanzienlijk groter wordt na het drinken van 8 à 10 eenheden alcohol kort na elkaar, binge drinking dus. Dit geldt zowel om pleger van geweld te worden, als om het slachtoffer ervan te worden.66 Wat betreft drugs, hebben verschillende studies reeds de link tussen drugs en criminaliteit aangetoond. Opvallend is dat verschillende soorten drugs de katalysator zijn van verschillende soorten criminaliteit. Cocaïne zet aan tot het plegen van diefstallen en overvallen67, terwijl het
61
Ibid., 22. BRUINSMA, M., BALOGH, L. en DE MUIJNCK, J. Geweld onder invloed, Tilburg, IVA, 2008, 112. 63 DUBBELD, L., l.c., 22-25. 64 VAN ERPECUM, I., „Alchol en geweld‟, SEC, 2003, 20-22. 65 FINNEY, A., Findings on violence in the night-time economy: key findings from the research, Londen, Home Office, 2004, 2. 66 SHEPHERD, J. en BRICKLEY, M., „The relationship between alcohol intoxication, stressors and injury in urban violence‟, British Journal of Criminology, 1996, 546-566. 67 BAUMER, E., LAURITSEN, J.L., ROSENFELD, R. en WRIGHT, R., „The influence of crack cocaine on robbery, burglary and homicide rates: a cross-city longitudinal analysis‟, Journal of Research in crime and delinquency, 1998, 316-340. 62
20
gebruik aan XTC meer gelinkt wordt aan geweldsdelicten, rijden onder invloed, verkrachting en vandalisme.68 Cannabinoïden zouden dan weer vooral gebruikt worden bij misdrijven zoals diefstal en vandalisme.69 3.2
Omgevingsfactoren
3.2.1 Sluitingstijden De sluitingstijden van horecazaken kunnen invloed hebben op het risico op uitgaanscriminaliteit. Wanneer een café sluit, worden de mensen die nog in het café aanwezig waren, buiten gezet. Dit zorgt ervoor dat op één moment vele mensen op straat komen. In deze groep bevinden zich bovendien meer mensen die onder invloed van alcohol of drugs zijn, dan in de groepen die vroeger vertrokken zijn. Het resultaat is dat na sluitingstijd van de horeca zich een piek voordoet in geweld en andere uitgaanscriminaliteit. Enerzijds kan ervoor gekozen worden alle cafés in een buurt op eenzelfde moment te sluiten. Dan komen op hetzelfde moment verschillende groepen en culturen samen, wat tot irritaties kan leiden. In buurten waar er een spreiding van de sluitingsuren voorkomt anderzijds, leidt dit tot een verlenging van de periode waarin problemen kunnen ontstaan.70 3.2.2 Stedelijke omgeving Uitgaansgebieden zijn voornamelijk in steden gelegen. Maar deze moderne stedelijke omgeving houdt allerlei factoren in die de kans op geweld doen toenemen. Individuen hebben in de hedendaagse tijd veel gelegenheden tot geweldpleging door de toegenomen anonimiteit, de geringe sociale controle, de snelheid en mobiliteit, de nadruk op geld, de stress en de haastigheid van het huidige leven,…71 Een uitgaansgebied op zich bezit ook specifieke kenmerken die het risico op criminaliteit verhogen. Een uitgaansgebied wordt immers gekenmerkt door de aanwezigheid van vele 68
LOGAN, B.K. en COUPER, F., „3,4methylenedioxymethamphetamine (MDMA, ecstacy) and driving impairment‟ Journal of Forensic Sciences, 2001, 1426-1433. 69 DAWKINS, M., „Drug use and violent crime among adolescents‟, Adolescence, 1997, 395. 70 EIJKEN, T., KINGMA, H., KLASEN, H. en OSKAM, J., „Gebruik slag- en steekwapens neemt toe‟, SEC, 1994, 34-37. 71 SCHUYT, K. en VAN DEN BRINK, G., o.c., 8.
21
potentiële daders, makkelijke slachtoffers en een geringe controle. Deze combinatie zorgt ervoor dat criminaliteit zich vaker voordoet op uitgaansplaatsen dan in andere gebieden. Daarnaast is een uitgaansbuurt ook aantrekkelijk voor potentiële daders omwille van het wanordelijke en ongeorganiseerde karakter van de omgeving en de grote anonimiteit die er heerst.72 3.2.3 Ruimtelijke opbouw Kenmerken die bijdragen tot een sociaal onveilige situatie kunnen ook te maken hebben met de ruimtelijke opbouw van de gehele stad of delen van de stad.73 Vele steden zijn ingedeeld in gebieden die dezelfde functie uitoefenen: industrie, wonen, universiteitsterreinen, uitgaansgebieden,… De concentratie van deze activiteiten is vaak onvermijdelijk omwille van verkeersfactoren, milieufactoren, onderlinge nabijheid,… Deze gebieden waarin voornamelijk één functie beoefend wordt, hebben - afhankelijk van hun omvang en ligging - gevolgen voor de sociale veiligheid in een stad. Een gebied dat maar voor één functie gebruikt wordt, zal er op de momenten dat deze functie niet gebruikt wordt, verlaten bijliggen. Op deze momenten zijn de routes door of langs dergelijke gebieden voor passanten onveilig omdat er dan weinig informeel toezicht is. Naast de ligging, is ook de omvang van dit gebied met één functie van belang. Indien zo‟n gebied te groot wordt, zal het geïsoleerd raken van de rest van de stad. Daardoor zal de veiligheid in en rond dit gebied dalen.74 Gebieden met één functie houden dus meer risico‟s in door hun lage sociale veiligheid. Maatregelen van ruimtelijke ordening kunnen hieraan tegemoet komen door deze gebieden niet te groot te maken en een veilig routenet te voorzien, zodat mensen die uitgaan zich ‟s avonds met de fiets of te voet veilig kunnen verplaatsen.75
72
HADFIELD, P., „Violence between young people and control of night-time leisure zones in England‟, Paper presented at the international seminar about violence between young people in leisure zones, Barcelona, 2006, 13-14. 73 KRIJNEN, L., HAJONIDES, T. en HEESMANS, H., Buiten gewoon veilig: hoe ruimtelijke maatregelen kunnen bijdragen aan het verminderen van seksueel geweld op straat,Rotterdam, Stichting vrouwen bouwen en wonen, 1987, 64. 74 KRIJNEN, L., HAJONIDES, T. en HEESMANS, H., o.c., 72-73. 75 Ibid., 92-93.
22
4
Samenwerkingsverbanden
De overheid en de private sector (horeca en bewakingssector) hebben altijd samengewerkt in gevallen dat dit beide partijen iets oplevert. Een publiek-private samenwerking kan als een oplossing gezien worden voor het probleem dat er een groeiende behoefte is aan collectieve activiteiten, terwijl de overheid niet onbeperkt kan doorgroeien. Bovendien wordt algemeen aangenomen dat de overheid een inefficiënte producent is van collectieve diensten. Door publiek-private samenwerkingen zou dit probleem ondervangen worden. Publiek-private samenwerking wordt inmiddels toegepast op lokaal, regionaal, provinciaal, landelijk, Europees en internationaal niveau, maar over de precieze definiëring van zo'n publiek-private samenwerking bestaat geen eenduidigheid. Ondanks verschillende definities, kan geconcludeerd worden dat er bij publiek-private samenwerking altijd sprake is van: - minstens één partij vanuit de publieke sector, - en één partij uit de private sector, - een samenwerkingsverband dat een redelijke looptijd heeft, - met een gemeenschappelijk doel, - waar alle betrokken partijen belang bij hebben, - waar taken onder de partners verdeeld worden, - en waar geen sprake is van hiërarchische verhoudingen tussen deelnemers. Publiek-private samenwerkingsverbanden in de veiligheidszorg staan sinds medio jaren tachtig op de politieke agenda vanuit het besef dat veiligheidszorg niet alleen een zaak van de overheid is.76 Toch zijn ze niet altijd even talrijk geweest. Gedurende de jaren 90 werd een projectmatige aanpak in de criminaliteitspreventie sterk aanbevolen. Dit was niet evident want niet alle politiediensten zijn even bereid om hun professionele visie op criminaliteit te verzoenen met de visies van preventie- en welzijnswerkers. 76
ROOSEBOOM, S., DRIESSEN, F. en VÖLKER, B., Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing, een evaluatie, Utrecht, WODC, 2006, 144 p.
23
Tot 95 waren wel enkele samenwerkingsverbanden succesvol, maar daarna verminderde de wederzijdse bereidheid om samen te werken. De kloof tussen politiediensten en welzijnswerkers werd onder de regeringen Verhofstadt I en II opnieuw bijna zo groot als in de jaren 70 en 80. De regeringen Verhofstadt I en II stimuleerden een ander soort samenwerkingsverbanden, namelijk die tussen publieke en private personen, zoals bv. burgers. In zo‟n samenwerkingsverband domineert de professionele visie van de politiedienst.77 Het huidig veiligheidsbeleid in België tracht een „Integrale Veiligheid‟ te bekomen.78 „Integrale Veiligheid‟ houdt in dat de aanpak van de onveiligheid rekening houdt met alle factoren die de veiligheid kunnen bedreigen. Hiervoor is de samenwerking tussen verschillende partners, zowel publiek als privaat, belangrijk. Niet alleen de overheid (bv. politie, stadsbestuur,…), maar ook burgers, gezinnen, scholen, bedrijven (bv. horeca) en instellingen moeten zich actief inzetten voor een veilige samenleving.79 In 2008 werd reeds onderzoek gevoerd naar het samenwerkingsverband tussen het stadsbestuur en de politie enerzijds en de uitbaters van uitgaansgelegenheden anderzijds in Kortrijk, Brugge en de Overpoortstraat in Gent. In Kortrijk heeft het stadsbestuur reeds het initiatief genomen om samen met de politie en de horeca-uitbaters een convenant af te sluiten. Dit houdt in dat elke betrokkene bij het Kortrijkse uitgaansleven zijn aandeel moet leveren in het beperken van overlast en criminaliteit. In het convenant wordt een fasensysteem opgezet. Dit houdt in dat politie en stadsbestuur overlastproblemen in het uitgaansleven eerst via verwittigingen en dialogen proberen op te lossen, en dus niet meteen repressief optreden. Dit convenant heeft ervoor kunnen zorgen dat de klachten over uitgaanscriminaliteit en –overlast gehalveerd werden. 80 Daarnaast wordt voorzien in FOXen. Dit zijn jongeren die ingezet worden om de bezoekers aan te sporen tot positief uitgaansgedrag.81 De uitbaters geloven echter niet in dit project en 77
HEBBERECHT, P. en DEGRAEUWE, T., Cursus Criminaliteitspreventie, Gent, Universiteit Gent, 20092010, 113-114. 78 DE KIMPE, S., PAUWELS, L., PONSAERS, P. en VAN ALTERT, K., l.c., 233-272. 79 HEBBERECHT, P., „Het Federaal Veiligheidsplan versterkt de ongelijkheid inzake veiligheid‟, Panopticon, 2000, 105. 80 NACHTERGAELE, T., Het samenwerkingsverband tussen het stadsbestuur en de politie enerzijds en de uitbaters anderzijds in de uitgaansbuurten van Kortrijk, Gent, Universiteit Gent, 2008, 114-115. 81 Ibid., 70.
24
het stadsbestuur heeft veel moeite om FOX-vrijwilligers te vinden. In het weekend zet de politie van Kortrijk extra permanentieploegen in die zich uitsluitend focussen op het uitgaansleven, de zogenaamde UFO-ploegen.82 In Kortrijk bestaat er een goede samenwerking tussen het stadsbestuur en de politie. Door middel van het Operationele Coördinatie Team, blijven beiden op de hoogte van elkaars beslissingen. Alleen de uitbaters vinden dat er te weinig systematisch overleg is tussen hen en het stadsbestuur en de politie. Zij uiten ook hun nood aan één contactpersoon binnen Kortrijk, die zich uitsluitend bezighoudt met het uitgaansleven en de contacten met de horeca, tot wie zij zich kunnen richten met hun problemen.83 In Brugge is er geen samenwerking aanwezig tussen de verschillende actoren. Elke actor werkt op zijn eigen terrein. De uitbaters zorgen ervoor dat ruziemakers in hun zaak zo snel mogelijk het café verlaten. Eens de amokmakers op straat zijn, zijn de problemen de verantwoordelijkheid van de politie. Niemand van de politie staat echt in contact met de uitbaters. Ook kent niet elke uitbater of agent de horecacoach, die normaal een spilfiguur tussen deze actoren moet zijn. De politie is ook niet op de hoogte van de bewakingscamera‟s in enkele zaken. Verder zijn er meer politiepatrouilles op vrijdagavond dan op zaterdagavond, terwijl het juist op zaterdagavond het drukst is. Daardoor arriveert de politie soms zeer laat wanneer er zich problemen voordoen.84 Er is dus duidelijk geen samenwerking tussen politie en horeca-uitbaters. Bovendien is er ook geen goede communicatie binnen het politiekorps. Hoewel de preventiedienst iets probeert te veranderen, worden niet alle cafés in projecten en overlegmomenten betrokken. De actoren zoeken elkaar pas op wanneer ze elkaar nodig hebben en niet om preventief te werken. Hierdoor is er dus ook geen adequate aanpak van criminaliteit en onveiligheidsgevoelens.85 Het onderzoek in de Overpoortstraat in Gent tenslotte, heeft als besluit dat er een samenwerkingsverband is om via preventieve maatregelen de veiligheid te behouden. Niet alleen het stadsbestuur, de politie en de uitbaters worden hierin betrokken, maar ook andere
82
Ibid., 88. Ibid., 114-117. 84 D‟HONT, N., Het samenwerkingsverband tussen de locale politie, uitbaters en portiers in het Brugse uitgaansleven, Gent, Universiteit Gent, 2008, 100-101. 85 D‟HONT, N., o.c., 105-106. 83
25
relevante actoren zoals de Gentse Tappers en het Buurt Overleg Platform. Door deze samenwerking zien zij een vermindering van problemen in deze uitgaansbuurt.86
5
Besluit
In de huidige tijden is vrije tijd heel belangrijk. Uitgaan is daar een aspect van. Uitgaan gaat helaas ook gepaard met criminaliteit en overlast: vandalisme, diefstal, geweldpleging,… Maar liefst 83% van de gemeenten en steden meldt dat er in hun gemeente of stad sprake is van uitgaansgeweld. Dit is het frequentst in het weekend tussen 18 uur ‟s avonds en 6 uur ‟s ochtends. Een opvallende verschuiving in het profiel van daders is dat het aandeel minderjarige daders stijgt. Daarnaast brengt het nachtleven ook overlast met zich mee zoals nachtlawaai, wildplassen,… Onveiligheidsgevoelens kunnen ook aanwezig zijn in het uitgaansleven, maar dit is een subjectieve aangelegenheid. Omdat in Ronse hangjongeren voor veel overlast en criminaliteit in het uitgaansleven zorgen, werd deze problematiek van naderbij bekeken. Rondhangen op zich is niet erg, maar veelal resulteert het in geluidsoverlast, vernieling, lastigvallen van voorbijgangers,… Bovendien zijn deze jongeren niet makkelijk op hun gedrag aan te spreken. Buurtbewoners gaan zich hierdoor onveilig voelen. Onderzoek wees uit dat hoe beter een groep hangjongeren georganiseerd is, hoe zwaarder de criminaliteit is die zij zullen plegen. Ook zijn het vooral jongeren uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status die gaan rondhangen op straat. Om deze problematiek aan te pakken is samenwerking tussen onder andere het stadsbestuur, de politie en het Openbaar Ministerie noodzakelijk. In Nederland geldt op verschillende plaatsen een samenscholingsverbod. Door haar publieke toegankelijkheid is de horeca relatief gevoelig voor criminaliteit en dergelijke. Alcoholgebruik, onoplettende mensen,… zijn uitgaansgebonden factoren die deze criminaliteit in de hand werken. Alcohol- en middelengebruik zijn onlosmakelijk met het uitgaansleven verbonden. Alcohol wordt enorm gewaardeerd als genotsmiddel en de socialiserende functie ervan is groot. Partydrugs zorgen ervoor dat de gebruiker meer geniet van het uitgaan en langer kan doorgaan. Nieuwe trends op het gebied van middelengebruik zijn binge drinking, GHB- en 86
DE MUYER, K., Het samenwerkingsverband tussen het Gentse stadsbestuur en de politie enerzijds en de uitbaters en portiers anderzijds in de Overpoort te Gent, Gent, Universiteit Gent, 2008, 147-150.
26
ketaminegebruik. Over het verband tussen alcoholgebruik en criminaliteit bestaat veel discussie. Farmacologisch gezien kan niet aangetoond worden dat enkel en alleen door het gebruik van alcohol, deviant gedrag uitgelokt wordt. Veel auteurs beweren wel dat alcohol een faciliterende factor is in het ontstaan van crimineel gedrag of geweld, maar dat ook andere factoren deze relatie kunnen beïnvloeden. Het verband tussen drugs en criminaliteit is wel al door vele studies bewezen. Naast middelengebruik kunnen ook andere factoren een invloed hebben op het plegen van crimineel gedrag. Zo hebben sluitingstijden, de stedelijke omgeving en de ruimtelijke opbouw van een stad ook hun invloed op het criminaliteitsrisico. Om het probleem van de uitgaanscriminaliteit aan te pakken, is een samenwerking tussen de publieke (politie en stadsbestuur) en private sector (horeca en bewakingssector) aangewezen. De overheid en de private sector hebben altijd samengewerkt in gevallen dat dit beide partijen iets oplevert. Vorig onderzoek heeft aangetoond dat in sommige steden wel reeds een samenwerking gestart is, in andere nog niet. In Kortrijk heeft het horecaconvenant, een samenwerking tussen stadsbestuur, politie en horeca-uitbaters, ervoor gezorgd dat de klachten over uitgaanscriminaliteit en –overlast gehalveerd werden. Tijdens het empirisch onderzoek in Ronse zal onderzocht worden of deze algemene resultaten uit wetenschappelijk onderzoek ook in de realiteit in Ronse terug te vinden zijn.
27
HOOFDSTUK 2: BELEIDSINITIATIEVEN OP DE VERSCHILLENDE BESTUURSNIVEAUS BETREFFENDE DE AANPAK VAN UITGAANSCRIMINALITEIT 1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de verschillende beleidsdocumenten besproken die betrekking hebben op de aanpak van het uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast. Ik zal aandacht besteden aan beleidsdocumenten en regelgeving op het federaal, Vlaams, provinciaal en zonaal niveau. De meeste documenten die doorgenomen werden gaan over verschillende algemene thema‟s, dus beperkt deze bespreking zich tot de passages die relevant zijn voor het uitgaansleven of de horeca. Het lokale beleid van Ronse zelf komt pas in het derde hoofdstuk aan bod.
2
2.1
Federaal niveau
Regeerakkoord federale regering 2008-2011
Op het moment dat deze masterproef gedrukt werd, was nog geen nieuw regeerakkoord bereikt. Daarom wordt hier nog het regeerakkoord besproken van de federale regering die intussen gevallen is. Op 18 maart 2008 is het regeerakkoord van de aanvankelijke federale regering voor de periode 2008-2011 tot stand gekomen. Een regeerakkoord is een overeenkomst tussen de verschillende politieke partijen in het parlement die de coalitieregering vormen. In dit regeerakkoord sprak de regering zich uit over haar politieke uitgangspunten voor de komende legislatuur, het bevatte met andere woorden de grote beleidslijnen die de federale regering in de regeerperiode tussen 2008 en 2011 wou verwezenlijken. Op dat moment was Yves Leterme premier en was het regeerakkoord gesloten door de onderhandelaars van CD&V, MR, PS, Open Vld en cdH.87
87
FEDERALE REGERING (18/3/2008), Regeerakkoord gesloten door de onderhandelaars van CD&V, MR, PS, Open Vld en cdH [WWW]. http://www.premier.fgov.be/files/NVERKLARINGtien-zondervoettekst.pdf [09/03/2010].
28
De bespreking van het regeerakkoord van de federale regering, zal beperkt zijn tot de beleidslijnen die van toepassing zijn op het uitgaansleven en de problemen die hiermee gepaard gaan. Eén van de kernuitdagingen van het regeerakkoord was de veiligheid van iedereen te garanderen. “Dit vraagt alomvattende antwoorden op geweld, van welke soort dan ook”, zo luidde het. De regering wou gaan voor een veilige en respectvolle samenleving. Het verzekeren van de veiligheid en een goede werking van het gerecht zijn hierbij kerntaken van de federale overheid. Politie en justitie zijn de pijlers van de veiligheidsketen, die loopt van de vaststelling van de normen en preventie, over opsporing en vervolging, tot bestraffing en strafuitvoering. De regering benadrukte dat ze bijzondere aandacht zou hebben voor overlast en kleine criminaliteit. Dit zijn de twee fenomenen die het meest voorkomen in het uitgaansleven. Ook werd beloofd dat de jeugdbeschermingwet aangepast zou worden omwille van het feit dat ernstige misdrijven met soms blind geweld door alsmaar jongere daders worden gepleegd. De politie zou voor bepaalde activiteiten aangemoedigd worden om samen te werken met alle soorten actoren.88 2.2
Strategische veiligheids- en preventieplannen
De incidenten in Vorst, de aanslagen van de bende van Nijvel, de CCC en het Heizeldrama hadden ervoor gezorgd dat er grote onveiligheidsgevoelens waren bij de bevolking. Als reactie hierop zijn in 1992 de toenmalige veiligheidscontracten ontstaan. De bedoeling was een geïntegreerde preventie van de criminaliteit te waarborgen op lokaal vlak.89 Zo‟n veiligheidscontract omvatte een politieluik en een preventieluik die projecten inhielden om o.a. de kwaliteit van het gemeentelijke politiewerk te verbeteren en om criminaliteit te 88
FEDERALE REGERING (18/3/2008), Regeerakkoord gesloten door de onderhandelaars van CD&V, MR, PS, Open Vld en cdH [WWW]. http://www.premier.fgov.be/files/NVERKLARINGtien-zondervoettekst.pdf [09/03/2010]. 89 X, (17/10/2003), advies nr 75 van de raad van de gelijke kansen van mannen en vrouwen van 17 oktober 2003 betreffende de veiligheids- en preventiecontracten [WWW]. http://raadvandegelijkekansen.be/navigatieframeset.htm [06/03/2010]
29
voorkomen volgens de filosofie van de oriëntatienota van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, Louis Tobback. Daarnaast ontstonden ook preventiecontracten, die uitsluitend preventieprojecten omvatten.90 Het waren de steden en gemeenten zelf die instonden voor de concrete uitwerking van de projecten.91 Door de jaren heen hebben de veiligheids- en preventiecontracten vele veranderingen ondergaan. Er werden nieuwe luiken toegevoegd, de naam veranderde,… Op dit moment worden de contracten “strategische veiligheids- en preventieplannen” genoemd en behoort de uitbouw van het federaal preventiebeleid in hoofdzaak tot de bevoegdheid van de Directie Lokale Integrale Veiligheid van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Zo‟n plan geldt voor 4 jaar. Dit maakt het mogelijk op lange termijn te werken. Er bestaat wel de mogelijkheid om jaarlijks wijzigingen aan te brengen in dit plan, dit om toch te kunnen blijven beantwoorden aan de snel veranderende veiligheidscontext. Op dit moment zijn er 101 strategische veiligheids- en preventieplannen.92 Fenomenen zoals inbraak, sociale overlast en druggerelateerde maatschappelijke overlast, komen in bijna elk strategisch veiligheids- en preventieplan aan bod. Daarnaast zijn er fenomenen zoals „geweld tijdens evenementen‟ die minder vaak in de plannen opgenomen worden. De fenomenen die hier vernoemd worden, zijn vormen van criminaliteit die vaak in het uitgaansleven gepleegd worden. De algemene doelstelling wordt door de overheid vastgelegd en is bij ieder fenomeen dezelfde, nl. „het voorkomen, aan het licht brengen en verminderen van welbepaald fenomenen en de onveiligheidsgevoelens die daarmee gepaard gaan‟.93 Ronse heeft een hoge criminaliteitsgraad en de bewoners en bezoekers van de stad ervaren ‟s nachts een groot
90
HEBBERECHT, P. en DEGRAEUWE, T., o.c., 84-86. X, (17/10/2003), advies nr 75 van de raad van de gelijke kansen van mannen en vrouwen van 17 oktober 2003 betreffende de veiligheids- en preventiecontracten [WWW]. http://raadvandegelijkekansen.be/navigatieframeset.htm [06/03/2010] 92 HEBBERECHT, P. en DEGRAEUWE, T., o.c., 106-109. 93 VAN HERCK, F., Strategische veiligheids- en preventieplannen: het instrument voor een stedelijk integraal veiligheidsbeleid?, Kortrijk, Katho, 2008, 34. 91
30
onveiligheidsgevoel, dus is een strategisch veiligheid- en preventiecontract een welgekomen hulpmiddel om deze te doen dalen.94 De kadernota Integrale Veiligheid van 2004 heeft een kader ontworpen waarin een lokaal geïntegreerd veiligheidsbeleid kan groeien. Dit geïntegreerde veiligheidsbeleid moet verankerd worden in de strategische veiligheids- en preventieplannen en moet de beleidslijnen van o.a. het zonaal veiligheidsplan, het lokaal sociaal beleidsplan, het nood- en interventieplan en het strategisch veiligheids- en preventieplan integreren. Sommige steden slagen hierin, anderen niet. Daarom wordt deze laatste groep ondersteund om het concept Lokale Integrale Veiligheid te introduceren.95 Deze strategische veiligheids- en preventieplannen moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de prioriteiten van de federale regering wat betreft het veiligheids- en preventiebeleid, rekening houdend met de lokale behoeften tot veiligheid en de bescherming van de burgers. Met deze plannen is dus een instrument voor handen om tegemoet te komen aan lokale problemen. Uit een onderzoek van 2008 blijkt dat de meeste steden van mening zijn dat het strategisch veiligheids- en preventieplan een goed instrument is.96 Momenteel is het laatste jaar van de strategische veiligheids- en preventieplannen 2007-2010 bezig. Dat betekent dat er tegen volgend jaar nieuwe plannen zullen moeten worden opgemaakt. In het kader van de denkoefening voor de totstandbrenging van deze nieuwe plannen, worden overlegvergaderingen georganiseerd met de verschillende partners die actief zijn op het valk van criminaliteitspreventie. Binnen de Directie Lokale Integrale Veiligheid werd daarnaast ook nog een werkgroep opgericht die kritisch reflecteert en aanbevelingen uitwerkt met het oog op het uitwerken van het toekomstig plannen.97 Ook Ronse is in het bezit van een strategisch veiligheids- en preventieplan. Dit zal in hoofdstuk 3 uitgebreid besproken worden.
94
Informatie verkregen uit interviews HEBBERECHT, P. en DEGRAEUWE, T., o.c., 106-109. 96 VAN HERCK, F., o.c., 2008, 44. 97 DE CLERCQ, S., „De toekomstige strategische veiligheids- en preventieplannen vanaf 2011‟, Prevue, Brussel, maart 2010, 5-8. 95
31
2.3
Nationaal veiligheidsplan 2008-2011
Een Nationaal Veiligheidsplan (NVP) beoogt het algemeen politiebeleid inhoud te geven en te coördineren. Het is een politieplan waarmee de lokale politiediensten en de verschillende diensten van de federale politie rekening moeten houden bij het opstellen van hun respectievelijke plannen.98 Door de krachtlijnen van het politiebeleid vast te leggen in dit plan wordt gezorgd voor een goede samenwerking tussen federale en lokale politie. Dit plan is ook een scharnier tussen politie en justitie. Het heeft de bedoeling de werkrelatie tussen het openbaar ministerie en de politie te verbeteren.99 Het is belangrijk te vermelden dat het NVP een plan is voor de geïntegreerde politie, wat dus meer is dan enkel de federale politie. Doordat de meeste veiligheidsproblemen en –fenomenen een integrale en geïntegreerde aanpak vragen, is het niet mogelijk een onderscheid te maken tussen wat voor de federale politie van toepassing is en wat voor de lokale politie. Uiteraard is het wel zo dat sommige criminaliteitsvormen eerder de bevoegdheid zijn van de federale politie, bv. omwille van hun grensoverschrijdend karakter. De lokale politie zal dan weer eerder bevoegd zijn voor zaken zoals overlast.100 Het meest recente NVP werd goedgekeurd op 1 februari 2008. De ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken stellen hierin twaalf prioritaire veiligheidsfenomenen voorop die de komende vier jaar strategisch en projectmatig zullen worden aangepakt aan de hand van jaarlijkse actieplannen. In tegenstelling tot het vorige NVP, zijn er nu wel prioriteiten die betrekking hebben op uitgaanscriminaliteit, nl. straatcriminaliteit, jongerencriminaliteit en overlast.101 Deze prioriteiten worden hieronder besproken. Straatcriminaliteit is fenomeen dat steeds vaker voorkomt, vooral in de grootsteden. In de toekomst zal door het OM een gericht beleid gevoerd worden. Dit zal gebeuren door een dynamische vervolgingspolitiek via de zonemagistraat en door een bredere toepassing van de bemiddeling. De lichtere misdrijven die in aanmerking komen voor het ambtshalve politioneel onderzoek zullen duidelijker omschreven worden. Hiervoor worden in overleg met het 98
DE RUYVER, B., Strafrechtelijk beleid, Gent, Universiteit Gent, 2009, 359-361. FEDERALE POLITIE (z.d.) „Nationaal Veiligheidsplan‟ [WWW]. Federale Politie: http://www.polfedfedpol.be/org/org_pns_nl.php [14/04/2010]. 99
100
DE RUYVER, B., Strafrechtelijk beleid, Gent, Universiteit Gent, 2009, 359-361. FEDERALE POLITIE (01/02/2008), „Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011‟ [WWW]. Federale Politie: http://www.polfed-fedpol.be/pub/pdf/NVP2008-2011.pdf. [06/03/2010] 101
32
College van Procureurs-generaal, initiatieven genomen. De politiediensten stemmen zich af op dit beleid. Er dient ook een aangepaste aanpak (via o.a. patrouilles, wijkwerking,…) voor veelplegers van kleine criminaliteit (gauwdiefstallen, vandalisme,…) uitgestippeld te worden. 102
Ook jongerencriminaliteit neemt toe. Deze toename doet zich vooral voor in de steden en in en rond uitgaansgebieden. Probleemjongeren beginnen bovendien steeds vroeger aan een criminele carrière. Deze jongeren moeten op consequente wijze begeleid worden een daarbij staat een duurzame bijstelling van hun asociale houding centraal. In deze begeleiding is het belangrijk dat ze niet ineens stopt wanneer de minderjarige 18 jaar wordt. De inzet van de lokale politie, in nauwe samenwerking met de parketten, speelt bij deze prioriteit een belangrijke rol. Dit dient te gebeuren met respect voor het geldend jeugdrecht en de gemeenschapsbevoegdheden op dit gebied.103 Het JORES-project in Ronse probeert bij te dragen aan het bijstellen van de asociale houding van jongeren. Dit project wordt in hoofdstuk 3 besproken. Een laatste prioriteit die betrekking heeft op het uitgaansleven is overlast. Het is een probleem dat een aanpak vraagt die aangepast is aan de lokale situatie. De kans dat mensen het slachtoffer worden van overlast (of ermee geconfronteerd worden), moet sterk dalen. Hierdoor zal ook het onveiligheidsgevoel afnemen. Uitgaansbuurten en stadscentra met bijhorende horecazaken zijn de meest gevoelige plaatsen voor overlast en de bijhorende onveiligheidsgevoelens. De steden die met overlast geconfronteerd worden, moeten een integraal en geïntegreerd overlastbeleid uitwerken. Hiervoor is een goede samenwerking en afstemming tussen alle actoren nodig. In deze context worden een maximale inzet van het systeem van de Gemeentelijke Administratieve Sancties nagestreefd. De lokale politie kan haar activiteiten op het overlastbeleid afstemmen door haar bijdrage te leveren in het zonale veiligheidsplan. Politieacties zullen gericht worden op de kwetsbare groepen en dit op de tijdstippen waarop zich het meest overlast voordoet. Extra politiepatrouillering tijdens het uitgaan is daar een voorbeeld van. Alle bestaande goede praktijken in dit domein zullen
102
FEDERALE POLITIE (01/02/2008), „Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011‟ [WWW]. Federale Politie: http://www.polfed-fedpol.be/pub/pdf/NVP2008-2011.pdf. [06/03/2010] 103 Ibid., 20.
33
worden samengebracht in een centrale gegevensbank (FOD Binnenlandse Zaken) en ter beschikking worden gesteld voor alle politiezones, steden en gemeenten.104 2.4
Gemeentelijke administratieve sancties
Op 13 mei 1999 werden de gemeentelijk administratieve sancties, kortweg de GAS, geïntroduceerd door de stemming van artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet. 105 Deze wet geeft aan de gemeenten de bevoegdheid om bepaalde vormen van overlast te sanctioneren. Het gaat hier over zaken zoals graffiti spuiten, wildplassen, vechtpartijen zonder gewonden, achterlaten van zwerfvuil, afsteken van vuurwerk, het niet reinigen van de straat,…106 Deze vormen van overlast waren immers niet meer in de strafwet opgenomen. En als deze feiten dan toch naar het parket doorgestuurd werden, werden ze vaak geseponeerd. Door de GAS-wet in te voeren, kon de gemeente deze inbreuken die het onveiligheidsgevoel erg versterken, op een snelle manier aanpakken. De gemeente kan nu zelf overtredingen op het politiereglement sanctioneren door bijvoorbeeld een administratieve geldboete (die niet hoger mag zijn dan 250 euro) op te leggen. Het zijn de politieagenten die deze overtredingen kunnen vaststellen. Daarnaast krijgt de burgemeester ook de bevoegdheid om onder andere een instelling voorlopig te sluiten of een vergunning te schorsen, omwille van de openbare orde of wanneer de uitbater de uitbatingvoorwaarden niet naleeft. Deze bevoegdheid wordt in Ronse onder andere toegepast om maatregelen te treffen bij aanhoudende geluidsoverlast. In 2004 werd de wet aangepast en deze wijziging trad in werking in april 2005. Het gaat hier onder andere over de depenalisering van Titel X, boek II van het Strafwetboek en de Besluitwet van 1945. De wetgever heeft beslist dat het beter was om de betreffende inbreuken, zoals nachtlawaai en vandalisme, uit het strafrecht te halen en de sanctionering ervan over te laten aan de gemeente, omdat aan deze inbreuken geen gevolg werd gegeven door het parket, hoewel ze zeer storend zijn voor de plaatselijke bevolking.107
104
FEDERALE POLITIE (01/02/2008), „Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011‟ [WWW]. Federale Politie: http://www.polfed-fedpol.be/pub/pdf/NVP2008-2011.pdf. [06/03/2010] 105 Wet 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties, B.S., 10 juni 1999. 106 STAD RONSE (1/12/2008), „Het GAS-reglement‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/bestuur/politie/artikel/het-gas-reglement [09/03/2010] 107 M.O. 3 januari 2005 OOP30bis aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet, B.S., 20 januari 2005.
34
Deze wetswijziging had echter ook een negatief effect: doordat niet elke gemeente deze gedepenaliseerde feiten zoals vandalisme en nachtlawaai, in hun politiereglement opgenomen hadden, konden deze feiten dus gepleegd worden, zonder dat daar een sanctie voor voorzien was. Ook jongeren onder de 16 jaar konden deze feiten straffeloos plegen. Daarom werd op 20 juli 2005 de reparatiewet ingevoerd, die deze zaken rechtzette.108 In de praktijk blijkt dat de gemeentelijke administratieve sancties door de gemeenten niet echt gebruikt worden om de criminaliteit te bestrijden, maar wel om de leefbaarheid in hun gemeente te verhogen.109 Vandalisme, nachtlawaai en wildplassen zijn vormen van overlast en kleine criminaliteit die vaak in het uitgaansleven voorkomen, en nu dus door middel van een gemeentelijke administratieve sanctie bestraft kunnen worden. Ook de bestuurlijke sluiting of schorsing van een vergunning is een instrument om overlast in het uitgaansleven aan te pakken. 2.5
Wetgeving camerabewaking
Op 31 mei 2007 werd de wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s gestemd. Via deze wet wordt het plaatsen van een camera in onder andere straten en in besloten plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek waar diensten worden verstrekt, bij wet geregeld. Dit zijn de plaatsen die relevant zijn voor cameratoezicht in het uitgaansleven. In deze wet wordt onder een bewakingscamera het volgende verstaan: “elk vast of mobiel observatiesysteem dat tot doel heeft misdrijven tegen personen of goederen of overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet te voorkomen, vast te stellen of op te sporen, of de openbare orde te handhaven en dat hiervoor beelden verzamelt, verwerkt of bewaart”.110 Volgens deze wet moest een uitbater van een uitgaansgelegenheid die cameratoezicht in zijn/haar zaak wou, dit melden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en aan de korpschef van de betreffende politiezone. Sinds het Koninklijk Besluit 108
Wet 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen, B.S., 29 juli 2005. VAN HEDDEGHEM, K., „Bestuurlijke aanpak van overlast: de gemeentelijke administratieve sancties‟, Panopticon, 2006, 30-41. 110 Wet 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, B.S., 31 mei 2007, 1. 109
35
van 2 juli 2008 betreffende de aangiften van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, is deze procedure veranderd. Degene die een camera wil plaatsen, moet nu enkel een formulier invullen via het E-loket van de Commissie. De Commissie waakt er verder over dat de mededeling wordt gedaan aan de bevoegde politiezone.111 Het filmen van personen in het geheim is verboden, dus is het belangrijk dat de uitbater bij de ingang een pictogram ophangt dat bezoekers inlicht dat zij gefilmd worden.112 Op 10 februari 2008 verscheen een koninklijk besluit waarin de detailregelgeving omtrent deze pictogrammen uitvoerig beschreven wordt.113 De beelden in real time bekijken is enkel toegestaan om onmiddellijk te kunnen ingrijpen bij misdrijven. Beelden opnemen is enkel toegestaan als dit gebeurt met de bedoeling bewijzen van een misdrijf te verzamelen. Indien de beelden geen bijdrage aan dit bewijs kunnen leveren, moeten zij na één maand vernietigd worden. Het recht op privacy wordt beschermd door het artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens dit verdrag mag de overheid of het openbaar gezag enkel inbreuk op de privacy plegen als dit in de wet voorzien is of als dit in het belang van de veiligheid is.114 Daarom mogen geen zaken gefilmd worden waarvan op voorhand geweten is dat zij de intimiteit van een persoon schenden en mag het filmen ook niet bedoeld zijn om informatie in te winnen over de filosofische, politieke, religieuze gezindheid, etnische of sociale origine, het seksuele leven of de gezondheidstoestand. Er moet dus met andere woorden een legitiem doel nagestreefd worden. Bovendien hebben de personen die toegang krijgen tot de beelden, discretieplicht omtrent de persoonsgegevens die de beelden opleveren en heeft iedere gefilmde persoon het recht om de beelden in te kijken.115
111
Koninklijk besluit 2 juli 2008 betreffende de aangiften van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, B.S., 15 juli 2008. 112 Wet 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, B.S., 31 mei 2007, 24. 113 Koninklijk besluit 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt, B.S., 21 februari 2008. 114 MEIJER, B., Cameratoezicht in het publieke domien in EU-landen, Den Haag, WODC, 2000, 17. 115 Wet 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, B.S., 31 mei 2007, 24.
36
Op 12 november 2009 werd een nieuwe wet betreffende bewakingscamera‟s gestemd die de wet van 21 maart 2007 wijzigt.116 Een belangrijke wijziging is de toevoeging van het fenomeen „overlast‟. Het gaat hier om overlast zoals bedoeld in artikel 135 van de nieuwe gemeentewet. De vorige wet zaaide onduidelijkheid over de toepasbaarheid van de camerawet in het geval van overlast, maar de nieuwe wet voegt de term „overlast‟ aan alle bepalingen toe. Hierdoor bestaat er dus geen twijfel meer over de toepasbaarheid van de bepalingen die het bekijken van de beelden in real time, het opnemen en het bijhouden van de beelden regelen, in geval van overlast.117 Een andere wijziging gaat over het bekijken van de beelden in real time. Dit is enkel nog toegestaan in het bijzijn van de politiediensten zodat deze diensten meteen kunnen ingrijpen bij een misdrijf of bij verstoring van de openbare orde.118 De andere wijzigingen zijn niet relevant voor cameratoezicht op uitgaansplaatsen. Na de bekendmaking van deze wet, verscheen op 10 december 2009 een Ministeriële Omzendbrief om de lokale overheden en de politiediensten informatie te verschaffen bij de nieuwe wet en om hen aanbevelingen te doen over hoe zij deze concreet moeten toepassen. Verscheidene onderzoeken hebben aangetoond dat cameratoezicht een positief effect heeft. Dat er minder misdrijven gepleegd worden op plaatsen waar cameratoezicht is, toont aan dat zij een preventief effect hebben. Hiervoor is het wel nodig dat de potentiële dader ervan op de hoogte is dat hij gefilmd wordt. Op het moment dat de dader normaal zou overgaan tot delinquent gedrag, is de aanwezigheid van de camera een prohiberende factor.119 Ook aan de kant van de repressie bewijzen camera‟s hun nut want ze dragen bij tot een hoger ophelderingspercentage en zorgen voor een betere samenwerking tussen de betrokken actoren.120
116
Wet 12 november 2009 houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, B.S., 18 december 2009. 117 M.O. 10 december 2009 betreffende de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, zoals gewijzigd door de wet van 12 november 2009, B.S., 18 december 2009, 2. 118 Wet 12 november 2009 houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, B.S., 18 december 2009. 119 DEKKERS, S. en HOMBURG, G., „Cameratoezicht in openbare ruimte‟, Samenleving en criminaliteit, 2004, 23-25. 120 FLIGHT, S., „Effecten van cameratoezicht‟, Samenleving en criminaliteit, 2001, 13-18.
37
Tenslotte verlagen zij het onveiligheidsgevoel van de mensen op straat en in de uitgaansgelegenheden.121 In een recent tijdschriftartikel van juni 2010 verscheen dat sommige uitgaansgelegenheden waar portiers aan de deur staan, verplicht zijn deze activiteiten van de portiers met bewakingscamera‟s te registreren. Het gaat om de horecazaken waar in de zaak al bewakingscamera‟s hangen, om horecazaken die meer dan 100 m² groot zijn of horecazaken waarvan de burgemeester heeft bepaald dat er een camerasysteem aanwezig moet zijn. In deze soorten zaken mogen de portiers hun functie bij de inkom pas uitoefenen indien hun activiteiten binnen het gezichtsveld van een registrerende camera vallen. Het invoeren van deze maatregel heeft als bedoeling de portiers te beschermen. Daarnaast kunnen de beelden gebruikt worden om de burgers hun versie van de feiten na te trekken wanneer zich een incident voordoet tussen bewakingsagenten en burgers.122 2.6
Wetgeving alcohol en drugs
2.6.1 Wetgeving alcohol Recentelijk, op 31 december 2009, werd de wet van 24 januari 1977 over de leeftijdsgrenzen voor het verkopen en schenken van alcohol aan jongeren, gewijzigd. Vanaf die datum is het verboden om alcohol te verkopen, te schenken of aan te bieden aan –16-jarigen. Met alcohol worden alle alcoholhoudende dranken bedoeld met meer dan 0.5% vol. o.a. bier, wijn,…. Sterke drank mag niet verkocht, geschonken of aangeboden worden aan –18-jarigen. Van elke persoon die alcohol/sterke drank wil kopen mag gevraagd worden zijn leeftijd aan te tonen. 123 2.6.2 Wetgeving drugs In juni 2003 is de wet op de verdovende middelen gewijzigd. Sindsdien maakt de wetgever een onderscheid tussen cannabis en andere drugs. Beiden blijven illegaal, maar ten aanzien van cannabisbezit door meerderjarigen wordt een gedoogbeleid gehanteerd. Indien geen sprake is van overlast of verzwarende omstandigheden, zal enkel een VPV opgemaakt worden 121
VAN LEIDEN, I. en FERWERDA, H., „Cameratoezicht: goed bekeken?‟, Samenleving en criminaliteit, 2003, 13-14. 122 CAPELLE, J., „Bewaking in de horeca: vinger aan de pols‟, Private veiligheid, Brussel, juni 2010, 16. 123 VAD (z.d.), „Wetgeving over alcohol‟ [WWW]. Vereniging voor alcohol en andere drugproblemen: http://www.vad.be/alcohol-en-andere-drugs/wetgeving/alcohol.aspx [14/04/2010]
38
wanneer een meerderjarige cannabis voor eigen gebruik bezit. Andere drugs blijven volkomen illegaal.124 2.6.3 Alcohol en drugs in het verkeer Alcoholverbruik in het verkeer is sterk gereglementeerd. 0.5 promille alcohol in het bloed is strafbaar. Dit geldt niet alleen voor bestuurders van wagens, motorfietsen en brommers, maar ook voor fietsers.125 Rijden onder invloed van drugs is volledig verboden en bovendien levensgevaarlijk. Rijden onder invloed van drugs komt in België op de vijfde plaats in de rij van de ongevaloorzaken en bijna 70% is ervan overtuigd dat politiecontroles zouden bijdragen tot een veiliger verkeer. En toch ligt de kans dat iemand die onder invloed van drugs rijdt betrapt wordt, op nog geen 8%.126 De processen-verbaal in dit geval die wel opgemaakt worden, krijgen bijna allemaal een strafrechtelijk gevolg en worden dus nauwelijks geseponeerd. In 1999 gaf de wetgever de mogelijkheid aan de politie om op te treden tegen drugs in het verkeerd. De sneltesten voor speeksel van toen bleken nog onvoldoende wetenschappelijk betrouwbaar. De wetenschap heeft sindsdien niet stilgestaan en er worden steeds nieuwere methodes gezocht om drugs op te sporen. Zowel op wetenschappelijk, politioneel, justitieel als op politiek niveau wordt er gewerkt aan een vereenvoudiging van de procedure. De nieuwe testen moeten voldoende betrouwbaar zijn en gemakkelijk toepasbaar op het terrein om op die manier zowel de objectieve als de subjectieve pakkans te verhogen.127
3
3.1
Vlaams niveau
Regeerakkoord Vlaamse regering 2009-2014
Het Vlaams regeerakkoord voor de regeerperiode 2009-2014 werd op 15 juli 2009 goedgekeurd door de meerderheid van CD&V, sp.a en N-VA. Het draagt de titel: “Een 124
VAD (z.d.) „Wetgeving over illegale drugs‟ [WWW]. Vereniging voor alcohol en andere drugproblemen: http://www.vad.be/alcohol-en-andere-drugs/wetgeving/illegale-drugs.aspx#wet [14/04/2010] 125 VAD (z.d.), „Verkeerswet‟ [WWW]. Vereniging voor alcohol en andere drugproblemen: http://www.vad.be/alcohol-en-andere-drugs/wetgeving/verkeerswet.aspx [14/04/2010] 126 SILVERANS, P., Attitudemeting verkeersveiligheid 2006, BIVV, 2006, 22-25. 127 ADRIAENSEN, M. en SILVERANS, P., „Controle op rijden onder invloed van drugs‟, het politiejournaal, 2009, 27-29.
39
daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving”. Momenteel is Kris Peeters minister-president van de Vlaamse regering.128 In het regeerakkoord van de Vlaamse regering voor de regeerperiode tussen 2009 wordt ingezet op een „warme samenleving‟. Het toekomstproject dat de Vlaamse regering concreet uitvoert, wil de ontplooiingskansen van de mensen bevorderen en de sociale banden versterken. Dit resulteert in een daling van de criminaliteit, een hoge mate van sociale bescherming, gelijke kansen,… De Vlaamse samenleving moet een warme, solidaire samenleving zijn, die oog heeft voor zowel de zorgzaamheid voor zwakkeren als voor de toekomst van jongeren. Cultuur-, jeugd- en toerismebeleid geven niet alleen vorm en inhoud aan de gemeenschap, maar ook aan het individu. Het is de bedoeling de ingeslagen weg van een volwaardig, categoriaal jeugdbeleid verder te zetten. Een derde Vlaams Jeugdbeleidsplan (2010-2014) zal worden opgezet en hierbij wordt het belangrijk gevonden een betere kennis van jongeren en hun leefwereld te hebben. Via het decreet Lokaal Jeugdbeleid zal de Vlaamse overheid de gemeentebesturen blijvend ondersteunen in hun inspanningen om voldoende te voorzien in aangepaste en veilige basisinfrastructuur zoals bv. een fuifzaal. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar eenduidige normen voor brandveiligheid.
4
4.1
Provinciaal niveau
Provinciaal Jeugdbeleidsplan 2008-2013
Het provinciaal jeugdbeleidsplan geeft de initiatieven weer die de provincie de komende jaren wenst te nemen. Hierin zijn niet alleen de initiatieven voor het jeugdwerk opgenomen, maar voor de hele jeugdsector.129
128
VLAAMSE REGERING (15/07/2009), De Vlaamse regering 2009-2014. Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving [WWW]. http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=Solution_C&cid=1247734278469&context=1141721623065--1191211215889-1191211215089--1247734278469&p=1186804409590&pagename=Infolijn%2FView [09/03/2010] 129 PROVINCIE OOST-VLAANDEREN (z.d.) „Jeugdbeleidsplan‟ [WWW]. Provincie Oost-Vlaanderen: http://www.oost-vlaanderen.be/public/cultuur_vrijetijd/jongeren/beleidsplan/index.cfm [13/04/2010]
40
Eén van de strategische doelstellingen van het provinciaal jeugdbeleidsplan 2008-2013 is het stimuleren van de cultuurparticipatie van jongeren. Om dit te bereiken, heeft de provincie Oost-Vlaanderen enkele operationele doelstellingen opgesteld. Eén daarvan is relevant voor het uitgaansleven, nl. „een positief fuifklimaat stimuleren‟. Deze doelstelling zal bereikt worden door ten eerste een provinciaal fuifbeleidsoverleg op te starten. Hierdoor zullen gemeenten die acties willen ondernemen rond hun lokaal fuifbeleid, de kans krijgen om ideeën uit te wisselen met andere gemeenten. Via dit overleg kan de provincie ook haar instrumenten, zoals het één-loket-systeem en het lokaal fuif- en feestoverleg, voorstellen aan de gemeenten. Een tweede initiatief is het ter beschikking stellen van expertise in functie van het optimaliseren van fuifzalen en het vermijden van geluidsoverlast. Omdat er een groot gebrek is aan fuifruimtes, wil het provinciebestuur de eigenaars van mogelijke fuifruimtes stimuleren hun infrastructuur aan te passen volgens de regels van brandveiligheid en geluidsoverlast, en zo de fuifkansen voor de jeugd in hun eigen gemeente uit te breiden.130 Tenslotte wil de provincie Oost-Vlaanderen het concept van het één-loket-systeem promoten omdat de fuiforganisator door de vele regelgeving het bos door de bomen niet meer ziet.131 Een één-loket-systeem zou een aanspreekpunt voor organisatoren van feesten en fuiven moeten worden. Het provinciebestuur wil deze loketten ondersteunen door vormingen voor fuifcoachen en fuifloket-ambtenaren te organiseren.132 In het Jaarplan 2009 worden de doelstellingen van het Provinciaal Jeugdbeleidsplan omgezet in concrete acties en wordt budget voorzien.133
5
Zonaal niveau
België is opgedeeld in 196 politiezones. Dit is zo sinds de politiehervorming van 1998. Sommige zones bestaan uit slechts 1 gemeente, anderen uit 2 of meer gemeenten. Elke zone
130
PROVINCIEBESTUUR OOST-VLAANDEREN, Jeugdbeleidsplan 2008-2013, Gent, 2008, 27-28. FUIFPUNT (z.d.), „Eenloketsysteem‟ [WWW] Fuifpunt: http://www.fuifpunt.be/beleid/eenloketsysteem [14/04/2010] 132 PROVINCIEBESTUUR OOST-VLAANDEREN, Jeugdbeleidsplan 2008-2013, Gent, 2008, 27-28. 133 PROVINCIEBESTUUR OOST-VLAANDEREN, Jaarplan 2009, Gent, 2 131
41
moet om de 4 jaar een Zonaal Veiligheidsplan (ZVP) opstellen.134 Deze vierjaarlijkse periode is nodig om de maatregelen te implementeren die voortvloeien uit de keuzes gemaakt in het kader van het veiligheidsbeleid, evenals om een grondige evaluatie te kunnen doorvoeren.135 De inhoud van zo‟n ZVP is bepaald in art. 36 van de Wet tot organisatie van een Geïntegreerde Politiedienst (WGP). Het moet onder andere de prioriteiten bevatten die in een globale veiligheidsaanpak worden geïntegreerd, alsook de wijze waarop deze doelstellingen zullen worden bereikt, de capaciteit van de lokale politie die bestemd is voor de uitvoering van deze opdrachten, enzovoort. In het kader van een integraal veiligheidsbeleid, moet dit ZVP in de lijn liggen van hetgeen in het NVP naar voren wordt geschoven, om zo te vermijden dat de 196 politiezones een totaal verschillend veiligheidsbeleid zouden hebben. Anderzijds blijkt uit de wettelijke procedure dat er wel een veiligheidsbeleid kan gevoerd worden dat de vinger aan de pols tracht te houden op het lokale niveau zonder dat het daarbij indruist tegen de krachtlijnen uit het NVP.136 Als een politiezone dus een uitgaansbuurt bevat, waarin nogal wat problemen voorkomen, kan dit fenomeen als prioriteit opgenomen worden in het ZVP. Het Zonaal Veiligheidsplan van de politiezone Ronse zal later besproken worden.
6
Besluit
Uit dit overzicht kan besloten worden dat er op de verschillende bestuursniveaus aandacht is voor het uitgaansbeleid. Op het Federaal niveau krijgt het uitgaansleven en de bijhorende uitgaanscriminaliteit direct of indirect een plaats in het regeerakkoord, in het nationaal veiligheidsplan en in de strategische veiligheids- en preventieplannen. Dit toont aan dat uitgaanscriminaliteit en – overlast als prioriteiten beschouwd worden. Door het fenomeen in de algemene beleidsplannen op te nemen, is de eerste stap gezet om het probleem aan te pakken.
134
DE RUYVER, B., o.c., 361-363. X, (z.d.) „De Zonale Veiligheidsplannen‟, [WWW], Veiligheid en Preventie. Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, http://www.besafe.be/frame/prevention/nl_index.asp?choixLangue=nl, [07/03/2010]. 136 DE RUYVER, B., o.c., 361-663. 135
42
Door middel van de gemeentelijke administratieve sancties krijgt de gemeente de mogelijkheid om kleine criminaliteit en overlast – waar het uitgaansleven veel mee te maken krijgt – meteen aan te pakken. Verder is er relevante regelgeving te vinden wat betreft camerabewaking en de alcohol- en drugwetgeving. Op deze twee gebieden zijn de laatste jaren een aantal wijzigingen doorgevoerd. Op het Vlaamse niveau is het de bedoeling aan een warme samenleving, minder criminaliteit en een volwaardig categoriaal jeugdbeleid te werken. Op het niveau van de Provincie Oost-Vlaanderen is een jeugdbeleidsplan aanwezig, waarin één van de doelstellingen „een positief fuifklimaat stimuleren‟ is. Tenslotte wordt in elke politiezone een Zonaal Veiligheidsplan opgesteld. Op dit kleinschalige niveau kunnen specifieke prioriteiten in de plannen opgenomen worden zodat steden met veel uitgaanscriminaliteit en –overlast hier de nodige aandacht aan kunnen besteden.
43
HOOFDSTUK 3: EMPIRISCH ONDERZOEK NAAR HET SAMENWERKINGSVERBAND TUSSEN LOKALE OVERHEDEN ENERZIJDS (STADSBESTUUR EN POLITIE) EN UITBATERS VAN UITGAANSGELEGENHEDEN ANDERZIJDS IN RONSE 1
Inleiding
In dit deel wordt het eigenlijke onderzoek in Ronse besproken dat werd uitgevoerd tussen 11 juni en 10 augustus 2010. In dit onderzoek wordt nagegaan hoe het samenwerkingsverband tussen stadsbestuur, lokale politie en horeca-uitbaters in Ronse in elkaar zit. Vooreerst wordt kort het profiel van de stad op politiek, geografisch, demografisch, sociaaleconomisch en politioneel vlak geschetst. Daarna volgt een bespreking en verantwoording van de methodologische keuzes, met oog voor de beperkingen naar onderzoeksresultaten toe. In de bespreking van de onderzoeksresultaten wordt eerst dieper ingegaan op het uitgaansleven in Ronse. Hoe ziet het uitgaansleven er daar uit en wat zijn opvallende evoluties? Welke criminaliteit en overlast brengt het uitgaansleven in Ronse met zich mee? Welke zijn typische kenmerken van Ronse? Daarna worden de verschillende beleidsdocumenten en overlegorganen die te maken hebben met het veiligheids- en preventiebeleid in het uitgaansleven besproken. Vervolgens komen de verschillende initiatieven en projecten aan bod die de uitgaansgerelateerde overlast en criminaliteit proberen te bestrijden. Dit kunnen initiatieven van het stadsbestuur, de politie of de horeca-uitbaters zijn, of een initiatief kan het resultaat zijn van een samenwerking tussen hen. Tenslotte wordt besproken wat het stadsbestuur, de lokale politie en de horeca-uitbaters van de samenwerking tussen hen vinden en wat ze nog meer van elkaar verwachten. Ook werd hen de vraag gesteld wat volgens hen het effect is van hun samenwerking en hoe de samenwerking in de toekomst zal evolueren.
44
2
2.1
Profielschets van Ronse
Politiek
De leden van het schepencollege zijn paritair verdeeld tussen de twee partijen: CD&V en SP.a-GROEN!. Elke partij bekleedt 4 mandaten in het college. De burgemeester, Luc Dupont, is lid van de partij CD&V.137 Ook binnen de gemeenteraad zijn de grootste fracties (8 leden) vertegenwoordigd door CD&V en SP.a-GROEN!. Verder zijn er 7 leden van het Vlaams Belang, 2 van Open VLD en 2 van GB-IC (Gemeentebelangen – Intérêts Communaux) vertegenwoordigd in de gemeenteraad.138 2.2
Geografisch
Ronse is de meest zuidelijke stad van Oost-Vlaanderen en ligt aan de grens met Wallonië. Het is een stad met taalfaciliteiten voor Franstaligen.139 Ronse is niet gefusioneerd met haar omliggende gemeenten.140 Door haar ligging aan de Waalse grens heeft Ronse een grote aantrekkingskracht op Walen. De voornaamste redenen hiervoor zijn de grotere werkzekerheid in Vlaanderen en de goede verbindingswegen met Brussel. Door het goedkoper wonen doet zich eveneens een grotere instroom van minderheidsgroepen voor. Hierbij denken we aan kansarmen en etnisch culturele minderheden. De taalgrens vormt een onzichtbare maar reële scheidingslijn in deze regio. Er zijn nauwelijks gestructureerde contacten over de taalgrens heen.141
137
STAD RONSE, (z.d.) „College van Burgemeester en Schepenen‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/bestuur/college/overzicht [13/02/2010] 138 STAD RONSE, (z.d.) „De gemeenteraad‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/bestuur/gemeenteraad/overzicht [13/02/2010] 139 STAD RONSE (3/12/07), „Inwonersaantal en bevolkingsdichtheid‟ in Lokaal Sociaal Beleidsplan Ronse 2008-2013 [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/sites/stadronse/files/LSB_Ronse_2008-2013.pdf [14/02/2010] 140 STAD RONSE, Het cultuurbeleidsplan van de stad Ronse 2008-2013, Ronse, 2008, 6. 141 STAD RONSE (3/12/07), „Inwonersaantal en bevolkingsdichtheid‟ in Lokaal Sociaal Beleidsplan Ronse 2008-2013 [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/sites/stadronse/files/LSB_Ronse_2008-2013.pdf [14/02/2010]
45
De kansarme gezinnen groeperen zich vooral in het stadscentrum en in enkele wijken: Prinsekouter, Scheldekouter, de Stookt, de Marvije en de Ninovestraat.142 2.3
Demografisch
De gemeente heeft op 31/12/2006 een inwonersaantal van 24.424 inwoners, dit is een lichte stijging in vergelijking met de voorbije jaren. Hiermee volgt Ronse de tendens die over heel Oost-Vlaanderen gaande is : lichte stijging van het inwonersaantal tussen 2003 en 2006. Met een bevolkingsdichtheid van 707,23 inwoners per km² heeft Ronse een dichtbevolkt en stedelijk karakter op een oppervlakte van 3.453 ha 47a 86 ca. Ronse is één stedelijk gebied zonder deelgemeenten maar met een groot aantal dichtbevolkte wijken. Wanneer de migratiebeweging van 2006 onder de loep wordt genomen, wordt opgemerkt dat slechts 68 mensen Ronse verlieten, tegenover 263 nieuwkomers. Bij deze laatste groep is de instroom van mensen uit het Brusselse opmerkelijk. Deze netto aangroei van de bevolking die er in de jaren 90 niet was, betekent dat Ronse sinds 2000 een positieve uitstraling uitoefent. Voor wat betreft de buitenlandse migratiebeweging is de instroom uit Marokko, Polen en Tunesië opvallend. In 2006 werden 62 verschillende nationaliteiten geteld in Ronse.143 In de stad wonen 3000 personen met een vreemd origine, waarvan 1409 vreemdelingen. 1 inwoner op 8 heeft een vreemd origine. Er kan dus gesproken worden van een multiculturele samenleving. De grootste groep allochtonen zijn Noord-Afrikanen uit Marokko en Tunesië.144 2.4
Sociaaleconomisch
Ronse heeft een relatief hoge werkloosheidsgraad. In 2005 was in Ronse 14,1% van de 18-64 jarigen werkloos, tegenover 8,3% in het Vlaamse Gewest. Daartegenover staat dat Ronse met de vele ondernemingen, een belangrijke werkgever is.
142
POLITIEZONE RONSE, Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012, Ronse, 2009, 12-13. STAD RONSE (3/12/07), „Inwonersaantal en bevolkingsdichtheid‟ in Lokaal Sociaal Beleidsplan Ronse 2008-2013 [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/sites/stadronse/files/LSB_Ronse_2008-2013.pdf [14/02/2010] 144 POLITIEZONE RONSE, o.c., 12-13. 143
46
Ronse heeft een hoog aandeel jongeren, wat normaal gezien zou leiden tot veel werkzaamheid. In Ronse is dit echter niet het geval. De stad heeft een laag aandeel actieve bevolking en veel niet-actieven. Dit is een stedelijke arbeidsparadox. De grootste reden hiervoor is de lage scholingsgraad van de werkzoekenden. Ronse is na Gent de tweede Oost-Vlaamse gemeente die het hoogst scoort op het aantal leefloners jonger dan 25 jaar en behoort tot de 4 steden in Oost-Vlaanderen waar het gemiddelde inkomen onder de 12.000 euro ligt.145 2.5
Politioneel
Politiezone Ronse is een ééngemeentezone onder leiding van korpschef Roland Schiettecatte. Door de eigenheid van de stad is de politiezone de enige zone van het gerechtelijk arrondissement Oudenaarde die een ééngemeentezone is.146 De eigenheden van Ronse kwamen reeds eerder ter sprake: een groot aantal etnische minderheden, een laag gemiddeld inkomen, taalfaciliteiten,…
3
Methodologie
3.1
De onderzochte uitgaansbuurten
Aan personen van het stadsbestuur, aan medewerkers van de politie en aan jongeren die uitgaan in Ronse werd gevraagd welke de voornaamste uitgaansbuurten in Ronse zijn. Steevast werd de Grote Markt als eerste genoemd. Ook de Kleine Markt is een vaste waarde in het uitgaansleven van Ronse. Beide markten zijn op enkele honderden meters van elkaar gelegen. Tijdens het uitgaan pendelt veel volk tussen beide plaatsen. Aan de stationsbuurt zijn ook enkele cafés gevestigd. Deze buurt werd echter niet echt erkend als uitgaansbuurt. Bovendien vertelde de politie dat ze zelden tot nooit oproepen van daar krijgen. Daarom werd besloten het onderzoek te beperken tot de Grote en de Kleine Markt.
145 146
POLITIEZONE RONSE, o.c., 12-13. Ibid., 12-13.
47
3.2
Methodologie
In dit onderzoek worden kwalitatieve onderzoeksmethoden gehanteerd. Deze keuze volgt uit het feit dat het onderzoek best in de diepte wordt gevoerd. Omdat dit onderzoek toegespitst is op één stad, wordt deze ene stad best uitvoerig en diepgaand onderzocht. 3.2.1 Documentenanalyse Om inzicht te krijgen in het beleid van de uitgaansbuurten van Ronse, werden verschillende documenten geanalyseerd zoals het Zonaal Veiligheidsplan, het Jeugdbeleidsplan, het strategisch veiligheids- en preventieplan,… De meeste documenten konden op de website van de stad Ronse of politiezone Ronse teruggevonden worden. De overige documenten werden tijdens de interviews meegegeven. 3.2.2 Semigestructureerde interviews Omdat het samenwerkingsverband tussen het stadsbestuur, de politie en de horeca-uitbaters ook bekeken werd vanuit het standpunt van deze drie actoren zelf, werden deze geïnterviewd. Een document zegt niet alles. Verloopt de samenwerking vlot in de realiteit? Wat verwachten de 3 partijen nog van elkaar? Dit zijn vragen die beantwoord konden worden door middel van het individuele face-to-face interview. Er werd voor het semigestructureerde interview gekozen. Dit houdt in dat op voorhand vast lag welke thema‟s in het gesprek aan bod dienden te komen, maar de volgorde of de letterlijke verwoording van de vragen niet.147 Dit bleek een goede keuze te zijn want de respondenten rolden spontaan van het ene onderwerp in het andere. Zo kon ingepikt worden wanneer zij bepaalde thema‟s aankaartten. Op die manier konden de interviews spontaan verlopen. Elk interview werd ondersteund door een lange topiclijst, waarin een onderscheid gemaakt was tussen de vragen die zeker gesteld moesten worden, en de vragen die eerder bijkomstig waren. Hoeveel vragen effectief gesteld werden, hing af van hoeveel tijd de respondent had. Bij het begin van het interview werd de respondent nogmaals ingelicht over de bedoeling van het interview, werd de anonimiteit gegarandeerd en werd telkens aan de respondent gevraagd 147
BILLIET, J., „Kwalitatief onderzoek en dataverzameling door open interviews‟ in Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek, BILLIET, J. en WAEGE, H. (eds.), Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2001, 323.
48
of het interview met een bandrecorder mocht opgenomen worden. Aan de respondenten werd verzekerd dat deze opnames strikt vertrouwelijk behandeld zouden worden. Geen enkele respondent maakte hier een probleem van. De verwerking van de gegevens gebeurt anoniem omdat de informatie van vertrouwelijke aard is. Daarom worden noch de namen van de respondenten, noch de uitgeschreven interviews, in deze masterproef opgenomen. Na het interview werden de interviews woord voor woord uitgetypt. Op deze manier werd ervoor gezorgd dat de bewoordingen van de respondenten behouden werden en geen vervormde of foutieve informatie verwerkt werd.148 Dit werd onmiddellijk na het afnemen van het interview gedaan omdat de non-verbale reacties van de respondenten op dat moment nog vers in het geheugen zaten. Deze konden dan ook meteen genoteerd worden. Het uittypen van de interviews zorgde er ook voor dat een beter zicht op de gegevens verkregen werd. In totaal werden elf respondenten geïnterviewd. De informatie die verkregen werd uit de interviews zal enkel gebruikt worden ter illustratie van de documentenanalyse omdat er te weinig interviews afgenomen werden om de resultaten te veralgemenen. De informatie zal verwerkt worden tussen de informatie van de documentenanalyse door. De mensen die zelf uitgaan in Ronse werden niet bevraagd omdat deze masterproef zich focust op het samenwerkingsverband tussen de onderscheiden actoren, en niet op de visie van de klanten zelf. Portiers werden ook niet bevraagd omdat in Ronse maar een heel beperkt aantal portiers dienst doet. Het kortste interview duurde 20 minuten, het langste 1uur en 45 minuten. Alle interviews gingen door op het kantoor van de respondent of in de horecazaak van de respondent. 3.2.2.1 Uitbaters Er werd gekozen om de uitbaters van de populairste en belangrijkste uitgaanscafés te bevragen omdat deze cafés ook te maken krijgen met de meeste uitgaansgerelateerde overlast en criminaliteit. Bij hen zal de noodzaak aan een samenwerkingsverband met het stadsbestuur en de politie om deze criminaliteit en overlast in te dijken, dan ook groter zijn dan bij een rustig café dat om 22 uur de deuren sluit.
148
HELDENS J. en REYSOO, M., De kunst van het interviewen, Kwalon, 2005, 107.
49
In sommige cafés ging werd overdag op een rustig moment binnengegaan, werd het onderzoek voorgesteld en aan de uitbater gevraagd of hij bereid was mee te werken aan het onderzoek. Andere uitbaters werden telefonisch gecontacteerd. Elke uitbater die gecontacteerd werd, was bereid om mee te werken. Eén afspraak kon niet doorgaan omdat de zaak onverwachts definitief gesloten werd. In totaal konden vijf uitbaters geïnterviewd worden. Drie daarvan hadden hun zaak op de Grote Markt, twee op de Kleine Markt. Alle uitbaters die bevraagd werden, brengen zelf veel tijd in hun zaak door en zijn dus op de hoogte van wat er in hun zaak gebeurt. Na vijf interviews was het saturatiepunt bereikt en hadden bijkomende interviews dus nog weinig nieuwe informatie kunnen opleveren. Om de anonimiteit van de uitbaters te garanderen, wordt geen beschrijving van hun zaken gegeven. Wel kan meegedeeld worden dat het alle vijf zaken zijn waar ‟s nachts uitgegaan wordt. 3.2.2.2 Stadsbestuur Via de website van Stad Ronse werd gevonden welke medewerker van het stadsbestuur het meest bezig is met het uitgaansbeleid. Meteen kon een afspraak met deze persoon verkregen worden. Deze persoon gaf veel informatie over de samenwerkingsverbanden met de horecauitbaters en de politie. In de loop van de interviews werd een tweede stadsmedewerker die veel met deze materie bezig was, vernoemd. Deze persoon werd gemaild en ook hij zag een gesprek zitten. Tenslotte werd een derde persoon van het stadsbestuur geïnterviewd die niet kon ontbreken omwille van zijn centrale rol in het beleid van Ronse en zijn bevoegdheid op vlak van veiligheid. Drie interviews lijken weinig, maar tegelijk werden hiermee alle personen van het stadsbestuur die actief bezig zijn met het uitgaansbeleid in Ronse, geïnterviewd. 3.2.2.3 Politie In eerste instantie zouden de wijkagenten van de uitgaansbuurten gecontacteerd worden. In de loop van de interviews werd verteld dat deze inspecteurs weinig tot niet bezig zijn met uitgaansproblematiek. In plaats daarvan werd aangeraden de twee specialisten op gebied van uitgaanscriminaliteit, te interviewen. Eén van hen is geluidsspecialist, de ander is veel met alcohol- en druggebruik bezig. Zij konden inderdaad veel vertellen over de contacten van de 50
politie met het stadsbestuur en met de horeca-uitbaters. Daarnaast werd ook de korpschef van politiezone Ronse geïnterviewd Met deze drie respondenten werd ook hier iedereen die binnen de politie bezig is met uitgaanscriminaliteit en –overlast, bereikt. 3.3
Beperking naar onderzoeksresultaten
De belangrijkste beperking zijn de sociaal wenselijke antwoorden. Het is zeker dat niet elke respondent rechtuit zijn mening zal geven over zijn collega‟s of over de andere actoren. Ook zal niet iedereen zijn eigen fouten toegeven. Vragen zoals: “Vindt u soms sporen van druggebruik in uw zaak?” en “Weigert u soms alcohol te geven aan personen?” zijn vragen die niet altijd eerlijk zullen beantwoord worden. Een informeel contact dat plaatsvond met jongeren uit Ronse, gaf een correcter beeld, maar toch kan nooit zeker geweten zijn hoe het er echt aan toe gaat. Ten tweede is dit onderzoek niet representatief voor andere steden. Ronse heeft zijn typische eigenheden zoals bijvoorbeeld het samenleven van veel verschillende nationaliteiten. Samenwerkingsverbanden op zich nemen ook in elke stad andere vormen aan. Ook het feit dat slechts een klein aantal interviews werd afgenomen, is een beperking. Het zorgt ervoor dat er geen algemene uitspraken kunnen gedaan worden over de volledige populatie van uitbaters, politie en stadsbestuur. De belangrijkste personen konden geïnterviewd worden, maar er mag niet vergeten worden dat een klein café waar weinig uitgegaan wordt, niet helemaal dezelfde informatie zou gegeven hebben als de grote cafés. De anonimisering van de respondenten wordt ver doorgedreven. Dit heeft als nadeel dat de onderzoeksresultaten soms vaag en algemeen blijven. De vragen die gesteld werden waren echter soms zo vertrouwelijk (bijvoorbeeld: vindt u persoonlijk dat de politie voldoende inspanningen levert?) dat vaag blijven over wie wat geantwoord heeft, noodzakelijk is. Sommige respondenten vragen om een versie van deze masterproef te ontvangen en dat verschillende partijen ruzie zouden krijgen door wat ze in deze masterproef lezen, moet vermeden worden.
51
4
4.1
Onderzoeksresultaten
Uitgaan in Ronse
4.1.1 Uitgaan in Ronse de dag van vandaag en evoluties laatste jaren Aan de verschillende respondenten werd gevraagd welke de belangrijkste evoluties waren in het uitgaansgedrag in Ronse. Dat de feestvierders veel later vertrekken en thuiskomen dan vroeger, blijkt de meest opvallende evolutie te zijn. Dit is een trend die zich niet alleen in Ronse voordoet. Sommigen gaan zelfs uit van de vrijdagavond tot de maandagmorgen. Het publiek wordt ook jonger: dertien- en veertienjarigen zijn geen uitzondering meer. In Ronse zijn vooral veel danscafés te vinden. Vroeger waren vooral de fuiven populair, nu zijn het meer de danscafés. De mensen die uitgaan verplaatsen zich ook meer. Mensen die uitgaan beperken zich niet tot hun eigen stad, maar nemen de auto en gaan feesten in de grootsteden. Dit brengt meer gevaar op de weg met zich mee, vooral als de bestuurders dronken achter het stuur kruipen. Volgens de respondenten worden de laatste jaren meer en meer verdovende middelen gebruikt, maar is het druggebruik in Ronse niet groter dan in andere steden. Vooral cocaïne wordt vernoemd. Ook worden meer sterke dranken gedronken in plaats van bier. De criminaliteit en overlast in het uitgaansleven blijken toegenomen te zijn.149 Een opvallende trend is dat er volgens de respondenten nu ook een groep is die niet uitgaat om zich te amuseren, maar om doelbewust criminaliteit te plegen. Hier wordt verder op ingegaan. 4.1.2 Uitgaansgerelateerde overlast en criminaliteit in Ronse
4.1.2.1 De meest voorkomende fenomenen Ronse heeft een hoog criminaliteitscijfer.150 In het uitgaan komen vooral vechtpartijen en agressief gedrag voor. Dit neemt de laatste jaren nog toe. Deze vechtpartijen komen vooral buiten de cafés voor. In tegenstelling tot vroeger komen er tijdens de vechtpartijen nu ook af en toe glazen, messen of wapens aan te pas. Ook in een onderzoek uit de literatuurstudie 149
VAN DEN BOGAERDE, E., VAN DEN STEEN, I. en DE BIE, A., Veiligheidsmonitor 2008-2009 – Analyse van de federale enquête, Federale Politie, Brussel, 2008, 34. 150 Ibid., 1-57.
52
kwam deze trend al naar voor. Alcohol of middelengebruik spelen dikwijls hun rol in dit agressief gedrag. Een tweede fenomeen dat vaak voorkomt is het overvallen van dronken personen. De daders wachten buiten af tot een beschonken persoon naar huis gaat. Veelal zijn de daders die personen die niet uitgaan om plezier te maken, maar om criminaliteit te plegen. Dan achtervolgen zij de dronken persoon tot in de kleinere straatjes. Daar overvallen ze deze persoon voor een veelal kleine buit. Deze overvallen zijn dikwijls zeer agressief. Het gemakkelijke slachtoffer wordt niet gespaard. Dit fenomeen steekt af en toe de kop op. Wanneer enkele daders gearresteerd worden, houdt het een tijdje op, maar daarna beginnen de overvallen weer. Op weg naar huis wordt regelmatig vandalisme gepleegd: krassen in auto‟s, graffiti spuiten,… Daarnaast worden veel kleine diefstallen gepleegd zoals het stelen van handtassen, een gsm die op tafel blijft liggen, een zonnebril,… Het stadsbestuur van Ronse kan zeggen dat de criminaliteit op hun evenementen vrij beperkt blijft. Dit komt hoofdzakelijk omdat de meeste van hun evenementen eindigen voor middernacht. De problemen doen zich meestal later op de nacht voor. De cafés krijgen meer te maken met criminaliteit en overlast. De meest voorkomende fenomenen werden eerder al besproken, maar af en toe doen zich ook absurde feiten voor. Zo heeft een tijdje geleden een individu de wc‟s in een café uitgebroken omdat hij dacht dat er drugs in verstopt zaten en heeft een ander individu een terras kort en klein geslagen. Tenslotte kan ook nog de geluidsoverlast vernoemd worden, die bijna automatisch met het nachtleven verbonden is. Geluidsoverlast is een tweezijdig verhaal: enerzijds kan er inderdaad overlast zijn, anderzijds is de ene buurtbewoner verdraagzamer dan de andere. Het stadsbestuur en de politie redeneren dat geluidsoverlast tijdens grote evenementen zoals de Bommels151 onvermijdelijk is en rekenen hier op de verdraagzaamheid van de buurtbewoners. In een gewoon weekend wordt echter streng op geluidsoverlast toegezien.
151
De Bommels: een jaarlijks straatfeest in Ronse, vergelijkbaar met een carnavalsfeest.
53
4.1.2.2 Type dader De daders van de uitgaanscriminaliteit zijn heel divers, al is er wel één groep die voor opvallend veel overlast en criminaliteit zorgt. Dit zijn de hangjongeren die samentroepen in het centrum van Ronse. Zij worden veelal geweigerd in cafés omwille van hun slecht imago en verleden. Deze groep bestaat vooral uit mensen van Noord-Afrikaanse afkomst. Op deze groep wordt verder specifiek ingegaan. De leeftijd van de daders van uitgaanscriminaliteit situeert zich tussen de vijftien en vijfentwintig jaar. Slechts weinigen blijven recidiveren. 4.1.2.3 Type slachtoffer Wie het slachtoffer wordt van de criminaliteit en de overlast hangt af van de soort criminaliteit die gepleegd wordt. Uiteraard zijn het veelal de cafés, de buurtbewoners of de mensen die zelf uitgaan die slachtoffer worden. In het geval van de overvallen, mikken de daders steeds op dronken personen omdat zij gemakkelijker te overvallen zijn. Onoplettende mensen kunnen sneller slachtoffer worden van de gauwdiefstallen. 4.1.2.4 Nachtwinkels In het overlastverhaal worden dikwijls de nachtwinkels vernoemd. Hier worden onder andere alcoholische dranken verkocht. De kans bestaat dat een meerderjarige sterke alcoholhoudende dranken koopt, maar dat ook minderjarigen hiervan meedrinken. Personen die op café geweigerd worden, zoeken hun toevlucht tot de nachtwinkels. Een nieuwe trend is het kopen van een fles sterke drank (bijvoorbeeld whisky), deze fles meesmokkelen in een café, daar een cola bestellen en deze zelf mengen met de whisky. Wanneer het personeel dan ‟s morgens het café opruimt, vinden zij de lege flessen. Dit is enerzijds nefast voor de opbrengst van de zaak, maar anderzijds verliest het personeel op die manier ook de controle over wie wat drinkt. Het kan best zijn dat een vijftienjarige een cola bestelt en deze zelf mengt met de sterke drank. Deze dronken personen zorgen niet zelden voor overlast. Van de nachtwinkels wordt verwacht dat ook zij zich houden aan de regels. Geen alcohol verkopen aan personen jonger dan 16 jaar en geen alcohol verkopen aan zichtbaar dronken personen. Maar zoals aangehaald, is het naleven van deze regels niet voldoende om te
54
vermijden dat sommigen er toch in slagen alcohol te verkrijgen (zoals bijvoorbeeld een meerderjarige alcohol laten kopen). 4.1.2.5 Inbrakengolf in horecazaken In april en mei 2010 deed zich in Ronse een opvallend fenomeen voor. Bijna alle horecazaken werden het slachtoffer van een inbrakengolf. Hierbij werden zaken gestolen zoals geld, tv‟s, kluizen, pc‟s, deejaymateriaal,… De inbrakengolf kon uiteindelijk opgelost worden na een betrapping op heterdaad door de politie. Nu de daders opgepakt zijn, zijn de inbraken gestopt. Na deze inbrakengolf werden door zowel politie, stadsbestuur als horeca-uitbaters inspanningen geleverd om dergelijke feiten in de toekomst te vermijden. Door het stadsbestuur en de politie werd geïnvesteerd in camerabewaking en extra patrouillering. Aan de horeca-uitbaters werd gratis technopreventief advies aangeboden. Twintig uitbaters waren hierin geïnteresseerd. De preventieambtenaar ging dan samen met medewerkers van de politie langs in deze horecazaken. Ze gaven de uitbater allerlei tips die hem kunnen helpen om zijn zaak extra te beveiligen. Sommige uitbaters volgden deze raad op en brachten veranderingen aan zoals nieuwe sloten, anderen vonden dat de tips teveel voor de hand lagen en beschouwden het advies dus als nutteloos. 4.1.3 Typische kenmerken van Ronse
4.1.3.1 Grote allochtone gemeenschap en pendelende Brusselaars Ronse heeft een grote allochtone gemeenschap die vooral bestaat uit mensen van NoordAfrikaanse afkomst. In de jaren 90 zijn mensen van Brussel naar Ronse gekomen omdat ze zich wouden ontdoen van de nadelen van de grootstad. Verhuizen naar Ronse was aantrekkelijk omdat deze stad tweetalig is. De band tussen Brussel en Ronse is wel gebleven, onder andere door familie die daar nog woont. Het samenleven tussen autochtonen en allochtonen loopt niet van een leien dakje. Vroeger verliep het contact met de kleinere Tunesische allochtone groep wel vlot, maar met de nieuwe Marokkaanse allochtone groep uit Brussel, hebben de inwoners van Ronse heel wat minder voeling. Vroeger kenden de autochtone inwoners de allochtonen persoonlijk en als er problemen waren, werden die snel opgelost. De nieuwe allochtone groep raakt minder goed 55
geïntegreerd in het stadsleven van Ronse. Een kenmerk van deze allochtone gemeenschap is dat hun groepsgevoel groter is dan dat van onze Vlaamse samenleving. Hun samentroepen kan soms bedreigend overkomen naar anderen toe. De respondenten benadrukten allemaal dat het niet de bedoeling is om alle criminaliteit en overlast in de schoenen van deze allochtonen te schuiven. Het is ook niet zo dat alle allochtonen criminaliteit plegen. Maar het is wel zo dat elke respondent aangehaald heeft dat er in Ronse één groep hangjongeren is die voor een groot deel van de criminaliteit en overlast zorgt, ook in het uitgaansleven. Deze groep bestaat vooral uit Marokkaanse jongeren. Er zijn slechts enkele leiders in deze groep, maar zij trekken een twintig- à dertigtal jongeren mee. Deze groep zorgt voor heel wat overlast: vechtpartijen, mensen lastig vallen, bedreigingen, vandalisme, diefstallen,… Als deze groep op café gaat, consumeren zij vreemd genoeg ook niet. Omwille van al deze redenen worden zij vaak geweigerd in de horecazaken. Daardoor gaan zij rondhangen op de Grote Markt en voor nog meer overlast zorgen. Dan komt de politie erbij. De jongeren zijn echter zeer mondig en provocerend en luisteren niet zomaar als de politie vraagt of ze willen weggaan. Het is niet gemakkelijk voor de politie om hiermee om te gaan. Zij doen wel pogingen, onder andere door dit aspect op te nemen in de politieopleiding. Deze jongerengroep bezit alle kenmerken van een „overlastgevende groep‟, die in de literatuurstudie beschreven werd. Uit onderzoek is ook gebleken dat hoe sterker een jongerengroep hiërarchisch georganiseerd is, hoe zwaarder de criminaliteit zal zijn die zij plegen. Deze allochtone groep uit Ronse is in zekere zin hiërarchisch georganiseerd, met de leiders aan de top van de hiërarchie. Het gevolg van dit alles is dat er bij sommigen sprake is van racisme. Zowel tussen autochtonen en allochtonen als tussen Marokkanen en Tunesiërs, als tussen de hangjongeren en de politie, kan racisme voorkomen, al is dit niet bij iedereen het geval. Uitbaters staan voor een dilemma: ze willen niet racistisch zijn, maar ze voelen dat hun vast cliënteel zich niet op zijn gemak voelt in het bijzijn van de Marokkaanse groep. Het vast cliënteel vraagt hen de allochtonen niet binnen te laten. Ondanks het feit dat de identiteit van de amokmakers bij iedereen gekend is, kan de politie weinig aan de situatie veranderen. De meeste leden van de groep zijn minderjarig en bijgevolg 56
worden zij minder bestraft. In het regeerakkoord van de intussen gevallen regering werd beloofd dat de jeugdbeschermingwet aangepast zou worden omdat steeds jongere delinquenten criminaliteit plegen. Hopelijk wordt deze belofte ook in het regeerakkoord van de nieuwe regering opgenomen. Indien een meerderjarige opgepakt wordt, wordt deze al gauw weer vrijgelaten omdat de ernst van de feiten niet groot genoeg is. Enkele leden van de groep oppakken is ook niet voldoende, want hun plaats wordt snel ingenomen door anderen. Stadsbestuur en politie klagen dat het ook niet gemakkelijk is om de allochtone groep bij iets te betrekken. Indien iets georganiseerd wordt, komt deze groep er niet op af. Ze zijn moeilijk te bereiken en dit bemoeilijkt integratie of samenwerking. Om toch contact met de allochtonen te houden, zijn er af en toe vergaderingen van het bestuur waarbij ook de Imam en mensen met een andere afkomst uitgenodigd worden. Hier worden geen grootse zaken afgesproken, maar dit zorgt er wel voor dat beide partijen elkaars manier van denken kunnen volgen. De Imam heeft ook nog enige invloed op de allochtone bevolking. Naast de allochtone groep die in Ronse woont, komen ook allochtone jongeren uit Brussel in Ronse uitgaan. Zoals gezegd zijn er nog steeds banden tussen de allochtonen in Ronse en die in Brussel. De Brusselse jongeren komen een weekend in Ronse uitgaan. Deze groep zorgt ook voor veel overlast en criminaliteit. Het probleem is dat deze groep anoniem zijn gang kan gaan. De uitbaters en de politie van Ronse kennen deze jongeren nog niet persoonlijk. 4.1.3.2 Veel kansarmoede Ronse heeft een hoge graad van kansarmoede.152 Dit komt door allerlei factoren zoals bijvoorbeeld de hoge werkloosheidsgraad. Daarenboven heeft Ronse geen deelgemeenten waarmee het gemiddeld inkomen opgekrikt zou kunnen worden. Het resultaat is dat de middelen beperkt zijn. Daarbovenop heeft Ronse verschillende specifieke moeilijkheden zoals de grote populatie allochtonen. Samenvattend kan gesteld worden dat Ronse een kleine stad is die weinig middelen heeft, maar met de problemen van een middelgrote stad te kampen krijgt.
152
STAD RONSE, Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008-2013, Ronse, 2008, 3.
57
4.1.3.3 Taalfaciliteiten Ronse is gelegen vlakbij de franse taalgrens. Taalfaciliteiten zijn daardoor een bijkomend probleem om samen te werken met andere gemeenten. Ronse is ook nooit gefusioneerd omwille van die reden. 4.2
Beleidsdocumenten
4.2.1 Strategisch veiligheids- en preventiecontract Ronse behoort tot de 101 steden en gemeenten die over een strategisch veiligheids- en preventieplan voor de periode 2007-2010 beschikken. De stad Ronse ontvangt dus subsidies van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken om een veiligheids- en preventieplan uit te werken dat als bedoeling heeft de veiligheid in de stad te verhogen en de overlast en de criminaliteit te doen dalen. De preventiedienst van Ronse heeft een lokale veiligheidsdiagnostiek opgemaakt en op basis daarvan werden volgende knelpunten in het plan weerhouden: inbraak, diefstal van en in auto‟s, gauwdiefstal, diefstal door middel van list (waarbij de dader zich uitgeeft voor bv. agent en zo erin slaagt te mensen te bestelen), fietsdiefstal, intrafamiliaal geweld, jeugdcriminaliteit, druggerelateerde maatschappelijke overlast en sociale overlast. In het kader van deze masterproef, zijn vooral deze drie laatste thema‟s van belang. Jeugdcriminaliteit en jongerenoverlast zijn een topprioriteit voor de preventiedienst van Ronse. Zij proberen de overlast door jongeren te verminderen, niet alleen door maatregelen te nemen naar de jongeren toe, maar ook door te werken aan de perceptie van de jongeren en de bevolking. Het knelpunt druggerelateerde en maatschappelijke overlast wordt voornamelijk aangepakt door het Lokaal Drugoverleg Ronse, wat later nog zal besproken worden. Het derde uitgaansgerelateerde knelpunt tenslotte is sociale overlast. Geluidsoverlast door de horeca is een klacht die steeds terugkeerde. Daarom werkte de preventiedienst samen met de politie en de milieudienst een procedure geluidsoverlast voor de horeca uit. Ook een fuifreglement is in aankomst. Andere vormen van overlast worden elk apart bekeken en
58
eventueel wordt met de verschillende partners (diensten, bewoners,…) samen gezeten om een gezamenlijke oplossing te zoeken. 153 4.2.2 Jeugdbeleidsplan 2008-2010 Het jeugdbeleidsplan zet de lijnen uit van het jeugdbeleid dat de Stad Ronse gedurende de periode 2008-2010 wil voeren. Dit plan bepaalt ook of de stad in aanmerking komt voor subsidiëring door de Vlaamse overheid.154 Jeugdbeleid kan niet los gezien worden van bredere beleidsdomeinen. Het jeugdbeleidsplan kadert binnen het Strategisch Plan van Ronse. Dit plan kwam tot stand door overleg tussen de medewerkers en politici van de stad en geeft de visie weer van hoe zij Ronse de komende jaren willen zien evolueren. Verschillende thema‟s uit het algemeen beleid zoals jeugdbeleid en cultuurbeleid, worden aan dit Strategisch Plan getoetst.155 Eén van de grote thema‟s in het jeugdbeleidsplan is het ontbreken van een fuifruimte in Ronse. Tot enkele jaren geleden was het aanbod aan fuifruimtes in Ronse groot genoeg. Er was de Stadsfeestzaal, de Paters, het C.O.C., de Volksbond,… Sommige zalen worden nu nog gebruikt maar zijn redelijk klein, anderen worden niet meer ter beschikking gesteld om fuiven in te organiseren vanwege de vele overlast en vandalisme dat dit met zich meebracht. Nog een andere reden is omdat het gebouw niet meer brandveilig is. De vaststelling is dus dat er vroeger nog voldoende mogelijkheden waren waar fuiven konden georganiseerd worden, terwijl die mogelijkheden nu enorm verminderd zijn. De eigenaars van de zalen geven toe dat beschadigingen, geluidsoverlast, klachten van de buren en dergelijke de redenen zijn waarom geen fuiven meer in de zalen mogen gehouden worden. Dit is jammer want jongeren fuiven graag. Daarenboven zijn fuiven vaak de belangrijkste bron van inkomsten voor verenigingen. Op de Open Jeugdraad maakten de jongeren hun vraag naar een fuifzaal duidelijk. Het stadsbestuur is zich hiervan bewust en tracht naar een oplossing te zoeken. Een betaalbare ruimte die geschikt is voor middelgrote fuiven blijft
153
STAD RONSE (3/9/2008), „Preventieplan‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/preventieplan [08/04/2010] 154 STAD RONSE, Jeugdbeleidsplan Ronse 2008-2010, Ronse, 2008, 5. 155 Ibid., 6.
59
echter uit. Scholen die een fuif willen organiseren moeten beroep doen op de dure zaal van de Volksbond. Daarnaast is er ook nood aan een fuifreglement. Tegenwoordig zijn er zoveel regels, dat jongeren die een fuif willen organiseren, nood hebben aan een goed overzicht van wat ze allemaal moeten doen. Daarom werd één van de strategische doelstellingen dat jongeren (of verenigingen) die een fuif willen organiseren in Ronse, daarvoor de geschikte plaats moeten hebben en de nodige ondersteuning moeten kunnen genieten.156 Voorlopig is echter nog geen nieuwe fuifzaal gevonden. Ter voorbereiding van de opmaak van het nieuwe Jeugdbeleidsplan 2011-2013, werd een bijeenkomst georganiseerd waar alle jongeren welkom waren om hun eigen zegje te doen over het nieuwe plan. Wie niet op de bijeenkomst aanwezig kon zijn, kon ook online zijn ideeën kwijt. Dit is niet de enige manier waarop jongeren hun inbreng kunnen leveren in het jeugdbeleid. In Ronse bestaat ook een Jeugdraad. Deze raad heeft als opdracht advies uit te brengen aan het stadsbestuur over allerlei materies die de jeugd aanbelangen. Deze jeugdraad is tevens een steunpunt voor alle jongerenverenigingen in Ronse. Zij kunnen bij deze raad terecht voor financiële en logistieke steun.157 4.2.3 Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012 (ZVP) Veiligheid en leefbaarheid zijn uitgegroeid tot basisbehoeften in onze maatschappij. Om dit doel te bereiken, doet de overheid onder andere beroep op de diensten van de lokale politie.158 Deze opdracht krijgt vorm in het Zonaal Veiligheidsplan van de lokale politie. Dit plan wordt om de 4 jaar door de korpschef en zijn medewerkers opgemaakt, waarna het goedgekeurd dient te worden door de Zonale Veiligheidsraad. In de Zonale Veiligheidsraad zetelen zowel
156
STAD RONSE, Jeugdbeleidsplan Ronse 2008-2010, Ronse, 2008, 57-59. STAD RONSE (z.d.), Jeugdraad [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/jongeren/ondersteuning/jeugdraad/artikel/jeugdraad [15/07/2010] 158 POLITIEZONE RONSE, o.c., 5. 157
60
de leden van de lokale politie als leden van het gemeentebestuur (burgemeester).159 In artikel 36 van de Wet op de Geïntegreerde Politie wordt aangegeven wat de inhoud dient te zijn van een ZVP.160 Dit plan geeft een beeld van hoe de dienstverlening georganiseerd wordt en beschrijft de inrichting van het korps. Het bevat ook strategische doelstellingen die aan de hand van projecten en actieplannen moeten behaald worden.161 Eén van de strategische doelstellingen van het ZVP 2009 – 2012 van de politiezone Ronse op vlak van veiligheid en leefbaarheid is het bijdragen tot het doen dalen van aan alcohol- en middelenmisbruik gerelateerde misdrijven op en rond de uitgangsbuurten.162 Dit zou bereikt moeten worden door een overlegplatform met verschillende partners op te richten en via dit overlegplatform tot afspraken te komen en procedures vast te leggen. Horeca-uitbaters, preventieambtenaar, Stad Ronse en het parket zijn enkele partners die aan dit overlegplatform zouden deelnemen. Daarnaast wordt het probleem preventief aangepakt door het MEGAproject en de samenwerking met PISAD. Op vlak van dienstverlening beoogt het ZVP de interne processen van politie en justitie die betrekking hebben op een kwaliteitsvolle gerechtelijke afhandeling te optimaliseren en op elkaar af te stemmen.163 Daarnaast stelt het ZVP als doelstelling de medewerkers, partners, overheden en bevolking beter te informeren over de werking en de dienstverlening en de resultaten van het optreden van de zone en de communicatie tussen de verschillende diensten en medewerkers onderling te optimaliseren.164 Uit verschillende bevragingen is gebleken dat communicatie een echt pijnpunt is. Daarom wil politiezone Ronse de belanghebbenden en de bevolking een beter beeld geven in de politiewerking, de acties en de resultaten ervan.165 Ook hiervoor wordt met het stadsbestuur samengewerkt.166
159
STAD RONSE (z.d.), Zonale Veiligheidsraad [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/overlegorganen [10/7/2010] 160 DE RUYVER, B., o.c., 361-363. 161 STAD RONSE (31/3/2010), „Beleid politie Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/bestuur/politie/artikel/beleid [15/5/2010] 162 POLITIEZONE RONSE (z.d.), Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012 [WWW]. Politiezone Ronse: http://www.infozone.be/fiches/ovl/5427.htm [15/5/2010] 163 POLITIEZONE RONSE, o.c., 41-58. 164 POLITIEZONE RONSE (z.d.), Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012 [WWW]. Politiezone Ronse: http://www.infozone.be/fiches/ovl/5427.htm [15/5/2010] 165 POLITIEZONE RONSE, o.c., 30. 166 Ibid., 60-61.
61
Om de doelstellingen van dit ZVP te bereiken is de inzet nodig van de politiezone, maar deze wordt aangevuld met initiatieven van andere diensten of personen, zoals de initiatieven van de stedelijke preventiedienst, de buurtinformatienetwerken, private veiligheidsdiensten of het parket. Op die manier vormt het ZVP een belangrijke hoeksteen voor een integraal veiligheidsbeleid.167 Het is de bedoeling dat het stadsbestuur en de politie samen aan een veiligere en leefbare samenleving werken. Deze samenwerking vertaalt zich onder andere in het horecaconvenant. Verschillende vertegenwoordigers van de lokale politie Ronse zetelen in stedelijke raden en commissies.168 4.3
Overlegorganen
Het preventie- en veiligheidsbeleid van Ronse wordt bepaald in drie belangrijke overlegorganen, namelijk de preventieraad, het pilootcomité en de zonale veiligheidsraad. In elk van deze drie overlegorganen is zowel het stadsbestuur als de politie vertegenwoordigd. De samenwerking tussen beiden neemt hier een formele vorm aan. 4.3.1 Preventieraad Deze raad bestaat uit de personen die de stad ondersteunen bij het bepalen van de prioriteiten van het veiligheids- en preventiebeleid. De burgermeester, de zonechef van de politie en de preventieambtenaar zijn enkelen die in deze raad zetelen.169 4.3.2 Pilootcomité De burgemeester, de korpschef en de preventieambtenaar vergaderen maandelijks in het pilootcomité. In dit overleg bespreken zij de lopende projecten. Daarnaast bewaakt het comité de afstemming tussen het strategisch veiligheids- en preventiecontract en het ZVP.170
167
POLITIEZONE RONSE, o 31. Ibid., 46. 169 STAD RONSE (7/10/2008), „Overlegorganen‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/overlegorganen [31/07/2010] 170 STAD RONSE (7/10/2008), „Overlegorganen‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/overlegorganen [31/07/2010] 168
62
4.3.3 Zonale Veiligheidsraad (ZVR) Dit overleg staat in voor de bewaking van de opmaak, de uitvoering en de evaluatie van het ZVP. Het algemeen veiligheidsbeleid wordt door deze raad bepaald. Dit veiligheidsbeleid dient gelijk te lopen met het beleid in het hele gerechtelijke arrondissement.171 4.4
Initiatieven en projecten
4.4.1 Lokaal Drugoverleg Ronse (LDOR)
4.4.1.1 Ontstaan In 2001 werd het Lokaal Drugoverleg Ronse opgericht. De provincie Oost-Vlaanderen wou een lokaal beleid ontwikkelen rond drugspreventie en behandeling van problematisch gebruik. Daarbij was een samenwerking met verschillende lokale partners noodzakelijk.172 Het Lokaal Drugoverleg werd vanuit PISAD opgestart. PISAD staat voor „Provinciaal Interbestuurlijk Samenwerkingsverband voor Aanpak van Drugsmisbruik‟ en is een organisatie die zich toespitst op drugpreventie en de ambulante begeleiding van jongeren, jongvolwassenen en hun directe omgeving wanneer deze in aanraking komen met drugs.173 Een tweede reden voor de oprichting van het LDOR is dat de politie het na de politiehervorming en de introductie van de zonale veiligheidsplannen moeilijk had om alles in verband met drugpreventie te coördineren. Het LDOR zou hier een oplossing voor bieden. Het Lokaal Drugoverleg is immers een overlegplatform waarin de verschillende diensten die in Ronse werkzaam zijn op het gebied van drugspreventie, verenigd zijn.174
171
STAD RONSE (7/10/2008), „Overlegorganen‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/overlegorganen [31/07/2010] 172 SCHREURS, I., Overlastproblemen in uitgaansbuurten. Hoe kan een stad ermee omgaan?, Kortrijk, Katho, 2008, 14. 173 PROVINCIE OOST-VLAANDEREN (z.d.), „PISAD, drugpreventie en drugbegeleiding‟ [WWW]. Provincie Oost-Vlaanderen: http://www.oost-vlaanderen.be/public/welzijn_gezondheid/pisad/index.cfm [10/03/2010] 174 STAD RONSE (16/09/2008), „Lokaal Drugoverleg Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/drugpreventie [10/03/2010]
63
4.4.1.2 Algemene werking Het LDOR heeft als algemene doelstelling om op een preventieve, curatieve of repressieve manier te reageren op enerzijds handel in illegale middelen en het gebruik ervan en anderzijds op misbruik van legale middelen.175 Tot 2002 werd het LDOR gecoördineerd door een hulpverlener van PISAD, maar vanaf 2003 werd deze taak opgenomen door de preventieambtenaar van Ronse. Deze verandering werd doorgevoerd omdat zo beter de link kan gelegd worden met het ZVP. Met het oog op een integraal veiligheids- en preventiebeleid, is zo‟n link belangrijk. De coördinator moet de integrale en geïntegreerde aanpak bewaken over de verschillende projecten die door het LDOR georganiseerd worden, hij moet de inbreng van de betrokken partners garanderen en hij is de tussenpersoon tussen het werkveld en de overheid.176 De dagelijkse werking van het LDOR wordt opgevolgd door een stuurgroep die bestaat uit de schepen van sociale zaken, de preventieambtenaar/coördinator, de stedelijke jeugddienst, het PISAD en de lokale politie.177 Deze stuurgroep komt minstens één keer per maand samen.178 Binnen het LDOR zijn verschillende werkgroepen actief die preventieve acties organiseren. De huidige werkgroepen zijn M.E.G.A, het scholenoverleg, werkgroep Volwassen verslaafden en werkgroep Horeca.179 4.4.1.2.1 Werkgroep M.E.G.A. M.E.G.A. staat voor Mijn Eigen Goede Antwoord. Deze werkgroep wil jongeren stimuleren tot het maken van gezonde keuzes. Daarom organiseert M.E.G.A. een drugpreventieproject dat gericht is naar leerlingen van het zesde leerjaar lager onderwijs.180 Het project houdt in dat de politie drugpreventielessen geeft in alle zesdeleerjaren van het lager onderwijs. In deze
175
STAD RONSE (16/09/2008), „Lokaal Drugoverleg Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/drugpreventie [10/03/2010] 176 SCHREURS, I., o.c., 14-15. 177 STAD RONSE (16/09/2008), „Lokaal Drugoverleg Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/drugpreventie [10/03/2010] 178 VAN MOERKERKE, B., „Ronse strijdt tegen drugs‟, Lokaal, 2009, 38-39. 179 STAD RONSE (16/09/2008), „Lokaal Drugoverleg Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/drugpreventie [10/03/2010] 180 STAD RONSE (16/09/2008), „Lokaal Drugoverleg Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/drugpreventie [10/03/2010]
64
lessen is „neen leren zeggen‟ de rode draad. Voor de leerlingen is ook een toneelvoorstelling over het thema en een alcoholvrije fuif voorzien.181 4.4.1.2.2 Scholenoverleg Het scholenoverleg heeft als doel een eenvormig drugpreventiebeleid tav alle jongeren en scholen te voeren. Daarom creëert deze werkgroep een nauwere samenwerking tussen de overheid, de politie, het parket en de scholen om zo het drugpreventiebeleid op deze verschillende actoren af te stemmen.182 4.4.1.2.3 Werkgroep volwassen verslaafden Deze werkgroep bestaat uit medewerkers van het OCMW Ronse, PISAD, de lokale politie en een afgevaardigde van de huisartsen en werkt rond twee knelpunten: alcoholproblematiek en opvang voor volwassen gebruikers.183 Uit een enquête in 2003 bleek dat er in Ronse geen dienst was waar volwassen druggebruikers terecht konden voor ondersteuning of begeleiding.184 Deze werkgroep organiseert onder andere vormingen rond alcohol voor de hulpverleners in Ronse, werkt samen met de Responsible Young Drivers en organiseert een wedstrijd voor de alcoholvrije cocktail van Ronse. Als winnaar kwam de „Ronsische BOBtail‟ uit de bus.185 4.4.1.2.4 Werkgroep Horeca Deze werkgroep is actief binnen het Lokaal Drugoverleg Ronse en zal omwille van zijn grote relevantie, verder in dit werk uitgebreid besproken worden. De stad Ronse ondersteunt het lokale drugoverleg logistiek en via de inzet van personeel. De preventieambtenaar is tevreden over de werking van het drugoverleg want door de goede gemaakte afspraken botst de preventieve aanpak niet met het repressieve optreden van de politie, dat soms noodzakelijk blijft. Bijvoorbeeld: wanneer op school een leerling betrapt 181
VAN MOERKERKE, B., l.c.,38-39. SCHREURS, I., o.c., 16. 183 Ibid., 16. 184 VAN MOERKERKE, B., l.c., 38-39. 185 STAD RONSE (16/09/2008), „Lokaal Drugoverleg Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/drugpreventie [10/03/2010] 182
65
wordt op druggebruik, wordt het PISAD ingeschakeld. Deze zal de leerling begeleiden. Pas wanneer de jongere zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, zal de politie tussenkomen.186 4.4.2 Werkgroep Horeca
4.4.2.1 Ontstaan Werkgroep Horeca werd in 2004 opgericht omwille van 4 redenen. Ten eerste was er het feit dat minderjarigen wegbleven van school en in cafés hun tijd doorbrachten. Ten tweede waren alcoholpops de nieuwe trend. Een derde reden waren de aanhoudende overlastproblemen op de Grote Markt van Ronse en tenslotte bestond er geen vorm van overleg of samenwerking tussen de horeca-uitbaters.187 Sindsdien werken stadsbestuur en politie via deze werkgroep samen met de horeca-uitbaters. Het gaat hier voornamelijk om de uitbaters van cafés en niet zozeer die van tavernen en dergelijke.188 De belangrijkste taken van de werkgroep zijn het aanpakken van de overlastproblemen in de uitgaansbuurten en het opmaken van een fuifreglement.189 4.4.2.2 Projecten opgezet door Werkgroep Horeca
4.4.2.2.1 Huishoudelijk reglement De werkgroep heeft een huishoudelijk reglement opgesteld, die in de vorm van een reeks cartoons op bierviltjes in de cafés werden uitgedeeld.190 Dit reglement houdt regels in voor zowel de uitbaters en het personeel van het café als voor de klanten. Het gaat om afspraken zoals geen alcohol schenken aan personen minder dan 16 jaar oud, respect tonen voor de buren, spijbelen melden bij de politie,…191 Op de bierviltjes wordt ook gewaarschuwd voor gevaarlijke gevolgen van overmatig alcoholgebruik.192 Dit huishoudelijk reglement werd
186
VAN MOERKERKE, B., l.c., 39. SCHREURS, I., o.c., 17. 188 STAD RONSE (16/09/2008), „Lokaal Drugoverleg Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/drugpreventie [10/03/2010] 189 SCHREURS, I., o.c.,18. 190 VAN MOERKERKE, B., l.c., 38. 191 SCHREURS, I., o.c., 19. 192 X, (15/02/2007), „Horeca waarschuwt voor alcoholverslaving‟ [WWW]. Abc gezondheid: http://www.abcgezondheid.be/nl/news/horeca_waarschuwt_voor_alcoholverslaving/ [13/07/2010] 187
66
opgemaakt in samenwerking met de café-uitbaters.193 Op vraag van hen ontstond ook de regel dat er geen drank mag worden meegebracht naar het café. Het gebeurt meer en meer dat jongeren een fles sterke drank meebrengen en die dan mengen met frisdrank die ze in het café zelf kopen. Dit heeft als gevolg dat de café-uitbater geen vat heeft op de alcoholconsumptie door minderjarigen.194 Meten welk preventief effect deze bierviltjes gehad hebben, is niet mogelijk, maar de horeca-uitbaters geven toe dat ze weinig rekening hielden met deze actie. 4.4.2.2.2 Alcoholluwe dag Om alcoholmisbruik en het rijden onder invloed onder de aandacht te brengen, organiseerde de werkgroep een alcoholluwe dag. De bedoeling was niet om alcoholgebruik te verbieden, maar wel om de mensen te sensibiliseren. Hiervoor werd onder andere een parcours gemaakt, dat mensen met een promillenbrilletje konden afleggen, om zo het effect van rijden onder invloed van alcohol aan den lijve te ondervinden. Er vond ook een tentoonstelling over alcoholmisbruik plaats en er was een wedstrijd tussen de verschillende cafés om de beste alcoholvrije cocktail van Ronse te maken.195 4.4.2.2.3 Fuifkoffer en fuifreglement Organisatoren van fuiven kunnen door de werkgroep nu over een fuifkoffer beschikken. Hierin zitten allerlei handige zaken die je nodig hebt als je een fuif organiseert, zoals een EHBO-koffer, valsgeldstiften, stempels, een telefoonlijst met nuttige telefoonnummers,… Daardoor hoeft niet elke organisatie deze zaken opnieuw aan te schaffen. Bij het afhalen van de koffer wordt hen ook nog meegedeeld wat kan en wat niet. Een echt fuifreglement is voorlopig nog in opmaak. Dit wordt in samenspraak opgesteld door het stadbestuur en de politie. Hiervoor baseert de Werkgroep Horeca zich vooral op bestaande fuifreglementen, aangevuld met typische regels die lokaal relevant zijn. Het is naar aanleiding van zware overlastproblemen tijdens fuiven dat een fuifbeleid opgestart werd.196
193
SCHREURS, I., o.c., 19. VAN MOERKERKE, B., l.c., 38. 195 SCHREURS, I., o.c.,19. 196 SCHREURS, I., o.c.,19. 194
67
4.4.2.2.4 Onderlinge bemiddeling Wanneer de burgemeester, politie of preventiedienst meldingen van bewoners krijgen betreffende overlast, wordt een overleg georganiseerd. In dit overleg wordt geprobeerd om te bemiddelen tussen de betrokken café-uitbaters en de buurtbewoners. Meestal bekomt wordt een constructieve oplossing bekomen en zijn geen verdere maatregelen nodig.197 4.4.2.2.5 Vormingen Door de werkgroepen worden vormingen georganiseerd waarop de horeca-uitbaters uitgenodigd worden. Deze gaan over „omgaan met agressie‟, „de rechten en plichten van een horeca-uitbater‟, „productinformatie van drugs en Eerste Hulp Bij Drugsincidenten‟,…198 De opkomst bij deze vormingen is over het algemeen zeer laag, maar stilaan is een stijging merkbaar. 4.4.2.2.6 Horecaconvenant Het Horecaconvenant is het document bij uitstek als het over het samenwerkingsverband tussen het stadsbestuur, de lokale politie en de horeca-uitbaters van een stad gaat. Daarom zal dit document in een apart onderdeel besproken worden. 4.4.3 Horecaconvenant
4.4.3.1 Ontstaan Het horecaconvenant werd opgesteld naar aanleiding van een blijvende klachtenstroom over overlast en kleine criminaliteit in het uitgaansleven van Ronse. De klachten kwamen voornamelijk van buurtbewoners, maar ook de politie en de horeca-uitbaters zelf zagen de situatie liever anders. De klachten gingen van geluidsoverlast tot vandalisme en zware vechtpartijen in bende. Het was duidelijk dat er iets moest gedaan worden. Daarom begon Werkgroep Horeca met het in kaart brengen van de overlast. Ze kwamen tot een lijst van 8 werkpunten, namelijk: alcoholmisbruik, conflicten en geweld, illegale drugs,
197 198
SCHREURS, I., o.c., 18. Ibid., 20.
68
illegale handel, netheid en hygiëne, geluidsoverlast, discriminatie en sluitingsuur. Aan de hand van deze lijst ging Werkgroep Horeca op zoek om de problemen op te lossen. Eigenlijk zijn veel van de overlastproblemen inbreuken op bestaande wetgeving. De VLAREM II - wetgeving bevat bijvoorbeeld de bepaling dat de geluidsdrempel van 90 dB niet overschreden mag worden. Ook het GAS-reglement en het terrasreglement van de stad bevatten regels die de overlast zouden moeten tegengaan. De overtreding van deze wetgeving werd echter te weinig vervolgd en daardoor werd ze ook veelvuldig overtreden. Om betere afspraken te maken, werd het horecaconvenant opgericht.199 4.4.3.2 Kernidee Een horecaconvenant is een schriftelijke verbintenis tussen de horeca-uitbater, het stadsbestuur , de politie en het parket.200 Dit wordt ondertekend door de uitbater, de burgemeester, de zonechef en de procureur des Konings. Het convenant bevat in principe geen nieuwe regels, maar frist de bestaande regel- en wetgeving op om overlast te voorkomen.201 Voor elk van de 8 overlastproblemen worden de verplichtingen van de uitbater, het stadsbestuur, de politie en het openbaar ministerie beschreven (zie verder bij inhoud). Omdat het gaat om wetgeving die ook al voor het horecaconvenant van toepassing was, kan in principe geen enkele uitbater weigeren het convenant te tekenen.202 4.4.3.3 Opstellen van het horecaconvenant Het horecaconvenant werd geschreven door de Werkgroep Horeca zelf. Hierin zetelen leden van het stadsbestuur en van de lokale politie. Deze werkgroep is in het bezit van heel wat informatie uit bevragingen die zij reeds gehouden hadden naar aanleiding van andere projecten.
199
VERPOEST, F., Horecaconvenant. Een samenwerking tussen de horeca-uitbaters, de politie, het openbaar ministerie en het gemeentebestuur,Ronse, 2009, 3-7. 200 STAD RONSE, Ik heb een horecazaak in Ronse. Aan welke voorwaarden moet ik voldoen?, Ronse, 2010, 31. 201 VAN MOERKERKE, B., l.c., 38. 202 SCHREURS, I., o.c.,20.
69
Nadat de werkgroep tot een consensus over de inhoud van het convenant gekomen was, werd de voorlopige versie voorgelegd aan de burgemeester, de zondechef en de stadssecretaris. Deze konden hun bedenkingen geven, waarna het convenant aangepast werd. Vervolgens werden vijf café-uitbaters aangeduid die eveneens hun opmerkingen over het convenant konden geven. Opnieuw werden hun kritieken meegenomen tijdens het hervormen van het convenant. Uiteindelijk kreeg het convenant definitief vorm en kon een formele goedkeuring aan het College van Burgemeester en Schepenen gevraagd worden. De definitieve versie van het convenant werd ondertekend op 16 juni 2008. Vervolgens werd het convenant voorgesteld aan het parket.203 Op het informatiemoment voor alle café-uitbaters waarop het convenant voorgesteld werd, waren amper 4 uitbaters aanwezig. De andere uitbaters kregen het convenant toegestuurd met een begeleidende brief. Alle cafés hebben uiteindelijk het convenant getekend. De druk dat de uitbaters geen nachtvergunning konden krijgen zonder ondertekening van het convenant, zal voor velen meegespeeld hebben in de beslissing het convenant te ondertekenen.204 4.4.3.4 Inhoud Zoals vermeld worden bij elke overlastvorm de verplichte inspanningen van de uitbater, de politie, het stadsbestuur en het parket beschreven. De taak van het Openbaar Ministerie is bij elke vorm van overlast dezelfde: het parket moet een passend gevolg geven aan dossiers die vallen binnen het convenant en aan de dossiers die het voorwerp uitmaken van een lokaal project en dat voorrang geniet in het Zonaal Veiligheidsplan.205 4.4.3.4.1 Alcoholmisbruik Wat betreft schenkgedrag worden de gekende regels herhaald: het personeel van de horecazaak mag geen alcohol schenken aan een zichtbaar dronken persoon, geen alcohol aan 203
VERPOEST, F., o.c., 3-7. SCHREURS, I., o.c., 21. 205 WERKGROEP HORECA RONSE, Horeca Convenant, Ronse, 2008, 2-14. 204
70
personen jonger dan 16 jaar en geen sterke dranken of alcoholpops aan personen jonger dan 18 jaar. Zaken die sterke drank willen serveren, moeten beschikken over een drankvergunning.206 Sinds 2006 moet deze niet meer aangevraagd worden bij de douane van accijnzen, maar kan de drankvergunning bij de dienst lokale economie van de stad zelf bekomen worden. Deze vergunning is verplicht zowel voor de uitbater als voor het personeel dat in de zaak werkt en eveneens sterke dranken schenkt.207 De taak van de lokale politie bestaat erin controles in de horecazaken uit te voeren en indien de horeca-uitbater dit wenst, dronken personen die overlast veroorzaken uit de zaak te verwijderen. Bovendien wordt van de politie deelname verwacht aan bovenzonale campagnes rond drankmisbruik en rijden onder invloed. In het stadsbestuur is het Lokaal Drugoverleg Ronse de specialist op gebied van alcoholgebruik. Zij verbinden zich ertoe preventiecampagnes te organiseren om te trachten het alcoholmisbruik te beperken.208 4.4.3.4.2 Conflicten en geweld Indien zich in de horecazaak geweld voordoet, moet de uitbater eerst proberen bemiddelen. Indien hij hier niet in slaagt, kan hij de politie verwittigen. Bij het opmerken van verboden wapens moet de lokale politie zo snel mogelijk gecontacteerd worden. De uitbater mag personen weigeren die bekend staan om hun slecht gedrag. Deze regel kan voor problemen zorgen. Het is dus toegestaan mensen de toegang te weigeren, maar hoe kan bewezen worden dat iemand geweigerd wordt omwille van zijn imago als herrieschopper en niet omwille van andere discriminerende redenen? De lokale politie zal zo snel mogelijk ter plaatse gaan, adequaat optreden en het incident ook ten gronde onderzoeken. Wanneer er niemand gewond of geslagen is, zullen zij het GASreglement toepassen.
206
WERKGROEP HORECA RONSE, o.c., 2. STAD RONSE, o.c., 35. 208 WERKGROEP HORECA RONSE, o.c., 2. 207
71
De gemeente kan het GAS-reglement toepassen om een zaak te sluiten wanneer dit nodig is. Zij zullen ook meewerken om een positief uitgaansklimaat te bekomen.209 4.4.3.4.3 Illegale drugs Druggebruik wordt niet geduld in de horeca en daarom moet de uitbater bij deze vaststelling de persoon vragen om de zaak te verlaten. Indien de uitbater weet dat iemand een drugprobleem heeft of hij ontdekt drugs in zijn zaak, moet hij de lokale politie verwittigen. Op die manier stelt de uitbater zich ook veilig bij eventuele controles van de zaak. De lokale politie is voor dit soort zaken bereikbaar voor de horeca-uitbaters op een speciaal telefoonnummer. De lokale politie dient ter plaatse te gaan indien een horeca-uitbater hierom vraagt en zal de gepaste afhandeling van het druggebruik of dealen toepassen. Daarna wordt een meldingsverslag opgemaakt en aan de drugscel bezorgd. Via het Lokaal Drugoverleg Ronse, zal het stadsbestuur preventiecampagnes voeren. Plaatsen waarvan geweten is dat er drugs gebruikt of gedeald worden, zullen bekeken worden en indien nodig, zullen er maatregelen genomen worden. De burgemeester kan een uitgaansgelegenheid tot 6 maanden laten sluiten, indien de uitbater druggebruik in de zaak zou vergemakkelijken.210 4.4.3.4.4 Illegale handel Wanneer een uitbater merkt dat goederen van verdachte afkomst in zijn zaak verpatst worden, meldt hij dit aan de politie. Leurders mogen enkel binnen wanneer zij in het bezit zijn van een leurkaart. Bovendien heeft de uitbater ook het recht om leurders te weigeren. De lokale politie zal de uitbater te hulp staan indien deze de verkoop van illegale goederen opgemerkt heeft.
209 210
WERKGROEP HORECA RONSE, o.c., 3-4. Ibid., 5-6.
72
De Werkgroep Horeca heeft het leuren van goederen van verdachte afkomst opgenomen in het huishoudelijk reglement voor de horecazaken.211 4.4.3.4.5 Netheid en hygiëne De uitbater van een horecazaak is verantwoordelijk voor de orde en netheid in zijn zaak, op zijn terras en op het voetpad voor zijn zaak. De politie kan het GAS-reglement toepassen wanneer het gaat om wildplassen en zwerfvuil. De stad reinigt elke dag de voetpaden in het centrum van de stad en zorgt voor preventieve acties met betrekking tot wildplassen en zwerfvuil.212 4.4.3.4.6 Geluidsoverlast De rust van de buurtbewoners is heel belangrijk en vaak een knelpunt in uitgaansbuurten. Daarom worden aan uitbaters heel wat regels opgelegd om geluidsoverlast te voorkomen. Ten eerste moet de uitbater zelf al zoveel mogelijk maatregelen nemen om het geluid te beperken (isolatie, bufferzone,…). Het terras moet opgeruimd worden onmiddellijk nadat het toegestane sluitingsuur verstreken is, en zo mogelijk al eerder. 90 dB is de absolute maximumnorm die niet mag overschreden worden. Een geluidsbron op het terras plaatsen is uitdrukkelijk verboden. Wanneer er klachten zijn van geluidsoverlast, zal de politie hier nota van nemen en de procedure geluidsoverlast opstarten. Deze procedure wordt later in deze masterproef besproken. De stad kan preventiecampagnes doen naar gehoorschade toe en meewerken aan een positieve uitgaanssfeer zonder geluidsoverlast.213 4.4.3.4.7 Discriminatie Een uitbater mag geen personen weigeren omwille van discriminerende redenen zoals afkomst, geloof, seksuele geaardheid,… 211
WERKGROEP HORECA RONSE, o.c., 7. Ibid., 8. 213 Ibid., 9-10. 212
73
Doet hij dit toch, dan kan politie tussenkomen. Het stadsbestuur zal vanuit de dienst Integratie campagnes voeren ter bevordering van de integratie.214 4.4.3.4.8 Sluitingsuur en nachtvergunning Een café kan in principe open blijven tot 1u ‟s nachts. Voor horecazaken die onder Vlarem II vallen, is het sluitingsuur vastgelegd op 3u ‟s nachts. Indien een uitbater zijn zaak langer wil open houden, kan hij een nachtvergunning aanvragen op het onthaal van het stadhuis. Uitbaters kunnen pas een nachtvergunning krijgen wanneer zij het horecaconvenant ondertekend hebben. De burgemeester dient deze nachtvergunning goed te keuren. Zaken die in het bezit zijn van zo‟n vergunning mogen open blijven tot wanneer zij dit wensen.215 De politie kan controleren of uitbaters zich aan hun sluitingsuur en horecaconvenant houden. Deze controle is nodig aangezien het naleven van het horecaconvenant een voorwaarde is om een nachtvergunning te krijgen en te behouden. De burgemeester kan nachtvergunningen intrekken wanneer een uitbater de regels van dit horecaconvenant niet naleeft.216 Bv. wanneer een zaak herhaaldelijk voor geluidsoverlast zorgt, kan het zijn dat de burgemeester de nachtvergunning voor één of meerdere weekends intrekt. 4.4.3.4.9 Varia Wanneer vermoed wordt dat een minderjarige aan het spijbelen is, dient dit aan de politie te worden gemeld. De uitbater moet oog hebben voor een „goed nabuurschap‟. Dit wil zeggen dat hij inspanningen moet leveren om zowel zijn klanten als zijn buren tevreden te stellen. Hij kan bijvoorbeeld zijn klanten erop wijzen respect te hebben voor de buren en de stilte buiten te bewaren.
214
WERKGROEP HORECA RONSE, o.c., 11. STAD RONSE, o.c., 33. 216 WERKGROEP HORECA RONSE, o.c., 12. 215
74
Er is sprake van geweest om een Horeca Label toe te kennen aan de cafés die het horecaconvenant ondertekend hadden en die voldeden aan de vooropgestelde richtlijnen. Dit idee is niet tot uitvoering gebracht omdat je zo‟n label niet kan toekennen zonder dat het gecontroleerd en gehandhaafd wordt, en dit vormde een knelpunt.217 Positief aan het convenant is dat alles in principe wettelijk afdwingbaar is. Niet alleen voor de horeca-uitbaters, maar ook voor de politie, het stadsbestuur en het parket. Bovendien heeft de stad de nachtvergunning als stok achter de deur indien een café het convenant niet zou willen tekenen. Dat het parket ook een partij is die ondertekent, kan het convenant enkel maar sterker maken. Feiten kunnen op deze manier niet alleen beter gemeld en geverbaliseerd worden, maar ook beter vervolgd. Het convenant is een document dat op maat van Ronse opgesteld werd. Een nadeel kan zijn dat sommige uitbaters het convenant enkel ondertekenen omwille van de nachtvergunning. Zullen zij het convenant ook ter harte nemen? En hoe wordt de naleving van het convenant opgevolgd? Zijn sommige engagementen niet te hoog gegrepen en moeilijk naleefbaar? De meningen van de horeca-uitbaters over het convenant zijn vrij verdeeld, maar toch overwegend negatief. Volgens hen wordt het convenant teveel gebruikt om een café te kunnen sluiten. Een café dat zich aan de regels houdt moet eigenlijk geen schrik hebben voor een sluiting, maar niet alle cafés doen dit. 4.4.4 Project JORES (Jongeren en Ouders voor Respect op Straat) In Ronse wordt veel overlast ervaren die afkomstig is van hangjongeren. Uit de literatuurstudie is gebleken dat het vooral jongeren uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status zijn die op straat rondhangen. Het feit dat Ronse een hoge graad aan kansarmoede heeft, kan verklaren waarom in Ronse zoveel hangjongeren in het straatbeeld aanwezig zijn. Overlast door jongeren uit zich vaak in storend gedrag, het lastig vallen van mensen of het intimideren en bedreigen van voorbijgangers. Regelmatig veroorzaken de jongeren of 217
SCHREURS, I., o.c., 27.
75
hangjongeren ook geluidsoverlast of vervuiling waardoor er conflicten ontstaan met de buurtbewoners. De verbaal agressieve en dreigende houding van de jongeren zorgen voor onveiligheidsgevoelens bij voorbijgangers en buurtbewoners. Vaak is overlast slechts het topje van de ijsberg en zit het eigenlijke probleem veel dieper verborgen. Een moeilijke thuis- of schoolsituatie en problematische opvoedingssituaties zijn mogelijke aspecten die jongeren aanzetten tot storend gedrag. Daarom moet overlast door jongeren in een veel ruimere context worden aangepakt. Het JORES-project probeert deze ruimte te creëren. Het JORES-project staat voor Jongeren en Ouders voor Respect op Straat. Het project bestaat uit twee luiken: de jongerencoaches en het caseteam. De jongerencoaches, die voor een deel uit vrijwilligers bestaan, spreken jongeren aan op overlastgevend gedrag. De jongerencoaches gaan in duo op pad naar plaatsen waar jongeren voor overlast zorgen. Doordat zij regelmatig optrekken met de jongeren, worden ze een vertrouwenspersoon voor hen. Wanneer de jongeren op die momenten dat de jongerencoaches in de buurt zijn dan voor overlast gaan zorgen, zullen zij hen aanspreken. Bijvoorbeeld: De jongerencoaches gaan voetballen met een groepje jongeren. De bal vliegt over de omheining van de buren. Wanneer de jongeren dan over de omheining zouden klimmen om de bal te gaan halen, zullen de jongerencoaches hen tegenhouden en zeggen dat ze moeten aanbellen en vragen of ze de bal mogen halen. De jongerencoaches gaan als het ware hand in hand de jongeren terug maatschappelijk aanvaard gedrag aanleren. Ook zullen zij de jongeren begeleiden naar alternatieve vormen van ontspanning, bijvoorbeeld sport. Wanneer de jongerencoaches met zwaardere feiten dan kleine overlast geconfronteerd worden, kunnen ook de ouders aangesproken worden. Dit zal gebeuren onder de vorm van een huisbezoek. Opmerkelijk is dat ouders de verantwoordelijkheid over het gedrag van hun kind soms van zich afschuiven. Ze vragen zelfs aan de politie om hun kind te straffen. De zwaardere feiten of problematische situaties worden ook doorgegeven aan het caseteam. Het caseteam bestaat uit de preventiedienst, de dienst diversiteit, het sociaal huis, het CLB van het vrij onderwijs en van het gemeenschapsonderwijs, het CAW Kompas en de lokale politie. Stadsbestuur en politie werken hier dus samen. 76
Het caseteam verzamelt de verschillende meldingen van overlast en zal elke casus afzonderlijk behandelen. Doordat vaak een aantal oorzaken van het overlastgevend gedrag van de jongere in zijn thuissituatie terug te vinden zijn (te weinig opvoedingsondersteuning, financiële problemen thuis,…), gaat het caseteam op huisbezoek. Daarna bekijkt het team de mogelijkheden voor het gezin en zal dan voor de eventuele hulpverlening doorverwijzen naar andere diensten. Het caseteam blijft wel steeds betrokken. De hulpverlening werkt rond de verschillende leefdomeinen van het gezin zoals de huisvesting, de financiële situatie, opvoedingsondersteuning, tewerkstelling of een nuttige tijdsbesteding voor de jongeren. Het JORES-project lijkt op straathoekwerk maar er zijn belangrijke verschillen: het JORESproject werkt in het belang van de maatschappij, terwijl straathoekwerk meer gefocust is op het belang van de cliënt. De medewerkers aan het JORES-project zijn ook geen hulpverleners zoals de straathoekwerkers. De jongerencoaches zijn begin mei van start gegaan. Sindsdien zijn drie situaties in het caseteam besproken geweest. Sommigen vinden dat de jongerencoaches door zowel jongeren als ouders zeer goed onthaald worden. Mits een goede opvolging, zit er volgens hen toekomst in het project. Maar niet iedereen is even enthousiast. Hier en daar is er twijfel of de coaches de hangjongeren op het juiste spoor zullen brengen. De hangjongeren vormen soms groepen van veertig man en hun gedrag wordt vandalisme genoemd. Voor velen ligt de grootste oorzaak van het overlastgevend gedrag in de thuissituatie van de jongeren. Maar het is de vraag in welke mate het project in de opvoedingssituatie zal kunnen ingrijpen. Interveniëren in een thuissituatie is niet gemakkelijk. Het stadsbestuur van Ronse heeft er in ieder geval goed aan gedaan om een project op te zetten waarin samengewerkt wordt met verschillende partners. In de literatuurstudie werd aangehaald dat de maatregelen van de verschillende actoren elkaar kunnen versterken, indien ze goed op elkaar afgestemd zijn. Het stadsbestuur kan hierin de coördinerende rol spelen. Ook de lokale politie kan zijn aanpak van hangjongeren verbeteren door bijvoorbeeld te investeren in een jeugdagent. Zoals uitgelegd in de literatuurstudie is dit een speciaal 77
opgeleide agent die een nauw contact opbouwt met de hangjongeren en hen duidelijk maakt wat kan en niet kan. Deze jeugdagent is vaak aanwezig op straat en heeft veel contact met de buurt, scholen, jongerenwerkers,... Vandaar is hij het aanspreekpunt bij uitstek wanneer hangjongeren voor overlast zorgen. Bij problemen zal hij de burger die last ondervindt en de jongere zelf in gesprek met elkaar brengen. De functie van jeugdagent overlapt een beetje met die van de jongerencoaches. Het feit dat de jeugdagent een lid van de politie is, kan in de ogen van de hangjongeren nadelig zijn, omdat zij een slechte verhouding hebben met de politie. Tegenover de buurtbewoners kan dit een pluspunt vormen, zij kunnen zich veiliger voelen indien iemand van de politie regelmatig bij de hangjongeren in de buurt is. Door de onderbemanning van de lokale politie in Ronse is het niet evident een extra mankracht vrij te maken voor de functie van jeugdagent. Gezien de ernst van de problematiek rond de hangjongeren, is deze investering misschien toch het overwegen waard. 4.4.5 BIN Horeca In Ronse zijn er plannen om een buurtinformatienetwerk voor de horeca, kortweg een BIN Horeca, op te richten. Een BIN Horeca werkt zoals het principe van een buurtinformatienetwerk voor gewone burgers. Het is een gestructureerd samenwerkingsverband tussen de lokale politie en de horecazaken. Het principe is dat een horecazaak de politie op de hoogte brengt indien zich iets voordoet. Dit kan gaan van diefstal tot een lastige dronken klant die herrie schopt in een café. De politie bekijkt deze info en indien nodig, brengen zij alle horecazaken die aangesloten zijn op de BIN Horeca, op de hoogte. Het is de bedoeling dat zo vermeden wordt dat de dieven of de lastige dronken klanten ook in andere zaken voor problemen zorgen.218 In Vlaanderen zijn er momenteel nog maar twee buurtinformatienetwerken voor de horeca in opstartfase. Het zal dus geen gemakkelijke opdracht zijn zo‟n BIN Horeca in Ronse op te zetten. De lokale politie stelt zich voorlopig de vraag of zo‟n BIN Horeca praktisch georganiseerd zal kunnen worden en vraagt zich af of er geen eenvoudigere oplossing bestaat zoals bijvoorbeeld een aanspreekpunt onder de horeca-uitbaters. Een BIN Horeca is een
218
X, (z.d.), Buurt Informatie Netwerken [WWW]. Buurt Informatie Netwerken: http://www.buurtinformatienetwerken.be/ [19/07/2010]
78
complex netwerk en de politie stelt zich de vraag of de horeca-uitbaters de moeite zullen doen om hier hun tijd in te steken. Het stadsbestuur heeft aan 20 horeca-uitbaters gevraagd of zij geïnteresseerd zouden zijn om zich aan te sluiten bij dit netwerk, en alle 20 uitbaters beantwoordden deze vraag positief. Het stadsbestuur ziet zo‟n BIN Horeca volledig zitten en verwacht hierdoor een verhoogd veiligheidsgevoel en een betere communicatie tussen de horeca-uitbaters onderling en tussen de horeca-uitbaters en de politie. 4.4.6 Portiers Twee van de vijf horeca-uitbaters die geïnterviewd werden, hebben één of meerdere portiers in dienst. Op welke manier de portiers optreden, hangt af van de richtlijnen van hun baas. Het ene café zal sneller iemand weigeren dan het andere café. De uitbaters beweren dat ze nooit iemand weigeren om discriminerende redenen zoals bijvoorbeeld afkomst. De voornaamste reden waarom iemand wel de toegang tot een zaak geweigerd kan worden, is het feit dat deze persoon in het verleden reeds meermaals voor problemen zorgde. Daarnaast is het ook de taak van de portiers om in te grijpen indien zich een incident in het café zelf voordoet. De uitbaters geven aan dat ze minder beroep moeten doen op de politie op de avonden dat de portiers aanwezig zijn. Eén uitbater nam, naast een autochtone, ook een allochtone portier in dienst. Hij noemt dit de beste beslissing die hij kon maken. Het omgaan met allochtone klanten verloopt hierdoor veel vlotter. De portiers zijn enkel in dienst op vrijdag- en zaterdagnacht. Dit kan het probleem geven dat iemand die op die nachten geweigerd of buitengezet werd, de zondagavond weer vrije toegang tot de zaak heeft.
79
4.4.7 Camerabewaking De stad Ronse heeft geïnvesteerd in bewakingscamera‟s die verspreid over de stad hangen. Er is bijvoorbeeld een camera die op de Grote Markt hangt, een andere filmt de stationsbuurt. De schermen waarop de beelden kunnen bekeken worden, staan opgesteld bij de lokale politie. De camera‟s zijn zo ingesteld dat zij tijdens het filmen een bepaald parcours volgen. Het afleggen van dit parcours duurt 2 à 3 minuten. De camera filmt dus niet op elk ogenblik dezelfde plaats. Daardoor kan het zijn dat zich in de rechterhoek van de Grote Markt een incident voordoet, maar dat de camera dit niet gezien heeft omdat hij op dat moment de linkerkant van de Grote Markt aan het scannen was. Daarenboven is de scherpheid van de camera‟s niet altijd sterk genoeg om personen te kunnen identificeren. Horeca-uitbaters zijn zeer misnoegd over de gebrekkige werking van de camera‟s. Eén horecazaak op de Grote Markt werd het slachtoffer van een inbraak. De daders verlieten de zaak langs de voorkant met een kluis in hun handen. Dat dit niet door de camera‟s vastgelegd werd, zorgt ervoor dat de uitbaters de camera‟s een ondermaatse oplossing vinden. Sommigen zijn er zelfs van overtuigd dat de camera‟s vaak niet aanstaan. Het bemannen van de camera‟s zou een oplossing kunnen bieden. Op die manier kan de hele tijd het overzicht bewaard worden en wanneer zich een incident voordoet, kan er ingezoomd worden. Volgens de lokale politie is dit echter niet mogelijk omdat dit veel meer kost dan het opbrengt. Bovendien kampt de lokale politie nu al met een personeelstekort. Vanuit het stadsbestuur werd het voorstel gedaan een beurtrol in te lassen, zeker op weekendnachten. De lokale politie hoopt wel dat de camera‟s een preventief effect hebben. Volgens hen is iedereen op de hoogte dat de camera‟s er hangen. Personen die van plan zijn dingen te doen die niet mogen gezien zijn, weten dus dat ze het risico lopen dat de camera hen filmt. Ondanks de kritieken, konden de camerabeelden ook al enkele keren nuttig gebruikt worden. De korpschef heeft de horeca-uitbaters inmiddels ook uitgenodigd om hen de werking van de camera‟s te tonen. De camera‟s moeten dus nog meer benut worden. Bij een optimaler gebruik, zal de kans toenemen dat de criminaliteit effectief daalt door de aanwezigheid van bewakingscamera‟s.
80
Camerabewaking in horecazaken wordt nog niet veel toegepast. Sommige uitbaters denken er wel over na maar twijfelen omdat het een zware investering is. 4.4.8 Politiepatrouilles Als de vraag gesteld wordt wat de beste maatregel is om uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast te voorkomen, worden politiepatrouilles steevast als eerste maatregel vernoemd. Zowel stadsbestuur, politie als horeca-uitbaters zijn ervan overtuigd dat politiepatrouilles in de (weekend)nachten noodzakelijk zijn. De politie zelf heeft ook de ervaring dat groepjes hangjongeren die moeilijk (dreigen te) doen, afdruipen wanneer een politiecombi op de markt patrouilleert. De aanwezigheid van politie heeft effect. De uitbaters geven ook aan dat het veiligheidsgevoel groter is wanneer de politie in de buurt is. Iedere nacht zijn twee ploegen van twee politieagenten op pad. In het weekend komt daar nog een extra ploeg bij die statisch toezicht houdt op de Grote Markt. Dit houdt in dat de combi de hele nacht op de Grote Markt blijft. Als er een fuif is, probeert de politie zich af en toe te tonen. Dan heeft iedereen gezien dat de politie ook aanwezig is. Desondanks deze inzet, hebben veel horeca-uitbaters het gevoel dat er te weinig patrouille is. Soms hebben ze zelfs het gevoel dat de politie helemaal niet in de buurt is. Drie ploegen die patrouilleren blijkt nog steeds weinig te zijn. Wanneer zich twee incidenten tegelijk voordoen, is het niet mogelijk dat de derde ploeg constant in de uitgaansbuurt aanwezig is. Extra ploegen inzetten is voorlopig echter onmogelijk, gezien de beperkte middelen van de lokale politie. Uitbaters hebben ook het gevoel dat de politie veelal te laat komt. De politie kan ook bijstand vragen uit andere politiezones, maar de kans dat deze nog later aankomen is natuurlijk groot. De politie heeft duidelijk een tekort aan personeelsleden om kordaat en tijdig te kunnen optreden. 4.4.9 Procedure geluidsoverlast Werkgroep Horeca heeft een procedure uitgewerkt voor geluidsoverlast door de horeca. Er zijn twee verschillende procedures. De eerste geldt wanneer een melding van geluidsoverlast gedaan wordt bij de politie. De tweede procedure geldt wanneer deze klacht
81
bij andere diensten binnenkomt zoals de preventiedienst, de klachtendienst, de burgemeester, de informatiedienst, de milieudienst,… In het eerste geval komt de klacht aan bij de politie. Indien het de eerste keer is dat een klacht van geluidsoverlast tegen dit café wordt ingediend, zal de politie ter plaatse gaan, kijken of er al dan niet sprake is van overlast en bemiddelen. Eventueel zullen zij de muziek dempen en de deuren sluiten zodat er minder lawaai naar buiten gaat. De politie geeft in dit geval een mondelinge waarschuwing. Wanneer binnen de acht dagen een tweede melding van gelijkaardige aard binnenkomt, en de politie deze gelijkaardige overlast ook vaststelt, zal het GAS-reglement toegepast worden. Bij een derde melding van gelijkaardige aard binnen de acht dagen, zal, nadat de politie deze gelijkaardige overlast heeft vastgesteld, een gerechtelijk PV worden opgesteld. Dit is de meest efficiënte procedure. Indien de burgers toch hun klacht neerleggen bij andere diensten, zal de informatie doorgegeven worden aan de wijkpolitie. Deze gaan met de betrokken partijen praten en volgen de situatie op. Het is belangrijk dat er nota gemaakt wordt van de mondelinge waarschuwing (stap 1). Indien dit niet genoteerd wordt, kan bij een tweede klacht niet bewezen worden dat de uitbater reeds een waarschuwing kreeg. Dit gaf al aanleiding tot problemen in het verleden. Een gerechtelijk PV heeft het nadeel dat de strafrechtelijke reactie pas na één of twee jaar volgt. Dit gaat dan wel om een grote boete (500 Euro), maar in die jaren die intussen voorbijgaan, kan de zaak nog veel geluidsoverlast veroorzaakt hebben. Via een GAS-PV is de boete veel kleiner (65 Euro) maar een GAS-PV heeft het voordeel dat er korter op de bal gespeeld kan worden. Indien de uitbater elke keer hij voor geluidsoverlast zorgt, onmiddellijk een boete krijgt van 65 Euro, loopt de som na enkele keren ook hoog op en zal hij waarschijnlijk sneller maatregelen nemen om niet meer voor geluidsoverlast te zorgen. Zowel bij de eerste als bij de tweede procedure is het mogelijk dat de betrokken uitbater uitgenodigd wordt door de burgemeester voor een gesprek. Tijdens dit gesprek worden verschillende oplossingsmogelijkheden besproken.
82
De burgemeester kan, na het horen van de uitbater, indien voorgaande maatregelen geen gunstig resultaat opleverden, beslissen tot een tijdelijke sluiting van de zaak of het intrekken van de nachtvergunning. Bovendien kan het college van burgemeester en schepenen via toepassing van art. 119bis van de nieuwe gemeentewet beslissen tot schorsing of intrekken van de vergunningen of tot definitieve sluiting van de inrichting. Het spreekt voor zich dat geen enkele uitbater blij is met een intrekking van zijn nachtvergunning want dan is hij zijn inkomsten kwijt. Daarom let iedereen op dat hij geen geluidsoverlast veroorzaakt. Het systeem werkt dus goed, al vinden sommigen van de lokale politie dat deze regel nog strenger mag toegepast worden. 4.4.10 Sluitingsuur? Om de uitgaansgerelateerde overlast en criminaliteit in te dijken, is de vraag om een algemeen sluitingsuur in te voeren al door de politie opgeworpen. Daarom werd hierover ieders mening gevraagd. Sommigen zien de invoering van een algemeen sluitingsuur als een grote stap vooruit. Omdat de meeste criminaliteit en overlast zich vooral diep in de nacht voordoet, zou een vroeger sluitingsuur ervoor zorgen dat het probleem opgelost wordt. Anderen denken verder en zeggen dat het probleem zich dan zal verplaatsen. De kans is groot dat de klanten niet omwille van een sluitingsuur eerder naar huis zullen gaan, maar ofwel in Ronse zullen blijven rondhangen of de auto zullen nemen en elders verder gaan feesten. Dit zorgt bovendien voor meer risico‟s op de weg omdat sommigen onder invloed van alcohol of andere drugs zullen rijden. Daarbij komt nog de vraag op welk uur dit sluitingsuur dan moet vallen en wie het recht heeft om de horeca op die manier een belangrijk deel van zijn inkomsten af te nemen? Vanuit wetenschappelijk onderzoek bekeken zou de invoeging van een sluitingsuur de criminaliteit niet veel kunnen doen dalen want zoals in de literatuurstudie aangehaald werd, doet de meeste uitgaanscriminaliteit zich voor buiten de horecazaak of na sluitingstijd. Bovendien zorgt een algemeen sluitingsuur ervoor dat op een bepaald uur alle feestvierders samen de horecazaken moeten verlaten. Op dat moment zouden vele dronken personen en verschillende groepen elkaar op straat ontmoeten. Dit zou voor nog meer problemen kunnen zorgen.
83
4.4.11 Samenscholingsverbod? Om het probleem van de samentroepende jongeren aan te pakken, wordt door de horecauitbaters de vraag naar een samenscholingsverbod opgeworpen. De groepjes hangjongeren zorgen voornamelijk voor overlast in groep. Wanneer ze alleen rondlopen voelen ze zich minder sterk en doen ze over het algemeen niet veel kwaad. Een samenscholingsverbod zou er dus voor kunnen zorgen dat ze niet meer in groep rondhangen en bijgevolg minder criminaliteit plegen. In Nederland geldt in sommige steden en gemeenten reeds zo‟n samenscholingsverbod. Tijdens de interviews werd duidelijk dat niet iedereen ervan op de hoogte is dat deze maatregel enkel op de problematische hangjongeren van toepassing is. Sommigen denken dat een samenscholingsverbod niet realiseerbaar is omdat gewone burgers dan ook niet meer mogen samentroepen. Wel vinden velen deze maatregel een te grote beperking van de menselijke vrijheid indien deze lange tijd voor de hangjongeren gehandhaafd zou worden. 4.5
Samenwerking
In voorgaande tekst werden reeds de samenwerkingsverbanden tussen de politie, het stadsbestuur en de horeca-uitbaters van Ronse besproken. Maar wat vinden de verschillende actoren van deze samenwerking in de realiteit en wat verwachten ze nog meer van elkaar? 4.5.1 Samenwerking met de horeca-uitbaters Volgens het stadsbestuur en de lokale politie verloopt de samenwerking tussen hen en de horeca-uitbaters niet vlot. Ze vinden het zeer moeilijk om hen te bereiken. Bijvoorbeeld: wanneer het stadsbestuur en de politie de horeca-uitbaters uitnodigen voor een vorming over bijvoorbeeld agressie, is de opkomst over het algemeen zeer laag. Enerzijds getuigt dit van weinig interesse, anderzijds is het niet evident voor een uitbater om aanwezig te zijn op een vorming op het moment dat zijn zaak open is. Wanneer stadsbestuur en politie zelf naar de horeca-uitbaters toegaan met bijvoorbeeld technopreventief advies, is de medewerking al wat groter.
84
Hoe het komt dat horeca-uitbaters moeilijk warm te maken zijn voor samenwerking, blijft voor het stadsbestuur en de politie een gok. Sommigen menen dat beide partijen verschillende belangen hebben. De horeca-uitbaters willen winst maken, terwijl de politie en het stadsbestuur aan criminaliteitsbestrijding willen doen. Nochtans hebben beide partijen elkaar nodig. Het stadsbestuur en de politie hebben de hulp van de horeca nodig om de uitgaanscriminaliteit en overlast te bestrijden want het is in en rond de horecazaken dat deze ontstaat. De horeca-uitbaters zouden hierbij ook gebaat zijn want criminaliteit en overlast in een café betekenen een last voor de uitbater en zorgen ervoor dat de zaak minder aantrekkelijk is voor klanten. Het feit dat de horeca-uitbaters niet georganiseerd zijn, bemoeilijkt de samenwerking nog. Het stadsbestuur en de lokale politie zouden graag hebben dat zij een contactpersoon kunnen aanspreken die in naam van alle horeca-uitbaters spreekt, maar die is er niet. Vroeger waren de uitbaters wel verenigd in een comité, maar dat is uiteengevallen omdat de leden nooit tot oplossingen kwamen omwille van meningsverschillen. Concurrentie onder de verschillende uitbaters is zeker aanwezig en dit staat een goede samenwerking in de weg. Wel zijn de horeca-uitbaters het erover eens dat er door het stadsbestuur en de politie iets aan het criminaliteitsprobleem en onveiligheidsgevoel moet gedaan worden. Daarnaast verwacht het stadsbestuur en de politie dat de uitbaters ook zelf hun verantwoordelijkheid opnemen om de sfeer in de zaak goed te houden. Indien er zich een incident voordoet, moeten zij eerst zelf er proberen voor te zorgen dat de situatie niet uit de hand loopt en mogen zij zelf zeker niet in de fout gaan. Indien de situatie toch dreigt te escaleren, moeten zij zo snel mogelijk de politie bellen. Ook naar geluidsoverlast toe verwachten stadsbestuur en politie inspanningen van de uitbaters. Momenteel vinden stadsbestuur en politie dat de uitbaters zelf veel meer zouden kunnen doen. 4.5.2 Samenwerking met de politie Alle horeca-uitbaters bellen de politie wanneer zich een incident voordoet en ze zelf de situatie niet meer onder controle krijgen. De cafés die over een portier beschikken, erkennen dat ze minder de politie moeten inschakelen wanneer de portiers van dienst zijn. Over het algemeen zijn de horeca-uitbaters niet tevreden over de samenwerking met de politie. Wanneer een uitbater de politie opbelt komen ze ofwel te laat ofwel grijpen ze te 85
weinig in. De politie investeert wel in extra patrouilles, maar toch blijft er sprake van onderbemanning. Hierdoor komt de politie soms te laat bij de feiten aan omdat ze elders aan het werk waren. Een bijkomend probleem is dat twee medewerkers van de politie moeilijk opkunnen tegen een veel grotere groep die amok maakt. De hangjongeren zijn zeer mondig en provocerend naar de politie toe. De uitbaters beschuldigen de politie ervan schrik te hebben van de daders en daardoor minder op te treden. Een andere frustratie van de horeca-uitbaters is het feit dat de bende die voor de meeste overlast zorgt in Ronse, niet voldoende aangepakt wordt. De uitbaters hebben al meerdere keren de identiteit van de daders aan de politie bekend gemaakt. Eén uitbater verwoordde zijn idee over de taak van de lokale politie als volgt: “Ik zie de Markt van Ronse als een winkelcentrum waarin verschillende winkels gevestigd zijn. Als dat winkelcentrum een slecht imago heeft, dan mag je als zaak zelf nog inspanningen leveren om een veiligheidsgevoel te creëren, toch zal dit niet volledig lukken. En de veiligheid in dat winkelcentrum, op de Markt dus, is de verantwoordelijkheid van de politie.” Het stadsbestuur daarentegen is zeer tevreden over de samenwerking met de lokale politie. Wanneer zij een evenement organiseren, wordt voor de nodige extra manschappen gezorgd. 4.5.3 Samenwerking met het stadsbestuur De initiatieven van het stadsbestuur worden door de horeca-uitbaters veelal bestempeld als nutteloos. Ze brengen initiatieven aan die te weinig oplossing bieden en beperken zich teveel tot wat hen van hogerop opgelegd is. Hetgeen waar volgens de uitbaters vooral voor gezorgd moet worden, is dat de politie in het weekend talrijk aanwezig is en optreedt wanneer zich een probleem voordoet. Sommige horeca-uitbaters vinden ook dat het criminaliteit- en onveiligheidsprobleem door het stadsbestuur ontkend wordt. Dit sluit de deuren naar een constructieve oplossing. “Het stadsbestuur moet eerst toegeven dat er een probleem is en dan kunnen we samenwerken aan een oplossing”, zeggen ze. Het stadsbestuur probeert teveel hun eer en hun positie te redden. Een oplossing kan zijn dat er iemand van het stadsbestuur eens komt luisteren naar de horecauitbaters en hen vraagt wat de problemen zijn die zij nacht in, nacht uit ondervinden. 86
De lokale politie is wel tevreden van de samenwerking met het stadsbestuur. Beiden beweren op dezelfde golflengte te zitten. Als zich problemen voordoen, worden deze besproken en wordt er naar oplossingen gezocht. De korpschef en de burgemeester spreken geregeld met elkaar. Het horecaconvenant is één van de belangrijkste resultaten van de samenwerking tussen stadsbestuur en politie. 4.5.4 Samenwerking met de verschillende schakels van de strafrechtelijke keten In bovenstaande tekst werd al aangehaald dat de bendes hangjongeren moeilijk aan te pakken zijn. Dit komt hoofdzakelijk omdat de daders enkele uren na hun arrestatie alweer vrijgelaten worden omdat ze minderjarig zijn of omdat de feiten niet ernstig genoeg zijn om een straf te krijgen. Indien toch een feit gepleegd werd waarvoor een zware sanctie gegeven kan worden, wordt die straf maar na een paar maanden uitgesproken. Bovendien worden lange straffen maar deels uitgevoerd en korte straffen soms al helemaal niet uitgevoerd. Op die manier schrikt een aanraking met het gerecht niet veel jongeren af. De respondenten namen geregeld het woord straffeloosheid in de mond. Voor een aantal mensen is de sanctie die ze krijgen zwaar genoeg, maar op de recidivisten heeft dit nog weinig effect. 4.5.5 Effect samenwerking Het is onmogelijk om de effectiviteit van een samenwerking te meten. Niemand weet hoeveel criminaliteit en overlast er zou zijn, mocht er geen enkel samenwerkingsverband bestaan. De verschillende initiatieven die uit de samenwerking ontspruiten, bv. de bierviltjes, zijn op zijn minst wel een herinnering aan de regels. Alle respondenten zijn van de mening dat samenwerken ervoor kan zorgen dat de criminaliteit efficiënter aangepakt wordt. Een effectieve samenwerking moet een samenwerking in vertrouwen zijn. Iedereen moet kunnen vertrouwen op een snelle en efficiënte interventie van de politie, wat door de onderbemanning moeilijk is. Maar politie en stadsbestuur moeten ook kunnen vertrouwen op de medewerking van de horeca-uitbater. Deze mag niet alleen aan het winstgevend aspect van zijn zaak denken.
87
4.5.6 Evolutie Hoewel de samenwerking tussen enerzijds stadsbestuur en politie en anderzijds de horecauitbaters nog steeds niet voldoende is, is er de laatste jaren wel een verbetering merkbaar. Vroeger waren er totaal geen contacten met de horeca in verband met veiligheid, maar de laatste jaren is er steeds meer overleg. Dit komt onder andere door de inbrakengolf, maar ook algemeen door de vele overlastproblemen. De uitbaters kennen sommige medewerkers van het stadsbestuur en de politie persoonlijk. Door hen aan te spreken, kan al een stap in de goede richting gezet worden. De samenwerking met de preventiedienst wordt positief geëvalueerd. Ook op de vormingen is er stilaan een iets grotere opkomst. Naar de toekomst hopen de meeste respondenten op een nog nauwere samenwerking en een betere communicatie. Hopelijk kan ook de BIN Horeca hierin een rol spelen. Voor enkele horeca-uitbaters hoeft het echter niet meer. Zij hebben het gevoel in de steek te worden gelaten door de politie en zien geen oplossing in de initiatieven van het stadsbestuur. 4.5.7 Horecacoach? In Ronse is momenteel geen horecacoach actief. In het kader van de vraag naar een aanspreekpunt voor de horeca, wordt dit idee wel positief onthaald. Het voordeel van een horecacoach tegenover een vertegenwoordiger van de horeca, is dat deze horecacoach geen eigen zaak heeft en dus neutraal staat. De horecacoach zou ook beter kunnen opvolgen of het horeca convenant nageleefd wordt. Het wordt echter moeilijk om effectief een horecacoach aan te stellen omdat er geen budget is voor een extra medewerker. Het zou een optie kunnen zijn om iemand die al bij het stadsbestuur van Ronse werkt deze extra taak te geven.
5
Besluit
Ronse is een kleine Oost-Vlaamse stad met enkele typische kenmerken. De tweetalige stad heeft een grote allochtone bevolkingsgroep en banden met Brussel. De kansarmoede en werkloosheidsgraad liggen relatief hoog. Het uitgaansleven van Ronse situeert zich vooral in de danscafés op de Grote en de Kleine Markt. De uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast bestaat vooral uit vechtpartijen, het overvallen van dronken mensen, vandalisme, kleine diefstallen en geluidsoverlast. Bijna alle 88
horecazaken in Ronse werden de laatste maanden het slachtoffer van een inbrakengolf. Begin mei werden de daders opgepakt en is de inbrakengolf gestopt. De uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast wordt door verschillende soorten daders gepleegd, maar er is wel één groep die verantwoordelijk is voor een relatief groot deel van de criminaliteit en overlast in het uitgaansleven. Deze groep bestaat uit een twintig- à dertigtal hangjongeren van voornamelijk Noord-Afrikaanse afkomst. De voornaamste beleidsdocumenten die relevant zijn voor het veiligheids- en preventiebeleid in het uitgaansleven van Ronse zijn het strategisch veiligheids- en preventiecontract, het jeugdbeleidsplan en het Zonaal Veiligheidsplan. Het preventie- en veiligheidsbeleid van Ronse wordt bepaald in drie belangrijke overlegorganen, namelijk de preventieraad, het pilootcomité en de zonale veiligheidsraad. In elk van deze drie overlegorganen is zowel het stadsbestuur als de politie vertegenwoordigd. Binnen het Lokaal Drugoverleg Ronse is de Werkgroep Horeca actief. Via deze werkgroep werken stadsbestuur en politie samen met de uitbaters van uitgaansgelegenheden. Het aanpakken van het overlastprobleem behoort tot hun belangrijkste taken. Deze werkgroep heeft het horecaconvenant opgemaakt. Dit is het document bij uitstek als het over het samenwerkingsverband tussen het stadsbestuur, de lokale politie en de horeca-uitbaters van Ronse gaat. Het horecaconvenant is opgesteld naar aanleiding van een blijvende klachtenstroom over overlast en kleine criminaliteit in het uitgaansleven van Ronse. Het is een schriftelijke verbintenis tussen het stadsbestuur, de politie, de horeca-uitbaters en het parket, die de verplichte inspanningen van deze actoren bij overlast omschrijft. Het convenant bevat geen nieuwe regels, maar is een samenvatting van de bestaande wetgeving. In het convenant komen verschillende soorten overlast aan bod, gevolgd door een omschrijving van wat van de betrokken actoren wordt verwacht. Alcoholmisbruik, geweld en geluidsoverlast zijn voorbeelden van soorten overlast die in het convenant opgenomen zijn. Het ondertekenen van het convenant is een voorwaarde tot het krijgen van een nachtvergunning. Een ander initiatief is het JORES-project. Dit staat voor Jongeren en Ouders voor Respect op Straat. Het project is gericht naar de hangjongeren en hun ouders. De bedoeling van het JORES-project is om samen met de jongerencoaches, het caseteam, de ouders en de hangjongeren de overlast te verminderen en criminaliteit te voorkomen. 89
In Ronse zijn er plannen om een buurtinformatienetwerk voor de horeca, kortweg een BIN Horeca, op te richten. Op die manier zouden de horecazaken onder andere lastige klanten en inbrekers sneller af kunnen zijn. Het stadsbestuur en de horeca-uitbaters zijn enthousiast, maar de politie weet nog niet of dit project praktisch realiseerbaar zal zijn. Enkele zaken in Ronse hebben een portier in dienst. De uitbaters geven aan dat ze minder beroep moeten doen op de politie op de avonden dat de portiers aanwezig zijn. Het stadsbestuur en de lokale politie hebben naar aanleiding van de inbrakengolf geïnvesteerd in camerabewaking. De camera‟s hangen verspreid over de stad, onder andere op de Grote Markt. Voorlopig is de werking van de camera‟s nog niet optimaal. De camera filmt niet alles op elk moment, maar legt een parcours af. Daardoor vallen sommige gebeurtenissen buiten het oog van de camera. De camera is ook niet altijd sterk genoeg ingezoomd om personen te identificeren. Het bemannen van de camera‟s zou de oplossing zijn, maar daarvoor ontbreken voorlopig de middelen. Horeca-uitbaters, het stadsbestuur en de politie zelf zijn er van overtuigd dat politiepatrouilles noodzakelijk zijn voor het veiligheidsgevoel en de criminaliteit- en overlastdaling. Politie heeft de ervaring dat overlastgevende hangjongeren afdruipen wanneer een politiecombi in de buurt is. Momenteel zijn in het weekend twee patrouilles op pad en is er statisch toezicht op de Grote Markt. Dit blijkt nog niet voldoende te zijn, maar voorlopig ontbreekt het de politie aan personeelskracht om nog meer patrouilles in te zetten. De werkgroep Horeca heeft een procedure geluidsoverlast opgemaakt. Indien een horecazaak voor teveel geluidsoverlast zorgt, kan de nachtvergunning van deze zaak ingetrokken worden. Om het overlastprobleem door het nachtleven aan te pakken, stelt politie een sluitingsuur voor. De vraag is of de overlast hierdoor zal verdwijnen en zich niet zal verplaatsen naar andere plaatsen of steden. Bovendien doet volgens wetenschappelijk onderzoek de meeste uitgaanscriminaliteit zich voor buiten de horecazaken en na sluitingstijd. Het invoegen van een sluitingsuur zou dus geen goede oplossing zijn, zeker niet omdat bij een algemeen sluitingsuur alle overblijvende feestvierders op een bepaald uur samenkomen op straat. Dit zou voor nog meer problemen kunnen zorgen. De horeca-uitbaters stellen op hun beurt een samenscholingsverbod voor de hangjongeren 90
voor. Deze oplossing wordt bij de andere partijen niet enthousiast onthaald, maar dit komt deels door de misopvattingen over een samenscholingsverbod. Stadsbestuur en politie geven aan dat het niet gemakkelijk is om met de horeca samen te werken. Horeca-uitbaters zijn moeilijk te bereiken en komen niet af op vormingen en dergelijke. Een aansprekingpunt onder de horeca ontbreekt en er heerst concurrentie die een constructieve samenwerking in de weg staat. De horeca-uitbaters zijn op hun beurt niet tevreden over de prestaties van het stadsbestuur en de politie. De politie komt volgens hen steeds te laat en intervenieert niet genoeg wanneer zich incidenten voordoen. Het stadsbestuur komt wel met initiatieven op de proppen, maar volgens de uitbaters zijn deze niet efficiënt genoeg. De samenwerking tussen politie en stadsbestuur verloopt wel goed. Beiden geven aan op dezelfde golflengte te zitten en op elkaar te kunnen rekenen bij het oplossen van problemen. Elk van de drie partijen is ervan overtuigd dat samenwerken tot een betere criminaliteit- en overlastbeheersing kan leiden. De samenwerking tussen de verschillende actoren is al beter dan vroeger, maar de meeste respondenten hopen op een nog nauwere samenwerking naar de toekomst toe. Voor enkele horeca-uitbaters hoeft het echter niet meer. Zij hebben het gevoel in de steek te worden gelaten door de politie en zien geen oplossing in de initiatieven van het stadsbestuur.
91
ALGEMEEN BESLUIT Deze masterproef had de bedoeling te onderzoeken op welke manier de samenwerking tussen de lokale overheden (stadsbestuur en politie) en de uitbaters van uitgaansgelegenheden in Ronse om de uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast aan te pakken, verloopt. Om deze doelstelling te bereiken, werden enkele onderzoeksvragen gesteld. In dit besluit zullen de antwoorden op deze onderzoeksvragen samengevat weergegeven worden. In het eerste hoofdstuk werd gepoogd zicht te krijgen op het probleem van de uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast. Uitgaanscriminaliteit houdt normoverschrijdend gedrag in dat gesteld wordt op plaatsen waar veel cafés en uitgaansgelegenheden zijn. Voorbeelden van uitgaanscriminaliteit zijn vandalisme, geweldpleging, drugsdelicten, diefstallen en inbraken. Uitgaanscriminaliteit komt overal voor: maar liefst 83% van de gemeenten en steden meldt dat er in hun gemeente of stad sprake is van uitgaansgeweld. In het weekend tussen 18 uur ‟s avonds en 6 uur ‟s morgens komt uitgaanscriminaliteit het frequentst voor, met een piek na sluitingsuur van de horecazaken. Het zijn voornamelijk jongeren die deze vorm van criminaliteit plegen. Uitgaanscriminaliteit wordt vooral gepleegd op een kleine afstand van de horecazaken en in mindere mate in de horecazaken zelf. Naast criminaliteit, komt ook uitgaansgerelateerde overlast in het uitgaansleven voor. Overlast houdt niet altijd strafbare feiten in, vaak gaat het om onaangename gedragingen die op zich niet strafbaar zijn. Een sluitende definitie van overlast kan moeilijk gegeven worden want wat precies als overlast ervaren wordt, is een subjectieve aangelegenheid. Veel voorkomende overlastvormen in een uitgaansbuurt zijn openbare dronkenschap, geluidsoverlast, provocerend gedrag, hangjongeren en wildplassen. Ook in Ronse komen deze vormen van uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast voor. In de interviews kwamen de typische vormen van uitgaanscriminaliteit ter sprake zoals geweld, vandalisme, diefstal en geluidsoverlast, maar specifiek in Ronse doen zich ook fenomenen voor die niet zo alledaags zijn zoals het overvallen van dronken personen en de grote populatie hangjongeren. Ook andere bevindingen uit voorgaande onderzoeken kwamen overeen met wat de respondenten uit Ronse vertelden, bijvoorbeeld dat de plegers van uitgaanscriminaliteit steeds jonger worden en dat er vroeger meer met de vuisten gevochten werd, terwijl wapens nu een opmars maken. 92
Zoals gezegd zijn hangjongeren een fenomeen dat in Ronse veel voorkomt. Deze hangjongeren zorgen vaak voor geluidsoverlast, vernielen zaken, vallen voorbijgangers lastig,… Deze jongeren zijn niet gemakkelijk op hun gedrag aan te spreken en kunnen erg brutaal zijn, ook naar politie toe. Onderzoek wees uit dat het vooral jongeren zijn uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status die op straat rondhangen. Dit kan een verklaring zijn waarom dit fenomeen in Ronse veel voorkomt. Ronse heeft immers een hoge graad aan kansarmoede en een laag gemiddeld inkomen. Vele jongeren in Ronse komen dus uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status. Wat kunnen de oorzaken van uitgaanscriminaliteit en –overlast zijn? Ten eerste is de horeca door haar publieke toegankelijkheid gevoelig voor criminaliteit en dergelijke. Het is een plaats waar verschillende soorten mensen samenkomen. Dit kan tot conflicten leiden. Het feit dat mensen onoplettend zijn tijdens het uitgaan, schept gelegenheden voor diefstal van handtas, gsm,… Tijdens het uitgaan drinken de meeste mensen alcohol en gebruiken sommigen drugs. Het verband tussen druggebruik en geweldpleging is al door vele studies bewezen. Het verband tussen alcoholgebruik en het plegen van geweld is minder duidelijk, maar vele studies tonen aan dat alcohol een faciliterende factor is in het ontstaan van crimineel gedrag of geweld. Daarnaast hebben ook andere omgevingsfactoren hun invloed op het criminaliteitsrisico zoals het sluitingsuur, de stedelijke omgeving en de ruimtelijke opbouw van een stad. Het is opvallend dat de oorzaken van uitgaanscriminaliteit op zich moeilijk aangepakt kunnen worden. Alcoholgebruik zal altijd verbonden blijven met het uitgaansleven, de verstedelijking van de maatschappij is een feit waar weinig tegen ingegaan kan worden, het zal altijd zo zijn dat er verschillende soorten mensen uitgaan,… Dit maakt het niet gemakkelijk voor politie, stadsbestuur en horeca-uitbaters om de criminaliteit tegen te gaan. Het zal er vooral op aan komen om de criminaliteit te beheersen en indien zich iets voordoet, de situatie snel onder controle te krijgen. Om de uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast aan te pakken, wordt best samengewerkt tussen de publieke (politie en stadsbestuur) en private sector (horeca en bewakingssector). Vorig onderzoek heeft aangetoond dat in sommige steden wel reeds een samenwerking gestart is, in andere nog niet.
93
In het tweede hoofdstuk werden de beleidsdocumenten van de bovenlokale bestuursniveaus doorgenomen die relevant zijn om de criminaliteit in het uitgaansleven aan te pakken. Ook de relevante wetgeving werd besproken. Er kan besloten worden dat op de verschillende bestuursniveaus aandacht is voor de problematiek van criminaliteit en overlast in het uitgaan. Op het federaal niveau komen het uitgaansleven en de bijhorende criminaliteit en overlast aan bod in het regeerakkoord, het nationaal veiligheidsplan en de strategische veiligheids- en preventiecontracten. Op het Vlaams niveau komen zijn deze thema‟s opgenomen in het Vlaams regeerakkoord en op provinciaal niveau in het jeugdbeleidsplan. Tenslotte wordt in elke politiezone een Zonaal Veiligheidsplan opgesteld. Op dit kleinschalige niveau kunnen specifieke prioriteiten in de plannen opgenomen worden zodat steden met veel uitgaanscriminaliteit en –overlast hier de nodige aandacht aan kunnen besteden. Dat uitgaanscriminaliteit en –overlast op deze verschillende bestuursniveaus als prioriteiten beschouwd worden, toont dat de beleidsmakers de ernst van de problematiek erkennen. Via de plannen, tonen ze hun intentie om het probleem aan te pakken. Dat deze goede voornemens effectief verwezenlijkt worden, is hiermee niet gezegd. Relevante wetgeving is voor handen omtrent camerabewaking en alcohol- en druggebruik. Op deze twee domeinen zijn de laatste jaren enkele wijzigingen doorgevoerd. Ten slotte kwam de regelgeving omtrent de gemeentelijke administratieve sancties aan bod. Deze kunnen door de gemeente gebruikt worden om kleine criminaliteit en overlast, waar het uitgaansleven veel mee te maken krijgt, meteen aan te pakken. Het derde deel bevat het empirisch onderzoek in Ronse. Conform de beleidsdocumenten van de hogere beleidsniveaus, zijn uitgaanscriminaliteit en – overlast ook in Ronse in enkele beleidsdocumenten opgenomen zoals het strategisch veiligheids- en preventiecontract, het jeugdbeleidsplan en het Zonaal Veiligheidsplan. In de drie overlegorganen die het veiligheids- en preventiebeleid van Ronse bepalen, zijn zowel het stadsbestuur als de politie vertegenwoordigd. Zoals reeds vermeld, komen in Ronse verschillende typische vormen van uitgaanscriminaliteit voor zoals vechtpartijen, vandalisme, kleine diefstallen en geluidsoverlast. In Ronse komen echter ook enkele minder typische fenomenen frequent voor zoals het overvallen van dronken 94
personen in donkere steegjes en de hangjongeren. Opvallend is dat één groep allochtone hangjongeren verantwoordelijk blijkt te zijn voor een groot deel van de uitgaansgerelateerde criminaliteit en overlast. Zij zorgen voor veel criminaliteit en overlast in het uitgaansleven en bovendien consumeren zij amper in de horecazaken. Daardoor worden zij vaak geweigerd of buitengezet, waarna zij buiten nog lastiger gaan doen. Indien zij opgepakt worden door de politie, moet deze hen meestal al gauw weer laten gaan omwille van minderjarigheid of omwille van de geringe ernst van de feiten. Op die manier raakt de problematiek in een vicieuze cirkel. Mijns inziens leveren horeca-uitbaters, stadsbestuur en politie voldoende inspanningen om het probleem aan te pakken. Horeca-uitbaters doen hun best om zich aan de regels te houden en niet racistisch te handelen, het stadsbestuur nam het initiatief tot het JORES-project en de lokale politie tracht in te grijpen wanneer nodig. De brutaliteit van de hangjongeren en het gebrek aan capaciteit om extra patrouilles in te zetten, maken het hen extra moeilijk. Ondanks verschillende inspanningen, raakt het probleem niet opgelost. Verschillende beschuldigende vingers wijzen in de richting van het strafrechtelijk systeem. Minderjarigen worden bijna niet aangepakt, gerechtelijke uitspraken laten maanden op zich wachten, uitgesproken straffen worden maar deels uitgevoerd,… Dit zijn allerlei zaken die ervoor zorgen dat de hangjongeren niet afgeschrikt worden en hun gang kunnen blijven gaan. Het feit dat in het federaal regeerakkoord de belofte gedaan werd de jeugdbeschermingwet aan te passen, toont aan dat ook politici zich hiervan bewust zijn. Helaas moet door de nieuwe regering een nieuw regeerakkoord opgemaakt worden. Hopelijk gaat men in dit nieuwe akkoord ook op de problematiek in. In Ronse is veel hoop gezet op het JORES-project. Het stadsbestuur heeft er in ieder geval goed aan gedaan om een project op te zetten waarin samengewerkt wordt met verschillende partners. Door samen te werken met onder andere scholen en ouders, krijgt het project meer draagkracht. Ook de lokale politie kan zijn aanpak van hangjongeren verbeteren door bijvoorbeeld te investeren in een jeugdagent. De functie van jeugdagent overlapt wel een beetje met die van de jongerencoaches, dus in beiden investeren is misschien wel overbodig. Het feit dat de jeugdagent een lid van de politie is, kan in de ogen van de hangjongeren nadelig zijn, omdat zij een slechte verhouding hebben met de politie. Tegenover de buurtbewoners kan dit een pluspunt vormen, zij kunnen zich veiliger voelen indien iemand van de politie regelmatig bij de hangjongeren in hun buurt is. Door de onderbemanning van de lokale politie in Ronse is het niet evident een extra mankracht vrij te maken voor de functie
95
van jeugdagent. Gezien de ernst van de problematiek rond de hangjongeren, is deze investering misschien toch het overwegen waard. Het overvallen van dronken personen in donkere steegjes kan eventueel voorkomen worden door maatregelen van ruimtelijke ordening te treffen. Het stadsbestuur zou kunnen investeren in een veilig routenet met voldoende verlichting en eventueel camerabewaking zodat de mensen zich in Ronse veilig kunnen verplaatsen naar huis. Extra politiepatrouillering kan ook helpen bij het voorkomen van deze overvallen, maar gezien het personeelstekort bij de lokale politie is dit niet eenvoudig te verwezenlijken. Het belangrijkste document voor de samenwerking tussen stadsbestuur, lokale politie en horeca-uitbaters is het horecaconvenant. Dit werd opgesteld door de Werkgroep Horeca van het Lokaal Drugoverleg Ronse. Via deze werkgroep werken stadsbestuur en politie samen met horeca-uitbaters. Positief aan het convenant is dat alles in principe wettelijk afdwingbaar is, met de mogelijkheid tot het intrekken van de nachtvergunning als stok achter de deur. Geen enkele uitbater ziet het zitten om voor een weekend of langer de deuren te sluiten, dus deze maatregel werkt wel degelijk. Dat het parket ook een partij is die ondertekent, kan het convenant mijns inziens enkel maar sterker maken. Een nadeel kan zijn dat sommige uitbaters het convenant enkel ondertekenen omwille van de nachtvergunning. Zullen zij het convenant ook ter harte nemen? En hoe wordt de naleving van het convenant opgevolgd? In Kortrijk heeft de invoering van het horecaconvenant ervoor kunnen zorgen dat de klachten over criminaliteit en overlast in het uitgaansleven gehalveerd werden. Het horecaconvenant heeft haar efficiëntie dus al kunnen bewijzen. De Werkgroep Horeca heeft ook een procedure geluidsoverlast uitgewerkt die efficiënt is omwille van het feit dat een horecazaak eveneens zijn nachtvergunning kan verliezen bij herhaaldelijke klachten van geluidsoverlast. Daarnaast wil het stadsbestuur een BIN Horeca oprichten. De verwachtingen van het stadsbestuur liggen misschien iets te hoog. Zij hopen naast een verhoogd veiligheidsgevoel ook op een betere communicatie en toenadering tussen de horeca-uitbaters en de politie. De politie is echter niet zo enthousiast en vreest dat het project in de realiteit moeilijk haalbaar
96
wordt. Misschien is het beter om te wachten tot elders in Vlaanderen een BIN Horeca operatief is en dan te kijken hoe het project daar geëvalueerd wordt. Verder werd ook geïnvesteerd in camerabewaking. De werking van de camera‟s is echter nog niet optimaal. Het bemannen van de camera‟s zou de oplossing zijn, maar daarvoor ontbreken voorlopig de middelen. Toch moet stilgestaan worden bij het feit dat investeren in camera‟s die hun nut niet kunnen bewijzen, ook een vrij ondermaatse investering is. Een extra inspanning om de camera‟s te bemannen, zou die minder goede investering toch nog kunnen ombuigen naar een goede investering. Bovendien is het installeren van camera‟s die achteraf niet optimaal blijken te werken, geen goede zaak geweest voor het vertrouwen van de horecauitbaters in de politie en het stadsbestuur. Om de burgers en de horeca-uitbaters echt een veilig gevoel te geven, moet de politie zorgen dat ze aanwezig is op de momenten dat zich incidenten kunnen voordoen. Het patrouilleren blijkt een groot preventief effect te hebben. Helaas zijn de mankrachten van de lokale politie beperkt en heeft iedere agent zijn eigen functie. Daarom is het mijns inziens nodig om ofwel een herverdeling te doen van de mankrachten ofwel een vraag te richten naar hogere beleidsniveaus om extra personeel te krijgen. Extra patrouilles zijn naar mijn mening een noodzaak in Ronse. Tijdens de interviews kwam de vraag naar extra patrouillering steevast naar voor en het onveiligheidsgevoel in Ronse is zo groot, dat de nabijheid van politie voor vele burgers welkom zou zijn. Enkele horecazaken in Ronse namen reeds een portier in dienst en rapporteren dat ze minder klachten hebben op de avonden dat de portiers in de zaak aanwezig zijn. De laatste onderzoeksvraag was hoe de samenwerking volgens de drie betrokken actoren in werkelijkheid verloopt en wat zij nog meer van elkaar verwachten. Er kan geconcludeerd worden dat er een goede samenwerking en verstandhouding bestaat tussen het stadsbestuur en de politie. Beiden zitten op dezelfde golflengte en vinden dat ze op elkaar kunnen rekenen indien zich problemen voordoen. Hun overleg vindt plaats op verschillende overlegmomenten, maar ook informeel kunnen ze bij elkaar terecht. De samenwerking met horeca-uitbaters verloopt heel wat minder vlot. Waarom de horecauitbaters zo moeilijk te bereiken zijn, blijft een gok. Enkele factoren spelen zeker mee, bijvoorbeeld dat de horeca en lokale overheden verschillende belangen hebben. De horeca97
uitbaters hun voornaamste bedoeling is winst maken, terwijl de politie en het stadsbestuur vooral aan criminaliteitsbestrijding willen doen. Misschien beseffen de horeca-uitbaters niet dat een samenwerking met het stadsbestuur en de politie ook voor hen nuttig kan zijn? Bovendien is de horeca in Ronse niet georganiseerd en is er geen aanspreekpunt. Maar ook de horeca is op zijn beurt niet tevreden over de prestaties van de politie en het stadsbestuur. Volgens de meesten komt de politie steeds te laat en grijpt deze te weinig in. Het stadsbestuur brengt voorstellen en projecten naar voor die het probleem volgens hen niet ten gronde aanpakken. Mijns inziens is het nodig dat de horeca-uitbaters en de lokale overheden meer over elkaar weten. Veel onbegrip komt voort uit het feit dat beide partijen niet op de hoogte zijn van hoe de werkwerelden van elkaar eruit zien en wat hun belangen zijn. De horeca-uitbaters zouden bijvoorbeeld de lokale politie beter kunnen begrijpen indien ze zouden weten dat zij met een personeelstekort te kampen hebben. Het stadsbestuur zou op meer begrip kunnen rekenen indien de horeca zou beseffen hoeveel energie zij steken in een uitgaansbeleid. Omgekeerd zouden de lokale overheden ook meer naar de horeca-uitbaters moeten luisteren. Met welke problemen krijgen zij te maken? Hoe gaat het er in een horecazaak aan toe op een drukke weekendnacht? Ik vrees wel dat het initiatief voor deze betere kennismaking met elkaars job vanuit de lokale overheden zal moeten komen, ook al hebben zij al zoveel energie gestoken in het proberen bereiken van de horeca-uitbaters. De meeste uitbaters zitten immers niet meer op overleg met het stadsbestuur en politie te wachten. Hoe negatief dit besluit ook klinkt, er is zeker een positieve evolutie aan de hang. De laatste jaren is er steeds meer samenwerking tussen de lokale overheden en de horeca-uitbaters, daar waar vroeger van samenwerking geen sprake was. De bevindingen en opmerkingen van de respondenten die aan bod kwamen in deze masterproef kunnen hun nut hebben indien er rekening mee gehouden wordt bij het verder uitbouwen van een integraal en geïntegreerd uitgaansbeleid in Ronse.
98
BIBLIOGRAFIE ABRAHAM, M., VAN HOEK, A., HULSHOF, P. en PACH, J., Geweld tegen de politie in uitgaansgebieden, Amsterdam, DSP, 2007, 91. ADRIAENSEN, M. en SILVERANS, P., „Controle op rijden onder invloed van drugs‟, het politiejournaal, 2009, 27-29. ALLEN, J, NICHOLAS, S., SALISBURY, H. en WOOD, M., „Nature of burglary, vehicle and violent crime‟ in Crime in England and Wales 2001/2002: Supplementary volume, FLOOD-PAGE, C. en TAYLOR, J., Londen, 2003, 123-129. Art. 119bis §6 Omzendbrief OOP 30bis 3 januari 2005 aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van Gemeentelijke Administratieve Sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet, B.S. 20 januari 2005, 01.733. BAUMER, E., LAURITSEN, J.L., ROSENFELD, R. en WRIGHT, R., „The influence of crack cocaine on robbery, burglary and homicide rates: a cross-city longitudinal analysis‟, Journal of Research in crime and delinquency, 1998, 316-340. BEKE, B., DE HAAN, W. en TERLOUW, G., Geweld verteld: daders, slachtoffers en getuigen over geweld op straat, Den Haag, WODC, 2001, 182 p. BEKE, B. en KLEIMAN, W., Recreatie, recreatiegedrag en recreatiecriminaliteit in Nederland. Jongeren en criminaliteit; de ontwikkeling van een analysemodel, Utrecht, SWP, 1990, 178 p. BEKE, B., VAN WIJK, A. en FERWERDA, H., Jeugdcriminaliteit in groepsverband ontrafeld. Tussen rondhangen en bendevorming, Den Haag, WODC, 2003, 158 p. BERVOETS, E., KOEMAN, N., DIJK, V., Wat kan hier? Veiligheidsanalyse Rembrandtplein en Leidseplein: (uitgaans)geweld, maatregelen, effecten, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2008, 160 p. I
BIANCHINI, F., „Night cultures, night economies‟, Planning Practice and Research, 1995, 240 p. BIELEMAN, B., MAARSINGH EN MEIJER, G., Aangeschoten wild: onderzoek naar jongeren, alcohol , drugs en agressie tijdens het uitgaan, Groningen, Stichting Intraval, 1998, 200 p. BILLIET, J., „Kwalitatief onderzoek en dataverzameling door open interviews‟ in Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek, BILLIET, J. en WAEGE, H. (eds.), Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2001, 232 p. BRUINSMA, M., BALOGH, L. en DE MUIJNCK, J. Geweld onder invloed, Tilburg, IVA, 2008, 112. BRULS, E., RENS, P., FERWERDA, H. en BEKE, B., „Recreëren moet wel leuk blijven‟, SEC, 1995, 24-25. CAPELLE, J., „Bewaking in de horeca: vinger aan de pols‟, Private veiligheid, Brussel, juni 2010, 13-17. D‟HONT, N., Het samenwerkingsverband tussen de locale politie, uitbaters en portiers in het Brugse uitgaansleven, Gent, Universiteit Gent, 2008, 114 p. DAWKINS, M., „Drug use and violent crime among adolescents‟, Adolescence, 1997, 395. DEKKERS, S. en HOMBURG, G., „Cameratoezicht in openbare ruimte‟, Samenleving en criminaliteit, 2004, 23-25. DE CLERCQ, S., „De toekomstige strategische veiligheids- en preventieplannen vanaf 2011‟, Prevue, Brussel, maart 2010, 5-8. DE GRAAF, I, SMIT, E. en VERDUMMEN, J., Uitstellen van alcoholgebruik door jongeren: hoe stel je regels in de opvoeding?’ Utrecht, Trimbox Instituut, 2007, 85-86.
II
DE KIMPE, S., PAUWELS, L., PONSAERS, P. en VAN ALTERT, K., „Over de relatie stedelijkheid en criminaliteit – Interactie, integratie en differentiatie‟ De eeuw van de stad, Brussel, Die Keure, 2003, 233-272. DE MUYER, K., Het samenwerkingsverband tussen het Gentse stadsbestuur en de politie enerzijds en de uitbaters en portiers anderzijds in de Overpoort te Gent, Gent, Universiteit Gent, 2008, 149 p. DE RUYVER, B., Strafrechtelijk beleid, Gent, Universiteit Gent, 2009, 621 p. DETAVERNIER, W., Onveiligheidsgevoelens rond stadsparken en sportinfrastructuren, Kortrijk, Katho, 2008, 56 p. DE VROEGE, M., VAN BAREN, A. en MEIJER, S., Aanpak hangjongeren in gemeenten, veiligheid door samenwerking, Utrecht, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2008, 52 p. DUBBELD, L., „Dronken en delinquent‟, Secondant, Utrecht, CCV, 2009, 22-25. EIJKEN, T., KINGMA, H., KLASEN, H. en OSKAM, J., „Gebruik slag- en steekwapens neemt toe‟, SEC, 1994, p. 34-37. EVENEPOEL, T., „Party-drugs en synthetische middelen: een nieuwe trend‟ in Jongeren en criminaliteit. Lezingen in het kader van de inaugurele postuniversitaire vormingscyclus criminologie, BALTHAZAR, T., CHRISTIAENS, J., COOLS, M. e.a. (eds.) Mechelen, Kluwer, 2003, 83-99. FINNEY, A., Findings on violence in the night-time economy: key findings from the research, Londen, Home Office, 2004, 184 p. FLIGHT, S., „Effecten van cameratoezicht‟, Samenleving en criminaliteit, 2001, 13-18. GEVEKE, H. en WITTEKOEK, H., „Horeca, veiligheid en politie‟, Algemeen Politieblad, 1998, 4-6.
III
GROENEN, A. en GOETHALS, J., „Onderzoek naar de beleving van overlast in Leuven‟, Panopticon, 2006, 71-83. GROENEN, A. en GOETHALS, J., „Over overlast gesproken: van spraakverwarring naar een integrale aanpak‟, Politiejournaal, 2005, 9-13. HADFIELD, P., Nightlife and crime, social order and governance in international perspective, New York, Oxford University Press, 2009, 361 p. HADFIELD, P., „Violence between young people and control of night-time leisure zones in England‟, Paper presented at the international seminar about violence between young people in leisure zones, Barcelona, 2006, 1-23. HEBBERECHT, P., „De relatie theorie-onderzoek in de criminologie bekeken vanuit wetenschapsprogramma‟s in de criminologie‟ in Criminologie in actie, BEYENS, K., GOETHALS, J., PONSAERS, P. en VERVAEKE, G. (eds.), Brussel, Politeia, 2002, 45-53. HEBBERECHT, P., „Het Federaal Veiligheidsplan versterkt de ongelijkheid inzake veiligheid‟, Panopticon, 2000, 105-106. HEBBERECHT, P. en DEGRAEUWE, T., Cursus Criminaliteitspreventie, Gent, Universiteit Gent, 2009-2010, 210 p. HELDENS J. en REYSOO, M., De kunst van het interviewen, Kwalon, 2005, 107 p. HOBBS, D., WINLOW, S., HADFIELD, P. en LISTER, S., „Violent hypocrisy. Governance and the nighttime economy‟, European Journal of Criminology, 2005, 161-162. HUNT, G., MOLONEY, M. en EVANS, K., Youth, drugs and nightlife, New York, Routledge, 2010, 247 p. HUTCHINSON, I.L., MAGENNIS, P., SHEPHERD, J.P. en BROWN, A.E., „The baoms United Kingdom survey of facial injuries part 1: aetiology and the association with alcohol consumption‟, British Journal of Oral and Maxillofacial Surgery, 1998, 36.
IV
HUYBRECHTS, I., VANSPAUWEN, K. en VETTENBURG, N, Mogelijkheden van een fuivenbeleid. Eindverslag, K.U. Leuven, Onderzoeksgroep Jeugdcriminologie, 2002, 111 p. Koninklijk besluit 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt, B.S., 21 februari 2008. Koninklijk besluit 2 juli 2008 betreffende de aangiften van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, B.S., 15 juli 2008. Koninklijk besluit 21 augustus 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt, B.S., 25 september 2009. KRIJNEN, L., HAJONIDES, T. en HEESMANS, H., Buiten gewoon veilig: hoe ruimtelijke maatregelen kunnen bijdragen aan het verminderen van seksueel geweld op straat, Rotterdam, Stichting vrouwen bouwen en wonen, 1987, 145 p. LOGAN, B.K. en COUPER, F., „3,4methylenedioxymethamphetamine (MDMA, ecstacy) and driving impairment‟ Journal of Forensic Sciences, 2001, 1426-1433. LOVATT, A. en O‟CONNOR, J., „Cities and the night-time economy‟, Planning Practice and Research, 1995, 129-145. MEIJER, B., Cameratoezicht in het publieke domien in EU-landen, Den Haag, WODC, 2000, 17. M.O. 3 januari 2005 OOP30bis aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet, B.S., 20 januari 2005. M.O. 10 december 2009 betreffende de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, zoals gewijzigd door de wet van 12 november 2009, B.S., 18 december 2009.
V
NAAYER, H. en BIELEMAN, B., Criminaliteit en overlast rond druggebruik en drugsmarkten, Groningen-Rotterdam, Interval: Bureau voor onderzoek en advies, 2005, 188 p. NACHTERGAELE, T., Het samenwerkingsverband tussen het stadsbestuur en de politie enerzijds en de uitbaters anderzijds in de uitgaansbuurten van Kortrijk, Gent, Universiteit Gent, 2008, 117 p. POLITIEZONE RONSE, Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012, Ronse, 2009, 75 p. PROVINCIEBESTUUR OOST-VLAANDEREN, Jaarplan 2009, Gent, 48 p. PROVINCIEBESTUUR OOST-VLAANDEREN, Jeugdbeleidsplan 2008-2013, Gent, 2008, 55 p. ROOSEBOOM, S., DRIESSEN, F. en VÖLKER, B., Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing, een evaluatie, Utrecht, WODC, 2006, 144 p. SANDERS, B. Drugs, clubs and Young people: sociological and public health perspectives, Aldershot, Ashgate, 2006, 200 p. SCHREURS, I., Overlastproblemen in uitgaansbuurten. Hoe kan een stad ermee omgaan?, Kortrijk, Katho, 2008, 96 p. SCHUYT, K. en VAN DEN BRINK, G., Publiek geweld, Amsterdam, University Press, 2003, 102 p. SHANNON, L., Alcohol and drugs, delinquency and crime, Londen, Macmillan press LTD, 1998, 204 p. SHEPHERD, J. en BRICKLEY, M., „The relationship between alcohol intoxication, stressors and injury in urban violence‟, British Journal of Criminology, 1996, 546-566. SILVERANS, P., Attitudemeting verkeersveiligheid 2006, BIVV, 2006, 22-25. STAD RONSE, Ik heb een horecazaak in Ronse. Aan welke voorwaarden moet ik voldoen?, Ronse, 2010, 50 p. VI
STAD RONSE, Het cultuurbeleidsplan van de stad Ronse 2008-2013, Ronse, 2008, 52 p. STAD RONSE, Jeugdbeleidsplan Ronse 2008-2010, Ronse, 2008, 70 p. STAD RONSE, Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008-2013, Ronse, 2008, 121 p. STAD RONSE, Strategisch Beleidsplan Stad Ronse, Ronse, 2006, 37 p. VAD, Partywise – Kwantitatief en kwalitatief uitgaansonderzoek 2006-2007, Brussel, VAD, 2008, 72 p. VAN BOCXLAER, J., Opleidingsonderdeel Drugsfenomenen – Deel psychofarmaca, Gent, Universiteit Gent, 2008, 168 p. VAN DEN BOGAERDE, E., VAN DEN STEEN, I. en DE BIE, A., Veiligheidsmonitor 2008-2009 – Analyse van de federale enquête, Federale Politie, Brussel, 2008, 57 p. VAN DER LINDEN, J. en KNIBBE, R., Daders en slachtoffers aan het woord: een exploratief onderzoek naar uitgaansgeweld, Maastricht, Universiteit Maastricht, 2005, 79 p. VAN ERPECUM, I., „Alchol en geweld‟, SEC, 2003, 20-22. VAN HAVERE, T., Partywise. Kwantitatief onderzoek naar trends in het druggebruik in het uitgaansleven 2005, Brussel, VAD, 2006, 58 p. VAN HAVERE, T., Dossier Veilig Feesten, Brussel, VAD, 2007, 36 p. VAN HEDDEGHEM, K., „Bestuurlijke aanpak van overlast: de gemeentelijke administratieve sancties‟, Panopticon, 2006, 30-41. VAN HERCK, F., Strategische veiligheids- en preventieplannen: het instrument voor een stedelijk integraal veiligheidsbeleid?, Kortrijk, Katho, 2008, 57 p. VAN HEST, M., Uitgaansgeweld, lokaal beeld en aanpak, Utrecht, CCV, 2009, 61. VAN LEIDEN, I. en FERWERDA, H., „Cameratoezicht: goed bekeken?‟, Samenleving en criminaliteit, 2003, 13-14. VII
VAN MALDEREN, S. en VERMEULEN, G., Recreatie en (strafbare) overlast, Antwerpen, Maklu, 2007, 518 p. VAN MOERKERKE, B., „Ronse strijdt tegen drugs‟, Lokaal, 2009, 38-39. VERBRUGGEN, K., Angstgevoelens voor criminaliteit en het uitgaansgedrag van jongeren, Gent, Universiteit Gent, 2003, 122 p. VERPOEST, F., Horecaconvenant. Een samenwerking tussen de horeca-uitbaters, de politie, het openbaar ministerie en het gemeentebestuur,Ronse, 2009, 12p. WERKGROEP HORECA RONSE, Horeca Convenant, Ronse, 2008, 14p. Wet 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties, B.S., 10 juni 1999. Wet 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen, B.S., 29 juli 2005. Wet 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, B.S., 31 mei 2007. Wet 12 november 2009 houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera‟s, B.S., 18 december 2009. Internetbronnen CENTRUM VOOR CRIMINALITEITSPREVENTIE EN VEILIGHEID, (z.d.) Uitgaansgeweld [WWW]. Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid: http://www.hetccv.nl/dossiers/Uitgaansgeweld/index [23/03/2010] FEDERALE REGERING, (18/3/2008), Regeerakkoord gesloten door de onderhandelaars van CD&V, MR, PS, Open Vld en cdH [WWW]. http://www.premier.fgov.be/files/NVERKLARINGtien-zondervoettekst.pdf [9/3/2010]. FEDERALE POLITIE (01/02/2008), „Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011‟ [WWW]. Federale Politie: http://www.polfed-fedpol.be/pub/pdf/NVP2008-2011.pdf. [06/03/2010]
VIII
FEDERALE POLITIE (z.d.) „Nationaal Veiligheidsplan‟ [WWW]. Federale Politie: http://www.polfed-fedpol.be/org/org_pns_nl.php [14/04/2010]. FEDERALE POLITIE (z.d.) „Onveiligheidsgevoelens‟ in Veiligheidsmonitor 2008-2009 [WWW]. Federale Politie: http://www.polfedfedpol.be/pub/veiligheidsMonitor/2008_2009/reports/samenvatting_2008.pdf [16/04/2010] FUIFPUNT (z.d.), „Eenloketsysteem‟ [WWW] Fuifpunt: http://www.fuifpunt.be/beleid/eenloketsysteem [14/04/2010] MATTHYS, F. (2008) „GHB – Waarom wordt GHB gebruikt?‟ in Info Drugs [WWW]. De Druglijn: http://www.druglijn.be/info_drugs/drugsABC/GHB/waarom_gebruikt.html [06/04/2010] MATTHYS, F. (2008) „Ketamine – risico‟s van ketaminegebruik‟ in Info Drugs [WWW]. De Druglijn: http://www.druglijn.be/info_drugs/drugsABC/ketamine/risicos_gebruik.html [06/04/2010] MATTHYS, F. (2008) „XTC – Risico‟s op korte termijn‟ in Info Drugs [WWW]. De Druglijn: http://www.druglijn.be/info_drugs/drugsABC/XTC/risicos_gebruik.html [27/03/2010] POLITIEZONE RONSE (z.d.), Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012 [WWW]. Politiezone Ronse: http://www.infozone.be/fiches/ovl/5427.htm [15/5/2010] PROVINCIE OOST-VLAANDEREN (z.d.) „Jeugdbeleidsplan‟ [WWW]. Provincie OostVlaanderen: http://www.oostvlaanderen.be/public/cultuur_vrijetijd/jongeren/beleidsplan/index.cfm [13/04/2010] PROVINCIE OOST-VLAANDEREN (z.d.), „PISAD, drugpreventie en drugbegeleiding‟ [WWW]. Provincie Oost-Vlaanderen: http://www.oostvlaanderen.be/public/welzijn_gezondheid/pisad/index.cfm [10/03/2010] STAD RONSE (31/3/2010), „Beleid politie Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/bestuur/politie/artikel/beleid [15/5/2010] IX
STAD RONSE (3/12/07), „Inwonersaantal en bevolkingsdichtheid‟ in Lokaal Sociaal Beleidsplan Ronse 2008-2013 [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/sites/stadronse/files/LSB_Ronse_2008-2013.pdf [14/02/2010] STAD RONSE (16/09/2008), „Lokaal Drugoverleg Ronse‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/drugpreventie [10/03/2010] STAD RONSE (7/10/2008), „Overlegorganen‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/overlegorganen [31/07/2010] STAD RONSE (19/05/2010), Strategisch Plan [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/bestuur/beleid/artikel/strategisch-plan [15/07/2010] STAD RONSE, (z.d.) „College van Burgemeester en Schepenen‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/bestuur/college/overzicht [13/02/2010] STAD RONSE, (z.d.) „De gemeenteraad‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/bestuur/gemeenteraad/overzicht [13/02/2010] STAD RONSE (z.d.), „De Zonale Veiligheidsraad‟ [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/algemeen/welzijn/preventie/artikel/overlegorganen [10/5/2010] STAD RONSE (z.d.), Jeugdraad [WWW]. Stad Ronse: http://www.ronse.be/jongeren/ondersteuning/jeugdraad/artikel/jeugdraad [15/07/2010] VAD (z.d.), „Verkeerswet‟ [WWW]. Vereniging voor alcohol en andere drugproblemen: http://www.vad.be/alcohol-en-andere-drugs/wetgeving/verkeerswet.aspx [14/04/2010] VAD (z.d.), „Wetgeving over alcohol‟ [WWW]. Vereniging voor alcohol en andere drugproblemen: http://www.vad.be/alcohol-en-andere-drugs/wetgeving/alcohol.aspx [14/04/2010] VLAAMSE REGERING (15/07/2009), De Vlaamse regering 2009-2014. Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving [WWW]. http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=Solution_C&cid=1247734278469&context=114 X
1721623065---1191211215889-1191211215089-1247734278469&p=1186804409590&pagename=Infolijn%2FView [09/03/2010] X, (17/10/2003), advies nr 75 van de raad van de gelijke kansen van mannen en vrouwen van 17 oktober 2003 betreffende de veiligheids- en preventiecontracten [WWW]. http://raadvandegelijkekansen.be/navigatieframeset.htm [06/03/2010] X, (15/02/2007), „Horeca waarschuwt voor alcoholverslaving‟ [WWW]. Abc gezondheid: http://www.abcgezondheid.be/nl/news/horeca_waarschuwt_voor_alcoholverslaving/ [13/07/2010] X, (z.d.), Buurt Informatie Netwerken [WWW]. Buurt Informatie Netwerken: http://www.buurtinformatienetwerken.be/ [19/07/2010] X, (z.d.) „Nightlife and crime‟ in Police Law and Law Enforcement [WWW]. Oxford University Press: http://www.oup.com/us/catalog/general/subject/Law/PoliceLawandLawEnforcement/?view=u sa&ci=9780199559749 [27/03/2010] Mondelinge bronnen Interview met medewerker stadsbestuur 1, Ronse, 28 juni 2010. Interview met medewerker stadsbestuur 2, Ronse, 15 juli 2010. Interview met medewerker stadsbestuur 3, Ronse, 16 juli 2010. Interview met Inspecteur 1, Ronse, 30 juni 2010. Interview met Inspecteur 2, Ronse, 6 juli 2010. Interview met Inspecteur 3, Ronse, 6 juli 2010. Interview met uitbater 1, Ronse, 30 juni 2010. Interview met uitbater 2, Ronse, 6 juli 2010.
XI
Interview met uitbater 3, Ronse, 6 juli 2010. Interview met uitbater 4, Ronse, 12 juli 2010. Interview met uitbater 5, Ronse, 12 juli 2010.
XII
BIJLAGEN Bijlage 1: Checklist interview uitbaters Bent u de eigenaar van de zaak? Bent u veel in de zaak aanwezig? Hoe lang bent u al actief in de zaak? Wie bepaalt het beleid in de zaak? Op welke uren is het café open? Wat is de reden hiervoor? Welk soort publiek komt hier over de vloer? Leeftijd? Afkomst? Sociale status? In groep of alleen? Heeft u inspanningen geleverd om dit soort publiek aan te trekken? Schenkgedrag: weigert u soms drank te geven aan bepaalde klanten? Waarom wel of waarom niet? Heeft het huishoudelijk reglement/bierkaartjes enige invloed gehad denkt u? Heeft u in de loop der jaren trends in het uitgaansgedrag van mensen opgemerkt? Drankgedrag? Druggebruik? Tijdstip waarop men binnenkomt/weggaat? Nationaliteit? Agressie/geweld/ incidenten?/criminaliteit?/overlast? Meer of minder onveiligheidsgevoelens? Voelt u zich veilig in deze zaak? Hiermee bedoel ik of u schrik hebt van sommige klanten of schrik voor criminaliteit die eventueel gepleegd wordt? Bent u of één van uw medewerkers ooit bedreigd geweest? Ronse is een stad waar verschillende culturen en nationaliteiten samen leven, leidt dit soms tot conflicten? Wat denkt u dat een oplossing kan zijn? Samenscholingsverbod? Denkt u dat dit haalbaar is? Wat verstaat u onder uitgaanscriminaliteit? Is uw zaak reeds het slachtoffer geworden van de inbrakengolf in horecazaken? I
INDIEN JA: Wat was de buit? Heeft u nu reeds extra maatregelen genomen om dit verder te voorkomen? Denkt u dat politie meer had kunnen doen? Stadsbestuur? Wat verwacht u van hen naar de toekomst toe? INDIEN NEE:
Denkt u dat u beveiligd bent tegen dergelijke misdrijven? Wat denkt u dat politie kan doen om dit te voorkomen? Stadsbestuur?
Welke andere criminaliteit/overlast deed zich reeds voor in de zaak? Hoe reageerde u daar dan op? Wat zijn veelal de oorzaken van conflicten? (dronken, racisme,…) Heeft u al last gehad van zakkenrollers? Treft u bepaalde maatregelen tegen conflicten/misdrijven? (bv. camera) Preventief / repressief? Beschikt u over een huisreglement/concrete regels? Vindt u dat u genoeg inspanningen levert om uitgaanscriminaliteit/(geluids)overlast ed te voorkomen? Is er een samenwerking tussen de verschillende café-uitbaters of heerst er concurrentie? INDIEN JA: wat vindt u daarvan? INDIEN NEE: zou dit een meerwaarde kunnen betekenen? Maakt u gebruik van een portier of security in uw zaak? Waarom wel of niet? INDIEN JA: Wat is het effect hiervan? In welke gevallen schakelt u de politie in? Hoeveel komt dit voor? Vindt u dat zij efficiënt reageren als u hen oproept? Hoe verloopt de samenwerking? Zijn er concrete afspraken of overeenkomsten? Wat kan er verbeteren? Wat vindt u van de patrouillering? Voldoende? Effect? II
Staat u in nauw contact met het stadsbestuur van Ronse? Indien ja, op welke manier wordt vorm gegeven aan die samenwerking? Vindt u dat u voldoende inspraak heeft?/Worden uw belangen verdedigd? Zijn er initiatieven/beslissingen van het stadsbestuur die een meerwaarde betekenen voor uw zaak? Zijn er initiatieven/beslissingen waarmee u minder gelukkig bent? Op welke vlakken ziet u nog mogelijkheden tot verbetering? Biedt het horecaconvenant een meerwaarde volgens u? Kan deze nog verbeterd worden? Denkt u dat werkgroepen zoals werkgroep horeca een meerwaarde bieden? Denkt u dat een horecacoach in Ronse een meerwaarde zou kunnen bieden? Zal een Buurt Informatie Netwerk voor horeca ervoor zorgen dat de veiligheid verhoogt? En dat er een betere communicatie is tussen horeca-uitbaters onderling en tussen horeca-stadpolitie denkt u? Merkt u de laatste jaren trends op in de manier van samenwerken? Meer of minder samenwerking? Meer of minder formeel geregeld? Denkt u dat samenwerkingsverbanden een preventief effect kunnen hebben op criminaliteit? (beter opvangen van problemen, sneller en efficiënter ingrijpen?)
III
Bijlage 2: Checklist interview politie Ronse Hoelang bent u reeds actief binnen het politiekorps van Ronse? Merkt u een evolutie in het uitgaansgedrag van mensen? Jonger? Moment van toekomen en weggaan? Afkomst? Meer of minder drinken? Druggebruik? Agressiever? Welke buurten in Ronse bestempelen jullie als “uitgaansbuurten”? Komen in deze buurten opmerkelijk meer problemen voor dan elders in Ronse? Is er een buurt of café die eruit springt op vlak van problemen? Welke zijn de meest voorkomende problemen in uitgaansbuurten? Wat zijn de oorzaken van de problemen? Hoe kan dit opgelost worden? Op welke dagen en tijdstippen doen de problemen zich meestal voor? Doen deze problemen zich vooral op straat of binnen in zaken voor? Wat verstaat u onder uitgaanscriminaliteit? Kan u een algemeen profiel geven van de daders van uitgaanscriminaliteit of gaat het om zeer verschillende personen? Merkt u een evolutie in daderprofielen? Wie wordt vooral het slachtoffer? Ziet u evoluties in slachtofferschap? Welke maatregelen nemen jullie om overlast en criminaliteit in de uitgaansbuurten te vermijden? Bent u tevreden over het beleid dat u als politiekorps voert op vlak van het uitgaansleven? Ziet u mogelijkheden tot verbetering naar de toekomst toe? In hoeverre wordt jullie uitgaansbeleid mee vorm gegeven door het stadsbestuur van Ronse? Op welke manier plegen jullie overleg met het stadsbestuur? Frequentie? Wie binnen het korps wordt betrokken bij dit overleg? IV
Welke overeenkomsten bestaan er zoal tussen de politie en het stadsbestuur? Verloopt deze samenwerking vlot? Op welke manier kan de samenwerking nog verbeterd worden? Wordt het horecaconvenant voldoende nageleefd volgens u? INDIEN NEE: hoe zou u ervoor kunnen zorgen dat dit meer nageleefd wordt? Vinden jullie dat de uitbaters voldoende inspanningen leveren om de veiligheid van hun zaak te garanderen? Welke maatregelen raadt u hen aan? Kunnen portiers een meerwaarde betekenen op vlak van veiligheid in de uitgaansbuurten? Hoe verlopen de patrouilles in de uitgaansbuurten? Zijn er bepaalde tijdstippen waarop jullie meer patrouilleren? Hoeveel manschappen worden meestal ingezet? Vanaf wanneer treden jullie op? (ernst feiten?) Hoe treedt u op? Treden de uitbaters veel op eigen houtje op? Merkt u de laatste jaren trends op in de manier van samenwerken? Meer of minder samenwerking? Meer of minder formeel geregeld? Bent u ervan overtuigd dat deze samenwerking ervoor zorgt dat de criminaliteit en overlast in het uitgaansleven beter kan bestreden worden? Denkt u dat de uitgaanscriminaliteit en overlast hierdoor ook effectief gedaald is? In Ronse leven vele culturen en nationaliteiten samen. Vormt dit een probleem? INDIEN JA: Hoe kan dit aangepakt worden? Wat vindt u van de Brusselse jongeren die een nachtje komen feesten in Ronse? Ervaart u daar meer problemen mee? INDIEN JA: op welke manier denkt u dat dit in te dijken is? Bent u voor of tegen de invoering van een sluitingsuur?
V
Sinds enkele maanden heerst er een golf van horeca-inbraken door Ronse. Welke maatregelen heeft de politie hiervoor getroffen? Hoe ziet de samenwerking met de horeca-uitbaters eruit rond dit probleem? Werken jullie hiervoor ook samen met het stadsbestuur? Blijken de getroffen maatregelen effect te hebben? Willen jullie nog extra zaken doen om dergelijke misdrijven in de toekomst nog beter te voorkomen?
VI
Bijlage 3: Checklist interview stadsbestuur Ronse Kan u vertellen wat uw taak is op vlak van het uitgaansbeleid in Ronse? Wat verstaat u onder uitgaanscriminaliteit? Welke zijn de belangrijkste preventieve maatregelen die worden genomen om uitgaanscriminaliteit te voorkomen? Welke zijn de belangrijkste repressieve maatregelen die worden genomen tegen uitgaanscriminaliteit? Op welke manier staat u in contact/werkt u samen met uitbaters? Politie? Andere: verenigingen, scholen, andere steden, media,… Wie zijn de initiatiefnemers voor deze samenwerking? Hoe frequent treedt u in overleg met bovenstaande actoren? Ondervindt u soms weerstand bij één van de actoren om samen te werken? Zo ja, waaraan zijn deze te wijten? Vindt u dat uitbaters meer zouden kunnen doen? Bent u ervan overtuigd dat deze samenwerking ervoor zorgt dat de criminaliteit en overlast in het uitgaansleven beter kan bestreden worden? Denkt u dat de uitgaanscriminaliteit en overlast hierdoor ook effectief gedaald is? Zijn er richtlijnen van hoger af op vlak van uitgaansbeleid? (provinciaal, nationaal?) INDIEN JA: Welke? Zijn er overlegmomenten inzake uitgaansmaterie met mensen van hoger niveau (provinciaal, nationaal)? Waarover gaat dit dan? Waarop baseren jullie zich om het uitgaansbeleid te bepalen? (politiecijfers, bevolkingsenquête, aanpak van andere steden, wetenschappelijk onderzoek?) Ronse is een stad waarin mensen met veel verschillende nationaliteiten of afkomsten samen leven. Denkt u dat dit bepaalde problemen geeft in het uitgaansleven? VII
INDIEN JA: Hoe proberen jullie dit te bestrijden? Vindt u het problematisch dat vele Brusselse jongeren hier komen uitgaan? INDIEN JA: Wat denkt u dat hiertegen te doen is? Hebben jullie maatregelen genomen nav de inbrakengolf in horecazaken? INDIEN JA: Welke? Denkt u dat deze een voortzetting van de inbrakengolf in de toekomst zullen vermijden? Waarom is er geen horecacoach in Ronse actief? Zou dit een meerwaarde kunnen betekenen denkt u? INDIEN JA: Is er een mogelijkheid dat er ook effectief een horecacoach komt in Ronse? Naar aanleiding van de vele hangjongeren, werd het preventieproject Jores opgezet. Wat verwacht u hiervan? Hoe is het uitgaansbeleid de laatste jaren in Ronse geëvolueerd? (wat waren nieuwe uitdagingen? Meer preventieve of repressieve tendens?) Wat is de reden hiervan? Hoe ziet u de evolutie naar de toekomst toe? Merkt u de laatste jaren trends op in de manier van samenwerken? Meer of minder samenwerking? Meer of minder formeel geregeld? Vlotter of minder vlot verloop?
VIII