HERSTELPLAN
SCRIPTIES en ONDERZOEKSCOMPONENT
BACHELOR ICT
Hogeschool E3 Maastricht
J.C.M.M. Snel MBA, ir. A.J. Reubsaet HOGESCHOOL E3 Oranjeplein 97 6224 KV MAASTRICHT 043-3638333
[email protected]
CROHO:
BRIN
29 WJ
ISAT
34479
Maastricht, 28 maart 2014 1
Inhoudsopgave
1
2
Inleiding
4
1.1
Aanleiding
4
1.2
Beoordeling opleiding
4
1.3
Opzet van het document
5
Gesignaleerde punten ter verbetering 2.1
2.2
2.3
6
NVAO
6
2.1.1
Visie
6
2.1.2
Onderzoekslijn
7
2.1.3
Toelatingseisen
7
2.1.4
Docenten
8
2.1.5
Niveau afstudeerwerken
8
2.1.6
Maatregelen voor gevorderde studenten
8
Panel
9
2.2.1
Onderzoekscomponent in scriptie
9
2.2.2
Verandering op basis van onderzoek
9
2.2.3
Aansluiting bij strategische doelstellingen
10
2.2.4
Waardecreatie
10
Hogeschool E3
10
2.3.1
Aanpassing van scriptieaanpak
10
2.3.2
Aanpassing van scriptiebegeleiding
11
2.3.3
Aanpassing van beoordelingscriteria
11
2
3
Maatregelen voor herstel
12
3.1
Maatregelen ter verbetering
12
3.2
Maatregelen ter verbetering naar aspecten NVAO
13
4
Statusoverzicht
14
5
Bijlagen
15
5.1
Bijlage A
Beoordelingsmodel voor scripties
5.2
Bijlage B
Overzicht van scripties,
15
waarop het verbeterplan is toegepast
17
5.3
Bijlage C
Literatuurlijst
18
5.4
Bijlage D
De afstudeerprocedure
19
5.5
Bijlage E1
Algemene aspecten
21
5.6
Bijlage E2
Onderwerpen in het kader van de voorbereiding op het schrijven
24
5.7
Bijlage E3
Scriptie en Strategisch Management
30
5.8
Bijlage O
Verbeterplan van 23 maart 2013
31
3
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Op 5 maart 2013 heeft de audit voor de heraccreditatie van de opleiding HBO Informatica plaatsgevonden. Twee leden van het auditpanel hebben de overlegde scripties bestudeerd en zijn op basis van het “Beoordelingskader Eindwerkstuk hbo bachelor /hbo master” tot de conclusie gekomen dat: in de overlegde scripties te weinig expliciet sprake was van een onderzoekscomponent; een aantal scripties met als thema “Business Informatie Plan” te weinig concreetheid bevatte; een aantal scripties te weinig aansloot bij de strategische doelstellingen van de organisatie, waarop de betreffende scripties van toepassing waren; de scripties taalkundig in orde waren. Omdat uit het overleg met de voor de scripties verantwoordelijke functionaris binnen Hogeschool E3 bleek dat opschaling naar meer scripties naar alle waarschijnlijkheid niet tot een andere conclusie zou leiden, is besloten een verbeterplan te laten opstellen. Afgesproken is, dat A dit verbeterplan van toepassing is op die scripties, die: nog niet in een vergevorderd stadium zijn; nog moeten worden opgestart; B op 31-12-2013 de resultaten van dit onderhavige verbeterplan zichtbaar zullen zijn in de scripties waarop dit verbeterplan van toepassing is; C het verbeterplan uiterlijk op 26 maart 2013 zal worden aangeleverd bij de secretaris van het auditpanel, de heer Ger Broers. Het verbeterplan is conform de afspraken opgesteld en voor de afgesproken datum verstuurd naar de secretaris van het panel. Nader overleg over dit verbeterplan heeft tot nog toe niet plaatsgevonden, evenmin als de controle op de uitvoering ervan. Het oorspronkelijke verbeterplan is opgenomen als bijlage O in paragraaf 5.8.
1.2
Beoordeling opleiding Bij brief van 5 maart 2014 deelt de NVAO aan het bestuur van Hogeschool E3 mee, dat de opleiding op grond van een onvoldoende beoordeling van standaard 16 niet kan worden geaccrediteerd, maar dat de NVAO de opleiding in staat stelt om een herstelplan in te dienen dat op toereikendheid en haalbaarheid moet worden beoordeeld door het oorspronkelijke panel. Op basis van het herstelplan en het oordeel van het panel zal de NVAO een besluit nemen inzake het al dan niet toekennen van een herstelperiode.
4
1.3
Opzet van het document In hoofdstuk 2 worden de door de NVAO voorgestelde aspecten besproken, waarbij de al eerder door het panel en door Hogeschool E3 zelf gedefinieerde punten ter verbetering worden toegevoegd. In hoofdstuk 3 worden de door Hogeschool E3 getroffen maatregelen gepresenteerd in een overzicht van de aspecten die door de NVAO in de brief van 5 maart 2014 zijn genoemd. In hoofdstuk 4 zal voor elk van de door de NVAO genoemde aspecten en de door Hogeschool E3 in gang gezette maatregelen ter verbetering aangegeven worden wat de planning was, welke acties concreet zijn ondernomen, welke functionarissen betrokken waren en zijn bij de uitvoering van en de controle op de uit te voeren activiteiten en wat de huidige status van deze maatregelen is. Hoofdstuk 5 bevat de bijlagen waarnaar vanuit de hoofdstukken wordt verwezen.
5
2
Gesignaleerde punten ter verbetering
De NVAO schrijft in haar brief van 5 maart 2014 dat in het herstelplan in ieder geval aandacht moet worden geschonken aan de elementen visie, onderzoekslijn, toelatingseisen, docenten, niveau afstudeerwerken en maatregelen voor gevorderde studenten. De door het panel gesignaleerde tekortkomingen in de scripties hebben binnen Hogeschool E3 zelf geleid tot een kritische beschouwing van de procedures voor scriptieaanpak, scriptiebegeleiding en scriptiebeoordeling.
2.1
NVAO
2.1.1
Visie De visie van Hogeschool E3 op het aspect onderzoek volgt uit de visie op het beroep van informaticus, waarbij de Dublindescriptor Oordeelsvorming een essentiële rol speelt bij het realiseren van de beoogde eindkwalificaties. De visie komt expliciet naar voren in de probleemstelling die voorafgaand aan de scriptie moet worden geformuleerd door de student en door diens manager en die moet worden geaccordeerd door Hogeschool E3. In die probleemstelling dient expliciet sprake te zijn van “onderzoek” als verzamelnaam voor alle vormen van onderbouwing van beweringen en stellingnames door de scribent. In de visie van E3 moet uit de probleemstelling blijken dat het thema en de daarin geformuleerde problematiek relevant is voor de praktijksituatie van de student, dat de student de aangedragen oplossing onderbouwt en dat voor de organisatie waarde wordt gecreëerd door het resultaat van de scriptie, conform de visie van Hogeschool E3 op het beroep van informaticus. Na goedkeuring van de probleemstelling wordt een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld voor het schrijven van de scriptie. In dit PvA geeft de student aan hoe de scriptie wordt samengesteld, welke onderwerpen op welke manier worden beschreven en geeft de student expliciet aan in welke hoofdstukken en paragrafen sprake is van onderzoek. Ook dit PvA moet worden geaccordeerd door Hogeschool E3. De docenten zijn betrokken bij de ontwikkeling van deze zienswijze doordat ze door de scriptiebegeleider door middel van consultatie actief worden betrokken bij het proces van totstandkoming van probleemstelling en PvA. De docenten raadplegen regelmatig het StudentVolgSysteem (SVS) waarin alle informatie over scripties, onderzoek en strategische aspecten is opgenomen. Zie ook paragraaf 2.1.4.
6
2.1.2
Onderzoekslijn In het curriculum van Hogeschool E3 zijn al een aantal doorlopende leerlijnen aangegeven. In het curriculum is ook een onderzoekslijn aanwezig, alleen is die in de rapportage niet expliciet aangegeven. Hogeschool E3 is zich er namelijk terdege van bewust, dat eindkwalificaties niet worden verworven door bijvoorbeeld pas in de afstudeerfase aan deze kwalificaties te gaan werken, maar dat door heel het curriculum duidelijk moet zijn naar welk einddoel de student op weg is: het te realiseren eindniveau. Alleen dan kan het programma de studenten in staat stellen de beoogde eindkwalificaties te verwerven. Het afstudeerwerk moet dan ook blijk geven van alle Dublindescriptoren zoals in het rapport aangegeven, met de nadruk op oordeelsvorming, waaraan uiteraard het onderzoek een wezenlijke bijdrage levert. In het curriculum wordt de onderzoekslijn gevormd door de volgende onderdelen: -
2.1.3
in de Propedeusefase: de casusuitwerkingen van iedere module, de praktijkopdracht propedeuse, en specifiek de module PCF1; in de Hoofdfase: de module PCA2, de uitwerkingen van casus, waarbij de onderbouwing van beweringen een belangrijk aspect vormt; in de Afstudeerfase: de modulen LOP3 en Strategisch Management, de aanpak van de scriptie en de begeleiding van de scriptie waarbij speciale aandacht bestaat voor de oordeelsvorming, de onderbouwing van beweringen en de aansluiting bij de strategische doelstellingen van de organisatie evenals de waardecreatie voor de organisatie.
Toelatingseisen Voor de modulen LOP en Strategisch Management wordt geen vrijstelling verleend. De scriptiebegeleiding vindt op individuele basis plaats, waardoor eventuele deficiënties efficiënt en effectief kunnen worden aangepakt in samenspraak met de betreffende student, bijvoorbeeld door middel van bespreking en herhaling van relevante onderdelen van de leerstof, van de onderzoekslijn of van de communicatiekwaliteiten en de competenties van de student.
1
De afkorting PCF staat voor Professional Communication Foundation. De afkorting PCA staat voor Professional Communication Advanced. 3 De afkorting LOP staat voor LiteratuurOnderzoek en Presentatie. 2
7
2.1.4
Docenten Alle docenten worden bij de afstudeerfase betrokken door middel van consultatie, door doceren van afstudeermodulen, door begeleiden van de afstudeeropdracht en/of door als tweede beoordelaar op te treden. Gezien de aangeleverde Cv’s, de gevolgde en de nog te volgen opleidingen en de ambitie van Hogeschool E3 om het docententeam te laten voldoen aan de 70%-opleidingseis4 van de minister, kan in alle redelijkheid worden gesteld dat het docententeam nu al in staat is om ook de onderzoekscomponent in het afstudeerwerk adequaat te begeleiden en te beoordelen. Dat neemt niet weg dat in het kader van kwaliteitsborging periodieke nascholing op het gebied van onderzoek zal worden gestimuleerd.
2.1.5
Niveau afstudeerwerken Voor de beoordeling van de scripties wordt een beoordelingsschema gehanteerd dat door het panel van Hobéon is gebruikt bij de beoordeling van de eindwerkstukken. Het schema is gebaseerd op het door de commissie Dunnewijck opgestelde model. Hogeschool E3 heeft dit model nader gekwantificeerd en geëxpliciteerd, opdat bij discrepantie in de beoordeling door twee beoordelaars snel kan worden geconstateerd waar de essentiële verschilpunten zitten. Zie bijlage A voor het beoordelingsmodel. Zie bijlage D voor de uitvoering van de afstudeerprocedure.
2.1.6
Maatregelen voor gevorderde studenten In het verbeterplan dat in overleg met het panel is opgesteld na de visitatie en dat op 23 maart 2013 is voorgelegd aan het panel, is aangegeven dat er een lijst wordt opgesteld: “… met scripties waarop het verbeterplan van toepassing is, namelijk: scripties die op 5 maart 2013 nog niet verder waren gevorderd dan de probleemstelling, plan van aanpak, en eventueel context beschrijvende hoofdstukken.” De scripties waarvan in het citaat sprake is, zijn besproken met de desbetreffende studenten. De probleemstelling is, waar nodig, herzien en het plan van aanpak is dienovereenkomstig aangepast. Als in een gesprek bleek dat er deficiënties waren op het vlak van onderzoek, dan zijn die deficiënties aangepakt in de individuele scriptiebegeleiding met als uitgangspunt de literatuur van Heinze Oost (zie bijlage C).
4
De 70%-eis stelt dat in 2016 70% van de docenten HBO een opleiding op WO-niveau moet hebben afgerond.
8
Studenten in de afstudeerfase die nog niet waren begonnen met de scriptie, hebben deelgenomen aan de modulen LOP en Strategisch Management, waardoor geborgd is dat zij voldoende bagage hebben voordat zij aan hun scriptie beginnen. Overigens geldt voor alle studenten altijd dat er remediërend wordt opgetreden als deficiënties worden geconstateerd of als een student zelf aangeeft behoefte aan meer informatie te hebben over welk opleidingsaspect of opleidingsonderdeel dan ook. Zie bijlage B voor de afstuderenden op wier scripties de maatregelen van toepassing waren.
2.2
Punten ter verbetering die door het panel zijn genoemd
2.2.1
Onderzoekscomponent in scriptie De onderzoekscomponent wordt als volgt in de scriptie zichtbaar gemaakt: In de probleemstelling komt het begrip “onderzoek” expliciet voor, bijvoorbeeld in de formulering: “ Onderzoek hoe, uitgaande van de huidige situatie, het beste oplossingsalternatief ….“. Daardoor wordt afgedwongen dat in het Plan van Aanpak het uitgevoerde onderzoek en de resultaten van dat onderzoek moeten worden beschreven. De eisen aan dat onderzoek worden opgesteld op basis van de boekenserie van Heinze Oost. Zie bijlage C voor een overzicht van de literatuur.
2.2.2
Verandering op basis van onderzoek Voorgestelde veranderingen zullen moeten worden onderbouwd door enige vorm van onderzoek, bijvoorbeeld een enquête onder managers, een brainstorm met teamleiders over de SWOT-confrontatiematrix, interviews met het management, een checklist voor projectmanagement, enzovoorts. De keuze voor het type onderzoek is uiteraard sterk afhankelijk van de context. De scriptiebegeleider en, in een later stadium, de tweede beoordelaar hanteren het beoordelingsschema van bijlage A en daardoor wordt afgedwongen dat dit verbeterpunt wordt gerealiseerd.
9
2.2.3
Aansluiting bij strategische doelstellingen Alhoewel in de criteria voor het onderzoek (zie bijlage A) niet expliciet een relatie gelegd wordt naar dit verbeterpunt, is het voor Hogeschool E3 triviaal dat de strategische component in de scriptie aanwezig moet zijn. De afstuderende moet in de scriptie namelijk duidelijk maken dat de voorgestelde verandering aansluit bij de strategische doelstellingen van de organisatie. In de module Strategisch Management wordt de student met behulp van de literatuur en de uitwerking van de casus ITM voorbereid op dit aspect in de scriptie. Ook komen in deze module een aantal managementmodellen (SWOT, SERVQUAL, DESTEP, PORTER) aan de orde, die de afstuderende behulpzaam kunnen zijn bij het hanteren van strategische aangrijpingspunten. Tenslotte zal tijdens de verdediging van de scriptie aan de manager van de afstuderende de vraag worden gesteld of de betreffende scriptie een bijdrage levert aan de strategische doelstellingen van de organisatie.
2.2.4
Waardecreatie Een in de scriptie voorgestelde verandering wordt onder andere beoordeeld op de waarde die deze verandering toevoegt aan de organisatie. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het niet de bedoeling is dat tot in detail wordt doorgerekend hoeveel die waarde precies is. Wel moet de student in staat zijn om een overzichtelijke onderbouwing te geven van de waardecreatie, bijvoorbeeld door een ROI te berekenen. Ook hier speelt de manager van de student een belangrijke rol, immers hij/zij kan als geen ander beoordelen of de scriptie waarde creëert voor de organisatie. De vraag naar de waardecreatie wordt dan ook tijdens de verdedigingssessie expliciet gesteld.
2.3
Punten ter verbetering die zijn geconstateerd als resultaat van de genoemde kritische beschouwing door Hogeschool E3 zelf
2.3.1
Aanpassing van scriptieaanpak De aanpassingen in de aanpak van de scriptie zijn in vet weergegeven in het overzicht in bijlage D. Bovendien zijn in het SVS van Hogeschool E3 drie documenten geplaatst die een ondersteuning bieden voor de student. Zie de bijlagen E1, E2 en E3.
10
2.3.2
Aanpassing van scriptiebegeleiding De aanpassingen in de scriptiebegeleiding zijn vet weergegeven in het overzicht in bijlage D. Bovendien zijn in het SVS van Hogeschool E3 drie documenten geplaatst die een ondersteuning bieden voor de student. Zie de bijlagen E1, E2 en E3.
2.3.3
Aanpassing van beoordelingscriteria In bijlage A is het eerder genoemde beoordelingsschema gedetailleerd uitgewerkt. Daarmee is een leidraad bepaald voor de begeleiding en voor de beoordeling. De afstuderende wordt tijdens de begeleiding op de hoogte gesteld van deze eisen.
11
3
Maatregelen voor herstel
In dit hoofdstuk volgt eerst een opsomming van de gedefinieerde en vastgestelde maatregelen ter verbetering, zoals de maatregelen aan de orde zijn gekomen in 2.2 en 2.3. Deze maatregelen zijn tot stand gekomen op basis van het op 26 maart bij Hobéon ingediende verbeterplan waarvan de inhoud is weergegeven in paragraaf 5.8 Bijlage O. Deze bijlage speelt een belangrijke rol omdat hieruit blijkt dat de meeste punten ter verbetering volgens de kwaliteitsverbeteringscyclus van Deming (Plan, Do, Check, Act) zijn aangepakt, dat de daadwerkelijke aanpak van de punten ter verbetering al is gestart in week 12 van 2013, dat het plan in werking is getreden in week 19 van 2013 en dat het dus niet verwonderlijk is dat de eerste resultaten zichtbaar waren in de scripties van de studenten die worden genoemd in paragraaf 5.2 Bijlage B. Het tweede onderdeel van dit hoofdstuk 3 bestaat uit een overzicht, waarin de genoemde maatregelen ter verbetering zijn ingedeeld naar de 6 aspecten die door de NVAO zijn genoemd in de brief van 5 maart 2014.
3.1
Maatregelen ter verbetering
1
Aanpassing van de afstudeerprocedure Zie bijlage D.
2
Aanpassing van de beoordelingscriteria Zie bijlage A.
3
Aanpassing van de scriptieaanpak Zie bijlagen A, C, D en E1.
4
Aanpassing van de scriptiebegeleiding Zie bijlagen A, C, D, E2 en E3.
5
Documenten ter ondersteuning bij het schrijven van de scriptie Zie bijlagen E1, E2 en E3.
6
Onderzoekslijn in curriculum Zie paragraaf 2.1.2.
7
Overzicht van literatuur voor onderzoeksvaardigheden Zie bijlage C.
12
8
Probleemstelling en Plan van Aanpak Zie bijlagen A, D, E1 en E3.
9
Training docenten Zie paragraaf 2.1.4.
3.2
Maatregelen ter verbetering naar aspecten NVAO De nummering van de maatregelen is gelijk aan die in paragraaf 3.1. Waar de toelichting op de aspecten in hoofdstuk 2 antwoord geeft op de vraag WAT er moet worden aangepast, geven de maatregelen aan HOE deze aanpassingen zijn geconcretiseerd. In bijlage O is voor de processen (P1 tot en met P7) die geleid hebben tot de verbetermaatregelen, aangegeven welke rollen op welk momenten zijn betrokken bij de realisatie van het betreffende proces.
ASPECT
TOEPASSELIJKE MAATREGELEN
Visie
1, 6, 8
Onderzoekslijn
6, 7
Toelatingseisen
3, 4, 5, 6
Docenten
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Niveau afstudeerwerken
2, 4, 5, 7
Maatregelen voor gevorderde studenten
1, 5, 7, 8
13
4
Statusoverzicht
In dit hoofdstuk wordt schematisch weergegeven wat de status is van de maatregelen ter verbetering, aangeduid met de eerder genoemde nummering. Bovendien worden eventuele vervolgacties gedefinieerd en de daarvoor verantwoordelijke rol en de betrokken rollen.
MAATREGEL
STATUS
VERVOLGACTIE(s)
1
procedure
geïmplementeerd
geen
2
criteria
geïmplementeerd
evaluatie van werkwijze evaluatie van beoordelingen
WIE
docenten domeinvoorzitter
3
aanpak
geïmplementeerd
geen
4
begeleiding
geïmplementeerd
organiseren
5
ondersteuning geïmplementeerd
continue aanvulling
6
onderzoekslijn geïmplementeerd
modules .A, BO en MM
domeinvoorzitter
samenvoegen tot 1 module
domeinvoorzitter docenten
7
literatuur
geïmplementeerd
evalueren
8
PvA
geïmplementeerd
geen
9
docenten
geïmplementeerd
nascholing onderzoek
docenten domeinvoorzitter
Uiteraard zullen de genoemde maatregelen deel gaan uitmaken van het geheel aan processen, procedures, documenten en dergelijke die onder controle van het kwaliteitssysteem van Hogeschool E3 vallen.
14
5
Bijlagen
5.1
Bijlage A
Beoordelingsmodel voor scripties
Naam student Titel scriptie Naam/paraaf beoordelaar / datum
Criteria voor het onderzoek
Probleem complex relevant substantieel actueel
Scoreindicatie deeltotaal punt (min/ (max) max)
Score deelpunt (option eel)
Opmerkingen
totaal
4 2 2 2 6/10
Onderzoeksdoel beoogde effecten verifieerbare uitkomsten
2 3 3/5
Probleemstelling professionele context analytisch beschreven geoperationaliseerd
2 2 1 3/5
Onderzoeksvraag afgeleid van de probleemstelling gedifferentieerd in deelvragen afgebakend specifiek kernbegrippen SMART geformuleerd
2 2 1 2 3 6/10
Onderzoeksopzet past bij onderzoeksvraag logisch realistisch volgt theorie en modellen
5 3 2 5 9/15
Onderzoeksmethode betrouwbaar correcte dataverwerking correcte weergave van resultaten transparant gebruik van informatiebronnen correcte redeneringen repliceerbaar
3 3 3 3 2 1 9/15
Onderzoeksuitkomst antwoord op onderzoeksvraag meetbaar repruduceerbaar bruikbaar toepasbaar
2 2 2 2 2 6/10
15
Onderzoeksopbrengst valide oplossing, advies, aanbeveling
5 5 6/10
Informatiebronnen relevant actueel
3 2 3/5
Totale score voor het onderzoek
Criteria voor de rapportage
max 85
Score-indicatie Score deeltotaal deeltotaal punt (min/m punt (max) ax) (option eel)
Opmerkingen
Format zakelijk, helder, inzichtelijk
1 0/1
Informatie volledig, zakelijk, correct, verifieerbaar
1 0/1
Reflectie onderzoeksopzet, -planning, -opbrengst
1 0/1
Lay-out ondersteunt opbouw en leesbaarheid, zakelijk, consistent
1 0/1
Taalgebruik correct, zakelijk
5 3/5
Spelling correct, consistent
5 3/5
Volume ongeveer 12000 woorden
1 0/1
Totale score voor de rapportage
Totale score voor de scriptie
max 15
max 100
16
5.2
Bijlage B
5.2.1
Overzicht van scripties waarop het verbeterplan is toegepast
Studenten “… met scripties waarop het verbeterplan van toepassing is, namelijk: scripties die op 5 maart 2013 nog niet verder waren gevorderd dan de probleemstelling, plan van aanpak, en eventueel context beschrijvende hoofdstukken.”
5.2.2
NAAM
AFSTUDEERDATUM
Raymond Aussems
30-05-2013
Carmina Janssen-Lenders
30-05-2013
Marc Peijffers
29-07-2013
Joris van der Koogh
12-12-2013
Lilian Knops
20-01-2014
Wouter Tilman
20-01-2014
Reggie Abad
19-03-2014
Richard Hart
19-03-2014
Niels van Renen
19-03-2014
Gerda Westerman
19-03-2014
Studenten die na de indiening van het verbeterplan aan de scriptie zijn begonnen of nog zullen beginnen Op deze groep wordt de nieuwe werkwijze integraal toegepast.
17
5.3
Bijlage C
Literatuurlijst
Tiggeler, E. (2012) Vraagbaak Nederlands Den Haag: Sdu uitgevers ISBN 978-90-12-58278-0
Oost, H. (2011) Een onderzoek voorbereiden Amersfoort: ThiemeMeulenhoff B.V. ISBN 978-90-06-97813-1
Oost, H. (2012) Een onderzoek uitvoeren Amersfoort: ThiemeMeulenhoff B.V. ISBN 978-90-5574-647-7
Oost, H. (2011) Een onderzoek rapporteren Amersfoort: ThiemeMeulenhoff B.V. ISBN 978-90-5574-646-0
18
5.4
Bijlage D 1
De afstudeerprocedure
Scriptie 1.1
Thema 1.1.1 1.1.2 1.1.3
Themabepaling Kandidaat en manager Thema beoordeling Kandidaat en manager en Hogeschool Probleemstelling formuleren Kandidaat en manager en Hogeschool
CONTROLE OP THEMA EN PROBLEEMSTELLING 1.2
Soort scriptie 1.2.1 Ist-soll-transitie 1.2.2 Literatuuronderzoek 1.2.3 Questionnaire 1.2.4 Product = ontwikkelscriptie
1.3
Plan van aanpak (PvA) 1.3.1 Uitwerking thema 1.3.2 Kernbegrippen 1.3.3 Manier van bespreken 1.3.4 Hoeveel pagina’s 1.3.5 Te besteden tijd
1.4
Beoordelingsaspecten PvA 1.4.1 Logica 1.4.2 Omvang 1.4.3 Verdeling 1.4.4 Relevantie 1.4.5 Diepgang 1.4.6 Haalbaarheid
CONTROLE OP PLAN VAN AANPAK OP BASIS VAN DE ALGEMENE CRITERIA 1.5
Begeleiding 1.5.1 Themabepaling 1.5.2 Beoordeling PvA 1.5.3 Afspraken 1.5.4 Planning 1.5.5 Rolverdeling
1.6
Aanlevering 1.6.1 Tussentijds 1.6.2 Voortgang 1.6.3 Document voor eindbeoordeling
TUSSENTIJDSE BEOORDELINGEN 1.7
Beoordeling 1.7.1 Begeleider 1.7.2 Examinator 1.7.3 Cijfer scriptie
1.8
Controle 1.8.1 Studiepunten 1.8.2 Administratieve verplichtingen
19
2
3
Afstudeergesprek 2.1
Presentatie 2.1.1 Doel van de presentatie 2.1.2 Setting 2.1.3 Diaserie
2.2
Gesprek 2.2.1 2.2.2 2.2.3
Presentatie Vragen Gesprek
2.3
Beoordeling 2.3.1 Begeleider 2.3.2 Examinator 2.3.3 Rol van de manager: vragenlijst
2.4
Vastlegging 2.4.1 Gespreksverslag 2.4.2 Beoordelingsverslag 2.4.3 Mededeling aan de kandidaat 2.4.4 Registratie van het resultaat
Eindoordeel 3.1
3.2
Wegingsfactoren 3.1.1 Scriptie 3.1.2 Afstudeergesprek Eindcijfer 3.2.1 Berekening 3.2.2 Afronding
3.3
Verwerking 3.3.1 Dossier 3.3.2 Scriptie 3.3.3 Presentatie 3.3.4 Eindcijfer
3.4
Controle 3.4.1 Studiepunten 3.4.2 Scriptie 3.4.3 Administratieve verplichtingen
70% 30%
beide onderdelen voldoende
20
5.5
Bijlage E1
Algemene aspecten
Onderwerp Het onderwerp wordt door de kandidaat gekozen, in samenspraak met de organisatie. De organisatie moet namelijk baat hebben bij de scriptie. De kandidaat moet een thema kunnen kiezen dat bij hem past. Hogeschool E3 moet het onderwerp van de scriptie accorderen. Het onderwerp moet namelijk voldoende mogelijkheden bieden om te kunnen voldoen aan omvang, diepgang en kwaliteit van de scriptie.
Omvang Het aantal pagina’s moet ongeveer 75 bedragen. Daarvan is ongeveer 40% beschrijvend en 60% vernieuwend. Met beschrijvend wordt bedoeld: het beschrijven van de huidige situatie (ist). Met vernieuwend wordt bedoeld de beschrijving van de gewenste ideale situatie (soll) en de weg ernaartoe (transitie).
Inhoud In de scriptie moet ook blijken dat de kandidaat over de nodige theoretische achtergrond en kennis beschikt. Dat kan blijken uit het gebruik van modellen en theorieën uit de gekende leerstof van de Hbo-opleiding.
Aanpak Het Plan van Aanpak bestaat uit een overzicht van hoofdstukken, paragrafen, kernwoorden, de manier waarop de kernwoorden worden beschreven (tekst, figuur, tabel, citaat, enzovoorts) en een tijdsplanning. Na akkoord van dit plan van aanpak (in de praktijk ter grootte van een of twee A4) kan worden begonnen met schrijven.
Uitvoering De kandidaat vervult de rol van auteur, de begeleider de rol van redacteur. De uitvoering van de scriptie gebeurt in samenwerking tussen deze twee personen. De teksten worden in kleine porties aangeleverd opdat tussentijdse verbeteringen, aanwijzingen en dergelijke snel en ook voor nieuwe teksten kunnen worden benut. Gesprekken over de scriptie vinden voornamelijk plaats op initiatief van de kandidaat. Dat kan in een zekere regelmaat of “by exception” al naar gelang de behoefte. In incidentele gevallen zal de begeleider een gesprek initiëren. 21
Soorten scripties De onderscheiden soorten scripties zijn: -
Ist-Soll-Transitie Questionnaire-Onderzoek Product- Ontwikkeling Literatuuronderzoek Bij alle scripties geldt dat er een duidelijke en geaccordeerde probleemstelling aan ten grondslag moet liggen. De probleemstelling wordt in eerste instantie opgesteld door de student en diens manager. De manager beoordeelt op basis van bruikbaarheid voor de organisatie, Hogeschool E3 beoordeelt op de mogelijkheden om een kwaliteitsscriptie te kunnen produceren.
Voorwaarden Een aantal voorwaarden is impliciet aan de orde geweest in de inleiding van deze paragraaf (omvang, inhoud, enzovoorts). Een belangrijke voorwaarde is nog dat een scriptie taalkundig in orde moet zijn. Als maatstaf daarvoor hanteert Hogeschool E3 het boek: Vraagbaak Nederlands. Vanaf 1 januari 2013 wordt dit boek verplicht gesteld voor alle nieuwe studenten van Hogeschool E3, zodat ook in andere documenten dan de scriptie (casusuitwerkingen, praktijkopdracht) de taal correct kan worden toegepast.
Werkwijze Onderwerp bepaling Aan het begin van een scriptietraject vindt er een voorlichtingsbijeenkomst plaats, waar een docent allerlei aspecten van het scriptie traject bespreekt. Tijdens die bijeenkomst worden methodes behandeld om tot het thema van een scriptie te komen. De student heeft al enige ervaring daarmee opgedaan, onder andere in de module Professional Communication Advanced en in de module Literatuuronderzoek.
22
-
-
Scriptiebegeleiding De scriptiebegeleiding door een docent bestaat uit het begeleiden van de student in het schrijven van de scriptie door te letten op: -
structuur logica consistentie theoretische modellen taalgebruik lay-out aansluiting bij probleemstelling concrete resultaten consequenties van de invoering van het resultaat de strategische component
Beoordeling Bij de beoordeling van de scriptie zijn twee examinatoren betrokken, waarvan een de begeleider van deze scriptie is. Voordat een student zijn scriptie mag komen verdedigen vindt overleg plaats tussen de twee examinatoren om te bepalen of de scriptie voldoende kwaliteit bezit om verdedigd te kunnen worden. Het document scriptiebeoordeling is de basis voor deze beoordeling. Als het oordeel negatief is, krijgen de begeleider en de student een verbetervoorstel.
Verdediging van de scriptie Bij de verdediging van de scriptie zijn aanwezig: de student, de twee examinatoren en een vertegenwoordiger namens de organisatie van de student. De onderdelen van de verdediging zijn: een presentatie door de student, een gesprek, waarbij de student bevraagd wordt door de overige aanwezigen en de boordeling door de twee examinatoren. Van deze verdediging wordt een verslag gemaakt en in een beoordelingsformulier wordt het behaalde eindcijfer vermeld.
23
-
5.6
Bijlage E2
Onderwerpen in het kader van de voorbereiding op het schrijven
1 Soorten inhoudsopgave automatische opmaak (of niet) (on)rustig bladbeeld doorlopende puntjes (of niet) kleur (of niet) diverse lettertypes en lettergroottes (of niet) 2 Literatuurlijst conform voorgeschreven regels alleen relevante literatuur bij websites datum van raadplegen noteren 3 Werkwoordcombinaties Voorbeeld: hier heb ik …. en hield mij ook bezig met … Advies: aparte zinnen gebruiken. 4 Regelafstand consequent volhouden, tenzij … 5 Afkortingen voluit schrijven afkortingen voor begrippen één keer uitleggen: Applicatiebeheer (AB) … taalkundige afkortingen zoals t.b.v en a.h.w. voluit schrijven. Advies: gebruik andere woorden in plaats van de afkortingen, zoals “voor” in plaats van “t.b.v.”. 6 ICT-beheer Een (nieuw) zelfstandig naamwoord bestaande uit een afkorting (ICT) en een ander zelfstandig naamwoord (beheer) wordt voorzien van een koppelteken (ICT-beheer) na het afgekorte deel. 7 Het Nieuwe Werken, Het nieuwe werken, het nieuwe Werken, … Identieke begrippen ook identiek (blijven) schrijven. Advies: schakel de woordenlijst van Word in. 8 Figuurnummering per hoofdstuk Voorbeeld: alle figuren in hoofdstuk 3 beginnen met 3.
binnen hoofdstuk 3 Advies: Gebruik voor de figuurnummers en de figuurtitels een kleinere letter en cursief. 9 Hoofdstuk beginnen op nieuwe pagina Ieder hoofdstuk begint bovenaan op een pagina.
24
10 Onderstaand, hierboven, hierna Meestal kloppen deze begrippen letterlijk niet. Bovendien zijn ze vaag verwijzend. Advies: Maak verwijzingen concreet. Voorbeelden: In figuur 3.4 …; Zie paragraaf 2.3.5.; Uit tabel 3.21 blijkt dat … . 11 Opsommingen Zie Vraagbaak Nederlands. Als opsommingen na de opsomming nader worden toegelicht, hanteer dan dezelfde volgorde. Voorbeeld: De 4 fasen zijn: Ontwerp, Realisatie, Implementatie en Testen. De fase Ontwerp … , de fase Realisatie … , … 12 Aantallen controleren “De wachttijd per transactie verandert van 6 seconden naar 6 minuten. Dat betekent dat de wachttijd voor alle transactie toeneemt van 1 uur naar 6 uur.” 13 Aanspreken van de lezer “Jij” en “U” zijn meestal (te) direct en (te) indringend. “Je” komt vaak (te) amicaal over. “Men” is alleen goed als “men” wordt bedoeld en dat is niet vaak zo. Advies: Vermijd zoveel mogelijk aanspreekvormen. 14 Consequent in lettergrootte en lettertype, tenzij … Er moet al een goede reden zijn om daarvan af te wijken. 15 Hoofdstuk en paragraaftitels zonder punt, vraagteken of welk leesteken dan ook WEL: Hoofdstuk 2 Inleiding Paragraaf 3.4 De huidige situatie NIET: Hoofdstuk 5. Hoe verder met ITIL? Paragraaf 5.1. We zijn zover! 16 Witregels consequent toepassen Maak daarover afspraken voordat je met schrijven begint. Bijvoorbeeld: Aan het einde van een paragraaf 2 witregels. Na de paragraaftitel 1witregel. 17 Paginanummering WEL: 35
NIET:
pagina 35 van 41
18 Nummering niet dieper dan 6.2.4.1 19 Onderwerp en gezegde moeten overeenkomen Onderwerp meervoud/enkelvoud, dan ook werkwoord meervoud/enkelvoud
25
20 Een hele goede samenvatting Let op het verschil tussen: “een hele, rijpe aardbei” en “een heel rijpe aardbei” “een zere, gekneusde vinger” en “een zeer gekneusde vinger” 21 Verwijzingen naar figuren concretiseren WEL: In figuur 3.4 … NIET:
In onderstaande figuur …
22 Verwijswoorden Ga eerst na welke woorden verwijzen: deze, dit, dat, die, daarmee, … daaruit volgt, daarom ging, daardoor ontstaat, … eerder, verderop, … desondanks, een klein percentage, … Ga vervolgens na welke woorden in de scriptie verwijzen naar welke andere plaatsen of begrippen. Stel de vraag of de verwijzing eenduidig is (dat is meestal niet het geval). Advies: Herhaal het begrip waarnaar wordt verwezen. 23 Volledige zinnen WEL: … , omdat
NIET:
Dit, omdat
24 Volgordes volgen Bijvoorbeeld: top-down, bottum-up, van klein naar groot, van strategisch naar operationeel, … Zie ook punt 11 Opsommingen. 25 Afkortingenlijst Als in de scriptie een grote hoeveelheid afkortingen wordt gebruikt, is het zinvol om een afkortingenlijst toe te voegen. 26 Uitlijning Pas de (gekozen, afgesproken, verplichte) uitlijning consequent toe. 27 Voetnoten Wees spaarzaam in het gebruik van voetnoten (en andere verwijzingen). Het gebruik van verwijzingen leidt de aandacht af. Bovendien heeft: “zie paragraaf 4.3” als consequentie dat er in 4.3 ook iets moet staan waarnaar is verwezen. 28 Onderstrepen, cursief, vet Onderstrepen, cursief en vet maken het beeld onrustig en zeker als het allemaal tegelijkertijd wordt toegepast: Onderstrepen, cursief en vet
26
29 Hoofdlettergebruik in zelfstandige naamwoorden WEL: Incident Management NIET: Proces Beschrijving WEL: Technisch Beheer (TB) NIET: Technisch Beheer Afdeling 30 Kleur Kleur moet functioneel zijn. Aandacht trekken is niet altijd een voldoende overweging. Een scriptie is immers een vorm van zakelijke communicatie en een verkeerd gebruik van kleur kan de aandacht juist van de zakelijkheid afleiden. Functioneel is bijvoorbeeld een zelfde kleur gebruiken voor aspecten die bij elkaar horen. Advies: Kijk eens in boeken, kranten, tijdschriften, websites naar het (functioneel) gebruik van kleur. 31 Figuren Figuren nummeren per hoofdstuk is handig, zeker als er aanpassingen moeten worden uitgevoerd, zoals het toevoegen van een figuur of het aanpassen van tekst. Figuren krijgen ook een betekenis door achter het figuurnummer een soort figuurtitel te noteren, die aangeeft wat in de figuur te zien is. Bijvoorbeeld: Figuur 3.2 Het organogram van organisatie X Bijvoorbeeld: Figuur 6.5 Het drievoudig model van beheer volgens Looijen Ga nooit in een tekst hetzelfde meedelen wat ook in de figuur te zien is. Een figuur “uitleggen” is daarentegen een goede manier om tekst te produceren. Als tekst en figuur complementair zijn levert dat de meeste zeggingskracht voor zowel figuur als tekst. We noemen dat “tekst-beeld integratie”. 32 Tabellen Wat voor figuren geldt, geldt ook voor tabellen. Nog meer dan voor figuren geldt voor tabellen dat de informatie juist moet zijn, zeker als het gaat om een tabel met getallen. Let ook op uniformiteit in de bewoordingen die aan de tabelranden staan. 33 Cartoons Cartoons vallen onder de categorie “humor” en “humor” is niet voor iedereen gelijk. Bovendien is een scriptie een document met zakelijke informatie. Advies: Laat een cartoon eerst aan diverse personen zien, voor gebruik in de scriptie. 34 (Bedrijfs)Standaardindeling Bepaal vooraf aan welke regels de lay-out moet voldoen en pas deze regels vanaf het begin consequent toe. Volg de standaardindeling van je organisatie als de organisatie daarom vraagt.
27
35 Woordgebruik Let op het verschil tussen spreektaal en schrijftaal. In spreektaal worden vaak verkeerde begrippen gebruikt, maar uit de context blijkt vaak hoe iets wordt bedoeld. In een gesprek kan ook de ontvanger van de boodschap vragen hoe iets is bedoeld. Een lezer van een scriptie heeft meestal die mogelijkheid niet, vandaar dat het taalgebruik correct moet zijn in spelling en in betekenis. Bijvoorbeeld: Het verschil tussen de begrippen “constant” en “continu”. Bijvoorbeeld: Het verschil tussen de begrippen “als” “wanneer” en “zodra”. 36 Regelafstand Zie opmerking 34. 37 Bronvermelding Volg de APA-notatie voor gebruikte bronnen en vermeld de bron in de tekst op de relevante plek. www.apastyle.org Advies: Verdeel de bronnen in: Boeken (leerboeken horen ook in deze categorie) Artikelen Websites 38 Dit, omdat … Advies: “Dit” weglaten, het is een onnodige verwijzing. 39 Spreekwoorden Beoordeel eerst kritisch of een spreekwoord een verrijking is voor de scriptie. Gebruik het spreekwoord correct; raadpleeg eventueel een spreekwoordenboek. 40 Gebruikers, die … In deze beperkende zin gaat het om de verzameling van alle gebruikers; achter die volgt een eigenschap van alle gebruikers. Gebruikers die … In deze zin gaat het om een beperkte verzameling gebruikers; achter die volgt de aard van die beperking. 41 Om diverse redenen (waarom) Door diverse oorzaken (waardoor) 42 Tijd in hoofdzin en bijzin WEL: Dat werd geïmplementeerd, omdat daardoor … werd voorkomen.
NIET:
Dat werd geïmplementeerd, omdat daardoor … is voorkomen.
43 Onderwerp en gezegde WEL: Een aantal medewerkers is … NIET: Een aantal medewerkers zijn … De medewerkers die betrokken zijn … De medewerkers die betrokken is … Aantal en aandeel zijn … Aantal en aandeel is … 28
44 Het risico van de spellingcontrole: batch en badge kunnen en kunne client en cliënt pc vervangen door PC (Wat gebeurt er met stopcontact? Opcenten? Sapcentrifuge?) 45 “De” is een bepalend lidwoord De kennisinstellingen van Nederland … (dat zijn dus alle kennisinstellingen) 46 Logica en uniformiteit ook in lay-out toepassen
29
5.7
Bijlage E3
Scriptie en Strategisch Management
In het SVS is een presentatie opgenomen met de volgende diatitels: -
Hogeschool E3 Curriculum Dublindescriptoren Oordeelsvorming Eisen aan de scriptie Probleemstelling Plan van Aanpak Strategische component Strategisch Management Procedure scriptie Verdediging
30
5.8
Bijlage O
Verbeterplan van 23 maart 2013
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
2
Gesignaleerde verbeterpunten
4
3
Transitie (PLAN)
5
4
Uitvoering (DO)
8
5
Controle (CHECK)
9
6
Geraadpleegde bronnen
10
6.1
Literatuur
10
6.2
Interne publicaties
11
6.2.1
Huidige procedure voor het afstuderen
11
6.2.2
Huidige algemene informatie over de scriptie 15
6.2.3
Huidig scriptiebeoordelingsformulier
6.3
Publicatie Hobéon
18 19
31
1
Inleiding
Op 5 maart 2013 heeft de audit voor de heraccreditatie van de opleiding HBO Informatica plaatsgevonden. Twee leden van het auditpanel hebben de overlegde scripties bestudeerd en zijn op basis van het “Beoordelingskader Eindwerkstuk hbo bachelor /hbo master” tot de conclusie gekomen dat: -
in de overlegde scripties te weinig expliciet sprake was van een onderzoekscomponent;
-
een aantal scripties met als thema “Business Informatie Plan” te weinig concreetheid bevatten;
-
een aantal scripties te weinig aansloten bij de strategische doelstellingen van de organisatie;
-
de scripties taalkundig in orde waren.
Omdat uit het overleg met de voor de scripties verantwoordelijke functionaris binnen Hogeschool E3 bleek dat opschaling naar meer scripties naar alle waarschijnlijkheid niet tot een andere conclusie zou leiden, is besloten een verbeterplan te laten opstellen.
Afgesproken is: A
dat dit verbeterplan van toepassing is op die scripties die: -
nog niet in een vergevorderd stadium zijn;
-
nog moeten worden opgestart;
B
dat op 31-12-2013 de resultaten van dit onderhavige verbeterplan zichtbaar zullen zijn in de scripties waarop dit verbeterplan van toepassing is;
C
dat het verbeterplan uiterlijk op 26 maart 2013 zal worden aangeleverd bij de secretaris van het auditpanel, de heer Ger Broers.
32
2
Gesignaleerde verbeterpunten
De door het panel gesignaleerde tekortkomingen in de scripties hebben geleid tot een kritische beschouwing van de huidige procedures voor scriptieaanpak, scriptiebegeleiding en scriptiebeoordeling binnen Hogeschool E3 zelf. De basis voor deze kritische beschouwing wordt gevormd door documenten over de scripties die in de bijlagen bij het onderhavige document zijn opgenomen. Bovenstaande leidt daarmee tot twee groepen gesignaleerde verbeterpunten.
1
2
Verbeterpunten die door het panel zijn genoemd: -
de onderzoekscomponent moet expliciet aanwijsbaar zijn in de scriptie;
-
concretisering van verandering op basis van onderzoeksresultaten;
-
aansluiting van de scriptie bij de strategische doelstelling van de organisatie, waaraan de scriptie waarde moet toevoegen.
Verbeterpunten die door Hogeschool E3 zelf zijn geconstateerd als gevolg van de verbeterpunten die door het panel zijn genoemd: -
aanpassing van de scriptieaanpak, waar zinvol en noodzakelijk;
-
aanpassing van de scriptiebegeleiding;
-
scriptiebeoordeling op basis van de aangepaste beoordelingscriteria.
In het transitieplan (zie hoofdstuk 3) zijn deze verbeterpunten samengevoegd tot groepen samenhangende activiteiten aangeduid met de codes P1 tot en met P7. De gedetailleerde uitvoering van deze activiteiten zal moeten leiden tot het doel van dit verbeterplan, namelijk: scripties die voldoen aan de criteria conform de richtlijnen zoals genoemd in bijlage 6.3. Daartoe zullen de activiteiten P1 tot en met P7 moeten worden voorzien van een nadere detaillering voor de uitvoering ervan, hetgeen moet resulteren in concrete output. Waar mogelijk zal deze output al worden benoemd bij de activiteiten P1 tot en met P7.
33
3
Transitieplan (PLAN)
Het transitieplan (PLAN) geeft een overzicht van de activiteiten moeten worden uitgevoerd en uiteraard ook moeten worden gecontroleerd op de juiste uitvoering. Onder de codes P1 tot en met P7 zijn die uitvoerende activiteiten groepsgewijs vermeld.
P1
Inventarisatie
Opstellen van een lijst met scripties waarop het verbeterplan van toepassing is, namelijk: -
scripties die op 5 maart 2013 nog niet verder waren gevorderd dan de probleemstelling, plan van aanpak, en eventueel context beschrijvende hoofdstukken.
Deze lijst wordt voortdurend uitgebreid met scripties die worden opgestart en waarvan te verwachten is dat ze uiterlijk 31-12-2013 zijn verdedigd, zodat het auditpanel desgewenst de toegepaste verbeteringen kan toetsen. OUTPUT: Een lijst met studentnaam, aan te vullen met scriptiethema, probleemstelling, plan van aanpak.
P2
Voorschriften
Opstellen van de aangepaste voorschriften en richtlijnen waaraan een scriptie moet voldoen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de criteria in het document in paragraaf 6.3. OUTPUT: Een overzicht van aspecten die in de scriptie moeten voorkomen en waarvoor als basis de kopjes van de criteria in bijlage 6.3 worden gebruikt, zoals probleem en onderzoeksdoel.
P3
Informeren
Bekend maken van de aangepaste voorschriften en richtlijnen aan de begeleidende docenten. Bekend maken van de aangepaste beoordelingscriteria aan de betreffende studenten. Bekend maken van controlemomenten aan de administratie. OUTPUT: Overzicht van de voorschriften, richtlijnen, beoordelingscriteria, controlemomenten en een distributielijst met relevante stakeholders. Dit overzicht is mede gebaseerd op de documenten in 6.2.1 en in 6.2.2. 34
P4
Ondersteuning
Opstellen van een literatuurlijst met relevante literatuur, ter ondersteuning van de onderzoekscomponent in de scripties. OUTPUT: De literatuurlijst zoals vermeld in 6.1. Deze lijst is inmiddels (week 12) geaccordeerd door de gezaghebbende partijen in deze. Daarnaast moet er nog nader worden bepaald op welke manier docenten en studenten met deze literatuur moeten werken.
P5
Beoordelingscriteria
Opstellen van beoordelingscriteria op basis van de huidige beoordelingscriteria en de “Criteria voor het onderzoek en de rapportage” zoals vermeld in het “Beoordelingskader Eindwerkstuk hbo bachelor/hbo master” van Hobéon (zie paragraaf 6.3). OUTPUT: Een document met de aangepaste beoordelingscriteria, voorzien van toelichting en voorbeelden. Bovendien zal een beoordelingsschaal moeten worden toegevoegd om tot een uniforme cijferbepaling te komen.
P6
Aanpassingen StudentVolgSysteem
Aanpassen van het StudentVolgSysteem aan de veranderde richtlijnen. Aanpassen van het StudentVolgSysteem aan de genoemde voorgeschreven literatuur. Aanpassen van het StudentVolgSysteem aan de veranderde aanpak. Aanpassen van het OER aan de veranderingen. OUTPUT: Het aangepaste StudentVolgSysteem. Het aangepaste OER.
35
P7
Testen
Verbeterplan ter beoordeling voorleggen aan stakeholders zoals directie, voorzitter examencommissie, docenten. De eerste beoordeling heeft inmiddels (week 12) plaatsgevonden en het verbeterplan is op een aantal punten aangepast. Eventueel voorlichtingssessies organiseren met als thema: ”Onderzoek en scriptie”, waardoor ook de studenten op de hoogte worden gesteld van de nieuwe richtlijnen. OUTPUT: Het eventueel aangepaste en geaccordeerde verbeterplan. Planning van evaluatiemomenten.
36
4
Uitvoering (DO)
Plannen is een, uitvoeren is twee. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de genoemde activiteitgroepen P1 tot en met P7 met daaraan toegevoegd wie (welke rol) wat doet (aangeduid met X) en wanneer (aangeduid met getal).
P1
Docent(en)
Voorzitter examencommissie
P2
P3
P4
P5
X
X
13
14
P6
P7
X 15
Domeinvoorzitter
Bestuur
X
X
X
16
13
12
X 16
Administratie
Legenda:
X
X
17
17
X
de aangekruiste activiteitengroep wordt/is uitgevoerd door de bijbehorende rol
getal
het nummer van de week waarin de activiteit wordt/is uitgevoerd
37
5
Controle (CHECK)
Plannen is een, uitvoeren is twee, controleren is drie. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de genoemde activiteitgroepen P1 tot en met P7 met daaraan toegevoegd wie (welke rol) wat (aangeduid met X) controleert en wanneer (aangeduid met getal).
P1
P2
P3
P4
P5
P6
P7
X
X
X
17
14
15
X
X
X
14
18
18
Docent(en)
Voorzitter examencommissie
Domeinvoorzitter
Bestuur
X 16
Administratie
Legenda:
X
de uitvoering van de aangekruiste activiteitengroep wordt gecontroleerd door de bijbehorende rol
getal
het nummer van de week waarin de controle op de activiteit wordt uitgevoerd
38
6
Geraadpleegde bronnen
6.1
Literatuur
Tiggeler, E. (2011) Vraagbaak Nederlands Utrecht: A.W. Bruna Uitgevers B.V.
Oost, H. (2010) Een onderzoek voorbereiden Amersfoort: ThiemeMeulenhoff B.V.
Oost, H. (2012) Een onderzoek uitvoeren Amersfoort: ThiemeMeulenhoff B.V.
Oost, H. (2011) Een onderzoek rapporteren Amersfoort: ThiemeMeulenhoff B.V.
39
6.2
Interne publicaties
6.2.1
Huidige procedure voor het afstuderen
1
Scriptie
1.1
Thema 1.1.1
Themabepaling Kandidaat en manager
1.1.2
Thema beoordeling Kandidaat en manager en Hogeschool
1.2
1.3
1.4
Soort scriptie 1.2.1
Ist-soll-transitie
1.2.2
Literatuuronderzoek
1.2.3
Questionnaire
1.2.4
Product = ontwikkelscriptie
Plan van aanpak (PvA) 1.3.1
Uitwerking thema
1.3.2
Kernbegrippen
1.3.3
Manier van bespreken
1.3.4
Hoeveel pagina’s
1.3.5
Te besteden tijd
Beoordelingsaspecten PvA 1.4.1
Logica
1.4.2
Omvang
1.4.3
Verdeling
1.4.4
Relevantie
1.4.5
Diepgang
1.4.6
Haalbaarheid
BEOORDELING PvA door Hogeschool
40
1.5
1.6
Begeleiding 1.5.1
Themabepaling
1.5.2
Beoordeling PvA
1.5.3
Afspraken
1.5.4
Planning
1.5.5
Rolverdeling
Aanlevering 1.6.1
Tussentijds
1.6.2
Voortgang
1.6.3
Document voor eindbeoordeling
TUSSENTIJDSE BEOORDELINGEN
1.7
1.8
Beoordeling 1.7.1
Begeleider
1.7.2
Examinator
1.7.3
Cijfer scriptie
Controle 1.8.1
Studiepunten
1.8.2
Administratieve verplichtingen
41
2
Afstudeergesprek
2.1
2.2
2.3
2.4
Presentatie 2.1.1
Doel van de presentatie
2.1.2
Setting
2.1.3
Diaserie
Gesprek 2.2.1
Presentatie
2.2.2
Vragen
2.2.3
Gesprek
Beoordeling 2.3.1
Begeleider
2.3.2
Examinator
2.3.3
Rol van de manager: vragenlijst
Vastlegging 2.4.1
Gespreksverslag
2.4.2
Beoordelingsverslag
2.4.3
Mededeling aan de kandidaat
2.4.4
Registratie van het resultaat
42
3
Eindoordeel
3.1
3.2
3.3
Wegingsfactoren 3.1.1
Scriptie
70%
3.1.2
Afstudeergesprek
30%
3.2.1
Berekening
beide onderdelen voldoende
3.2.2
Afronding
Eindcijfer
Verwerking Dossier
3.4
4
3.3.1
Scriptie
3.3.2
Presentatie
3.3.3
Eindcijfer
Controle 3.4.1
Studiepunten
3.4.2
Scriptie
3.4.3
Administratieve verplichtingen
Diploma uitreiking
4.1
Doel
4.2
Vaste momenten
4.3
Vorm
4.4
Presentatie
4.5
Alumnivereniging
4.6
Evaluatie
43
6.2.2
Algemene informatie over de scriptie
Vooraf wordt een aantal algemene aspecten belicht: Onderwerp Het onderwerp wordt door de kandidaat gekozen, in samenspraak met de organisatie. De organisatie moet namelijk baat hebben bij de scriptie. De kandidaat moet een thema kunnen kiezen dat bij hem past. Hogeschool E3 moet het onderwerp van de scriptie accorderen. Het onderwerp moet namelijk voldoende mogelijkheden bieden om te kunnen voldoen aan omvang, diepgang en kwaliteit van de scriptie.
Omvang Het aantal pagina’s moet ongeveer 75 bedragen. Daarvan is ongeveer 40% beschrijvend en 60% vernieuwend. Met beschrijvend wordt bedoeld: het beschrijven van de huidige situatie (ist). Met vernieuwend wordt bedoeld de beschrijving van de gewenste ideale situatie (soll) en de weg ernaartoe (transitie).
Inhoud In de scriptie moet ook blijken dat de kandidaat over de nodige theoretische achtergrond en kennis beschikt. Dat kan blijken uit het gebruik van modellen en theorieën uit de gekende leerstof van de Hbo-opleiding.
Aanpak Het Plan van Aanpak bestaat uit een overzicht van hoofdstukken, paragrafen, kernwoorden, de manier waarop de kernwoorden worden beschreven (tekst, figuur, tabel, citaat, enzovoorts) en een tijdsplanning. Na akkoord van dit plan van aanpak (in de praktijk ter grootte van een of twee A4) kan worden begonnen met schrijven.
Uitvoering De kandidaat vervult de rol van auteur, de begeleider de rol van redacteur. De uitvoering van de scriptie gebeurt in samenwerking tussen deze twee personen. De teksten worden in kleine porties aangeleverd opdat tussentijdse verbeteringen, aanwijzingen en dergelijke snel en ook voor nieuwe teksten kunnen worden benut. Gesprekken over de scriptie vinden voornamelijk plaats op initiatief van de kandidaat. Dat kan in een zekere regelmaat of “by exception” al naar gelang de behoefte. In incidentele gevallen zal de begeleider een gesprek initiëren. 44
Soorten scripties
De onderscheiden soorten scripties zijn: Ist-Soll-Transitie Questionnaire-Onderzoek Literatuuronderzoek Product- Ontwikkeling Bij alle scripties geldt dat er een duidelijke en geaccordeerde probleemstelling aan ten grondslag moet liggen. De probleemstelling wordt in eerste instantie opgesteld door de student en diens manager. De manager beoordeelt op basis van bruikbaarheid voor de organisatie, Hogeschool E3 beoordeelt op de mogelijkheden om een kwaliteitsscriptie te kunnen produceren.
Voorwaarden Een aantal voorwaarden is impliciet aan de orde geweest in de inleiding van deze paragraaf (omvang, inhoud, enzovoorts). Een belangrijke voorwaarde is nog dat een scriptie taalkundig in orde moet zijn. Als maatstaf daarvoor hanteert Hogeschool E3 het boek: Vraagbaak Nederlands. Vanaf 1 januari 2013 wordt dit boek verplicht gesteld voor alle nieuwe studenten van Hogeschool E3, zodat ook in andere documenten dan de scriptie (casusuitwerkingen, praktijkopdracht) de taal correct kan worden toegepast.
Werkwijze Onderwerp bepaling Aan het begin van een scriptietraject vindt er een voorlichtingsbijeenkomst plaats, waar een docent allerlei aspecten van het scriptie traject bespreekt. Tijdens die bijeenkomst worden methodes behandeld om tot het thema van een scriptie te komen. De student heeft al enige ervaring daarmee opgedaan, onder andere in de module Professional Communication Advanced en in de module Literatuuronderzoek.
45
Scriptiebegeleiding De scriptiebegeleiding door een docent bestaat uit het begeleiden van de student in het schrijven van de scriptie door te letten op: -
structuur
-
logica consistentie theoretische modellen taalgebruik lay-out aansluiting bij probleemstelling concrete resultaten consequenties van de invoering van het resultaat de strategische component
Beoordeling Bij de beoordeling van de scriptie zijn twee examinatoren betrokken, waarvan een de begeleider van deze scriptie is. Voordat een student zijn scriptie mag komen verdedigen vindt overleg plaats tussen de twee examinatoren om te bepalen of de scriptie voldoende kwaliteit bezit om verdedigd te kunnen worden. Het document scriptiebeoordeling is de basis voor deze beoordeling. Als het oordeel negatief is, krijgen de begeleider en de student een verbetervoorstel.
Verdediging van de scriptie Bij de verdediging van de scriptie zijn aanwezig: de student, de twee examinatoren en een vertegenwoordiger namens de organisatie van de student. De onderdelen van de verdediging zijn: een presentatie door de student, een gesprek, waarbij de student bevraagd wordt door de overige aanwezigen en de boordeling door de twee examinatoren. Van deze verdediging wordt een verslag gemaakt en in een beoordelingsformulier wordt het behaalde eindcijfer vermeld.
46
6.2.3
Scriptiebeoordelingsformulier Scriptiebeoordeling 2012
Naam student: Titel scriptie: Naam beoordelaar: Datum: 1. Lay-out 2. Aantal pagina's / woorden 3. Schrijfstijl en grammatica 4. Inhoudsopgave en literatuuroverzicht 5. Verzorging bijlagen gemiddeld subtotaal basispunten (wegingsfactor 1): 0,0 6. Vakrelatie, het integreren van de vakkennis op basis van specifieke competenties: B1: Analyseren B2: Adviseren B3: Ontwerpen B4: Realiseren B5: Beheren 7. Begrip en toepassing vakgebieden 8. Cultuur / structuur van het bedrijf vanuit de theorie beschreven 9. Onderbouwing stellingen / aannames 10. Probleemstelling en onderzoeksopzet vormen een consistent geheel 11. Keuze onderzoeksmethoden 12. Onderzoekstoepassing (uitvoering van de methode) 13. Diepgang onderzoek 14. Niveau en onderbouwing van conclusies 15. Niveau en onderbouwing van aanbevelingen 16. Gebruik van andere, relevante, informatiebronnen 17. Interpretatie van informatie 18. Zelfreflectie gemiddeld subtotaal verdiepingspunten (wegingsfactor 3): 0,0 19. Zeer originele (en kwalitatief juiste) benadering van het probleem 20. Hoge toegevoegde waarde vanuit het vakgebied voor het bedrijf 21. Sterke formulering van conclusies waarbij gedacht wordt vanuit het bedrijf 22. Leidt de scriptie, mogelijk, tot organisatieverandering 23. Reflectie van de stage gemiddeld subtotaal profileringspunten (wegingsfactor 2): 0,0 Totaalscore scriptie:
0,0
47
6.3
Externe publicaties
Criteria m.b.t. onderzoek
1. Probleem is
Commentaar
complex (breedte, diepte) relevant (gerelateerd aan beroepspraktijk) substantieel (belangwekkend, betekenisvol) (beroeps)domein relevant, praktijkrelevant actueel
**
2. Doel van het onderzoek
is geformuleerd in de beoogde effecten
is geformuleerd in verifieerbare uitkomsten
Commentaar
*
3. Probleemstelling:
Commentaar
in professionele context geplaatst (maatschappelijk, economisch, anderszins) analytisch beschreven (in deelproblemen en/of facetten) geoperationaliseerd naar centrale onderzoeksvraag
*
4. De centrale onderzoeksvraag
Commentaar
rechtstreeks afgeleid van de probleemstelling
gedifferentieerd in deelvragen
helder afgebakend en specifiek kernbegrippen zijn geoperationaliseerd in meetbare termen behandeling is haalbaar binnen beschikbare periode
** Commentaar 5. De onderzoeksopzet:
past bij centrale vraagstelling is logisch, is realistisch de oplossingsstrategie is gebaseerd op actuele theorieën en/of modellen bij opzet/strategie is gebruik gemaakt van actuele theorie
***
48
Commentaar
6. De onderzoeksmethode
uitgangspunten en vooronderstellingen zijn geëxpliciteerd de onderzoeksinstrumenten zijn betrouwbaar gebruik van een helder analysekader gebruik van standaard analyse (indien van toepassing) dataverwerking is correct uitgevoerd resultaten van dataverwerking zijn correct weergegeven gebruik van informatiebronnen is transparant afwezigheid van cirkel redenering onderzoeksmethode is repliceer baar
***
7. De onderzoeksuitkomst
Commentaar
is een antwoord op de onderzoeksvraag (indien van toepassing) meetbaar reproduceerbaar getoetst op bruikbaarheid mogelijke vervolgvragen worden geformuleerd
**
8. De onderzoeksopbrengst
Commentaar
is valide: niet ruimer dan de onderzoeksuitkomsten toelaten heeft de vorm van oplossingen, adviezen, aanbevelingen, (nieuwe) toepassingen en/of -zie de Inleiding- (nieuwe) inzichten en verklaringen.
**
9. Informatiebronnen
Commentaar
relevant in relatie tot de probleemstelling en vraagstelling (ba) actueel, wetenschappelijke en internationaal (ma)
*
49
Criteria m.b.t rapportage
10. Rapportage
Commentaar
format is zakelijk, helder en inzichtelijk informatie is volledig, zakelijk, correct en verifieerbaar reflectie op onderzoeksopzet, -planning en -opbrengst
Zie voorts toelichting op blz. 3.
Eindoordeel
onvoldoende / voldoende / goed / excellent
50