HANDLEIDING VOOR SCHRIFTELIJKE OPDRACHTEN IN DE MASTERSPECIALISATIE STAATS- EN BESTUURSRECHT 1. TIP 1: KOOP DE LEIDRAAD VOOR JURIDISCHE AUTEURS OF PRINT HEM UIT! In de masterspecialisatie staats- en bestuursrecht wordt bij vrijwel elk vak van u verlangd dat u schriftelijke werkstukken inlevert en soms wordt ook van u gevraagd een mondelinge presentatie te houden. Met deze Handleiding wordt beoogd u enige wenken te geven over het doen van het daarvoor benodigde onderzoek. Bij de becijfering van de stukken kijken de docenten weliswaar vooral naar de inhoud, maar ook de vorm telt mee. Uw schrijfstijl, maar ook de variatie binnen uw bronnengebruik en de grootte van het corpus geraadpleegde jurisprudentie en literatuur wegen mee bij de becijfering van de stukken. Ook over deze laatste punten geven we in deze handleiding enige aanwijzingen. Veel van wat in deze Handleiding staat is op andere plaatsen uitvoeriger beschreven. Het standaardwerk met schrijf- en taaltips is J. Renkema, Schrijfwijzer, Den Haag: SdU 2005. Een prima boekje met taaltips, toegesneden op juristen, is E. Tiggeler, Ars Aequi Taalgids voor juristen, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2007. Meer formele eisen die – vooral – aan het verwijzen naar juridische bronnen worden gesteld, zijn te vinden in Kluwers Leidraad voor juridische auteurs. In 2010 is hiervan een nieuwe editie verschenen, die op internet te vinden is:
Het is sterk aan te bevelen dit document uit te printen en in een aparte map te voegen. Het zal u zonder twijfel in de rest van uw studie, maar ook daarna, van pas komen. In deze Handleiding wordt een aantal keren verwezen naar de Leidraad, maar zij kan niet als vervanging daarvan worden beschouwd. 2. HET DOEN VAN ONDERZOEK 2.1. Het literatuur- en jurisprudentieonderzoek Veel literatuur- en jurisprudentieonderzoek kunt u via internet verrichten. Bedenk daarbij wel steeds wat de wetenschappelijke waarde is van de websites die u raadpleegt. Weet u van wie de tekst afkomstig is en wat is het gezag van de auteur? Via de website van de Leidse bibliotheek Rechtsgeleerdheid wordt veel wetenschappelijke informatie ontsloten. Onder “catalogi/databanken” vindt u de catalogi en databanken die u nodig zult hebben voor uw onderzoek. De belangrijkste zijn: U-CAT Algemene Catalogus Leiden, Digitale bibliotheek, Legal Intelligence, Opmaat, EUR-Lex en Kluwer Navigator. Onder laatstgenoemde databank zijn veel andere belangrijke databanken te vinden zoals: Data Juridica (voor het vinden van boeken en tijdschriftartikelen via trefwoord of auteur), de Nederlandse Jurisprudentie (NJ), Administratiefrechtelijke Beslissingen (AB) en Rechtspraak van de Week (RvdW). Voor het raadplegen van parlementaire stukken en wetgeving kunt u in Opmaat terecht. Daar kunt u ook terecht voor jurisprudentiebladen van de Sdu Uitgevers, zoals Jurisprudentie Bestuursrecht (JB)
en European Human Rights Cases (EHRC). In de Digitale Bibliotheek zijn naast databanken (o.a. krantenbank) ook belangrijke tijdschriften full text opgenomen, zoals Nederlands Juristenblad (NJB), Nederlands Tijdschrift voor Europees Recht (NTER) en Netherlands International Law Review. Ten slotte vindt u op de website van de juridische bibliotheek onder “Hulp nodig” aanwijzingen voor het doen van onderzoek. Veel bronnen zijn tevens full text op internet te vinden. Proefschriften, gepubliceerde artikelen en boekbijdragen worden de laatste jaren door de universiteit op internet gezet. De docenten van de afdeling staats- en bestuursrecht stellen vrijwel al hun publicaties ook op hun eigen medewerkerspagina digitaal beschikbaar. Andere belangrijke algemeen toegankelijke internetbronnen zijn: -
www.rechtspraak.nl (jurisprudentie) www.overheid.nl onder “officiële publicaties” (kamerstukken en publicaties in Staatsblad vanaf 1995 tot heden) www.parlement.nl (informatie over aanhangige wetgeving, alsmede doorlopende teksten van aanhangige wetgeving) http://echr.coe.int/echr/en/hudoc (Hudoc-database met jurisprudentie van het EHRM) http://curia.europa.eu (Curia-database met jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het Gerecht van eerste aanleg)
Tot op heden is niet alle relevante literatuur en jurisprudentie via internet te raadplegen. Sommige tijdschriften en veel boeken zijn alleen fysiek in de bibliotheek te verkrijgen. Deze vindt u doorgaans in de bibliotheek in het Kamerlingh Onnes Gebouw (KOG) of in de Universiteitsbibliotheek (UB). Indien u vragen heeft over de catalogi en databanken en het vinden van boeken of tijdschriften in de bibliotheek kunt u zich altijd wenden tot een van de bibliothecarissen. Enkele andere bibliotheken die relevant kunnen zijn voor uw onderzoek zijn de Koninklijke Bibliotheek en de bibliotheek in het Vredespaleis. De laatste beschikt over een grote collectie internationaal recht. Beide zijn gevestigd in Den Haag. 2.2 Methoden bij het zoeken naar literatuur en jurisprudentie Begin met een handboek Bent u met een onderwerp nog niet erg vertrouwd, bedenk dan dat de staats- en bestuursrechtelijke handboeken verreweg het beste vertrekpunt zijn. Hierin worden de verschillende leerstukken op hoofdlijnen weergegeven en verzandt u dus niet in details. Als het goed is bevatten deze ook verwijzingen naar de belangrijkste literatuur in tijdschriften. Raadpleegt u ook deze tijdschriften en eventueel de daarin opgenomen verwijzingen, dan heeft u al snel een vrij compleet beeld van de voor uw onderwerp relevante informatie. Daarmee is ook de kern weergegeven van de sneeuwbalmethode. U begint met een recent boek of tijdschriftartikel, zoekt literatuur op waarnaar dat boek of artikel verwijst en zo verder. Het kiezen van een van de handboeken als uitgangspunt heeft het voordeel dat u kennis kunt nemen van de context van het probleem dat aan de orde is. Echter, u dient zich te realiseren dat
boeken, zelfs losbladige edities, altijd enigszins achterlopen. Er wordt van u verwacht dat u de recente jurisprudentie (in AB, JB etc.) bekijkt, indien voor het onderwerp van belang. Leg in wetenschappelijke stukken uit hoe u dat jurisprudentieonderzoek heeft uitgevoerd. Heeft u alleen in bepaalde bladen gekeken, alleen naar uitspraken van bepaalde rechtscolleges, alleen in een bepaalde tijdsperiode en op welke trefwoorden heeft u gezocht? Zo kan de lezer beoordelen hoe volledig het onderzoek is geweest en hoe representatief de bevindingen zijn. Verder is er nog de googlemethode. Google, of een vergelijkbare algemene zoekmachine, kan u geschikte informatie opleveren, maar deze methode vergt soms veel tijd en u moet zelf selectief zijn. Soms krijgt uw zoekopdracht zoveel hits, dat het erg arbeidsintensief is om de geschikte link eruit te halen. Ook doet zoeken via google een groot beroep op uw eigen kritische vermogen om wetenschappelijk van niet-wetenschappelijk informatie te scheiden. Google kan wel handig zijn bij het vinden van Europees materiaal, in het bijzonder EU-wetgeving en –besluiten. Op de EUwebsite(s) is het niet altijd eenvoudig deze te vinden. Als u alleen de naam van het document kent of het documentnummer, kan het gebruik van google efficiënt zijn. Een juridische zoekmachine die ongeveer net zo werkt als google vormt Legal Intelligence. Deze zoekmachine is heel gebruiksvriendelijk en levert meer juridisch wetenschappelijke bronnen op dan google. Helaas kent ook Legal Intelligence zijn beperkingen. U vindt niet alle relevante literatuur, omdat bepaalde uitgevers (zoals Kluwer) niet al hun informatie via deze portal willen ontsluiten. Aanvullend onderzoek kunt u dan bijvoorbeeld doen via Kluwer Navigator. Hanteer verkregen informatie altijd kritisch. Een staats- of bestuursrechtelijk handboek heeft veel meer informatieve en wetenschappelijke waarde dan boekjes als Boom Basics. Een artikel van een medestudent in Novum heeft minder gezag dan een artikel van een gerenommeerd auteur in het Nederlands Juristenblad. Wees ook kritisch bij het gebruik van artikelen, scripties en andere bronnen die u van internet haalt. Een schriftelijk verslag van een lezing die een advocaat heeft gegeven over de aansprakelijkheid voor financiële toezichthouders, dat toevallig op internet is beland, heeft minder gezag dan een door een redactie goedgekeurd artikel over diezelfde materie in een bekend blad. Zeker niet alles wat op internet aan juridische informatie is te vinden, is even betrouwbaar. Let er ook op dat u steeds de laatste uitgave van een boek gebruikt. Indien u gebruik maakt van de bibliotheek van het KOG, dan zult u daar doorgaans de laatste druk kunnen vinden. 2.3 De werkwijze bij het verwerken van literatuur en jurisprudentie U wordt ongetwijfeld geconfronteerd met het probleem dat u een selectie moet maken uit alle informatie waarvan u kennis neemt. De ervaring leert dat velen deze selectie proberen uit te stellen tot het moment van schrijven. Dat is onverstandig, want wachten met het selecteren van informatie verplaatst vaak alleen maar het probleem. Bovendien kunt u niet te lang beslag leggen op literatuur en jurisprudentie die in de kasten van de bibliotheek staat. Wees sociaal en neem geen materiaal mee naar huis dat andere leden van uw groep ook nodig hebben. Kunt u desondanks niet aan een essentiële publicatie komen? U kunt altijd even bij de betrokken docent langs lopen om te kijken of hij/zij over een extra exemplaar beschikt.
Wij raden u aan om bij het lezen van uw materiaal de gegevens te noteren die u later nodig heeft voor uw betoog. Uw notities zullen alleen bruikbaar blijven bij een nauwgezette werkwijze. Dat wil het volgende zeggen. −
Lees nooit in het wilde weg. Probeer na een algemene oriëntatie op het onderwerp een probleemstelling te formuleren, het liefst in detailvragen, en noteer deze.
−
Ga dan het materiaal dat u gevonden heeft nauwkeurig lezen. Noteer alles dat u relevant acht voor uw probleemstelling, onder vermelding van de bron (en het paginanummer!) waaraan u het ontleent hebt. Vertrouw nooit teveel op uw geheugen.
−
Maak uw notities eventueel op losse vellen of kaartjes, zodat u het een en ander later op verschillende manieren kunt rangschikken.
−
Mocht u bij lezing van uw materiaal ontdekken dat uw probleemstelling onjuist, onvolledig of ongelukkig is, probeert u haar dan te herformuleren, aan te vullen of bij te stellen.
−
Noteer in ieder geval elk idee, elke suggestie of argumentatie die tijdens het lezen van uw materiaal bij u opkomt, liefst met vermelding van de passage die u daartoe gebracht heeft.
−
Ga niet eindeloos door met nieuwe zaken lezen. Veel opdrachten worden binnen een korte termijn gemaakt. Uit uw probleemstelling behoort een zekere begrenzing in uw materiaal voort te vloeien.
Het is mogelijk dat u bij of na het lezen van het materiaal tot de slotsom komt, dat de bedoeling van de opdracht u niet helemaal duidelijk is of dat u het probleem niet precies begrijpt. Ook kan het voorkomen dat u in onzekerheid verkeert of u inderdaad al de relevante jurisprudentie en/of literatuur gevonden heeft. Velen plegen min of meer uitvoerig overleg met hun medestudenten. Er bestaat geen bezwaar tegen enige samenspraak, maar er wordt wel van u verwacht dat u de opdracht zelf maakt. Het zelfstandig werken aan de schriftelijke opdrachten vormt dan ook een goede training. Bovendien dient u zich te realiseren dat uw medestudenten ook de wijsheid niet in pacht hebben. Het gebeurt niet zelden dat een ongelukkige of onjuiste gedachte van de één klakkeloos door anderen wordt overgenomen. Een enkele maal wordt juridisch advies van een deskundige buitenstaander ingewonnen. Dat wordt niet op prijs gesteld. U dient zich zelf kennis en vaardigheden eigen te maken. Het is iets anders wanneer u iemand aanspreekt voor wat feitelijke achtergrondinformatie of om te brainstormen over een onderwerp. Betoon echter ook daarbij de nodige reserve. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat u allerlei wetenschappers, advocaten of rechters gaat lastigvallen.
Mocht u werkelijk iets onduidelijk zijn, dan is uw docent er voor om dat probleem op te lossen. Dat geldt met name in het geval dat u van mening bent dat de opdracht multi-interpretabel is. Een tijdig gestelde vraag aan uw docent voorkomt ongelukken.
2.4 Het schrijven Na afsluiting van uw (eerste) literatuuronderzoek begint het schrijven. Stel dat moment niet te lang uit. Trek voor het schrijven zeker twee dagen uit. In het begin kost het veel tijd en moeite alles ordelijk op papier te krijgen. Het is zonde als veel moeite die u voor het literatuuronderzoek heeft gedaan, deels voor niets is geweest omdat u uw werkstuk in een veel te hoog tempo moet schrijven. Als u tijdig begint, kunt u er ook op een tijdig moment achterkomen dat toch nog wat gedetailleerder onderzoek naar een bepaald onderwerp nodig is. Begin nooit zomaar met schrijven. U vertelt niet lukraak een verhaal, u heeft wetenschappelijk onderzoek gedaan naar een bepaalde probleemstelling en doet daar verslag van. Stel van te voren aan de hand van uw probleemstelling en uw aantekeningen een plan van behandeling op. Maak daarna eerst een concept en vervolgens pas de definitieve versie. Het is handig om voetnoten direct uit te werken en de correcte verwijzing op te nemen. Dat voorkomt veel zoek- en corrigeerwerk achteraf. 3. DE OPBOUW, INHOUD EN VORM VAN HET WERKSTUK 3.1 Opbouw en inhoud Het is van groot belang dat uw betoog een heldere structuur bevat. Elk stuk begint met een inleiding, waarin het probleem of de vragen die in de opdracht vervat zijn, uiteen wordt gezet. Ga vervolgens in een middenstuk in logische volgorde op de verschillende kwesties in en eindig met een conclusie. De conclusie bevat geen nieuwe informatie. In dit opzicht verschilt een schriftelijke opdracht niet van uw bachelorscriptie, die eenzelfde opbouw heeft. U bent hierin – als het goed is – dus al getraind. Wanneer u in het betoog op een ander aspect van uw onderwerp overstapt, begint u met een nieuwe paragraaf, die bij voorkeur is voorzien van een tussenkopje. Binnen een paragraaf komen de verschillende aspecten van het onderwerp aan de orde in afzonderlijke alinea’s. Deze alinea’s moeten een inhoudelijk verband met elkaar hebben, maar worden typografisch van elkaar onderscheiden. Doe dit bij voorkeur door in te springen, niet door middel van een witregel. Met paragrafen en alinea’s brengt u dus zichtbaar structuur aan in de tekst. Voorbeeld 2.1 Fair trial Er moet sprake zijn van een ‘fair trial’ in de zin van artikel 6 EVRM. Als er sprake is van schending van dat fair trial-beginsel en de rechtszaak waarin de schending heeft plaatsgevonden een andere uitkomst zou hebben gehad indien die schending niet zou hebben plaatsgevonden, staat de aansprakelijkheid van de Staat vast.¹ Aansprakelijkheid van de overheid zal op grond van deze regeling niet snel worden aangenomen. Zelfs als de rechter evident in strijd met de wet handelt, moet nog worden vastgesteld of dit wel een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel oplevert, wil de overheid er ook daadwerkelijk voor aansprakelijk zijn.²
1
HR 18 maart 2005, NJ 2005, 201, m.n. EAA (Van Mechelen).
² ABRvS 26 april 2001, AB 2001, 348.
Neem verder de volgende aanwijzingen in acht: −
Spui niet alle gegevens die u verzameld hebt, maar alleen die welke voor uw betoog nodig zijn. Zo is de argumentatie in het stuk goed te volgen.
−
Geef opvattingen van een ander fair en correct weer en vermeld altijd de bron. Voorkom bijvoorbeeld dat u van een bepaalde opvatting een karikatuur maakt of dat u aan cherrypicking doet door alleen de uw welgevallige passages aan te halen, maar tegenargumenten onbesproken te laten.
−
Indien over een bepaald vraagpunt wetgever, rechtspraak en literatuur zich hebben uitgesproken, geef dan deze opvattingen weer. Besteed aandacht aan zowel voor- als tegenargumenten. Geef steeds duidelijk weer of u uw eigen mening geeft of een ander aan het woord laat.
−
Vermeld eerst de feiten (bijvoorbeeld de stand van de jurisprudentie), dan de opvattingen van anderen (bijvoorbeeld of deze jurisprudentie moet worden verlaten of moet worden genuanceerd) en formuleer pas daarna uw eigen mening. Zorg ervoor dat uw eigen mening goed te onderscheiden is van andere onderdelen van de tekst.
−
Vermijd kwalificaties wanneer u voor uw stelling geen bewijsmateriaal of argumenten kunt aanvoeren.
−
Schrijf de opdrachten voor een gemiddeld jurist die in het staats- en bestuursrecht goed thuis is en derhalve niet voor een specialist of leek, tenzij in de opdracht anders vermeld staat.
−
Realiseert u zich bij het schrijven dat u altijd voor iemand anders schrijft en nooit voor uzelf. Die ander moet het betoog kunnen begrijpen. Stel uzelf daarom voortdurend de vraag of u geen stappen in uw redenering overslaat, of u geen informatie vooronderstelt die een ander zonder meer niet heeft, enzovoorts.
3.2 Interpunctie Het hiervoor gezegde over de opbouw van het betoog moet niet zo worden opgevat als zou een werkstuk uit een opsomming van vragen en antwoorden bestaan. Verwacht wordt dat u een lopend verhaal schrijft, dat qua vorm aangepast is aan de opdracht. Als u gevraagd wordt om een noot te schrijven, probeer dan de vorm van de noot zoveel mogelijk te benaderen en maak er geen verhaaltje over een arrest van. Het verdient aanbeveling in overzichtelijke, niet te ingewikkelde en te lange zinnen te schrijven. Een goede interpunctie verhoogt de leesbaarheid van een stuk aanzienlijk. Gebruik die waar nodig om zinnen en zinsdelen te onderscheiden. Bedenk dat vraagtekens, uitroeptekens en puntjes niet
dienen om zich het formuleren van een mening te besparen. Ook een goed gebruik van alinea’s en kopjes kan de leesbaarheid van een stuk vergroten. U maakt het daarmee de lezer makkelijker om structuur te zien in uw betoog. Een juist gebruik van komma’s kan de leesbaarheid van een tekst zeer ten goede komen. Het belangrijkste uitgangspunt is dat een komma geplaatst wordt als er bij het voorlezen een duidelijke pauze hoorbaar is. Hoe langer de zin is, hoe meer behoefte er bestaat aan een rustpunt in de zin, en dus aan een komma. Vóór voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl kan meestal het best een komma worden geplaatst. Wees u ook bewust van het onderscheid tussen uitbreidende en beperkende bijzinnen. Voorbeeld * De collega’s, die ons nieuwe huis nog niet gezien hebben, komen vanavond eten. * De collega’s die ons nieuwe huis nog niet gezien hebben, komen vanavond eten.
In de eerste zin gaat hebben alle collega’s het nieuwe huis nog niet gezien, in de tweede zin gaat het over een specifieke groep collega’s.
3.3 Correct taalgebruik Besteed aandacht aan zorgvuldig taalgebruik, waaronder een foutloze spelling. Taalfouten leiden de aandacht af van de inhoud en maken het vaak lastig om de redenering goed te volgen. Te veel taal- en typefouten leiden tot een lager cijfer. Let op d’s en t’s bij de werkwoordsvormen (bijv. ‘De Hoge Raad heeft bepaald (…)).Gebruik ook de juiste verwijzende voornaamwoorden (bijv. ‘het antwoord, dat (niet: “die”) de minister gaf’). Indien taal niet uw sterkste punt is, is het aan te bevelen uw werkstuk na voltooiing te laten lezen door een ander, zodat deze kan controleren of de zinnen goed lopen en het stuk geen taalfouten meer bevat. Wanneer u niet zeker weet of een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is, kijk dit dan na in een woordenboek (of op http://woordenlijst.org/). Wees zorgvuldig met het gebruik van geslachtsaanduidingen. Mannelijk: de Hoge Raad, de Raad van State, de Staat. Vrouwelijk: de commissie, de overheid, de partij, de rechtbank, de regering, de vennootschap. Onzijdig: het bestuur, het college, het Hof; een onzijdig woord krijgt een mannelijke bezittelijke voornaamwoord: het Hof en zijn uitspraak. Voorbeeld “Het EHRM deed uitspraak in de zaak Salduz. Zij oordeelde daarin (…)” (onjuist) “Het EHRM deed uitspraak in de zaak Salduz. Het oordeelde daarin (…)” (juist)
U gebruikt geen afkortingen, behalve in de voetnoten. Afkortingen maken een tekst onplezierig om te lezen. Zie paragraaf 7 voor meer aanwijzingen. 3.4 Het gebruik van noten Noten dienen in de eerste plaats ter verantwoording van hetgeen u schrijft. Gebruik ze daarom steeds wanneer u expliciet verwijst naar rechtspraak of literatuur zonder de vindplaats in de hoofdtekst te vermelden. Gebruik voetnoten en geen eindnoten. Voorbeeld 1 Hoofdtekst: “Zoals de Hoge Raad in 2004 besliste (…). ” 1 Noot: HR 28 mei 2004, NJ 2005, 392, m.nt. JBMV. Voorbeeld 2 Hoofdtekst: “Gerards is echter van mening dat (…). ” 2
Noot: J.H. Gerards, ‘Het evenredigheidsbeginsel van art. 3:4 lid 2 Awb en het Europese recht’, in: T. Barkhuysen, W. den Ouden & E. Steyger (red.), Europees recht effectueren, Deventer: Kluwer 2006, p. 179.
Plaats de noot bij voorkeur aan het eind van de zin en na het leesteken. Plaats de noot direct na een naam (of bijvoorbeeld een rechterlijke instantie) in een opsomming. Voorbeeld Hoofdtekst: “Gerards¹ is echter, net als Holtmaat,² van mening dat (…).”
Feiten die van algemene bekendheid zijn, hoeft u uiteraard niet te verantwoorden. Betreft het geen specifieke mening van een bepaalde auteur, maar een mening van velen, vermeld dan wel de belangrijkste bewijsplaatsen. Er is immers ook een afwijkend standpunt denkbaar. Voorbeeld 3 Hoofdtekst: “Gaat men er vanuit dat het arrest ook de situatie bestrijkt dat (…). ” Noot:
3
Dit wordt door de meeste schrijvers aangenomen. Zie bijv. M.W. Scheltema & M. Scheltema,
Gemeenschappelijk recht, Deventer: Kluwer 2008, p. 363 en N. Verheij, ‘Overheidsaansprakelijkheid in de Awb. Vragen voor de wetgever’, O&A 2002, p. 122.
Noten kunnen soms dienen ter toelichting of aanvulling op de hoofdtekst. Probeer dit soort noten echter zoveel mogelijk te vermijden. Houd ze, indien al noodzakelijk, in ieder geval zo kort mogelijk. Bedenk dat iedere noot voor de lezer een onderbreking bij het lezen van de hoofdtekst vormt. Vuistregel voor de bepaling van wat er in de hoofdtekst en wat in de voetnoot moet komen: de hoofdtekst moet een logisch en sluitend geheel vormen ook zonder dat men de voetnoot leest. Presenteer nooit iets als uw eigen idee als een ander dit al op schrift heeft gezet. Dat geldt ook als u te goeder trouw en volledig op eigen kracht op dat idee gekomen bent, maar achteraf tot de ontdekking komt dat een andere schrijver u voor is geweest. Het is dan toch het idee van die ander; u kunt natuurlijk wel uitleggen waarom u het daarmee eens bent. Vermeld nooit bronnen die u niet zelf geraadpleegd hebt. Ook andere schrijvers kunnen fouten maken bij het weergeven van inhoud of vindplaats! Gebruik zoveel mogelijk primaire bronnen. Als u schrijft dat uit de parlementaire geschiedenis een bepaalde visie blijkt, verwijs dan naar die parlementaire stukken (en bijvoorbeeld niet naar een artikel waarin een auteur dat heeft gezegd). 3.5 Citeren Citeren is gewenst wanneer door de weergave in uw eigen woorden iets belangrijks verloren zou gaan. Wees zuinig met citaten; beperk een citaat tot hetgeen voor het begrijpen van de relevante rechtsvraag essentieel is. Leg vervolgens aan de lezer uit wat uit het citaat blijkt of waarom u het citaat belangrijk vindt. Plaats citaten steeds tussen aanhalingstekens en vermeld de vindplaats. Denk eraan: áls u citeert dan moet dat volstrekt letterlijk zijn. Het staat erg slordig wanneer u een bepaald wetsartikel of een passage uit een arrest citeert maar daar fouten in zijn geslopen. Een ‘belanghebbende’ is iemand die rechtstreeks bij een besluit is betrokken (art. 1:2 Awb), niet iemand die rechtstreeks door een besluit wordt getroffen. Onjuist citeren doet ook afbreuk aan de betrouwbaarheid van uw betoog. Als niet het hele citaat relevant is, dient u in uw tekst aan te geven waar u woorden of zinsdelen hebt weggelaten of toegevoegd. Neem het volgende citaat, afkomstig uit een arrest van het Hof van Justitie: ‘Zoals de commissie en de Nederlandse regering terecht hebben opgemerkt, mag een ondernemer die zijn produktie gedurende een zekere tijd vrijwillig heeft gestaakt, niet verwachten dat hij die produktie
op dezelfde voorwaarden als voorheen zal kunnen hervatten, of dat eventueel in tussentijd vastgestelde markt- of structuurpolitieke regels voor hem niet zullen gelden.’
De woorden voor de komma in de eerste regel voegen weinig toe aan de inhoud en zou u kunnen weglaten. De kern van het citaat kunt u als volgt met rechte haken [] weergeven, om aan te geven waar u zelf in de tekst hebt ingegrepen: ‘[E]en ondernemer die zijn produktie gedurende een zekere tijd vrijwillig heeft gestaakt, [mag] niet verwachten dat hij die produktie op dezelfde voorwaarden als voorheen zal kunnen hervatten, of dat eventueel in tussentijd vastgestelde markt- of structuurpolitieke regels voor hem niet zullen gelden.’
Soms is herschrijven niet nodig, maar bevat de tekst wel voor uw betoog niet relevante informatie. Voorbeeld: ‘De Afdeling overweegt verder dat de beslissing van verweerders op het aanvullend verzoek om vergoeding van beweerdelijk geleden schade als gevolg van de aanwijzing van het betrokken gebied als grondwaterbeschermingsgebied, dat niet is gebaseerd op een specifieke wettelijke grondslag, valt aan te merken als een besluit in de zin van art. 1:3 Awb.’
In dit geval komt het ‘beletselteken’ (…) van pas en wordt de zin als volgt: ‘De Afdeling overweegt verder dat de beslissing van verweerders op het aanvullend verzoek om vergoeding van beweerdelijk geleden schade (…), dat niet is gebaseerd op een specifieke wettelijke grondslag, valt aan te merken als een besluit in de zin van art. 1:3 Awb.’
Wenst u een bepaald zinsdeel te benadrukken, dan kunt u dit cursiveren, maar het moet de lezer dan wel duidelijk zijn dat deze cursivering van u afkomstig is. Voeg aan het eind van het citaat dan ‘(mijn curs. – xx)’ toe, waarbij op de plek van de ‘xx’ uw initialen komen te staan. Als u Jan van der Plas heet, derhalve als volgt: Voorbeeld: De Hoge Raad stelde dat ‘(…) het achteraf ongefundeerd blijken van de aanvankelijke rechtvaardigingsgrond voor het politieoptreden dat optreden voor zover het schade toebracht onrechtmatig doet zijn (…)’ (mijn curs. – JvdP).
Staat in het stuk dat u citeert reeds een cursivering, dan kunt u dit er, om verwarring te voorkomen, tussen haken bij zetten: ‘(cursivering in het origineel)’. Verkort citeren Als een artikel al eens in uw stuk is aangehaald, is het niet nodig om bij een verwijzing naar datzelfde artikel nog eens de hele titelbeschrijving te laten volgen. U kunt dan volstaan met een verkorte citeerwijze. Voorbeeld: ¹ J.P. Loof, Mensenrechten en staatsveiligheid: verenigbare grootheden? (diss. Leiden), Nijmegen: Wolff 2005, p. 287.
² Loof 2005, p. 289. ³ Loof 2005, p. 490.
In de noten 2 en 3 is het niet nodig en zelfs ongewenst om dezelfde titel nog eens te herhalen. U kunt er ook voor kiezen in het hele artikel verkort te citeren en dus telkens – ook in noot 1 zoals hierboven – ‘Loof 2005’ te schrijven. 4. HET VERWIJZEN NAAR BRONNEN Om de lezer in staat te stellen de door u gebruikte bronnen snel na te gaan, is het noodzakelijk dat u naar die bronnen verwijst. Dat doet u in een voetnoot. U moet niet alleen in het algemeen naar een boek of artikel verwijzen, maar heel precies aangeven op welke bladzijden een bepaald citaat of een bepaalde gedachtegang is te vinden. Let op: sommige boeken en de losbladige werken kennen nummers; in dat geval verwijst u bij voorkeur naar het nummer. In full text weergegeven artikelen of boeken in de digitale bibliotheek staan veelal geen bladzijdennummers opgenomen. U dient dan zo te verwijzen dat de lezer de passage waarnaar u verwijst vlot zal kunnen vinden in de digitale bron. Verwijs in dat geval bijvoorbeeld naar paragraafnummers of randnummers. HOE MOET U VERWIJZEN? De Leidraad voor juridische auteurs houdt voor verschillende bronnen de volgende regels aan: Boeken − voorletter(s) auteur, achternaam auteur (bij meer dan drie auteurs eerste auteur − vermelden gevolgd door e.a.), gevolgd door een komma − titel (cursief), beginnen met een hoofdletter; de eventuele subtitel behoort tot de titel: met een punt scheiden van de hoofdtitel en eveneens beginnend met een hoofdletter; geheel gevolgd door een komma − plaatsnaam, gevolgd door een dubbele punt − naam van de uitgever − jaartal − bladzijde − punt Voorbeeld: L.J.A. Damen e.a. (red.), Bestuursrecht I. Systeem, bevoegdheidsuitoefening, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2003, p. 279.
Proefschriften, oraties − zie onder boeken − vermeld achter de titel tussen haakjes: oratie + plaats of diss.+ plaats. Voorbeeld: M.L. van Emmerik, Schadevergoeding bij schending van mensenrechten. De rechtspraktijk onder het EVRM vergeleken met die van Nederland (diss. Leiden), Leiden: Stichting NJCM-Boekerij 1997.
Let op: Amsterdam heeft twee universiteiten, de VU en de UVA. U moet aangeven om welke universiteit het gaat. De druk (2e druk etc.) wordt niet in de titelbeschrijving opgenomen, omdat het jaartal voldoende informatie geeft over de gebruikte versie. Preadviezen Voeg de vereniging toe waarvoor het preadvies werd geschreven. Voorbeeld: L.J.J. Rogier, Bestuursrechtelijke aanpak van criminaliteit en terrorisme, Preadvies VAR, VAR-reeks 139, Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2008, p. 44.
Feestbundels Voeg toe aan wie de feestbundel werd opgedragen. Voorbeeld: J.E.M. Polak, ‘Het EVRM en de vordering op grond van onrechtmatige overheidsdaad’, in: T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik & J.P. Loof (red.), Geschakeld recht. Verdere studies over Europese grondrechten ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van E.A. Alkema (Alkema-bundel), Deventer: Kluwer, 2009, p. 425.
Boeken met verkorte citeertitels Sommige boeken hebben een door de schrijver of uitgever aanbevolen verkorte citeertitel, korter dan de officiële titel. Die citeertitel is doorgaans op een van de eerste bladzijden van het boek te vinden. Die titel kunt u aanhouden. Voorbeeld: Asser-Hartkamp III, 1994, no. 82
Let op: bij buitenlandse boeken dient u net zoals bij Nederlandse boeken ook de naam van de uitgever te vermelden. Dat maakt een boek iets gemakkelijker op te zoeken. Tijdschriftartikelen − voorletter(s) en achternaam auteur, gevolgd door een komma − titel van het artikel tussen aanhalingstekens, gevolgd door een komma − titel tijdschrift (cursief) of de gebruikelijke afkorting − jaar, gevolgd door komma − bladzijde Voorbeeld: J.H.A. van der Grinten, ‘Het samenhangcriterium van Kuijpers/Valkenswaard’, O&A 2008, p. 226 e.v.
Als de nummering van het blad niet doorloopt voor de gehele jaargang: afleveringsnummer na streepje achter jaartal. Kamerstukken
Standaard als volgt: Kamerstukken II 2006/07, 26 849, nr. 3, p. 8. Bij Handelingen: Handelingen I 2003/04, 27, p. 1465. Eventueel kunt u na de aanduiding van de pagina tussen haken het soort kamerstuk vermelden, bijvoorbeeld ‘(MvT)’. Zie de Leidraad voor juridische auteurs voor meer afkortingen. Losbladigen Losbladigen hebben doorgaans een aanbevolen verkorte citeertitel. Sluit in beginsel aan bij deze aanbevolen citeerwijze. Zo worden de bijdragen in de losbladige Schadevergoeding aangehaald als bijv.: Schadevergoeding (Lindenbergh), Inleiding, aant. 5. Paginanummers worden bij deze losbladige dus niet vermeld. Zie voor meer details de Leidraad voor juridische auteurs. Elektronische bronnen Zie voor het verwijzen naar bronnen op het World Wide Web (www) par. 2.2.17 van de Leidraad voor juridische auteurs. Jurisprudentie Vermeld datum, vindplaats en (indien van toepassing) de initialen van de annotator, alsmede de naam van het arrest, indien dat bekend is. De naam van de vindplaats van het arrest (zoals NJ, AB, JB) wordt cursief geschreven; de naam van het arrest zelf ook. Voorbeeld: HR 7 mei 2004, NJ 2006, 281, m.nt. Jac. Hijma (Duwbak Linda).
Indien het arrest nog niet is verschenen in een van de jurisprudentietijdschriften, dan vermeldt u de LJN-vindplaats (Landelijk Jurisprudentie Nummer), zoals vermeld in www.rechtspraak.nl (bijv. ABRvS 8 april 2009, LJN BI0424). Schrijf de datum altijd uit, dus niet ’ABRvS 08.04.09’. Soms verschijnen uitspraken niet op LJN, maar wel op websites van bijzondere rechtsprekende organen, zoals www.raadvanstate.nl. Vermeld in dat geval het zaaknummer (meestal een getal met tien cijfers en één schuine streep), dus als volgt: ABRvS 18 mei 2000, zaaknr. 200406260/1. Vermeld bij rechtspraak van het EHRM de datum, het klachtnummer (‘application number’) en de naam van de zaak: EHRM 24 november 2005, appl.no. 49429/99 (Capital Bank AD t. Bulgarije). Is de zaak in een Nederlands jurisprudentietijdschrift gepubliceerd, laat dan het klachtnummer achterwege, dus als volgt: EHRM 6 april 2010, EHRC 2010, 65, m.nt. Nieuwenhuis (Jokitapaile t. Finland). Rechtspraak van het Hof van Justitie: HvJ EU 26 januari 2010, AB 2010, 47 (Transportes Urbanos/Administración del Estado). Is het arrest niet in een Nederlands tijdschrift gepubliceerd, dan als volgt: HvJ EG 10 juli 2003, zaak C-472/00P, Jur. 2003, p. I-7451 (Fresh Marine). Let erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (juiste afkorting: ABRvS) nog maar sinds 1 januari 1994 bestaat. Voor die tijd was er de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (ARRvS) en de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State (AGRvS). Hoed u er in dit verband voor om in uw hoofdtekst al te gemakkelijk over ‘de Afdeling’ te spreken. Als u over ‘de bestuursrechter’ schrijft, dan doelt u in beginsel op alle bestuursrechters (dus zowel die bij de rechtbanken, de CRvB, de ABRvS als het Cbb zitten).
Formatted: Dutch (Netherlands)
Zie de Leidraad voor meer details.
5. BEOORDELINGSCRITERIA De schriftelijke stukken worden beoordeeld op de volgende punten: Inleiding Moet bevatten: − een belangstelling opwekkende introductie van het onderwerp − een heldere probleemstelling − een aanduiding van de keuzen die zijn gemaakt of beperkingen die zijn aangebracht − een plan van aanpak en verantwoording van de onderzoeksmethoden (dus een uitleg hoe onderzoek is gedaan). Opbouw − De probleemstelling vormt een duidelijke rode draad door het gehele paper. − Er is een overzichtelijke indeling in paragrafen en subparagrafen (inleiding, middendeel, conclusie). − Alle paragrafen gaan in op een duidelijke, goed omschreven deelvraag, die bijdraagt aan beantwoording van de probleemstelling. − De tekst is in balans – aan alle argumenten wordt voldoende aandacht besteed. − De conclusie bevat geen nieuwe argumenten en sluit goed aan op de inleiding en de argumentatie; in de conclusie wordt duidelijk antwoord gegeven op de probleemstelling. Argumentatie − Iedere (sub)paragraaf bevat een doorzichtige argumentatie. − De argumentatie is juridisch correct. − De gebruikte argumentatie bevat geen ongeldige of ondeugdelijke redeneringen. − De argumentatie wordt ondersteund met voldoende feiten, voorbeelden en verwijzingen naar relevante literatuur, wetgeving, kamerstukken of jurisprudentie. Bronverwijzingen, taal, stijl en afwerking − Er is gekozen voor een consequente verwijsmethode (na eerste maal volledig verwijzen steeds verkort verwijzen of steeds verkort verwijzen en literatuurlijst opnemen, zie 3.5). − De bronverwijzingen hebben vorm gekregen conform de Leidraad voor juridische auteurs. − Bij verkort verwijzen: de literatuurlijst is opgemaakt conform de Leidraad voor juridische auteurs. − Er staan geen taal- of spelfouten in de tekst. − De paragraafkopjes zijn zinvol en begrijpelijk. − Er is gebruik gemaakt van een goede schrijfstijl: geen vage en abstracte formuleringen of overmatig lange zinnen; eenheid van tijd (geen tegenwoordige tijd en verleden tijd door elkaar); geen stijlbreuken (formeel en populair taalgebruik door elkaar heen).
−
De tekst is netjes opgemaakt en afgewerkt: consequent gebruik van vet, cursief en inspringen; overal hetzelfde lettertype; consequente nummering van paragraafnummers.
6. LIJST AFKORTINGEN VAN TIJDSCHRIFTEN Zie voor de wijze waarop de verschillende tijdschriften plegen te worden afgekort par. 6.6.2 van de Leidraad voor juridische auteurs van Kluwer (Lijst van veelkomende afkortingen en schrijfwijzen; Tijdschriften en andere publicatiebronnen). Voorbeelden AA AB EHRC Gst. JB NJ NJB NTB NTER O&A RMThemis 7.
Ars Aequi Administratiefrechtelijke beslissingen European Human Rights Cases Gemeentestem Jurisprudentie bestuursrecht Nederlandse Jurisprudentie Nederlands juristenblad Nederlands tijdschrift bestuursrecht Nederlands tijdschrift voor Europees recht Overheid & Aansprakelijkheid Rechtsgeleerd Magazijn Themis
TAALTIPS
Onderstaande taaladviezen geven een overzicht van enige veel gemaakte taal- en stijlfouten. Daarbij worden verschillende suggestie voor verbetering gedaan. Ziet u dat u veel van deze fouten maakt, of komen de aanwijzingen u onvoldoende bekend voor, overweeg dan een cursus te volgen. Arresten, uitspraken De Hoge Raad, de gerechtshoven, en de communautaire rechters wijzen arresten. De sectoren civiel en strafrecht van een rechtbank wijzen vonnissen. Bij het EHRM kan je spreken van arresten of uitspraken. De Afdeling bestuursrechtspraak, andere hoge bestuursrechters en de lagere bestuursrechters doen alleen uitspraken. Arresten van de ABRvS bestaan dus niet. Engelse ziekte Veel Nederlanders lijden aan de Engelse ziekte en plaatsen veelvuldig overbodige spaties tussen woordsamenstellingen (‘tentamen periode’, ‘voorbeeld functie’). In het Nederlands worden deze woorden aaneengeschreven. Deze fout leidt soms tot storende betekenisverschillen. Gelijke behandelingswetgeving is gelijke wetgeving en sociale zekerheidswetgeving is sociale wetgeving; beide zijn dus fout. Gelijkebehandelingswetgeving is wetgeving over gelijke behandeling en dus goed, net als socialezekerheidswetgeving. Er/om Wees zuinig met ‘er’ en ‘om’. De meeste ommen zijn weg te gommen! Getallen
Getallen van één tot en met twintig en hele tientallen tot en met honderd worden uitgeschreven: ‘Met deze twee uitspraken maakte de Afdeling duidelijk dat zij haar jurisprudentielijn van de twintig jaar daarvoor had verlaten.’ Maar: par. 2, hoofdstuk 3, art. 4. Het feit dat Vermijd ‘het feit dat’-constructies. Bijvoorbeeld: Ondanks het feit dat > hoewel Vanwege het feit dat > omdat Jaren Het is ‘de jaren zestig/zeventig’. Ook goed is ‘de jaren 60’. Niet goed is: ‘de jaren ‘60’. Er komt geen apostrof vóór 60, want een apostrof duidt erop dat iets wordt weggelaten, maar niemand zegt ‘de jaren negentienzestig’. U zult vaak jurisprudentie moeten bestuderen uit de jaren 80-90. Het is daarbij niet noodzakelijk om telkens te spreken van ‘de jaren 80 van de vorige eeuw’. Dat spreekt meestal voor zich. Verduidelijking is alleen geboden als verwarring kan ontstaan. Leestekens Gebruik alleen bij hoge uitzondering uitroeptekens. Maak geen overmatig gebruik van komma’s. Dus niet: ‘Allereerst moet nog worden vermeld dat een eerste voorwaarde, om voor vergoeding van schade in aanmerking te komen, is, dat degene die het verzoek indient belanghebbende is.’ In deze zin kunnen zelfs alle komma’s weg, zonder dat dit ten koste gaat van de leesbaarheid.
Leg uit − ‘Een belangrijke kanttekening is …’ > Waarom ‘belangrijk’? En trouwens: als u tien keer iets in uw stuk ‘belangrijk’ noemt, dan is zo’n term aan inflatie onderhevig. Laat hem dan weg. − ‘Van groot belang is nu …’ > Leg in elk geval uit waarom dit van zo groot belang is. − ‘Het is vaste rechtspraak dat…’ > Verwijs naar deze vaste rechtspraak.
Register Gebruik het juiste register in uw stuk. Als u een ‘gewoon’ werkstuk schrijft, vermijd dan zinnen als ‘In het kader van het mastervak overheidsaansprakelijkheid is mij gevraagd een werkstuk te schrijven over de vraag wanneer de overheid aansprakelijk is voor vernietigde beschikkingen. Ik schrijf deze paper als eerste in een reeks van vijf.’ Deze informatie is bekend en irrelevant. Wordt u gevraagd juist een bepaalde rol op u te nemen, pas daar dan ook uw stijl op aan. In een advies aan de minister kan een zin als de volgende juist zeer gebruikelijk zijn: ‘Naar aanleiding van het verzoek van de minister van LNV d.d. 2 juli 2007 wil ik in dit advies enige juridische kanttekeningen plaatsen bij het kabinetsbesluit tot het invoeren van een verbod op het vissen van kokkels in de Waddenzee.’ Afhankelijk van de opdracht zult u ook rekening moeten houden met de mate waarin u naar bronnen verwijst. De minister heeft geen zin eerst een uitvoerig overzicht te lezen van de
geschiedenis van onrechtmatige overheidsdaad en wil niet worden vermoeid met een stortvloed aan voetnoten. In een ‘gewoon’ werkstuk is het wel gebruikelijk dat u uitvoerig(er) verantwoordt waarom u een bepaalde stelling betrekt. Zie over de juiste wijze van citeren in noten bij uitspraken en arresten de bekende jurisprudentiebladen. Tussenkopjes − beginnen bij 1 en niet bij 0 − worden vet dan wel cursief gezet − zijn kort en kernachtig (zij maken in een oogopslag duidelijk wat de structuur van de tekst is) − zijn niet te vaag (‘In het algemeen’, ‘Losse opmerkingen’) − worden nooit gevolgd door een punt − worden nooit voorafgegaan door een paragraafteken (Dus niet: ‘§ 2.1. De bevoegdheid van de civiele rechter’). Vermijd archaïsch taalgebruik ‘Wat van dit alles zij, in het begin van de jaren zestig, en dat in méér ‘inrichtingswetten’ en zulks ook nadien in andere soortgelijke wetgeving, is een rechtspolitieke keuze gemaakt voor financiële compensatie indien één burger ten gevolge van wettelijke voorschriften, vooral dus dezulke die inmenging betekenen op grond van het algemeen belang in de sfeer van eigendom en gebruik van onroerende zaken, abnormaal en speciaal in zijn belang wordt getroffen (…).’ (P.C.E. van Wijmen, ‘Art. 49 WRO vernieuwd?’, O&A 2002, p. 68; deze zin is ook een mooi voorbeeld van een andere tip: maak uw zinnen niet te lang.) Vermijd ook woorden als ‘daarenboven’ (beter: ‘bovendien’), ‘in dier voege’, ‘mitsdien’, ‘alsdan’ (‘dan’), ‘welke’ (‘De veranderingen welke sinds 1920 hebben plaatsgevonden (…).’ > ‘die hebben plaatsgevonden’). Gebruikt u wel een archaïsche uitdrukking, doe dit dan goed. Het is te allen tijde, ten enenmale. Vermijd indien mogelijk de passieve vorm Zinnen die lijdelijk zijn geformuleerd, zijn vaak lastiger te lezen dan actieve zinnen. In een actieve tekst komt de inhoud van uw boodschap beter over. Dus niet: ‘Eerst zal een uitleg gegeven worden over de schadevergoeding naar huidig recht die bij soorten overheidsoptreden kan ontstaan. Daarna worden de knelpunten weergegeven om vervolgens de veranderingen neer te zetten die tot stand zouden komen wanneer het Voorontwerp tot wet zou worden verheven. Afgesloten wordt met enkele kritische kanttekeningen.’ Verzin een alternatieve constructie (bijv. paragraaf 1 zet de schadevergoeding naar huidig recht uiteen (…)). De ik-vorm is niet verboden. Vermijd overbodig of nietszeggend taalgebruik − ‘Ik sluit af met een conclusie’ > Dat is nogal wiedes. − ‘De Hoge Raad heeft in het Volkel-arrest bepaald dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de handelingen van de Staat geacht moeten worden te strekken tot behartiging van het algemeen belang’ > ‘Als uitgangspunt heeft te gelden’ kan weg. − ‘Wanneer de overheid in de samenleving rechtshandelingen verricht, waaronder besluiten, heeft dat gevolgen voor individuele burgers.’ > Dit zegt niet zoveel, want de meeste rechtshandelingen van de overheid hebben gevolgen voor individuele burgers.
−
‘De belanghebbende burger klaagt over onrechtmatige overheidsbesluiten omdat deze hem schade hebben toegebracht. Zodoende wordt schadevergoeding gevorderd. Het leerstuk uit het burgerlijke recht betreffende onrechtmatige overheidsdaad, art. 6:162, staat hierbij in het middelpunt van de aandacht.’ > Heel veel woorden om duidelijk te maken dat burgers voor schade door onrechtmatige overheidsbesluiten ex art. 6:162 BW om schadevergoeding kunnen vragen.
Vermijd spreektaal ‘Indien we het hebben over de aansprakelijkheid van de overheid voor wetgeving voel je al aan dat de scheiding der machten in het geding is.’ ‘Heeft de Hoge Raad een goede uitspraak gedaan? Ik vind zelf van niet.’ Vermijd telegramstijl Dus niet ‘zie noot Schlössels bij uitspraak’. Werkwoord Een zin die luidt “Vragen die moeilijk te beantwoorden zijn.” is niet erg mooi en grammaticaal incorrect. De lezer verwacht hierna nog iets: wat is er precies met dit soort vragen aan de hand? Enkele veel voorkomende taalfouten Advocaat-Generaal > advocaat-generaal (wel: de A-G) appelabel > appellabel bestuursrechterlijk > bestuursrechtelijk (en dus ook civielrechtelijk) bij deze > bij dezen burgelijke rechter > burgerlijke rechter burgermeester > burgemeester Commissie Roelvink > Commissie-Roelvink De Commissie-Roelvink en zijn rapport > De Commissie-Roelvink en haar rapport Enschedé > Enschede Europees Hof van de Rechten voor de Mens > Europees Hof voor de rechten van de mens geenzins > geenszins Gemeente, Provincie > gemeente, provincie Groningen/Raadgever > Groningen/Raatgever hij gaat ervanuit > hij gaat ervan uit in de jaren ’60 > in de jaren 60, in de jaren zestig Memorie van Toelichting > memorie van toelichting Ministerie van Buitenlandse Zaken > ministerie van Buitenlandse Zaken De Minister heeft gisteren verklaard > de minister heeft gisteren verklaard De minister van Buitenlandse Zaken > De Minister van Buitenlandse Zaken nadeelscompensatie > nadeelcompensatie ondanks dat > hoewel, ofschoon onrechtmatige daadsactie > onrechtmatigedaadsactie Openbaar ministerie > Openbaar Ministerie paragraven > paragrafen rechtsspraak > rechtspraak Toen zij dit arrest wees > Toen hij dit arrest wees; de Hoge Raad is een man!
tenslotte = per slot van rekening ten slotte = tot slot Tweede kamer > Tweede Kamer Zie voor meer taaltips de onder 1 genoemde Schrijfwijzer en gids van Tiggeler. 8. PLAGIAAT Helaas is het nodig in deze handleiding tot slot enige woorden te wijden aan plagiaat. In het verleden hebben we in de masterspecialisatie herhaaldelijk studenten op plagiaat moeten betrappen. Opdrachten die op blackboard worden ingeleverd, worden door een computerprogramma geanalyseerd op hun overeenkomsten met stukken die op internet staan of die door andere studenten in een vak eerder zijn ingeleverd. Wees niet dom en ga ook in tijdnood niet over tot deze stomste van alle noodgrepen. Voor wetenschappers vormt plagiaat fraude. De auteur presenteert een tekst van zichzelf, terwijl hij of zij deze passage van een andere auteur heeft ‘gejat’. Uw universitaire titel is een bewijs dat u zelfstandig onderzoek kan doen en zelfstandig kan redeneren. Plagiaat brengt de geloofwaardigheid van onze cijfers en onze opleiding in gevaar en daarom zijn de sancties die hierop staan bijzonder zwaar: als zwaarste sanctie kunt u gedurende één jaar van deelname aan alle tentamens worden uitgesloten. Hieronder zijn enkele relevante passages opgenomen uit de REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN UNIVERSITEIT LEIDEN. Plagiaat In het algemeen wordt onder plagiaat verstaan dat je woorden, gedachten, analyses, redeneringen, afbeeldingen, technieken, computerprogramma’s enz. die van een ander afkomstig zijn bedoeld of onbedoeld presenteert als eigen werk. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan ‘knippen en plakken’; de meeste studenten zullen nog wel begrijpen dat dat niet mag zonder erbij te vermelden van wie het materiaal afkomstig is. Maar ook het parafraseren van andermans teksten, bijvoorbeeld door enkele woorden te vervangen door synoniemen en een paar zinnen te verwisselen is plagiaat. Zelfs als je een redenering of analyse van een ander in eigen woorden navertelt zonder daaraan iets nieuws toe te voegen, kan er sprake zijn van plagiaat; je doet het dan immers voorkomen alsof je de redenering zelf hebt bedacht, terwijl dat niet waar is. Dat geldt nog steeds als je stukjes van het werk van verschillende auteurs bij elkaar brengt zonder te vermelden waar deze vandaan zijn gekomen. Citeren Plagiaat is in elk geval een schending van de intellectuele eigendom van een ander. Natuurlijk wordt in iedere discipline voortgebouwd op kennis en inzichten die eerder door anderen zijn verkregen en gepubliceerd. Er is ook niets op tegen als je daarnaar verwijst en er, met vermelding van de bron, uit citeert. Maar het moet duidelijk blijven waar bestaande kennis ophoudt en je begint de resultaten van eigen denken of onderzoek weer te geven. Als je (nog) niet in staat bent iets wezenlijks toe te voegen aan wat anderen al hebben gevonden en daarmee een bijdrage aan de wetenschap te leveren, dan is het misleidend, en dus fout, om te doen alsof je dat niveau al wel hebt bereikt. In een studie is het voor docent èn student van
groot belang om een waarheidsgetrouwe indruk te krijgen van wat de student weet, begrijpt en kan. Teksten van internet De regels voor plagiaat gelden voor alle gegevensbronnen, dus niet alleen voor boeken. Ook stukken die van internetpagina’s worden geplukt mogen niet zonder bronvermelding worden gebruikt. Anders dan sommigen denken zijn teksten op internet geen publiek bezit; minstens zo belangrijk is dat je ook dan nooit mag doen alsof andermans werk het jouwe is. Do’s en don’t’s Hieronder worden een aantal do’s and don’t’s aangegeven die je kunnen helpen om te voorkomen dat je je aan plagiaat of daaraan verwante vergrijpen schuldig maakt. 1. Als je teksten, afbeeldingen, grafieken e.d. van iemand anders overneemt, houd je dan aan de regels die voor jouw opleiding bijvoorbeeld zijn vastgelegd in een scriptiereglement. Soms moet je ze tussen aanhalingstekens zetten, of een duidelijk afwijkende opmaak gebruiken. Vermeld altijd van wie de teksten afkomstig zijn en waar je ze hebt gevonden; gebruik daarvoor een van de gangbare of voorgeschreven methoden om verwijzingen aan te geven. 2. Als je gedachten, overwegingen, ideeën e.d. van iemand anders wilt weergeven in je eigen woorden zonder letterlijke citaten te gebruiken, maak dan ook duidelijk van wie de gedachten afkomstig zijn en vermijd de indruk te geven dat het om een eigen bijdrage gaat. 3. Wees nog meer op je hoede bij het overnemen van teksten van het internet. Denk bijvoorbeeld aan teksten uit Wikipedia: de auteur is in de regel onbekend, maar het artikel kan wel geheel of deels geplagieerd zijn. Kopieer liever geen teksten van onbekende auteurs, zelfs niet als je de directe bron vermeldt. 4. Als je gedeelten van teksten overneemt, zorg er dan voor dat je de betekenis ervan niet verandert door zinnen of delen daarvan weg te laten, zinnen te verdraaien e.d. Als je niet beschikt over de oorspronkelijke versie van een tekst maar moet afgaan op de weergave daarvan door een ander, maak dan ook dat duidelijk; als de oorspronkelijke auteur onjuist geciteerd blijkt, dan is in ieder geval duidelijk wie de fout heeft gemaakt. 5. Als anderen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van jouw werkstuk, bijvoorbeeld door experimenten uit te voeren, illustraties te vervaardigen, e.d. dan hoor je dat ook te vermelden. Dat geldt niet voor advies en commentaar van je begeleider, en ook niet als iemand je tekst controleert op stijl-, taal en spelfouten. Soms bevatten de reglementen van de opleiding die je volgt daarover bepalingen. 6. In sommige gevallen kan zelfs citeren uit eigen werk als plagiaat worden beschouwd (soms aangeduid als ‘autoplagiaat’). Als je een werkstuk dat je in opdracht hebt gemaakt voor een groot deel kopieert en een tweede keer inlevert voor een andere opdracht, dan lever je slechts één prestatie waar er twee werden gevraagd. Dat zal niet altijd als een bezwaar worden gezien, maar het is wel nodig dat je daarover praat met de betrokken docent. 7. Strikt genomen is het geen plagiaat als een groot deel van bijvoorbeeld een scriptie bestaat uit citaten met bronvermelding. Toch zullen weinig docenten er genoegen mee nemen als je bijdrage aan het stuk voornamelijk bestaat uit het knippen en plakken van teksten. Bovendien kunnen zeer lange citaten een inbreuk vormen op het auteursrecht. Als stukken van anderen
in hun geheel van essentieel belang zijn voor jouw werkstuk, verwijs er dan naar, eventueel met een korte samenvatting van de inhoud, zonder eruit te citeren. 8. Als een werkstuk of scriptie door meerdere studenten is vervaardigd, vermeld dan zo veel mogelijk welke bijdragen van wie afkomstig zijn. 9. In principe gelden dezelfde regels voor het kopiëren van delen van computerprogramma’s. Als het gaat om gestandaardiseerde procedures die in veel programma’s worden toegepast, dan kan niet van plagiaat worden gesproken; vaak is dan de oorspronkelijke auteur ook niet bekend. Het wordt wat anders als je het onderliggende idee, de aanpak van een heel programma overneemt, ook al is de precieze uitwerking niet identiek. Als je het vergelijkt met gewone taal, dan is het gebruik van woorden en algemeen gehanteerde zinnen geen plagiaat, maar het kopiëren van hele alinea’s of de onderliggende ideeën en gedachten wel. Sancties Plagiaat is een vorm van fraude, en is dus strafbaar. Als plagiaat wordt bewezen, dan zal in de regel de betrokken examencommissie sancties opleggen. De zwaarte daarvan zal afhankelijk zijn van de ernst van het vergrijp, maar onder meer ook van de vraag of de student al eerder op fraude is betrapt. De zwaarste sanctie is uitsluiting van het afleggen van alle tentamens en examens voor de duur van één jaar. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat je scriptie pas een jaar later wordt beoordeeld; gedurende dat jaar kun je dus niet afstuderen. De sanctie kan ook slechts betrekking hebben op één of een paar tentamens, of voor een kortere periode gelden. Op- of aanmerkingen bij deze Handleiding? Deze Handleiding wordt jaarlijks herzien, mede op basis van de ervaringen in het masteronderwijs. Heeft u suggesties ter verbetering, dan wordt een mailtje naar [email protected] zeer gewaardeerd.