Handleiding Spiegels Levensbeschouwing en kennismaking met wereldgodsdiensten. Voor de bovenbouw van het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs.
Religies zijn er niet om mensen te verdelen. Ze zijn er om hen te verbinden. – Mahatma Gandhi
Spiegels
Auteur Ingeborg Hendriks Fotografie Pascale Rensen Redactie Jeroen Hoogerwerf
Met dank aan Alle donateurs die via crowdfunding hebben bijgedragen aan het mogelijk maken van deze uitgave. © 2016 Levendig Uitgever
Inhoudsopgave Inleiding
2
Thema 1: Verborgen werkelijkheid
4
Thema 2: Spiegel van de geest
9
Thema 3: Spiegeleffect
14
Thema 4: De hele wereld een spiegel
19
2
Inleiding ‘Religies zijn er niet om mensen te verdelen. Ze zijn er om hen te verbinden.’ Deze uitspraak van Mahatma Gandhi is het motto van het inspiratieboek Spiegels. Een boodschap die we kinderen en jongeren graag willen meegeven. In deze handleiding geven we leerkrachten een praktische handreiking om samen met hun leerlingen aan de hand van de beelden en teksten in Spiegels op ontdekkingstocht gaan. De korte teksten uit de geschreven en mondelinge verteltraditie laten leerlingen van binnenuit kennismaken met verschillende religieuze tradities: het hindoeïsme, het jodendom, het boeddhisme, het taoïsme, het christendom, de islam en het universeel soefisme. De focus bij de kennismaking ligt op de overeenkomsten in plaats van de verschillen. In essentie gaat het bij elke religie om de verbinding met elkaar en met het grotere geheel. De leerlingen ontdekken dat teksten uit verschillende religies kunnen prikkelen om na te denken over de eigen normen en waarden. Ook voor wie niet gelooft in een god kan Spiegels een aanzet zijn tot een persoonlijke zoektocht die meer inzicht geeft in zichzelf en de relatie tot de ander.
Doelgroep en uitgangspunten Spiegels sluit aan op de leefwereld van kinderen en jongeren in groep 6, 7 en 8 van de basisschool en in het voortgezet onderwijs. We willen leerlingen stimuleren om zelf betekenis te ontdekken. De teksten in het boek zijn hierbij het uitgangspunt voor deze ontdekkingstocht. Ze zijn geordend rond vier thema's: Verborgen werkelijkheid (over het mysterie van het leven), Spiegel van de geest (over het omgaan met gedachten en gevoelens), Spiegeleffect (over de kracht van liefde) en De hele wereld een spiegel (over eenheid en verbondenheid). Door het thematisch kader, de diversiteit aan bronnen waaruit is geput en de selectie en ordening van de verhalen en citaten worden de leerlingen uitgenodigd om vergelijkingen te trekken en na te denken over hun eigen visie op het leven. De leerkracht kan dit proces begeleiden door prikkelende vragen bij de teksten te stellen en leerlingen aan te moedigen om gedachten en gevoelens met elkaar uit te wisselen. Zo kunnen de eigen levensbeschouwelijke vragen van de leerlingen aan bod komen en worden gerelateerd aan inzichten die in verschillende religieuze tradities zijn opgedaan. Op deze wijze draagt Spiegels bij aan drie aspecten van levensbeschouwelijk leren: persoonlijke bestaansverheldering, meer kennis van het culturele erfgoed van religies en beter omgaan met onderlinge verschillen.
Toepassing voor het digibord Via de website www.spiegelsopschool.nl zijn beeldmaterialen, geluidsbestanden en links beschikbaar voor gebruik op het digibord. Voor elk thema is een PowerPointpresentatie gemaakt voor gebruik via het digibord.
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
3
Werken met Spiegels Met Spiegels kan zowel zelfstandig als klassikaal worden gewerkt. Beide manieren van werken kunnen elkaar versterken.
Introductie van de thema’s De thema’s kunnen afzonderlijk en in willekeurige volgorde worden behandeld. De klassikale introductie van een thema neemt ongeveer een half uur in beslag en is bedoeld om de leerlingen nieuwsgierig te maken naar het thema en een referentiekader te scheppen waarbinnen de teksten kunnen worden begrepen. Voor de introductie van elk thema is een PowerPointpresentatie beschikbaar (zie onder het kopje Klassikale verkenning). Na de klassikale introductie kunnen de teksten klassikaal of zelfstandig door de leerlingen worden verkend. Het verdient de voorkeur om beide manieren van werken met elkaar te combineren. Zelfstandige verkenning Als er enkele exemplaren van Spiegels ter beschikking zijn, kunnen de leerlingen aan de hand van Spiegelkaarten zelfstandig werken met Spiegels. De Spiegelkaarten staan op www.spiegelsopschool.nl bij elk thema. Op elke Spiegelkaart staan vragen die aansluiten bij de teksten op een dubbele pagina van Spiegels met een overkoepelend thema. Laat bij voorkeur de leerlingen zelf bepalen wanneer ze aan Spiegels willen werken en welke pagina's ze met behulp van een Spiegelkaart nader willen verkennen. De vragen op de Spiegelkaarten zijn bedoeld als hulpmiddel voor reflectie en dialoog. Het is belangrijk dat de leerlingen hun eigen persoonlijke zoektocht kunnen volgen. Het zelfstandig werken kan een goede voorbereiding zijn op de klassikale bespreking van de teksten of juist de mogelijkheid geven voor extra persoonlijke verdieping. De leerlingen kunnen hun antwoorden opschrijven in een werkschrift of opnemen in een portfolio, maar uitdagender is het om een digitaal ‘prikbord’ te openen waarop de leerlingen hun reactie op de teksten kunnen plaatsen. Op de website https://nl.padlet.com/ kun je zo’n prikbord maken. Voordeel van een digitaal prikbord is dat leerlingen elkaar onderling kunnen inspireren en aanzetten tot nader onderzoek. Als leerkracht kun je het digitale prikbord (of de geschreven teksten) ook gebruiken om te zien welke vragen bij de leerlingen leven. Op basis hiervan kun je beslissen welke teksten van Spiegels je klassikaal wilt bespreken. Klassikale verkenning De PowerPointpresentaties bij de vier thema’s van Spiegels functioneren als kapstok voor de klassikale verkenning. Aan de hand van de eerste twee dia’s van elke PowerPointpresentatie kan het thema worden geïntroduceerd. De overige dia's verwijzen steeds naar een dubbele pagina in het boek. Zij dienen als bruggetje naar de teksten in Spiegels en kunnen worden gebruikt om diverse aspecten van het thema te bespreken. Het advies is om steeds één dubbele pagina tegelijk te behandelen. De tijdsbesteding zal per onderdeel verschillen. Het is niet per se nodig om alle pagina’s te bespreken. Kies uit wat aansluit bij de beleving van de leerlingen. Als er leerlingen zijn die al zelfstandig met de betreffende teksten hebben gewerkt, kunnen zij tijdens het klassikale gesprek zorgen voor extra inhoudelijke input. Maar een zelfstandige verkenning vooraf is geen voorwaarde voor het klassikale gesprek. De teksten uit Spiegels kunnen worden voorgelezen en de korte citaten en vragen bij de activiteiten zijn zo gekozen dat ze direct een reactie uitlokken. De klassikale bespreking van teksten in Spiegels kan vervolgens weer aanleiding geven tot verdere zelfstandige verkenning of tot klassikale activiteiten ter verdieping van het thema.
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
4
Thema 1 Verborgen werkelijkheid
De teksten in dit deel gaan over de zoektocht van de mens naar iets dat de dagelijkse werkelijkheid overstijgt en het leven zin geeft. Ze geven een idee van de beelden die mensen zich van god hebben gevormd en van de relatie tussen mens en god. Vragen die centraal staan in dit thema: • Is er een overstijgende levenskracht of een god? • Kun je daarmee contact hebben?
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
5 1. Introductie Thema 1 Laat de leerlingen het kattenoog [dia 2] in stilte een halve minuut bekijken en op zich laten inwerken. Vraag daarna wat ze bij het beeld hebben gevoeld en gedacht. Stel hierbij de volgende vragen: • Van wie is dit oog? • Wat ziet dit oog? Ziet hij meer of andere dingen dan jij? • Ze zeggen wel eens: ‘ogen zijn de spiegels van de ziel’. Wat vertellen deze ogen jou over de ziel van de kat? • Als je voor de spiegel staat en jezelf in de ogen kijkt, kun je dan in je eigen ziel kijken? 2. Thema 1: Verborgen werkelijkheid Introduceer het eerste thema van Spiegels bij de leerlingen: Verborgen werkelijkheid [dia 3] Vraag of ze wel eens het idee hebben dat het belangrijkste deel van de werkelijkheid voor hen verborgen blijft. Wat zou er dan schuil kunnen gaan achter het direct zichtbare? Lees het gedicht Raadsel van leven (p. 7) voor. Koppel het gedicht aan de foto van het kattenoog en wat de leerlingen hierover hebben gezegd. Stel dan de volgende vragen: • Welk raadsel van leven zouden dieren in hun kop kunnen dragen? • Denk je dat dieren meer weten van dat raadsel dan wij? Lees vervolgens de inleiding op het thema Verborgen werkelijkheid voor. Laat de leerlingen reageren op de vragen in de tekst. Leg bij de bespreking weer een link met wat de leerlingen hebben gezegd naar aanleiding van de introductiefoto bij dit thema. Vertel dat de teksten in het eerste deel van Spiegels laten zien hoe mensen vanuit alle religies een glimp proberen op te vangen van de verborgen werkelijkheid.
3. Wie is God? (p. 8-9) Laat de afbeelding van de wolk zien [dia 4] met de vragen ernaast. Laat de leerlingen reageren op de vragen. Lees vervolgens de tekst ‘God op een wolk’ voor van p.8. Welke voorstelling maken ze zich van God? Denken ze dat er een god bestaat? Laat de afbeelding van het kerkraam zien [dia 5] en laat de leerlingen dan de vragen naast de afbeelding beantwoorden. Lees daarna de tekst ‘Waar woont God?’ en de tekst in het kader op p.9 voor. Stel tot slot eventueel nog de volgende verdiepingsvragen: • Hoe stel jij je hem (of haar) voor? Een oude man, een vrouw, een wolk, een ijsbeer, een zwerver? Of iets heel anders? • Waar woont god volgens jou? Heeft hij een vaste verblijfplaats? • Vind je het belangrijk om jezelf een beeld van god te vormen?
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
6 4. Symbolen voor God - God als symbool (p. 10-11) Laat de afbeelding van de kameel zien [dia 6]. Vertel bij het spreekwoord dat de islam 99 namen kent voor Allah en lees vervolgens het informatieve tekstje in het rode kader voor. Stel daarbij de volgende vragen: • Bedenk de 100e naam van god. • Welke namen vind jij goed bij god passen? • Vind je het belangrijk om een beeld van god te hebben in je hoofd? • Wat vind je ervan dat in de Koran en het Oude Testament staat dat het verboden is om God af te beelden? Laat de afbeelding zien van de verschillende hindoegoden [dia 7]. Lees dan de teksten van p. 11 voor. Stel vervolgens de volgende vragen: • Welke namen of gezichten vind jij het beste bij god passen? • Helpen die namen en gezichten om te begrijpen wie of wat god is? • Lijkt god op de mens denk je? En lijkt de mens op god? 5. Enkele gezichten van god Toon de dia met godsbeelden uit verschillende tradities [dia 8] en vertel: mensen hebben verschillende pogingen gedaan om zich god voor te stellen. Hier zie je enkele godsbeelden uit verschillende tradities. Nodig de leerlingen uit om te associëren: • Waar denk je aan bij de verschillende godsbeelden? Wat zegt dat over de eigenschappen van god? • Welk beeld past het best bij het beeld dat jij van god hebt? • Kun je god ook met een ding vergelijken? Bijvoorbeeld met een zaadje, een roos, een bolletje wol, de zon of een glas water? Vertel eventueel uit welke religies de verschillende godsbeelden afkomstig zijn. In beeld staan van links naar rechts en van boven naar beneden: • God de Vader uit de joods-christelijke traditie: een schilderij van Ludovico Mazzolino 1480- 1528. • De hindoeïstische godin Sarasvati. Zij wordt gezien als de moedergodin van de stroom: het vrouwelijk aspect van schepping en vruchtbaarheid. Ze is de echtgenote van Brahma en wordt aanbeden als godin van kennis, kunst, muziek en literatuur: dit alles borrelt als vanzelf op uit het aldoordringend water van de oer-oceaan, de bron van het leven. Naast Sarasvati zijn er nog vele andere godinnen binnen het hindoeïsme. • De heilige geest voorgesteld als witte duif uit de christelijke traditie. De heilige geest vormt samen met God de Vader en met zijn Zoon Jezus de heilige drie-eenheid. Zij vertegenwoordigen drie aspecten van God: de plannenmaker (de vader), de uitvoerder (de zoon) en de kracht (de geest). • De wraakgod Yama, koning van de hel, uit het Tibetaanse boeddhisme. Hij oordeelt over de doden en de cyclus van wedergeboorte. In het boeddhisme worden verschillende bestaanswerelden beschreven, voornamelijk gebaseerd op de algemene ervaringen van de levende wezens die erin verkeren: goden (plezier), halfgoden (aangenaam maar jaloers), mensen, dieren (lage intelligentie), hongerige geesten (zeer onbevredigd), en hellewezens (extreem lijden). • De god Shiva uit de hindoeïstische traditie, hier voorgesteld als dansend in een ring van vuur: symbool voor schepping en vernietiging. In deze voorstelling beheerst Shiva dus het hele levensproces, maar meestal vertegenwoordigt Shiva alleen het aspect van de vernietiger en veranderaar. Hij wordt dan ge-
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
7
•
zien als een van de goden van een drie-eenheid, naast Brahma (de schepper) en Vishnu (de onderhouder). In veel tradities is er een schepper van hemel en aarde. De hand van de ‘maker’ wordt dan in beeld gebracht als symbool voor God.
6. In contact met god (p. 12-13) Laat de afbeelding zien van de kaarsjes met het joodse citaat [dia 9]. Spreekt dit citaat hen aan? Waarom wel/niet? Vertel dat deze joodse uitspraak mooi aansluit bij het verhaal Mozes en de herder (p. 12) uit de soefistroming van de islam. Lees dat verhaal voor. Wat vinden de leerlingen van de manier waarop de herder bidt? Vertel dat bidden voor gelovige mensen een manier is om met God in contact te komen. Lees de overige uitspraken over bidden op p. 13 voor. Wat vinden de leerlingen van deze uitspraken? Vraag of ze zelf wel eens bidden. Hoe doen ze dat dan? Wanneer en hoe vaak? Waarom bidden ze? Vinden ze het fijn of doen ze het omdat het moet? Voelen ze zich anders nadat ze gebeden hebben? Laat ook de kinderen die nooit bidden aan het woord. Kunnen ze zich voorstellen dat het fijn is om te bidden? Kunnen ze zich voorstellen dat het effect heeft? 7. Het grote verlangen (p. 14-15) Laat de leerlingen reageren op de uitspraken [dia 10]. Koppel het bovenste citaat over het ‘levend water’ aan de teksten op p. 15. Stel daarbij de volgende vragen: • Zou jij van dat ‘levend water’ willen drinken? • Wat voor ‘water’ zou dat zijn? • Wat zou je ervoor moeten doen om dat ‘water’ te krijgen? • Zou je het fijn vinden als er een god was die weet wat jij nodig heeft en voor je zorgt? Lees bij het onderste citaat over ‘dorst’ de tekst op p. 14 over vertrouwen. Vraag daarbij: • Wat heb jij nodig? • Vertrouw je erop dat je krijgt wat je nodig hebt? • Moet je daar zelf hard voor werken? Lees tot slot de uitspraak op p.14 over verlangen. Vraag daarbij: • Bepaalt je verlangen wie je bent en hoe je leven gaat?
8. Overal aanwezig (p. 16-17) Laat de leerlingen reageren op de uitspraken [dia 11]. Lees bij de christelijke en islamitische/soefi uitspraak eventueel de complete tekst voor op p. 17. Welke tekst spreekt hen het meest aan? Waarom? Vergelijk de verschillende uitspraken met elkaar. Wat voor beeld van god komt hieruit naar voren? Lees vervolgens de uitspraak uit het taoïsme op p. 17. Net als de uitspraak uit de islam/het soefisme is hier sprake van een sluier. Waar het bij het taoïsme gaat om een sluier voor de werkelijkheid, gaat het bij het citaat uit de islam/het soefisme om een sluier voor god. Wordt met ‘de werkelijkheid’ en ‘God’ hier hetzelfde bedoeld? Wat is er te zien als je de sluier wegneemt? Om wat voor sluier gaat het eigenlijk en hoe kun je die sluier weghalen? Lees tot slot het citaat uit de islam op p. 16 voor. Hebben de leerlingen het gevoel dat god/Allah overal aanwezig is? Zo ja, waar en wanneer voelen ze dat?
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
8 9. God in jezelf (p. 18-19) Laat de leerlingen reageren op de teksten [dia 12]. Koppel het bovenste citaat over het ‘niets’ aan het hindoeïstische verhaal Alles en niets (p.18) en de strofe uit het gedicht aan het complete soefigedicht Zoektocht op p. 19. Stel bij het verhaal Alles en niets de volgende vragen: • Denk jij dat alles groeit uit niets? • Kun jij het ‘niets’ in jezelf voelen? Wanneer voel je dat? Kun je dat gevoel beschrijven? • Kun je tegelijkertijd ‘iets’ en ‘niets’ zijn? Stel bij het gedicht Zoektocht de vraag: • Kun je ‘god’ vinden in je eigen hart? Vraag tot slot of het verhaal Alles en niets en het gedicht Zoektocht iets met elkaar te maken hebben. Gaat het om een zoektocht naar hetzelfde? Herkennen de leerlingen iets van dat zoeken?
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
9
Thema 2 Spiegel van de geest
De teksten in deel 2 geven antwoord op de vragen: • Wat vertroebelt mijn geest? • Hoe zorg ik dat ik stil word in mijn hoofd? In de inleiding wordt de geest vergeleken met een spiegel. Alleen als de geest kalm is, is de spiegel helder en kun je er goed in kijken. Gedachten en emoties zorgen ervoor dat er vlekjes op de spiegel komen. Het is dus nodig om de spiegel regelmatig 'schoon te poetsen'.
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
10 1. Introductie thema 2 Laat de leerlingen dit beeld [dia 2] in stilte een halve minuut op zich inwerken. Vraag daarna wat ze bij het beeld hebben gevoeld en gedacht. Stel hierbij de volgende vragen: • Wat zie je? (gekleurde huizen weerspiegeld in water) • Waarom zie je de huizen niet duidelijk? (water beweegt, daardoor beeld vertroebeld) • Zie je in het dagelijks leven de dingen altijd zoals ze zijn? Of wordt het in je hoofd soms ook een beetje anders dan in de werkelijkheid?
2. Thema 2: Spiegel van de geest Introduceer het tweede thema van Spiegels bij de leerlingen: Spiegel van de geest [dia 3]. Wat zou hiermee bedoeld kunnen zijn? Lees de inleiding op het thema Spiegel van de geest voor en leg de relatie met de vertekening van de huizen in het spiegelende water: als de geest niet kalm is maar vol gedachten en emoties, kun je de dingen niet zien zoals ze echt zijn. Je geest is dan als het rimpelende wateroppervlak op de foto. Vraag de leerlingen naar hun eigen ervaringen. Wanneer is hun geest zo helder als een spiegel en wanneer is de spiegel aangeslagen? Wat veroorzaakt die aanslag en hoe krijgen ze hun spiegel weer schoon? Onderzoek dit eventueel met de leerlingen door een aandachtsoefening te doen, te vinden op www.spiegelsopschool.nl (bij thema 2). Lees tot slot het boeddhistische verhaal Een spiegelende bron voor. Leg ook hier weer de relatie met de introductiefoto en het thema Spiegel van de geest. Vertel dat de teksten in dit tweede deel van Spiegels aanwijzingen geven voor hoe je je geest rustig kunt maken.
3. Meer rust zonder bezit (p. 22-23) Vertel de leerlingen dat ze hier zinnen zien uit een joods en een taoïstisch verhaal. Het bovenste citaat is het begin van het joodse verhaal Met zilver bekleed. Het onderste citaat is het slot van het taoïstische verhaal Gelukkig met niets [dia 4]. Spreken de zinnen hen aan? Waarom wel/niet? Waar zouden de verhalen Met zilver bekleed en Gelukkig met niets over gaan? Lees het verhaal Met zilver bekleed (p. 22) voor en stel hierbij de volgende vragen: • Wat gebeurde er met Avraham toen hij veel geld ging verdienen? • Wat heeft dit verhaal te maken met het thema Spiegel van de geest? • Ga je anders denken als je veel geld en spullen hebt? Kan dat je onrustig maken? Bedenk een voorbeeld. Lees dan het verhaal Gelukkig met niets (p. 23) voor en stel hierbij de volgende vragen: • Hoe kan de fluitspeler gelukkig zijn met niets? • Kun jij gelukkig zijn met niets? Vraag tot slot aan de leerlingen wat de beide verhalen met elkaar te maken hebben.
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
11 4. Laat het los (p. 24-25) Laat de leerlingen reageren op de uitspraken [dia 5]. Koppel de uitspraken vervolgens aan de volledige teksten op p. 24 en 25. De uitspraak over de ‘spirit’ komt uit het verhaal Raiwka, de Karreman (p. 24). Lees dit verhaal voor. • De koning leert in het verhaal dat alles van de Spirit is en bedoeld om door te geven. Waarom maakt dit hem gelukkiger? • Wat vind je van de gedachte dat alles van de Spirit is? Lees vervolgens de volledige uitspraken uit het christendom, de islam en het boeddhisme voor (p. 25). Stel hierbij de volgende vragen: • Wat hebben deze uitspraken te maken met het verhaal over Raiwka de Karreman? • Kun je beter denken als je je geen zorgen hoeft te maken? Ga je dan anders naar de dingen kijken?
5. Eenvoud en oprechtheid (p. 26-27) Laat de leerlingen reageren op de uitspraken [dia 6]. Welke uitspraak spreekt hen het meest aan? Waarom? Wat hebben deze uitspraken met elkaar te maken? Hebben ze dezelfde boodschap? Welke? Lees nu ook de andere uitspraken op p. 27 voor. Vertel dat al deze uitspraken gaan over eenvoud. Alle religies zeggen iets over eenvoud. Waarom zou dat zijn? Is het belangrijk om eenvoudig te zijn? Wat gebeurt er in je hoofd als je niet eenvoudig bent, bijvoorbeeld als je indruk probeert te maken op anderen? Laat de leerlingen voorbeelden geven uit hun eigen leven. Lees vervolgens het soefiverhaal Ling en de keizer op p. 26 voor. Stel hierbij de volgende vragen. • Waarom wil de keizer dat Ling zijn opvolger wordt? • Vind je dat een goede beslissing van de keizer? • Zou jij net als Ling eerlijk hebben gezegd dat het niet was gelukt om een plant op te kweken? Waarom wel/niet? • Heeft het verhaal over Ling ook iets te maken met eenvoud? Wat dan?
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
12 6. Jezelf overwinnen (p. 28-29) Laat de leerlingen reageren op de teksten op het digibord [dia 7]. Spreken de zinnen hen aan? Waarom wel/niet? Wat hebben de zinnen met elkaar te maken? Vertel dat de tekst over het monster in de spiegel een fragment is uit het jeugdboek Het oneindige verhaal. In dat boek moet de held verschillende hindernissen overwinnen. Hij moet bijvoorbeeld door de 'toverspiegelpoort'. Lees het fragment op p. 28 voor. Stel daarbij de volgende vragen: • Welke monsters zou jij tegen kunnen komen bij de toverspiegelpoort? • Hoe zou je deze monsters kunnen verslaan? Koppel de onderste twee uitspraken op de dia aan de uitspraak van Hazrat Inayat Khan op p. 29. Stel daarbij de volgende vragen: • Ben jij ‘meester’ over jezelf? Wanneer wel en wanneer niet? • Hoe kun je meester worden over jezelf? 7. Atman in de koets Laat de leerlingen kijken naar de afbeelding op het digibord [dia 8]. Wie zou hier de baas zijn: de paarden, de man die de teugels vasthoudt of de man in de koets? Waarom denken ze dat? Vertel dat deze afbeelding iets laat zien over de manier waarop hindoes denken over het leven. Lees de tekst in het kader op p. 29 voor. Stel hierbij de volgende vragen: • De paarden staan symbool voor de zintuigen, de koetsier voor het verstand en Atman voor de ziel. Wat vind je van deze symboliek? • Lijkt jouw leven op het besturen van een koets? • Kun je jouw paarden (=zintuigen) goed in bedwang houden? • Stuur je alleen met je verstand of denk je dat je nog hulp krijgt bij het sturen? 8. Wie ben ‘ik’? (p. 30-31) Laat de leerlingen reageren op de uitspraak en de vragen [dia 9]. Zoek samen naar (voorlopige) antwoorden op de vragen. Koppel de uitspraak over boosheid aan het verhaal Ontzettend boos. Lees het verhaal voor. Stel hierbij de volgende vragen: • In het verhaal staat: ‘Boosheid maakt geen onderdeel uit van wie je bent.’ Wat bedoelt de meditatieleraar daarmee? • Kun je zeggen dat jij een 'aardig' of 'onaardig' iemand bent? Of ben je elke dag anders? Lees het tekstje voor in het oranje kader op p. 31. Wat vinden de leerlingen ervan dat boeddhisten zeggen dat er geen 'ik' bestaat? Zijn ze het daarmee eens? Waarom wel/niet? Lees de tekst Je ware zelf voor. Stel hierbij de volgende vragen: • Wat is het verschil tussen ‘je ware zelf’ en je ‘ik’? • Lijkt het je fijn om geen 'ik' te hebben? Wanneer wel en wanneer niet? Lees de uitspraak van Roemi op p. 31 voor. Stel hierbij de volgende vragen: • Is er nog een 'ik' als je geest helemaal stil is: als er geen gedachten of gevoelens zijn? • Welke 'taal' spreekt de stilte? • Wat vind je van de uitspraak dat stilte de taal is van God? © Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
13 9. Jezelf leeg maken (p. 32-33) Laat de leerlingen reageren op de teksten op het digibord [dia 10]. Spreken de zinnen hen aan? Waarom wel/niet? Wat hebben de zinnen met elkaar te maken? Koppel de uitspraak over de geur van de roos aan het verhaal op p. 33. Lees het verhaal voor. Wat vinden de leerlingen van de uitspraak van Lao-Tse: ‘Hij die weet spreekt niet, hij die spreekt weet niet’? Laat de leerlingen nog drie dingen bedenken die je niet met woorden kunt beschrijven. Koppel de uitspraak over leeg zijn aan het verhaal Een leeg theekopje (p. 32). Lees het verhaal voor. Wat zou de meester bedoeld hebben met ‘jezelf leeg’ maken? Hoe kun je jezelf ‘leeg’ maken? Heeft dit 'leeg maken' ook iets te maken met de uitspraak van Lao-Tse: ‘Hij die weet spreekt niet, hij die spreekt weet niet’? Koppel de uitspraak over water aan de tekst Wees als water op p. 32. Lees de tekst voor en vraag de leerlingen: wanneer ben je als water, wanneer als een jonge plant en wanneer als een eenvoudig blok hout? Laat ze voorbeelden geven uit hun eigen leven. Wat hebben het water, de jonge plant en het hout met elkaar gemeen? Lees tot slot de tekst Antwoord zonder woorden op p. 32 voor. Bespreek met de leerlingen wat woorden doen met je geest en wat muziek doet met je geest. Geef aan dat woorden soms dingen duidelijker kunnen maken, maar soms ook kunnen zorgen voor veel verwarring. Leg hier weer de link met de uitspraak van LaoTse: ‘Hij die weet spreekt niet, hij die spreekt weet niet.’
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
14
Thema 3 Spiegeleffect
De teksten in deel 3 gaan over de manier waarop je met andere mensen omgaat en hoe je elkaar automatisch door je houding beïnvloedt. Vaak spiegelen mensen elkaar. Is het mogelijk om liefdevol met anderen om te gaan, ook als anderen niet vriendelijk of zelfs vijandig zijn? Vragen die centraal staan in dit thema zijn: • Is de wereld als een spiegel? • Wat is liefde? • Kun je de wereld liefdevoller maken?
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
15 1. Introductie thema 3 Laat de leerlingen dit beeld in stilte een halve minuut op zich inwerken [dia 2]. Vraag daarna wat ze bij het beeld hebben gevoeld en gedacht. Stel hierbij de volgende vragen: • Wat zie je? • Hoe voel je je als je hiernaar kijkt? Word je er zelf ook vrolijk van? • Welk effect heeft het op jou als mensen om je heen vrolijk zijn? • Welk effect heeft het op anderen als jij vrolijk bent? • Welk effect heeft het op jou als mensen om je heen verdrietig of boos zijn? • Welk effect heeft het op anderen als jij verdrietig of boos bent?
2. Thema 3: Spiegeleffect Introduceer het derde thema van Spiegels bij de leerlingen: Spiegeleffect [dia 3]. Wat zou hiermee bedoeld kunnen zijn? Verwijs naar het spiegeleffect dat is besproken naar aanleiding van de introductiefoto: als je blij naar iemand kijkt, voelt de ander zich vaak ook blij; als je boos naar iemand kijkt, roept dat meestal automatisch boze gevoelens bij de ander op. Lees het boeddhistische verhaal De tempel met de duizend spiegels voor en stel hierbij de volgende vragen: • Wat is het spiegeleffect van de tempel? • Werkt het in het echte leven ook zo? Lees vervolgens de inleiding op het thema Spiegeleffect voor. Welke vragen herkennen de leerlingen? Hebben ze ook antwoorden? Geef aan dat in dit deel van het boek de focus ligt op het omdraaien van het automatisch spiegeleffect. Negatief gedrag zet meestal een negatieve spiraal in werking. De kunst is om positief te blijven, zelfs als mensen onaardig of agressief tegen je zijn. Daarmee kun je de negatieve spiraal veranderen in een positieve spiraal. Geloven de leerlingen dat het mogelijk is om door hun eigen houding invloed uit te oefenen? Vertel dat ze in dit derde deel van Spiegels kunnen ontdekken welk effect je eigen houding heeft op de mensen om je heen en hoe je kunt bijdragen aan een liefdevollere wereld.
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
16 3. Had ik de liefde niet ... (p. 36-37) Laat de leerlingen reageren op de uitspraken op het digibord [dia 4]. Spreken deze hen aan? Waarom wel/niet? Wat hebben ze met elkaar te maken? Lees de tekst Had ik de liefde niet - ik zou niets zijn op p. 36 voor. In deze tekst worden enkele eigenschappen van ‘liefde’ genoemd. Herkennen de leerlingen die eigenschappen? Wat vinden zij ‘echte liefde’? Wat vinden ze belangrijker: wijsheid, kracht, rijkdom of liefde? Bespreek met de leerlingen hoe hun leven er uit zou zien als er geen liefde was. Lees de tekst over naastenliefde op p. 36 voor. Jezus zei: ‘Heb je naaste lief zoals je zelf.’ Dat betekent dat je anderen behandelt zoals je zelf behandeld wilt worden. Vinden de leerlingen dat een goede regel? Zoek gezamenlijk situaties waarin je die regel kunt toepassen. Richt de aandacht vervolgens op het feit dat Jezus zegt dat de geboden ‘Heb god lief’ en ‘Heb je naaste lief zoals je zelf’ aan elkaar gelijk zijn. Wat vinden de leerlingen daarvan? En zijn ze het met Jezus eens dat je eigenlijk alle regels door deze woorden zou kunnen vervangen? Waarom wel/niet? Vertel de leerlingen dat ‘de gouden regel’ [dia 5], doe anderen niet aan wat je zelf niet fijn vindt, in verschillende varianten in alle wereldreligies terugkomt. Christenen zeggen: ‘Heb je naaste lief zoals jezelf.’ Lees van p. 37 voor hoe het wordt gezegd in de boeken van de joden, de hindoes en de boeddhisten.
4. Liefde voor je medemens (p. 38-39) Laat de leerlingen reageren op het citaat uit de islam en de vragen over hemel en hel [dia 6]. Vergelijk de uitspraak met het citaat over naastenliefde op p. 36. Hebben Jezus en Mohammed dezelfde boodschap? Stel dat ze elkaar gekend zouden hebben. Zouden ze elkaar dan goed begrepen hebben? Bedenk hoe een gesprekje tussen hen gegaan zou kunnen zijn. Lees het joodse verhaal Broederliefde op p. 38 voor. Is dit ook een voorbeeld van naastenliefde? Waarom wel/niet? Hoe voelt het als je iemand blij wilt maken? Laat de leerlingen vertellen over momenten waarop ze anderen blij hebben gemaakt en over wat dit met henzelf deed. Lees het verhaal Hemel en hel op p. 39 voor. Heeft dit verhaal ook te maken met ‘naastenliefde’? Waarom hebben de mensen in de 'hel' het zo moeilijk? Hoe kunnen ze hun ‘hel’ in een ‘hemel’ veranderen? Maken de mensen hier op aarde ook hun eigen 'hel' of 'hemel'? Vraag de leerlingen in hoeverre ze invloed hadden op de leuke en moeilijke momenten in hun leven.
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
17 5. Vrede is de weg (p. 40-41) Laat de leerlingen reageren op de vragen en citaten [dia 7]. Lees naar aanleiding van de vragen het boeddhistische verhaal Modder voor. Stel daarbij de volgende vragen: • De ruiters gedragen zich onbeschoft, maar de monnik wenst ze vrede en geluk toe. Wat vind je daarvan? Zou jij dat ook doen? • Kun jij aardig zijn tegen mensen die niet aardig voor jou zijn? Geef voorbeelden. Lees de tekst in het kader over de islam op p. 40. Is de boodschap van de islam in overeenstemming met de boodschap uit het boeddhistische verhaal? Waarom wel/niet? Lees alle uitspraken op p. 41. Denken christenen, boeddhisten en moslims hetzelfde over hoe je vrede in de wereld brengt? Zo ja, hoe kun je de boodschap dan samenvatten? (een liefdevolle houding naar iedereen, ongeacht hoe mensen zich tegen jou gedragen) Bespreek wat de leerlingen van deze boodschap vinden. Zou het helpen? En is het wel mogelijk om altijd liefdevol te zijn? 6. Vriendelijkheid als wapen (p. 42-43) Laat de leerlingen reageren op de citaten [dia 8]. Welk citaat spreekt hen het meest aan? Wat vertellen deze citaten over hoe je met geweld moet omgaan? Trek eventueel de vergelijking met de citaten op de vorige spread. Lees het verhaal Wraak op p. 42. Stel hierbij de volgende vragen: • Hoe krijgt de zenmeester het voor elkaar om de ruzie tussen de twee mannen te beëindigen? • Zou jij je schamen als je een van de ruziënde mannen was? Vergelijk het gedrag van de zenmeester met het gedrag van de monnik in het verhaal Modder op p. 40. Zou jij iets van hen willen leren? Lees vervolgens het verhaal Vriendelijkheid als wapen (p. 43). Stel hierbij de volgende vragen: • Hoe kan vriendelijkheid een wapen zijn? • Bedenk hoe je in jouw dagelijkse leven vriendelijkheid kunt inzetten als wapen. 7. Vergeving (p. 44-45) Laat de leerlingen reageren op de teksten op het digibord [dia 9]. Spreken deze teksten hen aan? Waarom wel/niet? Wat hebben de beide teksten met elkaar te maken? Koppel de teksten aan de verhalen Ogen en oogleden en Balk of splinter op p. 44. Vraag de leerlingen of ze vinden dat mensen altijd moeten worden gestraft als ze iets verkeerd hebben gedaan. Kan het ook wel eens goed zijn om te doen alsof je een fout van iemand niet hebt gezien? Stimuleer de leerlingen om voorbeeldsituaties te bedenken. Lees het christelijke verhaal De verloren zoon op p. 43. Stel hierbij de volgende vragen: • Wat vind je van de manier waarop de vader zijn 'verloren zoon' ontvangt? • Vind je dat mensen altijd de kans moeten krijgen om een fout goed te maken? Of kunnen mensen soms ook ‘te ver’ gaan? • Hoe denk je dat het verhaal verdergaat? Zou de 'verloren zoon' voortaan een goede zoon zijn? Lees tot slot de uitspraak van Allah op p. 43. Geloven de leerlingen dat God of Allah alle fouten van mensen vergeeft? Kan een religie ons leren om elkaar te vergeven? © Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
18 8. Geloof in de liefde (p. 46-47) Laat de leerlingen op de uitspraken reageren en vergelijk de uitspraken met elkaar [dia 10]. Lees naar aanleiding van de uitspraak over het herkennen van je broeder het joodse verhaal Het aanbreken van de dag op p. 46 voor. Stel hierbij de volgende vragen: • Wanneer is iemand voor jou ‘een vreemdeling’ en wanneer ‘een broeder’? • Kan iemand voor jou van een vreemdeling in een broeder veranderen? Bedenk een voorbeeld. Lees naar aanleiding van de uitspraak over ‘in de liefde geloven’ het fragment Van mensen houden voor uit het jeugdboek Ik ben Polleke hoor! van Guus Kuijer (p. 47). Stel hierbij de volgende vragen: Ben je een aparte als je in niets gelooft? Of denk je dat er veel mensen zijn die in niets geloven? Ben jij het met Spiek eens dat het genoeg is als je in de liefde gelooft? Geloof jij in de liefde? Lees tot slot het soefigedicht Liefde als geloof. Stel hierbij de volgende vragen: Hoe zou de 'godsdienst van de liefde' waarover wordt gesproken eruitzien? Kun je alle godsdiensten als 'godsdienst van de liefde' zien? Heb je nog wel een godsdienst nodig als iedereen in de liefde zou geloven?
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
19
Thema 4 De hele wereld een spiegel
De teksten in dit deel gaan over het gevoel van verbondenheid met andere mensen en met de natuur om je heen. Iedereen maakt deel uit van het grote geheel. Mensen vullen elkaar aan met hun talenten, zoals ook de elementen in de natuur elkaar aanvullen. Dit gevoel van verbondenheid zorgt voor een groot gevoel van dankbaarheid en respect. De vragen die in dit thema centraal staan zijn: • Hoor ik erbij? Ben ik deel van het geheel, zonder daarvoor mijn best te hoeven doen? • Kan ik voelen dat alles en iedereen met elkaar verbonden is?
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
20 1. Introductie thema 3 Laat de leerlingen dit beeld een halve minuut in stilte op zich inwerken [dia 2]. Vraag daarna wat ze bij het beeld hebben gevoeld en gedacht. Stel hierbij de volgende vragen: • Wat zie je? • Wat zijn het voor bolletjes? Horen de bolletjes bij elkaar? • Waar zijn ze van gemaakt? • Wat zie je in de bolletjes? • Is elk bolletje hetzelfde? Wat is hetzelfde en wat is anders? • Hoe is dat bij mensen? Zijn die ook een beetje hetzelfde? Horen die ook bij elkaar? 2. Thema 4: De hele wereld een spiegel Introduceer het vierde thema van Spiegels bij de leerlingen: De hele wereld een spiegel [dia 3]. Wat zou hiermee bedoeld kunnen zijn? Leg een verband tussen de dauwdruppels die de omgeving weerspiegelen en mensen die elkaar weerspiegelen (zie thema 3). Lees dan het boeddhistische verhaal Het net van Indra (p. 49) voor en stel hierbij de volgende vragen: • Vind jij dat de wereld lijkt op het juwelennet van Indra? Waarom wel/niet? • Zijn alle mensen in de wereld met elkaar verbonden zoals de juwelen in het net? • De verandering van één enkel juweel verandert alle andere juwelen in het net. Is dat bij mensen ook zo? Lees vervolgens de inleiding op het thema De hele wereld een spiegel voor. Stel daarbij de volgende vragen: • Wanneer voel jij je verbonden met andere mensen? • Wanneer voel jij je deel van een groter geheel? Moet je daarvoor je best doen of juist niet? Geef aan dat alle religies gericht zijn op verbinding: verbinding tussen mensen, met God of met het grote geheel. Daarover gaan de teksten in dit laatste deel van Spiegels. 3. Kinderen van god: anders, maar toch hetzelfde (p. 50-51) Laat de leerlingen reageren op de citaten [dia 4]. Spreken deze hen aan? Waarom wel/niet? Vertel dat het christelijke citaat uit het gebed van Franciscus van Assisi komt, zie p. 50. Lees dit gebed voor. Stel dan de volgende vragen: • Vind jij dat alle mensen op elkaar lijken? Of zie je vooral verschillen tussen mensen? • Ga je het liefst om met mensen die op elkaar lijken of juist met mensen die heel anders zijn dan jij? • Zijn mensen - ondanks alle verschillen - toch ook een beetje hetzelfde? Noem drie dingen die alle mensen met elkaar gemeen hebben. • Zijn we allemaal familie van elkaar? • Zijn we allemaal ‘een kind van god’? • Kun je wel ‘een kind van god’ zijn als je soms verkeerde dingen doet? • Kun je in alle mensen iets goeds zien? • Kun je met iedereen vrienden zijn? • Kun je voor iedereen respect hebben? • Kun je ook respect hebben voor mensen die heel andere ideeën hebben dan jij? Lees tot slot het fragment uit het soefigebed voor op p. 51. Wijs erop dat de namen die in het gebed worden genoemd belangrijke personen uit verschillende religies zijn. Zij worden allemaal gezien als boodschappers van liefde. Het maakt niet uit van welke religie ze zijn. © Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
21 4. Samen één (p. 52-53) Laat de leerlingen reageren op het citaat en de vragen [dia 5]. Spreekt het citaat hen aan? Waarom wel/niet? Kunnen ze een antwoord bedenken op de vragen? Lees de tekst Eén lichaam voor. Onderzoek met de leerlingen of je de klas kunt vergelijken met één lichaam. Kunnen ze voorbeelden geven van situaties waarin de leerlingen elkaar goed aanvullen? Hoe zijn de taken in de klas verdeeld: wie zijn bijvoorbeeld de handen van de klas en wie de voeten, de ogen, de oren of de mond? Hebben alle leerlingen een eigen functie in het geheel? Lees vervolgens de tekst Eeuwige misser. Dit is een verhaal uit de traditie van de indianen. Stel hierbij de volgende vragen: • Welk talent heeft ‘Eeuwige misser’? • Hoe kan hij zijn stam helpen met zijn talent? • Kan zachtheid ook een kracht zijn? • Hoe komt het dat ‘Eeuwige misser’ zich nooit alleen voelt? • Voel jij je wel eens alleen? Wat kan je dan helpen om je minder alleen te voelen? 5. Alles in evenwicht (p. 54-55) Lees het verhaal op het digibord voor[dia 6]. Dit is een verkorte versie van het boeddhistische Verhaal van de steenhouwer. Spreekt het verhaal hen aan? Waarom wel/niet? Stel bij het verhaal de volgende vragen: • Hoe komt het dat de steenhouwer eerst niet, en later wel tevreden is met zijn beroep? • Ben jij tevreden met wie je bent? Of wil je ook wel eens iemand anders zijn? Lees dan de taoïstische tekst De weg voor op p. 55. Stel hierbij de volgende vragen: • De tekst eindigt met de regel: ‘Degenen die de Weg hebben gevonden, laten de natuur hun gang gaan.’ Vind jij dat we de natuur zijn gang moeten laten gaan? Waarom wel/niet? • Wat kunnen wij leren van het touw, de waterdruppels, de rivier en de appelboom? • Wat is jouw ‘eigen natuur’? • Lukt het altijd om jezelf te zijn of ga je ook wel eens tegen je eigen natuur in? • Hoe voelt het als je jezelf bent? En hoe voelt het als je tegen je eigen natuur ingaat? Leg tot slot de koppeling met de tekst op p. 55 over het spelletje Steen, papier, schaar. Lees de tekst in het kader voor en laat de leerlingen het spel een keer spelen. Wijs erop dat het ook hier gaat over krachten die elkaar aanvullen en in evenwicht houden.
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
22 6. Zijn wie je bent (p. 56-57) Lees de spreuken op het digibord een beetje plechtig voor [dia 7]. Vertel dat deze spreuken horen bij een fragment uit het jeugdboek Geheimen van de wijde zee. Lees het fragment voor op p. 56 en57. Stel dan de volgende vragen: • Wat vind je van het ritueel dat de kinderen uitvoeren? Heb je zelf wel eens zo iets gedaan? • Wat maakt jou bijzonder? Vind je het fijn om bijzonder te zijn of wil je het liefst een beetje lijken op de rest? • Ben jij het meest als vuur, aarde, water of lucht? Waarom? Ben je blij met die eigenschap(pen)? Wat kun je ermee betekenen voor anderen? • In het gedicht aan het eind staat: De zee bewaart zijn geheimen in elke druppel. Elke druppel is verschillend maar in zee zijn alle druppels gelijk. Vind je dit een mooie tekst? Waarom wel/niet? • In de zee lossen alle druppels op en zijn ze niet meer van elkaar te onderscheiden. Als elke druppel een mens is, wat is dan de zee? • Waarmee vind je jezelf het best te vergelijken: met een druppel of met het water van de zee? Waarom? • Heb je wel eens het gevoel dat je geen individu meer bent, maar samensmelt met alles om je heen? Wanneer? 7. Eenheid voorbij individuele verschillen (p. 58-59) Laat de leerlingen reageren op de uitspraken op het bord [dia 8]. Bespreek de vergelijkingen die worden gemaakt. Lees het taoïstisch verhaal Het kleine golfje op p.58. Stel daarbij de volgende vragen: • Vind jij dat het kleine golfje en de grote golf hetzelfde zijn? • Het kleine golfje zou groter willen zijn en meer willen opvallen. Heb jij dat ook wel eens? Waarom? • Als de golven op het strand aanspoelen, verliezen ze hun vorm en zijn ze weer alleen water. Hoe zou dat voelen voor die golven? • Voel jij je het meest als een aparte golf of als een deel van de zee? • Zou jij het als golf erg vinden om je vorm, je eigen ‘ik’ kwijt te raken? Lees het tekstje in het kader op p.58. Vraag of de leerlingen iets herkennen in het beeld van de druppel en de oceaan. Vinden ze het een mooi beeld? Lees het gedicht ‘De rivier stroomt’ (p. 59). Vraag welk gevoel dit gedicht bij de leerlingen oproept. Stel dan de volgende vragen: • Kan een mensenhart op een bepaalde manier groter zijn dan het hele universum? • Wat vertelt dit gedicht over de samenhang in de natuur?
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015
23 8. Dankbaarheid voor de schepping (p. 60-61) Lees de tekst op het digibord voor [dia 9]. Vertel dat dit het begin is van het Zonnelied van Franciscus van Assisi. Wat vinden de leerlingen van de manier waarop er in dit lied - dat tegelijkertijd een gebed is - naar de natuur wordt gekeken? Lees het complete Zonnelied van Franciscus voor op p.60 en 61. Stel hierbij de volgende vragen: • Voel jij je ook dankbaar voor de wereld om je heen? • Is die dankbaarheid aan iets of iemand gericht, bijvoorbeeld aan God? • Wat vind je ervan dat Franciscus de elementen in de natuur ziet als zijn broeders en zusters? • Vind je de aarde op een moeder lijken? Op welke manier? • Zouden mensen anders met de aarde omgaan als ze de aarde echt als ‘moeder’ zouden zien en de elementen als broeders en zusters? Wijs erop dat de manier waarop Franciscus van Assisi naar de natuur kijkt overeenkomt met de manier waarop de indianen dat doen. In het verhaal Eeuwige misser op p. 53 spreekt de hoofdpersoon de dieren en natuurelementen ook aan als ‘broer’ of ‘zus’.
© Levendig Uitgever/Zin voor Zin 2015