Vereniging van Milieuprofessionals Postbus 2195 5202 CD Den Bosch Telefoon 073 621 59 85 Fax
073 621 69 85
E-mail
[email protected]
Internet www.vvm.info ING nr. 1315408 KvK nr. 40480666 BTW nr. NL8041 40 091 B01
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker
Handelingsperspectieven voor duurzame voedselproductie en -consumptie
opgesteld door de VVM-sectie Voedsel
Den Bosch, 30 november 2010
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker
Handelingsperspectieven voor duurzame voedselproductie en -consumptie SAMENVATTING Inleiding Naar aanleiding van de publicatie van de special Voedsel ‘Van grond tot mond’ van Tijdschrift Milieu heeft staatsecretaris Henk Bleker van EL&I de VVM gevraagd naar haar visie op belangrijke beleidspunten voor de komende jaren. Uit de in de special opgenomen samenvatting van de Nota Duurzaam Voedsel blijkt namelijk dat deze op onderdelen onvoldoende ingaat op de vele uitdagingen die er liggen. Dit geldt met name ten aanzien van het maken van keuzes en het stellen van prioriteiten. Tekortkomingen De Nota Duurzaam Voedsel en de Beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen brengen goed in beeld dat de problematiek de wereldwijde urbanisatie, demografische veranderingen, snel toenemend gebruik en uitputting van energie, water en grondstoffen, klimaatverandering en veranderende verhoudingen tussen de werelddelen betreft. De uitdaging is dat in de komende 40 jaar de voedselproductie ongeveer tweemaal zo groot zal moeten worden en tegelijkertijd de milieubelasting tot de helft moet worden gereduceerd. De Nota spreekt een ambitieniveau uit, maar legt niet de bestaande verbanden tussen de verschillende milieuthema’s. In het verlengde hiervan stelt de nota te weinig prioriteiten. Ook gaat de nota grotendeels voorbij aan het feit dat de Nederlandse productie en consumptie a) niet in evenwicht zijn, en b) niet representatief zijn voor de rest van de wereld. Onze eigen productie en consumptie duurzaam maken vereist dus een andere aanpak dan die in andere landen. Generiek advies Het gaat er vooral om de voedselvraagstuk integraal, multidisciplinair en systematisch te benaderen, waarbij concrete acties worden geformuleerd op de drie velden waaruit het begrip duurzaamheid is opgebouwd: planet, people en profit. Wat we in Nederland specifiek kunnen doen, moet voorts worden bezien vanuit de wereldproblematiek. Daarbij is het nodig om zowel handelingsperspectief te bieden als ruimte te creëren voor het ontwikkelen van perspectieven, denkkaders, aanvliegroutes en experimenten. Concrete acties Op basis van ‘Planet, people en profit’ adviseert de VVM het ministerie de volgende acties te ondernemen:
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 2 van 16
Planet 1. Let op samenhang tussen biodiversiteitverlies, stikstofkringloop, koolstof- en fosfaatkringloop. 2. Leg daarom de focus op het produceren/consumeren van minder dierlijk eiwit. 3. Verklein de footprint, sluit kringlopen. 4. Zet vaart achter de ontwikkeling van bioraffinage. 5. Maak duurzame voedselvoorziening één van de doelstellingen van ruimtelijk en milieubeleid. People 1. Onderscheid consumenten op basis van hun betrokkenheid bij voedsel en milieu bij communicatie- en interventie-activiteiten. 2. Werk aan bewustwording bij individuele burger door het creëren van een consistent handelingsperspectief (met name minder dierlijke producten). 3. Ondersteun georganiseerde (burger)initiatieven met kennis en experimenteerruimte. 4. Stimuleer instellingen/grootverbruikers tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid. 5. Betrek ook volksgezondheid nadrukkelijk en integraal; laat ook die sector zijn werk doen. Profit 1. Formuleer en expliciteer de Nederlandse bijdrage in kennis en ondernemerschap aan de verduurzaming van de wereldvoedselvoorziening (zuivel, precisielandbouw, voedselconversie). 2. Spreek multinationals, MKB en agrariërs (‘smallholders’) aan op hun specifieke mogelijkheden en verantwoordelijkheden. 3. Licht bestaande systemen en ketens door op hun kansen of belemmeringen voor verduurzaming (afvalbeleid, logistiek). Betrokkenheid stakeholders De acties overziend, kunnen stakeholders op verschillende wijzen bij het geactualiseerde rijksbeleid betrokken worden: 1. De rijksoverheid: in regelgeving, samenwerking met andere overheden, scenario’s, ombuigen onderzoek, sturen op duurzaamheid. 2. De multinationals: verduurzamen en verkorten ketens, voedsel minder bewerken en ondersteunen toeleveranciers in duurzamer produceren. 3. Grootafnemers van voedsel (ziekenhuizen, restaurants, bedrijfskantines, gevangenissen, zorgtehuizen, kazernes): betrekken in de oplossingen. 4. Agrariërs en NGO’s: via kennisnetwerken stimuleren tot gezonde, kringloopbevorderende land- en tuinbouw, onder meer door het ondersteunen van goede initiatieven. 5. De bevolking: bewustmaken en verleiden dan wel aansporen tot duurzaam kopen, onder meer door het ondersteunen van initiatieven van georganiseerde burgers. Bijlage I geeft voorbeelden van mogelijkheden voor verschillende stakeholders om concreet bij te dragen aan het verduurzamen van onze voedselvoorziening.
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 3 van 16
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker
Handelingsperspectieven voor duurzame voedselproductie en -consumptie Aanleiding De staatsecretaris voor landbouw, de heer Henk Bleker, nam op 3 november het 1e exemplaar van de special Voedsel ‘Van grond tot mond’ van Tijdschrift Milieu1 in ontvangst. Tijdschrift Milieu is een uitgave van de Vereniging van Milieuprofessionals (VVM).Tijdens het gesprek dat zich vervolgens ontspon, brachten VVM-directeur Rachel Heijne en hoofdredacteur Jan de Graaf naar voren dat uit de in de special opgenomen samenvatting van de Nota Duurzaam Voedsel blijkt dat deze op onderdelen onvoldoende ingaat op de vele uitdagingen die er liggen. Daarop toonde de heer Bleker zich nieuwsgierig naar wat aan de nota mankeert en daagde de VVM ter plekke uit om met een onderbouwing van de kritiek te komen. Concreet stelde de staatssecretaris voor om rond 1 december op papier te zetten wat het ministerie anders moet doen. De sectie Voedsel van de VVM heeft de handschoen opgepakt. Situatieschets De Nota Duurzaam Voedsel2 en de Beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen3 brengen goed de problematiek in beeld. Samengevat: het realiseren van een duurzame voedselvoorziening wordt bemoeilijkt door wereldwijde urbanisatie, demografische veranderingen, snel toenemend gebruik en uitputting van energie, water en grondstoffen, klimaatverandering en veranderende verhoudingen tussen de werelddelen. De uitdaging is dat in de komende 40 jaar de voedselproductie ongeveer tweemaal zo groot zal moeten worden en tegelijkertijd de milieubelasting tot de helft moet worden gereduceerd. De Nota spreekt een ambitieniveau uit, maar gaat te weinig in op de verbanden tussen de verschillende milieuthema’s. In het verlengde hiervan stelt de Nota te weinig prioriteiten. Derde tekortkoming is dat de Nota grotendeels voorbij gaat aan het feit dat de Nederlandse productie en consumptie a) niet in evenwicht zijn, b) niet representatief zijn voor de rest van de wereld. De VVM adviseert het rijksbeleid langs de volgende vier lijnen aan te scherpen: 1. Integrale aanpak: De mondiale, Europese en nationale opgave om voedselsystemen duurzamer te maken zal zich primair moeten richten op cruciale verbanden in de voedselproblematiek die raken aan mensen, natuur en milieu. Dit geldt met name de sterke samenhang tussen stikstofkunstmest, verlies van biodiversiteit en klimaatverandering. Alleen wanneer dergelijke verbanden voldoende door overheid, producenten en consumenten worden onderkend, komen aangrijpingspunten in beeld en is effectieve actie mogelijk. 2. Think globally, act locally: Uitgaande van onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de wereldproblematiek bezien wat we specifiek in en vanuit Nederland kunnen doen om
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 4 van 16
bij te dragen aan oplossingen. Invalshoek daarbij zijn onze specifieke Nederlandse kwaliteiten, zoals geografische ligging, kennis, handel, zuivelproductie, bewustwording consumenten, duurzame ketens. 3. Vrij naar Einstein: je kunt de problemen van vandaag niet oplossen vanuit dezelfde (analytische, reductionistische) denkkaders als waarmee ze gecreëerd zijn. Dat betekent: a. Integraal kijken (zie punt 1) impliceert dat oplossingen soms buiten de voedingsarena liggen en andere aanvliegroutes nodig zijn, onder meer vanuit de beleidsvelden volksgezondheid (voedsel als preventie), bodem en water en ruimtelijke planning. b. ‘Out of the box’ denken: waarom niet goede landbouwgrond behouden voor voedselproductie en bouwen elders. Waarom geen zoutwaterteelt in nu met veel energie zoet gehouden polders? Waarom het voedingspatroon niet omgooien? 4. Handelingsperspectieven bieden: de communicatie tussen overheid, industrie en consument lijdt onder het feit dat men zich geen rekenschap geeft van de verschillende ‘frames’ van waaruit de andere stakeholders denken en opereren.4 Om dit te veranderen moeten aan alle stakeholders handelingsperspectieven worden geboden, zodat zij worden gestimuleerd om effectieve aangrijpingspunten in ketens en in processen te benutten. Dilemma’s en handelingsperspectieven Hieronder gaan we in op de belangrijkste dilemma’s en handelingsperspectieven volgens de in de Nota Duurzaam voedsel gebruikte driedeling planet, people en profit. Daarbij kijken we steeds vanuit mondiaal perspectief en vanuit integrale samenhangen naar wat Nederland kan bijdragen. Planet 1. Dierlijke versus plantaardige productie. Volgens het Stockholm Resilience Centre zijn de grootste milieuproblemen in volgorde van belangrijkheid: 1) biodiversiteitsverlies, 2) het uit evenwicht brengen van de stikstofkringloop, 3) de koolstofkringloop (met als gevolg klimaatverandering), 4) de fosfaatkringloop. Dat betekent dat deze top-4 niet uit onafhankelijke problemen bestaat, maar dat ze sterk verbonden zijn via de (dierlijke) eiwitproductie5. De productie van vlees, zuivel en eieren kost onevenredig veel schaarse hulpbronnen, zoals drinkwater, mineralengebruik (fosfaat) en schaadt de biodiversiteit. Bovendien wordt de bijdrage van de dierlijke productie aan de versnelde klimaatverandering geschat op minimaal 18% (FAO, 2006), terwijl alle vervoer maar 13,5% bijdraagt. Dit betekent dat de meeste winst daarom te behalen is door minder dierlijk eiwit te produceren en te consumeren6. Circa 75% van de landbouwgrond op aarde is namelijk in gebruik voor de dierlijke productie, waarvan eenderde (400 miljoen ha) wordt gebruikt voor productie van voedergewassen voor dieren (granen, soja). Dat bevat ongeveer 144 miljoen ton plantaardig eiwit, waarvan ons (via de dieren) maar 29 miljoen ton als voedsel bereikt. Als we de plantaardige eiwitten direct zouden consumeren (in plaats van aan dieren te voeren), is een areaal van 27 miljoen ha toereikend. Hierdoor komt enorm veel areaal vrij voor de productie van voedsel, terwijl tegelijkertijd de druk op de biodiversiteit en de oerwouden vermindert. Gezien het feit dat
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 5 van 16
de Nederlandse veehouderij een belangrijke rol heeft in de conversie van plantaardig naar dierlijk eiwit zou ons land op dit gebied een voortrekker moeten zijn. 2. Ontwikkeling van nieuwe plantaardige eiwitproducten (NPF’s) is een kans voor de Nederlandse voedingsindustrie en draagt tevens bij aan bestrijding van eiwitondervoeding in de wereld. Ondervoeding is namelijk vaker eiwitgebrek dan caloriegebrek. Ook de Nederlandse volksgezondheid zou in verband met het toenemende overgewicht en hart- en vaatziekten gebaat zijn bij minder dierlijke en meer plantaardige (eiwit)producten. 3. Bioraffinage: multifunctioneel gebruik van gewassen, oftewel een food-feed-fibrefeedstock-fuel cascade, lijkt de industrie in het Rijnmondgebied en de food- en agribusiness op het lijf geschreven. Stimulering van deze trend is nodig. 4. Ruimtelijke ordening. Niet alleen productie van voedsel is ingekaderd in tal van ruimtelijke richtlijnen en milieuvoorschriften, maar ook consumptie wordt in hoge mate beïnvloed door ruimtelijke structuur. Architectuur en stedenbouw zullen daarom meer aandacht hiervoor moeten ontwikkelen en mogelijkheden moeten creëren voor de diverse systemen van voedselvoorziening in nieuwe stedelijke context met beperking van transport, energieverlies, verspilling grondstoffen, etc. Hier ligt zowel een taak voor de vastgoedontwikkeling in relatie tot de retail als voor de overheid bij de inrichting van de publieke ruimte. 5. Kringlooplandbouw7 versterken, vanwege haar bijdrage aan vermindering stikstof- en fosfaatverliezen, verbetering agro-biodiversiteit, verhoging biodiversiteit in natuurgebieden door productie van schoon water en gezonder vee. 6. Stikstof- en fosfaatgebruik drastisch terugbrengen. De Nederlandse landbouw z.s.m. laten werken zonder industrieel geproduceerde fosfaat- en stikstof-kunstmest. Kansen liggen op het vlak van optimale verwaarding van mineralen van dierlijke en humane oorsprong en de toepassing van gesteentemeel. We zijn in Nederland immers een unieke positie in, met veel dieren en mensen op een qua oppervlakte kleine vruchtbare delta. Van een bedreiging maak je een kans: het eerste westerse land vrijwel zonder industriële kunstmest! 7. Verkleining van de mondiale ecologische footprint. De mensheid gebruikt nu 50% meer dan de aarde duurzaam kan leveren (Living Planet Report 20108). Die zogenaamde overshoot van 1,5 aarde leidt o.a. tot de klimaatverandering, overbevissing, uitsterven van soorten dieren en planten en toename van het aantal ‘milieuvluchtelingen’. De verdeling van het mondiale ruimtegebruik is bovendien erg scheef tussen arm en rijk, hetgeen in het licht van de overshoot tot een mensenrechtenkwestie kan worden gerekend. Met o.a. een meer plantaardige productie, meer biologische en kringlooplandbouw, een meer regionale voedselvoorziening en een distributiesysteem tot in alle wijken (op fietsafstand), kan een forse reductie van de ‘foodprint’ worden bereikt. Zie de nota ‘Waar een klein land groot in is .... Over de effecten van Nederlands handelen in het buitenland’, Expertisecentrum LNV, nr. 2002/162.
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 6 van 16
People 1. Consumenten. Er is onderscheid te maken tussen de ontwikkeling bij consumenten wereldwijd (toename bevolkingen van opkomende economieën China en India, waarbij een verschuiving plaatsvindt van groenten, granen en vis/kip naar varkensvlees en rundvlees, plus een sterk cultuurbepaalde voedselkeuze, plus mensen in Afrika, ZuidAmerika, die ternauwernood in hun basisbehoeften kunnen voorzien) en de ontwikkeling in het westen en NL (overgewicht, vergrijzing, behoefte aan gemaksvoedsel). Dit betekent dat een gedifferentieerde benadering nodig is! Vanuit de vraag wat wij in Nederland kunnen doen (met onze kennis, land- en tuinbouw, handel, voedselproductie, communicatie, beleid) om te zorgen dat die wereldbevolking gevoed kan blijven worden zien wij drie perspectieven: (1) Minder dierlijke eiwitten eten. Vleesconsumptie is hiervan vanzelfsprekend onderdeel. Gedeeltelijke vervanging van vlees in Nederland is een haalbare kaart. Deze gedachte wordt ondersteund door de grote groep ‘vleesminderaars’ die het LEI in onderzoeken wist te identificeren en die laten zien dat de sociale norm aan het verschuiven is. Dit is een culturele ontwikkeling die de overheid op meer manieren kan faciliteren. Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat gezondheidsoverwegingen, de wens naar variatie en een ander aanbod hierbij een grotere rol kunnen spelen dan moreel gemotiveerde keuzes voor dierenwelzijn en milieu. De ervaringen in het milieubeleid laten zien dat het wel degelijk mogelijk is daarin stappen te zetten, mits de richting en middelen maar consistent en duidelijk zijn voor de individuele burger. (2) Bewustwording van Nederlandse consumenten. Bij consumenten is een belangrijk onderscheid te maken tussen degenen die zelf hun voedselgedrag in hun waardenpatroon integreren en degenen die dat niet doen. De eerste groep is geholpen met verschillende informatiekanalen over producten en productiewijzen die het hen mogelijk maken hun eigen voorkeuren te ontwikkelen. Consumenten die er niet aan toe komen om hun voedingsgedrag zelf in hun waardenpatroon te integreren, laten zich voornamelijk leiden door vaste gewoonten of door de omstandigheden. Overheid en bedrijfsleven moeten erkennen dat deze consumenten een sterkere vorm van verleiding nodig hebben om tot meer duurzame keuzes te komen. Ze worden namelijk sterk beïnvloed door omgevingsfactoren zoals het aanbod in de winkel, prijs, reclame en de gangbare sociale norm. Daar zitten dan ook aangrijpingspunten voor verandering van gedrag. Voor beide groepen geldt momenteel dat prijssignalen een negatieve prikkel geven: wie dierlijk eiwit wil vervangen door vleesvervangers is duurder uit. (3) Van consument naar bewuste burger. Dit proces is uit eigen beweging in Europa gaande. Het gaat om burgers, die kopen vanuit medeverantwoordelijkheid voor productiewijze, daarmee verbonden dierenwelzijn en productielandschappen over de gehele wereld. Consumenten dus die via hoofd, hart of handen mede verantwoordelijkheid gaan nemen. Deze spontane beweging kan versterkt en versneld worden door concrete handelingsperspectieven in de woon- en werkomgeving te creëren die tevens kansen bieden om de initiatieven sociaal meer zichtbaar te maken. 2. Georganiseerde burgers of instellingen. Meer en meer consumentencoöperaties, ziekenhuizen, kazernes en gevangenissen zien het belang van de eigen
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 7 van 16
voedselvoorziening en gaan die zelf regelen of wenden hun invloed aan om duurzame oplossingen te creëren. Het is belangrijk hen een steun in de rug te geven en bekendheid geven aan deze ontwikkeling zodat anderen op het idee komen hier ook werk van te maken. 3. Gezondheidgerelateerde organisaties. Gezonde voeding speelt een preventieve en curatieve rol voor onze gezondheid. Door gezonde voedselkeuze en -bereiding besparen we op grote schaal maatschappelijke en persoonlijke ziektekosten. Het ministerie voor volksgezondheid en de ziektekostenverzekeraars zouden daarom actief beleid moeten voeren op voedselconsumptie, keuzegedrag, etc. Profit 1. Handel. Nederland speelt een belangrijke rol als doorvoerhaven van goederen en voedsel. Door onze geografische ligging in een ecologisch gevoelige delta zijn er kansen en bedreigingen. Een groeiende wereldbevolking, met gemiddeld meer welvaart, en een naar Azië verschuivend economisch centrum en bijbehorende handelsstromen vragen om een herbezinning op de Nederlandse rol ten aanzien van een toenemende druk op het milieu en grote risico’s voor de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden. 2. Retail. De retail is een invloedrijke speler in de beïnvloeding van de voedselaankopen van consumenten. Momenteel wordt een grote marge gemaakt op verse groenten en fruit. De retail zou gestimuleerd moeten worden om met hun prijsbeleid bewust te sturen op de aankoop van gezonder en meer duurzaam geproduceerd voedsel. Deze initiatieven vragen om een inpassing in bestaand beleid wat daar momenteel niet op is gericht. De overheid zal daar zowel inhoudelijk als in de regelgeving en financiering steun aan kunnen geven. 3. Duurzame voedselproductieketens, van grond tot mond. Innovatie is essentieel en omvat in ieder geval nieuwe plantaardige eiwitproducten, maar ook de ‘kaasschaafmethode’ mag niet onderschat worden. Ook traditionele producten moeten onderzocht worden op mogelijke duurzame verbeteringen voor milieu en gezondheid, zodat best practices gemeengoed worden. Dit vraagt openheid en samenwerking in de ketens in precompetitieve sfeer. 4. Cradle2cradle voor de voedselproductie9; support in plaats van controle. Dus ondersteunen van ecologische processen, terugwinning (van fosfaat), ecologische/geïntegreerde landbouw bevorderen en verandering van landgebruik reduceren, omdat bij verwoesting van de toplaag 5000 keer meer CO2 vrijkomt dan bij normaal gebruik. Plus het gebruik van accumulerende grondstoffen afwijzen, en complexiteit van verpakkingsmateriaal vermijden omdat dan verantwoord hergebruik daarmee niet mogelijk is. 5. Smallholders. Versterking van de rol van de 50% van de wereldwijde voedselproductie voor hun rekening nemende smallholders ten behoeve van op duurzame ontwikkeling gerichte activiteiten en netwerkontwikkeling om kennis te delen en kennis te verspreiden. Kennisuitwisseling van Nederlandse telers met de volgende organisaties verdient in dit licht stimulering:
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 8 van 16
-
-
-
Het 25 jaar bestaande wereldwijde LEISA kennisuitwisselingnetwerk voor kleinschalige duurzame land en tuinbouw wordt gezien als ontwikkelingssamenwerking. Deze kennis wordt bijna niet gedeeld en/of toegepast in Europa, behalve door de Campesino. Wij kunnen hier leren van de ontwikkelingslanden en Nederlandse boeren daarop wijzen. ACRES-USA organiseert conferenties waarin boeren en adviseurs leren hoe je voedsel met functionele eigenschappen kunt telen, en over de rol van sporenelementen in preventie van ziekten en plagen in het gewas, de samenhang met bodemvruchtbaarheid en bodembeheer.10 Campesina, EISA (European Network for Integrated Sustainable Agriculture) en COMPASS: zij werken aan het erkennen, stimuleren en ontwikkelen van lokaal aanwezige kennis.
Effectieve aangrijpingspunten Om bijsturing en ingrijpen ten behoeve van een duurzamere voedselproductie en consumptie effect te laten hebben, is het noodzakelijk de goede aangrijpingspunten te kennen en in te zetten op de meest effectieve plaats. Om de relatieve waarde van acties te kunnen overzien is het nodig om hierbij de getalsverhoudingen helder te hebben. De wereldwijde primaire voedselproductie is in handen van 1 miljard producenten. Verderop in de voedselproductieketen wordt ca 70% van de keuze gecontroleerd door 300 tot 500 multinationals. Hieruit volgt dat de meest effectieve werking te verwachten is bij de volgende aangrijpingspunten: -
De multinationals. Het ministerie van Landbouw speelt een belangrijke rol bij het verduurzamen en verkorten van ketens, het minimaliseren van de voedselbewerking en het ondersteunen van toeleveranciers in duurzamer produceren. Unilever lijkt hierbij voorop te gaan lopen gezien de ambities van hun recentelijk gepubliceerde duurzaamheidplan. Hierin geeft Unilever aan, niet alleen broeikasgasuitstoot, waterverbruik en afval te willen halveren van haar eigen directe activiteiten, maar ook van die van toeleveranciers en consumenten. Tegelijkertijd mikt het concern op verdubbeling van het marktaandeel.
-
Grootafnemers van voedsel (ziekenhuizen, restaurants, bedrijfskantines, gevangenissen, kazernes, zorgtehuizen): betrekken in de oplossingen, met inbegrip van de grote cateringbedrijven.
-
De smallholders wereldwijd ondersteunen via kennisnetwerken m.b.t. gezonde, kleinschalige duurzame land- en tuinbouw.
-
Bewustmaken van de bevolking. Met een combinatie van massamedia en het bieden van handelingsperspectief in de eigen leefomgeving, liefst in samenwerking en op instigatie van de lokale stakeholders middels gebiedsontwikkeling, consumentencoöperaties, kooklessen, natuur en milieueducatie etc. Om de situatie voor consumenten transparanter te maken is men in het buitenland actief met documentaires als Future Food (BBC 2009) en Kampf um Nahrung (WDR 2009). Hoewel voorlichten van consumenten nog maar een begin is, is dit ook misschien een idee voor ons land. De
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 9 van 16
Franse EPODE-aanpak (ook in Zwolle opgepakt) zou niet alleen ingezet moeten worden voor gezondere voeding, maar ook voor duurzame voeding.
Bijlage I laat voorbeelden zien van mogelijkheden voor verschillende stakeholders. Bijlage II bevat een kort CV van de leden van de VVM-sectie Voedsel die hebben bijgedragen aan deze visie. Bijlage III geeft de verschillende publicaties weer waarnaar in deze visie wordt verwezen.
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 10 van 16
BIJLAGE I
Voorbeelden van mogelijkheden (opportunities) voor verschillende stakeholders A. De overheid Regelgeving (regels afschaffen, ruimte voor de goede ontwikkeling creëren door randvoorwaarden scheppen en hier en daar afdwingende regels). Zorg voor een level playing field, waarbij externe kosten, zoals klimaatverandering, wateronttrekking en watervervuiling, worden toegerekend aan de producten, zodat de vervuiler en gebruiker (van meer belastende producten) gaat betalen. De markt gaat dan positief werken voor duurzaamheid. Dit vergt inzet op Europees niveau. Stimuleer: - dat de sociale norm opschuift naar een eetpatroon met minder dierlijke producten. Initiatieven zoals een vleesvrije dag kunnen helpen. Veel Belgische en Duitse steden hebben zich al aangesloten bij het initiatief van een vleesvrije dag11. Bekende Nederlanders zijn als ambassadeurs voor een soortgelijke campagne te betrekken. - bestaande, ook particuliere experimenten, ook ten behoeve van het verder ontwikkelen en opschalen daarvan (bijv. door het innovatienetwerk). Bijvoorbeeld (1) urine hergebruiken voor fosfaatwinning, (2) rioolzuiveringsslib weer geschikt maken voor bemesting, (3) zoutwaterteelt, (4) duurzame varkensstal, (5) kringlooplandbouw, (6) toepassing van gesteentemeel voor bodemverbetering in plaats van kunstmest. - gemeenten om een lokaal voedselbeleid te ontwikkelen, zoals in bijvoorbeeld Londen en Amsterdam van de grond is gekomen. - vleesminderaars door goede vleesvervangende producten / gerechten overal gemakkelijk verkrijgbaar te maken. Prijssignalen geven hier momenteel een negatieve prikkel. Restaurants en catering kunnen gestimuleerd worden om meer aantrekkelijke vegetarische opties aan te bieden die verder moeten gaan dan het vervangen van vlees met andere dierlijke eiwitten. Ook het aanpassen van subsidiestelsel en belastingmaatregelen zoals het doorberekenen van de kosten en negatieve effecten die – ook elders op de wereld – worden gemaakt door milieubelastende en sociaal benadelende voedselproductiemethoden. Bijvoorbeeld belasting heffen op maïs uit gebieden die kampen met waterschaarste of op dierlijke producten zoals vlees. Prikkels geven: start, bijvoorbeeld, in navolging van Engeland, Japan en Zweden een proefprogramma met Voetafdruklabels, te beginnen met de Carbon Footprint, en daarna de volledige Voetafdruk (vanwege het landgebruik), zoals prof. Tim Lang (UK) adviseert. Samenwerken met en ruimte geven aan regionale ontwikkelingsmaatschappijen, provincies en NGO’s (vergelijk NL initiatief energietransitie). Consumenten voorlichten: Het is voor de gewone consument te ingewikkeld. En de industrie heeft te grote belangen om onafhankelijk advies te kunnen geven. Meer inzet en
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 11 van 16
ondersteuning van onafhankelijke organisaties op het gebied van milieu, zoals Milieucentraal. Internationaal samenwerken: Leren van Zweedse en Engelse nota’s voeding; samenwerken met andere (Europese) landen voor eensluidende aanpak en efficiency. Samenwerken met en stimuleren van NGO’s die goede initiatieven ontwikkelen rond duurzame voeding. Ruimer kijken naar en leren van andere dan Wageningse/Nederlandse wetenschappelijke inzichten, in het buitenland zijn ze vaak veel verder (Duitsland, Australië). Bijvoorbeeld de IAASTD12, een zojuist afgerond international 4-jarig programma Agriculture at the crossroads, waarin 400 onderzoekers uit 60 landen de noodzaak tot aanpak van de landbouw-voedsel-klimaat samenhang centraal stelden. Onderzoeksaansturing (bij NWO, WUR, Louis Bolk Instituut) en praktijkverkenningen (hogescholen) richten op mogelijke obstakels én oplossingen / experimenten. Bijvoorbeeld (1) naar de noodzaak en mogelijkheden om essentiële voedingsmiddelen algemeen beschikbaar te houden (als bevolkingsgroepen bepaalde voedingsmiddelen niet meer kunnen betalen), (2) naar ‘Sustainable food & urban planning’ mogelijkheden, zie AESOP.13
B. georganiseerde burgers Er bestaan diverse initiatieven van lokale groepen met het doel om lokale en duurzame voedselproductie te stimuleren door een vraaggestuurd mechanisme. Het ministerie kan deze vorm van inkoop gestuurde activiteiten ondersteunen door een opzet van dergelijke burgerinitiatieven op andere locaties te stimuleren. Hieronder enkele voorbeelden. -
ARC2020, Building our common future14. ARC staat voor ‘The Agricultural and Rural Convention’ en vraagt om een paradigmaverschuiving van de huidige landbouw naar duurzamere vormen van (lokale) landbouw. Er zijn twee fondsen waardoor deze aanpak geïmplementeerd kan worden: the European Agricultural Fund (voor voedselproductie en landbouw) en de European Rural Fund, gericht op de rurale economie en gebiedsontwikkeling.
-
Our Common Future 2.0. Het door universiteit Nijmegen geïnitieerde project OCF 2.0 beoogt met een groep van tussen de drie- en vierhonderd mensen in Nederland in korte tijd een inspirerende visie te ontwikkelen op de maatschappij over 25 jaar. Uitgangspunt is het idee dat mensen anders gaan denken en doen als ze een nieuw perspectief hebben om naar toe te werken.
-
Consumentencoöperaties. In Rome, Wageningen en Londen zijn coöperaties opgericht die hun voedsel kopen op basis van lokale productie en duurzaamheid, ter vermindering van de ecologische voetafdruk.
-
De Nijmeegse coöperatie Oregional heeft als missie verbindingen te leggen tussen producent en consument, met als resultaat meer verbondenheid met de primaire producent en een betere beloning van de telers.
-
‘Verklaring van Utrecht’. Vanuit zes politieke partijen is een partij overstijgend energieplan opgesteld, een oproep aan de politiek leiders van Nederland voor een duurzame voedselproductie en -consumptie.
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 12 van 16
C. Regionale initiatieven, provincies en NGO’s -
Leonardo’s National Sustainable Agriculture Standard initiative: een gemeenschappelijke set van economische, milieugerichte en sociale criteria, die gebruikt kunnen worden om te kunnen bepalen of een gewas op een duurzame wijze geproduceerd is.
-
ZLTO en een (door provincie Limburg gesubsidieerd) consortium van Schuttelaar & Partners, Cultus agro advies en Citaverde zijn beide actief een tool ter stimulering van meer duurzame productie voor boomtelers te ontwikkelen. Dit moet telers direct handvaten geven om stappen te zetten naar een meer maatschappelijk verantwoorde productie. Dit initiatief kan ondersteund worden om gezamenlijk de tools aan te passen voor de andere sectoren van primaire productie.
-
ILEIA15, het centrum voor leren voor duurzame landbouw en voedselproductie, versterkt de uitwisseling van informatie en kennis over duurzame en verduurzaming van kleinschalige landbouw over de gehele wereld onder meer via het tijdschrift ‘Farming Matters’.
-
EISA, the European Initiative for Sustainable Agriculture (vereniging) & LEAF, Linking Ecology, Agriculture and Food (Britse vereniging van boeren met eigen audit).
-
Diverse netwerken zoals: Netwerk Vitale Landbouw en Voeding, Gezonde Gronden, Duurzaam Boer Blijven.
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 13 van 16
BIJLAGE II Auteurs van advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker Dr. Harry Aiking (1949). Studeerde Biochemie aan de UvA (1973), waar hij in 1977 promoveerde in de Microbiologie. Van 1978-1979 werkte hij als Research Associate aan Indiana University in Bloomington (USA) en aansluitend deed hij kankeronderzoek aan het Centraal Laboratorium voor de Bloedtransfusiedienst in Amsterdam. Sinds 1980 doet hij multidisciplinair duurzaamheidsonderzoek bij het Instituut voor Milieuvraagstukken van de VU in Amsterdam (sinds 1994 ook aan voeding), waar hij sinds 2001 als UHO verantwoordelijk is voor Chemie & Voeding. Van 1999-2006 was hij dagelijkse leider van het NWO programma PROFETAS. Dr. Joop de Boer (1947) heeft een uitgebreide onderzoekservaring op het gebied van milieu en gedrag, met als basis een opleiding in de psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds hij in 1980 in dienst trad van het Instituut voor Milieuvraagstukken van de VU in Amsterdam, heeft hij zich beziggehouden met diverse onderzoeksthema's, zoals consumentengedrag en risicocommunicatie. Hij was een van de leidinggevende sociale wetenschappers bij het multidisciplinaire PROFETAS programma. Zijn meest recente onderzoek analyseert de rol van ‘frames’ en waardenpatronen bij communicatie over klimaat en voeding. Dr.Ir. Léon Jansen is strategisch adviseur bij Schuttelaar & Partners (S&P), na 5 jaar als toxicoloog op het Voedingscentrum te hebben gewerkt, in 2005 begonnen bij de afdeling biotechnologie van S&P, inmiddels bij de afdeling duurzame landbouw van S&P in Wageningen, speciaal voor de plantaardige sector. Daarnaast is hij de inhoudelijk specialist achter het Ik Kies Bewust-logo, coördinator van de wetenschappelijke en borgingsactiviteiten ter ondersteuning van het logo en secretaris van verschillende (inter)nationale wetenschappelijke commissies achter het logo. Jan Juffermans (1945), enkele jaren sociologie en filosofie (Leiden), tien jaar uitgever (IDC Leiden) en van 1978 tot mei 2010 uitgever en later beleidsmedewerker mondiale duurzaamheid bij ‘De Kleine Aarde’ in Boxtel, Centrum voor duurzaam leven, met als specialisatie: de Mondiale Ecologische Voetafdruk. Nu actief als zzp-er met lezingen, schrijfwerk, juridische stappen en een duurzame economie. Als adviseur betrokken bij www.iederkindheeftrechtopnatuur.nl. Ir. Jeroen Naaijkens (1948). Landbouwingenieur Wageningen (1974); twintig jaar ervaring in ruimtelijk, water- en milieubeleid bij overheid (Rijk, Provincie Noord-Brabant) en bedrijf (Arcadis); laatste zestien jaar directeur (Hogeschool AVANS) en bestuurder hoger onderwijs (Hogeschool HAS Den Bosch); nevenfuncties als bestuurder van landelijke en provinciale milieuorganisaties (onder meer oprichter VVM), Stichting Duurzaam Hoger Onderwijs.
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 14 van 16
Ir. Jelleke de Nooy-van Tol (1951). Landbouwingenieur Wageningen (1977); 10 jaar ervaring in ontwikkelingssamenwerking/integrale gebiedsontwikkeling; strategie, aansturing en coördinatie met betrekking tot ‘groene ruimte’ onderzoek, bij LNV (DWK) en Wageningen UR. Daar vernieuwende initiatieven opgezet met betrekking tot biologische en waardevolle landbouw, interdisciplinair werken (WISI). Oprichtster en coördinator Netwerk Vitale Landbouw en Voeding. Internationaal actieve zzp-er ten behoeve van integrale gebiedsontwikkeling, herstel kringlopen, relatie bodem-landbouw-voeding-gezondheid, versterking endogene kennissystemen. Drs. Hanna Schösler (1976) doet sinds 2008 promotieonderzoek bij het Instituut voor Milieuvraagstukken van de VU in Amsterdam. Haar onderzoek gaat over vleesconsumptie en de vraag hoe cultuurveranderingen benut kunnen worden om (gedeeltelijke) vleesvervanging en meer algemeen verschuiving naar duurzamere consumptiepatronen te stimuleren. Daarnaast kijkt ze naar veranderingen in de eetcultuur in een bredere zin en heeft ze onderzoek gedaan naar vernieuwende groepen in de samenleving die de sociaal-culturele norm uitdagen. Voorheen was ze coördinator duurzaamheid voor een internationale catering organisatie en heeft ze praktische ervaring opgedaan van consumentengedrag en de beïnvloeding ervan.
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 15 van 16
BIJLAGE III Verwijzingen, documentatie, websites
1
Vereniging van Milieuprofessionals, special issue ‘Voedsel: van grond tot mond’. http://www.vvm.info/
2
De Nota Duurzaam voedsel
3
Beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen
4
Boer, J. de, Aiking, H. Frames voor duurzame voedselsystemen: Verkenning op hoofdlijnen. IVM-VU Rapport voor het Ministerie van LNV, http://www.ivm.vu.nl/en/Images/R0916_tcm53-138086.pdf
5
Harry Aiking, ‘Future protein supply’, Trends in Food Science & Technology (2010), doi:10.1016/j.tifs.2010.04.005. Dit artikel beschrijft de sterke koppeling tussen stikstofkunstmest, biodiversiteitsverlies en klimaatverandering in relatie tot de draagkracht van de aarde.
6
http://www.clm.nl/index.php?id=publicaties10 de drijvende krachten achter het eiwit; een krachtenanalyse van productie, consumptie en duurzaamheid wereldwijd.
7
Zie CLM rapport ‘bodem up’ juni 2009, www.netwerkvlv.nl, www.duurzaamboerblijven.nl, www.puregraze.com
8
http://wwf.panda.org/about_our_earth/all_publications/living_planet_report/
9
Artikel Corné van Dooren, Voedingscentrum, 21-12-2007.
10
http://www.acresusa.com/events
11
http://www.donderdagveggiedag.be/
12
http://www.agassessment.org/index.cfm?Page=IAASTD Reports&ItemID=2713
13
Onderzoek t.b.v. Sustainable food planning gebeurt door AESOP, http://aert.brighton.ac.uk/aesop2 14
http://www.arc2020.eu/newsitem.php?id=9
15
http://ileia.leisa.info/
Advies VVM aan staatssecretaris Henk Bleker.docx
pagina 16 van 16