Postbus 1 3430 AA
B ezo ekad res
Martin baan 2 3439 NN www.nieuwegein.nl
Handhaving Bebouwde Omgeving
Handelingskader handhaving bouwoverlast
Collegeb eslui t
2008/13599
Datum collegebeslui t
19 augustus 2008
O penbare b eke ndmaki ng 3 septe mber 2008 I nwe rking tredi ng
4 septe mber 2008
Aute ur
Mw. M.J. Volman
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 3 (32)
Inhoudsopgave
Inleiding ....................................................................................................... 5 1
2
Wettelijk kader handhaven bouwoverlast ................................................. 6 1.1
Bouwverordening Nieuwegein................................................ 6
1.2
Algemene plaatselijke verordening Nieuwegein......................... 7
Toetsingskader handhaving bouwoverlast................................................. 9 2.1
Toetsingskader handhaving trillingen ...................................... 9
2.2
Toetsingskader handhaving bouwlawaai .................................10
2.3
Richtlijn ontheffingen Apv ....................................................12
2.4
Belangenafweging ..............................................................14
2.2.1 Juridische houdbaarheid Circulaire bouwlawaai................11
3
Handhaafinstructies.............................................................................16 3.1
Handhaafinstructie trillingen.................................................16
3.2
Handhaafinstructie bouwlawaai.............................................18
Geraadpleegde literatuur ................................................................................21 Bijlage 1
Meten van trillingen ......................................................................22
Bijlage 2
Grenswaarden bij trillingsmetingen om schade aan bouwwerken te voorkomen. .................................................................................25
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 5 (32)
Inleiding
In Nieuwegein vinden veel bouw- en sloopwerkzaamheden plaats. De komende jaren zullen deze werkzaamheden ook in de compacte binnenstad plaatsvinden. De bouwwerkzaamheden kunnen daarbij in meer of mindere mate overlast geven voor de omgeving. Deze overlast kan bestaan uit trillingen, die schade aan gebouwen kunnen veroorzaken, en/of uit geluid. Overlast wordt voornamelijk veroorzaakt door de machines die nodig zijn tijdens het bouwproces, zoals heistellingen, betonmixers, shovels, sloophamers en vrachtwagens. De Gemeente Nieuwegein vindt het haar taak om bij onacceptabele overlast de omgeving daartegen zoveel mogelijk te beschermen. Dit Handelingskader betreft alleen het onderdeel repressieve handhaving. Het is natuurlijk aan alle partijen, zowel binnen als buiten de gemeente, om deze repressieve handhaving op voorhand te voorkomen. Overleg met directievoerders en uitvoerders dienen aan deze partijen duidelijk te maken dat de Gemeente Nieuwegein handhavend zal optreden indien trillingsnormen worden overschreden of geluidsreducerende maatregelen mogelijk zijn. Op basis van dit standpunt zal naar verwachting de bouwende partij op voorhand de methoden kiezen die ernstige overlast voorkomt. Preventieve instrumenten zoals overleg, voorlichting, financiële compensatie voor omwonenden en vergunningverlening komen in dit Handelingskader slechts aangestipt. Deze instrumenten zijn natuurlijk wel van groot belang om begrip te kweken en te komen tot de beste oplossing. In het uiterste geval zal de Gemeente Nieuwegein handhavend optreden tegen ernstige bouwoverlast. Dit Handelingskader legt vast hoe en wanneer de Gemeente Nieuwegein dat dan doet. Dit Handelingskader geldt ook voor renovatie- en sloopwerkzaamheden.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 6 (32)
1
Wettelijk kader handhaven bouwoverlast
Het stellen van grenzen aan bouwlawaai en trillingen en het handhaven daarop is een taak van de gemeente. Het reguleren en handhaven ervan is via verschillende wettelijke kaders mogelijk. Deze zijn: •
Wet milieubeheer
•
Bouwverordening
•
Algemene plaatselijke verordening
•
Bouwvergunning Via een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer zou de
overlast gereguleerd kunnen worden. Echter, doordat een bouw tijdelijk van aard is, de vergunningprocedure zes maanden in beslag neemt, en de aanvrager vaak op dat moment nog niet weet welke bouwmethoden zullen worde ingezet, biedt de weg van de milieuvergunning geen soelaas. Dit geldt ook voor de bouwvergunning, waarbij de toetsing van de aanvraag zich beperkt tot technische eisen, welstandseisen en bestemmingsplan van het te bouwen bouwwerk. Wel kan in het vooroverleg met de aanvrager om bouwvergunning aandacht worden besteed aan dit aspect. In dit voorstadium kan wellicht al ingeschat worden of schade aan gebouwen of ernstige geluidshinder is te verwachten. De aanvrager kan er dan op gewezen worden dat er alternatieven zijn, of dat van hem verwacht wordt trillingsmetingen te laten verrichten. De Gemeente Nieuwegein zal in voorkomende gevallen handhavend optreden op grond van de bouwverordening en aanvullend daarop (indien werkzaamheden ook ´s avonds en ´s nachts spelen) op grond van de Algemene plaatselijke verordening.
1.1
Bouwverordening Nieuwegein
Op het bouwen zelf zijn de rechtstreeks werkende voorschriften uit hoofdstuk 4 van de bouwverordening Nieuwegein van toepassing. Deze voorschriften gelden ook voor vergunningsvrije bouwactiviteiten. Op grond van artikel 4.10 lid 3 kunnen burgemeester en wethouders in geval van bouwoverlast ingrijpen: Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder Lid 3.
Burgemeester en wethouders kunnen het gebruik
van een werktuig, dat schade of ernstige hinder voor de omgeving veroorzaakt of kan veroorzaken, verbieden.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 7 (32)
Artikel 4.10 lid 3 geeft burgemeester en wethouders een discretionaire bevoegdheid. Burgemeester en wethouders van Nieuwegein zullen in voorkomende gevallen van deze bevoegdheid gebruik maken. Per situatie zal moeten worden beoordeeld of een werktuig zoveel schade of hinder veroorzaakt dat dit verboden zou moeten worden. Zij kunnen dit doen nog voordat het werktuig wordt gebruikt, maar het aantonen dát een werktuig schade of ernstige hinder zal veroorzaken kan eigenlijk pas worden geconstateerd tijdens het gebruik ervan. Het vooraf verbieden van een werktuig ligt daarom niet in de rede. Voor de beoordeling is van belang hoe de begrippen “schade” en “ernstige hinder” worden ingevuld. Dit wordt uitgewerkt in hoofdstuk 2.
1.2
Algemene plaatselijke verordening Nieuwegein
In de Algemene plaatselijke verordening Nieuwegein (verder: Apv) is in artikel 4.1.7 een verbodsbepaling opgenomen voor het veroorzaken van geluidhinder. Voor deze verbodsbepaling kan een ontheffing worden aangevraagd. Dit verbod geldt niet indien werkzaamheden aan de openbare weg plaatsvinden tussen 8.00 tot 18.00 uur (maandag tot vrijdag). Het bouwen kan gezien worden als werkzaamheden aan de openbare weg. Artikel 4.1.7 Overige geluidhinder 1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen. 3. Het verbod geldt niet: a. voor werkzaamheden op of aan de openbare weg die plaatsvinden van maandag t/m vrijdag, tussen 08.00 en 18.00 uur b. voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1994, het Vuurwerkbesluit of de Wet milieugevaarlijke stoffen.
Voor lawaaiige avond- en nachtwerkzaamheden (van 18.00 uur ´s avonds tot 08.00 uur ´s ochtends) en voor werkzaamheden in het weekend moet ontheffing door de bouwende partij bij de Gemeente Nieuwegein worden aangevraagd. Alleen in deze ontheffing zou de mate van overlast nader gespecificeerd kunnen worden in voorschriften. De ontheffing kan ook worden geweigerd.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 8 (32)
Overigens wordt de Apv Nieuwegein naar verwachting in 2008 nog gewijzigd, waarbij de tijdsperiode waarvoor het verbod niet geldt wordt uitgebreid tot de periode 07.00 – 19.00 uur voor doordeweekse dagen. Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Apv hoeft voor doordeweekse dagen dan alleen ontheffing te worden aangevraagd indien lawaaiige werkzaamheden tussen 19.00 uur ´s avonds en 07.00 uur ´s ochtends plaatsvinden. Voor de weekenden dient sowieso ontheffing te worden aangevraagd.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 9 (32)
2
Toetsingskader handhaving bouwoverlast
De Gemeente Nieuwegein treedt in het uiterste geval, als voorlichting en overleg niet het gewenste resultaat hebben, handhavend op. Daartoe is zij ook in beginsel verplicht, tenzij er sprake is van bijzondere gevallen (concreet zicht en onevenredigheid tussen optreden en (individueel) belang). Dit doet zij op grond van artikel 4.10 lid 3 van de bouwverordening en artikel 4.1.7 van de Apv. Daarbij is van belang om duidelijkheid te geven hoe de Gemeente Nieuwegein beoordeeld of sprake is van “schade” en/of “ernstige hinder”. Alleen dan is voor eenieder helder wanneer de gemeente handhavend zal optreden. In dit hoofdstuk worden de begrippen “schade” en “ernstige hinder” ingevuld. Tevens wordt aangegeven in welke gevallen ontheffing op grond van de Apv in geval van avond- , nacht- weekendwerkzaamheden wordt verleend.
2.1
Toetsingskader handhaving trillingen
Trillingen kunnen schade aan bouwwerken veroorzaken en hinder voor personen in gebouwen. Dit toetsingskader beperkt zicht tot schade aan gebouwen. Voor de bepaling van hinder geldt het toetsingskader voor geluid (paragraaf 2.2). Schade ten gevolge van trillingen moet zo veel mogelijk worden voorkomen. De bouwer heeft zich privaatrechtelijk verzekerd tegen mogelijke schade aan derden, maar dat betekent niet dat de gemeente geen rol heeft. Trillingen zullen vooral voorkomen in geval van (zware) heiwerkzaamheden. Onder heiwerkzaamheden vallen o.a. het inheien, intrillen en heiend of trillend trekken van heipalen, stalen buizen, damwandprofielen enz. Door trillingen kan schade aan gebouwen ontstaan. Het gaat daarbij niet om cosmetische schade (wandtegels in keuken of badkamer die loslaten of scheuren), maar over constructieve schade. Om het potentiële risico op schade te beoordelen is de meet- en beoordelingsrichtlijn van Stichting Bouw Research (SBR) (“Trilling: meet- en beoordelingsrichtlijnen, Deel A - Schade aan gebouwen”, 19 september 2003) van toepassing. De trillingsnormen uit de SBR-richtlijn mogen niet worden overschreden. Per bouwwerk moet worden beoordeeld of de bouwwerkzaamheden zodanig zullen zijn dat van de aannemer kan worden verlangd trillingsmeters te plaatsen en trillingsmetingen te (laten) verrichten. Dit zal het geval zijn bij zware heiwerkzaamheden en/of binnen bepaalde afstanden van het werktuig tot omliggende bouwwerken. In paragraaf 3.1 is dit verder uitgewerkt.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 10 (32)
Overigens worden in Nieuwegein weinig problemen verwacht rond trillingen. Dit heeft te maken met de grondopbouw van Nieuwegein. De dragende laag ligt op enige diepte, zodat veelal op palen is gefundeerd. Bij fundering op palen is minder schade te verwachten door trillingen dan bij fundering op staal.
2.2
Toetsingskader handhaving bouwlawaai
Landelijk bestaan er geen wettelijke geluidsnormen waaraan geluid van bouw- of sloopplaatsen moet voldoen. Er bestaat echter wel een landelijk kader, te weten de Circulaire Bouwlawaai 1991. Deze circulaire (Ministerie van VROM, 1991) geeft een toetsingsnorm, waarboven het geluid van bouwplaatsen niet zou mogen komen. Als toetsingsnorm voor de geluidsbelasting door bouw- en sloopwerkzaamheden op de gevels van woningen, tijdens de gehele duur van de werkzaamheden, wordt in de circulaire een Laeq van 60 dB(A) aanbevolen (07.00 – 19.00 uur). Bij een totale duur van werkzaamheden korter dan één maand kan een toetsingsnorm van 65 dB(A) worden gehanteerd. Voor bijzondere geluidsgevoelige objecten, zoals scholen en ziekenhuizen, kan de bevoegde instantie ook een lagere dagwaarde dan 60 dB(A) hanteren. Het begrip “ernstige hinder” vullen wij als volgt in: Geluid geproduceerd door bouw-/sloopwerkzaamheden gedurende de dagperiode (07.00 uur- 19.00 uur) wordt als ernstige hinder conform art. 4.10 lid 3 van de bouwverordening Nieuwegein aangemerkt indien de langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ( LAr,LT) op de gevel van een woning waar de hinder wordt ondervonden: •
meer dan 65 dB(A) bedraagt bij een hinderperiode van ≤ 1 maand en
•
meer dan 60 dB(A) bedraagt bij een hinderperiode van > 1 maand, en
•
meer dan 85 dB(A) bedraagt, gemeten gedurende de lawaaiduur.
Waarbij: •
Hinderperiode = een periode waarbinnen meerdere keren lawaaiduur voorkomt
•
Lawaaiduur = de tijdsduur dat hinderlijk geluid door bouwwerkzaamheden wordt geproduceerd Bij elkaar opvolgende hinderperioden veroorzaakt door verschillende
soorten werkzaamheden wordt voor de hinderperiode de optelling van die verschillende perioden aangehouden. Indien bijvoorbeeld sloop-, graaf- en heiwerkzaamheden aaneengesloten hinder veroorzaken, wordt de optelling van die verschillende perioden als hinderperiode aangemerkt en vergeleken met de grens van 1 maand. Voor de plaats waar de hinder wordt ondervonden wordt de dichtstbijzijnde gevel van de woning of woongebouw aangehouden.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 11 (32)
Het onderscheid in “hinderperiode” en “lawaaiduur” staat een piek in geluid toe, als de gemiddelde geluidsbelasting over een dag genomen maar binnen de norm van 60 dB(A) voor de hinderperiode blijft. Als de piek in geluid te lang duurt (bijvoorbeeld langdurig heien achter elkaar), zal deze onvoldoende worden gecompenseerd, waardoor in totaal de grens van 60 dB(A) van de hinderperiode wordt overschreden. Het toetsingskader geluid geldt voor woningen. Voor andere geluidgevoelige gebouwen (artikel 1 Wet geluidhinder, dat zijn grofweg onderwijsgebouwen (excl. gymlokaal) en gezondheidsinstellingen), zal het begrip “ernstige hinder” per geval nader worden bepaald. De Circulaire noemt geen normen voor de avond- en nachtperiode. Men is ervan uitgegaan dat vanwege slaapverstoring lawaaiige avond- en nachtwerkzaamheden niet wenselijk zijn. Voor deze werkzaamheden dient op grond van de Apv ontheffing te worden aangevraagd. Uitgangspunten voor te verlenen ontheffingen staan in paragraaf 2.3.
2.2.1
Juridische houdbaarheid Circulaire bouwlawaai
Voor wat betreft bouwlawaai zijn de volgende uitspraken relevant: •
AWB 06 – 9683, Rechtbank Haarlem, uitspraak 29 januari 2007
•
200701731/1, Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, uitspraak 3 oktober 2007. Deze zaken betroffen het verbieden van de heiwerkzaamheden bij de
bouw van een ROC door het college van B&W van Alkmaar. Tegen de beslissing heeft Stichting ROC beroep aangetekend, waarbij de Rechtbank Haarlem het beroep gegrond heeft verklaard. Zij vond dat het besluit door het college onzorgvuldig was voorbereid en daarmee artikel 3:2 Awb was geschonden, onder meer doordat het ROC vooraf niet op de hoogte was gesteld van de toetsingsnorm. Het college van B&W is daarop in hoger beroep gegaan. De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat B&W het verbod mochten opleggen en dat het besluit daartoe voldoende zorgvuldig was voorbereid. Voor wat betreft het opgelegde verbod heeft de Afdeling in aanmerking genomen: •
De resultaten van (indicatieve) geluidsmetingen
•
De omvang van het bouwproject
•
De omstandigheid dat de heiwerkzaamheden nog vier tot zes weken zouden voortduren
•
De klachten uit de buurt
•
De omstandigheid dat de heiwerkzaamheden in een woonwijk plaatsvonden.
Voor wat betreft de zorgvuldigheid van de voorbereiding achtte de Afdeling van belang dat:
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 12 (32)
•
het ROC in de gelegenheid werd gesteld om een alternatieve heimethode ter goedkeuring aan de gemeente voor te leggen (en daarbij niet slechts één alternatief aanvaardbaar zou vinden)
•
dat niet uit het handhavingsbesluit kon worden afgeleid dat de toetsingsnorm daadwerkelijk diende te worden bereikt. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak laat zien dat moet
worden afgewogen of in een bepaald geval sprake is van “ernstige hinder”. Daarbij spelen zaken als de duur van de bouwwerkzaamheden, of deze in een woonwijk plaatsvinden, en of er klachten zijn. Verder is de handhaving juridisch houdbaar gebleken doordat niet zonder meer de toetsingsnorm uit de Circulaire Bouwlawaai is opgelegd. Het is van belang of er technisch haalbare alternatieven zijn, en welk geluidniveau daarmee bereikbaar is. Voor invulling van het begrip “ernstige hinder” zullen daarom naast de toetsingsnorm uit de Circulaire Bouwlawaai 1991 aanvullende afwegingen moeten plaatsvinden, alvorens handhavend op te treden. Deze afwegingen worden besproken in paragraaf 2.4.
2.3
Richtlijn ontheffingen Apv
Op grond van artikel 4.1.7 Apv is het verboden geluidhinder te veroorzaken. Dit verbod geldt niet overdag voor doordeweekse dagen. Voor overige delen van de week kan het college ontheffing van het verbod verlenen. Het merendeel van de bouwwerkzaamheden is beperkt tot de doordeweekse dagperiode. Een uitzondering daarop kan bijvoorbeeld zijn het storten van beton, waarbij tijdens en/of direct na de stort het beton moet worden verdicht met behulp van trilnaalden (voor wanden) of vlindermachines (voor vloeren). Ook vanwege technische of economische redenen kan een bouwsysteem worden gekozen waarbij werkzaamheden in de avond, nacht of in het weekend doorlopen. De gekozen bouwmethode is medebepalend voor de overlast die het kan veroorzaken. In een vroegtijdig stadium dient hierin een afweging te worden gemaakt door de bouwende partij, waarbij hij dit Handelingskader kan meewegen. Indien bouwwerkzaamheden in de avond, nacht of weekend plaatsvinden, en daarbij geluidhinder wordt veroorzaakt, dient de bouwende partij hiervoor ontheffing aan te vragen. Dit kan digitaal via de website van de Gemeente Nieuwegein. De ontheffingen worden afgehandeld door de milieuadviseurs Bedrijven van de afdeling Duurzame Ontwikkeling. De aanvraag dient akoestische gegevens te bevatten, om te beoordelen of de ontheffing verleend kan worden en onder welke voorwaarden. In overleg met de milieuadviseur Bedrijven dient dit te worden bepaald. Akoestische gegevens kunnen zijn: •
Plattegrondtekening van de bouw-/slooplocatie met daarin aangegeven de situering van de geluidbronnen en geluidsgevoelige bestemmingen
• •
De spreiding van de lawaaiige werkzaamheden in data en tijden Akoestisch onderzoek met berekeningen conform de Handreiking Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 van de LAr,LT en LAmax per etmaalperiode.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 13 (32)
•
Welke reducerende of anderszins compenserende maatregelen worden getroffen.
Geen ontheffing nodig Er is geen ontheffing van het verbod op veroorzaken geluidshinder (artikel 4.1.7 Apv) nodig indien de geluidniveaus op de gevel van een woning of ander geluidsgevoelige gebouw beperkt blijft tot (tabel I):
Tabel I Dag (weekend)
Avond
Nacht
(07.00-19.00 uur)
(19.00 – 23.00 uur)
(23.00 - 07.00 uur)
LAr,LT in dB(A)
50
45
40
LAmax in dB(A)
60
55
50
In die gevallen waarbij de waarden van tabel I niet worden overschreden, wordt naar het oordeel van het college geen “hinder” veroorzaakt zoals bedoeld in artikel 4.1.7 APV. In de milieuwetgeving (Wet geluidhinder, Besluit Algemene Regels inrichtingen milieubeheer) worden deze waarden ook gehanteerd. Uitgangspunt bij deze waarden is namelijk dat met deze normen doorgaans een acceptabele geluidskwaliteit in de zin van geluidsbeleving en risico’s voor de persoonlijke gezondheid, in de directe omgeving wordt bereikt. Er hoeft in die gevallen daarom geen ontheffing te worden aangevraagd. Overdag (vanaf inwerkingtreding nieuwe Apv 07.00 – 19.00 uur, tot die tijd 08.00 – 18.00 uur) is op doordeweekse dagen nooit een ontheffing nodig, ongeacht het geluidsniveau. Immers, hiervoor geldt geen verbod voor het veroorzaken van hinder (artikel 4.1.7 lid 3). In die gevallen geldt het toetsingskader geluid zoals genoemd in paragraaf 2.2. Voor zaterdag, zondag en/of erkende feestdagen moet ook voor lawaaiige werkzaamheden overdag ontheffing worden verleend. Voor het verlenen van de ontheffingen gelden de volgende richtlijnen.
Ontheffing bij maximaal 10 dB(A) overschrijding Indien het geluidsniveau op de gevel van een geluidgevoelige bestemming uit tabel I met ten hoogste 10 dB(A) wordt overschreden, wordt in de regel ontheffing verleend. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in Nieuwegein de verkeersintensiteit niet zodanig is dat er een hoog achtergrondniveau is. Indien dat in een specifieke situatie wel het geval is moet worden afgewogen of bij een overschrijding van meer dan 10 dB(A) ontheffing mogelijk is. Voor de nachtelijke periode wordt voor heiwerkzaamheden geen ontheffing verleend.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 14 (32)
Voor het verlenen van de ontheffing zal worden beoordeeld of met geluidsreducerende maatregelen (bv. geluidsarm heien en trillen, toepassen geluidsarme aggregaten) de overschrijding van de waarden uit tabel I wordt geminimaliseerd. Dit om de geluidsdruk voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Tevens zal worden beoordeeld of de bouwactiviteiten op de gevraagde ontheffingsperioden bouwtechnisch gezien of anderszins (bijvoorbeeld vanwege verkeersdruk overdag bij een infrastructureel werk) nodig is. In de ontheffing kunnen voorwaarden worden opgenomen ten aanzien van: •
Het maximale geluidsniveau (Lar,LT en LAmax) op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen
•
Het vooraf voorlichten van de omgeving over de voorgenomen lawaaiige werkzaamheden
• •
Het maximaal aaneengesloten aantal etmalen of delen van die periode Het minimaal aantal nachten zonder lawaaiige werkzaamheden tussen twee lawaaiige perioden in
•
Het maximaal aantal te verlenen ontheffingen voor de avond- en nachtperiodes per kalenderjaar Ontheffing zondag en erkende feestdagen Voor lawaaiige bouw-/sloopwerkzaamheden op zondag of erkende
feestdagen moet rekening worden gehouden met de Zondagswet. Op grond van artikel 2 lid 1 is het verboden op Zondag (hieronder vallen ook de erkende feestdagen) in de nabijheid van kerken of andere gebouwen voor de openbare eredienst in gebruik, zonder strikte noodzaak gerucht te verwekken, waardoor de godsdienstoefening wordt gehinderd. Op grond van artikel 3 lid 1 is het verboden op Zondag (hieronder vallen ook Hemelvaartsdag en Eerste Kerstdag) zonder strikte noodzaak gerucht te verwekken, dat op een afstand van meer dan 200 meter van het punt van verwekking hoorbaar is. In lid 3 is opgenomen dat voor andere gevallen dan die bedoeld in het tweede lid (zijnde erediensten)de burgemeester voor de tijd na 13 uur ontheffing kan verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Op zondagen (incl. Hemelvaartsdag en Eerste Kerstdag) wordt in ieder geval géén ontheffing verleend voor lawaaiige bouw/sloopwerkzaamheden tot 13.00 uur.
2.4
Belangenafweging
Bij de aanpak van geluidsoverlast door bouw-/sloopwerkzaamheden moet een zorgvuldige afweging worden gemaakt tussen enerzijds de belangen van de bouwende partij en anderzijds de omgeving/omwonenden. Handhaving mag geen onevenredige gevolgen hebben tot de daarmee te dienen doelen. Voorschrift 4.10 lid 3 van de bouwverordening heeft tot doel schade en/of ernstige hinder te voorkomen. Het belang van de aannemer is vooral een financieel belang, maar kan ook gelegen zijn in bepaalde deadlines om bijvoorbeeld het verkeer niet te hinderen. Over het algemeen zijn bouw- en sloopwerkzaamheden in meer of mindere mate beperkt van duur. Zo is voor het bouwen van een uitbouw aan een
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 15 (32)
woning het wellicht nodig om te heien, maar deze zullen zo kort van duur zijn dat hierbij in de regel geen sprake zal zijn van “ernstige hinder”. Mochten er klachten ontstaan dan zal eventueel op grond van de Bouwverordening alsnog worden afgewogen of sprake is van “ernstige hinder” en of het in de belangenafweging redelijk is om handhavend op te treden. Verder zal moeten worden afgewogen of reducerende maatregelen redelijkerwijs kunnen worden genomen om de normen van het toetsingskader geluid te halen dan wel te benaderen. De noodzaak tot afwijken van de normen voor geluid moet door middel van zwaarwegende argumenten door de bouwende partij worden onderbouwd. Factoren die in de bestuurlijke afweging een rol spelen en waaraan de bouwende partij in de onderbouwing aandacht moet besteden zijn: •
De aard van de werkzaamheden en het geluid
•
De duur van de werkzaamheden
•
De locatie van de werkzaamheden (in woonwijk, nabijheid geluidgevoelige bestemmingen, hoogte van het achtergrondgeluid)
•
De mogelijke reducerende maatregelen (aan de bron, maar ook afschermende maatregelen)
•
De mogelijke beperking in werktijden
•
Communicatie richting de omgeving
•
Compenserende maatregelen voor de omgeving zoals financiële tegemoetkoming of aanbieden overnachting elders Omdat “schade” leidt tot grote kosten ligt de afweging hiervoor anders.
Hierbij zal de potentiële schade (overschrijding van de trillingsnormen) moeten worden afgewogen tegen de redelijkerwijs te nemen reducerende maatregelen. Bij schade zal meestal niet van de trillingsnormen worden afgeweken.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 16 (32)
3
Handhaafinstructies
3.1
Handhaafinstructie trillingen
Aanvragen bouwvergunning In feite valt deze stap buiten dit Handelingskader handhaving bouwoverlast. We beperken ons tot het noemen van enkele aandachtspunten, om knelpunten tijdens de bouwfase zelf zoveel mogelijk te voorkomen. De aanvrager kan in deze fase op de hoogte worden gebracht van het Nieuwegeinse Handelingskader, er kan overlegd worden over te hanteren bouwmethoden en te verwachten knelpunten, en gesproken worden over te nemen maatregelen tijdens de bouw, zoals het verrichten van trillingsmetingen. De taken behorend bij deze fase worden uitgevoerd door de afdeling Duurzame Ontwikkeling. Voordat de bouw start kan de bouwinspecteur van de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving met de aannemer de te nemen maatregelen bespreken. Stap 1: Bepalen of trillingsmetingen nodig zijn Indien schade wordt verwacht, dient de aannemer trillingsmetingen te (laten) verrichten. In onderstaande tabel is aangegeven in welke situaties men controlemetingen moet verrichten. Tabel II afstand van de heistelling tot het dichtst bijzijnde punt van het bouwwerk Categorie bouwwerk
< 20m
20 – 50m
> 50m
1 (beton, staal, hout)
ja
nee
Nee
2 (metselwerk)
ja
na klacht
Nee
3 (monument)
ja
ja
na klacht
In bijlage 1 zijn de categorieën van bouwwerken beschreven. Op basis van kennis, ervaring, bekendheid van de bebouwing en het toegepaste paalsysteem kan ook besloten worden dat er niet gemeten hoeft te worden als de verwachting is dat de grenswaarden niet overschreden worden. De bouwinspecteur van de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving kan dit met de constructeur van de Gemeente Nieuwegein overleggen. Wanneer er gemeten moet worden, moet altijd de constructeur van de Gemeente Nieuwegein worden ingeschakeld, om bijvoorbeeld
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 17 (32)
•
de bouwcategorie en de fundering in te schatten en te bepalen welke soort meting het beste toegepast kan worden
•
te bepalen waar de meetapparatuur geplaatst moeten worden. Stap 2: Uitvoering van metingen In de situaties waarbij volgens de tabel (“ja” of “na klacht”) metingen
moeten worden verricht, voert de opdrachtgever het door de constructeur van de Gemeente Nieuwegein goedgekeurde meetplan uit. In bijlage 1 is de wijze van meten opgenomen. Stap 3: Handhaving Indien de opdrachtgever (aannemer) de benodigde meetapparatuur niet plaatst, wordt handhavend opgetreden wegens bouwen in strijd met het bij een reguliere bouwvergunning ingediende bouwveiligheidsplan. Indien trillingsmetingen worden verricht, stelt de aannemer op eerste verzoek van een toezichthouder van de Gemeente Nieuwegein de resultaten daarvan ter beschikking. De trillingsmetingen worden beoordeeld door de constructeur en/of een bouwinspecteur van de Gemeente Nieuwegein. Indien de grenswaarden worden overschreden (zie bijlage 2), wordt eerst nagegaan of sprake is van incidentele dan wel continue overschrijding van de trillingsnorm. Het kan zijn dat een trillingsnorm kortdurend wordt overschreden, door een bepaalde omstandigheid in de bodem. Als geen sprake is van incidentele overschrijding van de trillingsnorm wordt handhavend opgetreden wegens strijd met het gestelde in art. 4.10 lid 3 van de bouwverordening. Indien de bouwinspecteur schade constateert die direct gevaar inhoudt voor gebruikers of omwonenden, wordt handhavend opgetreden voor nader onderzoek en het treffen van doelmatige maatregelen. Indien klachten over trillingen door de omgeving worden ingediend zal de bouwinspecteur van de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving deze onderzoeken en bezien of maatregelen nodig zijn. Handhavend optreden houdt in dat het gebruik van het werktuig door of namens het college wordt verboden, waarna het werktuig niet meer gebruikt mag worden. De overtreder kan daarbij vrijwillig stoppen met de werkzaamheden met het werktuig vanwege het verbod op het gebruik ervan. Als de overtreder echter het verbod niet naleeft, oftewel niet uit zichzelf stopt, zal door of namens het college bestuursdwang worden toegepast, om ervoor te zorgen dat de werkzaamheden met dat werktuig stil komen te liggen. Stap 4:
Nader overleg
Het stilleggen van de werkzaamheden met het werktuig heeft tot doel een overleg tussen de betrokken partijen op gang te brengen en te bezien welke maatregelen genomen kunnen worden. Daarbij kan worden gedacht aan: •
Te onderzoeken of "op staal" kan worden gefundeerd.
•
Het toepassen van grondverdringende geschroefde paaltypes.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 18 (32)
•
De grondweerstand verminderen door voorwoelen, voorboren, voorspuiten, of fluïderen. Bij deze maatregelen dient men zich wel rekenschap te geven van een mogelijke verstoring van de grond.
•
Het beperken van het energieniveau bij heien. Nadeel hierbij is dat bij een te klein energieniveau de paal onvoldoende in beweging wordt gebracht, waardoor de weerstand van de grond en de trillingshinder toeneemt. Door de toename van de trilling ontstaat ook kans op verdichting, hetgeen schadelijk is voor een belending welke op staal is gefundeerd.
•
Het vrijwel trillingsvrij indrukken van wanden of palen.
•
Bij trilblokken is het verstandig een blok te kiezen dat een hoge slagkracht combineert met een hoog toerental. Hierdoor wordt enerzijds gegarandeerd dat de planken voldoende snel in de bodem penetreren en anderzijds dat de trillingsfrequentie ver buiten het resonantiegebied van de belendende gebouwen blijft. Om te voorkomen dat er sterke opslingeringen optreden in de belendende bebouwing is het aan te bevelen om een zogenaamd variabel moment blok toe te passen. Een dergelijk blok ontwikkelt het volledig vermogen pas wanneer het uiteindelijke (hoogste) toerental is bereikt. Stap 5:
Intrekken bestuursdwang
Indien partijen een financiële en/of technische oplossing zijn overeengekomen kan het werk worden hervat.
3.2
Handhaafinstructie bouwlawaai
Aanvragen bouwvergunning In feite valt deze stap buiten dit Handelingskader handhaving bouwoverlast, maar het is verstandig om in deze fase de aanvrager op de hoogte te stellen van het Nieuwegeinse Handelingskader. De medewerkers BWT van de afdeling Duurzame Ontwikkeling kunnen bij werken met te verwachten geluidshinder de aanvrager wijzen op de te hanteren toetsingsnormen, de mogelijke noodzaak ontheffing aan te vragen, en vragen welke maatregelen of bouwmethode wordt gekozen. De taken behorend bij deze fase worden uitgevoerd door de afdeling Duurzame Ontwikkeling. Voordat de bouw start kan de bouwinspecteur van de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving met de aannemer nogmaals het onderwerp “geluid” aankaarten en hem wijzen op dit Handelingskader. Aanvragen ontheffing op grond van artikel 4.17 Apv Zie paragraaf 2.3. Stap 1: Ontvangst van klachten Het toezicht op het naleven van de toetsingsnormen en/of ontheffingsvoorwaarden wordt passief uitgeoefend. Alleen naar aanleiding van klachten zal de klacht worden onderzocht. Dit begint met het verrichten van geluidsmetingen.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 19 (32)
Stap 2:
Verrichten van geluidsmetingen
In het geval van klachten zullen geluidsmetingen op de gevel van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden verricht. De metingen worden verricht conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (Ministerie van VROM, 1999). Indien de Gemeente Nieuwegein zelf niet beschikt over de juiste expertise hiervoor, zal daartoe een akoestisch bureau worden ingehuurd. Stap 3: Handhaving Indien uit de metingen blijkt dat de toetsingsnorm zoals genoemd in paragraaf 2.2 wordt overschreden, zal handhavend worden opgetreden. Uitgangspunt voor handhavend optreden is dat geluidreducerende maatregelen mogelijk zijn. Vanuit handhavingsoogpunt kunnen zich vier scenario´s voordoen: 1. geen klachten -> geen handhaving 2. wel klachten én overschrijding toetsingsnorm: handhaving 3. wel klachten, maar géén overschrijding toetsingsnorm: geen handhaving. 4. wel klachten, maar aannemer gebruikt stilste methode: geen handhaving (ongeacht of toetsingsnorm wordt overschreden). Handhavend optreden houdt in dat het gebruik van het werktuig door of namens het college wordt verboden, waarna het werktuig niet meer gebruikt mag worden. De overtreder kan daarbij vrijwillig stoppen met de werkzaamheden met het werktuig vanwege het verbod op het gebruik ervan. Als de overtreder echter het verbod niet naleeft, oftewel niet uit zichzelf stopt, zal door of namens het college bestuursdwang worden toegepast, om ervoor te zorgen dat de werkzaamheden met dat werktuig stil komen te liggen. Daarnaast kan handhavend worden opgetreden indien geen ontheffing op grond van artikel 4.1.7 Apv is aangevraagd (en dat wel had gemoeten), of dat voorwaarden uit de verleende ontheffing niet worden nageleefd. In dat geval is een verbod op het gebruik van het werktuig niet aan de orde, maar bestaat handhaving uit bestuursdwang, dwangsom en/of intrekking van de ontheffing. De juridische grondslag voor het handhavend optreden is dan anders. Stap 4: Nader overleg Het stilleggen van de werkzaamheden met het werktuig heeft tot doel een overleg tussen de betrokken partijen op gang te brengen en te bezien welke maatregelen genomen kunnen worden. Daarbij kan worden gedacht aan: •
De inzet van stillere typen bouwmachines. Ook door goed onderhoud van machines kan overlast beperken.
•
Het inzetten van stillere technieken, zoals bijvoorbeeld het gebruik van boorpalen in plaats van heien, inzetten van een geluiddempende heimantel.
•
Het beperken van lawaaiige werkzaamheden tot de dagperiode.
•
Slimme inrichting van de bouwplaats door bijvoorbeeld lawaaiige apparatuur zover mogelijk van woningen vandaan te situeren.
•
Geluidsafschermende voorzieningen te plaatsen rond lawaaiige apparatuur of bouwplaats.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 20 (32)
Stap 5:
Intrekken bestuursdwang
Indien partijen een financiële en/of technische oplossing zijn overeengekomen kan het werk worden hervat.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 21 (32)
Geraadpleegde literatuur
“Circulaire Bouwlawaai 1991, 10 jaar later”, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag, 1991 “Lawaai grote bouwwerken. Is geluidhinder van grote bouwprojecten te reguleren?”, Henk Spierenburg en Henk Wolfert, Uit: Geluid, nummer 3, juli 2004 “Handhaafinstructie Trillingen bij heien (criteria te stellen aan trillingen)”, A.C. Bunte, Gemeente Utrecht, Dienst Stadsontwikkeling, afdeling Bouwbeheer, januari 2003 (bijgewerkt mei 2003 i.v.m. wijziging SBR) “Handhaafinstructie Bouwhinder (grenzen aan hinder voor omwonenden door bouw/sloopwerkzaamheden)”, C.A. Hoekstra, gemeente Utrecht, Dienst Stadsontwikkeling, afdeling Bouwbeheer, heruitgave februari 2006 “Notitie bouwlawaai. Nadere invulling van APV art. 4.1.1.1 en Gemeentelijke bouwverordening art. 4.10 en 7.3.2”, gemeente Nijmegen, Directie DGG, afdeling Miliue/bureau Geluid, april 2006 “Bouwlawaai. Handvaten voor de gemeente”, InfoMil, Den Haag, mei 2007 “Ontwerp-beleidsnotitie Bouwlawaai en werktijdontheffing – versie 2.3”, A. de Vries, Gemeente Amsterdam, Dienst Milieu en Bouwtoezicht, 4 september 2007
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 22 (32)
Bijlage 1
Meten van trillingen
Onderstaande is overgenomen uit de Handhaafinstructie Trillingen bij heien, gemeente Utrecht, januari 2003, bijgewerkt mei 2003. Categorie bouwwerken (zoals genoemd in tabel II, paragraaf 3.1) Categorie 1 – in goede staat verkerende onderdelen van de draagconstructie, indien deze bestaan uit gewapend beton, staal of hout; – onderdelen van een bouwwerk die geen deel uitmaken van de draagconstructie (bijvoorbeeld scheidingsconstructies) , indien deze bestaan uit gewapend beton of hout; – draagconstructies van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die bestaan uit metselwerk zoals pijlers van viaducten, kademuren en dergelijke. Categorie 2 – in goede staat verkerende onderdelen van de draagconstructie van een gebouw, indien deze bestaat uit metselwerk; – in goede staat verkerende onderdelen van een gebouw die niet tot de draagconstructie behoren, zoals scheidingsconstructies die bestaan uit nietgewapend beton, metselwerk of uit brosse steenachtige materialen. Categorie 3 – onderdelen van oude en monumentale gebouwen met grote cultuurhistorische waarde; -
in slechte staat verkerende gebouwen uit metselwerk of in slechte staat verkerende onderdelen van gebouwen.
Er is sprake van een slechte bouwkundige staat als: – de sterkte van de draagconstructie in belangrijke mate is verminderd door reeds aanwezige schade; – de onderlinge samenhang van onderdelen of de sterkte van verbindingen tussen onderdelen zodanig is, dat deze door trillingen kan bezwijken of in belangrijke mate kan verzwakken. Omstandigheden die duiden op slechte bouwkundige staat zijn bijvoorbeeld: reeds aanwezige scheurvorming, kieren, sterke vervormingen, verzakkingen en scheefstand van een gebouw.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 23 (32)
Meetapparatuur De meetapparatuur die gedurende de uitvoering van trillingopwekkende werkzaamheden in bedrijf is, moet door of namens de opdrachtgever ter beschikking worden gesteld, geplaatst en afgelezen en moet voldoen aan de SBR-richtlijnen deel A (trillingsschade). Gemeten wordt: • •
de trillingssnelheid v in mm/sec; de opgelegde frequentie van het bouwwerk of onderdeel in Hz, (aantal trillingen per seconde);
• •
de amplitude in µ , (verplaatsing, 1000µ=1mm). (de amplitude kan ook berekend worden uit de snelheid met de bijbehorende frequentie)
De meetapparatuur dient te zijn voorzien van een callibratiecertificaat waardoor nauwkeurigheid is verzekerd. Door middel van kalibreren wordt de amplitudefrequentierespons voor het meetsysteem gecontroleerd en eventueel gecorrigeerd ten opzichte van een bekend callibratiesignaal. De controle moet uitgevoerd worden door het meetadviesbureau volgens NEN 10012. Bij trillingen die schade veroorzaken aan bouwwerken mag de topwaarde van de trillingssnelheid de grenswaarden in de tabellen van bijlage 1 niet overschrijden. De grenswaarden zijn afhankelijk van heien of trillen, het type meting en de frequentie. Bevestiging meetapparatuur •
de ondergrond waarop de trillingsopnemer bevestigd wordt, dient schoon en vlak te zijn.
•
de trillingsopnemer moet vast bevestigd worden op de bouwconstructie doormiddel van bijvoorbeeld: o
•
een schroefverbinding;
o
lijm;
o
magneet.
indien op vloeren moet worden gemeten waarop een zachte afdeklaag is aangebracht, dient deze laag bij voorkeur verwijderd te worden. Is dit niet mogelijk, dan kan gebruik gemaakt worden van een speciaal hulpstuk.
•
de aansluitkabels van de trillingsopnemer dienen zo vastgezet te worden dat deze de opnemer niet belasten en dat opslingering van kabels wordt voorkomen.
Meetmethode Voor het bepalen van de grenswaarde bij schade aan gebouwen zijn er bij het meten van trillingen vanuit de bodem drie soorten metingen mogelijk. •
indicatieve meting (zie ook bijlage 2) Bij de indicatieve meting wordt slechts in één meetpunt gemeten. Dit meetpunt komt op beganegrondniveau in een stijf punt van de draagconstructie op de kortste afstand tot de heistelling. In het meetpunt wordt in verticale en in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 24 (32)
•
beperkte meting (zie ook bijlage 2) Bij de beperkte meting wordt ten minste in één meetpunt op beganegrondniveau en tenminste in één meetpunt op de hoogste verdieping van het gebouw gemeten, beide in een stijf punt van de draagconstructie op de kortste afstand tot de heistelling. In het meetpunt op de beganegrond wordt in verticale en in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten. In het meetpunt op de hoogste verdieping wordt in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten.
•
uitgebreide meting (zie ook bijlage 2) Bij de uitgebreide meting wordt gemeten op beganegrondniveau en op de verdieping(en). De meetpunten op beganegrondniveau moeten gekozen worden in stijve punten van de draagconstructie van het gebouw op de kortste afstand van de heistelling met onderlinge afstanden van kleiner of gelijk aan 10m. In deze meetpunten wordt in verticale richting en in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten. Op het niveau van de hoogste verdiepingsvloer moeten meetpunten gekozen worden in een stijf punt van de draagconstructie. Deze meetpunten liggen loodrecht boven de meetpunten op beganegrondniveau. Als het gebouw hoger is dan 10m moeten er ook op tussengelegen niveau’s meetpunten gekozen worden, zodanig dat de verticale afstand tussen de meetpunten kleiner of gelijk is aan 10m. In deze punten wordt in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten. Bij gebouwen met een draagconstructie bestaande uit metselwerk, ongewapend beton en ander brosse bouwmaterialen moeten bovendien meetpunten komen in het midden van de overspanning van vlakken, muren en kolommen die tot de draagconstructie behoren. Hier wordt in één richting loodrecht op het vlak van het desbetreffende element gemeten. Voor het beoordelen van schade aan onderdelen die niet tot de draagconstructie behoren, zoals plafonds, wanden e.d. moet de meetrichting in het midden en loodrecht op het vlak van het element gekozen worden.
Toelichting Bij de indicatieve- en beperkte meting worden minder trillingsopnemers gebruikt dan bij de uitgebreide meting. Hierdoor is het minder zeker dat ook op de plaats wordt gemeten waar de grootste trillingswaarden optreden. Deze onzekerheid leidt ertoe dat een grotere veiligheidsfactor op de meetresultaten wordt gezet voordat deze beoordeeld kunnen worden.
Bijlage 2
Grenswaarden bij trillingsmetingen om schade aan bouwwerken te voorkomen.
Overzicht type bouwwerken, karakteristieke waarden, partiele veiligheidsfactoren e.d. volgens de SBR 2002 om de grenswaarde van de verschillende metingen te bepalen.
Vkar. (beg. gr. niveau) bij
Vkar. (ophoogste verd.)
γt
γt
γv
γv
γv
Categorie bouwwerk ≤10Hz
20Hz
30Hz
40Hz
voor alle frequenties
heien
trillen
ind.m
bep.m.
Uitg.m.
20
25
30
35
40
1,5
2,5
1,6
1,4
1,0
2 (metselwerk)
5
7,5
10
12,5
15
1,5
2,5
1,6
1,4
1,0
3 (monument)
3
4,25
5,5
6,75
8
1,5
2,5
1,6
1,4
1,0
15,92
7,96
5,31
3,98
n.v.t.
1,0
1,0
1,6
1,4
1,0
1 (beton, staal, hout)
Trillingsgevoelige fundering (cat.1 t/m 3)
Vkar.
= Karakteristieke grenswaarde op begane grond c.q. hoogste verdieping niveau in mm/sec.
γt
= Partiele veiligheidsfactor die het type trilling in rekening brengt. (b.v. heien, trillen).
γv
= Partiele veiligheidsfactor die het type meting in rekening brengt. (b.v. indicative-, beperkte- en uitgebreide meting).
De frequentie (10 t/m 40Hz) is de opgedrongen frequentie aan het bouwwerk of onderdeel door het heien. De lagere frequenties komen voornamelijk voor bij het heien, de hogere frequenties bij trillen. ind.m.
= indicatieve meting.
bep. m. = beperkte meting. uitg. m. = uitgebreide meting.
Voor beschrijving meetmethode zie Bijlage 1 en laatste pagina van deze bijlage
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 26 (32)
Voor de uitgebreide beschrijving van categorie bouwwerk 1 t/m 3 zie bijlage 1. Beschrijving van een trillingsgevoelige fundering: •
funderingen op staal op verdichtbaar of verkneedbaar bodemmateriaal, met uitzondering van funderingen op zeer vaste zandlagen. De funderingselementen op staal kunnen poeren, stroken of platen zijn;
•
funderingen met niet-grondverdringende palen (avegaarpalen, boorpalen), met uitzondering van palen waarvan kan worden aangetoond dat deze nauwelijks
•
funderingen met grondverdringende palen die zakkingen kunnen vertonen onder extra negatieve kleef en verdichting van lagen onder het paalpuntniveau. Alle
extra zakking zullen vertonen onder verhoogde negatieve kleef of verdichting van de lagen onder de paalpunt; kleefpalen vallen in deze categorie. Niet-trillingsgevoelige funderingen: •
funderingen op staal op met een zeer vast zandpakket, waarbij ook verdichting of verkneding van dieper gelegen lagen, gegeven de eigenschappen van de
•
funderingen met niet-grondverdringende palen (avegaarpalen, boorpalen die, gegeven de eigenschappen van de trillingsbron, verwaarloosbare zakkingen zullen
•
funderingen met grondverdringende palen die een belangrijk deel van hun draagvermogen ontlenen aan het puntdraagvermogen en waarvoor geen bijzondere
trillingsbron, niet kunnen leiden tot zakkingen van het funderingselement groter dan enkele millimeters; vertonen door extra negatieve kleef of verdichting van lagen onder het paalpuntniveau); omstandigheden van toepassing zijn die aanleiding kunnen geven tot zakking. Bovenstaande tabel dient als uitgangspunt om grenswaarden voor heien en trillen bij de diverse metingen vast te stellen. De grenswaarde bij heien en trillen voor de diverse metingen zijn in de volgende vier tabellen aangegeven. De grenswaarde moet, om schade aan bouwwerken te voorkomen, groter zijn dan de grootste topwaarde van de trillingssnelheid gemeten in een meetpunt en richting.
Overzicht grenswaarden voor de draagconstructie bij de indicatieve- en de beperkte meting volgens de SBR 2002. Grenswaarde in mm/sec van een indicatieve meting bij het Heien (γ= 2,4 c.q. 1,6)
Heien (γ= 2,4 c.q. 1,6)
Categorie bouwwerk
op beganegrondniveau
Trillen (γ= 4 c.q. 1,6)
Trillen (γ= 4 c.q. 1,6)
op hoogste
op hoogste
op beganegondniveau
verd.niveau
verd.niveau
≤10Hz
20Hz
30Hz
40Hz
alle frequenties
≤10Hz
20Hz
30Hz
40Hz
alle frequenties
1 (beton, staal, hout)
8,3
10,4
12,5
14,6
n.v.t.
5
6,3
7,5
8,8
n.v.t.
2 (metselwerk)
2,1
3,1
4,2
5,2
n.v.t.
1,3
1,9
2,5
3,1
n.v.t.
3 (monument)
1,2
1,8
2,3
2,8
n.v.t.
0,8
1,1
1,4
1,7
n.v.t.
Trillingsgevoelige fundering
10
5
3,3
2,5
n.v.t.
10
5
3,3
2,5
n.v.t.
Grenswaarde in mm/sec van een beperkte meting bij het Heien (γ= 2,1 c.q. 1,4)
Heien (γ= 2,1 c.q. 1,4)
Categorie bouwwerk
op beganegrondniveau
Trillen (γ= 3,5 c.q. 1.4)
Trillen (γ= 3,5 c.q. 1.4)
op hoogste
op hoogste
op beganegondniveau
verd.niveau
verd.niveau
≤10Hz
20Hz
30Hz
40Hz
alle frequenties
≤10Hz
20Hz
30Hz
40Hz
alle frequenties
1 (beton, staal, hout)
9,5
11,9
14,3
16,7
19
5,7
7,1
8,6
10
11,4
2 (metselwerk)
2,4
3,6
4,8
6
7,1
1,4
2,1
2,9
3,6
4,3
3 (monument)
1,4
2
2,6
3,2
3,8
0,9
1,2
1,6
1,9
2,3
11,4
5,7
3,8
2,8
n.v.t.
11,4
5,7
3,8
2,8
n.v.t.
Trillingsgevoelige fundering
De grenswaarde moet, om schade aan bouwwerken te voorkomen, groter zijn dan de grootste topwaarde van de trillingssnelheid gemeten in een meetpunt en richting.
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 28 (32)
Overzicht grenswaarden voor de draagconstructie bij een uitgebreide meting volgens de SBR 2002. Grenswaarde in mm/sec van de draagconstructies bij een uitgebreide meting bij het Heien (γ= 1,5 c.q. 1,0)
Heien (γ= 1,5 c.q. 1,0)
Categorie bouwwerk
op hoogste
op beganegrondniveau
Trillen (γ= 2,5 c.q. 1.0)
Trillen (γ= 2,5 c.q. 1,0)
op hoogste
op beganegondniveau
verd.niveau
verd.niveau
≤10Hz
20Hz
30Hz
40Hz
alle frequenties
≤10Hz
20Hz
30Hz
40Hz
alle frequenties
13,3
16,7
20
23,3
26,7
8
10
12
14
16
2 (metselwerk)
3,3
5
6,7
8,3
10
2
3
4
5
6
3 (monument)
2
2,8
3,7
4,5
5,3
1,2
1,7
2,2
2,7
3,2
15,92
7,96
5,31
3,98
n.v.t.
15,92
7,96
5,31
3,98
n.v.t.
1 (beton, staal, hout)
Trillingsgevoelige fundering
Bij de uitgebreide meting worden ook metingen verricht aan niet-draagconstructies b.v. wanden, plafonds e.d. De meetinrichtng moet in het midden en loodrecht op het vlak van het element gekozen worden. Overzicht grenswaarden voor de niet-draagconstructie bij een uitgebreide meting volgens de SBR 2002. Grenswaarden in mm/sec voor de niet-dragende horizontale- en verticale elementen bij een uitgebreide meting bij het Categorie bouwwerk
V kar
Heien (γ=1,5x1,0)=1,5
Trillen (γ=2,5x1,0)=2,5
Voor horizontale elementen mag
vert. en horz. elementen
vert. en horz. elementen
minimaal worden aangehouden
voor alle frequenties
voor alle frequenties
≤10Hz
20Hz
30Hz
40Hz
1 (beton, staal, hout)
40
26,6
16
15,9
8
5,3
4
2 (metselwerk)
15
10
6
15,9
8
5,3
4
3 (monument)
8
5,3
3,2
15,9
8
5,3
4
Bovenstaande grenswaarden zijn vnl. bedoeld om de veiligheid van personen te waarborgen en om schade aan b.v. plafonds, scheidingswanden, ornamenten e.d. te voorkomen. Bijvoorbeeld het naar beneden komen van een plafond, het vallen van een voorwerp wat aan een (slappe) wand bevestigd is. De grenswaarde moet, om schade aan bouwwerken en onderdelen daarvan te voorkomen, groter zijn dan de grootste topwaarde van de trillingssnelheid gemeten in een meetpunt en -richting. PS. Op horizontale dragende elementen die tot de draagconstructie behoren en zijn ontworpen om verticale belastingen op te nemen zoals vloeren hoeft in het algemeen niet te worden gemeten.
Overzicht metingen bij trillingen die schade aan gebouwen veroorzaken volgens de SBR 2002
Indicatieve meting Eén meetpunt op beganegrondniveau in een stijf punt van de draagconstructie op de kortste afstand tot de heistelling. Gemeten wordt in een verticale en twee onderling loodrechte horizontale richtingen.
Beperkte meting Eén meetpunt op beganegrondniveau en één op de hoogste verdieping, beide in een stijf punt van de draagconstructie op de kortste afstand tot de heistelling. Op de beganegrond wordt in verticale en in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten. Op de hoogste verdieping wordt in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten.
Uitgebreide meting Meetpunten op beganegrondniveau en op de verdieping(en), alle in een stijf punt van de draagconstructie gemiddeld op de kortste afstand tot de heistelling. ≤10m
De onderlinge afstanden tussen de meetpunten is kleiner dan ongeveer 10 m. Op de beganegrond wordt in verticale en in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten. Op de hoogste verdieping wordt in twee onderling ≤10m
loodrechte horizontale richtingen gemeten. Bij draagconstructies bestaande uit metselwerk, ongewapend beton en andere brosse materialen bovendien meten in het midden van de overspanning in één richting loodrecht op het vlak.
plafond
Voor het beoordelen van schade aan onderdelen die
wand
niet tot de draagconstructie behoren, zoals plafonds wanden e.d. meten in het midden van de
Handelin gskade r handhaving bouwove rlast 32 (32)