Handhaving uitvoeringsprogramma 2012-2013
Handhavinguitvoeringsprogramma 2012-2013
3
4
Inhoudsopgave
Pagina
1 Inleiding
3
2 Algemene beleidsdoelstellingen en ontwikkelingen 2.1 Algemene beleidsdoelen 2.2 Ontwikkelingen
6 6 7
3 Handhavingsprogrammering per beleidsveld 3.1 Verkeer en Vervoer 3.2 Nautische Zaken 3.3 Landelijk gebied 3.4.1 Milieu, toezicht bedrijven en activiteiten buiten inrichtingen 3.4.2 Bodem, wettelijke taken toezicht en handhaving Wbb
13 14 15 18 20 25
4 Ruimte
28
5 Regierol provincie met betrekking tot Handhaving 5.1 Onderlinge afstemming 5.2 Uitvoering toezichthoudende rol
30 31 33
6 Overzicht van de actiepunten uit het implementatieplan Integraal toezichts- en handhavingsbeleid 2011-2014 en concretisering in 2012 en 2013
35
Bijlagen 1 Matrix uitvoeringsprogramma samenwerking 3 noordelijke provincies, milieu 2 Overzicht Programma Handhavingssamenwerking Fryslan 2012 3 Overzicht Handhavingsprogramma 2012 Toezichtkringen natuurhandhaving 4 Samenvatting van de risicoanalyse als basis voor de prioriteitstelling OVT
37 38 41 43
5
6
Hoofdstuk
Inleiding
1
In de nota “Integraal toezicht- en handhavingsbeleid” Provincie Fryslân 2011-2014 heeft het bestuur haar visie met betrekking tot het provinciaal handhavingsbeleid neergelegd. De nota heeft als werktitel meegekregen “Met elkaar, voor elkaar”, waarmee kernachtig aangegeven wordt dat er in toezicht en handhaving zowel intern bij de provincie als met gemeenten en het Wetterskip samengewerkt wordt. De in de nota beschreven uitgangspunten gelden in principe voor alle beleidsterreinen waarop door de provincie - direct of indirect - wordt gehandhaafd. Hiermee wordt het onderwerp handhaving “dienstbreed” geprogrammeerd en geëvalueerd. Het programma heeft betrekking op de fysieke leefomgeving. Ook dient in dit programma het begrip handhaving ruim te worden gezien. Het gaat om het optreden van de provincie dat is gericht op het bevorderen van naleving van wet- en regelgeving en dan m.n. van de daaruit voortkomende prioriteiten. Dit houdt in dat bijvoorbeeld het toezicht op gemeentefinanciën en de uitvoering van de subsidieverordeningen buiten beschouwing zijn gebleven, maar dat het zogenaamde “tweedelijnstoezicht” op andere overheden, de regietaak, er wel onder valt. De wet- en regelgeving beslaat zowel de “medebewindtaken” (de landelijke wetgeving) waaraan de provincie uitvoering moet geven, als ook de autonome taken. Dat zijn de toezichttaken die voortvloeien uit de provinciale verordeningen en het provinciale beleid. Het voorliggende programma is een belangrijke eerste stap in de implementatie van het nieuwe handhavingsbeleid. Het programmajaar 2012 is te beschouwen als een
7
kanteljaar om vanuit het vorige beleid actief handen en voeten te geven aan het nieuwe en meer integrale beleid. Dit betekent enerzijds dat de algemene beleidsdoelen uit het nieuwe beleid in het programma herkenbaar zijn meegenomen en anderzijds dat de vernieuwingen nog vorm moeten krijgen. Daarnaast is sprake van een nieuwe lijn, waarbij ingezet wordt op ruimte waar het zacht kan en streng zijn waar het moet, want wie vertrouwen verdient, krijgt het. Burgers en bedrijven die zich aantoonbaar netjes aan de regels houden worden minder gecontroleerd. Ter ondersteuning van het in de praktijk brengen van het nieuwe handhavingsbeleid is het implementatieplan “Met elkaar, voor elkaar” (2011-2014) vastgesteld. Daarin staan de volgende negen actiepunten (samengevat) centraal: 1 Opstellen van het HUP 2012, waarin de volgende actiepunten vorm krijgen; 2 Aanpassen of intrekken van uitvoeringsnotities; 3 Opstellen van indicatoren en een nalevingmonitor; 4 Installeren van het Ronde Tafel Overleg (RTO); 5 Integraal inzetten van interne en externe toezichthouders en BOA’s; 6 Trainen van competenties en vaardigheden i.v.m. het bevorderen van spontane naleving door doelgroepen; 7 Ontwikkelen van een nieuwe sanctiestrategie waarbij naleefgedrag i.c.m. aard en ernst overtreding centraal staan; 8 Onderzoek naar het uitwisselen van BOA’s ; 9 Na het ontwikkelen van de nieuwe naleefstrategie (onderdeel sanctiestrategie) nagaan of de gedoogstrategie moet worden aangepast. Kwaliteitseis: Cyclisch proces Het beleid en de uitvoering zijn gebaseerd op een cyclisch proces en opgesplitst in een beleidsmatig en een uitvoerend deel. De beleidsmatige kaders voor het begrotingsjaar zijn opgenomen in een aparte paragraaf in de door Provinciale Staten vastgestelde Programmabegroting. Daarover wordt in het Provinciaal Jaarverslag gerapporteerd. Het Handhavinguitvoeringsprogramma en de Handhavinguitvoeringsrapportage worden, conform vereiste in de Wabo, door Gedeputeerde Staten vastgesteld en ter kennisneming aan Provinciale Staten gezonden.
Figuur: de dubbele regelkring met een strategische beleidsmatige cirkel in de bovenste ring en een operationeel, uitvoerend deel in de onderste ring. Het HUP vormt daarin de verbindende schakel.
8
Om praktische redenen sluiten wij in dit cyclisch handhavingproces aan bij de provinciale planning & control cyclus. De paragraaf handhaving in de Programmabegroting en het Handhaving-uitvoeringsprogramma worden als doelstelling in het najaar voorafgaande aan het programmajaar vastgesteld. Het Handhavinguitvoeringsprogramma geldt vervolgens als basis voor de op te stellen afdelingsplannen en de werkprogramma’s voor de individuele medewerkers. De paragraaf handhaving in het Provinciaal Jaarverslag en de rapportage over het Handhavinguitvoeringsprogramma worden zo spoedig mogelijk na het rapportagejaar opgesteld. De resultaten worden meegenomen in de op te stellen paragraaf handhaving in de Programmabegroting en het op te stellen volgende Handhavinguitvoeringsprogramma voor het volgende jaar. Bij het opstellen van de paragraaf Handhaving en het Handhavinguitvoeringsprogramma wordt wel rekening gehouden met ontwikkelingen tijdens het lopende programmajaar. In het kader van de provinciale planning & control cyclus worden managementrapportages opgesteld. Wanneer uit deze rapportages blijkt dat prioriteiten moeten worden bijgesteld of dat rekening moet worden gehouden met nieuwe ontwikkelingen, zal natuurlijk niet worden gewacht tot de jaarrapportage gereed is. Deze ontwikkelingen worden meteen meegenomen bij de op te stellen paragraaf handhaving in de Programmabegroting en het Handhavinguitvoeringsprogramma voor het volgende jaar. Indien nodig wordt ook het lopende Handhavinguitvoeringsprogramma bijgesteld, in het Provinciaal Jaarverslag en de Handhavinguitvoeringsrapportage wordt hierover dan verantwoording afgelegd. De paragraaf handhaving in de Programmabegroting 2012 vormt het kader voor het onderhavige uitvoeringsprogramma 2012.De Programmabegroting levert het uitgangspunt dat de lijn van consequent en strikt handhaven in 2012 onverminderd wordt voortgezet en dat de prioriteiten bij de provinciale handhavingstaken voornamelijk liggen bij het beperken (voorkomen) van de veiligheids- en milieurisico’s. Binnen elk beleidsterrein wordt daarom gewerkt met een vorm van risicoanalyse, als eerste stap ter bepaling van de prioriteiten en de beoogde naleefdoelen. Het Handhavinguitvoeringsprogramma 2012 kan in principe worden uitgevoerd binnen de bestaande formatie. De benodigde financiële middelen en personele capaciteit zijn via de afdeling- en sectorplannen, vastgelegd in de begroting. Het programma is voorbereid en besproken in het Ronde Tafel Overleg (RTO). In dit afstemmingsoverleg zijn alle betrokken beleidsvelden vertegenwoordigd. Het RTO is in 2011 ingesteld en komt maandelijks bijeen.
Actiepunt 3 uit het implementatieplan: In het RTO worden door de betrokken beleidsvelden bindende afspraken gemaakt over: - de integrale prioriteitenlijst en naleefdoelstellingen - de inzet en uitwisselbaarheid van toezichthouders/BOA’s ven de verschillende beleidsvelden en andere publieke en particuliere handhavingorganisaties - de inzet van toezicht- en handhavinginstrumenten. Deze afspraken worden vastgelegd in het jaarlijks uitvoeringsprogramma. Het RTO adviseert het management periodiek over een eventuele bijstelling van de integrale afspraken in het uitvoeringsprogramma.
9
NB: Het uitvoeringsprogramma 2012 is nog niet geheel in lijn met de begrotingcyclus. Het jaar 2012 is te beschouwen als een ontwikkelperiode voor het RTO. Veel van de actiepunten lopen door tot in 2013. Het programma beslaat daarom de periode 20122013, maar wordt na de eerste fase (2012) geëvalueerd, waarna bijstellingsvoorstellen, bijvoorbeeld per beleidsterrein of actiepunt, geformuleerd kunnen worden. Leeswijzer Het programma is opgedeeld in zes hoofdstukken. Na de inleiding volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de algemene beleidsdoelen en de ontwikkelingen voor 2012. Hierbij wordt ook specifiek ingegaan op de ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoeringspraktijk van vergunningverlening en handhaving. In hoofdstuk 3 wordt de handhavingprogrammering per beleidsveld beschreven; wat zijn de ontwikkelingen, de doelen, de gewenste resultaten, wat verwachten we van derden en welke producten leveren we met welke inzet. Per beleidsveld wordt, naast de eigen taakstelling, weergegeven op welke prioriteiten samenwerking met anderen georganiseerd wordt. Hoofdstuk 4 gaat in op de rol die de provincie heeft bij het (doen) naleven van ruimtelijke ordening regels door gemeenten in bestemmingsplannen en in het bijzonder de provinciale belangen daarin. Hoofdstuk 5 gaat in op de regierol in handhaving van de provincie. Hier komen de onderwerpen onderlinge afstemming en uitvoering toezichthoudende rol aan bod. In hoofdstuk 6 wordt de verdere invulling van de gezamenlijke acties uit het implementatieplan beschreven. Hierbij wordt aangegeven op welke manier deze acties in 2012 en 2013verder zullen worden uitgevoerd. De provincie werkt ook in deze programmaperiode op basis van enkele samenwerkingsprogramma’s intensief samen met andere overheden en instanties. Deze programma’s zijn verwerkt in de beschrijving per beleidsveld in hoofdstuk 3 en in samenvatting weergegeven in de bijlagen. Bijlagen Als bijlagen zijn opgenomen: 1- het overzicht m.b.t. de samenwerking tussen de drie noordelijke provincies; 2- een beknopt overzicht van het Programma Handhavingssamenwerking Fryslan “Samen beter op weg!’ 2012; 3- een beknopt overzicht van het Handhavingsprogramma 2012 Toezichtkringen natuurhandhaving; 4- de voor de taken van OVT in 2012 toegepaste risicoanalyse, op basis waarvan de prioriteiten gesteld worden.
10
Hoofdstuk
2
Algemene beleidsdoelen en ontwikkelingen
2.1 n Algemene beleidsdoelen In de nieuwe nota “Integraal toezicht- en handhavingsbeleid” Provincie Fryslân 20112014 heeft het provinciaal bestuur van Fryslân een aantal algemene uitgangspunten geformuleerd. Deze punten vormen de basis voor het te voeren provinciebrede handhavingsbeleid en het onderhavige Handhavinguitvoeringsprogramma 2012-2013. De Provincie moet, naast eigen verordeningen en beleid, ook normen die gesteld zijn door EU en nationale overheid uitvoeren en handhaven. De provincie hanteert bij haar handhavingsbeleid de volgende uitgangspunten. 1. Met het oog op een goede en effectieve handhaving draagt de provincie zorg voor normstelling, die handhavingwaardig en handhaafbaar is. De provinciale bepaalt nadrukkelijk of de regelgeving nodig is, of het de bedoeling is dat toezicht en handhaving door de overheid plaatsvindt en in hoeverre dit praktisch mogelijk is. 2. De provincie kiest voor een stringent en consequent handhavingsbeleid waarin elke geconstateerde overtreding van de regels een passend vervolg krijgt. Uitgangspunt is dat wij (over de norm) niet onderhandelen maar handelen, en niet terugtreden maar als het nodig is daadwerkelijk optreden. 3. Burgers en bedrijven krijgen te maken met een verschillend acterende en reagerende provincie. Bedrijven en burgers die zich netjes aan de regels houden controleren we minder vaak en omgekeerd, bedrijven en burgers die zich niet aan de regels houden, controleren we vaker. Dat betekent ook dat we zacht waar het kan en hard waar het moet optreden.
11
4. Indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, kan dit aanleiding zijn om een overtreding (dus alleen als het voldoet aan het huidige gedoogbeleid) te gedogen. Een gedoogbesluit wordt genomen na een zorgvuldige en kenbare belangenafweging, waarbij het gedogen beperkt is in omvang en tijd en de gedoogde activiteit/situatie aan voorwaarden en controle daarop is onderworpen. In 2012 wordt beoordeeld of de huidige gedoogstrategie goed aansluit bij de nieuwe en integrale naleefstrategie en voor elk beleidsveld toepasbaar is. 5. De provincie staat voor toezicht en handhaving die effectief en efficiënt uitgevoerd wordt. Dit betekent dat afhankelijk van de specifieke situatie in het concrete geval het meest adequate instrument voor het bereiken van de gewenste naleving op de meest doeltreffende wijze wordt ingezet. Daarin is het werken met accountmanagement naar bedrijven (of doelgroepen) een nieuw instrument. Uiteraard vindt hierover ook afstemming plaats met de andere toezichts- en handhavingspartners, omdat in concrete zaken meerdere instanties acties kunnen uitvoeren, hetzij als bevoegd gezag, hetzij als adviserend orgaan. Ook in toezicht en handhaving wordt verwacht dat overheden als 1 loket optreden. 6. De provincie acht het van wezenlijk belang dat burgers en bedrijven zijn doordrongen van de noodzaak van het (waar)borgen van veiligheid en naleving van wet- en regelgeving. Daarbij dient toezicht en handhaving goed aan te sluiten op adequate initiatieven die door burgers en bedrijven (derden) worden genomen. Communicatie over regelgeving, de prioriteiten en de gestelde naleefdoelen vormt daarom een vast onderdeel van de naleefstrategie in het algemeen en in het bijzonder in projecten. 7. Bij het opstellen van wet- en regelgeving kunnen niet alle situaties worden voorzien. De aanwezigheid van een handhavingbevoegdheid schept voor de provincie de plicht om zorgvuldig en verantwoord - met beleid - gebruik te maken van die bevoegdheid. Daartoe legt de provincie haar (toezicht- en handhavings)beleid vast. De beginselplicht tot toezicht en handhaving is opgenomen in artikel 5.2 van de Wabo. 8. Een effectieve handhaving (wat is het meeste geschikte instrument ter bevordering van naleving) vergt ook samenwerking tussen de bestuurlijke en justitiële handhavingpartners. Door goede onderlinge afstemming en samenwerking kunnen de sterke kanten van de diverse handhavingsystemen worden gecombineerd. Dit is een voorwaarde voor realisering van een optimale handhavingssituatie in onze provincie. Wij zien er, vanuit onze toezichthoudende regierol tegenover de bestuursrechtelijke handhavingspartners, op toe dat blijvend wordt voldaan aan wettelijk vastgestelde kwaliteitscriteria voor de milieuhandhaving. 9. De provincie houdt toezicht op de eigen bedrijfsvoering en activiteiten en stelt daarvoor een plan op. Van het uitgevoerde toezicht wordt een rapportage opgesteld en bij overtredingen wordt het stappenplan uit en op basis van het Integrale toezicht- en handhavingsbeleid toegepast. De resultaten van het toezicht worden gecommuniceerd met degenen die het beheer of de directie voeren over de activiteit.
2.2 n Ontwikkelingen Een markant punt in de recente geschiedenis van dit werkveld is de datum 1 oktober 2010. Toen trad de Wabo inwerking. De introductie van de Wabo had en heeft nog steeds ingrijpende consequenties voor de vergunningverlening- en handhavingpraktijk
12
Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies. De veranderingen vergen de nodige inspanning van de betrokken beleidsvelden. Niet in het minst doordat de inhoudelijke wet- en regelgeving waarmee in de procedures van de Wabo wordt gewerkt, regelmatig wijzigen. Voorbeelden daarvan zijn het Bouwbesluit 2012, de Tweede en Derde tranche van het Activiteitenbesluit, de Wet Natuur en later de Omgevingswet. Die wijzigingen hebben impact op Wabo procedures, bestaande dossiers en op nieuwe initiatieven. Het bevoegd gezag wijzigt soms door de wijzigende regels. Het werken als 1-loket in vergunningverlening en toezicht (Wabo doel) is al een uitdaging van formaat en daaraan wordt als extra dimensie een nieuwe generatie regelgeving toegevoegd. Met de Wabo kregen we nieuwe taken zoals toezicht op bestemming, bouwen, slopen en (brandveilig) gebruik van bouwwerken en werd de coördinerende rol van de provincie in toezicht verbreed. In 2011 is daar voor het eerst, samen met andere overheden, een begin mee gemaakt. Er zijn convenanten voor wederzijdse dienstverlening afgesloten. De verbreding van bevoegdheid naar 1 loket voor verschillende wetten en besluiten leidt tot een integrale beoordeling van situaties en het volgen van de levensloop van een project. In elke fase is, als belangrijk naleefinstrument, communicatie over regelgeving en de gestelde prioriteiten daarin aan de orde.
Plan Sloop
Bouw Gebruik
Figuur: cyclus van een “project”, de basis voor ketengericht werken. In elke fase zijn meerdere regels van toepassing en is integraal beoordelen van een situatie gewenst.
De Wabo vormt ook de basis voor de kwaliteitscriteria waaraan de uitvoeringsorganisatie moet voldoen. In de fasering naar het voldoen aan deze criteria zijn we tot nu toe voornamelijk gericht op de eisen waaraan de organisatie moet voldoen. Maar de criteria zijn gericht op zowel de organisatie als (later) ook op de kwaliteit van medewerkers. Die criteria zijn uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht en in landelijke kaders.
Een voorbeeld: Het verminderen van het aantal vergunningen dat nodig is, omdat er meer met algemene regels wordt gewerkt, leidt tot een verschuiving van taken van vergunningverlening naar toezicht, maar vereist ook andere vaardigheden van vergunningverleners en toezichthouders. Als een autodemontagebedrijf een deel sloopt en daarna bouwt is er sprake van toepassing van de Wabo, het Bouwbesluit 2012 en het Activiteitenbesluit. De te bouwen bodembeschermende voorzieningen, bouwkundige brandveiligheidseisen, het scheiden van bouw- en sloopafval, toezien op de verwijderingsketen (transport) en bijvoorbeeld de lozingsregels voor een bronnering tijdens de bouw zijn allemaal gebaseerd op algemene regels, waarvoor in plaats van vergunningen vaak een meldplicht geldt.
13
De wijziging van regelgeving heeft behoorlijke impact op de organisatie van het toezicht en de kwaliteit die medewerkers moeten leveren. De basis voor naleving is bekendheid van regelgeving, maar de fase van vooroverleg en vergunning wordt meer en meer overgeslagen. Communicatie als onderdeel van de naleefstrategie wordt belangrijker. Verdere verbetering van kwaliteit van toezicht en handhaving (gericht op de uitvoeringsorganisatie en de toezichthouders/handhavers) is een rode draad in de criteria. De regionale uitvoeringsdienst, de FUMO, kan daar een bijdrage aan leveren. We zijn aan het uitwerken hoe daar in de provincie op een goede manier vorm aan kan worden gegeven. In navolging van de Slotverklaring van het “Zeister beraad”, en om uitvoering te geven aan het Friese Plan van aanpak, wordt met de betrokken partijen verder gewerkt aan de Friese Uitvoeringsorganisatie Milieu en Omgeving (FUMO). Dit betekent dat deze organisatie op 1 januari 2013 operationeel is. De provincie vervult hierbij de regierol. Provinciale Staten hebben op 3 november 2010 besloten om extra middelen vrij te maken voor de RUD. De Staten hebben de wens uitgesproken dat de vergunningverlening op termijn geheel komt te liggen bij de gemeenten, waarbij de provincie zich beperkt tot de interbestuurlijke toezichtsrol. Totdat de RUD operationeel is wordt toezicht en handhaving op basis van dit programma uitgevoerd. Daarna ontstaat er een geheel andere situatie voor de gemeenten, het Wetterskip en de provincie. Naast de Wabo en de regionale uitvoeringsdienst zijn er meer ontwikkelingen die relevant zijn voor toezicht en handhaving. Zoals het IPO programma Vernieuwing Toezicht, dat in 2011 gestart is en zich onder andere richt op systeemtoezicht bij de chemie en op ketengericht werken bij afvalbedrijven in de branches op- en overslag, puinbrekerijen, metaalafval en autodemontage. De provincies hebben daarin gezamenlij de prioriteiten bepaald en uniformiteit in het toezicht afgesproken. Daarnaast gaan we werken met het “Ondernemingsdossier”, een vorm van digitale informatieuitwisseling tussen bedrijf en overheid. Onder de Wabo is een vernieuwing van wet- en regelgeving zichtbaar, die zijn weerga in de voorbije decennia niet kent. Daarin levert de Wabo, in coordinatie met de Waterwet, vooral de procedureregels en de onderliggende wetten en besluiten de meer inhoudelijke regelgeving. Inmiddels wordt helder dat de impact van de doorlopende wijzigingen in de inhoudelijke regelgeving waarvan in Wabo procedures gebruik wordt gemaakt, groter is dan de Wabo zelf. Als rode draad loopt door alle wijzigingen de deregulering, vermindering van vergunningplicht, korterre procedures en meer werken met algemene regels. De deregulering voor burgers en bedrijven levert voorlopig veel werk op, maar de provincie wil, ook via toezicht en handhaving een succes maken van dit rijks- en provinciaal beleid. Die ontwikkelingen zijn samen te vatten in drie grote uitdagingen voor de komende periode: 1. Verdere verbetering van de kwaliteit in de uitvoering van vergunningverlening en toezicht en de onderlinge samenhang daarin naar Wabo criteria; 2. Implementatie van een generatie nieuwe regels; 3. Zowel intern (binnen de provincie) als extern verbeteren van de samenwerking teneinde meer vanuit het 1-loket principe te werken, zowel bij het vergunningverleningsproces als ook bij het uitoefenen van toezicht.
14
In de Programmabegroting 2012 worden de ontwikkelingen als volgt op hoofdlijn beschreven: 1. Meer aandacht voor preventie bij toezicht; 2. Implementatie van het geactualiseerde en integrale handhavingsbeleid; 3. Verdere implementatie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de wijzigingen daarvan; 4. Stimuleren en faciliteren van de overige kwaliteitseisen voor de op te zetten Regionale uitvoeringsdienst en de gemeenten; 5. Verder inrichten van de Friese Uitvoeringsorganisatie Milieu en Omgeving. Aanvullend is de modernisering van het interbestuurlijk toezicht (IBT) opgenomen. De kwaliteitscriteria die in het kader van de professionalisering van de handhaving gesteld aan de milieuhandhaving zijn verbreed naar Wabo vergunningverlening en de voormalige VROM-brede handhaving. Hiermee wordt het interbestuurlijk toezicht (IBT) van de provincie op dit gebied verbreed naar de fysieke leefomgeving. Dit vindt programmatisch en in samenwerking met de provincies Groningen en Drenthe plaats. Het stelsel van interbestuurlijk toezicht is door de revitalisering generiek toezicht vereenvoudigd en zoveel mogelijk geconcentreerd in de Provinciewet en de Gemeentewet. Daarbij wordt het principe gehanteerd dat een hogere overheid een lagere overheid toetst. Specifiek interbestuurlijk toezicht wordt op bepaalde domeinen verminderd en op andere domeinen, o.a. archieftoezicht en toezicht milieuhandhaving afgeschaft. Gelijktijdig wordt de horizontale verantwoording en kwaliteitszorg bij gemeenten en provincies versterkt. In principe wordt het toezicht door de meest nabije bestuurslaag uitgeoefend. In dit verband is de overdracht van taken van de Inspectie Leefomgeving en Infrastructuur (vm. VROM inspectie) naar de provincies te noemen. Het bestuurlijk toezicht is sectoraal van aard en is opgegaan in het generieke stelsel. Sectorale beoordelingen blijven uiteraard plaatsvinden, maar worden voortaan integraal afgewogen op basis van een totaalbeeld van de individuele gemeenten. In nauw overleg met de afdeling SOBD vindt deze integrale en generieke aanpassing plaats. In de loop van 2012 zal deze “gemoderniseerde” vorm van toezicht en de consequenties hiervan verder zijn beslag krijgen bij de audits op de programma’s en verslagen. Doelen Voor 2012 kunnen het algemene doel en de gewenste onderliggende doelen als volgt worden geformuleerd. Algemeen doel: Bedrijven (inrichtingen), initiatiefnemers van niet inrichtinggebonden activiteiten en burgers voeren hun werkzaamheden en activiteiten zodanig uit, dat de milieudruk, hinder en veiligheid aan de daarvoor gestelde normen voldoen. Gewenste doelen: 1. Het provinciale handhavingsbeleid 2011-2014 is in 2012 in de basis geïmplementeerd en wordt in 2013 verder ingevuld. De actiepunten uit het implementatieplan voor het nieuwe beleid zijn in het algemeen en per beleidsterrein concreet gemaakt en in gang gezet. 2. Zowel voor het toezicht en handhaving binnen als buiten inrichtingen is sprake van een begin van integratie en afstemming van toezicht- en handhavingactiviteiten. De gewenste integrale werkwijze is steeds meer gebaseerd en gericht op de per beleidsterrein gestelde prioriteiten en daaraan gekoppelde naleefdoelen. Daarbij
15
staan we open voor prioriteiten en naleefdoelen vanuit andere instanties of samenwerkingsverbanden. 3. Alle bedrijven en activiteiten, waarvoor de provincie in de betreffende wet- en regelgeving is aangewezen als bevoegd gezag, zijn gecontroleerd op basis van de gestelde prioriteiten in het Handhavinguitvoeringsprogramma 2012-2013. De mate van milieu- en veiligheidsrisico’s bij de inrichtingen en activiteiten bepaalt de frequentie en intensiteit van het toezicht. 4. Daar waar de Provincie overtredingen heeft geconstateerd, is het handhavinginstrumentarium gericht op het beëindigen van die overtredingen en/of het ongedaan maken van de eventuele gevolgen. 5. De uitvoering van onze handhavingtaken vindt plaats conform de landelijk vastgestelde (Wabo) kwaliteitscriteria. 6. Overtredingen bij inrichtingen en activiteiten, waarvoor wij het bevoegde gezag zijn, worden door ons alleen gedoogd als het past binnen het bestaande gedoogbeleid (beleidsnotitie “Gedogen in Fryslân, Kader voor het provinciale gedoogbeleid) en wij hiertoe nadrukkelijk schriftelijk hebben besloten en dus mee hebben ingestemd. Er wordt geen afwijkend gedoogbeleid toegestaan. Het gedoogbeleid is in 2012 getoetst aan de nieuwe sanctiestrategie. 7. Alle bestuurlijke handhavingorganisaties in Fryslân voldoen aan de in het Besluit Omgevingsrecht genoemde kwaliteitscriteria. Daar waar nodig, is gebruik gemaakt van de instrumenten die de Wabo biedt, één en ander conform de beleidsregel ‘Aanwijzingsbevoegdheden handhavingstructuur milieu’. 8. Wij verlenen en handhaven op adequate wijze een omgevingsvergunning. 9. Indien direct werkende, algemene regels, van toepassing zijn, toetsen we de meldingen op ontvankelijkheid, bepalen of er maatwerkvoorschriften nodig zijn en communiceren we met doelgroepen over algemene regels als eerste stap in de preventieve aanpak. 10. Het handhavingsbeleid is mede gericht op het formuleren van meetbare naleefdoelen en het monitoren van het naleefgedrag van een willekeurige industrie, van een branche of van een doelgroep. Het formuleren van kwantitatieve doelen was jarenlang voldoende en gebruikelijk. Daaraan wordt nu het vereiste van kwalitatieve doelen gekoppeld, het weergeven van de essentie van waarom het draait, het (maximaal) beïnvloeden van de naleving van wet- en regelgeving. Dat is nog geen routinematig onderdeel van het proces. 11. De RTO deelnemers werken samen aan het verbeteren van het formuleren en toepassen van meetbare naleefdoelen, inclusief het monitoren en registreren van het naleefgedrag. Daarvoor starten we, op basis van dit uitvoeringsprogramma, een gezamenlijk ontwikkelproject.
Toelichting op het beleidsdoel integratie en afstemming van toezicht en handhaving In de programmering van toezicht en handhaving worden verschillende termen gehanteerd en door elkaar gebruikt. Enkele termen zijn hier gedefinieerd. Toezicht in het algemeen is het verzamelen van informatie om vast te stellen hoe de regels nageleefd worden, vervolgens beoordelen of er sprake is van een overtreding en waar mogelijk en nodig optreden op basis van dat oordeel.
16
Van signaaltoezicht of oor-en oogtoezicht is sprake als een inspecteur op basis van eigen bevoegdheid en gericht op eigen prioriteiten toezicht houdt, maar daarbij ook aandacht heeft voor gekozen prioriteiten vanuit een andere afdeling of instantie. Het inspectieresultaat wordt hierbij overgedragen aan die andere afdeling of instantie voor verdere afdoening. Van integraal toezicht is sprake als de inspectie gebaseerd is op meerdere bevoegdheden (bijv. Wabo breed) en gericht op meerdere prioriteiten uit verschillende wetten of besluiten, door 1 persoon of een combinatie van personen met verschillende competenties. Het inspectieresultaat wordt niet overgedragen maar door de inspecteurs zelfstandig afgehandeld. Naast de uitvoering van de eigen taakstelling begint de integratie in dit programma m.n. vanuit signaaltoezicht of oor- en oogtoezicht, waaruit voor een selectie van onderwerpen feitelijk integraal toezicht kan ontstaan. In onderstaand schema de vier basismodellen voor integrale werkmethoden.
Bestuurlijke strafbeschikking milieu Als opvolger van de bestuurlijke transactie milieudelicten treedt op 1 mei 2012 de Bestuurlijke strafbeschikking milieu (BSBm) in werking. De BSBm is gebaseerd op artikel 257ba van het Wetboek van strafvordering en maakt het voor bestuurlijke instanties mogelijk eenvoudig vast te stellen overtredingen af te doen met een “lik-op-stuk beschikking”. Voor de invoering heeft het Openbaar Ministerie een richtlijn en kwaliteitscriteria voor utivoeringsorganisaties opgsteld. In het feitenboekje BSBm worden de aangewezen feiten opgesomd waarvoor BOA’s het instrument kunnen toepassen. Bijzonder m.b.t. dit instrument: voor de feiten waarvoor een BSBm toegepast kan worden zal het OM in principe van behandeling afzien. De bevoegdheid tot het geven van een BSBm wordt in 2013 belegd bij de directeur van de FUMO. Het college van GS is tijdelijk bevoegd in de periode dat de FUMO nog niet operationeel is. De samenwerking tussen GS (en later de directeur FUMO) wordt gestalte gegeven door een samenwerkingsovereenkomst. De gemeenten (ieder voor zich) en provincie besluiten in 2012 of en hoe ze gebruik gaan maken van dit nieuwe instrument.
17
Actiepunten Voor de invoering van de BSBm zijn de actiepunten voor implementatie: - opstellen van een programma van eisen, incl. communicatieplan en planning; - opstellen samenwerkingsovereenkomst; - in het Fries Handhavingsoverleg communiceren over de BSBm en sluiten van samenwerkingsovereenkomsten; - Implementatie van de richtlijn BSBm van het OM; - Maken van afspraken met het CJIB; - Besluitvorming over het Fries draaiboek handhaving milieuwetgeving, opstellen van een geheel nieuwe gezamenlijke sanctiestrategie, Wabo breed en toepasbaar in de FUMO; - instrueren van de huidige BOA’s; - de regie voor deze ontwikkeling ligt bij de afdeling K&E. De BSBm is geinitieerd vanuit het landelijk Programma Uitvoering met Ambitie (PUmA) en ook de implementatie van de BSBm wordt daaruit landelijk ondersteund. De afdeling K&E bereidt de organisatie van de invoering van dit nieuwe instrument voor en maakt over de daarvoor geldende kwaliteitseisen en afdoening van zaken afspraken met het OM.
18
Hoofdstuk
3
Handhavingsprogrammering per beleidsveld
In dit hoofdstuk wordt per beleidsveld aangegeven welke handhavingactiviteiten in 2012 worden uitgevoerd. Per beleidsveld worden kort de specifieke ontwikkelingen op dat beleidsveld beschreven die van invloed zijn op de taken en bevoegdheden van de provincie. Vervolgens komen de doelen, de gewenste resultaten, de noodzakelijke bijdrage van derden (acties) en de bijdrage van de provincie (producten inclusief inzet) aan de orde. Allereerst enkele actiepunten die voor alle beleidsvelden gelden:
Actie 1 Het aanpassen en of intrekken van de uitvoeringsnotities De taken en bevoegdheden per beleidsveld hebben vooral betrekking op het in medebewind uitvoeren van wet- en regelgeving. Het aantal provinciale regels is in dit verband slechts marginaal. In het kader van het dereguleringsproject zijn de provinciale (beleids)regels getoetst en worden deze voor zover mogelijk vereenvoudigd of geschrapt. Dit actiepunt is hier ineens voor elk beleidsveld opgenomen en wordt niet herhaal in de uitwerking per beleidsveld. Zie daarvoor ook actie 1 uit het implementatieplan voor het integrale handhavingsbeleid:
Actie 6 Het ontwikkelen van een nieuwe sanctiestrategie die is gebaseerd op het naleefgedrag van de overtreder en de aard en de ernst van de overtreding Conform de nota “Integraal toezicht- en handhavingsbeleid” Provincie Fryslân 20112014, wordt bij overtreding van een kernbepaling een tweestappenbenadering
19
gevolgd. Direct een voorwaarschuwingsbrief, mocht geen gevolg worden gegeven aan de voorwaarschuwing dan volgt een sanctie besluit. In spoedeisende situaties volgt slechts één stap: een (onmiddellijk) bestuurlijk sanctiebesluit. Afstemming met de strafrechtelijke partners is opgenomen in deze aanpak. Er is een nieuwe sanctiestrategie nodig, die geldig is voor alle beleidsterreinen en waarin wij de BSBm vertaald hebben naar concreet toepassingsbeleid. De herziening van de sanctiestrategie wordt in het RTO geïnitieerd. Wij voeren onze toezichts- en handhavingstaken op een professionele en consequente manier uit, conform ons kwaliteitszorgsysteem en conform de wettelijk kwaliteitscriteria voor milieuhandhaving.
3.1 n Verkeer en vervoer Ontwikkelingen: Er zijn op dit moment geen ontwikkelingen die van invloed zijn op onze handhavingtaken en bevoegdheden ten aanzien van de Wegenverordening provincie Fryslân en de Nota Beheerbeleid voor provinciale wegen. Doelen: Het verbeteren van de verkeersveiligheid. Wij willen onze handhavingtaak op dit gebied op een professionele en consequente manier uitvoeren en er op die manier voor zorgen dat: • er minder illegale borden in de bermen van provinciale wegen komen te staan; • er minder illegale uitwegen op provinciale wegen worden aangelegd. Resultaten: • het aantal geconstateerde overtredingen is afgenomen met 5 % ten opzichte van 2011; • op alle geconstateerde overtredingen wordt actie ondernomen; • het gedoogbeleid is geïmplementeerd in de praktijk van de handhaving. Acties: Wij verwachten van: • de politie, de gemeenten en het Wetterskip Fryslân dat zij, wanneer wij daar om vragen, met ons samenwerken om via het handhavinginstrumentarium de verkeersveiligheid te verbeteren; • burgers en de aanwonenden van wegen, dat de in de Wegenverordening provincie Fryslân genoemde verbodsbepalingen en de in de nota Beheerbeleid voor provinciale wegen neergelegde beheernormen worden nageleefd. Producten: Als wegbeheerder is de provincie verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid. Het werkterrein van de afdelingen Beheer en Onderhoud en Stêd en Plattelân omvat handhaving van de in de Wegenverordening provincie Fryslân genoemde verbodsbepalingen en de in de nota Beheerbeleid voor provinciale wegen neergelegde beheernormen. Om het gewenste resultaat te bereiken gaan wij de in totaal ca. 530 km hoofdrijbanen, ca. 140 km parallelwegen en ca. 200 km fietspaden: • dagelijks of om de dag de provinciale wegen inspecteren;
20
• o p alle geconstateerde overtredingen een actie ondernemen. Omdat de risico’s bij overtredingen altijd hoog zijn, ligt de prioriteit bij iedere overtreding gelijk. • bij voortduring communiceren met aanwonenden over het gewenste gedrag; • in de praktijk van de handhaving werken conform het gedoogbeleid en hierbij gebruik maken van de brieven en werkinstructies die in 2006 zijn vastgelegd in onze administratieve organisatie. Ondanks het feit dat het naleefgedrag de laatste jaren sterk is verbeterd, gaan we door op de ingeslagen weg. Wij gaan aan onze prioriteit “het illegaal plaatsen van reclameborden” en het negatieve naleefbeeld in het algemeen daarvan meer bekendheid geven. Voor het behalen van het gewenste resultaat is een inzet van 24 (hoofd)wegkantonniers nodig (als onderdeel van hun dagelijkse werkzaamheden), de inzet van een tweetal medewerkers bij de afdeling Beheer en Onderhoud (ca. 50 uren) en de inzet van een medewerker bij de afdeling Stêd en Plattelân (ca. 15 uren). Aandachtspunten vanuit integrale samenwerking In dit werkveld wordt integraal toezicht vorm gegeven op basis van de prioriteiten vanuit de beleidsvelden Nautische Zaken en OVT. Dat zijn de volgende prio’s: afval, bodem en uitvoeren van werken (in brede zin). Verwachting: De afdelingen Nautische Zaken en OVT leveren op basis van de door hen gekozen prioriteiten ieder max. 3 signaaltaken met bijbehorende signaalkaarten.
3.2 n Nautische Zaken 2012(scheepvaart) Ontwikkelingen: De aangekondigde samenvoeging van diverse voor de handhaving op scheepvaart relevante wetten in de Binnenvaartwet heeft inmiddels plaats gevonden. Wat nog ontbreekt is adequate toerusting van de toezichthouders op dit gebied. Hiervoor wordt i.s.m. de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een traject uitgezet dat in de loop van 2012 wordt doorlopen. Daarnaast is het noodzakelijk dat via mobiele datacommunicatie kan worden ingelogd op landelijk opererende netwerken. Dit is om de controlehistorie van doelgroepschip te kunnen raadplegen een overmatige controle van de beroepsgroep te voorkomen. Om dit mogelijk te maken worden onder regie van het project IDoS (Informatie Diensten op Schepen) van IDVV (Impuls Dynamisch Verkeersmanagement) kleine stapjes vooruit gezet. Voor 2012 zijn in BTR verband (Binnenvaart Toezicht Regio noordoost) handhavingsdoelen vastgesteld. De handhavingactiviteiten spitsen zich toe op een aantal toezicht prioriteiten die een afgeleide zijn van landelijke prioriteiten, vastgesteld in PCHB (Permanente Contactgroep Handhaving Binnenwateren) verband, aangevuld met regionale prioriteiten. Daarnaast worden nog handhavingactiviteiten uitgevoerd in het samenwerkingverband Zomer toezicht te water. Het samen varen van beroeps- en recreatievaart op het gedeelte van de corridor Amsterdam-Delfzijl dat door de provincie wordt beheerd blijft een belangrijk aandachtspunt. Binnen het toezichtveld ‘scheepvaart’ volgen wij overigens de sanctiestrategie die volgens afspraken binnen het COVW (Centraal Overleg Verkeersveiligheid te Water) is vastgesteld. Dit i.v.m. het actiepunt 6 uit het implementatieplan. De gewijzigde rol van de nautische toezichthouders op het gebied van de Binnenvaartwet (van Strafrecht naar Bestuursrecht), vraagt om aangepaste toezichtstrategieën en instructies.
21
Doelen: Het vlotte en veilige verloop van het scheepvaartverkeer en het voorkomen van schade aan oevers en kunstwerken. Resultaten: • Op de drukke (hoofd)vaarwegen welke zowel door de beroeps- als de recreatievaart worden gebruikt, hebben geen aanvaringen plaatsgevonden tussen deze groepen; • Waargenomen communicatieproblemen via de marifoon als gevolg van het niet gebruiken van de voorgeschreven voertaal zijn overeenkomstig Basisplan Toezichtspeerpunten gerapporteerd; • De geplande controle’s vaar- en ruststijden op het niveau van de basiscontrole zijn uitgevoerd en gerapporteerd overeenkomstig Basisplan Toezichtspeerpunten. • Idem, in verband met de wettelijke verplicht aanwezigheid van reddingvesten; • Controles m.b.t. het Scheepsafvalstoffenverdrag zijn uitgevoerd onder regie en geraporteerd door het Wetterskip Fryslân. • Bij evenementen welke onder voorwaarde van toezicht door de provincie zijn toegelaten is de nautische veiligheid voor het publiek gewaarborgd; • Bij het samengaan van beroeps-en recreatievaart tijdens het schutten houdt de beroepsvaart rekening met de aanwezigheid van jachten in de sluis; • In het geval dat scheepvaart ‘s-nachts plaats vindt, wordt de vereiste navigatie verlichting gevoerd; • Er is samengewerkt met de overige handhavingpartners, de regiopolitie, het K.L.P.D, en het Wetterskip Fryslân. Acties: Wij verwachten van: • de regiopolitie, het KLPD en het Wetterskip Fryslân, dat zij met ons samenwerken om via het handhavinginstrumentarium, het scheepvaartverkeer veiliger te maken en schade aan oevers en kunstwerken te voorkomen; • de Inspectie Verkeer- en Waterstaat/scheepvaart dat zij voor de toezichthouders/ scheepvaartmeesters het onderricht verzorgt van de basisopleiding Binnenvaartwet; • het scheepvaartverkeer, dat de vaarregels worden nageleefd; • vaarweggebruikers en aanwonenden van vaarwegen, dat de in de Vaarwegenverordening neergelegde beheersnormen worden nageleefd. Producten: Als vaarwegbeheerder is de provincie verantwoordelijk voor de veiligheid en vlotte doorstroming van het scheepvaartverkeer. Het werkterrein van de dienst omvat daarom handhaving van de scheepvaartwetgeving ten aanzien van de binnen de provincie gelegen en in beheer zijnde vaarwegen. Wij willen onze handhavingstaken op een professionele manier uitvoeren door: • Het beïnvloeden van vaargedrag o voorkomen van schade aan oevers en kunstwerken door zuiging en golfslag; o voorkomen van aan- en schadevaringen; o voorkomen van hinder door vaarweggebruikers aan andere vaarweggebruikers; o scheepvaarttoezicht en scheepvaartbegeleiding;
22
• H et garanderen van een onbelemmerde doorvaart en instandhouding van de vaarweg(en); • In de praktijk van de handhaving te werken conform het vastgestelde gedoogbeleid en hierbij gebruik te maken van de brieven en werkinstructies die zijn vastgelegd in onze administratieve organisatie. • Het ontwikkelen van een meer systeemgerichte benadering van het toezicht ter verminderting van de toezichtlast voor de branche. Om het gewenste resultaat te bereiken gaan wij in 2012 de volgende producten realiseren: • 50 activiteiten plannen t.b.v. snelheidscontroles op de beroepsvaart, • 50 activiteiten plannen aangaande belemmeringen van ongehinderde doorvaart uitvoeren. In situaties waarin de onbelemmerde doorvaart wordt gehinderd vanwege overhangende houtgewassen worden i.s.m. het onderhoudsdistrict eigenaren of gebruikers van de grond gemaand hieraan een einde te maken. In overleg met de beroepsbinnenvissers worden op plaatsen waar fuiken de doorvaart van de scheepvaart belemmeren naar voor de visserij en de scheepvaart aanvaardbare oplossingen gezocht. • Communiceren met vaarweggebruikers over het gewenste vaargedrag o.a. tijdens de watersportbeurs BOOT Holland 2012. De opleiding van de medewerkers i.v.m. de gewijzigde rol van toezichthouders en integrale werkmethoden start eind maart 2012. • De vaarweggebruikers krijgen tijdens een controle naar aanleiding van een geconstateerde overtreding informatie over het gewenste vaargedrag (de normen) samengebracht in de “Waterwaaier”. De vaarweggebruikers krijgen tijdens een controle naar aanleiding van een geconstateerde overtreding informatie over het gewenste vaargedrag (de normen). • 400 controles (contacten) ten aanzien van de veiligheid van de recreatievaart: 1. communicatie (voertaal); 2. vaar- en rusttijden (basiscontrole Binnenvaartwet) 3. stuurboordwal houden; 4. rondom zicht, afleiding 5. het dragen van reddingsvesten 6. vaargedrag, zuiging- en golfslag / snel varen 7. Scheepsafvalstoffenverdrag 8. Ontheffingen, afgegeven in het kader van de Vaarwegenverordening Fryslân. • Nog nader te benoemen inzet in het kader van het Zomertoezicht te water i.s.m. de regiopolitie, KLPD en WSF. • Integraal toezicht onder het motto “Voor elkaar en met elkaar” en het uitwisselen van BOA’s wordt in eerste instantie vorm gegeven door toezichthouders met elkaar mee te laten lopen en concretiseren van wat het inhoudt en waar mogelijkheden in elkaars prioriteitstelling liggen. Inzet: Voor het behalen van het gewenste resultaat is een inzet 3000 uur vereist. Deze inzet is onderdeel van het totale takenpakket van de afdeling Nautische Zaken.
23
Aandachtspunten vanuit integrale samenwerking In dit werkveld wordt integraal toezicht vorm gegeven op basis van de prioriteiten vanuit het beleidsveld. Dat zijn de volgende prio’s: Afval, Bedrijven en Werken in of aan de waterkant. Verwachting: De afdeling OVT levert op basis van de door hen gekozen prioriteiten max. 3 signaaltaken met bijbehorende signaalkaarten.
3.3 n Landelijk Gebied Ontwikkelingen: • Het handhavingsbeleid Natuurwetgeving is in 2010 aangeboden aan GS en vastgesteld. • De Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet worden samengevoegd tot de Wet Natuur, waarvan het ontwerp in 2011 gepubliceerd is. • Het samenwerkingsverband tussen Groningen, Drenthe en Fryslân wordt gecontinueerd. • Versterking van de samenwerking tussen de handhavingpartners op de Waddenzee. • Door de vaststelling van beheerplannen van Natura 2000 gebieden zal controle in deze gebieden zich gaan verschuiven van controle op vergunningen naar gebiedscontrole. • Meer taken op gebied van de Flora- en faunawet worden gedecentraliseerd van het rijk naar de provincies. • De uitvoering van deze taken hangt nauw samen met die van de andere handhavende instanties in dit werkveld. Deze zijn gebundeld in het “Handhavingsprogramma 2012”, het programma van de Toezichtkringen Natuurhandhaving Fryslân & de Friese Dierenpolitie. Het programma is opgesteld door de politie, in samenwerking met It Fryske Gea, de VWA, Hengelsportfederatie Fryslân, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, Provincie Fryslân en de Dierenbescherming. Doelen: • Het in stand houden, verbeteren en ontwikkelen van de natuur, zodanig dat een bijdrage wordt geleverd aan de Friese natuurwaarden en de ruimtelijke kwaliteit conform de met het rijk gemaakte afspraken. Resultaten: • Overtredingen op het gebied van de natuurwetgeving zijn opgespoord en teruggedrongen. Dit resultaat is bereikt op basis van de (landelijk opgestelde) probleemanalyse en door een optimale uitvoering van wet- en regelgeving, waarbij tevens nauw is samengewerkt met andere handhavinginstanties. Acties: • Wij verwachten van initiatiefnemers (burgers, ondernemers, jagers, recreanten, etc.) dat zij zich zullen houden aan de wet- en regelgeving die in het kader van de natuurwetgevingen zijn gesteld en dat zij voldoende zorg in acht nemen voor de in het wild levende planten en dieren, evenals voor hun directe leefomgeving; • Wij verwachten van de andere handhavingpartners (o.a. politie, natuurbeherende instanties, visfederatie) deelname aan de ‘Toezichtkringen Natuurhandhaving Fryslân’ en dat met elkaar voldoende capaciteit wordt ingezet om het aantal overtredingen tot een minimum te beperken.
24
Producten: De uitvoering van de wettelijke taken die voortvloeien uit de natuurwetgeving zijn controles van meldingen van de Boswet, ontheffingen en vrijstellingen in het kader van de Flora en faunawet en al dan niet vergunningplichtige activiteiten in het kader van de Natuurbeschermingswet. Daarnaast worden veld- en gebiedscontroles uitgevoerd. Op basis van het opgestelde handhavingsbeleid en de landelijk opgestelde probleemanalyse die voor de natuurwetgeving opgesteld, ligt voor de Boswet de prioriteit bij de controle op de herplantplicht. De prioriteit voor de Flora- en faunawet ligt bij de controles van de ontheffingen en vrijstellingen die door Gedeputeerde Staten wordt afgegeven voor het beheer en schadebestrijding en het aaisykjen. Gelet op het aantal meldingen dat wordt gedaan in het kader van beheer en schadebestrijding is niet alles te controleren. Er wordt in eerste instantie gecontroleerd op basis van klachten en wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. In het voorjaar wordt intensief gecontroleerd op eierzoekers en nazorgers e.e.a. onafhankelijk van de eventuele nieuwe ontwikkelingen rond de ontheffing van het eierzoeken. De veldcontrole voor de Flora- en faunawet betreft zaken die te maken hebben met bijvoorbeeld beheer en schadebestrijding, de jacht en verstoring van vogels tijdens het broedseizoen en het winterseizoen. Voor de Natuurbeschermingswet ligt de hoogste prioriteit bij de controle van activiteiten in Natura-2000, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden waarvoor al dan niet een vergunning is afgegeven. Het aantal controles voor de Natuurbeschermingswet is afhankelijk van het aantal activiteiten waarvoor al dan niet een vergunning is afgegeven. Een groot deel van deze activiteiten vindt plaats in het Waddengebied. De controle op deze activiteiten wordt uitgevoerd in samenwerking met het ministerie van LNV. In Natura-2000 gebieden waar een relatief hoge recreatiedruk heerst wordt een intensievere controle uitgevoerd. Hierbij wordt opgetreden tegen handelingen die in strijd zijn met de in deze gebieden geldende beperkingen (loslopende honden, verboden toegang, etc.). Samenwerking en integrale werkafspraken Verder bestaan de werkzaamheden uit toezicht en handhaving in het kader van de voortzetting van overeenkomst ‘Toezichtkringen Natuurhandhaving Fryslân’ waarbij nauw wordt samengewerkt (ook samen gecontroleerd) met handhavingpartners van de natuurwetgeving (Politie, Gebiedsbeheerders en de Hengelsportfederatie Fryslân). Een deel van deze samenwerking richt zich op de controle van de Visserijwet. Tenslotte zijn er 4 provinciale verordeningen waarop (voor zover van toepassing) wordt gecontroleerd dan wel uitvoering aan wordt gegeven. Dit zijn de Provinciale Milieuverordening, de Wadloopverordening, de Distelverordening en de Jakobskruiskruidverordening. Om de gewenste resultaten te bereiken leveren wij de volgende producten, waarbij de getallen zijn gebaseerd op de ervaringen van de afgelopen jaren: • Toezicht houden op de naleving van de Boswet. Het uitvoeren van totaal ca. 130 controles op illegale vellingen, meldingen van voorgenomen vellingen en herplantplicht; • Toezicht houden op de naleving van vrijstellingen en ontheffingen op grond van de Flora- en faunawet. Dit zijn ca. 150 controles. Een onderdeel van de controle op de Flora- en faunawet is de controle op het aaisykjen. In het seizoen wordt dagelijks gecontroleerd;
25
• T oezicht houden op grond van de Natuurbeschermingswet op activiteiten in Natura-2000 gebieden. Het betreft hier de zowel de vergunningplichtige als de niet-vergunningplichtige activiteiten (ca. 50 controles); • Veldcontroles in Natura-2000 gebieden in het bijzonder, en in de provincie in het algemeen; • Deelname aan het gezamenlijke handhavingsprogramma 2011 van ‘Toezichtkringen Natuurhandhaving Fryslân’. Hiervoor wordt ruim 880 uur ingezet. In dit kader worden ca. 100 uren gereserveerd voor opsporing van roofvogelvervolging; • Het verrichten van een oog- en oorfunctie voor diverse (milieu)wetgevingen waarvoor de provincie het bevoegd gezag is. In de zomermaanden worden tijdens gebieds- en veldcontroles ook WHVBZ-aspecten bij openbare zwemplekken gecontroleerd. Ook wordt toezicht gehouden op secundaire ontgrondingen. • Toezicht houden op de naleving van een deel van de Provinciale Milieuverordening in stiltegebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Er worden ca. 10 controles uitgevoerd; • Controle van voorschriften in het kader van de provinciale Wadloopverordening. Circa 10 controles. Omdat dit op de Waddenzee plaatsvindt worden deze controles in samenwerking met de provincie Groningen, het ministerie van LNV en Rijkswaterstaat uitgevoerd; • In het kader van de Distelverordening en de Jacobskruiskruidverordening wordt opgetreden nadat een melding is ontvangen. Inzet: Voor het behalen van het gewenste resultaat wordt minimaal 3,5 fte ingezet voor handhavingstaken. Hiervan bestaat ongeveer 3,0 fte uit direct toezicht en handhaving en 0,5 fte voor coördinatie en beleidsontwikkeling. Aandachtspunten vanuit integrale samenwerking In dit werkveld wordt integraal toezicht vorm gegeven op basis van de prioriteiten vanuit het beleidsveld. Dat zijn de volgende prio’s: Werkzaamheden in de bodem (Besluit bodemkwaliteit), zorgplicht en ketentoezicht. Verwachting: de provincie participeert in het Handhavingsprogramma 2012 Toezichtkringen Natuurhandhaving Fryslan & Friese Dierenpolitie. Zie ook bijlage 3.
3.4 n Milieu 3.4.1
Milieu, toezicht bedrijven en activiteiten buiten inrichtingen
Ontwikkelingen: Het uitgangspunt uit het Integraal toezicht- en handhavingsbeleid is “Burgers en bedrijven die zich netjes aan de regels houden controleren we minder vaak. Burgers en bedrijven die zich niet aan de regels houden controleren we vaker. Want “wie vertrouwen verdient, krijgt het van ons” . Dit vormt de basis van waaruit het werk is ingericht. De combinatie van risico’s uit de omgevingsaspecten en de risico’s uit de naleving bepaalt met welke frequentie we een inrichting gaan controleren. Hierbij houden we rekening met de landelijk gemaakte afspraken over te controleren onderwerpen. Gedurende het jaar zullen de prioriteiten waar nodig worden bijgesteld.
26
Vanaf maart 2012 is er scheiding aangebracht tussen Toezicht en Handhaving. De toezichthouder zal naast de reguliere geplande controles de voorlichting (het makelen en schakelen) van de inrichtingen voor zijn of haar rekening nemen. Zodra er overtredingen geconstateerd worden komt de handhaver in actie. Zowel vanuit toezicht als ook vanuit handhaving werken we daar waar dit een meerwaarde heeft samen met externe partners, waaronder gemeenten en Wetterskip Fryslân. Doelen: Bedrijven (inrichtingen) en initiatiefnemers (activiteiten) houden zich aan milieuweten regelgeving en worden gestimuleerd hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Resultaten: Door de combinatie van gericht toezicht en handhaving waar dit nodig is, verwachten we dat de vergunninghouder zich beter aan de wet- en regelgeving houdt, met als mogelijk gevolg een vermindering van de milieubelasting. Acties: We gaan gericht toezicht houden op basis van de gemaakte risicoanalyses, dit betekent dat we doelbewust inspecteren op een aantal aspecten uit de vergunning. Waar nodig gaan we handhavend optreden. Afstemming vindt plaats in landelijke overleggen en samenwerkingsverbanden in het noorden. Gedurende het jaar worden de bevindingen vergeleken met de vooraf ingeschatte risico’s en zal als het nodig is de prioritering binnen de vastgestelde kaders worden aangepast.
Producten Preventieve controles Omgevingsvergunningen. Alle inrichtingen zijn beoordeeld op basis van ingeschatte risico’s aangaande omgevingsaspecten en naleving. De beoordeling is uitgevoerd door de toezichthouder die in het afgelopen jaar de ervaring binnen een inrichting heeft opgedaan. Deze lijst vormt het vertrekpunt voor de controles die dit jaar worden uitgevoerd. Per branche is een gemiddelde score bepaald. Deze scorelijst is als bijlage 1 toegevoegd. Naast de individuele score zijn ook de brancheafspraken van invloed op de mate van toezicht gedurende het jaar. Door middel van de introductie van de accountmanager wordt bij toezicht nog meer ingezet op advisering en voorlichting aan de bedrijven. Daarbij is het streven om bedrijven te bewegen hun bedrijfsprocessen zodanig in te richten dat daardoor het aantal veiligheids- en milieurisico’s daalt. Dit kan weer een positief effect en invloed hebben op het aantal toezichtsacties en handhavingstrajecten. Deze aanpak is gebaseerd op de pilot doelgerichte vergunningverlening, passend toezicht en deskundigheid, die aansluit bij het principe “Slim Milieubeheer” (zie nieuwe PMP en de nota Handhaving). Deze pilot werkt uit wat er nodig is om zowel bij de vergunningverlening als bij toezicht richting de bedrijven meer de rol van “accountmanager” ter vervullen. Het gaat over kennis, vaardigheden, competenties en deskundigheid.
27
Effecten WABO Door de invoering van de WABO, zullen we meer controles met handhavingpartners moeten gaan uitvoeren indien de provincie bevoegd is voor het milieudeel. Er is sprake van een integrale aanpak waarbij ook andere onderdelen zoals slopen, bouwen, brandveiligheid en kapvergunningen zijn betrokken. In de samenwerkingsovereenkomst met de Friese gemeenten is afgesproken dat we onze planning (programmaniveau) afstemmen. Daarnaast heeft de provincie als bevoegd gezag naast het uitvoeren van de eigen taak de coördinerende rol op dossierniveau. Preventieve controles WHVBZ De in 2011 gehanteerde werkwijze waarbij we zwembaden en sauna’s die een goed naleefgedrag hebben, steekproefsgewijs eenmaal in de drie jaar controleren heeft voldoende resultaat opgeleverd om in 2012 op dezelfde wijze verder te gaan. Dit betekent dat in 2012 circa. 30 van de 45 zwembaden en sauna’s met een goed naleefgedrag niet worden gecontroleerd. Zoals gezegd laten we ons hierbij leiden door het naleefgedrag. Een slecht naleefgedrag is aanleiding voor een hogere controlefrequentie. De 80 sauna’s en zwembaden met een matig of slecht naleefgedrag worden tenminste eenmaal in de 1,5 jaar bezocht. In 2013 en 2014 worden de resterende zwembaden gecontroleerd. Overigens wordt in voorkomende gevallen de handhaving bij deze bedrijven alsnog in 2012 opgepakt. Sinds 2009 wordt er gewerkt conform de Europese zwemwaterrichtlijn. Onze controles op het oppervlaktewater zijn gericht op de implementatie van die richtlijn. Voor het meerwerk dat voortvloeit uit deze richtlijn vindt voor 2012 compensatie van het Rijk plaats. Voor de invulling van deze taak zullen we gebruik moeten maken van inhuur. Preventieve controles OW Voor de ontgrondingen (zandwinlocaties) wordt op basis van de afgegeven ontgrondingvergunningen toezicht gehouden. Bij twijfel zullen er peilingen worden verricht. Voor de secundaire ontgrondingen zoals de aanleg van haventjes en vijvers e.d. zullen steekproefsgewijs controles worden uitgevoerd. BRZO In 2011 zijn de programma’s Brzo en Vernieuwing Toezicht Chemie samengevoegd in het programma Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven (LAT RB). Dit betreft de Brzo-inrichtingen en de IPPC-categorie 4 inrichtingen. Voor de periode 2012-2016 is met een nieuw Bestuurlijk toezichtprogramma (BTP) aan de Brzo-verplichting (artikel 24) voldaan. Het doel is om te komen tot een optimale beheersing van de risico’s door bedrijven op het gebied van veiligheid, arbeidsomstandigheden, milieu en water. Eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven is het uitgangspunt. Het toezicht kan dan aanhaken op de bedrijfsinterne managementsystemen, het ‘systeemgericht’ toezicht. Bij systeemtoezicht wordt getoetst hoe het bedrijf milieuzorg zelf verwerkt en het niet laat afhangen van schaarse inspectiemomenten van de overheid. De milieuprestatie van het bedrijf werkt bij systeemtoezicht door in de vorm en intensiteit van toezicht. Streefbeeld is dit toezicht voorts risicogericht en informatie gestuurd plaats te laten vinden. Het overheidstoezicht op deze bedrijven wordt zo efficiënter en effectiever ingezet, zodat bedrijven afgestemd en eenduidig toezicht ervaren. Het uiteindelijke
28
doel is een hoog niveau van naleving bij de bedrijven, waarbij met de gekozen aanpak tevens wordt beoogd om waar mogelijk de toezichtlast te verminderen. De LAT RB-taken worden uitgevoerd zoals beschreven in het bestuurlijk vastgestelde Bestuurlijk toezichtprogramma LAT RB regio Noord voor de periode 2012-2016 en het uitvoeringsprogramma 2012 LAT RB Regio Noord. De Brzo-inspecties worden uitgevoerd samen met Arbeidsinspectie, de regionale brandweer Groningen en Rijkswaterstaat bij de Brzo bedrijven in de provincie Fryslân en gemeenten in Groningen en Drenthe met een Brzo-bedrijf. Begin januari 2012 is er een overeenkomst met de gemeenten afgesloten voor de vergoeding van het uitvoeren van de Brzo-taken. Met de opbrengst wordt de inhuur van vervanging van de vervangende Wm-inspecteurs bekostigd. IPO Vernieuwing Toezicht Om de toezichtlast bij een 20-tal domeinen te verlagen en om op een effectievere en efficiëntere wijze toezicht uit te voeren, is het Rijksbrede programma Vernieuwing Toezicht opgestart. Eén hiervan is het domein afval dat is uitgewerkt in het programma afval met een branchegerichte aanpak met een aantal brancheteams. In deze teams hebben toezichthouders van de provincies zitting, een landelijk opererende branchemanager en een vertegenwoordiger van de VROM-Inspectie (nu IL&T). Ook worden de brancheorganisaties hierin betrokken. De teams zijn sinds 2009 actief m.u.v. metaalrecycling (2010). Binnen het domein afval zijn de volgende vijf branches actief • Brancheteam Afvalverbrandingsinstallaties; • Brancheteam Autodemontagebedrijven; • Brancheteam Op- overslag en sorteren (inclusief milieustraten); • Brancheteam Puinbrekers plus; • Brancheteam Metaalrecycling. Alle brancheteams hebben een brancheplan (toezichtplan) opgesteld, welke zijn vastgesteld. Voortvloeiend uit de doelen van het programma Vernieuwing Toezicht zijn in het brancheplan prioritaire milieuaspecten opgenomen die bij het toezicht centraal staan. In een projectplan is vastgelegd welke prioriteiten in 2012 gecontroleerd worden en hoe de voorbereiding, de uitvoering en de uitwerking van de controles plaats vindt. De uitkomsten hiervan worden jaarlijks per provincie en in IPO verband geëvalueerd. Deze activiteiten worden tijdens onze reguliere controles meegenomen worden. Dit kost geen extra tijd. Vuurwerkbesluit Voor 2012 worden de taken in het kader van het Vuurwerkbesluit uitgevoerd en m.n. gericht op het afsteken van (professioneel) vuurwerk tijden evenementen. Dit betekent dat we in principe alle binnengekomen meldingen en vergunde ontbrandingen integraal controleren. Indien er gelijktijdig meerdere ontbrandingen plaatsvinden wordt op basis van het naleefgedrag en/of risico-inschatting een afweging gemaakt welk vuurwerkevenement gecontroleerd wordt. Verder zal er dit jaar door de vuurwerkcoördinator, samen met de coördinatoren van Groningen en Drenthe, meer vorm gegeven worden aan de samenwerking tussen de drie noordelijke provincies om de taken van het Vuurwerkbesluit beter, eenduidiger en efficiënter uit te voeren. De coördinatie is m.n. gericht op de opslag van vuurwerk bij de verkooppunten.
29
Wet Luchtvaart In 2012 controleren we alle locaties waar een luchthavenbesluit of een luchthavenregeling voor af is gegeven. De locaties waarvoor tijdelijke ontheffingen verleend worden steekproefsgewijs gecontroleerd. De benodigde capaciteit is op basis van de verwachtingen voldoende dekkend en wordt voor 2012 betaald uit budgetten afkomstig van het Rijk. Verder zal de provinsje Fryslân voor het vakgebied luchtvaart de trekker zijn in de noordelijke samenwerking tussen de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe. LOM-samenwerkings projecten In interprovinciaal verband is er afgesproken dat de gezamenlijke provincies in hun milieucontroles jaarlijks een aantal aandachtsgebieden gaan controleren. Voor 2012 zijn de volgende thema’s benoemd: Asbest, illegaal vuurwerk, bodem- en grondstromen, evoa en natuurwetgeving. Voor wat betreft ketenprojecten zullen wij daar waar gevraagd onze expertise inbrengen. Wij zullen deze aspecten zoveel mogelijk integreren in de preventieve controles. Toezicht Nazorg stortplaatsen Van alle officieel door ons gesloten verklaarde stortplaatsen worden de nazorgvoorzieningen conform het nazorgplan gecontroleerd, in standgehouden en zo nodig vervangen. Wij controleren of de getroffen nazorgvoorzieningen, zoals het aanbrengen van een onderafdichting, drainagesystemen en afdeklagen en de werking van de technische installaties (nog) goed functioneren. Als dat niet het geval is, moeten wij de gebreken laten verhelpen of soms zelf nieuwe voorzieningen aanbrengen. Voor 2012 richten wij ons op de nazorg van 3 stortplaatsen en 4 baggerspeciestortplaatsen. Waterwet , WKO-systemen Het afgelopen jaar zijn er in de provincie veel WKO (Warmte en Koude Opslag) systemen bijgekomen. Deze trend zal zich naar verwachting dit jaar voortzetten. Er is hierbij sprake van een opvallend naleeftekort. Wij onderzoeken de oorzaak van dit naleeftekort en op basis daarvan wordt bepaald wat het beste instrument is ter verbetering van de naleving van de voorschriften. Er wordt o.a. meer ingezet op het vergroten van het kennisniveau bij de Wabo loketten in de gemeenten, installateurs en eigenaren. Risicomodel Milieurisico’s worden door ons bepaald aan de hand van een risicomodel. Dit model met toelichting is verwerkt in een tabel controle overzicht. Per branche is een top 3 bepaald. Bedrijven die branchegewijs gecontroleerd worden, hebben per branche een projectplan, waarin o.a. beschreven is welke handhavingsessenties gecontroleerd worden en de daaraan gekoppelde bezoekfrequentie. Voor de bedrijven die niet in een branche kunnen worden ingedeeld, wordt een individueel toezichtplan opgesteld waarin is vastgelegd hoe de controles zullen worden uitgevoerd. Zie ook bijlage 4. Operationele planning De uitvoering van de wettelijke taken wordt binnen de beschikbare formatie uitgevoerd. Op basis van de bereikte resultaten wordt per kwartaal geëvalueerd. Aandachtspunten integrale samenwerking In dit werkveld wordt integraal toezicht vorm gegeven op basis van de prioriteiten die gesteld zijn op basis van de Samenwerkingsovereenkomst (SOK). De gezamenlijke prioriteiten zijn vastgelegd in het Programma Handhavingsamenwerking Fryslan 2012, “Samen beter op weg”. Het programma is vastgesteld in het Fries
30
Handhavingsoverleg. Het programma bevat beheersprojecten, uitvoeringsprojecten en ontwikkelprojecten. Zie ook bijlage 2. Inzet: Voor de uitvoering van de taken is er in 2012: 24,5 fte beschikbaar. Dit betreft de totale formatie van het cluster. Implementatie OVT acties m.b.t. het implementatieplan Integraal toezichts- en handhavingsbeleid: 1. Deelname aan het RTO (2 medewerkers). Borgen afstemming. 2. Voor iedere individuele inrichting is een risicobeoordeling opgesteld die de basis vormt voor de prioriteitsstelling in bijlage 2. Na uitgevoerde controles worden de resultaten met de voorafgaande beoordeling vergeleken. Hiermee wordt inzicht verkregen in de juistheid van eerder gemaakte keuzes en kan er waar mogelijk worden bijgestuurd. 3. In de eerste helft van 2012 worden (intern provincie) kennismakingen georganiseerd ter versterking van de onderlinge oog- en oorfunctie. Het externe netwerk, o.a. via het Programma Handhavingssamenwerking Fryslân 2012, functioneert goed en zal gecontinueerd worden. 4. In het opleidingsplan worden trainingen opgenomen ter bevordering van naleving door communicatie en ter bevordering van de kwaliteit van medewerkers op het gebeid van wijzigende regels. 5. De sanctiestrategie wordt, samen met de RTO partners, vernieuwd. 6. De uitwisseling van BOA’s is al mogelijk en wordt al toegepast. 7. In afstemming met Vergunningverlening wordt de gedoogstrategie dit jaar getoetst op relatie en dwarsverbanden met de nieuwe sanctiestrategie.
3.4.2 Bodem, Wettelijke taken toezicht en handhaving in het kader van de Wet bodembescherming (=Wbb) Ontwikkelingen: • Tussen 1 januari 2012 en 1 januari 2013 is een aantal wijzigingen van bodemregelgeving voorzien met als doel het verder vereenvoudigen van de bodemsaneringsoperatie en het doorbreken van stagnatie van ruimtelijke ontwikkelingen op verontreinigde locaties. Relevant zijn de procedurele vereenvoudigingen via de Aanpassingswet Wbb en aanpassingen in de Circulaire bodemsanering 2009. • De nieuwe wet omgevingsvergunning plus zou juli 2012 ingaan, maar de beslissing hierover is opgeschort. Het is mogelijk dat deze nieuwe wet in de loop van 2012 van kracht wordt. Met die wet kunnen Wbb-beschikkingen worden aangehaakt bij de Wabo, wordt de gemeente bevoegd gezag en geeft het bevoegd gezag Wbb alleen nog een “verklaring van geen bedenkingen” als de aanvrager om een omgevingsvergunning plus vraagt. Het ministerie past daarvoor de wet en daarop stoelende AMvB’s aan. De beschikking ernst en spoed kan dan alleen bij het Wbb-bevoegd gezag worden aangevraagd en het bevoegd gezag Wbb blijft verantwoordelijk voor de handhaving van het Wbb-deel van de beschikking; • Voor alle onderdelen van het HUP geldt de inzet om te voldoen aan de kwaliteitseisen voor handhaving zoals die zijn vastgelegd in de BOR en MOR. Dit betekent voor toezicht bodem dat wij zullen nagaan op welke wijze wij kunnen toegroeien naar die kwaliteitseisen. Hierbij geldt evenwel dat de (wettelijke) kaders voor bodem leidend blijven. • Voor het verwijderen van grondwater van saneringen gelden vanaf 1 juli 2011 algemene regels vanuit het Activiteitenbesluit en het Besluit lozen buiten inrichtingen.
31
In het toezicht bodem betekent dit een integrale taakstelling voor de relatie met gemeenten en het Wetterskip voor wat betreft hun bevoegdheid. Doelen: • Bodemsaneringen waarbij de provincie het bevoegd gezag is, worden in overeenstemming met de Wet bodembescherming (Wbb) uitgevoerd. Locaties waar na de sanering verontreiniging resteert worden voor zover mogelijk en nodig onder meer door middel van beschikkingen of nazorgplannen door de daarvoor verantwoordelijke partij adequaat beheerst. • Nieuwe verontreinigingen en ongewone voorvallen worden voor zover dat redelijkerwijs gevergd kan worden van de veroorzaker op grond van de Wbb gesaneerd. Meldingen van nieuwe bodemverontreiniging en van ongewone voorvallen worden adequaat opgepakt en afgehandeld. • Het uitvoeren van de wettelijke taak in het kader van het convenant. De inzet hierbij is weigerachtige derden te overtuigen van de noodzaak om mee te werken aan de uitvoering van het Convenant. Zo nodig en voor zover mogelijk dwingt de provincie dit af. Resultaten: • Bodemsaneringen waarbij de provincie bevoegd gezag is, zijn gecontroleerd conform de jaarprogrammering voor toezicht bodem, 2012. • Daar waar de provincie overtredingen heeft geconstateerd zet de provincie haar handhavinginstrumentarium in gericht op beëindiging van die overtredingen. • De meldingen van nieuwe bodemverontreiniging inclusief de ongewone voorvallen (=calamiteiten) zijn op adequate wijze opgepakt en afgehandeld. • Medewerking van partijen aan de uitvoering van het Convenant. De weigerachtige derden voeren voor zover zij daartoe gehouden zijn onderzoek cq. sanering van een spoedlocatie uit. Acties: Wij verwachten van: • de partijen die de bodem saneren, dat zij de voor bodem geldende wet- en regelgeving naleven en daarin hun eigen verantwoordelijkheid nemen; • partijen waarvan door ons geconstateerd wordt dat zij overtredingen begaan bij het uitvoeren van bodemsaneringen, dat zij maatregelen treffen om deze overtredingen binnen de door ons gestelde termijn te beëindigen; • veroorzakers van nieuw ontstane bodemverontreinigingen inclusief de ongewone voorvallen, dat zij de verontreiniging, voor zover dat redelijkerwijs gevergd kan worden, zelf (laten) saneren. Producten • het oppakken en afhandelen van illegale saneringen; • het oppakken en afhandelen van calamiteiten; • het oppakken en afhandelen van nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (niet zijnde calamiteit); • het uitvoeren van inspecties en waar nodig is ook bij reguliere bodemsaneringen handhavend optreden; • het beschikken op evaluatieverslagen en nazorgplannen; • het uitvoeren van handhaafbaarheidstoetsen; • het beoordelen van monitoringsrapportages;
32
• t ermijnbewaking van het indienen van evaluatieverslagen en monitoringsrapportages; • termijnbewaking start van saneringen waarbij er spoedeisend is beschikt; • het adviseren van interne en externe partijen; • het controleren van locaties waar sprake is van (na)zorgmaatregelen. Inzet: In 2012 is er voor de uitvoering van de toezichts- en handhavingstaken 4,5 fte beschikbaar (=2,7 fte toezicht en 1,8 voor juridische en administratieve ondersteuning en management). Toelichting op de uitvoering van taken toezicht en handhaving bodem Wij hebben de volgende uitgangspunten en prioritering bij de uitvoering van de wettelijk taken toezicht bodem: • Wij voeren toezicht uit conform de landelijk vastgestelde Handhaving Uitvoeringsmethode Wbb (=HUM Wbb). • De uitvoering van de wettelijke bodemtaken is gericht op het bereiken van een zo groot mogelijk effect met een zo minimaal mogelijke inzet. De provincie werkt hierbij volgens het principe van risicogericht toezicht. De risico’s voor mens en milieu bepalen wij op basis van de landelijke richtlijnen voor de risicoanalyse bij bodemsaneringen (zie HUM Wbb). Als uitgangspunt geldt de volgende prioritering: 1. het oppakken en afhandelen van illegale saneringen; 2. het oppakken en afhandelen van calamiteiten; 3. h et uitvoeren van systematisch toezicht op reguliere saneringen (doelstelling: minimaal één inspectie per sanering met daarbij de hoogste prioriteit voor risicovolle saneringen) en zo nodig handhavend optreden bij deze saneringen; 4. b eschikken op nazorgplannen en op een combi van nazorgplan en evaluatieverslag; 5. het bewerkstelligen van saneringen waarbij er spoedeisend is beschikt; 6. het oppakken en afhandelen van nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (niet zijnde calamiteit); 7. het beschikken op evaluatieverslagen en het uitvoeren van handhaafbaarheidstoetsen; 8. het beoordelen van monitoringsrapportages en advisering; 9. toezicht op passieve nazorglocaties; 10. het versturen van (inspectie)brieven. • Verder gaan wij uit van de volgende concrete streefpercentages bij de tijdigheiddoelstellingen: 1. het nemen van besluiten waarbij we van rechtswege instemmen als we dit niet tijdig doen (nazorgplannen: 100% doelstelling); 2. het nemen van besluiten met een wettelijke termijn (evaluatieverslagen: 90%); 3. overige beoordelingen (inspectiebrieven en andere brieven: 80%). Het cluster is klein en werkt vraaggestuurd. In geval van onvoorziene omstandigheden (bijvoorbeeld bij ziekte of een piek in vraag) gaan we ofwel nader prioriteren ofwel extra capaciteit inhuren. Voor strafrechtelijke ondersteuning wordt gebruik gemaakt van de eigen BOA’s en in afnemende mate van het Regionaal Milieuteam van de Politie Friesland.
33
Aandachtspunten vanuit integrale samenwerking In dit werkveld wordt integraal toezicht vorm gegeven op basis van de prioriteiten vanuit de beleidsvelden milieu, bodemsaneringen en water. Dat zijn de volgende prio’s: ketentoezicht, inrichtingen voor (tijdelijke) opslag van grond en lozingen vanuit saneringslocaties. Verwachting: Wetterskip Fryslân stelt een signaalkaart op voor het signaaltoezicht op het verwijderen van afvalwater tijdens saneringen (binnen en buiten inrichtingen).
34
Hoofdstuk
Ruimte
4
Ontwikkelingen en specifiek karakter De handhaving van het provinciale taakveld ruimtelijke ordening steekt anders in elkaar dan de handhaving van beleidsterreinen genoemd in hoofdstuk 3. Er is geen sprake van eeste-lijns-toezicht, wat de provincie bij bedrijven/inrichtingen, bodemsaneringen of vaarwegen uitoefent. Deze taak is min of meer vergelijkbaar met de regietaak zoals beschreven in hoofdstuk 5 van dit programma. Via de uitoefening van deze taak bevordert de provincie naleving van m.n. de RO regels. Binnen dit beleidsterrein richt de provincie zich m.n. op de provinciale belangen in de ruimtelijke ordening conform bestemmingen, met aanverwant de werkterreinen bouwen en slopen. Het leeuwendeel van het eerstelijns-toezicht voor het taakveld ruimtelijke ordening ligt primair bij de gemeenten. Deze zijn immers de bestuursorganen die in beginsel de bestemmingsplannen vaststellen. De gemeente is in beginsel ook de eerst verantwoordelijke voor het bouw- en woningtoezicht (tenzij de provincie het bevoegde gezag voor de Wabo vergunningverlening is). Dit geldt zowel voor de vergunningverlening als het toezicht. Er zijn, door de komst van de Wabo, steeds minder bouwvergunningen vereist. Het accent verschuift naar het correct omgaan met de toepassing van algemene regels. Ook verleent de gemeente vergunningen voor het onderdeel sloop. Vanaf 1 april 2012 is de vergunningplicht voor een belangrijk deel onder de algemene regels van het Bouwbesluit 2012 gebracht, waardoor er in veel gevallen kan worden volstaan met het doen van een melding. Vergunningplicht voor het onderdeel sloop is aan de orde als er bijvoorbeeld sprake is van een samenloop met de monumentenwetgeving.
35
Het tweedelijns toezicht (toezicht op het feit of de gemeenten hun wettelijke taken (waaronder toezicht en handhaving) goed uitvoeren) berust tot dusverre bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), (voormalig de VROM-inspectie).Deze houdt toezicht op het feit of de gemeenten zich houden aan hun verplichtingen rond het vaststellen van bestemmingsplannen (tijdig verlengen/up to date houden etc.). De rol van de provincie is in deze beperkt: gedeputeerde staten kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening nodig maken, een bestuursorgaan (o.a. gemeente) dat op grond van hoofdstuk 5 van de Wabo bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing, verzoeken een daartoe strekkende beschikking te geven. Dat is opgenomen in artikel 5.20, lid 2 van de Wabo. Indien een gemeente hieraan geen gevolg geeft kan de provincie de Minister van I & M verzoeken tot feitelijke handhaving over te gaan. De Minister heeft deze bevoegdheid op grond van art. 5:24 Wabo. De provincie kan dus niet zelf tot feitelijke handhaving overgaan (behalve in het geval zijzelf het bevoegde gezag is). Wat is dan wel de rol van de provincie t.a.v. handhaving op het fysieke domein van de ruimtelijke ordening? Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 zijn rol en provincie behoorlijke gewijzigd voor wat betreft de “handhaving” van de provinciale ruimtelijke belangen. Het betreft hier dan wel handhaving in brede zin: het betreft het verzekeren van de doorwerking van de provinciale ruimtelijke belangen in het (gemeentelijk)ruimtelijk beleid via ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen). Teneinde die doorwerking kracht te kunnen bijzetten heeft de Provincie een aantal nieuwe instrumenten gekregen met de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Provinciaal inpassingsplan: de provincies hebben de mogelijkheid gekregen zelf bestemmingsplannen te maken, de zogenaamde provinciale inpassingsplannen: indien provinciale belangen dit vergen en met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan de provincie ter realisering van bijv. een bepaald project (zoals de aanleg van de Centrale As) een inpassingsplan opstellen (art. 3:26 Wro) De provincie kan een projectbesluit nemen om een (bouw)project van provinciaal belang te realiseren. De provincie kan besluiten, al of niet op aanvraag, een (bouw)project van provinciaal belang te realiseren. Een project van provinciaal belang houdt in dat de provincie hierover een beslissing mag nemen (en niet de gemeente of het rijk). Met een zogeheten projectbesluit kan de provincie ook vergunningen verlenen zonder een wijziging van het gemeentelijk bestemmingsplan of het provinciaal inpassingsplan te hoeven afwachten. Het is belangrijk om te weten dat het projectbesluit momenteel is opgegaan in de omgevingsvergunning: we spreken dan van de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan (art. 2.1 lid 1, onder c Wabo). Een belangrijke nieuwe bevoegdheid betreft de mogelijkheid voor de provincie om algemene regels te stellen omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, of rechtstreeks werkende regels t.a.v. grondgebruikers (art. 4:1, lid1 en art. 4.1. lid 3 Wro). Deze bevoegdheid is door de wetgever wel geclausuleerd: “provinciale belangen moeten dit met het oog op een goede ruimtelijke ordening wel noodzakelijk maken”, aldus art. 4.1, lid 1 Wro. In Fryslân is de zogenaamde provinciale Verordening Romte op 1 augustus 2011 in werking getreden.
36
Indien gemeenten bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen de provinciale verordening niet in acht nemen, dan staan de provincie een aantal mogelijkheden/instrumenten ter beschikking om hier iets tegen te ondernemen (zie onder 4). Indien gemeenten ontwikkelingen mogelijk maken in hun gemeentelijke ruimtelijke plannen die strijdig zijn met de provinciale ruimtelijke belangen zoals neergelegd in de provinciale ruimtelijke verordening, dan kan de provincie in eerste instantie een zogenaamde “zienswijze”* indienen tegen een ontwerp-bestemmingsplan. Daarin geeft de provincie aan waarom zij het ontwerp-bestemmingsplan (op onderdelen) in strijd acht met de ruimtelijke verordening. Indien de gemeente bij de vaststelling van het definitieve bestemmingsplan de zienswijze niet of slechts gedeeltelijk heeft overgenomen kan de provincie een zogenaamde reactieve aanwijzing geven. Rechtsgevolg daarvan is dat het bestemmingsplan voor het deel waarop de reactieve aanwijzing betrekking heeft niet in werking treedt! Als alternatief zou de provincie ook in beroep kunnen gaan bij Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Tenslotte: een provincie kan ook van tevoren een aanwijzing geven t.a.v. een gemeentelijk ruimtelijk plan om daarin een gedeelte voor een bepaalde bestemming te reserveren: de zogenaamde reactieve aanwijzing. Bij het geven van een zienswijze hanteert de provincie een categorie-indeling (schaal 1-6). Een categorie 1 opmerking houdt bijv. in dat bij niet opvolging van de zienswijze altijd een reactieve aanwijzing zal volgen. Cat. 2 houdt bijv. in dat waarschijnlijk of mogelijkerwijs een reactieve aanwijzing zal volgen bij niet naleving van de zienswijze. Resultaten: Provinciale belangen werken door in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Acties: Wij verwachten van de gemeenten: Dat zij hun nieuwe ruimtelijke plannen op stellen met inachtneming van het geen in de provinciale verordening hieromtrent is bepaald t.a.v. provinciale ruimtelijke belangen. Ook bestaande plannen zullen op den duur moeten worden aangepast. Producten: De provincie toetst dit op reguliere basis in het interne bestemmingsplannenoverleg. Bekeken wordt of het nodig is eventueel een zienswijze of reactieve aanwijzing te geven ten aanzien van een gemeentelijk ruimtelijk plan indien de provinciale ruimtelijke belangen niet goed zijn verwerkt.
37
Hoofdstuk
5
Regierol provincie met betrekking tot de handhaving
De provincie vervult binnen de handhaving van het fysieke omgevingsrecht de regierol. Die rol komt tot uitdrukking bij de onderlinge afstemming en samenwerking van de handhaving tussen de Friese handhavingpartijen en bij de uitvoering bestuurlijk toezicht van de handhaving. Onderlinge afstemming De coördinatie van de handhaving, op basis van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) is opgedragen aan het college van Gedeputeerde Staten. Zij bevordert dat er regelmatig overleg wordt gevoerd door de bestuursorganen, die belast zijn met de handhaving van het omgevingsrecht. Het doel van het overleg is afspraken met elkaar te maken over de wijze - onderlinge afstemming - waarop de partijen inhoud geven aan “doelmatige handhaving”. Het Fries Handhavingsoverleg (FHO), voorziet in onze provincie in het bestuurlijk afstemmingsoverleg tussen de “gekleurde” handhaving. Deze bestaat uit de grijze (voorheen Wet milieubeheer) en de blauwe (voorheen Wet verontreiniging oppervlaktewateren) handhaving. Sinds medio 2008 maakt ook de groene handhaving (natuurbescherming/flora en fauna) onderdeel uit van het overleg. Het bestuurlijk platform toezichtskringen natuurhandhaving is opgegaan in het overleg. Vanaf het in werking treden van de Wabo, op 1 oktober 2010, behoort ook de afstemming van het rode handhavingsspoor (Woningwet: slopen, bouwen, wonen, ruimtelijke ordening en brandveiligheid) tot het domein van het FHO. Tijdens dat overleg worden de actuele handhavingsonderwerpen met elkaar besproken, afgestemd en worden er zo nodig afspraken gemaakt.
38
Uitvoering bestuurlijk toezicht Op basis van de Wabo wordt van iedere bestuurlijke handhavingsorganisatie blijvend aandacht gevraagd voor de kwaliteitsverbetering in de handhaving. Zij dienen te voldoen aan de in het Besluit omgevingsrecht (Bor, Hoofdstuk 7) opgenomen eisen met betrekking tot het adequaat handhavingniveau. Wij dienen er op toe te zien dat de betrokken handhavingorganisaties (blijven) voldoen aan de gestelde eisen. Het bestuurlijk toezicht wordt in de wet aangeduid met het zorg dragen voor de coördinatie van de uitvoering van de kwaliteitseisen en regels. Voor de wijze waarop wij die rol invullen, hebben wij een uitvoeringsnotitie opgesteld. Voor de concrete uitwerking stellen wij jaarlijks een programma vast, waarin de speerpunten worden benoemd evenals de doelen, het gewenste resultaat, de te verwachten acties en de provinciale producten. Dat is het “Programma Handhavingssamenwerking Fryslân 2012”. Onderstaand is deze taak in twee delen gesplitst: • Onderlinge afstemming • Uitvoering toezichthoudende rol
5.1 n Onderlinge afstemming Ontwikkelingen Bestuurlijke afstemming over actuele handhavingzaken (grijze, blauwe, groene en rode handhaving) vindt periodiek plaats via het Fries Handhavingsoverleg (FHO). Integratie van het FHO met het bestuurlijk platform Toezichtskringen Natuurhandhaving is een feit en daarnaast is het FHO inmiddels waboproof ingericht. Dit werkt door in de reikwijdte van het overleg en zal zich de komende jaren verder ontwikkelen. Een belangrijk onderdeel van de onderlinge afstemming en samenwerking is de kwaliteitsverbetering. De bestuursrechtelijke handhaving is verbreed naar de in de Wabo aangegeven wetten. Dit zijn in hoofdzaak de bouwregelgeving en de ruimtelijke ordening. Dit betekent dat ook met betrekking tot de afstemming van de rode handhaving voortaan binnen het FHO afspraken kunnen worden gemaakt. De regierol van de provincie wordt daarmee ook verbreed naar de wabo brede afstemming. De Friese prioriteiten worden van onderop in beeld gebracht en van daaruit wordt verder inhoud, vorm en organisatie gegeven aan de samenwerking. Uitgangspunten zijn pragmatisch, programmatisch, laagdrempelig en minder vrijblijvend. Samen met de partners werken we deze bestuurlijke statements verder uit. Op die manier wordt toegewerkt naar gezamenlijke aanpak op beleids-, programma- en uitvoeringsniveau. De verschillende gezamenlijke projecten worden bij elkaar gebracht en concreet beschreven in het Fries handhavingsprogramma 2012. De ketenhandhaving neemt hier een belangrijke plaats in. De Toezichtskringen natuurhandhaving hebben een afzonderlijk programma. Dit is een cyclisch proces zodat via die weg actuele ontwikkelingen mee worden genomen. Een positieve ontwikkeling voor de Toezichtskringen is de koppeling met de Dierenpolitie. Daarmee kan de structuur worden verstevigd. Een andere ontwikkeling die nauw samenhangt met de uitvoeringspraktijk vergunningverlening en handhaving is de vorming van een Regionale uitvoeringsorganisatie/ Friese Uitvoeringsorganisatie Milieu en Omgeving (FUMO). Daar waar nodig wordt
39
dit bij de handhavingssamenwerking betrokken. In 2012 wordt verder gewerkt aan het bedrijfsplan en implementatieplan. En wordt nagegaan in hoeverre de FUMO/RUD aangesloten kan worden op deze overlegstructuur en welke samenwerkingstaken aan de FUMO opgedragen zouden kunnen worden. Doelen: Het toepassen en bevorderen van een adequaat handhavingsbeleid in de provincie Fryslân, zodat wet- en regelgeving met betrekking tot de fysieke leefomgeving wordt nageleefd. Resultaten: • er vindt binnen de FHO-structuur, periodiek afstemming plaats over de uitvoering van de doelmatige handhaving tussen de verschillende handhavingpartners in de provincie Fryslân; • in nauw overleg met het Landelijke Overleg Milieu vindt een goede afstemming plaats tussen de landelijke handhavingactiviteiten en die op provinciale schaal; • er zijn afspraken gemaakt over de doelmatige handhaving, de landelijke prioriteiten en de -ontwikkelingen; • de betrokken partijen zijn de gemaakte afspraken nagekomen. Acties: Wij verwachten van de betrokken partijen, dat zij: • deelnemen aan de FHO structuur; • rekening houden met de prioriteiten van anderen; • bereid zijn om (gezamenlijk) inhoud te geven aan de onderwerpen die op rijksniveau van hen worden gevraagd; • feitelijk samenwerken op basis van een gezamenlijk programma en dit ook borgen in de eigen organisatie; • bereid zijn afspraken te maken over een doelmatige handhaving; • de in dat verband gemaakte afspraken nakomen. Producten: Het Fries Handhavingsoverleg (FHO) is in dit verband het bestuurlijk platform. Daarin worden afspraken gemaakt om uitvoering te geven aan een doelmatige handhaving. Om de gewenste resultaten te bereiken, gaan we: • de onderlinge afstemming coördineren; • initiatief nemen om gezamenlijk met de partijen verder inhoud, vorm en organisatie aan de samenwerking te geven; de strategische en programmatische samenwerking staan hierin voorop; kwaliteitsverbetering maakt hier onderdeel van uit; • het secretariaat voeren en het voorzitterschap van het FOM op ons nemen; • partijen aanspreken op het nakomen van de gemaakte afspraken; • periodiek aandacht vragen voor landelijke ontwikkelingen; • daarnaast zullen wij, in verband met de afstemming tussen de landelijke handhavingactiviteiten en die op provinciale schaal: 1. jaarlijks monitoren en verslag doen van de resultaten van de samenwerking en hierover rapporteren aan de partners en het rijk; 2. fungeren als schakelpunt tussen de partners in de provincie en het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM) ten aanzien van communicatie, beleidsafstemming en -uitvoering;
40
3. f ungeren als overlegpartner van het LOM voor de invulling van het landelijk handhavingprogramma.
Inzet: Voor het behalen van het gewenste resultaat is een inzet van 1 fte nodig. Deze inzet wordt ingevuld door de eigen dienst. In het uiterste geval wordt gebruik gemaakt van externe ondersteuning. Dit zal dan worden gefinancierd uit de daarvoor gereserveerde PMP gelden (2010-2013).
5.2 n Uitvoering toezichthoudende rol Ontwikkelingen: De Wabo en het Besluit omgevingsrecht vragen blijvend aandacht voor de kwaliteit van de handhaving. Wij dienen toe te zien op de uitvoering van een doelmatige handhaving door de handhavingorganisaties en Daar staat tegenover dat wij via onze coördinerende en faciliterende rol, eventuele algemene tekortkomingen en/of aandachtspunten in nauwe samenspraak met de betrokken handhavingorganisaties oppakken. Ditzelfde geldt voor de verdere kwaliteitsverbetering. Genoemd kunnen worden, de ontwikkeling rondom de KPMG kwaliteitscriteria en de aandacht voor de BMC rapportage over de output/outcome criteria. Een belangrijk punt hierbij is de verdere verdieping van de KPMG criteria (die ook gaan gelden voor de vergunningverlening, en ook betrekking hebben op de inhoud en de kritieke massa. Conform de package-deal gelden de KPMG criteria als referentiekader voor de RUD/ FUMO en ook voor de achterblijvende taken bij de bestuursrechtelijke handhavingsorganisaties, zoals de gemeenten. Wij gaan ervan uit dat de FUMO het voldoen aan de criteria inzichtelijk maakt en dat het Rijk of de provincie als indirect toezichthouder haar bevindingen geeft. Binnen de groene handhaving wordt gewerkt aan de professionalisering. Het is de bedoeling dat ook binnen dit werkveld het adequaat handhavingsproces wordt geïmplementeerd en dat ook duidelijk wordt hoe de regierol wordt georganiseerd. Nu de politie Fryslân, die tot dusverre de programmatische regierol vervulde, meer op afstand komt te staan, zal worden heroverwogen hoe de provinciale regierol met betrekking tot de groene handhaving kan worden georganiseerd. Verder kan worden genoemd de modernisering van het Interbestuurlijk toezicht, dat binnen de provinciale organisatie integraal zal worden georganiseerd. Uitgangspunten hierbij zijn sober, doch doelmatig, met inbegrip van het doorvoeren van horizontaal toezicht, in combinatie met een adequate kwaliteitsborging door de Staten en/of de Gemeenteraden. Parallel daaraan wordt het specifieke toezicht met betrekking tot het VROM domein verder uitgewerkt. De verwachting is dat de Wet Revitalisering Generiek Toezicht medio 2012 in werking zal gaan treden en dat de provinciale organisatie dan is ingericht. Doelen: Het toepassen en bevorderen van een adequaat handhavingsbeleid in de provincie Fryslân, zodat wet- en regelgeving met betrekking tot de fysieke leefomgeving wordt nageleefd.
41
Resultaten: • alle handhavingorganisaties in Fryslân voldoen blijvend aan de in het Besluit omgevingsrecht genoemde kwaliteitseisen. Acties: Wij verwachten van de bestuurlijke handhavingorganisaties in Fryslân, dat zij : • zelfstandig of met anderen voldoen aan de eisen uit het Besluit omgevingsrecht; • hun jaarlijks handhavinguitvoeringsprogramma’s en jaarverslagen tijdig ter beoordeling voorleggen aan gedeputeerde staten; • meewerken aan het uitvoeren van audits; • open staan voor eventuele vervolgacties van de provincie. Producten: Om het gewenste resultaat te bereiken, gaan wij : • in 2012 een interne uitvoeringsnotitie opstellen, waarin is aangegeven hoe de provincie het integraal Interbestuurlijk Toezicht (IBT) gaat organiseren en op welke wijze het IBT op het VROM-terrein vorm en inhoud wordt gegeven; uiteraard betrekken wij hierbij de consequenties van de bevindingen van de Commissie Oosting; • in het eerste kwartaal van 2012 verslag doen van de uitvoering van het onderzoek 2011 en de rapportage hierover verspreiden naar betrokken partijen; • in het eerste kwartaal van 2012 het programma “Interbestuurlijk Toezicht handhaving 2012” in nauwe samenwerking met de drie noordelijke provincies opstellen en hierbij rekening houden met: 1. h et algemene speerpunt: de nazorg van de structurele kwaliteitsverbetering, die nodig is bij een aantal organisaties; 2. k waliteitsverbreding en -verbetering aan de hand van de KPMG Kwaliteitseisen en op basis van de BMC rapportage over de output/outcome criteria; 3. het beoordelen van de jaarlijkse handhavinguitvoeringsprogramma’s en dito jaarverslagen van de betrokken handhavingorganisaties en het op basis daarvan eventueel instellen van een nader onderzoek; 4. het zonodig uitvoeren van aanvullende audits bij de betrokken organisaties; 5. op basis van de uitkomsten van het onderzoek in 2011 het programma zonodig verfijnen c.q. bijstellen. • indien nodig gebruik maken van de wettelijke instrumenten, één en ander conform de door ons vastgestelde beleidsregel “Aanwijzingsbevoegdheden etc.“ dienaangaande. Inzet: Voor het behalen van het gewenste resultaat is een inzet van 1,2 fte nodig. Deze inzet wordt ingevuld door de eigen dienst. In het uiterste geval wordt gebruik gemaakt van externe ondersteuning. Dit zal dan worden gefinancierd uit de daarvoor gereserveerde PMP gelden (2010-2013).
42
Hoofdstuk
Overzicht actiepunten
6
implementatieplan Integraal toezichts- en handhavingsbeleid 2011-2014 en concretisering in 2012. (volgorde conform implementatieplan)
1 Aanpassen of intrekken uitvoeringsnotities De taken en bevoegdheden per beleidsveld hebben vooral betrekking op het in medebewind uitvoeren van wet- en regelgeving. Het aantal provinciale regels is in dit verband slechts marginaal. In het kader van het dereguleringsproject zijn de provinciale (beleids)regels uiterlijk per 1 juni 2012 getoetst en worden deze voor zover mogelijk vereenvoudigd of geschrapt. Product: overzicht van uitvoeringsnotities per beleidsterrein en aanpassing of intrekking 2 Opstellen van indicatoren en een nalevingmonitor De naleefmonitor is gericht op twee metingen: A Meting of de in het HUP opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd. Deze meting wordt per kwartaal, vanaf juli 2012 via het RTO gemonitord; B Meting van naleefdoelstellingen in relatie tot gewenste kwaliteit van de leefomgeving. Hiervoor wordt voor alle betrokken beleidsterreinen een themabijeenkomst over (meetbare) “naleefdoelen” georganiseerd. In het HUP 2013 wordt dit, als lastig ervaren actiepunt, verder vormgegeven. Product 1: Kwartaaloverzicht van de voortgang Product 2: Themabijeenkomst (meetbare) naleefdoelen 3 Installeren van het RTO Het jaar 2012 is het eerste jaar dat het RTO, in koppeling aan het nieuwe integrale handhavingsbeleid, functioneert. In 2012 stelt het RTO het HUP 2012 en het jaarverslag 2011 op, communiceert over deze documenten en implementeert deze. Daarvoor komt het RTO maandelijks bijeen. Het RTO wijst voor de actiepunten trekkers aan. Product 1: Functionerend RTO, taakverdeling geregeld, maandelijkse vergadering en verdeling van de taken m.b.t. de actiepunten uit het implementatieplan.
43
Product 2: HUP 2012 Product 3:Jaarverslag 2011 Product 4: Kwartaaloverzichten m.b.t. de actiepunten 4 Integraal inzetten van interne en externe toezichthouders en BOA’s Hiervoor wordt door de trekker een plan van aanpak opgesteld met daarin een inventarisatie van de BOA’s, de bevoegdheid van de BOA’s en de mogelijkheden voor integrale inzet. Product: Plan van Aanpak 5 Trainen van competenties en vaardigheden i.v.m. het bevorderen van spontane naleving door doelgroepen In het verlengde van de visie en de uitgangspunten van het integraal toezicht- en handhavingsbeleid wordt geïnvesteerd in kennis en vaardigheden van toezichthouders en opsporingsambtenaren. De training is gericht op het bijbrengen van vaardigheden op het preventieve vlak, waardoor minder repressieve handhaving nodig is. Product 1: Trainingsdagen per beleidsveld gericht op het bevorderen van spontane naleving door doelgroepen en preventieve toezicht strategieën Product 2: Trainingssessies gericht op integraal toezicht algemeen en gericht op de gekozen prioriteiten 6 Ontwikkelen van een nieuwe sanctiestrategie waarbij naleefgedrag i.c.m. aard en ernst overtreding centraal staan Het integraal toezicht- en handhavingsbeleid 2011-2014 is gericht op slagvaardig toezicht en handhaving, gebaseerd op het naleefgedrag en de aard en de ernst van de overtreding. I.c.m. het nieuwe instrument de BSBm is een actualisatie van de sanctiestrategie nodig. Product: nieuwe sanctiestrategie als onderdeel van de naleefstrategie. 7 Onderzoek naar het uitwisselen van BOA’s Zie ook verder ook actiepunt 4. 8 Na het ontwikkelen van de nieuwe naleefstrategie (onderdeel sanctiestrategie) nagaan of de gedoogstrategie moet worden aangepast. Bij dit actiepunt wordt nagegaan hoe de gedoogstrategie heeft gefunctioneerd (aan de hand van concrete gedoogsituaties), of de toepassing van de naleefstrategie (inclusief de nieuwe sanctiestrategie) consequenties heeft voor het gedoogbeleid en beleid m.b.t. de vraag of gedogen onderdeel uitmaakt van vergunningverlening of handhaving. Product 1: Evaluatie gedoogstrategie Product 2: Inventarisatie gedoogsituaties en evaluatie daarvan Product 3: Rapportage nieuwe sanctiestrategie in relatie tot de gedoogstrategie en conclusies en aanbevelingen voor eventuele aanpassing Product 4: Rapportage m.b.t. plaatsing van gedogen als instrument onder vergunningverlening of handhaving. Toepassing Signaalkaarten Elk beleidsterrein heeft voor 2012 prioriteiten bepaald, zie hoofdstuk 3. Een selectie van deze prioriteiten leent zich voor integraal toezicht in de vorm van signaal- of
44
integraal toezicht. De prioriteiten die zich lenen voor integrale werkvormen worden vertaald in praktische signaalkaarten op basis waarvan de collega die integraal toezicht uitoefent, ondersteunt wordt door de signaalkaart. Product: set signaalkaarten per beleidsterrein op basis van een selectie van prioriteiten, waar ook anderen toezicht op kunnen houden. Stage In dit uitvoeringsprogramma is vooralsnog meer sprake van signaaltoezicht dan feitelijk integraal toezicht. Inspecteurs vanuit de verschillende beleidsvelden lopen met elkaar mee en worden in de uitvoering ondersteunt door zogenaamde “signaalkaarten” van de prioriteiten. In 2012 wordt waar mogelijk en noodzakelijk een stap naar volledig integraal toezicht in de komende jaren voorbereid. Product: stage-programma. Startdag Als onderdeel van het communicatieplan voor het HUP 2012 wordt een startdag georganiseerd. Tijdens deze dag wordt uitleg gegeven over het integrale handhavingsbeleid, de actiepunten, het HUP 2012 en de concrete implementatie daarvan. Product: startdag voor medewerkers van de verschillende beleidsterreinen. Communicatie HUP 2012 Na het vaststellen van het HUP 2012 volgt de periode van bekendheid geven van het HUP 2012 aan verschillende doelgroep. Dat varieert van communicatie met het bestuur, afdelingen tot externe partners. Ter structurering van de communicatie is een beknopt communicatieplan opgesteld. Product: Communicatieplan.
45
46
Bijlagen
47