Gezondheidszorg in België Analyse en voorstellen van het VBO voor een nieuw beleid
Bernadette Adnet Adviseur
DE GEZONDHEIDSZORG IN BELGIË
ANALYSE EN VOORSTELLEN VAN HET VBO VOOR EEN NIEUW BELEID
September 2003
VBO vzw Ravensteinstraat 4 B - 1000 Brussel T + 32 2 515 08 11 F + 32 2 515 09 99
[email protected] www.vbo.be Lid Unice
INHOUDSTAFEL Pagina
Uitgangspunten
3
1. Kerncijfers en analyse van de recente ontwikkelingen in de geneeskundige verzorging
4
1.1. Groei van de uitgaven, van het BBP en wettelijke groeinorm
4
1.2. De sectoren van de verzekering voor geneeskundige verzorging die verantwoordelijk zijn voor de groei
6
1.3. De toegang tot de geneeskundige verzorging, het door de patiënt gedragen aandeel
8
1.4. De vergelijkingen met de overige landen 1.4.1. Voorbije trends 1.4.2. Toekomstige trends
1.5. Conclusies 2. In te voeren mechanismen met het oog op de aangekondigde groei 2.1. Mechanismen om de kosten te controleren 2.1.1. Behoud en bepaling van een nieuwe groeinorm voor de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg 2.1.2. Responsabilisering van de verschillende actoren 2.1.3. Preventie en alomvattende aanpak van de chronische ziekten
9 9 10 12 12 12 12 13 15
2.2. Mechanismen om de overheidskosten te delen
16
2.3. Mechanismen om de totale kosten te delen
17
2.3.1. De aanvullende verzekering als dekking van de particuliere uitgaven in de Europese landen 17 2.3.2. Een level playing field instellen in de aanvullende verzekering voor geneeskundige verzorging 18
2.4. Conclusies Bibliografie – geconsulteerde documenten
20 22
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
UITGANGSPUNTEN A.
België heeft een kwalitatief hoogstaand gezondheidszorgsysteem, zonder wachtlijst, dat op een vrij rechtvaardige wijze ten goede komt aan de Belgische burgers. 91% van de Belgische gezinnen heeft geen problemen om een beroep te doen op de geneeskundige verzorging. Deze resultaten moeten behouden blijven en kunnen nog verbeterd worden. Een belangrijke bron van verbetering van het comfort en van de kwaliteit van de verzorging is innovatie (geneesmiddelen, implantaten, operatietechnieken, organisatie van verzorging extra-muros, …). Die innovatie verdient verdere aanmoediging. Het beleid moet echter tegelijk oog hebben voor kwaliteitsverbetering én efficiëntieverhoging, zo vindt het VBO. Er moet een hoog peil van sociale bescherming behouden blijven dat het solidariteits-, verantwoordelijkheids- en billijkheidsbeginsel in acht neemt en dat de lasten van de Belgische ondernemingen ten opzichte van hun Europese en internationale concurrenten niet verzwaart.
B.
De ontwikkeling van universele geneeskundige verzorging – dat wil zeggen, een verplicht systeem, dat identiek is voor alle Belgen – vormt het grondbeginsel van het VBO-standpunt. Dit beginsel is tevens een van de waarborgen voor de eenheid van België Op termijn pleit het VBO dan ook voor een openbaar stelsel van geneeskundige verzorging dat algemeen is voor de hele bevolking en dat voor alle Belgische staatsburgers dezelfde rechten en dezelfde verplichtingen met zich brengt. Dit veronderstelt dat: - De zelfstandigen geleidelijk dezelfde dekking krijgen als die van het algemeen stelsel van de werknemers en van de ambtenaren en dat eenieder op dezelfde wijze bijdraagt tot de financiering ervan; - Wanneer de bevoegdheden op het stuk van geneeskundige verzorging elkaar overlappen of wanneer het verkieslijk is bepaalde accenten in het beleid inzake geneeskundige verzorging te leggen, de verschillende beleidsniveaus (federaal, gemeenschappen, gewesten) ertoe verplicht worden tot overeenstemming te komen om die bevoegdheden op de meest correcte en efficiënt mogelijke wijze te organiseren. In dit opzicht gaan de jongste beslissingen van de Interministeriële conferentie van de ministers van Volksgezondheid in de richting van een betere coördinatie van de beslissingen die door de verschillende beleidsniveaus worden genomen (zie beleid inzake vaccins1) en in de richting van een efficiënte verdeling van de beslissingen volgens de voorkeuren van elk van de Gewesten (zie beleid ten gunste van de bejaarden2). Dit soort protocol tussen het federale niveau en de Gemeenschappen moet worden voortgezet.
1
Tussen de Gemeenschappen en de federale Staat werd een protocol gesloten dat bepaalt dat de financiering van alle vaccins zal gebeuren volgens dezelfde verdeelsleutel. Op dit ogenblik worden sommige vaccins enkel en alleen door de federale Staat betaald en andere enkel en alleen door de Gemeenschappen. Vanaf 1 januari 2004 zal de verdeelsleutel steeds 1/3 voor de Gemeenschappen en 2/3 voor de federale Staat bedragen.
2
Tussen de Gemeenschappen en de federale Staat werd een protocol gesloten dat voorziet in de toewijzing van de door de federale Staat vrijgemaakte middelen aan de bejaardenzorg. Het door minister Vandenbroucke uitgetrokken budget van 22,9 miljoen EUR stemt overeen met 1.223 bijkomende bedden in rust- en verzorgingstehuizen. Het protocol bepaalt dat deze bedden worden verdeeld volgens de vergrijzing van de bevolking, d.i. 800 eenheden voor Vlaanderen (65,4%), 382 voor Wallonië (31%), 24 voor Brussel (1,9%) en 17 voor de Duitstalige gemeenschap (1,4%). Bovendien zullen de Gewesten zelf beslissen hoe het geld wordt
p. 3
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
p. 4
1. Kerncijfers en analyse van de recente ontwikkelingen in de geneeskundige verzorging In 10 jaar tijd zijn de totale uitgaven voor gezondheidszorg in België3 gestegen van 7,4% van het BBP in 1990 tot 8,7% in 2000, dat is een toename met 1,3 punten van het BBP. Door die stijging zit België in de kopgroep op Europees vlak (na Frankrijk en Duitsland) wat betreft het gedeelte van het BBP dat naar geneeskundige verzorging gaat. De Riziv-terugbetalingen4 zijn tussen 1989 en 2003 toegenomen met gemiddeld 6,3% per jaar inclusief inflatie, of 4,1% buiten inflatie. Dit is duidelijk meer dan de gemiddelde reële groei van het BBP, die over deze periode gemiddeld slechts 2% per jaar bedroeg.
1.1. Groei van de uitgaven, van het BBP en wettelijke groeinorm Tijdens de jongste legislatuur 1999-2003 lag de uitgavengroei voortdurend hoger dan de wettelijke 2,5%-norm en dan de groei van het BBP (behalve in 2000, toen het BBP zeer fors is gestegen) (zie grafiek 1). Door het economisch herstel dat in de loop van 1999 en in 2000 voelbaar begon te worden, konden in de sociale zekerheid zodanige financiële marges worden vrijgemaakt dat de minister van Sociale Zaken en Pensioenen kon verkrijgen dat een aanzienlijk pakket uitgaven boven de norm werd aanvaard. Eens men zich tot die uitgaven had verbonden, was het uiterst moeilijk er op terug te komen. Dit gold des te meer daar omdat de projecten5 van de minister sterk gericht waren en er een grote consensus over bestond. Vergelijking van de groei van de uitgaven van de ZIV, van het BBP en van de norm
Grafiek 1 12% 10%
groeipercentage
8% 6% 4% 2% 0% -2% -4% -6% 1989
VBO
1990
1991
1992
1993
reële groei van de uitgaven
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
evolutie van het BBP tegen prijzen van 1990
2001
2002
2003
reëlegroeinorm
besteed: ze kunnen effectief bijkomende bedden in rust- en verzorgingstehuizen openen maar ook de korte verblijven, het dagverblijf of de psychiatrische verpleging in de rusthuizen uitbouwen. 3 Oeso-definitie voor de internationale vergelijkingen - Données sur la santé – 2002. 4 Riziv: geboekte uitgaven 1989 en begrotingsdoelstelling 2003.
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
p. 5
Ook al zouden sommigen de geloofwaardigheid van een groeinorm in de geneeskundige verzorging ter discussie kunnen stellen (waartoe dient een norm die voortdurend wordt overschreden?), toch stelt men vast dat de gemiddelde groei van de uitgaven het laagst was in de periode met een 1,5%-norm (regeerperiode 1994-1998), hij werd opgevoerd tijdens de jongste kabinetsperiode 1999-2003, maar blijft lager dan die van de regeerperiode 1989-1993. Zie grafiek 2.
Grafiek 2
Vergelijking van de groei van de uitgaven (exclusief inflatie) en van de norm tijdens de verschillende regeerperioden
groeipercentage
5,8%
4,2% 3,0% 2,5% 1,5%
0,0% gem. 89-93 VBO
gem. 94-98
reële groei van de uitgaven per subperiode
gem. 99-03 norm
Conclusie: Een uitgavengroeinorm spoort de regering ertoe aan nieuwe initiatieven die gepaard gaan met extra uitgaven af te remmen en zet haar, wanneer de ontsporing van de uitgaven aanzienlijk is, ertoe aan besparingsmaatregelen te nemen.
5
Borstkankerscreening, betere terugbetaling van heupprothesen, verhoging van het aantal 'zware' bedden in de rusthuizen, ontwikkeling van de palliatieve zorg, sociaal akkoord in de non-profitsector (ongeveer 10 mld BEF – 248 mio EUR in 2003), maximumfactuur (3,2 mld BEF – 77,8 mln EUR in 2003) enz. ;
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
p. 6
1.2. De sectoren van de verzekering voor geneeskundige verzorging die verantwoordelijk zijn voor de groei Moet de groei van de uitgaven voor geneeskundige verzorging worden toegeschreven aan de ontsporingen in de ziekenhuizen, aan het geneesmiddelenverbruik, en/of aan de overconsumptie? Uit de gegevens van de jongste 5 jaar kunnen drie uitgavenposten worden gehaald die sterk evolueren: - de implantaten (pacemakers, prothesen, ….). Oorzaken: aanzienlijke prijsschommelingen, toename van het aantal gevallen, technische vooruitgang; - de bejaardenzorg (thuisverpleging, verzorging in de rusthuizen). Oorzaken: de vergrijzing van de bejaarde bevolking en de verhoging van de lonen van het verplegend en verzorgend personeel; - de revalidatie (specifieke projecten voor toxicomanen, patiënten met chronische pijn, ….). Oorzaken: verhogingen van de forfaitaire tussenkomsten ingevolge de toename van de lonen (anciënniteit, herwaardering). Deze sectoren vertegenwoordigen nog slechts 16,5% van de uitgaven. De overige grote sectoren van de geneeskundige verzorging hebben ook een vrij snelle groei doorgemaakt, die in elk geval hoger was dan de toegestane groei (de norm en de inflatie stijgen over deze periode met gemiddeld ongeveer 4% per jaar. De geneesmiddelensector (gemiddelde stijging van 6,5%) is het vaakst het mikpunt van besparingsmaatregelen van de regering omdat zij meent dat hij aan de oorsprong ligt van de problemen van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Wij stellen evenwel vast dat de versnippering van het budget van de verzekering voor geneeskundige verzorging (ieder krijgt zijn deelbudget toegekend) de sectoren die met een akkoord over de honoraria werken in staat stelt zichzelf ruim te bedelen, terwijl de geneesmiddelensector het moet doen met een te klein budget en bijgevolg zware besparingen of belastingen voor de inachtneming ervan opgelegd krijgt. Grafiek 3 toont de gemiddelde groei, inclusief inflatie, van elk van de grote sectoren van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Grafiek 3 Gemiddelde evolutie tussen 1997-2002 van de voornaamste ZIV-posten
Revalidatie
9,5%
Totaal bejaardenzorg
11,0%
Dialyse
2,8%
Verpleegdagprijs + One day
4,6%
Implantaten
13,2%
Kinesitherapie
3,0%
Farmaceutische producten
6,5%
Tandartsen
4,7%
Medische honoraria VBO
gemiddelde nominale groei
6,4%
Totaal ZIV
5,5% 0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
p. 7
Grafiek 4 geeft het aandeel in de totale uitgaven weer van elk van de grote sectoren van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Aandeel van elke sector in de ZIV-uitgaven tussen 1997-2002 1,7% 2002 1997 Revalidatie 2,0% 9,9% Totaal bejaardenzorg 12,2% 1,9% Dialyse 1,6% 25,7% Ziekenhuizen + One day 23,6% 1,7% Implantaten 2,3% 3,1% Kinesitherapie 2,6% 18,3% Farmaceutische producten 18,3% 3,4% Tandartsen 3,1%
Grafiek 4
32,6% 31,2%
Medische honoraria VBO
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Conclusie: Het zijn sectoren met een sterke technische vooruitgang waarvan de uitgaven zeer fors (implantaten) of fors (geneesmiddelen, maar deze sector heeft zijn groei in het budget gefinancierd door steeds zwaardere heffingen aan het Riziv te betalen) zijn toegenomen, alsmede de sectoren die rechtstreeks de weerslag van de verdere vergrijzing van de bejaarde bevolking ondergaan. De herwaardering van de lonen heeft eveneens een rol gespeeld, te meer daar het tekort aan verpleegkundigen tot die herwaardering aanspoorde.
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
p. 8
1.3. De toegang tot de geneeskundige verzorging, het door de patiënt gedragen aandeel In België kent men het verschijnsel van de wachtlijsten voor ziekenhuisopname niet. Dat is wel het geval in het Verenigd Koninkrijk en in Nederland. Volgens de Gezondheidsenquête van 2001 (*) heeft 9% van de Belgische gezinnen het beroep op bepaalde geneeskundige verzorging wegens financiële problemen moeten uitstellen (onder meer tandverzorging, geneesmiddelen, bril). De gezondheidsuitgaven van de gezinnen belopen gemiddeld 110 EUR per maand. Onlangs hebben twee studies die door onze sectoren werden bekostigd het mogelijk gemaakt de totale uitgaven voor geneeskundige verzorging en het aandeel dat eenieder (overheid, patiënt, verzekering) daarin moet dragen, beter te bepalen. Het LIM-team (vereniging die de internationale bedrijven voor farmaceutisch onderzoek overkoepelt) en Deloitte hebben geprobeerd de gezondheidsuitgaven in België nauwkeuriger te evalueren. Zij komen tot de volgende resultaten: Totaal gezondheidsuitgaven : wie betaalt ? 1. overheidsverzekering voor geneeskundige verzorging (ZIV) 2. aanvullende verzekering van het type ziekenfonds (kleine risico's, toeslagen ziekte, ziekenhuisverpleging, vervoer) 3. aanvullende privé-verzekering (uitgaven van de particuliere verzekeringsmaatschappijen) 4. patiënt (remgelden, supplementen) 5. federale, regionale en plaatselijke overheden (aandeel Volksgezondheid in de ziekenhuizen, dekking van het deficit van de ziekenhuizen door de plaatselijke overheden, preventie) 6.farmaceutische industrie (financiering van de klinische proeven, preventiecampagne, opsporing…) 7. werkgever (bijdragen aan de arbeidsgeneeskunde) Totaal gezondheidsuitgaven (1998)
Bedrag 15.567,5 mln € 487,2 mln € 522,6 mln € 3.542,9 mln € 4.623,6 mln €
107,2 mln € 100,0 mln € 24.951 mln €
Het aandeel van de patiënten vertegenwoordigt een groot deel van de totale gezondheidskosten, namelijk 14%. Als men de bijdragen van de patiënten in de terugbetaalde behandelingen en geneesmiddelen (€ 1,26 mld) bijeen brengt met de bijdragen voor de niet- terugbetaalde behandelingen en geneesmiddelen (€ 3,29 mld betaald door de verzekeringen, patiënten en fondsen voor particuliere verzekering,…), komt men uit op een aandeel van 18% in de totale gezondheidskosten.
(*) Ministerie van Volksgezondheid.
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
p. 9
De BVVO (BeroepsVereniging der VerzekeringsOndernemingen) heeft van haar kant ook een berekening gemaakt. Zij heeft enkel rekening gehouden met de uitgaven voor ziekteverzekering stricto sensu, wat een totaal van 19,1 mld EUR geeft. Zij houdt geen rekening (zoals hiervoren) met de uitgaven met betrekking tot de mindervaliden, de bejaarden en de uitkeringen in geval van bijvoorbeeld langdurige arbeidsongeschiktheid. Zij komt tot de conclusie dat 78% van de uitgaven ten laste wordt genomen door de overheid (ziekteverzekering, andere overheidstegemoetkomingen), 18% door de patiënt en 3% door de aanvullende verzekeringen van de particuliere verzekeraars en van de ziekenfondsen.
Conclusie: De patiënt moet in België reeds zwaar financieel bijdragen ; men zal dus voorzichtig moeten zijn en mag geen sterk onrechtvaardig systeem invoeren dat uiteindelijk duurder is (zie het voorbeeld USA).
1.4. De vergelijkingen met de overige landen 1.4.1. Voorbije trends In 10 jaar tijd zijn de totale gezondheidsuitgaven in België6 gestegen van 7,4% van het BBP in 1990 tot 8,7% in 2000, dat is een toename met 1,3 punt van het BBP. In Frankrijk hebben de gezondheidsuitgaven in 2001 de grens van 10% van het BBP overschreden. Grafiek 5 geeft de voorbije trends in de verschillende Europese landen en in de Verenigde Staten en Canada weer. Grafiek 5
Totale gezondheidsuitgaven in % van het BBP
14 1980
1990
1995
2000
12 10 8 6 4 2 0 AT
BE
DK
FI
FR
DE
GR
IE
IT
LU
NL
OESO, gezondheidsgegevens 2002.
6
Oeso-definitie voor internationale vergelijkingen - Données sur la santé - 2002
PT
ES
SE
GB
US
CA
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
Een studie van het Credes7 in Frankrijk toont aan dat enkel de hervormingen in de marge van de bestaande systemen zijn geslaagd. Landen zoals of Duitsland of Nederland die de concurrentie in de ziekteverzekering hebben willen vergroten, hebben gefaald. Het opzetten van verzorgingsnetwerken (HMO, Health Maintenance Organisation) zoals in de VS is een veelbelovende aanpak, al beseffen wij zeer goed dat het Amerikaanse model geen wondermiddel is. De HMO's proberen de verzorging op een minder dure manier te organiseren via een totale tenlastelegging van de patiënt, wat de preventie en de eerstelijnsgeneeskunde in de hand werkt.
1.4.2. Toekomstige trends Een Europees comité van deskundigen8 is van mening dat tussen 2000 en 2050, onder invloed van de demografische factor alleen, de overheidsuitgaven voor gezondheid in België met 2,4 punten van het BBP zouden toenemen. De stijging onder invloed van de demografie is in de verschillende lidstaten te situeren tussen 1,7% en 3,9% van het BBP. De uitgavenstijging is het grootst in de landen die reeds een goed ontwikkelde formele sector voor bejaardenzorg hebben (Denemarken, Nederland, Zweden en Finland). Het comité van deskundigen waarschuwt evenwel voor de onderschatting die zich zou kunnen voordoen in landen die nog gebruik maken van informele bejaardenzorg: zij zouden ertoe verplicht kunnen worden hun dienstenaanbod aan bejaarden op te voeren ten gevolge van de vergrijzing binnen de vergrijzing (stijging van het aandeel hoogbejaarde personen) en van het feit dat de activiteitsgraad bij vrouwen toeneemt. Het Federaal Planbureau9 heeft projecties gemaakt waarbij rekening is gehouden met de demografische evolutie en andere groeifactoren (stijging van de uitgaven/hoofd, bevolkingsvolume). Het schat dat de toename van het gewicht van de totale uitgaven voor gezondheidszorg in het BBP 5,1% zal belopen tussen 2000-2050; in 2050 zouden we 13,8% van het BBP bereiken. Voor de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg10 zou de stijging 3,1% van het BBP belopen tussen 2000-2050; in 2050 zouden we 9,3% van het BBP bereiken. De particuliere uitgaven voor gezondheidszorg11 van hun kant zouden over dezelfde periode stijgen met 1,9% van het BBP en zouden in 2050 oplopen tot 4,4% van het BBP.
7
Credes : Centre de recherches d’Etude et de Documentation en Economie de la Santé, Le Monde 18 november 2002 8 Comité voor economische politiek «Budgetary challenges posed by ageing population: the impact on public spending on pensions, health and long term care for the elderly», oktober 2001. 9 Federaal Planbureau, «Verkenning van de financiële evolutie van de sociale zekerheid 2000 - 2050», januari 2002. 10 Onder overheidsuitgaven voor gezondheidszorg verstaat men alle uitgaven die worden gefinancierd via de ziekteverzekering ‘geneeskundige verzorging’, die welke worden gedekt door de federale, gewestelijke en plaatselijke overheden. De ZIV-uitgaven maken de meerderheid van de overheidsuitgaven uit. 11 Onder particuliere uitgaven voor gezondheidszorg verstaat men de financiële deelname van de patiënten, de aanvullende groepsverzekeringen, individuele verzekeringen of verzekeringen van het ziekenfonds.
p. 10
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
Grafiek 6
p. 11
Langetermijnprojecties van de totale uitgaven voor gezondheidszorg in % van het BBP
16 14 12
4,4%
10 particuliere uitgaven gezondheidszorg
8
2,5%
6 4
9,3% 6,2%
overheidsuitgaven gezondheidszorg
2 0 1990
2000
2010
2020
2030
2050
Bron: Federaal Planbureau.
In de toekomst verwacht het FPB dus een stijging van de overheidsuitgaven en een toename van het aandeel van de particuliere uitgaven. Dit scenario zou minimalistisch kunnen zijn: anders gezegd, als de regering, met het oog op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, verplicht wordt tot drastischer keuzes inzake uitgaven die door het overheidsstelsel worden gedekt en indien voorts zou blijken dat de uitgaven voor gezondheidszorg nog aanzienlijker stijgen dan het FPB verwacht (bijvoorbeeld tot nagenoeg 18% van het BBP in 2050 zouden vertegenwoordigen12, zou het aandeel van de particuliere uitgaven veel groter kunnen zijn en kunnen oplopen tot 8,7% van het BBP.
Conclusie: Alle landen worden geconfronteerd met een toename van de uitgaven voor geneeskundige verzorging. Deze uitgaven gaan zeer zwaar op de budgetten wegen, mede door de vergrijzing van de bevolking. Sommige landen, zoals België, zouden misschien zelfs een inhaalbeweging moeten maken inzake de diensten die worden aangeboden aan de hoogbejaarden.
12
Berekeningen van de BVVO, gebaseerd op Oeso-gegevens. Ter informatie: de Nationale Bank verwacht een toename van het aandeel van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg binnen een marge van 4,2% van het BBP tot 2,3% % van het BBP tussen 2000-2030, terwijl het Federaal Planbureau over dezelfde periode een toename met 2% van het BBP verwacht.
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
1.5. Conclusies Wij hebben enkele kerncijfers van de verzekering voor geneeskundige verzorging doorlopen. Volgende elementen vallen op : - de groei van de uitgaven is vaak groter dan die van het BBP en de norm wordt zelden in acht genomen maar fungeert wel als rem; - die toename wordt vooral veroorzaakt door de technische vooruitgang (implantaten, geneesmiddelen), met de vergrijzing van de bevolking (diensten aan bejaarden). Ook de herwaardering van de lonen in de non-profitsector heeft een rol gespeeld; - de overheid draagt 78% en de patiënt 18% van de totale uitgaven in de gezondheidszorg. 9% van de gezinnen hebben verzorging moeten uitstellen; - de berekeningen, zowel op Europees niveau als op Belgisch niveau, wijzen uit dat de uitgaven voor geneeskundige verzorging gaan toenemen ingevolge de vergrijzing. In België zouden de totale gezondheidsuitgaven in 2050 nagenoeg 14% van het BBP bereiken, tegen 8,7% op dit ogenblik.
Met het oog op deze ‘aangekondigde’ groei van de geneeskundige verzorging stelt het VBO voor drie soorten mechanismen in te voeren: - Mechanismen om de kosten te controleren; - Mechanismen om de overheidskosten te delen; - Mechanismen om de totale kosten te delen.
2. In te voeren mechanismen met het oog op de aangekondigde groei 2.1. Mechanismen om de kosten te controleren Het VBO is van mening dat het van het grootste belang is te voorzien in mechanismen om de kosten te controleren.
2.1.1. Behoud en bepaling van een nieuwe groeinorm voor de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg Het VBO blijft ervan overtuigd dat het absoluut noodzakelijk is een groeinorm voor de uitgaven voor ziekteverzekering ‘geneeskundige verzorging’ te bepalen. Deze norm spoort de regering en de sociale partners ertoe aan selectief zijn in de nieuwe initiatieven. Wanneer de ontsporing van de uitgaven aanzienlijk is, verplicht de norm de regering ertoe besparingsmaatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om het financieel evenwicht van de sociale zekerheid te waarborgen.
Voorstel: Het VBO stelt voor dat de wettelijke groeinorm zou worden gekoppeld aan de evolutie van het BBP en dus van de inkomsten in de kassen van de sociale zekerheid. De basisnorm blijft vastgesteld op 2,5. In een periode van hoogconjunctuur kan men verder gaan: maximum 3,5%, hetzij de trend op
p. 12
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
lange termijn van de reële groei van de uitgaven voor geneeskundige verzorging. Dat maakt het mogelijk nieuwe behoeften te financieren en eventueel een deel van de financiële middelen te reserveren in een reguleringsfonds. In een periode van laagconjunctuur moet de regering drastischer keuzes maken, hetzij door een beroep te doen op het reguleringsfonds, hetzij door besparingsmaatregelen te nemen, in het bijzonder in die sectoren waar misbruiken of overconsumptie wordt vastgesteld.
2.1.2. Responsabilisering van de verschillende actoren Het VBO stelt vast dat de regering heeft voorzien in een heel mechanisme voor individuele responsabilisering: - Van de artsen: zij zullen worden geconfronteerd met hun voorschrijfprofielen, vooral op het stuk van geneesmiddelen, klinische biologie,…; - Van de ziekenhuizen: voor de courante pathologieën ontvangen zij voortaan een referentiebedrag13. Bij zware overschrijdingen van dit bedrag (>10%) zal men overgaan tot terugvorderingen bij het betrokken ziekenhuis. Van degenen die hebben overdreven, zal de naam worden gepubliceerd op de website van het Riziv. De programmawet van december 2002 heeft bovendien een Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg opgericht. Dit centrum zal studies maken, analyses van anonieme gegevens om, onder andere, de hiervoren beschreven mechanismen voor individuele responsabilisering te verfijnen, de nieuwe technologieën te evalueren en programmatienormen vast te stellen,… Het VBO steunt deze responsabiliseringsmechanismen en de oprichting van dit studiecentrum. Zij moeten spoedig en op een meer voluntaristische wijze toegepast worden: zo moeten zo snel mogelijk alle historische uitgaven uit de financiering van de ziekenhuizen worden geweerd. Het VBO meent tevens dat maximaal gebruik moet worden gemaakt van de mechanismen ter responsabilisering van de patiënten: verplichte inning van de remgelden in het kader van de maximumfactuur14, invoering van een getrapte zorgverlening waardoor de remgelden hoger zouden liggen indien de patiënt zich bij een specialist heeft aangeboden zonder via zijn huisarts te gaan, campagne voor een evenwichtige voeding, strijd tegen de nicotinevergiftiging…. De patiënt zal ook worden 13
Een studie van het Riziv had de sterke kostenverschillen tussen ziekenhuizen voor een courante behandeling – appendicectomie – aan het licht gebracht. De uitgaven voor ziekenhuisverpleging per 1000 inwoners: in Vlaanderen, 156.393 BEF; in Wallonië, 225.565 BEF, of 44% meer dan in Vlaanderen. Men heeft vastgesteld dat de oorzaak van het kostenverschil tussen Wallonië en Vlaanderen ligt in het aantal ingrepen (opereert men niet te veel in Wallonië?) en in de preoperatieve medische procedures (labo, andere technische onderzoeken). ). Andere studies zien het licht; zo hebben onlangs de vrije ziekenfondsen voor hun leden de verschillen in prestatie van de ziekenhuizen voor de percutane coronaire ingrepen (verwijding van de kransslagader) geanalyseerd. In termen van kosten scoren 4 ziekenhuizen bijzonder slecht (drie Brusselse en één Vlaams), terwijl de beste 4 ziekenhuizen in Bouge, Brussel, Antwerpen en Hasselt gelegen zijn. De verschillen komen duidelijker tot uiting tussen ziekenhuizen dan tussen Gewesten. 14 De maximumfactuur: alle remgelden worden samengeteld; boven een bepaald bedrag X, dat afhankelijk is van het gezinsinkomen, zijn de remgelden nihil; men moet veronderstellen dat de remgelden worden geïnd, wat niet vaak het geval is voor de verpleging, de kinesitherapie, bepaalde conventies inzake rervalidatie
p. 13
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
geresponsabiliseerd in de mate dat hij de geneeskundige verzorging moet financieren (zie punt 2.2) en in de mate dat hij ertoe wordt aangespoord een beroep te doen op aanvullende verzekeringen ter dekking van de verzorging buiten een garantiedraagvlak voor verzorging en buiten de medische goederen die worden gedekt door de overheidsverzekering (zie punt 2.3). Het VBO stelt vast dat de ziekenfondsen ruim 750 miljoen EUR ontvangen als vergoeding voor administratiekosten om hun ziekte- en invaliditeitsverzekeringsopdrachten (geneeskundige verzorging en vergoedingen) te vervullen. De ziekenfondsen moeten meer geresponsabiliseerd worden om een reële uitgavencontrole te verrichten. Het VBO vraagt dat het mechanisme voor financiële verantwoordelijkheid van de ziekenfondsen wordt versterkt (verdeling van de ontvangsten volgens de risico’s; verhoging van 2 tot 3 of zelfs 4% van het verantwoordelijkheidsplafond). Wat de responsabilisering betreft, vraagt het VBO zich evenwel af of de verdeling van de totale uitgaven (globale begrotingsdoelstelling) in rigide deelbudgetten (gedeeltelijke begrotingsdoelstellingen voor de medische honoraria, voor de honoraria van tandartsen, voor de geneesmiddelen…) wel doeltreffend is, om de volgende redenen: - De bijsturingsmaatregelen, die moesten worden genomen wanneer zich een risico van overschrijding van de deeldoelstelling voordeed, zijn zeer beperkt, om niet te zeggen onbestaande geweest; - Sommige sectoren kregen daarentegen mechanismen voor automatische terugvordering opgelegd: klinische biologie, medische beeldvorming, rusthuizen en geneesmiddelen. In de klinische biologie en de beeldvorming heeft zo’n mechanisme geholpen om de uitgaven sterk te beperken. De limieten van het systeem lijken echter te zijn bereikt en er zal ongetwijfeld een hervorming worden overwogen. Voor de rusthuizen zou in januari 2004 een nieuw financieringssysteem, met verscherpte controle, in werking moeten treden en zal er worden afgestapt van de automatische terugvordering. Voor de geneesmiddelensector heeft zo’n mechanisme geen enkele zin, aangezien deze sector middelen verschaft aan de ziekteverzekering (terugvorderingsheffingen plus andere heffingen hebben in 2001 aan de farmaceutische industrie 9% van haar omzet gekost15) zonder de structurele uitgavenmechanismen te wijzigen. Van zo’n mechanisme moet absoluut worden afgezien, anders zal men een sector die veel in België investeert, al te veel ontmoedigen; - De deelbudgetten zijn nuttig voor de sectoren van de geneeskundige verzorging die moeten onderhandelen over tarieven en honoraria. Dat biedt hun de mogelijkheid over verhogingen of nieuwe terugbetalingen te onderhandelen binnen de limieten van een budget. Deze deelbudgetten moeten worden vastgesteld aan de hand van een keuze- en volksgezondheidsbeleid. Om enkele actuele voorbeelden aan te halen: welke verstrekking zou beter moeten worden terugbetaald – raadpleging van de huisarts of huisbezoek? Welke verstrekking zou uit de nomenclatuur moeten verdwijnen (postnatale kine-raadplegingen) ?
15
De farmaceutische industrie betaalt niet alleen een heffing op haar omzet LOS van de begrotingstoestand (exBusquintaks), maar betaalt ook de overschrijding van haar Riziv-deelbudget (automatische recuperatieheffing of clawback), tot beloop van 65%, dat is haar aandeel in de uitgaven voor geneesmiddelen die worden terugbetaald door het Riziv. Voor 2001 beliepen deze heffingen in totaal 9% van de omzet van de farmaceutische industrie.
p. 14
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
Voorstellen: 1. Het VBO is van mening dat de mechanismen ter responsabilisering van de zorgverleners, van de ziekenhuizen, van de ziekenfondsen en van de patiënten een grote en structurele rol spelen bij het onder controle houden van de uitgaven. 2. Het meent dat het mechanisme van begrotingscontrole via de deelbudgetten zich moet beperken tot de budgetbewaking, omdat het daarmee mogelijk is de komende ontsporingen te detecteren (rol van toezicht en preventie). Het vraagt dat zou worden afgezien van correctiemaatregelen in geval van overschrijding van de deelbudgetten en met name van de mechanismen voor automatische terugvordering bij een beperkt aantal deelsectoren van de geneeskundige verzorging. 3. Daarentegen moeten er op het moment dat in september de begroting wordt vastgesteld en bij de begrotingscontrole in februari-maart, uitgavenbeheersende maatregelen worden genomen en keuzes inzake terugbetaling worden gemaakt op basis van de norm (zie vorig punt 2.1.1.).
2.1.3. Preventie en alomvattende aanpak van de chronische ziekten Hoewel het model van de Verenigde Staten niet het wondermiddel is, lijkt het spoor dat er wordt gevolgd, namelijk het opzetten van verzorgingsnetwerken (lijst van voorkeursziekenhuizen, van voorkeurszorgverleners, …) veelbelovend. Die netwerken proberen de verzorging op een minder dure manier te organiseren door een totale tenlastelegging van de patiënt, wat de preventie en de eerstelijnsgeneeskunde (georganiseerde echelonnering) bevordert. Voor heel wat chronische ziekten (astma, diabetes, kransslagaderaandoeningen,….), hebben verscheidene studies aangetoond dat een alomvattende aanpak duidelijk te verkiezen valt boven de benaderingen per sector van de geneeskundige verzorging (preventieve geneeskunde, ziekenhuisverpleging…) die vaak worden toegepast16. De conventie inzake zelfregulatie van diabetespatiënten is een voorbeeld: de ‘geconventioneerde’ patiënt krijgt terugbetaling voor een pakket instrumenten (glucosedoseringsapparaat) en diensten (raadplegingen van artsen, raadplegingen van de diëtist,…), rekening houdend met het feit dat de pathologie een kostprijs heeft, maar dat de kosten van de complicaties en van de comorbiditeit zeer zwaar wegen in de totale factuur die aan diabetes type II verbonden is17. Preventie zou beter gepromoot moeten worden; voor tal van ziekten kan ze zeer efficiënt zijn. Via scholen, media, huisartsen, …kan men de patiënten er eindelijk toe brengen beter voor zichzelf te gaan zorgen. Volgens het World Cancer Report zou de frequentie van kanker nog met 50% kunnen toenemen wegens de vergrijzing van de bevolking, nicotinevergiftiging en leefpatronen
16
Zie hieromtrent de studie «Added Value Project» van de Lim (laboratoires internationaux de geneesmiddelen) in samenwerking met professor Peers en Deloitte & Touche; zie ook de analyses van Boston Consulting Group over het «ziektemanagement» (disease management) en verzorgingsnetwerken (Managed Care). 17 «Uittesten op diabetes type 2», Added Value Project, supplement van de Artsenkrant van november 2002.
p. 15
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
die schadelijk zijn voor de gezondheid; in 2020 zouden er dan 15 miljoen nieuwe gevallen per jaar zijn, voorspelt het World Cancer Report. Een voor de WGO (Wereld GezondheidsOrganisatie) opgesteld deskundigenrapport toont het verband aan tussen voeding en chronische ziekten (onder meer hart- en vaatziekten, kanker, diabetes, obesitas). In 2001 lagen deze ziekten aan de oorsprong van 46% van de sterftes op wereldvlak. In het rapport worden Finland en Japan, die krachtige maatregelen hebben genomen om de voedingsgewoonten en –gedragingen van de bevolking te doen evolueren, voorgesteld als te volgen voorbeelden, aangezien de risicofactoren er duidelijk verminderd zijn en de frequentie van de chronische ziekten er gedaald is.
Voorstel: In de toekomst zullen bepaalde grenzen moeten worden gesteld aan de vrije keuze van de patiënt en zullen verzorgings-netwerken moeten worden opgezet (dit ziekenhuis hanteert die prijs, maakt een volledige terugbetaling van de factuur mogelijk; dat andere rekent zware supplementen aan en maakt geen volledige terugbetaling mogelijk… richten naar specialisten die betaalbare ‘prijzen’ hanteren …. ). Bovendien valt voor bepaalde zware pathologieën een veel algemenere aanpak te verkiezen in plaats van de versnipperde budgetten (artsen, geneesmiddelen, dialyse, …) die we thans hebben. Preventie neemt een belangrijke plaats in in de strijd tegen chronische ziekten.
2.2. Mechanismen om de overheidskosten te delen De sociale zekerheid van de privé-sector financiert 94% van de stijging van de uitgaven voor geneeskundige verzorging die door alle Belgische staatsburgers samen worden gedaan. Tussen 1999-2003 beliep die stijging 3,3 miljard EUR (133,1 miljard BEF). Het is onhoudbaar dat de sociale zekerheid van de privé-sector een dergelijke verhoging (d.i. 94% of 3,1 miljard EUR -125 miljard BEF) zou blijven bekostigen. Bovendien is de hoofdprioriteit van de ondernemingen het verlagen van de loonkosten in België, vooral voor de geschoolde werknemers, die hun arbeid verrichten in sectoren met hoge toegevoegde waarde (industrie en diensten). Deze sectoren zijn namelijk de stuwende krachten van de creatie van welvaart en maken het bovendien mogelijk een almaar belangrijkere non-profitsector te subsidiëren.
Voorstel : Het VBO stelt voor dat de algemene middelen, die beschikbaar zijn naar gelang van de budgettaire ruimte van de federale Staat (via de vermindering van de rentelast bijvoorbeeld), zouden worden toegewezen aan het globaal financieel beheer van de sociale zekerheid voor werknemers, om de universele uitgaven te dekken; ter herinnering: deze worden geraamd op 53% van de uitgaven van de hele sociale zekerheid.
p. 16
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
p. 17
2.3. Mechanismen om de totale kosten te delen Het VBO stelt vast dat het aandeel van de particuliere uitgaven in de totale uitgaven voor gezondheidszorg de jongste jaren gestegen is18 en ongetwijfeld in de toekomst nog zal toenemen (zie punt 1.4.2.) Ongeacht de wijze waarop het openbaar stelsel van geneeskundige verzorging is georganiseerd, is het aandeel van de particuliere uitgaven in vele landen gestegen. Tussen 1990-1998 was de groei van het aandeel van de particuliere uitgaven aanzienlijk, vooral in Zweden, waar hij 60% bedroeg; in Italië beliep hij 46% en in Finland 26%.
2.3.1. De aanvullende verzekering als dekking van de particuliere uitgaven in de Europese landen De particuliere uitgaven voor gezondheidszorg omvatten de financiële bijdragen van de patiënten en kunnen worden gedekt door systemen van vrije aanvullende verzekering. De volgende tabel geeft het aandeel van de vrije aanvullende verzekeringen in de particuliere uitgaven voor gezondheidszorg weer: Vrije aanvullende verzekeringen in % van de particuliere uitgaven voor gezondheidszorg 1990
1998(*) Oostenrijk 26,5 24,1 België 14,4 17,9 Denemarken 7,5 8,3 Finland 11,5 11,2 Frankrijk 48,5 51,7 Duitsland 30,4 29,9 Ierland 49,1 38,8 Italië 4,1 4,1 Luxemburg 20,3 17,8 Nederland 38,7 70,0 Portugal 1,7 4,7 Spanje 17,4 24,0 UK 23,6 24,5 (*) Voor sommige landen zijn de gegevens alleen maar beschikbaar tot 1995. Bron: Oeso, Voluntary health insurance in the European Union, report for DG employment, februari 2002.
18
Het LIM-team (vereniging die de internationale bedrijven voor farmaceutisch onderzoek overkoepelt) en Deloitte berekenen dat het aandeel van de patiënten een aanzienlijk deel van de totale kosten voor gezondheidszorg vertegenwoordigt, namelijk 18% in de totale kosten voor gezondheidszorg. De BVVO heeft van haar kant eveneens een berekening gemaakt. Zij komen tot de conclusie dat 78% van de uitgaven ten laste wordt genomen door de overheid (ziekteverzekering, andere overheidstegemoetkomingen), 18% door de patiënt en 3% door de aanvullende verzekeringen van de privé-verzekeraars en van de ziekenfondsen.
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
In Nederland valt het grote aandeel van de vrije aanvullende verzekering geneeskundige verzorging (70% van de particuliere uitgaven) te verklaren door het feit dat de hoge inkomens niet gedekt zijn door de overheidsverzekering. In Duitsland kunnen de hoge inkomens kiezen om zich te verzekeren via de privéverzekering; aangezien sommige hoge inkomens er de voorkeur aan geven aangesloten te blijven bij het overheidsstelsel, is het aandeel van de aanvullende verzekeringen er een beetje minder groot dan in Nederland (30% van de particuliere uitgaven). In Frankrijk houdt de omvang van de aanvullende verzekering (52% van de particuliere uitgaven) voor een deel verband met de hervorming van de jaren 1999-2000, waarbij de universele ziektedekking (couverture maladie universelle – CMU) werd ingevoerd, die een verplichte basisdekking moest bieden aan degenen die niet door de ziekteverzekering waren gedekt; bovendien voorziet de wet in een kosteloze aanvullende dekking voor gezondheidszorg voor de lage inkomens19. In de landen met een universeel overheidsstelsel voor geneeskundige verzorging (type National Health Service): UK, Ierland, Spanje is het aandeel van de aanvullende verzekeringen ook goed ontwikkeld (van 24 tot 39%); dit geeft wellicht het bestaan van een overheidsgeneeskunde en van een particuliere geneeskunde weer. In België is het aandeel van de aanvullende verzekering ietwat minder groot (18% van de particuliere uitgaven) en geeft het vooral te zien dat de zelfstandigen een aanvullende verzekering voor kleine risico’s moeten aangaan. Tot nu toe is het aandeel van de aanvullende verzekering in de totale uitgaven niet zo groot als in de Verenigde Staten, maar kan het reeds een belangrijke rol spelen bij de deling van de factuur voor geneeskundige verzorging20. Over het algemeen is er in verscheidene lidstaten tijdens de jaren 80 een sterke groei geweest ingevolge de maatregelen om de overheidsuitgaven te drukken (Frankrijk, Denemarken, Ierland, Italië, Portugal, UK, België,…); in de jaren 90 is de groei vertraagd21. Het zijn vooral de groepsverzekeringen die omvangrijker zijn geworden en die in sommige lidstaten de meerderheid van de aanvullende verzekeringen (Zweden, Ierland, Portugal, Griekenland en UK) of ongeveer de helft ervan (NL, Frankrijk) uitmaken. In België wijst het jaarlijks verslag van de BVVO uit dat de premies in de tak "ziekte" tussen 1997 en 2001 fors gestegen zijn (+54,7%); de groei werd opgetekend in de groepsverzekering maar nog meer in de individuele verzekering.
2.3.2. Een level playing field instellen in de aanvullende verzekering voor geneeskundige verzorging Het aandeel van de aanvullende verzekering van de ziekenfondsen in de privéverzekering is in België helemaal niet gering (43,2%). De ziekenfondsen zetten zich ook in om deze tak verder te ontwikkelen. Dat blijkt uit het jongste jaarverslag van de Controledienst voor de ziekenfondsen22: «De laatste jaren 19
Terzelfder tijd werd in Frankrijk de financiering van de ziekteverzekering grondig gewijzigd, doordat de sociale bijdragen werden vervangen door de algemene sociale bijdrage. 20 Voorbeeld: in Nederland vertegenwoordigen de particuliere uitgaven 25% van de totale uitgaven, 70% wordt gedekt door een aanvullende verzekering; in totaal vertegenwoordigt de aanvullende verzekering dus 17% van de totale uitgaven voor gezondheidszorg. 21 Bron: Voluntary health insurance in the European Union, report for DG employment, februari 2002. 22 Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, jaarverslag 2001, pagina 92.
p. 18
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
gaat de aandacht vooral naar het terugbetalen van kosten die verband houden met de gezondheidstoestand en het welzijn van het lid, doch niet gedekt zijn door de verplichte verzekering of door een andere overheidsinstantie. Het betreft hier vooral de terugbetaling van endoscopisch- en viscerosynthesemateriaal, orthodontie, brilglazen, vaccins en de kosten van alternatieve geneeswijzen, zoals chiropraxie, osteopathie, homeopathie en acupunctuur. Tot de diensten die een opmerkelijk aantal ziekenfondsen zeer recent hebben opgestart, dient de tussenkomst bij vaccinatie tegen hersenvliesontsteking gerekend. Dergelijke tussenkomst wordt voorzien in de gevallen die niet voldoen aan de terugbetalingsvoorwaarden die gehanteerd worden door de gemeenschappen. De groei van het aandeel van de medische en paramedische verzorging tussen 1998 en 2000 bedraagt 31%, zo meldt ons nog het jaarverslag. De organisatie van een terugbetaling in meerdere trappen bestaat in België dus wel degelijk. De verplichte verzekering moet keuzes maken; de aanvullende verzekering van de ziekenfondsen (heel vaak verplicht) biedt reeds een tweede verzekeringsniveau en de individuele privé-verzekeringen zijn zodanig gegroeid dat thans reeds 4 miljoen mensen erdoor gedekt zijn. Het probleem, in België, is dat de aanvullende basisverzekering wordt ingeschakeld door de ziekenfondsen (in de meeste gevallen door hun statuten verplicht gesteld, om de solidariteit te laten spelen), die werken binnen een wetgevend, fiscaal en controlekader dat volkomen verschilt van dat van de particuliere verzekeringsmaatschappijen. De Europese Commissie vindt dat er een zo ruim mogelijke concurrentie moet zijn; zij heeft Frankrijk en Duitsland voor het Europees Hof van Justitie gedaagd. Er blijven problemen bestaan rond de toepassing van de schadeverzekeringsrichtlijn23 in België, Ierland en Nederland. Onlangs zou Frankrijk hebben besloten zijn wetgeving te wijzigen en de belasting op de verzekeringsovereenkomsten voor gezondheidszorg af te schaffen indien deze ‘solidaire’ kenmerken vertonen, dat wil zeggen, indien zij waarborgen bieden zonder dat daar een medische vragenlijst of de toepassing van een tarifering volgens de gezondheidstoestand bij te pas komt24. In Duitsland pleiten de werkgeversorganisaties BDI-BDA voor een vermindering van de gemiddelde bijdragevoet van 14,4% nu tot minder dan 12%. Dit vereist een verhoging van de particuliere uitgaven voor gezondheidszorg25. In België zijn de privé-verzekeraars bereid om, onder gelijke concurrentievoorwaarden, een product te ontwikkelen dat kenmerken vertoont die interessant zijn voor de verzekering voor geneeskundige verzorging.
23
Derde schadeverzekeringsrichtlijn, die beoogt een kader te creëren voor de eenheidsmarkt van de aanvullende verzekering voor gezondheidszorg in de Europese unie. 24 Zie jaarverslag van de BVVO, maart 2003 en rapport Voluntary health insurance in the European Union, februari 2002. 25 Bringing the Lisbon strategy up to speed !, BDI-BDA op de Unice-site die gewijd is aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon.
p. 19
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
Voorstellen : 1. De pensioenuitgaven en de geneeskundige verzorging zijn gevoelig voor de demografische ontwikkelingen. Men verwacht een forse stijging van die uitgaven, die niet volledig door de gemeenschap zal kunnen worden gedekt, maar als dat niet gebeurt zouden de werknemers en de ondernemingen wel eens zwaar belast kunnen worden. Daarom is een ontwikkeling van de tweede pensioenpijler belangrijk en zal de organisatie van een tweede niveau van terugbetaling van de geneeskundige verzorging almaar meer noodzakelijk worden. Zij vormen de mechanismen voor de deling van de kosten tussen het collectieve niveau en het privé-niveau. 2. Dit tweede dekkingsniveau van de geneeskundige verzorging biedt eenieder de mogelijkheid zich in te dekken voor alternatieve behandelingen die hun therapeutische doeltreffendheid niet voldoende hebben bewezen (acupunctuur, homeopathie,…), voor verstrekkingen die nog niet worden terugbetaald in de verplichte regeling (innovaties op het stuk van geneesmiddelen, implantaten,…), voor verstrekkingen die overeenstemmen met nieuwe wensen van onze samenleving (logopedie voor kinderen, orthodontie,…) enz … 3. Dit tweede niveau is evolutief volgens de terugbetalingen van de verplichte verzekering. Er wordt een beroep op gedaan door de burger die bereid is meer te betalen voor zijn gezondheid; er kunnen formules ter compensatie van de risico’s worden uitgewerkt voor de lage inkomens, alsook een minimale wetgevende omkadering. 4. Dit tweede niveau wordt reeds vaak opgelegd via de aanvullende verzekering van de ziekenfondsen; dit soort dekking moet door de ziekenfondsen én de privé-verzekeringsmaatschappijen tegen dezelfde voorwaarden kunnen worden aangeboden.
2.4. Conclusies Het VBO stelt vast dat België een van de beste gezondheidszorgsystemen heeft; dit systeem moet gevrijwaard worden door innovatie te bevorderen en niet af te remmen. Het VBO is van mening dat in de toekomst en op progressieve wijze alle Belgische staatsburgers recht moeten hebben op dezelfde verplichte dekking inzake geneeskundige verzorging, waar iedereen op gelijke en billijke wijze financieel bijdraagt. Het VBO is zich ervan bewust dat de geneeskundige verzorging een belangrijke sector van de sociale zekerheid is en dat een toename van de kosten onvermijdelijk zal zijn gezien de demografische effecten, de tekorten aan arbeidskrachten die zich voordoen in de verzorgingssector en de almaar hogere eisen van de patiënten in het licht van een forse technische vooruitgang. Het VBO stelt voor 3 soorten mechanismen in te voeren: - Mechanismen om de kosten te controleren: een groeinorm voor de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg vormt in dit opzicht het meest geschikte instrument. De 2,5%-norm, bovendien gekoppeld aan de evolutie van het BBP en dus van de financiële ontvangsten, zou het mogelijk moeten maken een fonds ter stabilisatie van de uitgaven op te zetten. De responsabilisering van de artsen, de
p. 20
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
-
-
ziekenhuizen, van de ziekenfondsen en van de patiënten is ook belangrijk, net als de ontwikkeling van een alomvattende aanpak van de chronische ziekten. Preventie moet een centrale rol innemen. De controle van de deelbudgetten is noodzakelijk als mechanisme om budgettaire ontsporingen te voorkomen. Deze controle zou echter niet mogen worden gekoppeld aan correctiemechanismen of aan mechanismen van automatische terugvordering, die trouwens nutteloos van zodra in maatregelen wordt voorzien om de overconsumptie of het te veel voorschrijven te bestrijden. Mechanismen om de overheidskosten te delen: er zouden meer algemene middelen aan de sociale zekerheid moeten worden toegewezen om de universele uitgaven te bekostigen. Mechanismen om de totale kosten voor gezondheidszorg te delen tussen het collectieve niveau en het individuele niveau: de patiënten vragen almaar meer gesofisticeerde zorg en geïnstitutionaliseerde verzorging; ze zijn bereid om voor hun gezondheid te betalen; daarom moet in de toekomst, naar het voorbeeld van de pensioenen, een model met drie beschermingsniveaus worden ontwikkeld. Deze niveaus zijn de verplichte universele verzekering, de aanvullende basisverzekering en de vrije verzekering voor geneeskundige verzorging. In werkelijkheid bestaan deze drie niveaus reeds, maar het tweede niveau dreigt volledig gemonopoliseerd te worden door de ziekenfondsen; de laatste twee niveaus zouden onder dezelfde voorwaarden door de ziekenfondsen en de privé-verzekeraars moeten kunnen aangeboden worden.
Het VBO blijft beschikbaar om samen te werken met de instanties van het Riziv. De rol van het VBO moet evolueren naar een toezichthouder. Het beheer en de uiteindelijke beslissingen zullen steeds meer toekomen aan de vertegenwoordigers van de politieke wereld, die partners zouden moeten blijven van de vertegenwoordigers van de zorgverleners (met inbegrip van de farmaceutische industrie) en van de verzekeringsinstellingen. Dit alles om een wezenlijk bestanddeel van het verplichte Belgische systeem te vrijwaren: de kwaliteit en de toegankelijkheid ervan in vergelijking met de zeer gecentraliseerde systemen van andere landen (NL, UK).n
p. 21
Analyse van de gezondheidszorg in België : voorstellen van het VBO
Bibliografie – geconsulteerde documenten Bureau fédéral du Plan, Les perspectives financières de la sécurité sociale 2000-2050, Planning Paper 91, janvier 2002. Christelijke Mutualiteit, 21.304 CM-leden gaven hun mening over de gezondheidszorg, CMVisie, 28 Maart 2003. Economic Policy Committee, Budgetary challenges posed by ageing populations, October 2001. European Observatory on Health Care Systems and London School of Economics Health & Social Care, Voluntary health insurance in the European Union, report prepared for the Directorate General for Employment and Social Affairs of the European Commission, 27 february 2002. FEB, Les soins de santé : Vision de la FEB pour une politique d’avenir, octobre 2000. Institut national d’assurance maladie-invalidité, Quatrième rapport sur l’application uniforme de la législation dans tout le pays, données de 1997. Institut Scientifique de la Santé Publique, Enquête de Santé par Interview Belgique 2001, synthèse. Johan Hjertqvist, The Health Care Revolution in Stockholm, Timbro Health Care Unit, 2002. Le Journal du Médecin, nr 1497, p. 14, Maladies cardio-vasculaires, cancer, diabète et obésité, la lutte passe par l’assiette. Le Journal du Médecin, nr 1503, p. 7, La fréquence des cancers va exploser. Le Monde, Dépenses de santé : M. Mattei veut responsabiliser les Français, 20 février 2003. LIM, Added Value Project, Une nouvelle vision des soins de santé, Le Journal du Médecin, Annexe, N° 1483, 24 janvier 2003. MEDEF, Pour une nouvelle architecture de la sécurité sociale, novembre 2001. OCDE, Données sur la santé 2002, 4ème édition, août 2002. Office de Contrôle des mutualités et des Unions nationales de mutualités, Rapport annuel 2001. The Boston Consulting Group, The Promise of Disease Management, April 1996. Union nationale des Mutualités libres, Les interventions coronaires percutanées, une étude des Mutualités libres, mars 2003. Union nationale des mutualités socialistes, Accessibilité et report de soins de santé – Baromètre social 2000, Bruxelles, décembre 2001. Union Professionnelle des Entreprises d’Assurances, L’assurance en Belgique, rapport d’activités 2002. VNO-NCW, Prioriteiten VNO-NCW 2002-2006 – gezondheidszorg, dossier verkiezingen 2002.
p. 22