NIEUW AMSTERDAMS PLAN VOOR DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG Amsterdam, juni 2005, Platform GGZ Amsterdam en vrienden1
INHOUD 1
Een plan voor een plan
1
2
De aanleiding
2
3
De burgers om wie het gaat
4
4
Problemen die opdoemen bij een kritische analyse van de Amsterdamse GGZ
9
5
Wat willen we
11
6
Hoe we te werk willen gaan
12
1 Een plan voor een plan Aangestoken door het 7e Deviant-debat heeft het afgelopen half jaar een twintigtal sleutelpersonen gediscussieerd over wenselijke veranderingen in de zorg en ondersteuning voor Amsterdammers met ernstige en langdurige psychiatrische problemen. Zij vinden dat gemeente en verzekeraar(s) het voortouw moeten nemen om een plan te maken dat het leven van deze burgers en van hun omgeving verbetert. Zo’n plan zou tot stand moeten komen in samenspraak met alle burgers en instanties die te maken hebben met het leven van ‘psychisch gehandicapten’, die een veilige en volwaardige plaats in de samenleving wensen. Dat zijn er veel: cliënten zelf en hun cliëntenorganisaties, familie en naastbetrokkenen en hun familieorganisaties, zorgaanbieders in de geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg, maatschappelijke opvang, eerstelijn, ‘alternatieve’ hulpverlening, dagbesteding, politie en politici op stadsdeel- en stedelijk niveau. Het is belangrijk dat zij zich committeren aan het plan. Dat er dringend behoefte is aan zo'n plan mag blijken uit de jarenlange roep van cliënten en hun naastbetrokkenen om betere en meer outreachende zorg, betere huisvesting, werkmogelijkheden, meer respect en acceptatie in de samenleving, terugdringen van dwangopnames en uit de jarenlange roep vanuit burgers, politie en politici om de ervaren overlast van mensen met (o.a.) psychiatrische problemen terug te dringen. De laatste jaren zijn acties in Amsterdam vooral op het laatste gericht: betere crisisopvang en betere maatschappelijke opvang. Dit is in feite de zorg die geleverd wordt als het met de betreffende burgers al mis is gegaan. Een nieuw plan zou veel meer op de zorg IN de samenleving gericht moeten zijn, zodat mensen met een psychische
1
Tekstbijdragen van Georgette Groutars, Karin Hanekroot, Mark Janssen, Gerda van der Meer, Gee de Wilde en
Hans van der Wilk
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
1
handicap zich beter gesteund en ondersteund weten, en meer kansen krijgen een kwalitatief goed leven te leiden tussen anderen. Na het 7e Deviant-debat heeft het Platform GGZ Amsterdam het initiatief genomen over zo’n plan na te denken. Deze notitie is daarvan het resultaat. Het Platform GGZ Amsterdam nodigt de Gemeente Amsterdam uit om samen met de verzekeraar(s) het initiatief te nemen om een plan te maken. Zo’n plan kan aansluiten bij het zogenoemde Deltaplan dat de Gemeente zich voorneemt in het Stedelijk Structuurplan uit 2004-2015 en bij de uitkomsten van het behoefteonderzoek en het onderzoek naar de effecten van vermaatschappelijking. Het kan verder aansluiten bij het initiatief tot een ‘care-plan’ van de zorgaanbieders. En het sluit aan bij de ontwikkeling van zorgloketten in de stad, waardoor er samen met andere sectoren in zorg en samenleving wordt opgetrokken. In deze notitie geven we een schets van de burgers over wie het in het plan moet gaan, wat zij mogelijk nodig hebben en hoe een plan tot stand zou moeten komen. Dat is vooral nodig omdat ‘psychiatrie’ nog steeds te makkelijk vereenzelvigd wordt met overlastgevers, veelplegers, en dak- en thuislozen. Daarbij zijn deze burgers niet ‘dakloos’ geboren, en hebben zij doorgaans een lange geschiedenis achter de rug alvorens ze in een zogenoemde ‘overlast-gevende’ situatie terechtkomen. Een geschiedenis van bijvoorbeeld armoede, vereenzaming, administratieve chaos en
huurachterstand. De zorg en ondersteuning in het nieuwe plan moeten daarom over alle burgers met ernstige en langdurende psychische problematiek gaan.
2
De aanleiding
Het 7e Deviant-debat
De deelnemers aan het 7e Deviant-debat op 12 november 2004 in De Rode Hoed werden door gemeente en GGZ-instellingen uitgenodigd een nieuwe stap te zetten in de vernieuwing van de Amsterdamse geestelijke gezondheidszorg. Ondanks de vooruitgang die de afgelopen decennia is geboekt, hebben velen in de stad nog steeds kritiek op de vermaatschappelijking van de zorg. Teveel mensen met ernstige psychiatrische problemen worden nog steeds aan hun lot overgelaten. De zorg is onvoldoende, de huisvesting schiet tekort en de maatschappelijke acceptatie van afwijkend gedrag is nauwelijks verbeterd. Dat heeft tot gevolg dat de roep om overlastbestrijding onverminderd is, dat de roep om beschermde woonomgeving voor chronische patiënten nog steeds luid klinkt, en dat de roep om ‘outreachende’ zorg in buurten en wijken niet verstomt.
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
2
Het Amsterdamse Model twintig jaar later
Het zogenoemde Amsterdamse Model voor geestelijke gezondheidszorg wilde in de jaren tachtig zoveel mogelijk patiënten en cliënten van de geestelijke gezondheidszorg een volwaardige en gerespecteerde plaats in de samenleving (terug)geven. Daarvoor was een ambitieus plan opgesteld dat zowel door de lokale en provinciale politiek, door cliënten en patiënten, als door de gezondheidszorginstellingen werd gesteund. Kleinschalige woonvoorzieningen en ambulante zorg waren de sleutel tot succes. Twintig jaar later constateren we dat die woonvoorzieningen er in redelijke hoeveelheden zijn gekomen, maar dat van de outreachende zorg (de ambulante wijkzorg) weinig is terechtgekomen. De GGZ-instellingen zijn doorgaans meer in behandelfuncties (‘cure’) geïnteresseerd geweest dan in outreachende sociaalpsychiatrische zorg. Ook het beoogde facetbeleid is nauwelijks van de grond gekomen, waardoor verzuimd is om in samenwerking met woningcorporaties, maatschappelijk werk, politie, buurt- en clubhuiswerk en arbeidsvoorzieningen voorwaarden te scheppen voor vermaatschappelijking. Ondertussen was ook de Nederlandse samenleving aan grote veranderingen onderhevig: sterke individualisering, hardere arbeidsverhoudingen, slechtere woonomstandigheden voor kwetsbaren, polidruggebruik, en opschoning van binnensteden, kraakpanden en andere rafelranden, al deze veranderingen deden steeds meer kwetsbare mensen met psychiatrische problemen door het ijs zakken. En daarbij veranderde de samenstelling van de bevolking drastisch door de toename van Amsterdammers met een nietNederlandse achtergrond. Dit stelde de samenleving en de GGZ-instellingen voor grotere problemen dan ze ten tijde van de plannen voor het Amsterdamse Model konden bevroeden. De GGZ-instellingen gingen de problemen te lijf met een verharding van hun beleid in de opnameklinieken en in crisissituaties. Aanvankelijk werd geprobeerd met goed casemanagement de ambulante ondersteuning vorm te geven. Dat lukte totdat de caseloads onbeheersbaar werden en de problematiek steeds ernstiger en complexer. Omdat het instellingsbeleid en de financiering hiermee geen gelijke tred hielden, zag men zich steeds meer genoodzaakt om zijn toevlucht te zoeken in crisisbeheersing, in gesloten afdelingen, in dwangmiddelen en -maatregelen, en in het uitschrijven van inbewaringstellingen en rechterlijke machtigingen. De laatste vijf jaar zijn alle partijen er van doordrongen dat het belangrijk is meer zorg bij de klanten thuis te leveren, onder andere onder invloed van het zogenoemde Amstelzorgakkoord. Desondanks zal het een probleem worden deze zorg voldoende uit te bouwen, zeker in een periode waarin de roep om institutionalisering steeds vaker in de samenleving en in de (plaatselijke) politiek te horen is. Tijdens het 7e Deviant-debat leek het erop dat de criticasters van het zogenoemde Amsterdamse model – èn zij die kritiek hadden op de matige vorderingen ervan – uit hun loopgraven kwamen. Hoewel er nog geen eensluidende oplossingsrichting werd verwoord, bleek er grote bereidheid te zijn de problemen gezamenlijk aan te pakken, en te trachten de GGZ in Amsterdam opnieuw op de schop te nemen. Jaap Fransman van
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
3
HVO/Querido was het stelligst: we moeten aan een nieuwe ‘zorg’-organisatie werken
voor alle Amsterdammers met langdurige psychiatrische problemen (en voor double en
triple diagnosis mensen, de ‘probleem-kluwen-klanten’). Zijn interventie brak de discussie over de toekomst van de Amsterdamse GGZ open en maakte anderen
enthousiast om met alternatieve ideeën te komen. Blijkbaar is de tijd rijp de koe bij de horens te vatten.
Nu of nooit? 2005 is een goed moment
Niet alleen het Deviant-debat laat zien dat het ‘momentum’ er is om nieuwe plannen te maken. Veranderingen in de samenleving (veiligheid, overlastbestrijding etc.), in de weten regelgeving (cure-care-discussie en overheveling AWBZ-gelden, de komst van de WMO, het recente plan van aanpak Verloedering en Overlast), en in de geestelijke gezondheidszorg (bemoeizorg, verantwoordelijkheid voor hen die niet in zorg zijn, zie het Visiedocument van GGZ Nederland) geven aan dat de tijd rijp is. Daarnaast moet ook de geestelijke gezondheidszorg nog altijd wennen aan het feit dat binnenkort de helft van de Amsterdamse bevolking uit burgers bestaat met een nietNederlandse culturele achtergrond. Het Amsterdamse Model uit de jaren tachtig was een ‘wit’ model met ‘witte’ oplossingen. De verschillende ‘spelers’ in de zorg heroriënteren zich op de maatschappelijke zorg. Duidelijk is dat de gemeente (en mutatis mutandis de stadsdelen) een belangrijke regisserende en financierende rol gaan spelen. De gemeente gaat voor haar beleid te rade bij de gebruikers. Die moeten zich met spoed gaan groeperen om gezamenlijk een adviesrol voor gemeente en stadsdelen te kunnen spelen, door in een zo vroeg mogelijk stadium mee te denken over het beleid. De implementatiefase van de WMO is voornamelijk daarop gericht: het faciliteren van de adviesrol (vooraf meedenken, en later beoordelen) van gebruikers. APCP, SGOA en ouderenbonden moeten daarbij samen optrekken, en er op letten dat allochtonen-organisaties meeliften. Het Nieuw Amsterdams Plan past in dit nieuwe beleidsproces. Maar dan moeten we snel aan het werk om alle spelers (overheden, verzekeraars, aanbieders, gebruikers) met elkaar in discussie en in actie te brengen.
3
De burgers om wie het gaat
Voor wie is een Nieuw Amsterdams Plan bedoeld?
Het is van belang te benoemen welk probleem in Amsterdam moet worden aangepakt. We zijn het er over eens dat dat de problemen zijn van hen die langdurig met psychiatrische en verslavingsproblemen kampen. Zij ondervinden tekorten in hun behandeling, en tekorten in de steun die ze nodig hebben om (weer) een volwaardig leven op te bouwen. Bij hun behandeling zijn de problemen niet alleen van therapeutische aard, maar hebben veeleer te maken met respect, aandacht, waardigheid,
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
4
acceptatie of het tegendeel daarvan: dwang, straf, verwijt, hoon. Wat betreft steun ondervinden zij tekorten in bijna alles wat een leven kwaliteit kan geven: wonen, vrije tijdsbesteding, werk, relaties, inkomen, acceptatie door anderen, respect etc. Dit leidt tot de volgende constateringen: -
Het gaat niet om heel de GGZ, maar om mensen die langdurig ondersteuning nodig hebben, en vaak kampen met een complex aan problemen; en het gaat minder om de ‘cure’ dan om de ‘care’.
-
Het gaat om veel meer dan GGZ, want het gaat ook over sociale relaties, wonen, werk, inkomen, zinvolle dagbesteding etc.; de problemen los je dus niet alleen op met betere GGZ.
-
Het gaat om uitsluiting en stigmatisering; om buitengesloten worden en je buitengesloten voelen; het gaat dus ook om beeldvorming en kwartiermaken, om bekendheid en respect, om aandacht en luisteren.
-
Het gaat om heel veel verschillende burgers, waarvan de helft van nietNederlandse herkomst, waardoor maatwerk geboden is, en er dus ook veel soorten oplossingen nodig zijn.
-
Wanneer een cliënt een totaalpakket aan ondersteuning behoeft, is er een diversiteit van aanbod nodig waar momenteel de samenhang en samenwerking is verbeterd, maar niet afdoende is om de knelpunten aan te pakken. De bereidheid tot samenwerking lijkt bij diverse organisaties wel aanwezig te zijn.
-
Het antwoord zou primair niet moeten liggen in het ontwikkelen van een nieuwe voorziening, maar in het beschrijven en arrangeren van goede ketenzorg voor cliënten. Hierbij dienen diverse aanbieders betrokken te zijn.
-
De huidige ondersteuning en begeleiding zijn te zeer gericht op ‘trajecten’. Het aanbieden van tijdelijke trajecten aan deze klantengroep werkt over het algemeen niet afdoende, omdat het immers om een groep gaat die in veel gevallen levenslang in meer of mindere mate ondersteuning behoeft.
-
De huidige ondersteuning is te weinig gericht op het beïnvloeden van beeldvorming en het leren van sociale vaardigheden, zodat in wijken weer een sociaal verband of meer sociale cohesie ontstaat.
De doelgroep(en) nader omschreven
Het gaat om de noodzakelijke zorg, begeleiding en ondersteuning van mensen met een psychische handicap. Mensen met een psychische handicap zijn mensen die door zieke periodes in hun leven, waarin ze (al dan niet) behandeld zijn voor een psychische stoornis, voor lange tijd of blijvend gehandicapt zijn geraakt. Dat wil zeggen dat ze de dagelijkse dingen (in wonen, werken, vrije tijd, sociale contacten) niet meer volledig kunnen uitvoeren zoals ze dat deden of weer zouden willen kunnen. De oorzaak, de diagnose, de ziekte doen er niet meer toe (behoudens in periode van terugval), de handicap zelf des te meer.
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
5
Omdat we van een handicap kunnen spreken, kunnen we het ook over prothesen hebben. Bij een psychische handicap zijn die meestal niet materieel tastbaar, alhoewel de woonomgeving er voor de meeste erg toe doet. Meestal zijn steun en aandacht door omgeving of door professionals de beste prothesen die het mogelijk maken om mensen volwaardig deelgenoot aan de samenleving te laten zijn. Dat klinkt eenvoudiger dan dat het is. Want hoe zorg je er voor dat iemand met een psychische handicap volwaardig betaald werk krijgt, en vooral houdt, in een werkomgeving waar die steun en aandacht voorhanden zijn? En hoe zorg je voor volwaardige deelname aan sportverenigingen, culturele activiteiten, onderwijs etc.? Het vereist een proces van jaren om ook anderen dan naastbetrokkenen te laten wennen aan het idee dat je niet alleen verstandelijk en lichamelijk gehandicapten om je heen zult hebben (en ook daar is de samenleving nog lang niet aan gewend) maar ook mensen met een psychische handicap. Daarnaast moeten we erkennen dat sommige handicaps zo zwaar zijn dat de geboden bescherming die mensen in staat kan stellen om een volwaardig leven te leiden, erg intensief kan zijn. Voor sommigen is het ook bij voortdurende steun en aandacht niet mogelijk aan het gangbare maatschappelijke verkeer mee te doen. We vermoeden dat dat om 10 à 15 procent van alle psychisch gehandicapten gaat (zo’n 3000 à 4000 GGZcliënten in heel Nederland hebben behoefte aan een ‘asiel’ in de goede betekenis van het woord). Dit percentage is een aanname die onzeker is, omdat we nog lang niet hebben uitgeprobeerd waar de grenzen van goede (outreachende) zorg en ondersteuning liggen. Zo lang we dat niet hebben uitgeprobeerd zijn we gedwongen mensen een ‘beschermende’ omgeving te bieden, die die wellicht niet nodig zouden hebben gehad, wanneer we hen adequaat zouden ondersteunen in hun zoektocht naar eigen mogelijkheden in de samenleving. Omdat het proces van opbouw van die adequate steun, en het proces van ontvankelijk maken van andere dan zorgsectoren in de samenleving, nog wel enige jaren in beslag gaan nemen, zullen we hen die dat nodig hebben die beschermende omgeving moeten bieden. Het huidige tijdsgewricht is in veel gevallen niet ‘vriendelijk’ voor mensen met een psychische handicap. Enerzijds constateren we vaak dat er een gebrek aan solidariteit is gegroeid, waardoor alle burgers steeds meer op zichzelf zijn teruggeworpen. Anderzijds benadert de overheid iedereen in de samenleving te makkelijk als mondige burgers, die hun eigen verantwoordelijkheid kunnen en willen nemen voor hun leven, zelf keuzes willen en kunnen maken, en in staat zijn hun weg te vinden door de maatschappelijke jungle en het aanbod van zorg en ondersteuning. Mensen met ernstige psychiatrische problemen zijn ongewone gewone burgers. Vaak zijn ze niet aan te spreken op eigen
verantwoordelijkheid, omdat ze het moeilijk vinden voor zichzelf te zorgen, of omdat ze die verantwoordelijkheid niet kunnen of (soms bewust) niet willen nemen. Zij moeten steeds verleid worden zorg en ondersteuning te accepteren, zodat ze in staat zijn als burgers onder anderen te functioneren.
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
6
Inzoomen op de mensen waarvoor het nieuwe plan is bedoeld
Eerder schreven we dat het niet gaat om een homogene doelgroep, maar dat er sprake is van een grote diversiteit, waardoor ook de oplossingen in het Nieuw Amsterdams Plan divers moeten zijn. Hieronder ondernemen we verschillende pogingen om de groep in beeld te krijgen. Na een aantal enigszins objectieve categorieën van klanten volgt een aantal korte beschrijvingen van mensen van vlees en bloed. Hieruit zijn verschillende probleemcategorieën te distilleren waar we in de stad een antwoord, een aanbod op moeten hebben. -
Er zijn mensen met een lange historie in de psychiatrie. Mensen die wellicht Santpoort nog jaren van binnen mochten beleven. Sommige van hen kwamen in de jaren tachtig naar Amsterdam (Kempering, Surinameplein), anderen kwamen later; sommigen gingen begeleid wonen, anderen werden zelfstandig; sommigen keerden terug naar een langverblijfafdeling, anderen kwamen op straat; sommigen werden gelukkig(er) door de overgang naar Amsterdam, anderen niet
-
Er zijn mensen die met de psychiatrie kennismaakten na de verhuizingen van de klinieken naar Amsterdam. Sommigen hadden het geluk een goede begeleider tegen te komen, die hun in samenspraak met familie en naast-betrokkenen begeleiding bood, anderen hadden dat geluk niet; sommigen van de laatsten bleven in de kliniek of verhuisden naar langverblijf-settings, anderen werden op straat gezet en keerden bij tijd en wijle in de kliniek terug, soms vrijwillig, vaak gedwongen.
-
Er zijn jongeren die recent een eerste psychose moesten beleven, en er zijn volwassenen die hun eerste psychose al tien, twintig of dertig jaar geleden hadden; ook als de behandeling en begeleiding door de GGZ hetzelfde zou zijn gebleven, maakt dat verschil uit. Een jongen van 17 in 2005 leeft in een andere wereld dan de jongen die in 1975 17 was. Gelukkig is de behandeling en begeleiding verbeterd, zodat de jongen van 17 in 2005 een andere toekomst kan krijgen dan die van 1975.
-
Er zijn mensen die, nadat ze ten onrechte buiten de zorg belandden (op straat, in een pension, in een appartement of in de rafelranden van de stad) zichzelf redelijk staande weten te houden, en zij die dat niet kunnen. Die laatste raken verslaafd of niet, verwaarlozen zichzelf ernstig of niet, veroorzaken in de ogen van medeburgers overlast of niet etc. Velen van hen raken door diefstal of agressie in handen van justitie, die meestal geen adequate vorm van behandeling of begeleiding kan bieden.
-
Er zijn mensen die vanuit een andere culturele achtergrond aankijken tegen psychiatrische problemen en tegen het oplossen ervan. En ook de omgeving van betrokkenen kijkt anders aan tegen de wijze waarop hulpverlening moet
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
7
plaatsvinden. Ondanks alle aandacht daarvoor is de GGZ daar doorgaans niet op ingespeeld. Om de mensen waarom het gaat dichterbij te brengen worden hieronder zes mogelijke cliënten beschreven. 1)
Joris is een man van 50 jaar, hij heeft soms moeite maat te houden met alcohol. Hij heeft last van wisselende stemmingen. Na opname in een psychiatrische kliniek is hij zijn werk en vrienden kwijt geraakt en wilde zijn vrouw van hem scheiden. Hij heeft een woning maar heeft moeite zijn huis en zichzelf te verzorgen. Eén keer per maand bezoekt hij zijn psychiater om zijn medicatie op te halen. Twee keer per week gaat hij naar een dagactiviteitencentrum om een kop koffie te drinken en te lunchen. De andere dagen komt hij de deur niet uit en loopt hij rond in pyjama. Zijn maaltijden bestaan uit brood. Hij heeft zich neergelegd bij zijn situatie, omdat hij niet zou weten hoe hij zijn situatie moest verbeteren.
2)
Loes is een vrouw van bijna 60. Zij heeft een relatie met een jongen van 25 en is daar blij mee. Drie dagen per week werkt ze in een bedrijfskantine en dat gaat goed. Helaas heeft ze echter periodes van depressiviteit waarin ze vervalt in excessief alcoholgebruik. Ze komt dan niet op haar werk wat op termijn waarschijnlijk zal leiden tot het verlies van de baan. Ze heeft geen contact met de verslavingszorg, en ze ziet ook geen aanleiding daar naar toe te gaan. Wekelijks gaat ze naar een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. Zo nu en dan ontstaat er thuis een crisissituatie. Ze wordt dan voor een paar dagen opgenomen. Thuis doet ze de gordijnen niet meer open om niet gepest te worden door buurkinderen die haar een paar keer op straat hebben zien schreeuwen. Haar vriend vindt het zwaar en weet niet wat hij er aan moet doen. Loes kan moeilijk alleen zijn als het niet goed gaat. Ze blijft dan de hele dag in bed en verzorgt zichzelf dan niet goed. Haar zus ving haar tot nu toe op als Loes en haar vriend er niet meer uitkwamen. Haar zus heeft aangegeven dat ze iets anders moeten regelen omdat de belasting te groot wordt.
3)
Truus is een 43-jarige zwakbegaafde vrouw met twee dochters die bij hun vader wonen. Ze heeft woonruimte in Amsterdam, maar het lukt haar niet haar eigen woning op orde te houden. Ze vindt dat vervelend en zou er wel hulp bij willen hebben, maar weet niet hoe ze dat moet regelen. Omdat ze zich thuis niet prettig voelt gaat ze zwerven. Soms gaat ze dan met mannen mee. Eens in de twee weken bezoekt ze een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige voor medicatie en een gesprek. Zo nu en dan gaat ze naar een inloophuis. Verder wil ze heel graag haar kinderen weer zien en het liefst weer voor hen gaan zorgen. Ze voelt zich erg schuldig en begrijpt niet dat niemand haar helpt om
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
8
haar dochters weer te zien. Zo af en toe wordt ze opgenomen als ze verward door de stad zwerft. 4)
Sven is een 26-jarige, begenadigde socioloog, die door psychoses tijdens de laatste jaren van zijn studie geen baan in zijn vak heeft gevonden, maar inmiddels zeer actief is in de cliëntenbeweging. Hij ziet zijn psychiater eens in de zes weken. Hij woont zelfstandig en kreeg van zijn familie hulp bij praktische dingen in huis. Zijn moeder is inmiddels hulpbehoevend geworden en zijn zus is verhuisd. Sindsdien maakt hij zijn post niet meer open en is zijn huis langzaam aan het vervuilen.
5)
Ahmed is een Iraanse vluchteling van 35 jaar, die zijn gezin en baan in Iran heeft moeten achterlaten. In Nederland is hij psychotisch geworden. Hij heeft geen inkomen en geen huis, maar logeert bij vrienden. Overdag zwerft hij van inloopcentrum naar inloopcentrum. De situatie dreigt nu uit de hand te lopen omdat zijn vrienden klagen over zijn vreemde gedrag. Hij zou graag hulp willen, maar weet niet van waar of van wie.
6)
Harvey is een 23-jarige Surinaamse jongen, die onlangs ontslagen is uit een psychiatrisch ziekenhuis. Hij woont nu op kamers waar hij wekelijks begeleiding ontvangt van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Hij is bezig met het opzetten van een internetbedrijfje. Daarvoor gaat hij financiële verplichtingen aan die hij niet kan waarmaken. Hij heeft flinke schulden gemaakt en heeft een brief van de woningbouwvereniging gekregen dat hij zijn huis uit moet wegens huurschuld. Hij leeft van een uitkering en krijgt regelmatig bezoek van ‘vrienden’ die de ijskast leegeten. Twee van deze jongens wonen tijdelijk bij Harvey in huis.
4
Problemen die opdoemen bij een kritische analyse van de GGZ in Amsterdam
Algemeen
Beleidsmakers (politici, managers van instellingen, de professionele top van de instellingen) zullen moeite hebben met een kritische benadering van hun huidige activiteiten. Dat was 20 à 30 jaar geleden niet anders. Toch is er een groot verschil. Indertijd werd het GGZ-establishment in de verdediging gedrongen door coalities van kritische collega’s, een opkomende cliëntenbeweging, de komst van gezondheidsjuristen en de democratiseringsbeweging. Objectief gezien was de situatie in de grootschalige instituten toen ook schrijnender. Inmiddels is de cliëntenbeweging weliswaar gegroeid maar ook versnipperd en er bestaan onderling nog steeds grote ‘ideologische’ verschillen, die het vaak moeilijk maken om gezamenlijk op te treden. Het Platform GGZ Amsterdam probeert dit proces in positieve richting om te buigen door overleg en discussie, met respect voor de verschillende invalshoeken.
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
9
De democratisering van de instituties heeft geleid tot gereguleerde vormen van medezeggenschap, maar de positie van de cliënten van de GGZ is daarbij nog niet goed uitgekristalliseerd. De agenda van de medezeggenschap wordt in hoge mate door bepaald door de agenda van het management. De grote rol van de gezondheidsjuristen lijkt te zijn uitgespeeld en de huidige roep om meer regels voor het toepassen van dwang loopt parallel met het toenemen van angst en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De grootschalige instituten zijn niet meer zo dominant en de situatie in de hulpverlening is op de meeste locaties sterk gehumaniseerd. Er wordt veel met cliënten en hun vertegenwoordigers gecommuniceerd maar, hoewel dat toe te juichen is, beperkt het (paradoxaal genoeg) de mogelijkheden tot het neerzetten van een stevig kritisch statement. Het vernieuwingsproces in de zorg is kortom ergens blijven steken. Een nieuw initiatief kan dit weer vlottrekken.
Inhoudelijk; van een dominantie van de psychiatrische behandeling naar een dominantie van maatschappelijke zorg De diagnostiek en behandeling in de GGZ zijn onmiskenbaar verbeterd. Alhoewel deze
meestentijds niet dialogisch (dus samen met de cliënt) tot stand komen. De toenemende aandacht voor biologische aspecten van ziekten en aandoeningen in de GGZ heeft als belangrijk gevolg dat het gevaar van onderbehandeling minder groot aan het worden is. Aan de andere kant leidt het ook tot overwaardering van de medische psychiatrie. In de GGZ gaat er inhoudelijk veel aandacht naar diagnostische protocollen en behandelrichtlijnen, die door hun ziektegerichtheid nogal ééndimensionaal zijn. De hulpverlening heeft – nog steeds - de grootste problemen met die mensen waarbij psychische problemen cumuleren met lichamelijke aandoeningen, maatschappelijke problemen, isolatie, eenzaamheid, onmacht, afhankelijkheid van drugs en/of alcohol etc. Dat de onmacht van sommige mensen zo groot is dat er blijvende behandelings- en steunsystemen moeten worden aangeboden - niet alleen in de maatschappelijke opvang maar ook in de GGZ in engere zin - lijkt strijdig te zijn met het pogen ‘de patiënt beter te maken’.
Bestuurlijk
De veranderingen in de laatste jaren in de structuur van de GGZ met de fusies van de intramurale, semi-murale en ambulante GGZ in een aantal grote instellingen in Amsterdam, heeft de overzichtelijkheid bevorderd. Maar de dreiging van de ‘marktwerking’ werpt zijn schaduw vooruit. De fragmentatie van de GGZ is deels opgeheven en de mogelijkheden van cliënten om van verschillende mogelijkheden gebruik te maken zonder naar een andere instelling te moeten is een belangrijke verbetering. Het opheffen van grenzen heeft echter altijd weer het gevolg dat er nieuwe grenzen ontstaan of duidelijker in het zicht komen. Het is
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
10
betreuren dat dit nu juist het geval is voor de categorie patiënten/cliënten waar het in het kader van deze notitie over gaat. Mensen die dan te maken (zouden moeten) hebben met medische en/of psychologische behandelingsarrangementen (zoveel als mogelijk in de eerste lijn) en dan weer aangewezen zijn op ondersteuningsvoorzieningen in de verslavingszorg of de maatschappelijke opvang lopen thans misschien wel tegen meer grenzen op dan vroeger. In ieder geval is een geïntegreerde aanpak er niet eenvoudiger op geworden. En dat is te betreuren, juist voor deze groep. De behoefte om de instellingen te blijven onderscheiden in instellingen voor behandeling gericht op genezing en instellingen voor blijvende zorg en ondersteuning sluit de mogelijkheid van echt geïntegreerde zorg uit of maakt het op zijn minst lastig te realiseren. De komst van de WMO en de inkrimping van de AWBZ is in dit licht gezien nog een extra complicerende factor. En ook de grotere marktwerking en concurrentie tussen aanbieders doen de noodzakelijke samenwerking tussen professionals en instellingen geen goed.
5
Wat we willen
We willen een plan dat er voor zorgt dat we in Amsterdam over vijf jaar een situatie hebben, -
waarin vanuit het cliëntenperspectief gezien het aanbod van zorg, ondersteuning en dienstverlening geïntegreerd beschikbaar is;
-
waarin scheidslijnen tussen categorieën (ouderen, gehandicapten, zieken) wegvallen en louter de individuele vraag richtinggevend is;
-
waarin tussen de huidige instellingen voor GGZ en Maatschappelijke Ondersteuning de inhoudelijke, organisatorische en financiële barrières opgeheven zijn;
-
die gebaseerd is op behoefteonderzoek van de huidige en potentiële cliënten van de GGZ en de Maatschappelijke Ondersteuning;
-
die samen met cliënten en ex-cliënten is ontwikkeld in een veranderingsplan voor de GGZ en de Maatschappelijke Ondersteuning;
-
die de eigen mogelijkheden van cliënten om via allerlei cliënteninitatieven een bijdrage te leveren aan integrale zorg, ondersteuning en dienstverlening organisatorisch en financieel mogelijk maakt (en blijft maken);
-
waarin een integraal stelsel van zorg, ondersteuning en dienstverlening binnen Amsterdam vanuit de buurten en wijken (stadsdelen) is opgebouwd;
-
waarin alle zorgverleners, ondersteuners en dienstverleners (professionals en vrijwilligers) zowel naar hun inhoudelijke opvattingen als praktisch een naar de cliënt gerichte houding hebben.
-
waarin een extra investering is gedaan om de maatschappelijke positie van mensen met een psychische handicap te verbeteren;
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
11
-
waarin dankzij omscholingsprogramma’s steeds meer intramurale hulpverleners buiten de muren kunnen functioneren;
-
waarin gerichte aandacht is voor de mogelijkheden en de onmogelijkheden van familieleden en naastbetrokkenen.
6 Hoe we te werk willen gaan Na overeenstemming over visie en uitgangspunten van het onderhavige stuk zal door het Platform GGZ worden gezocht naar een breed draagvlak onder cliënten, ex-cliënten, familieleden en hun organisaties. De Gemeente is een belangrijke partij; het ontwikkelen van nieuwe initiatieven dient in nauw overleg met deze partij plaats te vinden aangezien de gemeente vanaf 2006 verantwoordelijk wordt voor een groot deel van het ondersteuningsaanbod. De zorgverzekeraars zijn een belangrijke partij, omdat zij namens hun premiebetalers goede zorg moeten inkopen waaraan daadwerkelijk behoefte is. Om de cliëntenorganisaties hun rol als belangrijke partij goed te laten spelen, zouden zij extra faciliteiten moeten krijgen. (Vergelijk de faciliteiten die zij nodig hebben bij de advisering rond de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.) Het Platform GGZ is bereid om een rol te spelen in de strategievorming op dit vlak, als de Gemeente en de zorgverzekeraar daarom vragen. Op termijn is het van groot belang om zowel GGZ-aanbieders als andere relevante organisaties te betrekken bij de visievorming (maatschappelijk werk, maatschappelijke dienstverlening, thuiszorg, huisartsen, stadsdelen, maatschappelijke opvang, e.d.). In de huidige fase is betrokkenheid uiteraard ook van belang maar moet er voor gewaakt dat de begrijpelijke subjectieve instellingsbelangen teveel doorklinken. Er moeten conferenties komen met alle betrokken partijen, liefst op stadsdeelniveau. Deze conferenties moeten een sterk praktisch gerichte agenda hebben en moeten uitmonden in een plan van aanpak waaraan de partijen zich committeren. Op stedelijk niveau is een regiegroep nodig.
-Nieuw Amsterdams Plan voor de GGZ, september 2005-
12