ADVOCATEN • NOTARISSEN • BELASTINGADVISEURS
Postbus 1110 3000 BC Rotterdam Weena 750 3014 DA Rotterdam T +31 10 224 00 00 F +31 10 414 84 44
NautaDutilh
Gemeente Utrechtse Heuvelrug '0 _ 1-7 3 1-2/2 Rotterdam, 18 februari 2010
1 9 FEB 2009 Ontvangen Nr.
G.J.M. Cartigny advocaat T 010-2240486 F 010-2240009
[email protected]
ONTVANGSTBEVESTIGING
Aan de Gemeenteraad van Utrechtse Heuvelrug t.a.v. de weledele heer W. Hooghiemstra, griffier Postbus 200 3940 AE DOORN
irriPTE ~¥L^1Geachte leden van de Raad, Uitwerkingsplan Lange Dreef Driebergen-Rij senburg Namens drs. M.F.J.M. Willems, wonende aan de Engweg 34 te DriebergenRij ssenburg, vraag ik uw aandacht voor het volgende. Ongetwijfeld heeft u kennis genomen van het bericht - onder andere gepubliceerd in de Stichtse Courant d.d. 4 februari jl. - dat Gedeputeerde Staten van Utrecht in hun vergadering van 2 februari jl. hebben besloten om vooralsnog geen goedkeuring te hechten aan bovenvermeld uitwerkingsplan. Dit bericht heeft u wellicht verontrust maar het kan toch geen verbazing wekken: zoals cliënt eerder in zijn zienswijze inzake het ontwerp-uitwerkingsplan reeds heeft betoogd, wijkt het uitwerkingsplan af van het bestemmingsplan Lange Dreef (het "moederplan") en komt het alleen al om die reden niet voor goedkeuring in aanmerking. Dat het uitwerkingspan afwijkt van het moederplan is niet slechts de persoonlijke opvatting van cliënt maar wordt door uw College van Burgemeester en Wethouders ook erkend in zijn Nota Zienswijze Uitwerkingsplan "Lange Dreef', Driebergen-Rij senburg. Amsterdam Brussel Londen Luxemburg New York Rotterdam
Weliswaar heeft uw College op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke NautaDutilh N.V. is gevestigd te Rotterdam en ingeschreven in het handelsregister onder nummer 24338323. Alle diensten en (andere) werkzaamheden worden verricht uit hoofde van een overeenkomst tot opdracht met NautaDutilh N.V. Op de overeenkomst zijn van toepassing de algemene voorwaarden van NautaDutilh N.V. Deze algemene voorwaarden bevatten onder meer een beperking van aansprakelijkheid, zijn gedeponeerd ter griffie van de Rechtbank te Rotterdam, zijn in te zien op www.nautadutilh.com en worden op verzoek kosteloos toegezonden. ABN AMRO Bank 42.61.85.323; ING Bank 69.33.63.282; ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatuur NautaDutilh.
53082020M 2324165/2
NautaDiitilh 2 Rotterdam, 18 februari 2010
Ordening een vrijstellingsprocedure in gang gezet maar in zijn zienswijze met betrekking tot het ontwerp-vrijstellingsbesluit heeft cliënt er op gewezen dat een dergelijke vrijstellingsprocedure geen afbreuk kan doen aan de (wettelijke) eis dat een uitwerkingsplan in overeenstemming moet zijn met het moederplan. En zonder goedgekeurd uitwerkingsplan kan ook geen bouwvergunning worden verleend ten behoeve van het woningbouwproject (zie artikel 4.2.1. van de planvoorschriften van het bestemmingsplan Lange Dreef). Dit woningbouwproject op die locatie was slechts aanvaardbaar indien aan strikte ecologische randvoorwaarden zou worden voldaan en die strikte ecologische randvoorwaarden zijn ook vastgelegd in het bestemmingsplan Lange Dreef. Het heeft cliënt dan ook zeer verbaasd dat uw College van Burgemeester en Wethouders heeft gemeend dat een beeldkwaliteitsplan - een plan zonder enige juridische status - toereikend was om van dit bestemmingsplan te kunnen afwijken. Naar het inzicht van cliënt had het ecologisch onderzoek, zoals dat ten grondslag heeft gelegen aan het bestemmingsplan Lange Dreef, tot uitgangspunt moeten dienen bij de uitwerking van het bestemmingsplan en niet een "beeldkwaliteitsplan" dat dit onderzoek in verregaande mate negeert en dat dan ook niet in overeenstemming kan worden geacht met "een goede ruimtelijke ordening", het kerncriterium van de Wet op de ruimtelijke ordening. Tegen het - in afwijking van het moederplan - vastgestelde uitwerkingsplan bestaan dan ook zeer ernstige ecologische bezwaren, zoals blijkt uit het in opdracht van cliënt door Els & Linde B.V. opgestelde rapport Effecten plannen Lange Dreef op de natuur (januari 2010), dat als bijlage bij deze brief gaat. Voor de door u aan deze brief bestede aandacht zeg ik u gaarne dank. Met de meeste hoogachting,
NautaDutilh, GJ^MfCartigny
53082020M 2324165/2
Effecten plannen Lange Dreef op de natuur
Linde
Effecten plannen Lange Dreef op de natuur
Auteur
PJ.H. van der Linden
Opdrachtgever M. Willems Projectnummer 07.066 Ingen januari 2010 foto omslag
Het plangebied met zicht op de kerk
Els & Linde B.V. Dr. A.R. Holplein 1 4031MB Ingen tel: 0344 - 642517 fax: 0344 - 600832 mob: 06 - 27564247 e-mail: vanderlinden€ telsenlinde.nl
Inhoud Aanleiding Samenvatting Werkwijze Waarnemingen Ecologische voorwaarden Afwijkingen bestemmingsplan Afwijkingen ecologisch onderzoek Effecten afwijkende inrichting Inrichtingsplan groenstrook Ecohydrologie en helofytenfilter Literatuur
4 5 12 13 16 18 19 26 29 31 33
Aanleiding De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft het voornemen een woonwijk te ontwikkelen naast het landgoed Dennenburg. Voor het toenmalige bestemmingsplan zijn enkele onderzoeken uitgevoerd, voor in ieder geval het ecologisch onderzoek was een groene woonwijk met maximaal 200 woningen het uitgangspunt. Aan het bestemmingsplan zijn vergaande mitigatie en compensatie maatregelen gekoppeld om niet strijdig te zijn met de natuurwetgeving. Momenteel ligt er een wijziging van het bestemmingsplan ter inzage waarin grote veranderingen worden voorgesteld. Het vastgestelde bestemmingsplan kent een uit te werken woonbestemming met als maximum 250 woningen. Op basis van een beeldkwaliteitplan is vervolgens vastgesteld dat om dat woningaantal te kunnen halen afgeweken moet worden van de ecologische uitgangspunten en de grenzen van de uit te werken woonvelden moeten worden overschreden. Er wordt door de gemeente vervolgens niet gekozen voor een plan in overeenstemming met de 200 woningen uit het ecologische rapport, maar voor een vrijstellingsprocedure om de afwijkingen te repareren. Aanvullend is er sprake van vestiging van een paardenfokkerij binnen het nieuwe plangebied (Engweg 38a). Toetsing van de paardenfokkerij aan de ammoniakwetgeving en de Natura 2000 ontbreekt volledig in het ecologisch onderzoek. Aangezien - bij ons - onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om te oordelen over de omvang van de effecten wordt hiermee gewacht tot de gemeente de verplichte onderzoeken heeft uitgevoerd. Leeswijze In de samenvatting worden de ecologische en ecohydrologische opmerkingen naar aanleiding van het voornemen voor het bouwen van een woonwijk naast het landgoed weergegeven. Deze opmerkingen zijn gerelateerd aan de wetgeving met betrekking tot natuurbescherming. In de daarna volgende hoofdstukken worden de ecologische opmerkingen nader en inhoudelijk onderbouwd. Het voorliggende rapport is bedoeld als onderbouwing van de zienswijze tegen het voornemen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Linde
4
Ecologie lange Dreef
Samenvatting Voor het opstellen van de reactie is gebruik gemaakt van de navolgende documenten die door of namens de gemeente zijn opgesteld. Aanvullend is gebruik gemaakt van vrij verkrijgbare wetenschappelijke literatuur, deze is achterin het rapport gerefereerd. • Van den Bijtel (juni 2009) Ecologisch onderzoek Lange Dreef/Engweg 38a e.o. Driebergen-Rijsenburg. Tussentijdse rapportage. • Grontmij & Van den Bijtel (11 maart 2009) Natuur in de Lange Dreef. Inrichtingsplan Natuurzone en uitgangspunten voor overig groen • Grontmij (14 april 2009) Waterhuishoudingsplan Lange Dreef • Van den Bijtel (januari 2005) Ecologisch onderzoek lange Dreef Driebergen-Rijsenburg • Van den Bijtel (december 2009) Ecologisch onderzoek Lange Dreef/Engweg 38a e.o. •
Conclusie 1. In het ecologisch onderzoek is sprake van versluierend taalgebruik en een niet voldoende analyse. Volgens de conclusie uit het recente ecologisch onderzoek worden 9 (negen) strikt beschermde soorten, terwijl er in werkelijkheid minimaal 27 (zevenentwintig) strikt beschermde soorten voorkomen. 2. Het verkrijgen van een ontheffing ex artikel 75 Flora en Faunawet is uiterst onzeker (o.a. voorkomen van vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen). Voorafgaand aan de aanvraag moet een afdoend onderzoek en een correct mitigatieen compensatieplan worden opgesteld. Er lijkt sprake van een gevraagd onderzoek. 3. Het uitvoeren van de adviezen in het ecologisch advies leidt tot overtreding van de wet (Flora en Faunawet, Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). 4. Een toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000), de Ammoniakrichtlijn en de Wet ammoniak en veehouderij ontbreekt in het geheel. 5. De verschillen in "verplichte"compensatie uit het onderzoek 2005 en 2009 zijn niet verklaarbaar - er is meer schade en minder compensatie nodig. 6. Het waterhuishoudingsplan kijkt alleen naar kwantiteit, terwijl de kwaliteit doorslaggevend is voor de ecologische doelen. Een waterberging van 4 mm is krap. 7. De groenstrook heeft om verschillende redenen geen functie meer als mitigatie voor de schade en een compensatieplan ontbreekt. Ook de overige - als mitigerend bedoelde - maatregelen zijn niet correct. De compensatie moet immers gericht zijn op het opheffen van de schade. De voorgestelde maatregelen in het ecologisch advies leidt tot overtreding van de Flora en Faunawet. Als de gemeente zonder ontheffing gaat bouwen is sprake van een moedwillige overtreding van de Flora en Faunawet, dat is gelijk gesteld aan een economisch delict. 8. Oorspronkelijk was uitgangspunt dat er haaks op de groenstrook ecologische verbindingen zouden komen. Deze groene gebieden worden in het nieuwe voor-
Linde
5
Ecologie lange Dreef
stel bebouwd. Deze kunnen dus niet meer als mitigatie of compensatie worden beschouwd. 9. Er ontbreekt een analyse van de effecten van meer woningen en minder groen (binnen de woonwijk is geen structureel groen aanwezig). Ook hierdoor is er meer compensatie nodig. 10.De helofytenfilter moet als een niet-natuurlijke functie worden bestemd. Bovendien ligt deze benedenstroom van de groenstrook die als natuurcompensatie is bedoeld. •
Algemene opmerkingen • De ecologische onderzoeken zijn qua inventarisatie redelijk (er zitten wel enkele gaten in het onderzoek), de analyse is echter ondermaats (of is gestuurd). • Uit de rapporten van Van den Bijtel (en twee aanvullende waarnemingen) blijkt dat er minimaal 27 soorten voorkomen die strikt beschermt zijn voorkomen (waarvan het merendeel op tabel 3 staat). De conclusie in het ecologisch onderzoek (pp 42) dat wijst op "slechts" 9 soorten is daarom misleidend. • de suggestie "verplaatsing van nesten" is - zonder ontheffing - niet mogelijk, terwijl deze niet kan worden gegeven. Zie o.a. de circulaire van augustus 2009 van de DR en enkele uitspraken van de RvS. • De suggestie voor mitigatie/compensatie voor aantasting van de migratieroute door het plaatsen van vleermuiskasten is niet correct (je moet de schade voorkomen c.q. oplossen en niet zo maar iets doen). • In het eerste ecologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat er waarschijnlijk hazelworm, franjestaart en boommarter voorkomen. In het recente ecologisch onderzoek is NIET onderzocht of deze soorten daadwerkelijk voorkomen of afwezig zijn. Het onderzoek is derhalve onvoldoende zorgvuldig om als een afdoend onderzoek te gelden. Ook wordt niet onderzocht of geanalyseerd wat de effecten zijn op de beschermde soorten (er is bijvoorbeeld geen inzicht gegeven op de aanwezigheid van deze soorten in de omgeving), ook dat maakt dat het geen afdoend onderzoek is. • Een ontheffing ex artikel 75 Flora en Faunawet kan alleen gegeven worden als er sprake is van een groot maatschappelijk belang met dwingende redenen, woningbouw is geen groot maatschappelijk belang met dwingende redenen. • Een ontheffing ex artikel 75 kan derhalve niet verkregen worden, tenzij er een volledige mitigatie of compensatie wordt opgenomen. • er komen (ruim) 250 woningen en maatschappelijke voorzieningen in het plangebied. Binnen de plangrenzen is geen structureel groen met ecologische potentie aanwezig na realisatie (door de belangrijk geachte houtsingel komt - in de lengte richting - een langzaamverkeerroute). Zodat alle mitigatie/compensatie in de smalle strook tussen Dennenburg en Lange Dreef moet worden gerealiseerd. In de twee groene dwarsverbindingen komen woningen en wadi's. • het oorspronkelijke ecologisch onderzoek gaat uit van 200 woningen, veel groen in de nieuwe wijk en een lange lijst dwingende ecologische voorschriften. Het nieuwe ecologisch onderzoek gaat uit van 250 woningen (zonder daar aandacht aan te schenken, alleen een tussenzin in het ecologische rapport wijst hierop).
•af =» Linde
6
Ecologie lange Dreef
De mitigerende voorschriften beperken zich tot werken buiten de kwetsbare periode, verplaatsen van nesten (mag niet) en aanbrengen vleermuiskasten. Verder een algemene opmerking over lichtverstoring - zonder dwingende begrenzing hiervan. De ontsluiting van de paardenfokker moet via het onverharde pad langs de groenstrook komen, immers door de woonwijk is geen ontsluiting mogelijk. De ontsluiting is daarmee een extra verstoring van het als compensatie bedoelde gebied. Deze extra verstoring is niet besproken of onderzocht in de ecologische onderzoeken namens de gemeente. De wadi's worden gedimensioneerd op 6 mm neerslag (4 mm plus 50% overcapasiteit). Er is een overstort rechtstreeks op de "ecologische zone". Het aantal overstorten is jaarlijks groter dan 20 (zie tabel 1 in de bijlage 1). Er is dus regelmatig uitspoeling van faecaliënrijk (honden, katten) water naar de groenstrook - er is dan sprake van hooguit matig voedselarm (mesotroof) water. Het water is daarom niet geschikt als compensatie voor de poelkikker. Het is één van de effecten die veroorzaakt wordt door 250 i.p.v. 200 woningen. In de ecologische zone - ten hoogte van 38a - komt een helofytenfilter (in de rapporten biezenveld genoemd). Zo'n helofytenfilter zuivert water van zwevende stof en zeer beperkt van fosfaat - op voorwaarde dat de filter groot genoeg is. Een helofytenfilter is GEEN natuur, maar een industrieel filter. Het beheer is immers gericht op een goede filtratie en niet op natuurwaarden (en die is echt tegenstrijdig aan elkaar). Het helofytenfilter is dan ook als een blokkade van de ecologische structuur te beschouwen, zeker in combinatie met de geplande paardenfokkerij naast en aansluitend op het helofytenfilter.. Het helofytenfilter is benedenstrooms van de natte groene strook gepland. Er is dus zuivering achter in plaats van voor het als compensatie beoogde gebied. De groenstrook is geen mitigatie of compensatie - belangrijk is hiervoor dat niet de geschikte habitats voor de beschermde soorten worden ontwikkeld (er is bijvoorbeeld sprake van een vijver als doelstelling binnen het inrichtingsplan). Verder blijft dat de groenstrook smaller wordt dat de in het bestemmingsplan en het eerste ecologisch rapport vereiste 50 meter. In de groenstrook is - gezien de inrichting en vorm - veel verstoring door recreatie en honden te verwachten. De waternota gaat alleen over stedelijk water er is geen aandacht besteed aan de ecohydrologie - en juist die is hier kwetsbaar (ook op het landgoed Dennenburg). Effecten inrichting Lange Dreef op de natuur In het ecologisch onderzoek door Van den Bijtel (2005) staat een lijst strikt omschreven voorwaarden waaraan de nieuwe woonwijk moet voldoen om te passen binnen de wettelijke kaders van de Flora- en Faunawet (en de overige wet- en regelgeving m.b.t. natuurbescherming). Door een verwijzing naar het ecologisch onderzoek in het bestemmingsplan geeft de gemeente aan, dat het ecologisch onderzoek in goede orde is ontvangen en deel uitmaakt van de voor-
f' Linde
7
Ecologie lange Dreef
waarden voor het ontwikkelen van de woonwijk. Voor het overzicht worden de ecologische eisen hieronder letterlijk herhaald. Bij de inrichting van het gebied moet rekening worden gehouden met drie belangrijke ecologische randvoorwaarden: 1. de natuurwaarden en de landschappelijke waarden van het landgoed Dennenburg mogen niet worden aangetast; 2. het verlies aan leef- en foerageergebied moet worden gecompenseerd; 3. de eventuele bebouwing van de Lange Dreef mag geen nadelige invloeden hebben op het kwelgebied ten zuidwesten van het plangebied. Voor de inrichting van het gebied geldt het volgende programma van eisen: 1. tussen de bebouwing en het landgoed Dennenburg moet een groene zone (buffer) van 50 m worden aangehouden; 2. de onverharde steeg die tussen het landgoed en de graslanden doorloopt, blijft onverhard. Er wordt geen verhard fietspad of een intensief gebruikt wandelpad aangelegd; 3. de ontsluiting van de nieuwbouw vindt plaats vanaf de Lange Dreef. Er wordt geen doorgaande weg in de nieuwbouw aangelegd; 4. de groene buffer moet zowel de functie van leefgebied als verbindingszone vervullen; 5. de groene buffer wordt zodanig ingericht dat deze het karakter krijgt van een open bosrand met struwelen, stukjes grasland en verspreide bomen en/of boomgroepen; 6. om de groene buffer optimaal te kunnen laten functioneren, moet de verstoring door een passende inrichting tot een minimum worden beperkt; 7. de nieuwbouw wordt zo groen mogelijk ingericht, bijvoorbeeld in de vorm van groene kampen; 8. de aanwezige houtsingel aan de noordwestzijde van het plangebied wordt doorgetrokken over de gehele lengte en waar mogelijk versterkt; 9. het zuidwestelijk deel van het gebied, globaal gezien vanaf de zuidwestgrens van het landgoed Dennenburg tot aan de zuidgrens van het Overgangslandschap, wordt ingericht als natuurontwikkelingsgebied; 10. de groene buffer en het natuurontwikkelingsgebied worden voorgedragen voor begrenzing als natuurgebied en aangemeld bij het Programma Beheer; 11. het grondwater in het gebied wordt niet afgevangen door singels; 12. de eventueel nieuw te bouwen woningen worden voorzien van watervast beton of worden gebouwd zonder kruipruimtes; 13. bij de eventuele nieuwbouw wordt een gescheiden rioleringssysteem aangelegd waarbij het regenwater wordt afgekoppeld. Dit regenwater wordt opgevangen en gefilterd in een deels nieuw aan te leggen stelsel van greppels, sloten, slootverbredingen en retentiebekkens en vervolgens afgevoerd via de sloten in het gebied.
Linde
8
Ecologie Lange Dreef
Opmerkelijk is dat slechts enkele van de strikte voorschriften (immers ze zijn noodzakelijk om niet strijdig te handelen met de wetgeving) worden opgevolgd; alleen voorschrift 11 en 13 en 5 deels worden opgevolgd (over 10 en 12 kan nog niet geoordeeld worden). In het ecologisch rapport was aangegeven dat de maatregelen noodzakelijk zijn om een ontheffing ex artikel 75 Flora en Faunawet te kunnen krijgen. Daarbij komt dat door recente uitspraken van de Raad van State een en ander scherper wordt getoetst. Afwijkingen t.o.u. bestemmingsplan Het uitwerkingsplan c.q. het beeldkwaliteitplan wijkt af van het bestemmingsplan. Hier worden alleen de afwijkingen genoemd die van invloed - kunnen - zijn op de ecologische waarden en op het landgoed Dennenburg. • er komt een recreatieve ontsluiting van de bufferzone, inclusief voetpad in de bufferzone • de bufferzone wordt substantieel smaller dan op de plankaart staat aangegeven • er komt meer verstening in de wijk (hogere grond uitgifte) • er komt een rij woningen met direct zicht op de bufferzone (huizen zijn gericht op) • de groenstroken tussen de 'kampen' wordt bebouwd • er komt een doorgaande weg • er komt - in de lengte richting - een voet- of fietspad door de houtsingel • er komt een ontsluitingsweg langs de bufferstrook. Afwijkingen t.o.u. het ecologisch onderzoek In het ecologisch onderzoek zijn een aantal voorwaarden opgenomen waaraan het plan moet voldoen om een ontheffing ex art. 75 Flora en Faunawet te (kunnen) verkrijgen. Niet alle voorwaarden zijn op een juiste en volledige wijze nagekomen. Dat heeft natuurlijk een effect op de schade aan de natuurwaarden. Daarnaast is er een belangrijk uitgangspunt van het ecologisch onderzoek namelijk de bouw van maximaal 200 woningen. In het bestemmingsplan staat dat er als uitgangspunt 250 woningen wordt genomen. Bij nauwkeurige lezing van het bestemmingsplan blijkt het echter om ca 280 woningen te gaan. Van de te bouwen woningen wordt 10% voor zorggerelateerde woningen bestemd, en in die woningen komen 'één tot enkele wooneenheden' (bestemmingsplan pp 21). Bovendien komen er vier standplaatsen voor woonwagens, en die zijn eveneens als een woning te beschouwen. Bij een gemiddelde van twee wooneenheden in de zorggerelateerde woningen geeft dat 279 woningen! Dat is 40% meer dan het uitgangspunt van het ecologisch onderzoek. In het plangebied komt volgens het bestemmingsplan tevens enkele maatschappelijke voorzieningen (zorggebouw, huisartsenpraktijk en kerk worden genoemd). Met deze verkeersaantrekkende voorzieningen is geen rekening gehouden in het ecologisch onderzoek. De extra woningen en de maatschappelijke voorzieningen leiden tot meer verstening en een kwetsbaarder watersysteem
¥
Linde
9
Ecologie lange Dreef
(intern is er geen ruimte voor waterbuffering meer, wat in het waterhuishoudingsplan wordt onderschreven). De afwijkingen ten opzichte van de uitgangspunten en de voorwaarden uit het ecologisch onderzoek worden hierna puntsgewijs opgesomd (referentie is het beeldkwaliteitplan en het uitwerkingsplan). (veel) meer verstening door meer woningen en andere gebouwen, alleen voor de kerk zijn al 70 parkeerplaatsen opgenomen er komt een doorgaande weg in het plangebied er komt lichthinder in de bufferzone door de vormgeving van de wijk de bufferzone wordt recreatief ontsloten, terwijl er intern geen of nauwelijks groen van enige omvang overblijft de bufferzone annex natuurontwikkelinggebied krijgt een effectieve breedte die minder is dan 50 meter in de houtsingel c.q. houtwal komt - in de lengte richting - een voet- of fietspad van de groene kampen blijft niets over, het is een standaard Vinexwijk geworden er komt een ontsluitingsweg voor de paardenfokkerij langs de bufferstrook In de nota waterhuishouding of de nota's met het ecologisch onderzoek wordt in het geheel geen aandacht geschonken aan het kwetsbare ecohydrologisch systeem, er is een grote kans op verdroging van het aangrenzende landgoed. Dat staat als verdroginggevoelig in de provinciale rapporten. Veranderingen in het ecohydrologisch model kan eveneens een significant effect hebben op de kwelzone die deels door het plangebied loopt. De opmerkingen van Van den Bijtel over de noodzaak van watervast beton en kruipruimteloos bouwen duiden ook op een gevoelig ecohydrologisch systeem. Effecten meer woningen Uiteraard zijn de effecten van meer woningen (280, resp. 254 i.p.v. 200) niet geheel los te zien van de effecten als gevolg van de veranderde inrichting. Immers door de toename van het aantal woningen zal er ook een hogere bouwdichtheid noodzakelijk zijn. In Van den Bijtel wordt het aantal extra woningen (van 200 tot 250) geconstateerd en verder genegeerd. Effecten die direct samenhangen met het aantal woningen, bewoners en bezoekers zijn: meer verstening en daardoor: meer run-off een sneller watersysteem (met kans op verdroging en vernatting) fiets- of voetpad door de houtsingel minder intern groen en dus een grotere druk op het buitengebied meer activiteiten van mensen en daardoor: meer geluid meer lichthinder meer aanwezigheid
Linde
10
Ecologie lange Dreef
meerkatten en honden (o.a. faecaliën) meer zwerfvuil hogere emissiewaarden minder draagvlak (noodzakelijk voor handhaving)
Effecten afwijkende inrichting De voorgestelde inrichting van de nieuwe woonwijk Lange Dreef in het beeldkwaliteitplan is op essentiële onderdelen afwijkend van het bestemmingsplan en van de inrichtingeisen die voortvloeien uit het ecologisch onderzoek. Aan de randvoorwaarden op ecologisch gebied wordt niet voldaan, er komt een recreatieve ontsluiting van de bufferzone, inclusief voetpad in de bufferzone, terwijl er intern geen of nauwelijks groen van enige omvang overblijft de bufferzone annex natuurontwikkelinggebied krijgt een effectieve breedte die minder is dan 50 meter, het wordt aanmerkelijk smaller dan op de plankaart aangegeven er komt een rij woningen met direct zicht op de bufferzone (huizen zijn gericht op). Er komt dus lichthinder in de bufferzone door de vormgeving van de wijk (veel) meer verstening door meer woningen en andere gebouwen, alleen voor de kerk zijn al 70 parkeerplaatsen opgenomen, de groenstroken tussen de 'kampen' wordt bebouwd. Van de groene kampen blijft niets over, het is en standaard Vinexwijk geworden. Er komt een doorgaande weg en - in de lengte richting - een voet- of fietspad door de houtsingel c.q. de houtwal.
Linde
11
Ecologie Lange Dreef
Werkwijze Het onderzoek van Els & Linde is te beschouwen als een second opinion van de onderzoeken van Van den Bij tel die zijn verricht in opdracht van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Deze onderzoeken vormen daarmee de basis van het voorliggende rapport. Aanvullend en ter onderbouwing van de second opinion is een uitgebreide desktop research uitgevoerd en is het plangebied eenmaal bezocht door een ecoloog. Het veldbezoek is uitgevoerd in het inventarisatieseizoen van 2007. Het veldbezoek van Els & Linde is primair bedoeld als oriëntatie op het plangebied en beoogd de waarnemingen van Van den Bijtel te kunnen duiden. Aanvullend is gezocht in waarnemingen uit bestaande bronnen van derden (o.a. waarneming.nl, ravon.nl en enkele atlassen). Hiermee is een goed beeld ontstaan over de mogelijk aanwezige soorten en natuurwaarden binnen het plangebied en daaraan grenzend. Op basis van de desktop research en het veldbezoek kunnen de waarnemingen van Van den Bijtel worden bevestigd en aangevuld met twee strikt beschermde soorten. In het hoofdstuk waarnemingen wordt uitgebreider ingegaan op de aanwezige soorten binnen het plangebied. Er wordt niet nader ingegaan op soorten in de directe omgeving van het plangebied - de lijst met waarnemingen van strikt beschermde soorten zal dan stellig worden uitgebreid. Van den Bijtel schenkt veel aandacht aan de oranje lijst (een soort provinciale rode lijst die alleen door de provincie Utrecht is gemaakt) en de ecologische hoofdstructuur. Aangezien van een oranje lijst geen beschermende werking uitgaat en de waarde discutabel is, wordt hier niet verder op ingegaan door ons. De redenatie met betrekking tot de ecologische hoofdstructuur is redelijk plausibel en wordt door ons als correct overgenomen. De plannen voor de woonwijk en de paardenfokkerij moeten eveneens getoetst worden aan de Natura 2000 (Natuurbeschermingswet 1998) en aan de Wet ammoniak en veehouderij. Deze toetsing is niet uitgevoerd in opdracht van de gemeente. Aangezien voor een correcte toetsing enkele relevante gegevens voor ons niet beschikbaar zijn, is afgezien van een controle of onderbouwing van de effecten in dit kader. Na uitvoering van de noodzakelijke onderzoeken door de gemeente zullen deze beoordeeld kunnen worden op inhoudelijke aspecten.
Linde
12
Ecologie lange Dreef
Waarnemingen Uit de inventarisaties in 2004 en 2009 (Van den Bijtel) volgt dat er belangrijke tot zeer belangrijke natuurwaarden in het plangebied aanwezig zijn. Landschappelijk en cultuurhistorisch is het plangebied een onderdeel van de Langbroekerwetering. Het plangebied en de Langbroekerwetering liggen aan de zuidwest zijde van de Utrechtse Heuvelrug. Juist op zulke overgangsgebieden worden hoge natuurwaarden aangetroffen; de inventarisaties van Van den Bijtel bevestigen dat.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Opgemerkt wordt dat de inventarisatie enige leemten vertoont. De belangrijkste leemten zijn puntsgewijs benoemd: In 2004 constateert Van den Bijtel de mogelijke aanwezigheid van de hazel worm (Anguis fragilis) en de boommarter (Martes martes) binnen het plangebied. Deze soorten zouden met gericht onderzoek nader moeten worden vastgesteld. Dat onderzoek is ondanks de constatering van de onderzoeker niet uitgevoerd. Uit goed toegankelijke bronnen blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied vrij veel dassen (Meles meles) voorkomen (Moll 2005, waarneming.nl). Daarnaast is bekend dat ook in West en Midden-Nederland de populatie dassen sterk groeit. Een onderzoeker moet dan alert zijn op het voorkomen van deze soort. Uit een eenmalig veldbezoek van Els & Linde is gebleken dat de das ook op de Lange Dreef voorkomt. Uit goed toegankelijke bronnen blijkt dat er in de omgeving van het plangebied een kans is op het voorkomen van de brandts vleermuis (Myotis brandtii) (Mostert e.a 2005). Van den Bijtel wijst op het mogelijk voorkomen van de franjestaart (M. nattereri). Naar beide soorten had - met inzet van de juiste technieken, in het juiste seizoen en met voldoende inspanning - een inventarisatie uitgevoerd moeten worden. Bekend is dat in de directe nabijheid van het plangebied de kleine dwergvleermuis (Pipistrellus pygmaeus) is aangetroffen (Cornelis 2009). Ook hiernaar had gericht onderzoek moeten worden uitgevoerd. Aan de rand van het plangebied staat een kerk, bekend is dat de gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus) kerkzolders als verblijfruimte gebruikt. Onbegrijpelijk is dan dat hier geen inspectie van de kerkzolder is meegenomen. Voor de bepaling van de effecten van inrichtingsmaatregelen op strikt beschermde soorten moet bekend zijn wat de status van de soort in de omgeving is. De keuze van het onderzoeksgebied - uitsluitend het plangebied - is daarom niet voldoende voor het juist beoordelen van de effecten. Aan de voet van de heuvelrug zijn talrijke landgoederen en buitenplaatsen gesticht. Verder zijn haaks op de belangrijkste wetering smalle langgerekte kavels ontstaan tijdens de occupatie van het gebied. Hierdoor is ter plekke een coulisselandschap ontstaan met een hoge dichtheid aan beschermde planten en dieren.
f* ¥ Lande
13
Ecologie lange Dreef
De bodem bestaat voornamelijk uit beekeerdgronden en leemarm tot zwak lemig fijn zand. In het noordoosten zijn hoge zwarte enkeerdgronden en in het zuiden kalkloze poldervaaggronden mat zavel en lichte klei aanwezig. De grondwaterstand is ongeveer 40 cm onder de nul-horizon (het maaiveld). De Flora en Faunawet heeft sinds mei 2005 een differentiatie in beschermingsniveaus, in drie tabellen wordt een limitatieve opsomming geboden met de verschillende beschermde planten en dieren. De soorten in tabel 1 zijn wel beschermd, maar er is op voorwaarden van naleving van de zorgplicht geen ontheffing noodzakelijk voor een ruimtelijke ingreep. De soorten in tabel 2 en 3 zijn strikter beschermd, er is daarvoor wel een ontheffing noodzakelijk. Daarbij zijn de soorten van tabel 3 zeer strikt beschermd en is er een zwaardere procedure noodzakelijk. In die procedure moet worden aangetoond dat er geen alternatief is. Vogels zijn niet vernoemd op een van de tabellen. Over het algemeen kunnen vogels als tabel 2-soorten beschouwd worden. De vogels zijn tijdens de broedtijd allemaal streng beschermd. Van de vogels met een vaste locatie van het nest (meestal uilen en roofvogels) zijn de broedlocaties als een vaste verblijfplaats te beschouwen. Een vaste verblijfplaats is gedurende het hele jaar strikt beschermd; ook als ze tijdelijk niet gebruikt worden. Ook trek- en migratieroutes worden als een vaste verblijfplaats beschouwd. In verschillende uitspraken van de Raad van State is de Flora en Faunawet getoetst aan de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Deze beide Europese wetten zijn niet alleen de basis voor de Nederlandse natuurwetgeving, maar vormen eveneens een zelfstandig toetsingskader dat in alle aangesloten lidstaten de status van (hogere) wetgeving heeft. De uitspraak van de Raad van State onderschrijft dat, en zegt dat soorten die eveneens op een van beide lijsten staan (ook) getoetst moeten worden aan de criteria uit de richtlijnen. Daaruit volgt dat voor soorten die op de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn staan een negatief effect uitsluitend is toegestaan bij een groot maatschappelijk belang met dwingende redenen. Woningbouw is zoals ook uit de uitspraken van de Raad van State blijkt hier niet als een groot maatschappelijk belang met dwingende redenen te beschouwen. De conclusie is dat de bouw uitsluitend kan doorgaan als er absoluut geen negatief effect is te verwachten. Gezien de grote hoeveelheid strikt beschermde soorten binnen een relatief klein gebied lijkt zo'n uitkomst (zeker zonder afdoende mitigatie of compensatie) op voorhand twijfelachtig. Uiteraard moeten de plannen - ook voor de minder strikt beschermde soorten - zo worden uitgevoerd dat geen of zo weinig mogelijk schade ontstaat (mitigatie). De resterende schade moet gecompenseerd worden. Opgemerkt wordt dat in het bestemmingsplan Lange dreef, slechts het woordgebruik duidt op compensatie. De bufferzone - het woord wijst er ook al op - is op zijn best een onderdeel van de mitigatie, maar het is geen compensatie.
Linde
14
Ecologie lange Dreef
soort
2005
Brede wespenorchis Ruig klokje Franjestaart Boommarter Eekhoorn Gewone dwergvleermuis Watervleermuis Gewone baardvleermuis Gewone grootoorvleermuis Laatvlieger Rosse vleermuis Ruige dwergvleermuis Boomvalk Buizerd Gierzwaluw Grote gele kwikstaart Havik Huismus Kerkuil Ooievaar Ransuil Sperwer Steenuil Wespendief Hazelworm Ringslang Poelkikker Heikikker
X X ? ? X X X X X X X X X X
X
X X X
2009 X
X X
X X X X X X X X X X X X X X X
? X X X
Waarnemingen Els & Linde (2007 Das X Hazelworm X
X X X
FF-wet 2 2 3 3 2 3 3 3 3 3 3 3 2v 2v 2v 2v 2v 2v 2v 2v 2v 2v 2v 2v 3 3 3 3
3 3
Status HR/VR Rode lijst
Opmerkingen
mogelijk verwilderd HR kwetsbaar HR HR HR HR HR HR HR
vaste verblijfplaats vaste verblijfplaats vaste verblijfplaats vaste verblijfplaats kwetsbaar vaste verblijfplaats kwetsbaar vaste verblijfplaats kwetsbaar vaste verblijfplaats vaste verblijfplaats
gevoelig kwetsbaar
aanwezig aanwezig aanwezig aanwezig aanwezig aanwezig aanwezig aanwezig
vaste verblijfplaats aanwezig vaste verblijfplaats aanwezig vaste verblijfplaats aanwezig
VR kwetsbaar kwetsbaar
vaste verblijfplaats aanwezig vaste verblijfplaats aanwezig vaste verblijfplaats aanwezig
VR kwetsbaar HR HR
haren, prenten waarneming.nl
Tabel 1. De strikt beschermde planten en dieren binnen het plangebied en directe omgeuing. In de ecologisch onderzoeken zijn de waarnemingen slechts beperkt gekarteerd, de meeste soorten worden op een lijst gepresenteerd. Voor het overzicht zijn - uitsluitend - de soorten met een strikte bescherming hieronder overgenomen. De overige soorten worden (en zijn) buiten beschouwing gelaten bij de analyse over de effecten. Door Van den Bijtel doordat het effect op deze soorten marginaal is en in het voorliggende rapport omdat de bescherming zich beperkt tot de zorgplicht.
Linde
15
Ecologie lange Dreef
Ecologische voorwaarden In het ecologisch onderzoek uitgevoerd door Van den Bijtel (2004) staat een lijst strikt omschreven voorwaarden waaraan de nieuwe woonwijk moet voldoen om te passen binnen de wettelijke kaders van de Flora- en Faunawet (en de overige wet- en regelgeving m.b.t. natuurbescherming). Door een verwijzing naar het ecologisch onderzoek in het bestemmingsplan geeft de gemeente aan, dat het ecologisch onderzoek in goede orde is ontvangen en deel uitmaakt van de voorwaarden voor het ontwikkelen van de woonwijk. Voor het overzicht worden de ecologische eisen hieronder letterlijk herhaald. Bij de inrichting van het gebied moet rekening worden gehouden met drie belangrijke ecologische randvoorwaarden: 1. de natuurwaarden en de landschappelijke waarden van het landgoed Dennenburg mogen niet worden aangetast; 2. het verlies aan leef- en foerageergebied moet worden gecompenseerd; 3. de eventuele bebouwing van de Lange Dreef mag geen nadelige invloeden hebben op het kwelgebied ten zuidwesten van het plangebied.
• •
• • •
• • • •
• •
Linde
16
Voor de inrichting van het gebied geldt het volgende programma van eisen: tussen de bebouwing en het landgoed Dennenburg moet een groene zone (buffer) van 50 m worden aangehouden; de onverharde steeg die tussen het landgoed en de graslanden doorloopt, blijft onverhard. Er wordt geen verhard fietspad of een intensief gebruikt wandelpad aangelegd; de ontsluiting van de nieuwbouw vindt plaats vanaf de Lange Dreef. Er wordt geen doorgaande weg in de nieuwbouw aangelegd; de groene buffer moet zowel de functie van leefgebied als verbindingszone vervullen; de groene buffer wordt zodanig ingericht dat deze het karakter krijgt van een open bosrand met struwelen, stukjes grasland en verspreide bomen en/of boomgroepen; om de groene buffer optimaal te kunnen laten functioneren, moet de verstoring door een passende inrichting tot een minimum worden beperkt; de nieuwbouw wordt zo groen mogelijk ingericht, bijvoorbeeld in de vorm van groene kampen; de aanwezige houtsingel aan de noordwestzijde van het plangebied wordt doorgetrokken over de gehele lengte en waar mogelijk versterkt; het zuidwestelijk deel van het gebied, globaal gezien vanaf de zuidwestgrens van het landgoed Dennenburg tot aan de zuidgrens van het Overgangslandschap, wordt ingericht als natuurontwikkelingsgebied; de groene buffer en het natuurontwikkelingsgebied worden voorgedragen voor begrenzing als natuurgebied en aangemeld bij het Programma Beheer; het grondwater in het gebied wordt niet afgevangen door singels;
Ecologie lange Dreef
de eventueel nieuw te bouwen woningen worden voorzien van watervast beton of worden gebouwd zonder kruipruimtes; bij de eventuele nieuwbouw wordt een gescheiden rioleringssysteem aangelegd waarbij het regenwater wordt afgekoppeld. Dit regenwater wordt opgevangen en gefilterd in een deels nieuw aan te leggen stelsel van greppels, sloten, slootverbredingen en retentiebekkens en vervolgens afgevoerd via de sloten in het gebied. In het ecologisch onderzoek uit 2009 zijn eveneens enkele voorwaarden opgenomen in het kader van de Flora en Faunawet. Deze maatregelen zijn echter beduidend minder vergaand dat de voorwaarden die eerder zijn gesteld. Een opmerkelijk gegeven omdat er - door de wijzigingen van het bestemmingsplan - een grotere aantasting van de geconstateerde natuurwaarden plaatsvindt. Daarnaast zijn enkele voorstellen absoluut niet als compensatie of mitigatie te beschouwen of zelfs niet uitvoerbaar (verplaatsen van een vaste verblijfplaats). Meest in het oog springend is het voorstel voor het plaatsen van vleermuiskasten (welke is onduidelijk) als compensatie voor een vaste verblijfplaats in de vorm van een migratieroute. De voorwaarden uit het rapport uit 2009 kunnen daarom slechts als aanvulling op de voorwaarden uit 2004 beschouwd worden. Daarnaast moet geconstateerd worden dat een afdoende mitigatie compensatie van de negatieve effecten vooralsnog ontbreekt.
*
Linde
17
Ecologie lange Dreef
Afwijkingen bestemmingsplan Het uitwerkingsplan c.q. het beeldkwaliteitplan wijkt af van het bestemmingsplan. Hier worden alleen de afwijkingen genoemd die van invloed - kunnen - zijn op de ecologische waarden en op het landgoed Dennenburg. Bekend is uiteraard dat het beeldkwaliteitplan niet ter inzage ligt, maar deze is wel bepalend voor de uitvoering. Om die reden wordt deze eveneens beoordeeld c.q. gebruikt om het ecologisch onderzoek te beoordelen. • er komt een recreatieve ontsluiting van de bufferzone, inclusief voetpad in de bufferzone • de bufferzone wordt substantieel smaller dan op de plankaart staat aangegeven • er komt meer verstening in de wijk (hogere grond uitgifte) • er komt een rij woningen met direct zicht op de bufferzone (huizen zijn gericht op) • de groenstroken tussen de 'kampen' wordt bebouwd • er komt een doorgaande weg • er komt - in de lengte richting - een voet- of fietspad door de houtsingel c.q. de houtwal
Linde
18
Ecologie lange Dreef
Afwijkingen ecologisch onderzoek In het ecologisch onderzoek zijn een aantal voorwaarden opgenomen waaraan het plan moet voldoen om een ontheffing ex art. 75 Flora en Faunawet te (kunnen) verkrijgen. Niet alle voorwaarden zijn op een juiste en volledige wijze nagekomen. Dat heeft natuurlijk een effect op de schade aan de natuurwaarden. Daarnaast is er een belangrijk uitgangspunt van het ecologisch onderzoek namelijk de bouw van maximaal 200 woningen. In het bestemmingsplan staat dat er als uitgangspunt 250 woningen wordt genomen. Bij nauwkeurige lezing van het bestemmingsplan blijkt het echter om ca 280 woningen te gaan. Van de te bouwen woningen wordt 10% voor zorggerelateerde woningen bestemd, en in die woningen komen 'één tot enkele wooneenheden' (bestemmingsplan pp 21). Bovendien komen er vier standplaatsen voor woonwagens, en die zijn eveneens als een woning te beschouwen. Bij een gemiddelde van twee wooneenheden in de zorggerelateerde woningen geeft dat 279 woningen! Dat is 40% meer dan het uitgangspunt van het ecologisch onderzoek. In het plangebied komt volgens het bestemmingsplan tevens enkele maatschappelijke voorzieningen (zorggebouw, huisartsenpraktijk en kerk worden genoemd). Met deze verkeersaantrekkende voorzieningen is geen rekening gehouden in het ecologisch onderzoek. De extra woningen en de maatschappelijke voorzieningen leiden tot meer verstening en een kwetsbaarder watersysteem (intern is er geen ruimte voor waterbuffering meer). De afwijkingen ten opzichte van de uitgangspunten en de voorwaarden uit het ecologisch onderzoek worden hierna puntsgewijs opgesomd (referentie is het beeldkwaliteitplan en het uitwerkingsplan). • (veel) meer verstening door meer woningen en andere gebouwen, alleen voor de kerk zijn al 70 parkeerplaatsen opgenomen • er komt een doorgaande weg in het plangebied • er komt lichthinder in de bufferzone door de vormgeving van de wijk • de bufferzone wordt recreatief ontsloten, terwijl er intern geen of nauwelijks groen van enige omvang overblijft • de bufferzone annex natuurontwikkelinggebied krijgt een effectieve breedte die minder is dan 50 meter • in de houtsingel c.q. houtwal komt - in de lengte richting - een voet- of fietspad • van de groene kampen blijft niets over, het is een standaard Vinexwijk geworden Hoe het hydrologisch systeem wordt vormgegeven is tijdens het schrijven van het rapport nog niet bekend. Het ecohydrologisch systeem ter plekke is kwetsbaar, er is een grote kans op verdroging van het aangrenzende landgoed. Dat staat als verdroginggevoelig in de provinciale rapporten. Veranderingen in het & «/ L i n d e
19
Ecologie Lange Dreef
ecohydrologisch model kan eveneens een significant effect hebben op de kwelzone die deels door het plangebied loopt. De opmerkingen van Van den Bijtel over de noodzaak van watervast beton en kruipruimteloos bouwen duiden ook op een gevoelig ecohydrologisch systeem. Effecten meer woningen Uiteraard zijn de effecten van meer woningen (280, resp. 254 i.p.v. 200) niet geheel los te zien van de effecten als gevolg van de veranderde inrichting. Immers door de toename van het aantal woningen zal er ook een hogere bouwdichtheid noodzakelijk zijn. Om inzicht te krijgen op de effecten van een woonwijk van resp. 200 en meer dan 200 woningen is begonnen met een uitgebreid bronnenonderzoek. Helaas blijkt er geen empirisch onderzoek bekend waarin de effecten van bebouwing zijn gekwantificeerd en gekalibreerd op het aantal woningen. Uit de vele bronnen blijkt dat de effecten sterk afhangen van de locatie. Er zijn geen bronnen bekend waarin op één locatie berekend is wat de effecten zijn van verschillende aantallen woningen. De beschreven dosiseffectrelaties zijn te beschouwen als expert judgement en hebben geen generieke betekenis. Veel van de effecten hebben een rechtstreekse relatie met de ecologische draagkracht van het gebied. Voor een deel is het effect niet gerelateerd aan het aantal woningen of bewoners. Zo is door bebouwing de nestplaats van de steenuil effectief vernietigd met één woning. Het plaatsen van een tweede woning vernield geen nest, omdat dat nest al verdwenen is.
• • • m
Effecten die direct samenhangen met het aantal woningen, bewoners en bezoekers zijn: meer verstening en daardoor: meer run-off een sneller watersysteem (met kans op verdroging en vernatting) fiets- of voetpad door de houtwal c.q. houtsingel minder intern groen en dus een grotere druk op het buitengebied meer activiteiten van mensen en daardoor: meer geluid meer lichthinder meer aanwezigheid meer katten en honden (o.a. faecaliën) meer zwerfvuil hogere emissiewaarden minder draagvlak (noodzakelijk voor handhaving) Meer verstening De verstening zal significant toenemen, niet alleen doordat er 25 tot 40% meer woningen binnen het plangebied komen, maar ook doordat er verschillende sociaal maatschappelijke bouwwerken in de wijk gepland zijn. De afwijking in
<s f Linde
20
Ecologie Lange Dreef
'steen' is daardoor fors groter dan het uitgangspunt van 200 woningen (zonder sociaal maatschappelijke bouwwerken) uit het ecologisch onderzoek. Meer run-off Binnen de bebouwde kom bestaat de run-off (het afstromende regenwater) uit een mix van diffuus afval afkomstig uit verschillende bronnen (zwerfvuil, lekkende auto's, faecaliën van honden, etc). Uit verschillende onderzoeken bij stadsvijvers blijkt dat de twee belangrijkste oorzaken voor de vaak slechte waterkwaliteit de uitwerpselen van honden en eenden te zijn. In het onderhavige geval zullen de honden (ook die uit de aangrenzende wijk) veelal binnen de buffer (moeten) worden uitgelaten. Gevolg is een vermesting en verzuring van een gebied dat de natuurwaarden moet compenseren van het hele plangebied. De limnologische karakteristiek van kwelwater is zuurstofrijk, mineraalrijk en voedselarm. Door de - hogere - run-off en de faecaliën van de honden zal vooral het voedselarme karakter verdwijnen en een mesotroof tot eutroof water ontstaan. Indirect zal het zuurstofgehalte door de hogere biomassa en het hogere gehalte aan nitraat en fosfaat (en ammoniak), sterk lager worden. De chemisch zuurstofverbruik (CZV) zal sterk stijgen waardoor er minder zuurstof beschikbaar komt voor de organismen in het water. Het watersysteem zal van oligotroof kwelwater veranderen naar mesotroof bij 200 woningen en sterk eutroof bij 250 of meer woningen. De karakteristiek van het kwelwater gestuurd systeem zal omslaan naar een regenwater gestuurd systeem; de karakteristieke kwelvegetatie zal verdwijnen. mg P/l oligotroof a mesotroof ß mesotroof eutroof polytroof
< 0.005 0.005-0.01 0.01-0.03 0.03-0.1 >0.1
De poelkikker is een strikt beschermd amfibie (tabel 3) dat een duidelijke voorkeur heeft voor kleine voedselarme en vegetatierijke waterpartijen. Door de bouw van 200 woningen zal de waterkwaliteit globaal uitkomen bij de linker pijl in figuurl. Bij de bouw van 250 woningen zal - deels door het veranderde Figuur 1. Waterkwaliteit en het voorkomen van de poelkifefeer in relatie tot de bebouun'ngsdichtheid op de Lange Dreef. 200
fosfaat I
I
r
Linde
21
L
* I
250
1
poelkikker
Ecologie lange Dreef
ruimtegebruik - de rechterpijl de kwaliteit van het oppervlaktewater weergeven. Het leefgebied en het voortplantinggebied van de beschermde poelkikker verdwijnt en is ook in de bufferzone (bij 250 of meer woningen) niet aanwezig. Een sneller watersysteem Het grondwatersysteem van het plangebied en omgeving is complex en mede daardoor kwetsbaar voor verstoringen; belangrijke punten zijn de potentiële verdroging van het landgoed Dennenburg en ogenschijnlijk contrair de vernatting van de weilanden. De belangrijkste oorzaak voor beide problemen vindt zijn oorsprong in de toename van de verharding. Regenwater wordt namelijk vastgehouden - afgeremd - door begroeiing en door de lage stroomsnelheid van grondwater door de poriën tussen de bodemdeeltjes. Verder blijft een deel van het regenwater als freatisch water of hangwater achter in de wortelzone van de begroeide bodem. Bij het verharden van de bodem met asfalt of tegels verdwijnt dit mechanisme en komt het regenwater in pieken en grote snelheid in het oppervlaktewater. Naast een grotere vervuiling en hogere stikstof- en fosfaatgehalten die zo ontstaan, kan dat leiden tot waterlast of watergebrek op andere locaties. Om die redenen zijn er landelijke normen en Europese richtlijnen die voorschrijven dat bij toename van de verharding het regenwater gebufferd moet worden (in zogenoemde retentiebekkens). Deze buffering zou - volgens het bestemmingsplan en het ecologisch onderzoek - plaatsvinden binnen de nieuwe woonwijk. Er kan dan een redelijke waterkwaliteit in het buffergebied gehandhaafd worden en het landgoed wordt beschermd tegen verdroging. Door de (nog) hogere snelheid van het watersysteem bij 250 of meer woningen - en dus een sterkere verstening - zal de retentie in het buffergebied moeten plaatsvinden. Het buffergebied verliest dan (weer) aan kwaliteit. Door het geringe oppervlakte van de bufferzone zal een flink deel dan 'gereserveerd' moeten worden voor waterberging. Daarmee worden de voorwaarden uit het ecologisch onderzoek genegeerd. Een tweede mechanisme dat meespeelt met het waterregime is de ondergrondse afstroming van het grondwater vanuit de heuvelrug. Dat historische grondwater welt op in en langs het plangebied. Met de verhardingen in de lange Dreef wordt deze kwelstroom tegengehouden en afgebogen. Ook deze veranderingen kunnen leiden tot verdroging- en vernattingschade. Een derde mechanisme wordt veroorzaakt door het graven van waterpartijen al dan niet in de bufferzone. Deze lage punten hebben een hogere kweldruk, waardoor ook grondwaterstromen (kunnen) worden afgebogen en er verdroging in het landgoed optreedt. Een belangrijke cultuurhistorische en ecologische waarde van het landgoed Dennenburg wordt gevormd door de oude beukenlanen. Beuken groeien goed op niet al te voedselarme en niet te natte of te droge gronden. Door de ligging van het landgoed aan de teen van de heuvelrug zijn optimale groeiplaatsen voor de beuk volop aanwezig. Beuken zijn echter erg gevoelig voor schomme-
Llnde
22
Ecologie lange Dreef
lingen in het (grond)waterpeil. Als het buffergebied tussen de woonwijk en het landgoed gebruikt wordt voor waterretentie, of door sterke verstening van het plangebied, zal de grondwaterspiegel in het landgoed veranderen en zullen de beuken sterven. Beuken hebben vaak holten ontstaan door inrotting of door spechten. Deze holten zijn een vaste verblijfplaats voor verscheidene vleermuizen, holtebroeders en de boommarter. Als door een onoordeelkundige inrichting, een sterke toename van de verharding, of waterberging in de bufferzone een flink deel van de beuken afsterft en vervangen moet worden door jonge exemplaren ontstaat niet alleen een forse economische schade maar ontstaat eveneens een significant negatief effect op de vleermuizen, vogels en de boommarter op het landgoed. Fiets- of voetpad door de houtwal c.q. houtsingel In het ecologisch onderzoek is als voorwaarde opgenomen dat de woonwijk zo groen mogelijk moet worden ingericht. Als aparte voorwaarde is opgenomen: 'de aanwezige houtsingel aan de noordwestzijde van het plangebied wordt doorgetrokken over de gehele lengte en waar mogelijk versterkt'. Uit het beeldkwaliteitplan blijkt dat de gemeente dat invult door een voet- of fietspad in de lengterichting door een nieuwe 'houtsingel' te leggen. Op zijn best ontstaat dan een fietspad met daarlangs een rijtje bomen. De ecologische en landschappelijke waarde van zo'n constructie is uiterst marginaal. Aangezien het een voorwaarde is uit het ecologisch onderzoek, zal deze houtsingel elders gecompenseerd moeten worden (en uiteraard aanvullend op de mitigatie/compensatie via de bufferzone). Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat de aanwezige houtwal c.q. houtsingel die midden in het weiland staat een belangrijke migratieroute is voor vleermuizen. Daarnaast is het een belangrijk jachtgebied voor vleermuizen en vogels. Van den Bijtel denkt (een deel van) de migratie op te vangen langs de eerder genoemde houtsingel of een nieuwe houtsingel in de woonwijk. Bekend wordt verondersteld dat migratieroutes als een vaste verblijfplaats in de zin van de Flora en Faunawet worden beschouwd. Door het rigoureus verbreken van de migratieroute wordt wederom het gestelde in het ecologisch onderzoek genegeerd. De consequentie is dat vleermuizen hun jachtgebieden niet meer (kunnen) bereiken en dat er een fors afname van het leefgebied wordt veroorzaakt. Minder intern groen en dus een grotere druk op het buitengebied Dat er met de verhoging van de bebouwingdichtheid substantieel minder plantsoenen en ander groen overblijft in de nieuwbouwwijk is evident. Spelende kinderen en honduitlatende ouders zullen (moeten) uitwijken. Het ligt voor de hand dat de bufferzone daarvoor het eerst in aanmerking komt. Met de recreatieve ontsluiting van de bufferzone wordt de noodzaak voor uitwijking ook door de gemeente onderkend. De bufferzone verwordt tot het uitloopgebied van de nieuwbouwwijk en de aangrenzende woningen. Dergelijke stadsrandzo-
"4 L i n d e
23
Ecologie Lange Dreef
verstoringgevoeligheid voor recreatie j^
TT
er
CT
•x:
eleisendheid
vallendheid
huwheid
co o
stvlieder
o -o
lonie
< CD
Dedmaand eind
3 CD
nedmaand begin
o
sthoogte
—* -*
orkeurecotoop
3 CD
isse
< o
aal
(M
Alcedo atthis
Ijsvogel
18
2
3
2
2
3
0
3
2
1
2
Accipiter gentilis
Havik
17
2
2
2
0
3
2
3
3
Buteo buteo
Buizerd
16
3
2
2
0
3
2
3
2
Accipiter nisus
Sperwer
15
3
2
2
0
3
2
2
2
Columba oenas
Holenduif
14
4
1
3
0
3
2
2
1
Dendrocopos major
Grote Bonte Specht
14
4
2
2
0
3
1
2
2
Dendrocopos minor
Kleine Bonte Specht
14
4
2
2
0
3
2
1
2
Picus viridis
Groene Specht
14
4
2
1
0
3
2
2
2
Asio otus
Ransuil
13
4
1
1
0
3
2
2
1
Athene noctua
Steenuil
13
4
0
2
2
0
3
2
2
1
Strix aluco
Bosuil
12
4
1
1
1
0
3
2
2
1
2
Tabel 2. uerstoringgeuoeligheid uoor recreatie uan de uogels met een vaste verblijfplaats, soorten uit klasse 1 zijn daarbij het meest gevoelig (naar: Natuurplanbureau.). Voor de ouerige dieren is geen onderzoek befeend naar de geuoeligheid uoor recreatie. Op basis uan het habitat en het gedrag wordt uolgende klasseuerdeling gehanteerd: felasse 1: ringslang klasse 2: das, hazelurorm klasse 3: uraterspitsmuis, eekhoorn, heifeikfeer, poelkikker klasse 4: Laatulieger, Boommarter, Wateruleermuis, Baarduleermuis, Franjestaart, Rosse uleermuis, Gewone diuerguleermuis, Ruige diuerguleermuis, Gewone grootooruleermuis, Kamsalamander. ne is zeer waardevol voor de bewoners, m a a r van de ecologische waarden moet niet te veel verwacht worden. Uit verschillende studies blijkt, dat de stadsrand als waardevol moet worden beschouwd voor de stadsmens - de mens komt in contact met de natuur. Er is echter geen enkele studie te vinden waarin de stadsrand als waardevol voor het ecologisch systeem wordt beschouwd. Er zijn te veel invloeden door aanwezigheid van de m e n s voor bijzondere en zeldzame planten en dieren. De ringslang is een strikt beschermd reptiel. Reptielen zijn koudbloedige dieren en moeten voordat ze actief kunnen worden eerst opwarmen. De ringslang ligt de eerste uren van de dag op een droge beschutte plek te zonnen. Geliefde plekken zijn vlakbij water en liggen zo veel mogelijk in de zon. Slangen zijn extra kwetsbaar voor honden en katten in deze opwarmfase. Juist in de ochtenduren - de kwetsbaarste tijd voor de ringslang - gunnen hondenbezitters zich een langere wandeling. Een rondje door de recreatief ontsloten bufferzone lijkt voor een groot aantal hondenbezitters een logische mogelijkheid. Bij het verwachte aantal van 250 of meer huishoudens, met gemiddeld ongeveer 35 honden per 100 huishoudens, lopen er dagelijks ruim 80 honden door de bufferzone. Het
Linde
24
Ecologie Lange Dreef
gevolg is het verdrijven van de ringslang. De recreatief ontsloten bufferzone functioneert dus niet voor de ringslang. Meer activiteiten van de mens De mens is door zijn actief bestaan dominant aanwezig in het leefmilieu. Door de actieve aanpassingen van het landschap aan het voor de mens optimale biotoop verdwijnen veel planten en dieren; de zogenoemde cultuurvlieders. Een beperkt aantal planten en dieren - de cultuurvolgers - profiteert van de occupatie. Het zijn juist de cultuurvlieders waarvoor de bufferzone is aangewezen. De cultuurvolgers zijn vaak algemeen voorkomende soorten met een brede amplitude, ze worden dus is veel verschillende soorten gebieden aangetroffen. Het zijn vogels met een luide zang als koolmees en merel of planten als Canadese fijnstraal of herderstasje die weinig of geen eisen stellen aan de groeiplaats. In de grafiek is het effect van toename van activiteiten van de mens uitgezet tegen het aantal cultuurvlieders en het aantal cultuurvolgers. Los van de vraag of de enne soort verwisselbaar is door de andere is duidelijk dat het aantal soorten drastisch afneemt. De kwetsbare en daarom beschermde soorten verdwijnen het eerste. Activiteit van mensen is een samenstelsel van geluid, lichthinder, aanwezigheid, katten en honden, zwerfvuil enzovoorts. De meeste effecten zijn hiervoor afzonderlijk uitgebreid beschreven. Emissie Van auto's en huisverwarming is enige emissie van NOx en in (veel) mindere mate S02 te verwachten. Uiteraard is een hogere emissie bij een uitgebreider bouwprogramma te verwachten. Twijfelachtig is echter of er sprake is van enig zichtbaar effect op de omgeving, ondanks dat deze als verzuringgevoelig is aangemerkt door de provincie Utrecht. De eventuele effecten van de emissie van de paardenfokkerij zijn hierbij niet meegewogen.
Y Linde
25
Ecologie Lange Dreef
Effecten afwijkende inrichting
•
•
• •
De voorgestelde inrichting van de nieuwe woonwijk Lange Dreef in het beeldkwaliteitplan is op essentiële onderdelen afwijkend van het bestemmingsplan en van de inrichtingeisen die voortvloeien uit het ecologisch onderzoek. Aan de randvoorwaarden op ecologisch gebied wordt niet voldaan. er komt een recreatieve ontsluiting van de bufferzone, inclusief voetpad in de bufferzone, terwijl er intern geen of nauwelijks groen van enige omvang overblijft de bufferzone annex natuurontwikkelinggebied krijgt een effectieve breedte die minder is dan 50 meter, het wordt aanmerkelijk smaller dan op de plankaart aangegeven er komt een rij woningen met direct zicht op de bufferzone (huizen zijn gericht op). Er komt dus lichthinder in de bufferzone door de vormgeving van de wijk (veel) meer verstening door meer woningen en andere gebouwen, alleen voor de kerk zijn al 70 parkeerplaatsen opgenomen, de groenstroken tussen de 'kampen' wordt bebouwd. Van de groene kampen blijft niets over, het is en standaard Vinexwijk geworden. Er komt een doorgaande weg en - in de lengte richting- een voet- of fietspad door de houtsingel c.q. de houtwal De effecten van een verdergaande verstening zijn in het vorige hoofdstuk uitvoerig belicht. In dit hoofdstuk wordt dat niet herhaald. Hieronder worden enkele aspecten en effecten besproken van de afwijkende inrichting en gebruik van de bufferzone. In het ecologisch onderzoek is een bufferzone met een effectieve breedte van minimaal 50 meter voorgeschreven als compensatie voor de negatieve effecten op de natuurkwaliteit en de beschermde soorten in het plangebied. Zoals zal blijken blijft er van de verplichte compensatie slechts een stadspark over.
•
sf \
Linde
Bufferzone: recreatieve ontsluiting De bufferzone is bedoeld als compensatiegebied voor de nieuwe woonwijk Lange Dreef. Uit het beeldkwaliteitplan blijkt dat de gemeente een recreatieve ontsluiting van de bufferzone voorstaat. Dat zou moeten gebeuren met een pad waarvan men niet af gaat (en volgens de gemeente niet af kan). Los van de vraag of dat technisch uitvoerbaar is zonder verdere aantasting van het natuurgebied, moet eerst de vraag beantwoord worden of dat helpt. Voor en goede beleving van het gebied zal het voetpad niet een rechte lijn aan de rand van het gebied worden, maar meandert het door het natuurgebied. Ter voorkoming van een welles - nietes discussie wordt als uitgangspunt genomen dat de recreatieve ontsluiting volledig over de huidige onverharde weg - de Engweg - loopt. Een raadsmotie is aangenomen, waarin een verbinding tussen de woonwijk en de Engweg ten zuiden van het landgoed is vastgelegd. Door het creëren van een wandelrondje en de ontsluiting zal er (veelvuldig) gebruik gemaakt worden van deze mogelijkheid. Bedacht moet worden dat er momenteel geen verkeer of
26
Ecologie lange Dreef
wandelaars over de Engweg gaan; deze wordt uitsluitend gebruikt als ontsluiting van de boerderijen. Van belang bij het bepalen van de effecten van recreatie op de natuurwaarden van het compensatiegebied is de zogenoemde vluchtafstand. Deze vluchtafstand is sterk afhankelijk van de aard van het gebied. De vluchtafstand op het landgoed Dennenburg is kleiner dan in de toekomstige bufferzone (met als uitgangspunt de half open inrichting uit het ecologisch onderzoek). Het Natuurplanbureau heeft een uitvoerige literatuurstudie naar de effecten van recreatie op broedvogels uitgevoerd. De auteurs gaan uit van een minimale effectafstand van 30 meter, binnen deze effectafstand neemt het effect van de reproductie af tot 37,5%. Als ook rekening gehouden wordt met de verstoringfrequentie neemt het broedsucces af tot nihil bij de vogels. In de tabel staat de klasseverdeling van de vogels met een vaste verblijfplaats uit het plangebied. In de matrixen staan de dosiseffect relaties per klasse voor de verstoringfrequentie uitgewerkt (bron: Natuurplanbureau). Zonneklaar is dat zelfs met uitsluitend recreatie op de Engweg er geen compensatie wordt geboden voor vogels in de bufferzone. Voor de overige dieren zijn geen vluchtafstanden en laat staan dosiseffect relaties bekend. Op basis van expert judgement wordt verwacht dat de ringslang in de hoogste verstoringgevoeligheidklasse valt en das en hazelworm in klasse 2 (zie tabel 2). Krijgsveld en anderen (2004) bevestigen de bevindingen van het Natuurplanbureau. Alleen voor de havik wordt door hen gesteld dat deze minder gevoelig is voor recreatie. Bufferzone: lichthinder Veel zoogdieren zijn nachtdieren, pas na zonsondergang worden ze actief. Vooral zoogdieren hebben daardoor last van kunstmatige verlichting. Door de huizen langs de bufferzone te richten naar die bufferzone zal er vanuit de woningen licht schijnen op de bufferzone. Volgens Limpens (2004) blijken vooral de zeldzame(re) soorten negatief te reageren op verlichting van het jachtgebied. Daarnaast blijkt dat met uitzondering van de hoog vliegende rosse vleermuis alle soorten gehinderd te worden door verlichting op de vliegroute. Aangezien de bufferzone zowel bedoeld is als jachtgebied en als vliegroute zal de verlichting uit de woningen een ernstige verstoring van het functioneren voor vleermuizen zijn.
Watervleermuis Baardvleermuis Franjestaart Grootoorvleermuis Laatvlieger Gewone dwergvleermuis Ruige dwergvleermuis Rosse vleermuis
¥ Linde
27
jachtgebied wel hinder wel hinder wel hinder wel hinder geen hinder geen hinder geen hinder geen hinder
vliegroute wel hinder wel hinder wel hinder wel hinder wel hinder wel hinder wel hinder geen hinder
Ecologie Lange Dreef
Bufferzone: effectieve breedte minder dan 50 meter De bufferzone moet volgens het ecologisch onderzoek een effectieve breedte hebben van 50 meter. De bufferzone is bedoeld als buffering van de effecten van woningbouw ten opzichte van het landgoed Bennenburg én als compensatie van de verloren natuurwaarden. Uit de beschrijving en de functie volgt dat de Engweg niet tot de bufferzone gerekend kan worden. In het bestemmingsplan is terecht een strook van 50 meter (exclusief onverharde weg) bestemd voor natuurcompensatie. In het beeldkwaliteitplan wordt ernstig afbreuk gedaan aan de voorwaarden met betrekking tot de wettelijke natuurcompensatie. Zo wordt onder andere recreatie en retentie binnen de bufferzone opgevangen. Ook wordt een rij woningen - over de vrijwel hele lengte - zo gericht dat vanuit de woonkamer optimaal zicht is op de bufferzone. Van een effectieve breedte van 50 meter blijft weinig over. Daarbovenop wordt de bufferzone ruim 10% smaller dan in het bestemmingsplan voorgeschreven.
% Linde
28
Ecologie lange Dreef
Inrichtingsplan groenstrook Van den Bijtel stelt in zijn onderzoek een aantal randvoorwaarden waarbinnen een woningbouwproject gerealiseerd zou kunnen worden. De randvoorwaarden vloeien voort uit de Flora en Faunawet en zijn door de gemeente niet ter discussie gesteld. In het ecologisch onderzoek wordt een groot aantal strikt beschermde soorten aangetroffen of als aanwezig verondersteld. De conclusie in het ecologisch onderzoek is helder: 'Het bebouwen van de graslanden zal zonder passende compenserende maatregelen zeker leiden tot het verdwijnen van soorten uit het gebied.' De groenstrook tussen de toekomstige woonwijk en het landgoed Dennenburg wordt daarom door de gemeente als compensatie voor deze belangrijke natuurwaarden ingebracht. De primaire toets is om die reden gericht op de controle of de voorgestelde inrichting, het voorgestelde beheer en het voorgestelde recreatief gebruik een afdoende compensatie voor de aanwezige natuurwaarden garandeert. Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat het gebied zeer soortrijk is en veel vaste verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten herbergt. Zo zijn er binnen het plangebied minstens zeven vleermuizen waargenomen. Dat betekent dat het een van de meest soortrijke vleermuisgebieden van Nederland is. Alle vleermuizen zijn opgenomen in tabel 3 van de Flora en Faunawet en staan op bijlage 4 van de Habitatrichtlijn. De opmerking in het inrichtingplan dat het gebied een beperkte ecologische waarde heeft kan worden beschouwd als een wensbeeld van de ontwikkelaar en stoelt niet op de feiten uit de ecologisch onderzoeken die I opdracht van de gemeente zijn uitgevoerd. In het inrichtingsplan worden nergens concrete compenserende maatregelen voorgesteld, en deze zijn evenmin uit de tekst te herleiden, voor de vele strikt beschermde soorten uit het plangebied. Alleen voor de heikikker wordt gewezen op de aanleg van poelen in droog grasland. Een wat naïeve gedachte om te verwachten dat een zo simplistisch omschreven maatregel als een goede compensatie voor de heikikker kan worden beschouwd. Al was het maar dat de heikikker nooit in droge graslanden wordt aangetroffen. Tekenend voor de gehanteerde uitgangspunten en doelstellingen zijn de gehanteerde doeltypen in het inrichtingsplan. Om onduidelijke redenen hanteert de gemeente niet de landelijke doeltypen voor natuurontwikkeling maar heeft zij een eigen afwijkende standaard ontwikkeld. Uit het "Flora en Faunaplan" van 2005, waarin de gemeente haar 'natuurdoeltypen' specificeert en beschrijft, blijkt dat deze zijn bedoeld voor gebruik binnen de bebouwde kom. De natuurzone heeft dan ook duidelijk een stedelijke functie; het is een park. Binnen de natuurzone zijn - volgens het inrichtingsplan - vier paden voorzien. Dat betekent dat er zeer veel verstoring zal optreden van recreanten al dan niet met een aangelijnde hond. Door de gekozen vorm; een lange strook van min¥ Linde
29
Ecologie lange Dreef
der dan 50 meter breedte, zal over het gehele gebied verstoring optreden. Ook vanuit de woonwijk zal veel verstoring en bijvoorbeeld lichthinder optreden. De kritische soorten waarvoor compensatie noodzakelijk is zullen hier geen geschikt leefgebied treffen. In het gebied zullen alleen algemene soorten van parken voorkomen. Het blijkt ook uit de ambitie van de gekozen 'gemeentelijke natuurdoeltypen' in het plangebied. Op zijn best hebben deze een gemiddelde ambitie qua biodiversiteit, maar nergens zijn het nauw omschreven natuurdoelen die voldoen aan de noodzakelijke compensatie voor de verschillende aangetroffen strikt beschermde soorten. Zo wordt de watergang tussen de woonwijk en het park als 'vijver' benoemd. Het tekent de ambitie van de gemeente voor het behoud van de natuurwaarden en de aanleg van de verplichte compensatie. Het hoofdstuk 'soorten' is bedroevend kort. Juist hier zou moeten worden aangegeven hoe met de strikt beschermde soorten wordt omgegaan. Helaas komt de gemeente niet verder dan enkele gemeenplaatsen zonder enige ecologische onderbouwing. De ecologische relaties met de omgeving zijn zeer belangrijk. Met zoveel woorden wordt dat in het inrichtingsplan onderschreven ... alleen daar blijft het bij. Immers een ecologische relatie via een 'tuin' kan echt niet als zodanig worden opgevat. Het zijn net als het verdere rapport holle woorden.
g % Linde
30
Ecologie Lange Dreef
Ecohydrologie en helofytenfilter Het plangebied en de omliggende gebieden zijn als verdrogingsgevoelig aangemerkt door de provincie Utrecht. Van den Bij tel wijst hier ook op. Van belang is daarom dat het ecohydrologische systeem niet fundamenteel wordt gewijzigd en er geen (extra) schade door verdroging wordt veroorzaakt op bijvoorbeeld het landgoed Dennenburg. Daarnaast is de groene strook tussen de nieuwbouwwijk en het landgoed bedoeld als compensatie voor onder andere (semi)aquatische soorten als ringslang (Natrix natrix), heikikker (Rana arualis) en poelkikker (Pelophylax lessonae). Naast de waterkwantiteit is de waterkwaliteit van groot belang. De effecten van run-off en faecaliën zijn hiervoor al beschreven. Ook is benoemd dat de waterkwaliteit niet voldoende gegarandeerd kan worden voor de poelkikker en heikikker. De hierna beschreven ecohydrologische situatie is als aanvullend op de eerdere argumenten te lezen. •
Neerslag Voor het ecohydrologisch systeem zijn drie neerslagconcentraties van belang: 1. geen neerslag 2. een bui kleiner dan 6 mm 3. een bui groter dan 6 mm In de situatie van "geen neerslag" moet het gebied beschermd zijn tegen verdroging. Belangrijk is dat de afstroming en drainage niet wordt verhoogd. Immers dat leidt tot verdere verdroging en schade aan bijvoorbeeld de beukenlanen (als monument beschermd) op het landgoed Dennenburg. Bij buien kleiner dan de berging van de wadi's zal er geen negatief effect optreden. De huidige ondergrondse afstroming zal blijven bestaan. Bij buien groter dan 6 mm ontstaan negatieve effecten op de als compensatie bedoelde groenstrook tussen Lange Dreef en Dennenburg. In het stedenbouwkundig watersysteem is opgenomen dat een overloop aanwezig is op de waterpartijen in de groenstrook. Daarbij komt dat juist bij hevige regenbuien er afspoeling van straatvuil en faecaliën - naar dus het natuurgebied - wordt veroorzaakt. Uit informatie van de KNMI blijkt dat buien groter dan 6 mm zeer regelmatig plaatsvinden (zie bijlage). Als rekening wordt gehouden met de te verwachte effecten van klimaatwijziging - meer en hevigere buien - dat moet dus de gegevens van de KNMI als minimum worden beschouwd. In het voorliggende systeem kan de waterkwaliteit van de groenstrook niet worden gegarandeerd. Het gebied is niet geschikt als compensatie voor amfibieën.
•
W Linde
Capaciteit wadi's De wadi's krijgen een "overcapaciteit" met een dymensionering van 6 mm. Uit de buiregistratie blijkt dat te gering. Een grotere retentie lijkt dat de oplossing. Echter een grotere retentie kan leiden tot verdroging van de natuurgebieden in de omgeving. Ook kan het leiden tot het droogvallen van de waterpartijen die juist bedoeld zijn voor (semi)aquatische soorten. Daarnaast is de sloot achter 31
Ecologie lange Dreef
de woningen tevens bedoeld als harde grens tussen woongebied en groengebied. Het zal duidelijk zijn dat een droge sloot c.q. greppel geen goede afscherming geeft. In de waterhuishouding had met dit probleem rekening moeten worden gehouden. Werking en ligging helofytenfilter Een helofytenfilter is bedoeld voor het zuiveren van hemelwater. Uit talloze onderzoeken is bekend dat een helofytenfilter redelijk kan functioneren voor zwevende stof. Dat wordt voornamelijk veroorzaakt door de verblijftijd in combinatie met het tot rust komen van het water. Het zwevende stof bezinkt in de helofytenfilter. De afname van fosfaat en nitraat - afkomstig van o.a. hondenfaecaliën - is veel minder effectief. Deze afname wordt veroorzaakt door opname van de stoffen in de planten. De werking is in de wintermaanden (meer neerslag) dus veel geringer dan in de zomermaanden. Daarnaast moet een helofytenfilter worden onderhouden. De planten moeten kunnen groeien om fosfaat en nitraat op te nemen. Juist in het groeiseizoen moet dus plantmateriaal worden gemaaid en afgevoerd, op dat moment is een groot deel niet begroeid en kan als een belemmering voor het ecosysteem en de migratie van planten en dieren worden beschouwd. Situering van de helofytenfilter in het natuurgebied is (o.a. daardoor) strijdig met de bestemming. De grondwaterstromen zijn de belangrijkste afvoer op momenten van buien kleiner dan 6 mm. Deze grondwaterstroom passeert de helofytenfilter ondergronds. Bij buien groter dan 6 mm is een overstort op de groenzone tussen Lange Dreef en Dennenburg voorzien. Deze waterstroom spoelt voornamelijk aan het oppervlakte afin de richting van de Langewetering via de helofytenfilter. De helofytenfilter is daarmee aan het eind van het ecohydrologische systeem geplaatst in plaats van aan het begin.
Linde
32
Ecologie Lange Dreef
Literatuur Adriaenssens, K. & T. De Rouck (2004) Beleving en gebruik van groen, al dan niet ontworpen voor recreatie. Vrije Universiteit Brussel. Anonymus (1986) Verslag onderzoek stadswateren. Zuiveringschap Amstel- en Gooiland, Hilversum. Anonymus (2005) Vogels wijken voor toegenomen verkeer. DWW Wijzer 105. Anonymus (2007) Waamemingenoverzicht. RAVON 27: 46-64. Anonymus (2009) Waterhuishoudingsplan Lange Dreef. Grontmij Anonymus & H. van den Bijtel (2009) Natuur in de Lange Dreef. Inrichtingsplan Natuurzone en uitgangspunten voor overig groen Bargerman, G. & R. van der Heide (2005) Ruimtelijke verkenning Lange Dreef, Grontmij, Houten Beenen, R., P. Bogaers, H. Brijker, E. van den Dool, W. Hoogendoom, Th. de Jong, B. Lanjouw, M. Suy, P. Veen, J. Wildschut & J. de Wolf (1984) Wilde planten van Utrecht. Een onderzoek door de provincie. Provincie Utrecht, Utrecht. Bijtel, H. van den (2005) Ecologisch onderzoek Lange Dreef, Gemeente driebergen Rijsenburg. Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, Driebergen. Bijtel, H. van den (2005) Flora en Faunaplan. Gemeente Driebergen. Bijtel, H. van den (2009) Ecologisch onderzoek Lange Dreef/Engweg 38a e.o. Bijtel, H. van den (2009) Ecologisch onderzoek Lange Dreef/Engweg 38a e.o. DriebergenRij senburg. Tussentijdse rapportage. Broekhuizen, S. & GJ.D.M. Müskens (2005) Vergelijking van het voorkomen van de boommarter in Nederland in de periode 1989-1999 en 2000-2004. Marterpassen XI: 8-13. Copius Peereboom, J.W. (1976) Chemie, mens en milieu. Van Gorcum, Assen/Amsterdam. Comelis, F. (2009) Ontdekking kleine dwergvleermuis. Vertraagde piepjes leiden naar nieuwe vleermuissoort. Zoogdier 20 (1): 10-13. Dercksen, F.B.H., D.AJ. 't Hoen, R. van der Heide & J. van de Roest (2005) Bestemmingsplan Lange Dreef Gemeente Driebergen-Rijsenburg. Grontmij, Houten Limpens, HJ.G.A. & M. Feenstra (1997) Franjestaart Myotis nattereri. In: HJ.G.A. Limpens, K. Mostert & W. Bongers. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Limpens, HJ.G.A. (2004) Met vleermuizen over weg. RWS-DWW, Delft. Mabelis, A.A. (2001) Ecologische evaluatie van een landgoederenzone (gemeente Zeist). Alterra, Research instituut voor de groene ruimte, Wageningen. Mennema, ]., AJ. Quené-Boterenbrood & C.L. Plate (1985) Atlas van de Nederlandse flora. 2: zeldzame en vrij zeldzame planten. Bohn, Scheltema & Holkema. Moll, G.C.M, van (2005) Distribution of the badger (Meles meles L.) in the Netherlands, changes between 1995 and 2001. Lutra 2005 48 (1): 3-34 Morand, A. & J. Pierre (1995) Habitat variability and space utilization by the amphibian communities of the French upper-rhone floodplain. Hydrobiologia 300/301 (1): 249-257. Mostert, K., K. Spoelstra & J.P. Bekker (2005) Het voorkomen van de gewone baardvleermuis (Myotis mystacinus) en Brandts vleermuis (Myotis brandtii) in Nederland. Lutra 2005 48 (1): 57-64
ff
V Linde
33
Ecologie Lange Dreef
Pagano, A., P. Joly, S. Plenet, A. Lehman & O. Grolet (2001) Breeding habitat partitioning in the Rana esculenta complex: The intermediate niche hypothesis supported. Ecoscience, 8 (3): 294-300. Ragas, A.M.J., R.S.E.W. Leuven & D.J.W. Schoof (1994) Milieukwaliteit en normstelling. Handboeken milieukunde 1. Boom, Meppel. Sowig, P, J. Plötner & K. Fritz (2007) Kleiner Wasserfrosch Rana lessonae Camerano, 1882. In: H. Laufer, K. Fritz & P. Sowig. Die Amphibien und Reptilien Baden-Württembergs. Ulmer Verlag, Stuttgart. Vonk-Minke, P. & RJ. Jonker (2007) Beeldkwaliteitplan Lange Dreef te Driebergen. Grontmij, Houten. Weijs, H. (red.) (1984) Wilde planten van Utrecht. Een onderzoek door de provincie. Provincie Utrecht. Winden, J. van (2003) Ecologische netwerken in het landschap van de stad. Literatuuronderzoek naar het nut en functioneren van ecologische netwerken in de stad en een uitwerking voor de ringslang (Natrix natrix). Wetenschapswinkel Utrecht.
Linde
34
Ecologie lange Dreef
Postadres: Postbus 201, 3730 AE De Bilt • •'SP A^ F A^m Klimaatdata en -advies Telefoon 030-220 68 50, telefax 030-220 46 14 Internet: http://www.knmi.nl/klimatologie
Bijlage 1
NEERSLAGSTATISTIEK
Voor duren korter dan 24 uur kan voor een willekeurige plaats in Nederland tabel 1 worden gebruikt. Er zijn geen plaatselijke verschillen binnen Nederland aangetoond voor deze duren. Voor duren van 1 etmaal of langer dient rekening gehouden te worden met regionale verschillen en geldt tabel 2. De gebieden, waar de neerslagregimes L, G, H en H+ heersen, zijn weergegeven in de figuur op de volgende bladzijde. Tabel 1 Hoeveelheid neerslag (in mm) gedurende een gegeven aantal minuten of uren met de frequentie van overschrijding (geen verschillen binnen Nederland aangetoond). 5 10 x 5x 2x 1x 1x 1x 1x 1x 1x 1x
4 5 7 9 11 12 15 17
per jaar per jaar per jaar per jaar per 2 jaar per 5 jaar per 10 jaar per 20 jaar per 50 jaar per 100 jaar
minuten 30 15
60
2
4
uren 6
8
12
3 4 6 9 11 15 18 21 26 29
5 7 10 14 18 23 27 32 38 43
7 10 13 17 21 26 31 36 42 48
9 12 16 21 25 31 36 41 49 55
11 14 19 23 27 34 39 45 53 59
12 15 20 24 29 36 41 47 56 62
13 17 23 27 32 40 46 52 61 68
4 6 8 11 14 19 23 27 32 37
Tabel 2 Hoeveelheid neerslag (in mm) gedurende een gegeven aantal etmalen met de frequentie van overschrijding voor de verschillende neerslagregimes volgens de kaart op de volgende bladzijde. etmalen
jaar 10 x per 5 x per jaar 2 x per jaar 1 x per jaar 1 x per 2 jaar 1 x per 5 jaar 1 x per 10 jaar 1 x per 20 jaar 1 x per 50 jaar 1 x per100 jaar
4
7
1
2
10 1
14 20 26 31 36 44 50 57 66 73
18 24 - - 33 42 54 63 38 48 61 74 45 56 71 85 54 66 82 98 60 74 91 106 68 83 100 115 78 93 111 126 86 101 118 133
15 21 28 33 39 47 54 61 71 79
7 10 1
2
4
19 26 35 41 48 58 65 73
. 45 58 52 66 60 76 71 88 80 98 89 107
68 80 91 105 114 124
84 100 119 135 92 109 127 143
16 23 30 36 42 51 58 66 77 85
2
H 4
7 10 1
21 28 38 49 63 44 56 71 52 65 82 63 77 95 70 86 106 79 96 116 91 108 129 99 118 137
73 86 98 113 123 134 146 154
2
H+ 4
7 10
17 22 - 24 30 - 32 40 51 66 38 47 59 75 44 55 68 87 54 66 81 100 62 74 91 112 70 83 101 122 81 96 114 136 90 105 124 145
78 91 104 120 130 141 154 163
Voorbeeld: In een tijdsduur van 60 minuten is gemiddeld eens in de 2 jaar een neerslaghoeveelheid van minstens 18 mm te verwachten. In een tijdsduur van 7 etmalen is gemiddeld eens in de 2 jaar een neerslaghoeveelheid van minstens 71 mm te verwachten voor een plaats in het gebied met regime L tot minstens 87 mm voor een plaats in het gebied met regime H+.
•
• •
•
KNMI, Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Postadres: Postbus 201, 3730 AE De Bilt
• • •
xSht
•
••••
Klimaatdata en -advies Telefoon 030-220 68 50, telefax 030-220 46 14 Internet: http://www.knmi.nl/klimatologie
KNMI
>
50 km Neerslagregimes in Nederland volgens Buishand, T A , R. Jilderda en J.B. Wijngaard, 2009 Bronnen: Voor de kortere duren (2 uur of minder): 0 Buishand, T.A., J.B.M, van Acker en H. van Luijtelaar, 1991. Analyse van kwartiersommen van de neerslag. H20, 24, 294-299. 0 Buishand, T.A. en J.B. Wijngaard, 2007. Statistiek van extreme neerslag voor korte neerslagduren. Technical Report TR-295, KNMI, De Bilt. De gegevens voor overschrijdingsfrequenties voor duren van 4 uur of langer zijn afkomstig uit: 0 Smits, A, J.B. Wjngaard, R.P. Versteeg en M. Kok, 2004. Statistiek van extreme neerslag in Nederland. STOWA publicatie 2004-26. STOWA, Utrecht. 0 Buishand, T.A., R. Jilderda en J.B. Wijngaard, 2009. Regionale verschillen in extreme neerslag. Scientific report WR 2009-01, KNMI, De Bilt. Versie: April 2009
•
•
•
• KNMI, Ministerie van Verkeer en Waterstaat