GEMEENTE OLEN RUP OLV OLEN – St-Jozef OLEN Stedenbouwkundige voorschriften ONTWERP RUP – Globaal deelplan
Gezien en definitief aanvaard door de gemeenteraad in de zitting van 06.06.2012 Ondertekenaars, De Secretaris,
De voorzitter
Jos Vervoort
Jan Verhaert
COLOFON Opdracht: Gemeentebestuur Olen RUP OLV Olen – Sint Jozef Olen Opdrachtgever: Gemeentebestuur Olen Dorp 1 2250 Olen Opdrachthouder: Antea Group nv Posthofbrug 10 2600 Antwerpen Tel 03/221.55.00 Fax 03/221.55.03 www.anteagroup.be kwaliteitslabel ISO 9001:2000
Identificatienummer: 1284603084-91/KJA/WIM Datum: December 2009 Febr. 2011 Mei 2011 januari 2012 mei – juni 2012
status / revisie: concept voorontwerp actualisering en aanpassing aanpassing nav structureel overleg ontwerp RUP definitief ontwerp
Vrijgave: Jan Parys, Contractmanager, Ruimtelijk planner Projectmedewerkers: Koen Janssens, Ruimtelijk planner Wouter Impens, Stedenbouwkundige
Antea Group 2012 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Inhoud 0
Algemene bepalingen
1
Afbakeningslijn
11
2
Zone voor kerngebied
12
3
Randzone kerngebied
19
4
Zone voor kerngebied met mogelijkheden tot verdichting
22
5
Verdichtingszone kerngebied
28
6
Zone voor knooppunten
35
7 Ontwikkelingsstrip aanduiding)
4
kleinhandelsactiviteiten
(indicatieve 40
8
Structuurbepalende groenassen (indicatieve aanduiding)
42
9
Openruimte verbinding (indicatieve aanduiding)
43
10
Waardevol gebouw
44
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
3 van 45 juni ’12
0
Algemene bepalingen Artikel 0: Algemene bepalingen
0.1
Voorschriften Het ruimtelijk uitvoeringsplan legt de bestemming, inrichting en/of beheer vast van het gebied waarop het plan van toepassing is. De stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer en het grafische plan zijn gelijkwaardig en hebben dezelfde verordenende kracht.
0.2
Schaal en maatvoering De schaal en de daaruit afgeleide maten van het plan zijn indicatief. Het grafisch plan is opgemaakt op basis van de kadastrale ondergrond. De werkelijke afmetingen zullen, daar waar noodzakelijk, door een opmeting ter plaatse worden vastgesteld.
0.3
Bestaande bebouwing Voor bestaande in hoofdzaak vergunde en niet-verkrotte constructies vormen de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP op zichzelf geen weigeringsgrond bij de beoordeling van aanvragen tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning met betrekking tot bestaande gebouwen en verhardingen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op:
0.4
-
het uitvoeren van verbouwingsbouwvolume, tenzij anders bepaald;
en
renovatiewerken
binnen
-
herbouwen van constructies;
-
heropbouw / restauratie in functie van het herstel van erfgoedwaarde
het
bestaande
Nieuwe gebouwen en constructies Alle constructies en gebouwen op te richten langsheen het openbaar domein, kunnen slechts gerealiseerd worden, indien dit voldoende is aangelegd en uitgerust.
0.5
Gebruik van materialen Voor de (te) verharde(n) delen van het terrein zal functie en materiaalgebruik duidelijk omschreven worden. Het gebruik van waterdoorlatende materialen is verplicht voor de zones die niet tot het openbaar domein behoren, behoudens de aanleg van een terras bij de woning; Voor de niet verharde delen van het terrein zal een omschrijving worden weergegeven van de gebruikte groenelementen. Alle aanvragen zullen worden getoetst aan de wijze waarop de beplanting wordt gebruikt.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
4 van 45 juni ’12
0.6
Principes van duurzaam bouwen Voor alle nieuwe woningbouwprojecten worden de principes van duurzaam bouwen gehanteerd : de woningen en gebouwen moeten kwalitatief van hoog niveau zijn wat betreft uitstraling, gebruik en onderhoud. De volgende criteria worden meegenomen bij de beoordeling: opbouw, indeling en vormgeving van het gebouw, comfort, licht, verluchting, energieprestaties en duurzame bouwmaterialen. Voor alle nieuwe gebouwen worden maatregelen genomen voor een efficiënt energiegebruik, ruimtegebruik, afvalwaterbeheer en voor de opvang, buffering en mogelijk hergebruik van het hemelwater. Het gebruik van zonneboilers en -panelen is toegestaan, in geval van plaatsing op een zadeldak dienen deze parallel met het dakvlak te worden geplaatst. Ook met betrekking tot de inrichting van het openbaar domein en de groenzones wordt aandacht besteed aan duurzaamheid. Hierbij wordt gedacht aan duurzaam ruimtegebruik en doordachte inplanting van verlichting.
0.7
Aandacht voor de beeldkwaliteit en verantwoorde integratie inzake bebouwing Bij de aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor woningbouwprojecten wordt de inrichting getoetst aan de beeldkwaliteit van de bebouwing als geheel en de inpassing in het publieke domein; dit wordt gemotiveerd in het dossier. De toetsing van de beeldkwaliteit gebeurt op het vlak van de vorm, kleur en materiaalgebruik. Doel is het uitwerken van een samenhangend geheel dat de kwaliteit en de identiteit van de gevelwand ten aanzien van het publieke domein versterkt. Zowel bij nieuwbouw, ver- of herbouwingswerken voor woningbouwprojecten, dient te worden gewaakt over een verantwoorde architecturale integratie met de aangrenzende panden, zodat een esthetisch straatbeeld wordt verzekerd. Daarbij kan een afwijking worden toegestaan van de maximale kroonlijsthoogte in functie van een harmonische aansluiting. De maximale hoogte van de kroonlijst bedraagt dan maximaal de helft van het verschil in kroonlijst tussen het bestaande en de in de voorschriften vooropgestelde maximale hoogte van het nieuw te realiseren gebouw. Indien de kroonlijst hoger komt te liggen dan voorzien in de voorschriften, is de realisatie van een extra bouwlaag niet toegestaan. Woningbouwprojecten dienen rekening te houden met de privacy van de omliggende woningen, inkijk dient te worden vermeden. Bij woningbouwprojecten die bestaan uit verschillende kavels dient er een onderlinge ruimtelijke samenhang naar vormgeving en materiaalgebruik te worden gerealiseerd tussen de verschillende gebouwen. Dergelijke projecten dienen te worden geconcipieerd vanuit een stedenbouwkundig geheel. Blinde gevels zichtbaar vanaf het openbaar domein zijn niet toegestaan. Het gedeelte van nieuwe en bestaande scheidsmuren die vrij blijven, moeten eveneens worden afgewerkt in gevelsteen of donkerkleurige leien. Een terugwijkende extra bouwlaag met een plat dak die binnen het vooropgestelde profiel met een schuin dak valt, is niet toegestaan.
0.8
Aandachtspunten in het kader van toegankelijkheid De openbare wegen en de niet-openbare wegen die voor het publiek toegankelijk zijn, worden integraal toegankelijk (her)aangelegd of (her)ingericht, ook voor wat betreft de niet – vergunningsplichtige ingrepen. Halteplaatsen voor gemeenschappelijk vervoer dienen te worden ingericht zodat zij toegankelijk zijn voor personen met een verminderde mobiliteit.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
5 van 45 juni ’12
Alle gebouwen of delen van gebouwen, domeinen of infrastructuren die toegankelijk zijn voor het publiek, of waar personeel tewerk gesteld wordt, moeten toegankelijk zijn voor personen met een verminderde mobiliteit. Indien de gebouwen of delen van gebouwen waar personeel tewerk gesteld wordt niet in aanmerking komen om personeel met een beperking te activeren, kunnen zij voor die gedeelten een afwijking van deze verplichting vragen, zo deze verplichting niet tevens bij wet of besluit verplicht zijn.
0.9
Gebouwen en constructies voor openbaar nut Kleinschalige gebouwen en/of constructies dienstig voor gemeenschapsvoorzieningen of openbaar nut, kunnen in elke bestemmingszone worden toegelaten ongeacht de voorschriften van de betreffende zone, mits het niet om verblijfsruimtes gaat, de kleinschaligheid hiervan gewaarborgd is en mits ze in hun exploitatie en/of gebruik geen fundamentele afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving en aan de voorschriften van het betrokken gebied.
0.10
Zorgwonen Ongeacht de bepalingen van de betrokken artikels kan voor alle woningen, een zorgwoning toegelaten worden. Een zorgwoning is een vorm van woning waarbij voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden: - in een bestaande woning wordt één ondergeschikte wooneenheid gecreëerd; - de ondergeschikte wooneenheid vormt één fysiek geheel met de hoofdwooneenheid; - de ondergeschikte wooneenheid, daaronder niet begrepen de met de hoofdwooneenheid gedeelde ruimten, maakt ten hoogste één derde uit van het bouwvolume van de volledige woning; - de creatie van de ondergeschikte wooneenheid gebeurt met het oog op het huisvesten van: hetzij ten hoogste twee ouderen in de zin van de gecoördineerde decreten van 18 december 1991 inzake voorzieningen voor ouderen; hetzij ten hoogste twee hulpbehoevende personen, zijnde personen met een handicap, personen die in aanmerking komen voor een ten lastenneming door de Vlaamse zorgverzekering, alsmede personen met een nood aan ondersteuning om zich in het thuismilieu te kunnen handhaven; - de eigendom, of ten minste de blote eigendom, op de hoofd- en de ondergeschikte wooneenheid berust bij dezelfde titularis of titularissen. Het opsplitsen van een woning in twee aparte en zelfstandig functionerende woongelegenheden, is niet mogelijk. Het creëren van een aparte toegang is niet toegelaten. De zorgwoning kan ook geen aanleiding geven tot een maximum volume groter dan 1000m³.
0.11
Waterhuishouding Alle werken, handelingen, voorzieningen en maatregelen in functie van een goede waterhuishouding (hemelwaterbuffering, infiltratievoorzieningen, waterzuivering, etc.) worden toegelaten, ongeacht de voorschriften van de betreffende zone, mits ze in hun exploitatie en/of gebruik geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving of aan het waardevol karakter van de gebouwen. Regenwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. Het resterende deel moet maximaal kunnen infiltreren in de ondergrond, hetzij door het gebruik van waterdoorlatende materialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de onverharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
6 van 45 juni ’12
Afvalwater afkomstig van de bebouwde delen in het plangebied dient aangesloten te worden op het bestaande rioleringsnet of dient op de site zelf gezuiverd. Vanuit milieukundig oogpunt dienen plaatsen, waar er door de aard van de activiteiten kans is op pollutie, verplicht in niet-waterdoorlatende materialen uitgevoerd te worden en dient het afstromende water te worden opgevangen en afgevoerd naar het rioleringsnet of naar een daartoe voorziene opvangzone en/of zuiveringspunt.
0.12
Fasering verkavelingen Voor alle nieuw te realiseren gebieden in functie van woningbouw met een bruto oppervlakte gelijk of groter dan 0.5ha, waarbij de aanleg van nieuwe wegenis noodzakelijk is om de woningen te ontsluiten, wordt door de ontwikkelaar een voorstel van fasering uitgewerkt. Dit betekent dat voor elk nieuw te ontwikkelen gebied in functie van woningbouw met een bruto oppervlakte gelijk of groter dan 0.5ha, een fasering wordt uitgewerkt van minimum 2 fases van gelijkaardige omvang of grootte van het aanbod. Er kan slechts worden over gegaan tot de ontwikkeling van een volgende fase indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: -
-
0.13
100% van de kavels van de lopende fase zijn verkocht 75% van de totale oppervlakte van het gebied voor woningbouw in de betrokken fase is gerealiseerd • In het geval van groepswoningbouw betekent gerealiseerd: winddicht bebouwd nadat de wegenis is aangelegd • In het geval van individuele woningbouw betekent gerealiseerd: de kavel minstens winddicht bebouwd Er is minimum 5 jaar verstreken na de definitieve oplevering van de wegenis- en omgevingswerken van de voorgaande fase
Parkeervoorzieningen Parkeernormen voor woningbouw Nieuwe ontwikkelingen binnen de perimeter van het RUP dienen te voldoen aan de eigen gegenereerde parkeerbehoefte. Hiertoe worden de volgende normen gehanteerd voor woningbouw: - minimum 1 parkeerplaats per nieuwe woning te voorzien op het eigen perceel indien mogelijk volgens de stedenbouwkundige voorschriften of te voorzien binnen het plangebied; - minimum 1 parkeerplaats per nieuw appartement voor zover appartementen worden gerealiseerd in een gebouw tot max.5 wooneenheden / minimum 1.5 parkeerplaats per nieuw appartement voor zover appartementen worden gerealiseerd in een gebouw met meer dan 5 wooneenheden, te voorzien binnen het plangebied; - om te voldoen aan de gemeentelijke beleidsvisie inzake parkeervoorzieningen voor woningen kan voor kleine percelen afgeweken worden van de verplichting om de parkeerplaatsen te realiseren op het eigen perceel en kunnen compensatoire maatregelen worden voorzien op de belendende percelen; Parkeernormen overige functies Inzake nieuwe ontwikkelingen, niet zijnde woningbouw, worden volgende normen gehanteerd: - voor kantoren, diensten en commerciële functies wordt een richtcijfer van 1 parkeerplaats per 50m² bruto vloeroppervlakte gehanteerd, het betreft zowel nieuwbouwprojecten als herbestemmingen binnen bestaande gebouwen;.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
7 van 45 juni ’12
- voor nieuwe gemeenschapsvoorzieningen dient max. 0.6 parkeerplaats te worden voorzien per 100m² bruto vloeroppervlakte binnen het plangebied; Maximumnormen worden niet opgenomen. De vergunningverlenende overheid zal hierover oordelen op basis van de plaatselijke goede ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke draagkracht.
0.14
Begripsomschrijving Ten behoeve van de leesbaarheid van de voorschriften is hierbij volgende verklarende begrippenlijst toegevoegd: Bebouwingspercentage: (terreinbezetting) de verhouding van het grondoppervlak van één of meer bouwwerken op één terrein of kavel ten aanzien van de oppervlakte van het terrein of de kavel. Bestemming: een doeleinde van ruimtegebruik, gedetailleerd tot op het niveau van een kavel of een kaveldeel (bv. gebouw), die met behulp van voor het ruimtegebruik bindende voorschriften, aan een bepaald stuk grond wordt toebedeeld. Bijgebouw / woningbijgebouw: het bouwwerk of gebouw dat aansluit bij het hoofdgebouw of er los van staat, in gebruik voor de berging van goederen, gebruiksmiddelen, voertuigen, enz., die inherent verbonden zijn aan de bestemming voorzien in de bestemmingszone. Het bijgebouw kan niet los van het hoofdgebouw bestaan. Bouwdiepte: de diepte in meter tussen de uiterste voorgevel, samenvallend of evenwijdig met de bouwlijn en de uiterste achtergevel, aan de buitenkant gemeten inclusief balkons en/of terrassen. Bouwhoogte: de totale hoogte van een bouwwerk inclusief bovenzijde nok. Bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van onderbouw en zolder (ook al is deze bewoonbaar). Bruto-bouwvolume: Het bruto-bouwvolume wordt gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, te vertrekken van het maaiveld. Het deel van het keldervolume onder het maaiveld wordt dus niet meegerekend, op voorwaarde dat het een gebruikelijke onderkeldering van het woongebouw betreft. Bruto-vloeroppervlakte: de totale beloopbare oppervlakte van het gebouw, inclusief kelderoppervlakte, zolderoppervlakte en oppervlakte van de bijgebouwen in geval de kelder en/of de zolder minimum 2,1m hoog zijn. Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijke met wanden omsloten ruimte vormt. Hoofdgebouw: het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, met inbegrip van de verdiepingen. Instandhoudingswerken: Werken die het gebouw voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen. Hieronder valt eveneens de vervanging van dakgebinten en het gedeeltelijk vervangen van bestaande buitenmuren (maximum 30%). Het betreft ingrepen die noch de bestemming noch de morfologie wijzigen. Kamer: een woongelegenheid of deel van een woning waarin één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken: WC, bad of douche, kookgelegenheid
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
8 van 45 juni ’12
Kavel / huiskavel: een kadastraal bekend aaneengesloten stuk grond toebehorend aan één eigenaar of een groep eigenaars dat samen met het woonhuis een ononderbroken ruimtelijk geheel vormen. Kroonlijst: de snijlijn tussen een rechtopstaande gevel en een hellend dakvlak. Kroonlijsthoogte: hoogte van een bouwwerk die moet worden gemeten vanaf het maaiveld tot de bovenkant van de deksteen of de kroonlijst. Meergezinswoning: gebouw bestaande uit minimum twee woonentiteiten Nevenbestemming: een bestemming die slechts in ondergeschikte mate toelaatbaar is naast de eerstgenoemde bestemming en daardoor steeds minder dan de helft van de hoofdbestemming bedraagt. Nok: het hoogste gedeelte van een hellend dak van een gebouw. Onderhoudswerken: werken, andere dan stabiliteitswerken, die het gebruik van een constructie voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen. Openbaar nut: een functie die het algemeen nut dient Op dezelfde plaats: de nieuwe woning moet opgericht worden op minstens drie kwart van de oppervlakte van de bestaande woning, met inbegrip van de woningbijgebouwen die er fysische één geheel mee vormen. Renovatiewerken: werken, andere dan stabiliteitswerken, die het gebruik van een constructie voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen waarbij de oorspronkelijke materialen en morfologie volledig behouden blijven. Rooilijn: de grens tussen het openbaar domein en de aanpalende eigendommen. Studio: is een woning al dan niet met een aparte slaapkamer(s), waarin wel de volgende voorzieningen aanwezig zijn: WC, bad of douche, kookgelegenheid. Tuinzone: de zone die gelegen is tussen de strook voor de inplanting van hoofd-gebouwen en de perceelsgrens. Vergunde woning / constructie: een woning / constructie waarvan de kenmerken en functies overeenstemmen met de stedenbouwkundige vergunning(en) en andere bouwvergunning(en) die ervoor zijn afgeleverd. Verharding: alle bodembedekkingsmaterialen en grondoppervlak hard en minder waterdoorlatend maken.
behandelingswijzen
die
het
Verhardingspercentage: verhouding van alle verharde oppervlaktes samen ten aanzien van het terrein Verkrot: Woningen, gebouwen of constructies worden beschouwd als verkrot als ze niet voldoen aan de elementaire eisen van stabiliteit op het moment van de eerste vergunningsaanvraag tot ver- of herbouwen Woongelegenheid: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
9 van 45 juni ’12
Woonlaag: bouwlaag of ruimte onder het zadeldak van een gebouw dat ingericht is in functie van wonen. Zone: het op het plan omlijnd en met een kleur of grafisch teken aangeduid gebiedsdeel dat voor een bepaald, door de voorschriften vastgesteld, gebruik bestemd is. Zonegrens: grens tussen 2 zones.
0.15
Bestemmingszones Binnen het globaal deelplan komen volgende zones voor: • Afbakeningslijn • Zone voor kerngebied • Randzone kerngebied • Zone voor kerngebied met mogelijkheden tot verdichting • Verdichtingszone kerngebied • Zone voor knooppunten • Ontwikkelingsstrip kleinhandelsactiviteiten (indicatieve aanduiding) • Structuurbepalende groenassen (indicatieve aanduiding) • Openruimte verbinding (indicatieve aanduiding) • Waardevol gebouw
• Deelplannen
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
10 van 45 juni ’12
1
Afbakeningslijn
Artikel 1: afbakeningslijn
De afbakeningslijn begrenst de dorpskern OLV Olen / Sint Jozef Olen. Om de openruimte te vrijwaren worden activiteiten en ontwikkelingen gebundeld in de dorpskern. Verdichting, inbreiding en bundeling van activiteiten zijn voorwaarden voor een goed ruimtelijk beleid en voor het verhogen van de leefbaarheid en attractiviteit van de dorpskern. Voor woonprojecten binnen de afbakeningslijn geldt een minimale dichtheid van 15w/ha en een minimale netto vloeroppervlakte van 65m² per woning. Voor de zones waar woonuitbreidingsgebied wordt omgezet naar de bestemming “wonen” zijn bijkomende bepalingen van toepassing volgens het vigerende grond- en pandenbeleid. Met uitzondering van deelplannen waarvoor in dit plan gebiedsgerichte voorschriften zijn vastgelegd, vervangen onderhavige voorschriften de bepalingen van het gewestplan.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
11 van 45 juni ’12
2
Zone voor kerngebied
Artikel 2: zone voor kerngebied
2.1
Toepassingsgebied Categorie van gebiedsaanduiding: wonen De bepalingen zijn van toepassing voor het kerngebied zoals weergegeven op het grafisch plan. Dit behoudens specifieke voorschriften inzake ontwikkelingsstrip kleinhandelsactiviteiten (artikel 7/indicatieve aanduiding).
2.2
Bestemming Het kerngebied is bestemd voor wonen, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, sociale voorzieningen, voor sociaalculturele inrichtingen, voor openbare nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, verblijfsrecreatie, sport, recreatie en jeugdvoorzieningen en voor toeristische voorzieningen en logies. De bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met hun onmiddellijke omgeving. Zijn absoluut verboden: bedrijfsactiviteiten gericht op productie en stapelen van goederen of op de verkoop van brandstoffen, giftige en/of explosieve stoffen Verdichting binnen de zone wordt gestimuleerd door efficiënt en duurzaam ruimtegebruik zowel voor wonen als voor overige functies, wat zich ondermeer vertaalt in het verhogen van de bezettingsgraad van de percelen door het nastreven van gesloten en halfopen bebouwing voor woningbouw. Deze verdichting dient daarbij te worden afgestemd op het functioneren van de aanpalende bebouwing en functies. Binnen het kerngebied kunnen geen meergezinswoningen worden opgericht, dit kan enkel binnen de afgebakende verdichtingszones (zie artikel 4 – artikel 5). Zorgwonen en kangoeroewonen kunnen binnen de volledige zone gerealiseerd worden voor zover ze deel uitmaken van een ééngezinswoning als ondergeschikte woning. Aan de randen van de kern kan open bebouwing als principe worden gehandhaafd.
Complementaire functies aan het wonen Nieuwe kantoren, diensten, handels- en horecazaken complementair aan het wonen zijn toegelaten voor zover de oppervlakte beperkt wordt tot 150m² per perceel behoudens bepalingen in het kader van het ontwikkelingsgebied kleinhandelsactiviteiten op buurtniveau (zie artikel 8). Indien zich op de gelijkvloerse bouwlaag een andere functie bevindt dan wonen, dient de toegang tot de woning(en) verzekerd te worden via een afzonderlijke van op het openbaar domein te bereiken ingang.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
12 van 45 juni ’12
2.3
Inrichtings- en beheersvoorschriften m.b.t. het wonen als hoofdfunctie Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact verenigbaar zijn met de omgeving.
2.3.1
Plaatsing van hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten woningen dient waar mogelijk de voorgevelbouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen voor zover aanwezig, elders wordt de voorgevelbouwlijn opgericht op de rooilijn of op max. 10m uit de rooilijn. Bestaande wachtgevels dienen afgewerkt.
2.3.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen Binnen de zone zijn bij nieuwbouw, herbouw en uitbreiding, maximaal twee volle bouwlagen toegelaten. De bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen met meer dan twee bouwlagen kunnen blijven bestaan en verbouwd worden binnen het bestaand volume indien minstens 60% van de buitengevel behouden blijft. Indien meer dan 60% van de buitengevel wordt verbouwd, dient het aantal bouwlagen gereduceerd te worden tot twee. Inzake de bouwdiepten worden volgende afmetingen vooropgesteld, voor zover een minimale tuinstrook gevrijwaard blijft om de leefkwaliteit van de woningen te verzekeren. De vergunningverlenende overheid zal hierover oordelen op basis van de plaatselijke goede ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke draagkracht. - Bij verbouwen en herbouwen van bestaande woningen, als het realiseren van nieuwe gesloten en gekoppelde bebouwing aansluitend bij een bestaand gebouw gelden volgende profielen: o
maximaal twee bouwlagen met 17m voor de eerste bouwlaag, 13m voor de tweede bouwlaag. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn
o
maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 15m hebben voor zover het project zich integreert in de bestaande omgeving en er vanuit het aspect oriëntatie geen bijkomende randvoorwaarden worden gesteld. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
13 van 45 juni ’12
o
maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m en de tweede bouwlaag een maximale diepte heeft van 10,00 m voor zover het project zich integreert in de bestaande omgeving en er vanuit het aspect oriëntatie geen bijkomende randvoorwaarden worden gesteld. Een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
- Voor nieuwe gekoppelde bebouwing – niet aansluitend bij een bestaand gebouw zijn volgende profielen mogelijk: o
maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 15m hebben. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn.
o
ofwel: maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m. De tweede bouwlaag heeft een maximale diepte van 10,00 m. een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
14 van 45 juni ’12
- Voor nieuwe en bestaande open bebouwing zijn volgende profielen mogelijk: o
maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 17m hebben. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn voor zover een woning met de nok parallel aan de straat.
o
In overeenstemming met de aanpalende woningen en de goede ruimtelijke ordening kan een zadeldak met de nok dwars op de straat worden gerealiseerd, waarbij de bouwdiepte van het dak maximum de diepte van de woning bedraagt.
o
ofwel: maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m. De tweede bouwlaag heeft een maximale diepte van 10,00 m. een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
o
Dakvorm De dakvorm is vrij te kiezen. De dakvorm, kroonlijst en de materialen van de zichtbare gevels moeten evenwel harmonieus aansluiten op voorkomende aanpalende gebouwen. Er dient een kwalitatieve en esthetisch verantwoorde aansluiting te gebeuren. De dakvorm heeft maximale dakhelling van 45°. Dakuitbouwen mogen uitgewerkt worden voor maximaal 50% van de dakoppervlakte. Deze uitbouwen mogen niet breder zijn dan 2/3 van de gevelbreedte en niet hoger dan ½ van de dakhoogte. Bij open bebouwing worden piramidedaken toegelaten en mag de daknok loodrecht op de straatas georiënteerd worden. Dakterrassen kunnen worden gerealiseerd tot 4,00 m achter de achtergevel, op het dakverdiep dient dit binnen het maximumprofiel te gebeuren. Voorwaarde voor het realiseren van een dakterras is de aanwezigheid van een tuinzone van minimaal 15,00 m achter de achtergevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
15 van 45 juni ’12
Materialen Voor alle buitengevels en de bedekking van schuine daken wordt gebruik gemaakt van duurzame en esthetische materialen. Alle buitengevels dienen beschouwd en afgewerkt te worden als zichtgevels. Specifieke voorschriften voor restpercelen Onder bepaalde voorwaarden kan voor de invulling met bebouwing van restpercelen van bovenstaande regelgeving inzake bouwdiepte worden afgeweken in functie van afstemming met de aanpalende percelen mits in overeenstemming met de goede plaatselijke ruimtelijke ordening. Afwijkingen inzake kroonlijsthoogte, nokhoogte en het aantal bouwlagen kunnen niet worden toegestaan.
2.3.3
Aanleg van het terrein Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De aanleg van verhardingen wordt beperkt tot de strikt noodzakelijke toegangen en opritten tot de woning en de woningbijgebouwen. Het oprichten van constructies wordt beperkt tot 10 % van de perceelsoppervlakte met een maximum van 75m² voor losstaande woningbijgebouwen. Het oprichten van carports in de zijtuinstrook is toegestaan. De aanleg van niet overdekte constructies wordt beperkt tot maximaal 80m² per goed in zijtuin en achtertuin. Voor percelen kleiner dan 400m² kan hiervan gemotiveerd afgeweken worden. Bij de aanleg van verhardingen dient ermee rekening gehouden te worden dat het regenwater de mogelijkheid moet krijgen om maximaal door te dringen in de ondergrond. De niet-bebouwde en verharde delen van de percelen dienen als tuin of private dan wel collectieve groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Bestaande hoogstambomen worden maximaal gevrijwaard. De woningbijgebouwen dienen ingeplant te worden op min. 10m van de achtergevelbouwlijn van het hoofdgebouw. Ze bevinden zich hetzij op de perceelsgrens (mits akkoord van de eigenaar van het desbetreffende aanpalende perceel), hetzij op minimum 3m afstand van de zijperceelsgrens en minimum 1m van de perceelsgrens in de achtertuin. Voor het oprichten van tuinhuisjes tot 15m² kan de minimum afstand tot de perceelsgrens kleiner zijn, met een minimum afstand van 1m. Losstaande bijgebouwen hebben een kroonlijsthoogte van max. 3m en nokhoogte van max. 4,5m. De bijgebouwen die op de perceelsgrens worden geplaatst, worden afgewerkt met een plat dak. Perceelsafsluitingen in de achtertuin hebben een max. hoogte van 2.00m en worden enkel toegelaten in streekeigen levende hagen eventueel in combinatie met hekwerk of een draadafsluiting. Visueel gesloten erfscheidingen zijn slechts beperkt toegestaan, dit tot max. 10.00m uit de achtergevelbouwlijn.
2.4
Inrichtings- en beheersvoorschriften m.b.t. overige gebouwen Nieuwe constructies en gebouwen kunnen opgetrokken worden voor zover zij aansluiten bij het karakter van de zone en de woonfunctie in de kern niet verstoren. Een zuinig ruimtegebruik geniet hierbij de voorkeur waarbij de integratie van de gebouwen in hun omgeving enerzijds en de integratie van de verschillende onderdelen van de gebouwen anderzijds voorop wordt gesteld. Dit zuinig ruimtegebruik uit zich tevens door een maximale benutting en verdichting van de beschikbare oppervlakte in overeenstemming met de schaal van de kern. Het bebouwingspercentage dient gebiedsgericht te worden bepaald op basis van een kwalitatieve invulling, de goede plaatselijke ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
16 van 45 juni ’12
draagkracht. Het bebouwingspercentage zal op grote percelen verhoudingsgewijs veel kleiner zijn dan op zeer kleine percelen
2.4.1
Plaatsing van hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten hoofdgebouwen dient waar mogelijk de bouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen of bedraagt min. 5m. t.o.v. de rooilijn. De plaatsing t.o.v. de overige perceelsgrenzen bedraagt min.5m en is gelijk aan de kroonlijsthoogte van het gebouw.
2.4.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen Gebouwen bevatten maximum 2 bouwlagen, uitgezonderd gebouwen voor openbaar nut die indien verantwoord vanuit het functioneren tot max. 3 bouwlagen kunnen opgetrokken worden. De maximum kroonlijsthoogte bedraagt 7m, de maximale bouwhoogte 11m en is in overeenstemming met de schaal van de omgeving. De dakvorm is vrij te bepalen. Alle materialen moeten esthetisch verantwoord zijn en in harmonie met de bestaande gevels opgetrokken. Gevelmaterialen zijn ondermeer: gevelsteen, sierbepleistering, structurele glaswand, sierbeton eventueel in combinatie met metaal, hout of natuursteen Materialen voor dakbedekking zijn ondermeer: bitumineuze materialen of roofing voor platte daken, leien of pannen voor zadeldaken en koper of zink voor gebogen daken. Ook “groene daken” zijn toegestaan.
2.4.3
Aanleg van het terrein Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De nietbebouwde perceelsdelen kunnen aangewend worden voor het inrichten van interne circulatieruimte, laad- en losruimte, groene ruimten, toegangen en doorgangen in functie van de toegankelijkheid en veiligheid. Delen die verhard worden dienen te worden uitgevoerd met elementverharding of andere waterdoorlatende materialen, mits inachtname van de vigerende veiligheidsvoorschriften. Enkel indien noodzakelijk omwille van de stabiliteit van het wegdek of de preventie van infiltratie van verontreiniging in de bodem, wordt monolietverharding toegestaan en onder voorwaarde dat het afgevoerde hemelwater op een snelle en correcte wijze gefilterd, gebufferd, afgevoerd of geïnfiltreerd wordt op het eigen terrein. Onverharde perceelsdelen dienen ingericht te worden met groenvoorzieningen of groenbuffer. Minimum 20% van het perceel dient een onverhard en groen karakter te behouden.
Materialen en goederen mogen enkel opgeslagen worden in de open lucht wanneer dit op een kwaliteitsvolle manier gebeurt en geen afbreuk doet aan de beeld- of belevingswaarde van de omgeving. Dergelijke opslag mag niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Een maximale stapelhoogte van 3m wordt toegestaan in functie van de specifieke bedrijfsactiviteiten binnen de zone.
2.5
Stationsomgeving De stationsomgeving komt in aanmerking voor de uitbouw van circulatieruimte, laad- en losruimte, toegangen en doorgangen naar het station en de uitbouw van een openbaar vervoerplatform met alles wat hiermee samenhangt. Het gebied komt tevens in aanmerking voor de uitbreiding van parkeervoorzieningen voor wagens en stalplaats voor
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
17 van 45 juni ’12
fietsen. Deze dienen ruimtelijk inpasbaar te zijn en de bijkomende verkeersdynamiek die ze genereren mag geen afbreuk doen aan de structuurbepalende groenassen (artikel 8).
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
18 van 45 juni ’12
3
Randzone kerngebied
Artikel 3: Randzone kerngebied
3.1
Toepassingsgebied De bepalingen zijn van toepassing voor de randzone kerngebied zoals weergegeven op het grafisch plan.
3.2
Bestemming Categorie van gebiedsaanduiding: wonen De randzone kerngebied is bestemd voor wonen en voor groene ruimten. Vrije beroepen zijn als complementaire functie van de woonfunctie toegelaten, indien de oppervlakte van de complementaire functie niet meer dan 100m² bedraagt en deze zich op het gelijkvloers bevindt. De oppervlakte van de complementaire functie dient altijd kleiner te zijn dan de oppervlakte nodig voor de woonfunctie. Per gebouw moet één volwaardige woongelegenheid worden voorzien. In de randzone kerngebied wordt de overgang gemaakt van het meer verdichte kerngebied naar de open ruimte. Nadruk ligt op groen en open ruimte, dit wordt vertaald door het gebruik van open bebouwing waarbij de zichten op het open landschap zoveel mogelijk behouden blijven. Binnen de zone kunnen geen meergezinswoningen worden opgericht. Zorgwonen kan binnen de volledige zone gerealiseerd worden voor zover de woning deel uitmaakt van een ééngezinswoning als ondergeschikte woning. Kangoeroewonen wordt niet toegestaan.
3.3
Inrichtingsvoorschriften Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact verenigbaar zijn met de omgeving.
3.3.1
Plaatsing van hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten woningen dient waar mogelijk de voorgevelbouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen voor zover aanwezig, elders wordt de voorgevelbouwlijn opgericht op de rooilijn of op max. 10m uit de rooilijn.
3.3.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen Binnen de zone zijn bij nieuwbouw, herbouw en uitbreiding, maximaal twee volle bouwlagen toegelaten. De bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen met meer dan twee bouwlagen kunnen blijven bestaan en verbouwd worden binnen het bestaand volume
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
19 van 45 juni ’12
indien minstens 60% van de buitengevel behouden blijft. Indien meer dan 60% van de buitengevel wordt verbouwd, dient het aantal bouwlagen gereduceerd te worden tot twee. Voor nieuwe gebouwen is enkel open bebouwing toegestaan. Inzake de bouwdiepten worden volgende afmetingen vooropgesteld voor nieuwe en bestaande woningen voor zover een minimale tuinstrook gevrijwaard blijft om de leefkwaliteit van de woningen te verzekeren. De vergunningverlenende overheid zal hierover oordelen op basis van de plaatselijke goede ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke draagkracht. - maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 17m hebben. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn voor een woning met de nok parallel aan de straat. - In overeenstemming met de aanpalende woningen en de goede ruimtelijke ordening kan een zadeldak met de nok dwars op de straat worden gerealiseerd, waarbij de bouwdiepte van het dak maximum de diepte van de woning bedraagt.
- ofwel: maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m. De tweede bouwlaag heeft een maximale diepte van 10,00 m. een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
Dakvorm De dakvorm is vrij te kiezen. De dakvorm heeft maximale dakhelling van 45°. Dakuitbouwen mogen uitgewerkt worden voor maximaal 50% van de dakoppervlakte. Deze uitbouwen mogen niet breder zijn dan 2/3 van de gevelbreedte en niet hoger dan ½ van de dakhoogte. Piramidedaken zijn toegelaten waarbij de daknok loodrecht op de straatas georiënteerd wordt. Dakterrassen kunnen worden gerealiseerd tot 4,00 m achter de achtergevel, op het dakverdiep dient dit binnen het maximumprofiel te gebeuren. Voorwaarde voor het realiseren van een dakterras is de aanwezigheid van een tuinzone van minimaal 15,00 m achter de achtergevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
20 van 45 juni ’12
Materialen Voor alle buitengevels en de bedekking van schuine daken wordt gebruik gemaakt van duurzame en esthetische materialen. Alle buitengevels dienen beschouwd en afgewerkt te worden als zichtgevels.
3.3.3
Aanleg van het terrein Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De aanleg van verhardingen wordt beperkt tot de strikt noodzakelijke toegangen en opritten tot de woning en de woningbijgebouwen. Het oprichten van constructies wordt beperkt tot 10 % van de perceelsoppervlakte met een maximum van 75m² voor losstaande woningbijgebouwen . Het oprichten van carports in de zijtuinstrook is toegestaan. De aanleg van niet overdekte constructies wordt beperkt tot maximaal 80m² per goed in zijtuin en achtertuin. Voor percelen kleiner dan 400m² kan hiervan gemotiveerd afgeweken worden. Bij de aanleg van verhardingen dient ermee rekening gehouden te worden dat het regenwater de mogelijkheid moet krijgen om maximaal door te dringen in de ondergrond. De niet-bebouwde en verharde delen van de percelen dienen als tuin of private dan wel collectieve groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Bestaande hoogstambomen worden maximaal gevrijwaard. De woningbijgebouwen dienen ingeplant te worden op min. 10m van de achtergevelbouwlijn van het hoofdgebouw. Ze bevinden zich hetzij op de perceelsgrens (mits akkoord van de eigenaar van het desbetreffende aanpalende perceel), hetzij op minimum 3m afstand van de zijperceelsgrens en minimum 1m van de perceelsgrens in de achtertuin. Voor het oprichten van tuinhuisjes tot 15m² kan de minimum afstand tot de perceelsgrens kleiner zijn, met een minimum afstand van 1m. Losstaande bijgebouwen hebben een kroonlijsthoogte van max. 3m en nokhoogte van max. 4,5m. De bijgebouwen die op de perceelsgrens worden geplaatst, worden afgewerkt met een plat dak. Perceelsafsluitingen in de achtertuin hebben een max. hoogte van 2.00m en worden enkel toegelaten in streekeigen levende hagen eventueel in combinatie met hekwerk of een draadafsluiting. Visueel gesloten erfscheidingen zijn slechts beperkt toegestaan, dit tot max. 10.00m uit de achtergevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
21 van 45 juni ’12
4
Zone voor kerngebied met mogelijkheden tot verdichting
Artikel 4: Zone voor kerngebied met mogelijkheden tot verdichting
4.1
Toepassingsgebied De bepalingen zijn van toepassing voor het kerngebied met mogelijkheden voor verdichting zoals weergegeven op het grafisch plan.
4.2
Bestemming Categorie van gebiedsaanduiding: wonen Het kerngebied met mogelijkheden voor verdichting is bestemd voor wonen, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, sociale voorzieningen, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, verblijfsrecreatie, sport, recreatie en jeugdvoorzieningen en voor toeristische voorzieningen en logies. De bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met hun onmiddellijke omgeving. Zijn absoluut verboden: bedrijfsactiviteiten gericht op productie en stapelen van goederen of op de verkoop van brandstoffen, giftige en/of explosieve stoffen Verdichting binnen de zone wordt gestimuleerd door efficiënt en duurzaam ruimtegebruik in het bijzonder voor wonen, wat zich ondermeer vertaalt in het verhogen van de bezettingsgraad van de percelen door het nastreven van gesloten en halfopen bebouwing voor woningbouw. Deze verdichting dient daarbij te worden afgestemd op het functioneren van de aanpalende bebouwing. Binnen de zone kunnen zowel eengezinswoningen als meergezinswoningen worden opgericht.
Complementaire functies aan het wonen Nieuwe kantoren, diensten, handels- en horecazaken complementair aan het wonen zijn toegelaten voor zover de oppervlakte beperkt wordt tot 150m² per perceel. Indien zich op de gelijkvloerse bouwlaag een andere functie bevindt dan wonen, dient de toegang tot de woning(en) verzekerd te worden via een afzonderlijke van op het openbaar domein te bereiken ingang.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
22 van 45 juni ’12
4.3
Inrichtings- en beheersvoorschriften m.b.t. het wonen als hoofdfunctie Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact verenigbaar zijn met de omgeving.
4.3.1
Plaatsing van hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten woningen dient waar mogelijk de voorgevelbouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen voor zover aanwezig, elders wordt de voorgevelbouwlijn opgericht op de rooilijn of op max. 10m uit de rooilijn. Bestaande wachtgevels dienen afgewerkt.
4.3.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen Binnen de zone zijn bij nieuwbouw, herbouw en uitbreiding, maximaal twee volle bouwlagen en twee volle woonlagen toegelaten. De bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen met meer dan twee bouwlagen kunnen blijven bestaan en verbouwd worden binnen het bestaand volume indien minstens 60% van de buitengevel behouden blijft. Indien meer dan 60% van de buitengevel wordt verbouwd, dient het aantal bouwlagen gereduceerd te worden tot twee. Inzake de bouwdiepten worden volgende afmetingen vooropgesteld voor zover een minimale tuinstrook gevrijwaard blijft om de leefkwaliteit van de woningen te verzekeren. De vergunningverlenende overheid zal hierover oordelen op basis van de plaatselijke goede ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke draagkracht. - Bij verbouwen en herbouwen van bestaande woningen, als het realiseren van nieuwe gesloten en gekoppelde bebouwing aansluitend bij een bestaand gebouw gelden volgende profielen: o
maximaal twee bouwlagen met 17m voor de eerste bouwlaag, 13m voor de tweede bouwlaag. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn
o
maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 15m hebben voor zover het project zich integreert in de bestaande omgeving en er vanuit het aspect oriëntatie geen bijkomende randvoorwaarden worden gesteld. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
23 van 45 juni ’12
o
maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m en de tweede bouwlaag een maximale diepte heeft van 10,00 m voor zover het project zich integreert in de bestaande omgeving en er vanuit het aspect oriëntatie geen bijkomende randvoorwaarden worden gesteld. Een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
-
- Voor nieuwe gekoppelde bebouwing – niet aansluitend bij een bestaand gebouw zijn volgende profielen mogelijk: o
maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 15m hebben. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn.
o
ofwel: maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m. De tweede bouwlaag heeft een maximale diepte van 10,00 m. een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
24 van 45 juni ’12
- Voor nieuwe en bestaande open bebouwing zijn volgende profielen mogelijk: o
maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 17m hebben. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn voor een woning met de nok parallel aan de straat.
o
In overeenstemming met de aanpalende woningen en de goede ruimtelijke ordening kan een zadeldak met de nok dwars op de straat worden gerealiseerd, waarbij de bouwdiepte van het dak maximum de diepte van de woning bedraagt.
o
ofwel: maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m. De tweede bouwlaag heeft een maximale diepte van 10,00 m. een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
o
Dakvorm De dakvorm is vrij te kiezen. De dakvorm, kroonlijst en de materialen van de zichtbare gevels moeten evenwel harmonieus aansluiten op voorkomende aanpalende gebouwen. Er dient een kwalitatieve en esthetisch verantwoorde aansluiting te gebeuren. De dakvorm heeft maximale dakhelling van 45°. Dakuitbouwen mogen uitgewerkt worden voor maximaal 50% van de dakoppervlakte. Deze uitbouwen mogen niet breder zijn dan 2/3 van de gevelbreedte en niet hoger dan ½ van de dakhoogte. Bij open bebouwing worden piramidedaken toegelaten en mag de daknok loodrecht op de straatas georiënteerd worden. Dakterrassen kunnen worden gerealiseerd tot 4,00 m achter de achtergevel, op het dakverdiep dient dit binnen het maximumprofiel te gebeuren. Voorwaarde voor het realiseren van een dakterras is de aanwezigheid van een tuinzone van minimaal 15,00 m achter de achtergevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
25 van 45 juni ’12
Materialen Voor alle buitengevels en de bedekking van schuine daken wordt gebruik gemaakt van duurzame en esthetische materialen. Alle buitengevels dienen beschouwd en afgewerkt te worden als zichtgevels. Specifieke voorschriften voor restpercelen Onder bepaalde voorwaarden kan voor de invulling met bebouwing van restpercelen van bovenstaande regelgeving inzake bouwdiepte worden afgeweken in functie van afstemming met de aanpalende percelen mits in overeenstemming met de goede plaatselijke ruimtelijke ordening. Afwijkingen inzake kroonlijsthoogte, nokhoogte en het aantal bouwlagen kunnen niet worden toegestaan.
4.3.3
Aanleg van het terrein Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De aanleg van verhardingen wordt beperkt tot de strikt noodzakelijke toegangen en opritten tot de woning en de woningbijgebouwen. Het oprichten van constructies wordt beperkt tot 10 % van de perceelsoppervlakte met een maximum van 75m² voor losstaande woningbijgebouwen . Het oprichten van carports in de zijtuinstrook is toegestaan. De aanleg van niet overdekte constructies wordt beperkt tot maximaal 80m² per goed in zijtuin en achtertuin. Voor percelen kleiner dan 400m² kan hiervan gemotiveerd afgeweken worden. Bij het realiseren van meergezinswoningen, dient een bouwvrije tuinstrook van minimum 10,00 m diepte achter de achtergevelbouwlijn te worden voorzien. Bij de aanleg van verhardingen dient ermee rekening gehouden te worden dat het regenwater de mogelijkheid moet krijgen om maximaal door te dringen in de ondergrond. De niet-bebouwde en verharde delen van de percelen dienen als tuin of private dan wel collectieve groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Bestaande hoogstambomen worden maximaal gevrijwaard. De woningbijgebouwen dienen ingeplant te worden op min. 10m van de achtergevelbouwlijn van het hoofdgebouw. Ze bevinden zich hetzij op de perceelsgrens (mits akkoord van de eigenaar van het desbetreffende aanpalende perceel), hetzij op minimum 3m afstand van de zijperceelsgrens en minimum 1m van de perceelsgrens in de achtertuin. Voor het oprichten van tuinhuisjes tot 15m² kan de minimum afstand tot de perceelsgrens kleiner zijn, met een minimum afstand van 1m. Losstaande bijgebouwen hebben een kroonlijsthoogte van max. 3m en nokhoogte van max. 4,5m. De bijgebouwen die op de perceelsgrens worden geplaatst, worden afgewerkt met een plat dak. Perceelsafsluitingen in de achtertuin hebben een max. hoogte van 2.00m en worden enkel toegelaten in streekeigen levende hagen eventueel in combinatie met hekwerk of een draadafsluiting. Visueel gesloten erfscheidingen zijn slechts beperkt toegestaan, dit tot max. 10.00m uit de achtergevelbouwlijn.
4.4
Inrichtings- en beheersvoorschriften m.b.t. overige gebouwen Nieuwe constructies en gebouwen kunnen opgetrokken worden voor zover zij aansluiten bij het karakter van de zone en de woonfunctie in de kern niet verstoren. Een zuinig ruimtegebruik geniet hierbij de voorkeur waarbij de integratie van de gebouwen in hun omgeving enerzijds en de integratie van de verschillende onderdelen van de gebouwen anderzijds voorop wordt gesteld. Dit zuinig ruimtegebruik uit zich tevens door een maximale benutting en verdichting van de beschikbare oppervlakte in overeenstemming met de schaal van de kern.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
26 van 45 juni ’12
Het bebouwingspercentage dient gebiedsgericht te worden bepaald op basis van een kwalitatieve invulling, de goede plaatselijke ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke draagkracht. Het bebouwingspercentage zal op grote percelen verhoudingsgewijs veel kleiner zijn dan op zeer kleine percelen
4.4.1
Plaatsing van hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten hoofdgebouwen dient waar mogelijk de bouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen of bedraagt min. 5m. t.o.v. de rooilijn. De plaatsing t.o.v. de overige perceelsgrenzen bedraagt min.5m en is gelijk aan de kroonlijsthoogte van het gebouw.
4.4.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen Gebouwen bevatten maximum 2 bouwlagen, uitgezonderd gebouwen voor openbaar nut die indien verantwoord vanuit het functioneren tot max. 3 bouwlagen kunnen opgetrokken worden. De maximum kroonlijsthoogte bedraagt 7m, de maximale bouwhoogte 11m en is in overeenstemming met de schaal van de omgeving. De dakvorm is vrij te bepalen. Alle materialen moeten esthetisch verantwoord zijn en in harmonie met de bestaande gevels opgetrokken. Gevelmaterialen zijn ondermeer: gevelsteen, sierbepleistering, structurele glaswand, sierbeton eventueel in combinatie met metaal, hout of natuursteen Materialen voor dakbedekking zijn ondermeer: bitumineuze materialen of roofing voor platte daken, leien of pannen voor zadeldaken en koper of zink voor gebogen daken. Ook “groene daken” zijn toegestaan.
4.4.3
Aanleg van het terrein Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De nietbebouwde perceelsdelen kunnen aangewend worden voor het inrichten van interne circulatieruimte, laad- en losruimte, groene ruimten, toegangen en doorgangen in functie van de toegankelijkheid en veiligheid. Delen die verhard worden dienen te worden uitgevoerd met elementverharding of andere waterdoorlatende materialen, mits inachtname van de vigerende veiligheidsvoorschriften. Enkel indien noodzakelijk omwille van de stabiliteit van het wegdek of de preventie van infiltratie van verontreiniging in de bodem, wordt monolietverharding toegestaan en onder voorwaarde dat het afgevoerde hemelwater op een snelle en correcte wijze gefilterd, gebufferd, afgevoerd of geïnfiltreerd wordt op het eigen terrein. Onverharde perceelsdelen dienen ingericht te worden met groenvoorzieningen of groenbuffer. Minimum 20% van het perceel dient een onverhard en groen karakter te behouden.
Materialen en goederen mogen enkel opgeslagen worden in de open lucht wanneer dit op een kwaliteitsvolle manier gebeurt en geen afbreuk doet aan de beeld- of belevingswaarde van de omgeving. Dergelijke opslag mag niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Een maximale stapelhoogte van 3m wordt toegestaan in functie van de specifieke bedrijfsactiviteiten binnen de zone.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
27 van 45 juni ’12
5
Verdichtingszone kerngebied
Artikel 5: verdichtingszone kerngebied
5.1
Toepassingsgebied De bepalingen zijn van toepassing voor de verdichtingszone kerngebied zoals weergegeven op het grafisch plan. Dit behoudens specifieke voorschriften inzake ontwikkelingsstrip kleinhandelsactiviteiten (artikel 7/indicatieve aanduiding).
5.2
Bestemming Categorie van gebiedsaanduiding: wonen De verdichtingszone kerngebied is bestemd voor wonen, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, sociale voorzieningen, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, verblijfsrecreatie, sport, recreatie en jeugdvoorzieningen en voor toeristische voorzieningen en logies. De bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met hun onmiddellijke omgeving. Zijn absoluut verboden: bedrijfsactiviteiten gericht op productie en stapelen van goederen of op de verkoop van brandstoffen, giftige en/of explosieve stoffen Verdichting binnen de zone wordt gestimuleerd door efficiënt en duurzaam ruimtegebruik zowel voor wonen als voor overige functies, wat zich ondermeer vertaalt in het verhogen van de bezettingsgraad van de percelen door het nastreven van gesloten en halfopen bebouwing voor woningbouw. Deze verdichting dient daarbij te worden afgestemd op het functioneren van de aanpalende bebouwing en functies. Binnen de zone kunnen zowel eengezinswoningen als meergezinswoningen worden opgericht.
Complementaire functies aan het wonen Nieuwe kantoren, diensten, handels- en horecazaken in combinatie met wonen zijn toegelaten voor zover de oppervlakte beperkt wordt tot 250m² per perceel behoudens bepalingen in het kader van het ontwikkelingsgebied kleinhandelsactiviteiten op buurtniveau (zie artikel 7). Indien zich op de gelijkvloerse bouwlaag een andere functie bevindt dan wonen, dient de toegang tot de woning(en) verzekerd te worden via een afzonderlijke van op het openbaar domein te bereiken ingang.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
28 van 45 juni ’12
5.3
Inrichtings- en beheersvoorschriften m.b.t. het wonen als hoofdfunctie Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact verenigbaar zijn met de omgeving. Woningbouwprojecten worden niet alleen gerealiseerd met oog voor de kwaliteit van de plek maar tevens vanuit de kwaliteit van de woningen zelf. Dit betekent ondermeer dat de verhouding bebouwde / onbebouwde ruimte in evenwicht moet zijn en dat er een minimum oppervlakte aan buitenruimte en tuinzone aanwezig is, dat er voldoende bergruimte wordt voorzien per individuele woning en de privacy van de aanpalende woningen wordt gerespecteerd.
5.3.1
Plaatsing van de hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten woningen dient waar mogelijk de bouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen voor zover aanwezig, elders wordt de voorgevelbouwlijn opgericht op de rooilijn of op max. 6m uit de rooilijn. Bestaande wachtgevels dienen afgewerkt.
5.3.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen Verdichtingszone kerngebied Binnen de zone zijn bij nieuwbouw, herbouw en uitbreiding maximaal drie volle woonlagen toegelaten. De bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen met meer dan twee bouwlagen kunnen blijven bestaan en verbouwd worden binnen het bestaand volume indien minstens 60% van de buitengevel behouden blijft. Indien meer dan 60% van de buitengevel wordt verbouwd, dient het aantal bouwlagen gereduceerd te worden tot twee. Inzake de bouwdiepten worden volgende afmetingen vooropgesteld voor zover een minimale tuinstrook gevrijwaard blijft om de leefkwaliteit van de woningen te verzekeren. De vergunningverlenende overheid zal hierover oordelen op basis van de plaatselijke goede ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke draagkracht. - Bij verbouwen en herbouwen van bestaande woningen, als het realiseren van nieuwe gesloten en gekoppelde bebouwing aansluitend bij een bestaand gebouw gelden volgende profielen: o
maximaal twee bouwlagen met 17m voor de eerste bouwlaag, 13m voor de tweede bouwlaag. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn
o
maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 15m hebben voor zover het project zich integreert in de bestaande omgeving en er vanuit het aspect oriëntatie geen bijkomende randvoorwaarden worden
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
29 van 45 juni ’12
gesteld. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn.
o
maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m en de tweede bouwlaag een maximale diepte heeft van 10,00 m voor zover het project zich integreert in de bestaande omgeving en er vanuit het aspect oriëntatie geen bijkomende randvoorwaarden worden gesteld. Een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
- Voor nieuwe gekoppelde bebouwing – niet aansluitend bij een bestaand gebouw zijn volgende profielen mogelijk: o
maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 15m hebben. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn.
o
ofwel: maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m. De tweede bouwlaag heeft een maximale diepte van 10,00 m. een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
30 van 45 juni ’12
- Voor nieuwe en bestaande open bebouwing zijn volgende profielen mogelijk: o
maximaal twee bouwlagen waarvan beide een maximale diepte van 17m hebben. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 9m vanaf de voorgevelbouwlijn voor een woning met de nok parallel aan de straat.
o
In overeenstemming met de aanpalende woningen en de goede ruimtelijke ordening kan een zadeldak met de nok dwars op de straat worden gerealiseerd, waarbij de bouwdiepte van het dak maximum de diepte van de woning bedraagt.
o
ofwel: maximaal twee bouwlagen waarvan het gelijkvloers een diepte heeft van maximaal 20,00 m en een maximale hoogte van 4,00 m. De tweede bouwlaag heeft een maximale diepte van 10,00 m. een zadeldak dient te worden gerealiseerd binnen 10,00 m vanaf de voorgevelbouwlijn.
o
Dakvorm De dakvorm is vrij te kiezen. De dakvorm, kroonlijst en de materialen van de zichtbare gevels moeten evenwel harmonieus aansluiten op voorkomende aanpalende gebouwen. Er dient een kwalitatieve en esthetisch verantwoorde aansluiting te gebeuren.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
31 van 45 juni ’12
De dakvorm heeft maximale dakhelling van 45°. Dakuitbouwen mogen uitgewerkt worden voor maximaal 50% van de dakoppervlakte. Deze uitbouwen mogen niet breder zijn dan 2/3 van de gevelbreedte en niet hoger dan ½ van de dakhoogte. Bij open bebouwing worden piramidedaken toegelaten en mag de daknok loodrecht op de straatas georiënteerd worden. Dakterrassen kunnen worden gerealiseerd tot 4,00 m achter de achtergevel, op het dakverdiep dient dit binnen het maximumprofiel te gebeuren. Voorwaarde voor het realiseren van een dakterras is de aanwezigheid van een tuinzone van minimaal 15,00 m achter de achtergevelbouwlijn.
Materialen Voor alle buitengevels en de bedekking van schuine daken wordt gebruik gemaakt van duurzame en esthetische materialen. Alle buitengevels dienen beschouwd en afgewerkt te worden als zichtgevels. De gebruikte materialen van al de hoofdgebouwen dienen eigentijds en duurzaam te zijn, steeds in harmonie met de bestaande gevels. Tussen de bouwdelen onderling dient een eenheid in materiaalkeuze nagestreefd te worden. Voor de van op de openbare weg zichtbare bouwdelen dienen materialen gebruikt die qua kleur en structuur de continuïteit van het straatbeeld ondersteunen.
Specifieke voorschriften voor restpercelen Onder bepaalde voorwaarden kan voor de invulling met bebouwing van restpercelen van bovenstaande regelgeving inzake bouwdiepte worden afgeweken in functie van afstemming met de aanpalende percelen mits in overeenstemming met de goede plaatselijke ruimtelijke ordening. Afwijkingen inzake kroonlijsthoogte, nokhoogte en het aantal bouwlagen kunnen niet worden toegestaan.
5.3.3
Aanleg van het terrein Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De aanleg van verhardingen wordt beperkt tot de strikt noodzakelijke toegangen en opritten tot de woning en de woningbijgebouwen. Het oprichten van constructies wordt beperkt tot 10 % van de perceelsoppervlakte met een maximum van 75m² voor losstaande woningbijgebouwen . Het oprichten van carports in de zijtuinstrook is toegestaan. De aanleg van niet overdekte constructies wordt beperkt tot maximaal 80m² per goed in zijtuin en achtertuin. Voor percelen kleiner dan 400m² kan hiervan gemotiveerd afgeweken worden. Bij het realiseren van meergezinswoningen, dient een bouwvrije tuinstrook van minimum 10,00 m diepte achter de achtergevelbouwlijn te worden voorzien. Bij de aanleg van verhardingen dient ermee rekening gehouden te worden dat het regenwater de mogelijkheid moet krijgen om maximaal door te dringen in de ondergrond. De niet-bebouwde en verharde delen van de percelen dienen als tuin of private dan wel collectieve groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Bestaande hoogstambomen worden maximaal gevrijwaard. De woningbijgebouwen bevinden zich hetzij op de perceelsgrens (mits akkoord van de eigenaar van het desbetreffende aanpalende perceel), hetzij op minimum 3m afstand van de zijperceelsgrens en minimum 1m van de perceelsgrens in de achtertuin. Voor het oprichten van tuinhuisjes tot 15m² kan de minimum afstand tot de perceelsgrens kleiner zijn, met een minimum afstand van 1m. Losstaande bijgebouwen hebben een kroonlijsthoogte van max. 3m en nokhoogte van max. 4,5m. De bijgebouwen die op de perceelsgrens worden geplaatst, worden afgewerkt met een plat dak.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
32 van 45 juni ’12
Perceelsafsluitingen in de achtertuin hebben een max. hoogte van 2.00m en worden enkel toegelaten in streekeigen levende hagen eventueel in combinatie met hekwerk of een draadafsluiting. Visueel gesloten erfscheidingen zijn slechts beperkt toegestaan, dit tot max. 10.00m uit de achtergevelbouwlijn.
5.4
Inrichtings- en beheersvoorschriften m.b.t. overige gebouwen Nieuwe constructies en gebouwen kunnen opgetrokken worden voor zover zij aansluiten bij het karakter van de zone en de woonfunctie in de kern niet verstoren. Een zuinig ruimtegebruik geniet hierbij de voorkeur waarbij de integratie van de gebouwen in hun omgeving enerzijds en de integratie van de verschillende onderdelen van de gebouwen anderzijds voorop wordt gesteld. Dit zuinig ruimtegebruik uit zich tevens door een maximale benutting en verdichting van de beschikbare oppervlakte in overeenstemming met de schaal van de kern. Het bebouwingspercentage dient gebiedsgericht te worden bepaald op basis van een kwalitatieve invulling, de goede plaatselijke ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke draagkracht. Het bebouwingspercentage zal op grote percelen verhoudingsgewijs veel kleiner zijn dan op zeer kleine percelen Het bebouwingspercentage kan in deze zone hoger liggen dan in de zone voor kerngebied.
5.4.1
Plaatsing van hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten hoofdgebouwen dient waar mogelijk de bouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen of bedraagt min. 5m. t.o.v. de rooilijn. De plaatsing t.o.v. de overige perceelsgrenzen bedraagt min.5m en is gelijk aan de kroonlijsthoogte van het gebouw.
5.4.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen Gebouwen bevatten maximum 2 bouwlagen, uitgezonderd gebouwen voor openbaar nut die indien verantwoord vanuit het functioneren tot max. 3 bouwlagen kunnen opgetrokken worden. De maximum kroonlijsthoogte bedraagt 7m, de maximale bouwhoogte 11m en is in overeenstemming met de schaal van de omgeving. De dakvorm is vrij te bepalen. Alle materialen moeten esthetisch verantwoord zijn en in harmonie met de bestaande gevels opgetrokken. Gevelmaterialen zijn ondermeer: gevelsteen, sierbepleistering, structurele glaswand, sierbeton eventueel in combinatie met metaal, hout of natuursteen Materialen voor dakbedekking zijn ondermeer: bitumineuze materialen of roofing voor platte daken, leien of pannen voor zadeldaken en koper of zink voor gebogen daken. Ook “groene daken” zijn toegestaan.
5.4.3
Aanleg van het terrein Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De nietbebouwde perceelsdelen kunnen aangewend worden voor het inrichten van interne circulatieruimte, laad- en losruimte, groene ruimten, toegangen en doorgangen in functie van de toegankelijkheid en veiligheid. Delen die verhard worden dienen te worden uitgevoerd met elementverharding of andere waterdoorlatende materialen, mits inachtname van de vigerende veiligheidsvoorschriften. Enkel indien noodzakelijk omwille van de stabiliteit van het wegdek of de preventie van
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
33 van 45 juni ’12
infiltratie van verontreiniging in de bodem, wordt monolietverharding toegestaan en onder voorwaarde dat het afgevoerde hemelwater op een snelle en correcte wijze gefilterd, gebufferd, afgevoerd of geïnfiltreerd wordt op het eigen terrein. Onverharde perceelsdelen dienen ingericht te worden met groenvoorzieningen of groenbuffer. Materialen en goederen mogen enkel opgeslagen worden in de open lucht wanneer dit op een kwaliteitsvolle manier gebeurt en geen afbreuk doet aan de beeld- of belevingswaarde van de omgeving. Dergelijke opslag mag niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Een maximale stapelhoogte van 3m wordt toegestaan in functie van de specifieke bedrijfsactiviteiten binnen de zone.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
34 van 45 juni ’12
6
Zone voor knooppunten
Artikel 6 : Zone voor knooppunten
6.1
Bestemming De bepalingen zijn van toepassing voor de knooppunten zoals weergegeven op het grafisch plan. Dit behoudens specifieke voorschriften inzake ontwikkelingsstrip kleinhandelsactiviteiten (artikel 7/indicatieve aanduiding).
6.2
Bestemming Categorie van gebiedsaanduiding: wonen De knooppunten zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, horeca, kantoren en diensten, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, sociale voorzieningen, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, verblijfsrecreatie, sport, recreatie en jeugdvoorzieningen en voor toeristische voorzieningen en logies. Zijn absoluut verboden: bedrijfsactiviteiten gericht op productie en stapelen van goederen of op de verkoop van brandstoffen, giftige en/of explosieve stoffen Indien zich op de gelijkvloerse bouwlaag een andere functie bevindt dan wonen, dient de toegang tot de woning(en) verzekerd te worden via een afzonderlijke van op het openbaar domein te bereiken ingang. Verdichting binnen de zone wordt gestimuleerd door efficiënt en duurzaam ruimtegebruik zowel voor wonen als voor overige functies, wat zich ondermeer vertaalt in het verhogen van de bezettingsgraad van de percelen door het nastreven van gesloten en halfopen bebouwing voor woningbouw. Deze verdichting dient daarbij te worden afgestemd op het functioneren van de aanpalende bebouwing en functies. Binnen de zone kunnen zowel eengezinswoningen als meergezinswoningen worden opgericht.
6.3
Inrichtings- en beheersvoorschriften m.b.t. het wonen als hoofdfunctie Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact verenigbaar zijn met de omgeving. De oppervlakte voor functies anders dan wonen wordt beperkt tot 400 m² Woningbouwprojecten worden niet alleen gerealiseerd met oog voor de kwaliteit van de plek maar tevens vanuit de kwaliteit van de woningen zelf. Dit betekent ondermeer dat de verhouding bebouwde / onbebouwde ruimte in evenwicht moet zijn en dat er een minimum oppervlakte aan buitenruimte en tuinzone aanwezig is, dat er voldoende bergruimte wordt
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
35 van 45 juni ’12
voorzien per individuele woning en de privacy van de aanpalende woningen wordt gerespecteerd.
6.3.1
Plaatsing van de hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten woningen dient waar mogelijk de voorgevelbouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen voor zover aanwezig, elders wordt de voorgevelbouwlijn opgericht op de rooilijn of op max. 6m uit de rooilijn. Bestaande wachtgevels dienen afgewerkt.
6.3.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen knooppunten Binnen de zone zijn bij nieuwbouw, herbouw en uitbreiding maximaal drie volle woonlagen toegelaten. De bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen met meer dan twee bouwlagen kunnen blijven bestaan en verbouwd worden binnen het bestaand volume indien minstens 60% van de buitengevel behouden blijft. Indien meer dan 60% van de buitengevel wordt verbouwd, dient het aantal bouwlagen gereduceerd te worden tot drie. Inzake de bouwdiepten worden volgende afmetingen vooropgesteld voor zover een minimale tuinstrook gevrijwaard blijft om de leefkwaliteit van de woningen te verzekeren. De vergunningverlenende overheid zal hierover oordelen op basis van de plaatselijke goede ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke draagkracht. - Bij verbouwen en herbouwen van bestaande woningen, als het realiseren van nieuwe gesloten en gekoppelde bebouwing aansluitend bij een bestaand gebouw gelden volgende profielen: maximaal 3 bouwlagen waarvan de eerste twee bouwlagen een maximale diepte van 15m hebben. Een eventuele derde bouwlaag heeft een maximale bouwdiepte van 10m vanaf de voorgevelbouwlijn. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 10m vanaf de voorgevelbouwlijn.
- Nieuwe open bebouwing: maximaal 3 bouwlagen waarvan de eerste twee bouwlagen een maximale diepte van 17m hebben. Een eventuele derde verdieping heeft een maximale bouwdiepte van 10m vanaf de voorgevelbouwlijn. Indien er een zadeldak wordt gerealiseerd, dient dit te gebeuren binnen 10m vanaf de voorgevelbouwlijn.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
36 van 45 juni ’12
De kroonlijsthoogte is afhankelijk van het aantal bouwlagen, en wordt gerekend vanaf het maaiveld tot bovenkant kroonlijst. De kroonlijsthoogte bedraagt maximaal 9,60m. Boven de kroonlijst kan een bijkomende volwaardige woonlaag worden gerealiseerd. De dakvorm is vrij te kiezen. De dakvorm, kroonlijst en de materialen van de zichtbare gevels moeten evenwel harmonieus aansluiten op voorkomende aanpalende gebouwen. Er dient een kwalitatieve en esthetisch verantwoorde aansluiting te gebeuren. Dakterrassen kunnen worden gerealiseerd tot 4,00 m achter de achtergevel, op het dakverdiep dient dit binnen het maximumprofiel te gebeuren. Voorwaarde voor het realiseren van een dakterras is de aanwezigheid van een tuinzone van minimaal 15,00 m achter de achtergevelbouwlijn. De gebruikte materialen van al de hoofdgebouwen dienen eigentijds en duurzaam te zijn, steeds in combinatie met baksteenarchitectuur. Tussen de bouwdelen onderling dient een eenheid in materiaalkeuze nagestreefd te worden. Voor de van op de openbare weg zichtbare bouwdelen dienen materialen gebruikt die qua kleur en structuur de continuïteit van het straatbeeld ondersteunen.
6.3.3
Aanleg van het terrein Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De aanleg van verhardingen wordt beperkt tot de strikt noodzakelijke toegangen en opritten tot de woning en de woningbijgebouwen. Het oprichten van constructies wordt beperkt tot 10 % van de perceelsoppervlakte met een maximum van 75m² voor losstaande woningbijgebouwen . Het oprichten van carports in de zijtuinstrook is toegestaan. De aanleg van niet overdekte constructies wordt beperkt tot maximaal 80m² per goed in zijtuin en achtertuin. Voor percelen kleiner dan 400m² kan hiervan gemotiveerd afgeweken worden. Bij de aanleg van verhardingen dient ermee rekening gehouden te worden dat het regenwater de mogelijkheid moet krijgen om maximaal door te dringen in de ondergrond. De niet-bebouwde en verharde delen van de percelen dienen als tuin of private dan wel collectieve groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Bestaande hoogstambomen worden maximaal gevrijwaard. Bij het realiseren van meergezinswoningen, dient een bouwvrije tuinstrook van minimum 10,00 m diepte achter de achtergevelbouwlijn te worden voorzien. De woningbijgebouwen bevinden zich hetzij op de perceelsgrens (mits akkoord van de eigenaar van het desbetreffende aanpalende perceel), hetzij op minimum 3m afstand van de zijperceelsgrens en minimum 1m van de perceelsgrens in de achtertuin. Voor het oprichten van tuinhuisjes tot 15m² kan de minimum afstand tot de perceelsgrens kleiner zijn, met een minimum afstand van 1m. Losstaande bijgebouwen hebben een
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
37 van 45 juni ’12
kroonlijsthoogte van max. 3m en nokhoogte van max. 4,5m. De bijgebouwen die op de perceelsgrens worden geplaatst, worden afgewerkt met een plat dak. Perceelsafsluitingen in de achtertuin hebben een max. hoogte van 2.00m en worden enkel toegelaten in streekeigen levende hagen eventueel in combinatie met hekwerk of een draadafsluiting. Visueel gesloten erfscheidingen zijn slechts beperkt toegestaan, dit tot max. 10.00m uit de achtergevelbouwlijn.
6.4
Inrichtings- en beheersvoorschriften m.b.t. overige gebouwen Nieuwe constructies en gebouwen kunnen opgetrokken worden voor zover zij aansluiten bij het karakter van de zone en de woonfunctie in de kern niet verstoren. Een zuinig ruimtegebruik geniet hierbij de voorkeur waarbij de integratie van de gebouwen in hun omgeving enerzijds en de integratie van de verschillende onderdelen van de gebouwen anderzijds voorop wordt gesteld. Dit zuinig ruimtegebruik uit zich tevens door een maximale benutting en verdichting van de beschikbare oppervlakte in overeenstemming met de schaal van de kern. Het bebouwingspercentage dient gebiedsgericht te worden bepaald op basis van een kwalitatieve invulling, de goede plaatselijke ruimtelijke ordening en de lokale ruimtelijke draagkracht. Het bebouwingspercentage zal op grote percelen verhoudingsgewijs veel kleiner zijn dan op zeer kleine percelen. Het bebouwingspercentage kan in deze zone hoger liggen dan in de zone voor kerngebied.
6.4.1
Plaatsing van hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten hoofdgebouwen dient waar mogelijk de bouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen of bedraagt min. 5m. t.o.v. de rooilijn. De plaatsing t.o.v. de overige perceelsgrenzen bedraagt min.5m en is gelijk aan de kroonlijsthoogte van het gebouw.
6.4.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen Gebouwen bevatten maximum 2 bouwlagen, uitgezonderd gebouwen voor openbaar nut die indien verantwoord vanuit het functioneren tot max. 3 bouwlagen kunnen opgetrokken worden. De maximum kroonlijsthoogte bedraagt 7m, de maximale bouwhoogte 11m en is in overeenstemming met de schaal van de omgeving. De dakvorm is vrij te bepalen. Alle materialen moeten esthetisch verantwoord zijn en in harmonie met de bestaande gevels opgetrokken. Gevelmaterialen zijn ondermeer: gevelsteen, sierbepleistering, structurele glaswand, sierbeton eventueel in combinatie met metaal, hout of natuursteen Materialen voor dakbedekking zijn ondermeer: bitumineuze materialen of roofing voor platte daken, leien of pannen voor zadeldaken en koper of zink voor gebogen daken. Ook “groene daken” zijn toegestaan.
6.4.3
Aanleg van het terrein Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De nietbebouwde perceelsdelen kunnen aangewend worden voor het inrichten van interne circulatieruimte, laad- en losruimte, groene ruimten, toegangen en doorgangen in functie van de toegankelijkheid en veiligheid.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
38 van 45 juni ’12
Delen die verhard worden dienen te worden uitgevoerd met elementverharding of andere waterdoorlatende materialen, mits inachtname van de vigerende veiligheidsvoorschriften. Enkel indien noodzakelijk omwille van de stabiliteit van het wegdek of de preventie van infiltratie van verontreiniging in de bodem, wordt monolietverharding toegestaan en onder voorwaarde dat het afgevoerde hemelwater op een snelle en correcte wijze gefilterd, gebufferd, afgevoerd of geïnfiltreerd wordt op het eigen terrein. Onverharde perceelsdelen dienen ingericht te worden met groenvoorzieningen of groenbuffer. Materialen en goederen mogen enkel opgeslagen worden in de open lucht wanneer dit op een kwaliteitsvolle manier gebeurt en geen afbreuk doet aan de beeld- of belevingswaarde van de omgeving. Dergelijke opslag mag niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Een maximale stapelhoogte van 3m wordt toegestaan in functie van de specifieke bedrijfsactiviteiten binnen de zone.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
39 van 45 juni ’12
7
Ontwikkelingsstrip kleinhandelsactiviteiten (indicatieve aanduiding)
Artikel 7: ontwikkelingsstrip aanduiding)
7.1
kleinhandelsactiviteiten
(indicatieve
Toepassingsgebied Categorie van gebiedsaanduiding: wonen Indien er tegenstrijdigheden ontstaan tussen het algemene voorschriften en de hieronder weergegeven bijzondere bijkomende inrichtings- en beheersvoorschriften hebben de bijzondere bijkomende voorschriften voorrang op de algemene voorschriften. Op het grafisch plan wordt een zone voor de ontwikkeling van kleinhandelsactiviteiten met een specifiek symbool (indicatief) weergegeven.
7.2
Bestemming Het gebied is bestemd voor wonen, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, sociale voorzieningen, voor sociaalculturele inrichtingen, voor openbare nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, verblijfsrecreatie, sport, recreatie en jeugdvoorzieningen en voor toeristische voorzieningen en logies. De bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met hun onmiddellijke omgeving. De oppervlakte van nieuwe handelszaken en dienstverlening bedraagt max. 1.500m² inclusief opslagruimte, voor horecazaken bedraagt dit max. 250m² per perceel, handels- en horeca activiteiten bevinden zich enkel op de gelijkvloerse bouwlaag. Het ontwikkelen van grootschalige kleinhandel of groothandelsactiviteiten is niet mogelijk. Ingeval één of meerdere bovenverdiepingen bestemd worden voor huisvesting dient de toegang hiertoe verzekerd te worden via een afzonderlijke, van de straat te bereiken ingang.
7.3 7.3.1
Inrichtings- en beheersvoorschriften voor gebouwen met kleinhandelsfunctie Plaatsing van hoofdgebouwen De voorgevelbouwlijn van de nieuw op te richten gebouwen dient waar mogelijk de voorgevelbouwlijn van aanpalende percelen binnen de zone te volgen voor zover aanwezig, elders wordt de voorgevelbouwlijn opgericht op de rooilijn of op max. 10m uit de rooilijn. Bestaande wachtgevels dienen afgewerkt.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
40 van 45 juni ’12
De handelszaken met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 400m² dienen te beschikken over een eigen laad- en loskade.
7.3.2
Grootte en welstand hoofdgebouwen In functie van kleinhandelsactiviteiten kan de achtergevelbouwlijn voor hoofdgebouwen worden opgetrokken tot een maximum van 30m uit de voorgevel.
7.4
Inrichtings- en beheersvoorschriften voor de bestemmingswijziging van voormalige bedrijfspanden naar woningen Bij het stopzetten van de activiteiten kan het voormalige bedrijfspand een woonbestemming krijgen indien voldaan is aan volgende voorwaarden: − − − −
7.5
De woning dient rechtstreeks aan te sluiten op het openbare domein; De bebouwde oppervlakte van een individuele woning wordt beperkt tot max. 250,00 m²; De woonfunctie wordt beperkt tot de eerste 20,00 m van het gebouw, gemeten vanaf de rooilijn Een vrijstaand bijgebouw kan geen woonfunctie krijgen.
Aanleg van het terrein Vanuit een duurzaam ruimtegebruik wordt een functioneel en ruimtelijk verantwoord gebruik van de gronden in gebruik door de kleinhandelsactiviteiten nagestreefd. Het is belangrijk dat de aanleg van het terrein zich integreert in de omgeving. De aanleg van verhardingen wordt beperkt tot de noodzakelijke toegangen, de laad- en losplaatsen en een aantal parkeerplaatsen op schaal van de kleinhandelsactiviteit. Bij de aanleg van verhardingen dient ermee rekening gehouden te worden dat het regenwater de mogelijkheid moet krijgen om maximaal door te dringen in de ondergrond of dienen maatregelen te worden genomen voor de tijdelijke buffering op eigen terrein. Indien de noodzaak ervan kan worden aangetoond, is het gebruik van monolitische verhardingen toegestaan onder voorwaarde dat het afgevoerde hemelwater op een snelle en correcte wijze gefilterd, gebufferd, afgevoerd of geïnfiltreerd wordt op het eigen terrein
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
41 van 45 juni ’12
8
Structuurbepalende groenassen (indicatieve aanduiding) Artikel 9: Structuurbepalende groenassen (indicatieve aanduiding)
8.1
Bestemming Categorie van gebiedsaanduiding: overig groen Deze zone vervult een rol in functie van de landschappelijke integratie van structurerende groenelementen in de kern. De zone is bestemd voor het behoud en het creëren van groenstroken of assen opgebouwd uit beplanting of natuurlijke elementen. Verder is in deze zone waterbuffering toegelaten.
8.2
Inrichtings- en beheersvoorschriften De zone wordt op het grafisch plan indicatief aangegeven. De zone kan verschoven worden t.o.v. de aanduiding op het grafisch plan, indien dit ruimtelijk verantwoord is in functie van een optimale inplanting ten aanzien van de onderliggende bestemmingen of aanwezige groen- of natuurelementen. Hierbij wordt rekening gehouden met de geldende afstandregels ten aanzien van de spoorlijn. De zone heeft een breedte van min. 10m. Binnen de zone wordt een integratie van een mogelijke waterloop/beekloop en een langzaam verkeersverbinding voorop gesteld. Op deze wijze heeft de zone een minimumbreedte van 15m zodat de uitbouw van de groenas wordt gegarandeerd. De zone dient een groene invulling te krijgen. Dit kan gaan om een dichte groenbuffer beplant met opgaand of hoogstammig streekeigen groen, maar ook om een open landschapsbuffer bestaande uit grasstroken in combinatie met al dan niet verspreide streekeigen hoogstambomen. Het is een bouwvrije zone. Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op zachte vormen van recreatie zoals rustpunten, zitplekken, e.d. is toegestaan.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
42 van 45 juni ’12
9
Openruimte aanduiding)
verbinding
(indicatieve
Artikel 9: Openruimte verbinding (indicatieve aanduiding)
9.1
Bestemming Categorie van gebiedsaanduiding: overig groen Deze zone vervult een rol in functie van de landschappelijke integratie van de dorpskern, voor zover voor het open binnengebied Spaeyen een visueel ruimtelijke verbinding wordt gecreëerd met de openruimte gebieden ten zuiden en oosten ervan.
9.2
Inrichtings- en beheersvoorschriften De zone wordt op het grafisch plan indicatief aangegeven. De zone kan verschoven worden met maximaal 50m t.o.v. de aanduiding op het grafisch plan, indien dit ruimtelijk verantwoord is in functie van een optimale inplanting ten aanzien van de onderliggende bestemmingen of aanwezige zichtassen. Er dient een strook van 100m breed te worden afgebakend vanuit de aslijn zoals weergegeven op het grafisch plan. Binnen deze strook wordt bij nieuwe ontwikkelingen open bebouwing op grote percelen (minimum 1200 m²) voorop gesteld. Bestaande vista’s vanuit de woonomgeving op het openruimtegebied dienen zoveel mogelijk te worden behouden.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
43 van 45 juni ’12
10
Waardevol gebouw
Artikel 10 waardevol gebouw
10.1
Bestemming Categorie van gebiedsaanduiding: wonen De waardevolle gebouwen werden met een specifiek symbool aangeduid op het grafische plan. Het behoud van deze gebouwen wordt voorop gesteld
10.2
Inrichtings- en beheersvoorschriften Het behoud van de gebouwen wordt omwille van de cultuurhistorische betekenis vooropgesteld. De bouwfysische toestand van een gebouw kan niet aangegrepen worden om het gebouw te laten afbreken. Het waardevolle karakter van het gebouw als de architecturale eigenheid moeten behouden blijven: -
Het gebouw dient maximaal in zijn totaliteit behouden te blijven, en/of in de oorspronkelijke staat hersteld te worden;
-
een beperkte uitbreiding van het bestaande vergunde volume kan worden toegestaan aan de achterzijde van het gebouw indien noodzakelijk voor het goede functioneren van het gebouw, mits gepaste integratie in het oorspronkelijke volume. De uitbreiding dient fysisch één geheel te vormen met het hoofdvolume.
-
de oorspronkelijke kroonlijsthoogten en dakvormen moeten maximaal behouden blijven;
-
de oorspronkelijke plaatsing t.o.v. de voorliggende openbare weg en de wijze van aansluiting aan de aanpalende gebouwen binnen de zone blijven maximaal behouden.
Bij het uitvoeren van instandhoudings- en onderhoudswerken, ver- en herbouw dient er steeds rekening te worden gehouden met het karakteristieke bouwkundig erfgoed. De beoogde werken dienen steeds te worden afgetoetst aan het specifieke architecturale karakter van het gebouw. Bij verbouwen of uitbreiden van bestaande gebouwen is het uitwerken van één architecturaal geheel, zowel wat betreft volume, stijl als bouwmaterialen noodzakelijk.
Volgende bepalingen zijn van kracht, ongeacht de zone waarin de waardevolle gebouwen gelegen zijn: −
Het gedeeltelijk wijzigen van de functie van de bestaande hoofdzakelijk vergunde woning is toegestaan, voor zover de functiewijziging ruimtelijk verantwoord is en de goede ruimtelijke ordening van de plek niet wordt geschaad noch de ruimtelijke
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
44 van 45 juni ’12
draagkracht wordt overschreden en op voorwaarde dat de nieuwe functie de (erfgoed)waarde ongeschonden laat of ze verhoogt.
128460309191 ontwerp RUP RUP OLV / Sint-Jozef Olen stedenbouwkundige voorschriften
45 van 45 juni ’12