Financiële analyse Les 3 – Kengetallen
Opdracht voor volgende lesweek 1. Ieder teamlid download de financiele gegevens en berekent voor zijn bedrijf uit elke categorie van kengetallen (liquiditeit, solvabiliteit, rentabiliteit, activiteit en marktgerelateerd) minimaal twee relevante kengetallen voor de laatste 5 boekjaren. Bij de berekening van rendements- en activiteitscijfers mogen in plaats van gemiddelde waarden de eindwaarden worden gebruikt (dus i.p.v. gemiddeld eigen vermogen de stand van het eigen vermogen per ultimo van een boekjaar). 2. Ieder teamlid leest de hoofdstukken 1, 4 en 5 (t/m 5.2) uit Hillier en maakt de bijbehorende oefeningen (zie Scholar) en probeert kernbegrippen uit de theorie te herkennen in de jaarverslagen. 3. De Engelse vertaling van kernbegrippen worden ingevuld op het formulier ‘Woordenlijst’
Transcriptie weblecture Auteur: Witek ten Hove, MBA Om inzicht te krijgen in de financiële situatie van een onderneming is het zinvol om te kijken naar de relatieve positie van het bedrijf ten opzichte van andere bedrijven. Er is dus een benchmark of een norm nodig. Dit kan een belangrijke concurrent zijn of een gemiddelde (bijvoorbeeld van de sector). Voor een goede vergelijking moet met dezelfde schaal worden gemeten. Daarom wordt er bij financiële analyse gebruik gemaakt van verhoudingsgetallen of kengetallen. Er zijn grofweg vijf categorieën van financiële kengetallen: -
Rentabiliteit Efficiëntie Liquiditeit Solvabiliteit Marktgerelateerd
We gaan in al deze categorieën kijken naar een aantal voorbeelden. Belangrijk is wel te onthouden dat de relevantie van een kengetal voor een groot gedeelte bepaald wordt door de business van de organisatie; voor een bank zijn andere kengetallen belangrijk dan voor een productiebedrijf of voor een school.
Rentabiliteit Een synoniem voor rentabiliteit is winstgevendheid. De belangrijkste kengetallen in deze categorie zijn:
Brutowinstmarge:
Nettowinstmarge:
Rentabiliteit totaal vermogen:
Kosten vreemd vermogen:
Rentabiliteit eigen vermogen:
Efficientie Met efficiëntie wordt bedoeld de mate waarmee een organisatie verspillingen weet te vermijden. Een onderneming krijgt middelen ter beschikking en dient daar waarde mee te creëren. De partij die de meeste waarde per eenheid productiemiddel realiseert is het meest efficiënt. Als die waarde ook in geld kan worden omgezet, zal deze onderneming ook het meest winstgevend zijn. Efficiëntie kan gemeten worden met:
Omloopsnelheid totaal vermogen:
Omloopsnelheid voorraad:
Omloopsnelheid debiteuren:
Omloopsnelheid crediteuren:
Zoals eerder besproken is er een verband tussen winstgevendheid en efficiëntie:
De winstgevendheid van de activa wordt dus bepaald door de winstmarge per eenheid product en de verhouding tussen gerealiseerde waarde en ingezette middelen binnen een periode (standaard een jaar). De OV, OD en OC kunnen worden gebruikt om de financieringsbehoefte op de korte termijn van een organisatie te bepalen. Er geldt namelijk: Gemiddelde opslagduur voorraden (in dagen):
Gemiddelde krediettermijn debiteuren (in dagen):
Gemiddelde krediettermijn crediteuren (in dagen):
Stel een onderneming ontvangt gemiddeld een betalingstermijn van 30 dagen van haar leveranciers en gunt haar klanten een betalingstermijn van 45 dagen. Gemiddeld duurt het 10 dagen vanaf het moment dat grondstoffen worden aangeleverd totdat de eindproducten worden verzonden naar de klanten. De factuur wordt bij verzending naar de klant gestuurd en op dat moment wordt ook de omzet geboekt. Dit betekent dat de onderneming pas na 10 + 45 = 55 dagen na ontvangst van de grondstoffen haar geld ontvangt. De betreffende grondstoffen moeten echter al na 45 dagen worden betaald. Dit betekent dat er voor 10 dagen een overbruggingsfinanciering moet worden gevonden. De oplossing kan zijn dat de onderneming hiervoor een gedeelte van de winst gebruikt. In dat geval financiert de aandeelhouder dus deze vermogensbehoefte (want een gedeelte van de winst wordt niet uitgekeerd). Een andere mogelijkheid is een kredietfaciliteit bij een bank of een verruiming van de betalingstermijn van de leveranciers. Dit zijn vormen van vreemd vermogen en zij zullen extra kosten met zich meebrengen in de vorm van rente of een hogere inkoopprijs.
Liquiditeit Veel faillissementen zijn in essentie terug te brengen tot een gebrek aan liquiditeit; er zijn geen liquide middelen meer om de facturen te betalen en leveranciers willen niet meer leveren voordat de uitstaande facturen zijn betaald. Belangrijke kengetallen in dat kader zijn:
Current ratio:
Quick ratio:
Solvabiliteit Met solvabiliteit wordt gemeten hoe hoog het financieel risico is op de lange termijn. Het bedrijfseconomisch risico wordt gedragen door eigen vermogen verschaffers. Bij een vennootschap met beperkte aansprakelijk (NV of BV) worden financiële tegenvallers opgevangen via het eigen vermogen. Als het eigen vermogen nul is of negatief, is de onderneming theoretisch gezien failliet. Een onderneming dient dus goed op te passen dat er altijd genoeg eigen kapitaal is om schokken op te vangen. Bij banken geldt zelfs een wettelijk minimum voor het eigen vermogen. De volgende kengetallen kunnen berekend worden:
Debt ratio:
Weerstandsvermogen:
Er geldt natuurlijk altijd:
Bovendien kunnen we wederom een aantal kengetallen combineren:
= NWM x OTV x Equity Multiplier Bovenstaande formule wordt de Du Pont Identity genoemd. De winstgevendheid voor de verschaffers van het eigen vermogen wordt dus bepaald door drie variabelen: de winstgevendheid van de omzet, de efficiëntie van de bedrijfsvoering en de wijze van financiering.
De REV kan ook nog via een andere methode worden bepaald:
, waarbij b = de belastingvoet en VV en EV het gemiddelde vreemd vermogen en eigen vermogen zijn, resp. De hefboomformule laat zien dat de winstgevendheid van het eigen vermogen wordt bepaald door de winstgevendheid van de activa, de kosten van het vreemd vermogen, de wijze van financiering en de hoogte van de belastingdruk.
Marktgerelateerd Tot nu toe waren alle kengetallen gebaseerd op boekhoudkundige waarden. Voor een belegger is het echter relevanter om te rekenen met marktwaarde. Immers dat is de waarde waartegen hij kan kopen of verkopen. Iemand die belegt, krijgt maar op twee manieren geld terug: hij ontvangt een winstuitkering (dividend) of kan zijn aandeel verkopen. Het totale rendement van de aandeelhouder bestaat dus uit dividendrendement en koersrendement: Dividend rendement:
, waarbij D1 = het dividend aan het einde van het boekjaar en P0 = de waarde van het aandeel aan het begin van het boekjaar.
Koersrendement: