Achtergrondinformatie opdracht 3, module 5, les 9 Roken alcohol en drugs Roken, alcohol en drugs zijn schrikbeelden voor veel ouders. Dit geldt voor allochtone ouders én Nederlandse ouders. Sommige kinderen roken al op jonge leeftijd hun eerste sigaret of proberen hun eerste glaasje alcohol uit. Ze roken en drinken omdat het stoer staat en omdat ze het moeilijk vinden om nee te zeggen, vooral als vrienden en vriendinnen het ook doen. Drank, sigaretten en softdrugs zijn gemakkelijk te krijgen in Nederland. Wat doen ouders als kinderen aan het experimenteren slaan met deze middelen? Ook als ouders niet willen dat hun kinderen experimenteren met deze middelen, is de kans groot dat ze er via school, vrienden, op straat of via de televisie toch mee in aanraking komen. Waarom gebruiken jongeren drugs en alcohol? Experimenteren met alcohol, roken en drugs doen jongeren omdat ze nieuwsgierig zijn, omdat ze erbij willen horen of omdat ze zich er prettiger en losser bij voelen. Hun vrienden doen het ook en ze willen niet achterblijven. Ze willen weten wat je voelt als je rookt, alcohol drinkt of drugs gebruikt. Ook willen ze soms uitproberen hoeveel je moet drinken voordat je dronken bent. Als ouders het verbieden, kan het juist heel leuk zijn om je daartegen af te zetten. Ook dit is experimenteren. Experimenteren en grenzen verkennen hoort bij het pubergedrag. Vaak stoppen jongeren vanzelf weer met het experimenteren, soms als ze een vriend of vriendin krijgen, of als ze gaan werken. Heel anders wordt het als ze doorgaan en steeds meer gebruiken. Als drugs gebruikt worden om problemen niet meer te hoeven voelen wordt het riskant. Het kan gaan om verveling en eenzaamheid, problemen thuis, problemen op school of met vrienden, weinig zelfvertrouwen, weinig zelfwaardering of discriminatie. Wat kunnen ouders doen? In de eerste plaats is het belangrijk dat ouders zelf goed geïnformeerd zijn. Dan zal de puber zijn ouder als gesprekspartner serieuzer nemen. Ouders kunnen bijvoorbeeld contact zoeken met de school om te vragen hoe het beleid daar is of welke informatie de pubers van de school krijgen. Ook kunnen ouders ervoor zorgen dat hun puber zelf goed geïnformeerd is. In verschillende landen is gebleken dat pubers minder snel beginnen met drugs als ze er meer vanaf weten. De informatie die de pubers kunnen krijgen kan gepresenteerd worden door middel van bijvoorbeeld folders, internet of een drugsinformatielijn. Belangrijk is ook dat ouders er met hun kinderen over praten. Laat ouders aangeven dat ze er graag meer over willen weten en laat ouders proberen om erachter te komen welke opvattingen de puber heeft over het gebruik. Belangrijk is dat ouders met hun kinderen praten over de risico’s en wat verstandig is. Op deze manier steunen zij het kind in verantwoordelijk gedrag en in het omgaan met groepsdruk. Dreigen en bang maken werkt vaak averechts. Belangrijk is wel dat ouders hun eigen mening geven en dat ze afspraken maken met hun puber, bijvoorbeeld dat hij alleen in het weekend mag roken en niet in combinatie met school en huiswerk, etc. Jongeren hebben
steun aan ouders die regels en grenzen vaststellen. Die geven houvast en laten zien dat ouders aandacht voor ze hebben.
Achtergrondinformatie Opdracht 12, module 5, les 9 Wat kunnen ouders doen? Goed geïnformeerd zijn Erover praten Hun eigen mening geven Regels en grenzen stellen Experimenten niet verbieden Het goede voorbeeld geven Verveling voorkomen Goed geïnformeerd zijn In de eerste plaats is het belangrijk dat ouders zelf goed geïnformeerd zijn. Dan zal de puber hen als gesprekspartner serieus nemen. Ouders kunnen contacten leggen met de school en informeren hoe het beleid daar is. Ze kunnen er ook voor zorgen dat hun puber zelf goed geïnformeerd is. In verschillende landen is gebleken dat pubers die er zelf veel van weten, er ook minder snel mee beginnen. Erover praten Als het kind wel eens rookt of drinkt is het zaak dat ouders erover parten met het kind. Ze moeten duidelijk maken dat ze er graag meer over willen weten. Voor ouders is het belangrijk om erachter te komen hoe de puber zelf denkt over alcohol en drugs en waarom hij of zij rookt en/of drinkt. Het is belangrijk om het gesprek positief te houden. Dreigen en bang maken werkt vaak averechts. Ouders kunnen met hun puber bespreken wat verstandig gebruik is, hoe hij of zij het beste kan omgaan met de middelen. Op deze manier steunen ze hun kind in verantwoordelijk gedrag en in het omgaan met eventuele groepsdruk. Hun eigen mening geven Bij riskant gedrag is het nodig dat ouders hun mening duidelijk geven en het risico benoemen die hun kind loopt. Ouders kunnen uitspreken hoe zij graag zouden willen dat hun kind zich gedraagt, ook al wordt de mening niet direct erkend en opgevolgd. Door de mening te geven, ook als die recht tegen die van het kind ingaat, toont een ouder betrokkenheid en interesse. Een kind dat zijn of haar gang mag gaan, krijgt het idee dat het niet uitmaakt wat het doet. Het blijkt dat de houding van ouders indirect wel degelijk invloed heeft op experimenteergedrag van pubers. Regels en grenzen stellen Experimenteren met drugs gebeurt meestal in een groep. In een groep gelden heel andere regels dan daarbuiten. In het begin zien jongeren alleen maar de voordelen van drugs. Ze willen niks horen over de risico’s en de nadelen. Vaak zijn het juist de risico’s die het experimenteren zo spannend maken. Verbieden heeft dan geen effect. De pubers gaan het stiekem doen en je kunt er niet meer over praten. Misschien is het mogelijk voor ouders om met de puber te bespreken hoe hij of zij omgaat met groepsdruk. Ouders kunnen een
gesprekje uitlokken door te vragen wat het kind zou doen als het XTC aangeboden kreeg door een vriend. Het is belangrijk dat ouders afspraken maken met hun kind over hoeveel en wanneer er gebruikt mag worden. Kinderen moeten erop aangesproken worden als ze de grenzen overschrijden. Jongeren hebben steun aan ouders die regels en grenzen stellen. Dit geeft houvast en ouders laten hiermee zien dat ze aandacht hebben voor het kind. Experimenteren niet verbieden Pubers zijn nieuwsgierig en hebben een beetje speelruimte nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Ze proberen alles uit en experimenteren met verslavingsmiddelen hoort daar ook vaak bij. Het is niet verstandig om een jongere die experimenteert meteen een verslaafde te noemen. Door zo’n reactie gaan jongeren zich ergeren en zich nog meer af zetten tegen hun ouders. Verbieden werkt vaak ook averechtse. Het goede voorbeeld geven Belangrijk bij de opvoeding van jongeren is dat ouders het goede voorbeeld geven. Als ouders zelf iedere vijf minuten een sigaret opsteken, dan is het moeilijk om de puber te verbieden om te roken. Als ouders laten zien dat zij hun eigen grenzen kennen, leren ze hun kind ook dat dit belangrijk is en hoe dit moet. Verveling voorkomen Gebruik van verslavingsmiddelen kan voortkomen uit verveling. Dat geldt ook voor ander riskant gedrag zoals rondhangen in gokhallen. Het is belangrijk dat ouders hun kinderen stimuleren hun vrije tijd zinvol in te vullen, bijvoorbeeld door te sporten of andere hobby’s te hebben.
Achtergrondinformatie Opdracht 13, module 5, les 9 Roken Roken is het grootste verslavingsprobleem in ons land. Meer dan vier miljoen mensen roken en de meeste zijn eraan verslaafd. Omdat roken zoveel voorkomt wordt er over deze verslaving bij jongeren vaak te gemakkelijk gedacht. Nicotine kan zeer verslavend werken. Anders dan bij alcohol zit de gebruiker er snel aan vast en kunnen maar weinig mensen hun rookgewoonte beheersen. Van de rokers lukt het maar 10% om af en toe te roken, de rest is verslaafd. Voor tabak geldt dus dat matig gebruik niet mogelijk is, en dat terwijl iedereen weet dat roken slecht is voor de gezondheid vanwege stoffen zoals koolmonoxide, teer, nicotine en nog vele andere stoffen waarvan een aantal kankerverwekkend is. Het grootste effect van het roken van tabak is de tijdelijke opheffing van de spanning die je voelt. Ouders die zelf roken hebben vaak ook kinderen die roken. Helaas is het niet zo dat ouders die niet roken ook niet-rokende kinderen hebben. In de opvoeding is het goede voorbeeld geven een belangrijke beinvloedingsfactor, maar de invloed van leeftijdsgenoten is misschien nog veel sterker dan die van de ouders. Alcohol Meisjes drinken over het algemeen minder vaak dan jongens en ook minder veel. Voor beide seksen geldt echter dat het drankgebruik steeds groter wordt. Van de vijftienjarigen drinkt 63% geregeld een of meerdere glazen alcohol. Jongeren drinken vaak meer dan hun ouders denken en weten. Meisjes vinden vaak andere drankjes lekker dan jongens. Bij meisjes zijn allerlei mixdrankjes populair, terwijl jongens vaker bier drinken. Alcohol is een drug die onder jongeren heel gewoon is geworden. Het is gemakkelijk te krijgen en jongeren kunnen het betalen. Op jonge leeftijd beginnen met alcohol is echter niet goed voor een lichaam in de groei. Alcohol kan niet alleen voor geestelijke, maar ook voor lichamelijke verslaving zorgen. Als iemand voor de eerste keer alcohol drinkt zal het effect vrij snel merkbaar zijn. Als je eenmaal gewend bent aan alcohol duurt het telkens iets langer voordat het effectief is. Het lichaam heeft meer alcohol nodig om hetzelfde effect te krijgen. Dat heet gewenning. Als iemand iedere dag alcohol gebruikt, is de kans groot dat het lichaam gewend raakt aan alcohol. Als het lichaam het niet krijgt, kan de persoon depressief worden en zijn of haar lichaam kan van slag raken. De persoon is dan lichamelijk afhankelijk geraakt van alcohol. Het kan ook zijn dat iemand geestelijk verslaafd raakt aan alcohol. Die persoon kan dan niet meer zonder om zich gelukkig te voelen. Allochtone jongeren en alcohol. Gebruik van alcohol is voor moslims taboe, maar gelovigen drinken soms wel, en vaak gebeurt dit stiekem. Jongeren drinken vaak omdat ze dit in hun omgeving ook zien gebeuren. Voor allochtone jongeren geldt, net als voor Nederlandse jongeren, dat ze erg gevoelig zijn voor wat leeftijdsgenoten doen. Ze drinken soms om stoer te doen of om erbij te horen. Het is wel gebleken dat Turkse en Marokkaanse jongens meer drinken dan Turkse en Marokkaanse meisjes. Het gebeurt meestal buiten het blikveld van de ouders en de directe omgeving om. De reden waarom jongens meer drinken dan meisjes heeft
wellicht iets te maken met de beperkte bewegingsvrijheid van de meisjes. Het kan ook zijn dat meisjes eerder volwassen worden en zich verantwoordelijker gedragen (Pels e.a. 1994). Drugs Nieuwsgierigheid is een belangrijke prikkel om iets te proberen op het gebied van drugs. De meeste jongeren proberen een aantal middelen uit en stoppen er vervolgens weer mee. Het hoort in feite bij de jeugdcultuur. Ze willen de wereld ontdekken en zoeken hierbij ook de grenzen op. De meesten weten waar de gevarenzone is en begeven zich daar niet in. Een klein aantal jongeren (3%) gaat verder met het gebruik van diverse middelen en krijgt er problemen mee. Nieuwsgierigheid is dan niet meer de reden om te gebruiken. Riskant middelengebruik is vaker een symptoom van onderliggende problematiek. Bepaalde factoren verhogen het risico om verslaafd te raken, zoals schooluitval, verveling, gedragsproblemen of ernstige gezinsproblemen, discriminatie en wonen in een wijk waar openlijk in drugs gehandeld wordt. Het is een opeenstapeling van dit soort problemen die de kans op verslaving doet toenemen. Op alle middelbare scholen geldt een verbod op drugsgebruik. Drugs worden niet getolereerd. Wie wordt betrapt kan op een schorsing rekenen en de ouders worden meestal ingelicht. Sommige scholen dreigen met definitieve schorsing van kinderen die drugs gebruiken. Toch geven de meeste scholen toe dat ze het niet helemaal kunnen uitbannen. Jongeren gebruiken op het schoolplein of in de pauze. In Nederland kent men een eigen drugsbeleid. De Nederlandse wetgeving maakt onderscheid tussen soft- en harddrugs. Beide soorten drugs zijn officieel verboden, maar in Nederland worden softdrugs gedoogd. Dat betekent dat de wet het wel verbiedt, maar dat de politie niet optreedt. Het gaat dan om drugs zoals marihuana en hasj, die de gebruiker weinig kunnen schaden. Het kopen van softdrugs is in Nederland gemakkelijk. Jongeren boven de achttien jaar kunnen hasj of weed in een coffeeshop kopen. Deze voorzieningen moeten zich wel aan bepaalde regels houden. Ze mogen bijvoorbeeld geen harddrugs verkopen, geen reclame maken, geen drugs aan jongeren onder de achttien verkopen en geen grote hoeveelheden (meer dan vijf gram) verstrekken. De politie controleert of de coffeeshops de regels naleven. Harddrugs zijn drugs waarbij ernstige lichamelijke en geestelijke schade optreedt, zoals bij cocaïne, heroïne en XTC. Het bezit hiervan en de handel in dit soort middelen behoort tot de ernstige strafbare feiten. Jongeren komen met deze drugs minder gemakkelijk in aanraking, omdat het een verboden circuit betreft. Gokken Gokverslaving heeft een groot aantal aspecten, die ook gelden voor verslaving aan andere middelen. Ook bij gokken zie je geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid, en ontwenningsverschijnselen op beide gebieden wanneer de gokverslaafde gedwongen wordt te stoppen. Gokverslaving kan een lange tijd voortduren voordat het naar buiten komt. Meestal zijn er ook financiële problemen. Doordat de gokker ook af en toe wint, blijft hij of zij ook na verlies steeds opnieuw proberen om toch te winnen. Ze gaan steeds vaker spelen en hebben meer geld nodig. Om van een gokverslaving af te komen heb je net zo hard hulp nodig als bij een andere verslavingsvorm.